79
REINIGING
Voordat reinigings- of onderhoudswerkzaamheden worden uitge-
voerd, dient u het apparaat uit te schakelen met de toets op het
bedieningspaneel of op de afstandsbediening en enkele minuten te
wachten. Vervolgens haalt u de stekker uit het stopcontact.
REINIGING VAN BUITENKANT
Reinig het apparaat met een vochtige doek en droog het af met
een droge doek.
Was de airconditioner niet met water: dat kan namelijk
gevaarlijk zijn.
Gebruik nooit benzine, alcohol of oplosmiddelen voor de reini-
ging. Spuit nooit insectenwerende vloeistoffen of gelijkaardige
producten.
REINIGING VAN DE LUCHTFILTERS
Om een goede efficiency van uw airconditioner te behouden
adviseren wij om het luchtfilter wekelijks te reinigen in de periode
waarin het apparaat gebruikt wordt.
De filters bevinden zich ter hoogte van het afzuigrooster, aan-
gezien dit de zitting van de filters vormt (fig. 12).
Gebruik een stofzuiger op het stof dat op het zilverionenfilter is
afgezet te verwijderen. Als het filter bijzonder vuil is, kan het in
water ondergedompeld worden en meerdere malen gespoeld
worden. De temperatuur van het water mag niet meer dan 40° C
bedragen. Na het reinigen moet men het filter laten opdrogen.
Plaats de filters weer in het afzuigrooster en haak dit rooster weer
aan het apparaat vast.
WERKZAAMHEDEN AAN BEGIN EN EINDE SEIZOEN
CONTROLES AAN BEGIN SEIZOEN
Controleer of het netsnoer en het stopcontact in perfecte toe-
stand verkeren en verifieer of de aardingsinstallatie efficiënt is.
Neem de installatievoorschriften strikt in acht.
CONTROLES AAN EINDE SEIZOEN
Open, om het interne circuit volledig te legen, het klepje aan de
achterkant van het apparaat. (fig. 13).
Trek de afvoerslange uit, verwijder de betreffende plugge en laat
het restwater volledig weglopen.
Sluit hierna de slangen weer af en breng ze in hun zitting aan.
Reinig de filter en laat ze goed drogen alvorens ze weer aan te
brengen.
12
✔
✔
13