25
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
OPMERKING – De machine kan geleverd worden met
enkele reeds gemonteerde elementen.
Modellen met schakelaar en hendel:
Verbreed beide uiteinden aan de bovenkant van het hand-
vat (1), om de steel (2) met de haak van de kabel (3) in zijn
zitting te brengen.
De twee reeds gemonteerde elementen (1) die het
onderste gedeelte van de handgreep samenstellen, terug
naar de werkstand brengen en blokkeren door middel van
de onderste knoppen (2).
Het bovenste gedeelte (3) van de handgreep met behulp
van de meegeleverde schroeven (4) vastmaken.
De kabelklemmen (5) zoals aangegeven aanbrengen.
De juiste plaats van de kabelhaak (6) is de plaats die aan-
gegeven is. Door de knoppen (2) los te draaien is het
mogelijk om de handgreep op drie verschillende hoogtes te
zetten.
Met het omgekeerd plastic gedeelte (11) het frame
(12) vasthechten aan het plastic gedeelte middels de
schroeven (13).
Het frame (12) in de zak (14) invoeren en alle plastic profie-
len (15), aanhaken met behulp van een schroevendraaier,
zoals op de figuur wordt aangeduid.
De omtrekboord (16) van het zeildoek tot op het einde toe
invoeren in de gleuf van het plastic gedeelte (11) vertrek-
kend 5-7 mm van de uiteinden.
De motor wordt ingeschakeld door middel van een
schakelaar die alleen op twee manieren in werking gesteld
kan worden, om te vermijden dat de grasmaaimachine per
ongeluk vanzelf ingeschakeld wordt.
Om de motor in te schakelen dient u op de knop (2) te
drukken en aan de hendel (1) te trekken. De motor slaat
vanzelf af als u de hendel (1) los laat.
Door middel van de speciale hendels (1) kan de
maaihoogte afgesteld worden.
De hoogte moet voor de vier wielen gelijk zijn. U MAG DIT
ENKEL DOEN ALS HET MES STIL STAAT.
Bij de modellen met tractie kunt u de grasmaaima-
chine inschakelen door de hendel (1) tegen de handgreep
aan te duwen.
De grasmaaimachine gaat niet meer vooruit als u de hen-
del los laat.
De deflector optillen en de harde zak (1) correct
vasthaken, zoals blijkt uit de afbeelding.
Haak het verlengsnoer correct vast zoals aangege-
3.2
3.1
3. MAAIEN VAN HET GRAS
2.3
2.2
2.1
2. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGSKNOPPEN
1.3
1.2
1.1
1. EERST ALLE ONDERDELEN MONTEREN
NL
ven. De motor starten door op de veiligheidsknop (2) te
drukken en door aan de bedieningshendel (1) te trekken.
Tijdens het maaien dient u ervoor te zorgen dat het
elektrisch snoer zich altijd achter u bevindt en aan die zijde
van het gazon die reeds gemaaid is. Het gazon zal er mooi-
er uitzien als u het gras steeds op dezelfde hoogte maait en
in afwisselende richting.
Als u klaar bent met het maaien, laat dan de bedie-
ningshendel (1) los. Vervolgens EERST de stekker uit het
stopcontact (2) nemen en DAARNA het snoer van de scha-
kelaar van de grasmaaimachine (3) loskoppelen.
WACHTEN TOTDAT HET SNIJSYSTEEM STIL STAAT vóór-
dat u welke ingreep dan ook verricht.
BELANGRIJK – Een regelmatig en zorgvuldig onder-
houd is van wezenlijk belang om de veiligheid en oor-
spronkelijke prestaties van de machine in stand te hou-
den.
De grasmaaier op een droge plaats bewaren.
1) Draag sterke werkhandschoenen vóór elke reiniging,
onderhoudsbeurt of afstelling van de machine.
2) Na elk gebruik gras en modder die zich opgehoopt heb-
ben aan de binnenkant van het chassis verwijderen, om
te voorkomen dat deze ter plaatse drogen en de machi-
ne de daaropvolgende keer moeilijk gestart wordt.
3) Zorg ervoor dat de luchtinlaten altijd schoon en vrij zijn.
4) De laklaag aan de binnenkant van het chassis kan met-
tertijd loskomen door de schurende werking van het
gemalen gras; mocht dit voorvallen, werk de laklaag dan
tijdig bij met een roestvrije verf, om te voorkomen dat
roest ontstaat dat het metaal aantast.
Elke handeling aan het mes dient uitgevoerd te wor-
den in een gespecialiseerd servicecentrum.
Opmerking voor het gespecialiseerd centrum:
Hermonteer het maaidek (2) volgens de volgorde aangege-
ven in de figuur en draai de middenste schroef (1) met een
dynamometrische sleutel met een waarde van 16-20 Nm
vast.
Geen waterstralen gebruiken en de motor en de
elektrische gedeelten niet natmaken.
Voor de modellen met aandrijving:
• de juiste spanning van de riem wordt geregeld met
behulp van de moer (1), tot de aangewezen waarde ver-
kregen wordt (6 mm).
• de regelaar (2) moet op dusdanige manier bediend wor-
den dat de draad (3) net iets los zit, met de hendel (4) in
ruststand.
Bij twijfel of indien iets u niet duidelijk is, wordt contact
opgenomen met het dichtstbijzijnd Servicecentrum of de
Dealer.
4.3
4.2
4.1
4. NORMALE ONDERHOUDSBEURT
3.4
3.3