bestaan. Let bijzonder goed op bij hellingen. Om
het over de kop slaan met de machine te voorko-
men, adviseren wij om:
– niet plotseling te stoppen of weg te rijden bij
het op- of afrijden van een helling;
– de koppeling altijd langzaam aan in te schake-
len en altijd de versnelling ingeschakeld te hou-
den, vooral bij het afrijden van een helling;
– de snelheid op hellingen en in smalle bochten
laag te houden;
– goed op bobbels, goten en verborgen gevaren
te letten;
– het gazon in geen geval te maaien in de
dwarsrichting ten opzichte van de helling.
6) Let op bij het trekken van lasten of zware
gereedschappen:
– gebruik voor de trekstangen alleen de goedge-
keurde bevestigingspunten;
– leg alleen gemakkelijk controleerbare lasten
op;
– neem geen scherpe bochten en let op bij ach-
teruit rijden;
– gebruik tegengewichten of gewichten op de
wielen wanneer dit wordt aangeraden in de
gebruiksaanwijzing.
7) Ontkoppel de messen bij gedeelten waar zich
geen gras bevindt.
8) Gebruik de machine nooit als de beveiligin-
gen beschadigd zijn, of als de veiligheidssys-
temen er niet op bevestigd zijn.
9) Wijzig de afstelling van de motor niet en
laat het toerental van de motor niet buitenge-
woon hoog oplopen. Het gebruik van de motor
met een buitensporig hoge snelheid verhoogt de
kans op persoonlijk letsel.
10) Vóórdat de bestuurdersstoel verlaten
wordt moet het volgende worden uitgevoerd:
– koppel de messen los en zet het maaidek in de
laagste stand;
– zet de versnelling in de vrije stand en trek de
handrem aan;
– schakel de motor uit en neem de contactsleu-
tel eruit.
11) Koppel de messen los, schakel de motor
uit en neem de contactsleutel eruit:
– vóór het reinigen of vrijmaken van het windka-
naal;
– vóórdat u de machine controleert, schoon-
maakt of eraan werkt;
– nadat er op een vreemd voorwerp gestoten is.
Controleer de machine op eventuele beschadi-
gingen en voer de nodige reparaties uit alvorens
de motor aan te zetten en de machine opnieuw
te gebruiken;
– als de machine op een ongebruikelijke manier
begint te trillen (probeer onmiddellijk de oorzaak
van het trillen te vinden).
12) Koppel de messen tijdens het vervoer los en
doe dit elke keer dat deze niet worden gebruikt.
13)
Schakel de motor uit en koppel de messen
los:
– alvorens brandstof bij te vullen;
– alvorens de opvangbak te verwijderen of
opnieuw te bevestigen.
14) Neem gas terug alvorens de motor uit te
schakelen en als de motor voorzien is van een
kraan dient de brandstoftoevoer na het werk
dichtgedraaid te worden.
D) ONDERHOUD EN OPSLAG
1) Laat bouten en schroeven vastgedraaid zitten
om er zeker van te zijn dat de machine altijd op
een veilige manier gebruiksklaar is.
2) Zet de machine niet met benzine in de tank in
een ruimte waar de benzinedampen met vlam-
men of vonken in aanraking zouden kunnen
komen.
3) Laat de motor eerst afkoelen vóór het opber-
gen van de machine in elke willekeurige ruimte.
4) Om brandgevaar zoveel mogelijk te beperken
dienen de motor, de geluiddemper van de uitlaat,
de accubak en de benzinetank vrij gehouden te
worden van gras, bladeren of teveel vet.
5) Controleer de grasopvangbak regelmatig op
slijtage or beschadigingen.
6) Uit veiligheidsoverwegingen moeten
beschadigde of versleten onderdelen verwis-
seld worden.
7) Het legen van de tank dient in de open lucht
uitgevoerd te worden.
8) Let op dat als er één mes ronddraait ook het
andere mes ronddraait.
9) Als de machine opgeborgen of onbeheerd
achtergelaten moet worden, dient het maaidek
omlaag gezet te worden.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
5
NL