Gebruik van de thermostaat (fig. 1:A)
De thermostaat (fig. 1:A) zorgt voor de juiste temperatuur
in het apparaat. Door de regelknop (4 standen) van de
0-stand (uit) af te draaien zet u het apparaat aan
.
stand 0 = het apparaat (de compressor) is uit.
stand I = de laagste stand (“warmste” temperatuur)
stand II = een middenstand
stand III = de hoogste stand (“koudste” temperatuur)
De instelling van de thermostaat is o.a. afhankelijk van:
• de omgevingstemperatuur
• de ruimte waarin het apparaat is geplaatst.
• de hoeveelheid bewaarde producten.
• hoe vaak de deur van het apparaat wordt geopend.
Onder normale omstandigheden bevelen we aan de
thermostaat in een stand tussen II en III te zetten.
Let op: onder bepaalde omstandigheden kan het nodig
zijn een hogere of lagere thermostaatinstelling te kiezen.
Zorg dat de thermostaatknop (fig. 1:A) op de 0-stand
(uit) staat vóór u de stekker in het stopcontact steekt.
Bij het verdraaien van de thermostaatknop “hoort” u
een zachte klik. Plaats het te koelen voedsel in het
apparaat. Draai daarna, alleen bij het eerst gebruik
het apparaat, de thermostaatknop op de hoogste III
stand. De hoogste stand gebruikt u slechts voor
korte perioden om de ruimte snel af te koelen, bijv.
nadat
u voedsel in het apparaat hebt gelegd. Na enige
tijd de thermostaat terugdraaien
op de normale bewaar-
stand.
8 KT-1670 KT-1670 9
Ontdooien koelgedeelte
Het ontdooien van de koelkast geschiedt automatisch
tijdens het koelen. Het dooiwater wordt opgevangen in
een bakje dat op de compressor staat en verdampt
door de warmte van de compressor. In het geval van
hardnekkige ijsvorming kunt u de thermostaat tijdelijk
op de 0-stand zetten.