66
Voordat reinigings- of onderhoudswerk-
zaamheden worden uitgevoerd, dient u het
apparaat uit te schakelen met de toets
ON/OFF (A) en bij de modellen met afstand-
sbediening drukt u op de knop ON/OFF ,
haal vervolgens altijd de stekker uit het stop-
contact.
REINIGING VAN BUITENKANT
Wij adviseren om het apparaat te reinigen
met een vochtige doek en af te drogen met
een droge doek. Om veiligheidsredenen
mag de airconditioner niet met water wor-
den gewassen.
Voorzorgsmaatregelen
Gebruik nooit benzine, alcohol of oplosmid-
delen voor de reiniging. Spuit nooit insec-
tenwerende vloeistoffen of gelijkaardige pro-
ducten.
REINIGING VAN DE LUCHTFILTERS
Om een goede efficiency van uw aircondi-
tioner te behouden adviseren wij om het stof-
filter wekelijks te reinigen in de periode waa-
rin het apparaat gebruikt wordt.
Het filter is ter hoogte van het afzuigrooster
gesitueerd en het rooster zelf vormt de zitting
17
van het filter.
Voor het reinigen van het filter moet het
verwijderd worden zoals getoond in figuur N.
Gebruik een stofzuiger om het op het filter
afgezette stof te verwijderen. Als het filter bij-
zonder vuil is, kan het in water ondergedom-
peld worden en meerdere malen gespoeld
worden. De temperatuur van het water mag
niet meer dan 40° C bedragen.
Na het wassen, laat u het filter drogen.
Om het filter terug te plaatsen, plaatst u weer
in zijn zitting.
CONTROLES BIJ BEGIN SEIZOEN
Controleer of het netsnoer en het stopcon-
tact niet beschadigd zijn en controleer of de
aardleiding doeltreffend is.
Neem de installatievoorschriften zorgvuldig in
acht.
CONTROLES AAN EINDE SEIZOEN
Verwijder de 2 doppen om het interne circuit
volledig te legen. Laat het restwater volledig
weglopen in een teiltje (figuur O). Plaats na
het legen de 2 doppen weer in zijn zitting.
Reinig het filter en laat het goed drogen alvo-
rens het weer aan te brengen.
Reiniging
N
O