Neem het apparaat pas in bedrijf als u de montage
helemaal heeft afgesloten. Vóór elke ingebruikneming
dient de aansluitkabel van het apparaat op tekenen
van beschadiging te worden gecontroleerd; de kabel
mag enkel in foutloze staat worden gebruikt.
6.4 Montage reinigingsklep (fig. 6a en 6b)
Steek de reinigingsklep zoals getoond in fig. 6a in de
motoreenheid. Let erop dat de neus aan het onderste
uiteinde van het reinigingsdeksel in de bijhorende
uitsparing in het huis wordt geleid. Draai nu de
bevestigingsschroef (fig. 6b, pos. A) vast.
Let op! Het apparaat werkt bij niet correct
gesloten reinigingsdeksel niet, omdat een
microschakelaar dan de stroomtoevoer
onderbreekt. Zorg er daarom altijd voor dat het
reinigingsdeksel goed vastzit en correct is
vastgeschroefd.
7. Bediening
7.1 Riemlengte bepalen (fig. 1)
De riemlengte van de draagriem (4) zodanig afstellen
dat de zuigbuis dicht over de grond kan worden
geleid. De leirollen (9) aan het onderste uiteinde van
de zuigbuis dienen bovendien om de zuigbuis
gemakkelijker over de grond te leiden.
7.2. Verstellen van de extra handgreep (fig. 5c)
De hendel (fig. 5c, pos. B) losmaken door hem open
te klappen. Nu de extra handgreep (fig. 5c, pos. 3) in
de gewenste positie brengen en de hendel weer
dichtklappen.
7.3 Toestel aansluiten en aanzetten (fig. 7-8)
Het toestel kan aan ieder stopcontact met een
zekering van minstens 10A (met een wisselspanning
van 230 V) worden aangesloten. Het stopcontact
moet worden beveiligd met een aardlekschakelaar.
De afschakelstroom mag max. 30mA bedragen.
쎲 De stekker van het toestel de koppeling van de
aansluitkabel (verlengkabel) in steken.
쎲 Aansluitkabel van het toestel, zoals afgebeeld,
beveiligen d.m.v. de aan het toestel voorhanden
kabelontlasting.
쎲 Voor het inschakelen op de AAN / UIT-
schakelaar (5) drukken en blijven indrukken.
쎲 Om ui te schakelen, de AAN/UIT-schakelaar (5)
loslaten.
7.4 Bedrijfsmodus kiezen
7.4.1 Zuigen (fig. 9)
쎲 Draai de hefboom (fig. 9, pos. 8) naar de stand A.
Dit kan zowel in stilstand als ook bij draaiend
gereedschap gebeuren.
7.4.2 Blazen (fig. 9)
쎲 Draai de hefboom (fig. 9, pos. 8) naar de stand B.
Dit kan zowel in stilstand als ook bij draaiend
gereedschap gebeuren.
쎲 Richt de luchtstraal naar voren en beweeg u
langzaam om bladeren of tuinafval bijeen te
blazen of van moeilijk toegankelijke plaatsen te
verwijderen.
쎲 Let op !!
Maak vóór het blazen de opvangzak leeg.
Anders zouden opgezogen bladeren / tuinafval
opnieuw kunnen ontsnappen.
7.5 Opvangzak leegmaken (fig. 1)
Maak de opvangzak (7) op tijd leeg. Bij een hoog
vulniveau gaat het zuigvermogen duidelijk achteruit.
Breng organisch afval naar de composteerinrichting.
쎲 Toestel uitzetten en netstekker uit het
stopcontact trekken.
쎲 Ritssluiting aan de opvangzak (7) open trekken
en opvangzak leegschudden.
쎲 Ritssluiting aan de opvangzak (7) terug sluiten.
7.6 Toerentalregeling (fig. 1)
Het gereedschap is voorzien van een elektronische
toerentalregeling. Draai de toerenregelaar (fig. 1, pos.
10) naar de gewenste positie. Gebruik het
gereedschap enkel met het nodige toerental en laat
het niet onnodig hoog draaien
8. Vervanging van de
netaansluitleiding
Als de netaansluitleiding van dit apparaat
beschadigd wordt, dan moet hij door de fabrikant of
diens klantendienst of door een gelijkwaardig
gekwalificeerde persoon vervangen worden, om
gevaren te vermijden.
28
NL