2.1. Bij de installatie van de ketel moet aan alle plaatselijke regelgeving, ook die voorschriften die vallen onder de
nationale of Europese normen, worden voldaan.
2.2. Ter voorkoming van eventuele ongevallen de installatie op de juiste wijze en volgens de instructies in deze
handleiding moet worden uitgevoerd. Uw ECOFOREST-dealer kan u helpen en zorgen voor informatie over
de voorschriften en wetgeving in uw regio.
2.3. Aangezien er geen directe controle kan plaatsvinden bij de installatie van uw kachel, geeft ecoforest geen
enkele garantie en neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor eventuele schade die kan worden
veroorzaakt door oneigenlijk gebruik of een foutieve installatie.
2.4. De warmtewaarde van uw installatie moet worden berekend door een erkende kachelfabrikant.
2.5. De installatie van de kachel moeten worden uitgevoerd door een erkende installateur.
2.6. Het onderhoud aan het einde van het seizoen, of na ieder gebruik van 500 kg brandstof, reparaties of
wijzigingen van de apparatuur, moeten door bevoegd personeel worden uitgevoerd.
2.7. De kachel moet op een ondergrond met voldoende draagkracht worden geïnstalleerd en als de betreffende
ondergrond daar niet aan voldoet, moet u ervoor zorgen dat deze wel voldoet door bijvoorbeeld een
verdeelplaat voor de spreiding van de belasting aan te brengen. (Zie de specificaties bij de kachel).
2.8. Gebruik om uw kachel aan te steken nooit benzine, lampolie, kerosine of dergelijke. Houd deze brandstoffen
uit de buurt van de kachel.
2.9. Steek de kachel niet aan als het glas gebroken is.
2.10. Controleer of de glazen deur van de ontstekingskamer en de reinigingsopeningen (als u deze hebt gebruikt)
goed gesloten zijn tijdens de werking van het apparaat.
2.11. Er mogen geen niet-geautoriseerde wijzigingen worden uitgevoerd. Gebruik alleen de door Ecoforest
geleverde onderdelen.
2.12. De kachel niet te zwaar beladen; voortdurende verwarming kan de levensduur verkorten en de verf
aantasten. Hoewel de temperatuur automatisch wordt ingesteld, is het raadzaam om de temperatuur van de
rookgasafvoer onder 250 °C te houden.
2.13. Gebruik de kachel niet als verbrandingsoven.
2.14. Om stroomschokken te voorkomen, heeft alleen bevoegd personeel toegang tot de zijpanelen en de
achterzijde van de machine.
2.15. Om de brandstof in de kachel te laden, opent u het deksel van de vultrechter en leegt u voorzichtig de zak
met brandstof zodat de brandstof niet overloopt.
Zorg dat u de kraan na het laden van de vultrechter goed sluit.
Open de vultrechter niet met de machine in werking.
Figuur 1
2.16. BRAND BIJ DE ROOKGASAFVOER. Volg ter voorkoming van deze situatie de indicaties op die zijn opgenomen
in paragraaf 4 over de installatie van de rookgasafvoer. Procedure:
• De kachel schakelt automatisch uit in geval van een te hoge temperatuur bij de rookgasafvoer. Haal de
stekker van de kachel niet uit het stopcontact.
• Bel de brandweer.