34
NL
afbreuk aan de maaikwaliteit en belemmert het
uitwerpen van het gras.
Op hellingen moet de maaibaan steeds dwars over
de helling verlopen. Het wegglijden van de maaier
kan door schuin omhoog verplaatsen worden
voorkomen.
Kies de maaihoogte naargelang de werkelijke lengte
van het gras. Rijdt het gras in meerdere beurten af
zodat het gras per beurt maximaal 4 cm korter wordt
gereden.
Voordat u eender welke controles aan het mes
uitvoert zeker de motor afzetten. Denk eraan dat het
mes na het afzetten van de motor nog enkele
seconden blijft draaien. Probeer nooit het mes te
stoppen. Controleer regelmatig of het mes correct
bevestigd, in perfecte staat en goed geslepen is. Zo
niet dient u het mes te slijpen of te vervangen. Indien
het roterende mes een voorwerp raakt, de maaier
uitschakelen en wachten tot het mes helemaal
stilstaat. Controleer vervolgens de toestand van het
mes en de meshouder. Indien die beschadigd zijn
moeten ze worden vervangen.
Zodra tijdens het maaien grasresten blijven liggen,
moet de opvangzak leeg worden gemaakt.
Let op! Vóór het afnemen van de opvangzak de
motor afzetten en wachten tot het
maaigereedschap tot stilstand is gekomen.
Om de opvangzak af te nemen tilt u met één hand de
uitlaatklep op en met de andere hand neemt u de
opvangzak aan het handvat uit. Overeenkomstig de
veiligheidsvoorschriften valt de uitlaatklep bij het
afnemen van de opvangzak dicht en sluit de
achterste uitwerpopening. Als daarbij grasresten in
de opening blijven hangen, trekt u de maaier best
ongeveer 1 m terug om het starten van de motor te
vergemakkelijken.
Grasresten in de omkasting van de maaier en op het
werkgereedschap niet met de hand of de voet
verwijderen maar met de gepaste hulpmiddelen, b.v.
borstel of handveger.
Om een goed opraapresultaat te bereiken dienen de
opvangzak en vooral het net na gebruik van binnen
te worden schoongemaakt.
Opvangzak enkel vasthaken als de motor afgezet is
en het maaigereedschap stilstaat.
Uitwerpklep met één hand optillen en met de andere
hand de opvangzak aan het handvat vasthouden en
van boven vasthaken.
7. Reiniging, onderhoud en bestellen
van wisselstukken
Trek vóór alle schoonmaakwerkzaamheden de
accustekker eruit (fig. 5b, pos. F).
7.1 Reiniging
Hou de veiligheidsinrichtingen, de
ventilatiespleten en het motorhuis zo veel
mogelijk vrij van stof en vuil. Wrijf het toestel met
een schone doek af of blaas het met perslucht bij
lage druk schoon.
Het is aan te bevelen het toestel direct na elk
gebruik te reinigen.
Reinig het toestel regelmatig met een vochtige
doek en wat zachte zeep. Gebruik geen
reinigings- of oplosmiddelen; die zouden de
kunststofcomponenten van het toestel kunnen
aantasten. Let er goed op dat geen water in het
toestel terechtkomt.
7.2 Koolborstels
Bij bovenmatige vonkvorming laat u de
koolborstels door een bekwame elektricien
nazien.
Let op! De koolborstels mogen enkel door een
bekwame elektricien worden vervangen.
7.3 Onderhoud
Afgesleten of beschadigde messen, meshouder
en bouten moeten per set door een
geautoriseerde vakman worden vervangen
teneinde de uitgebalanceerde toestand te
behouden.
De maaier mag niet met stromend water, vooral
niet onder hoge druk, schoon worden gemaakt.
Zorg ervoor dat alle bevestigingselementen
(schroeven, moeren enz.) steeds goed vast
aangehaald zijn zodat u veilig met de maaier
kunt werken.
Controleer de grasopvanginrichting vaker op
slijtageverschijnsels.
Vervang afgesleten of beschadigde onderdelen.
Berg uw gazonmaaier in een droge ruimte op.
Voor een lange levensduur is het aan te bevelen
alle te schroeven onderdelen alsook de wielen
en assen schoon te maken en vervolgens te
oliën.