HOOFDSTUK 1 - ALGEMEEN
1.6 REGELS EN ALGEMENE RAADGEVINGEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE OVEN
Microgolven zijn elektromagnetische stralingen die in de natuur voorkomen in de vorm van lichtgevende
golven (bijvoorbeeld: zonlicht) die, binnen in de oven, langs alle kanten binnendringen in de etenswaren
en de water-, vet - en suikermoleculen verwarmen.
Alleen in etenswaren wordt de warmte snel gevormd, terwijl de schaal alleen indirect verwarmd wordt door
de overbrenging van warmte via het warme voedsel.
Dit voorkomt dat het voedsel aanbakt; daarom is het mogelijk heel weinig vet (in sommige gevallen hele-
maal geen vet) te gebruiken tijdens het bereidingsproces.
Omdat er weinig vet gebruikt wordt, wordt de voedselbereiding met microgolven dientengevolge gezien
als gezond en diëtisch verantwoord. Bovendien vindt de bereiding, in vergelijking met de traditionele kook-
systemen, plaats op een minder hoge temperatuur, waardoor de etenswaren minder vocht verliezen, met
als gevolg een beter behoud van de voedingswaarde en de smaak van het voedsel.
Fundamentele regels voor een correcte bereiding van het voedsel in de
magnetronoven
1) De bereiding is sterk afhankelijk van de grootte en homogeniteit van het
voedsel: ragout wordt sneller gaar dan een gebraad, omdat het bestaat
uit kleinere en homogenere stukjes vlees.
Om de tijden op de juiste manier in te stellen dient men er, bij het raad-
plegen van de tabellen op de volgende bladzijden, rekening mee te hou-
den dat indien een grotere hoeveelheid voedsel dan aangegeven
gebruikt wordt, ook de bereidingstijd in verhouding verlengd dient te
worden en omgekeerd.
Het is belangrijk de “rusttijden” in acht te nemen: met rusttijd wordt
verwezen naar de pauze na de bereiding, om een verdere verspreiding
van de warmte in het voedsel toe te laten.
Bijvoorbeeld, de temperatuur van vlees neemt met ongeveer 5-8°C toe
gedurende de rusttijd. De rusttijden kunnen ook in acht genomen worden
buiten de oven.
2) Een van de belangrijkste handelingen is het meerdere malen omroeren
tijdens de bereidingstijd: dit om een gelijkmatige verspreiding van de
temperatuur te verkrijgen en hierdoor de bereidingstijd te verkorten.
3) Het is ook aan te raden het voedsel om te keren tijdens de bereidingstijd: dit geldt vooral voor grote
stukken vlees (gebraad, hele kip,…) en kleinere stukken vlees (kippenborsten, ragout,…).
4) Etenswaren met een vel, schil of schaal (vb. appels, aardappelen, tomaten, worst, vis) dienen met
een vork ingeprikt te worden op meerdere plaatsen, zodat de damp kan ontsnappen en het vel of
de schil niet openbarst (Fig. 9).
5) Indien meerdere porties van hetzelfde voedsel bereid worden, bijvoorbeeld gekookte aardappelen,
deze in een ronde vuurvaste schaal schikken om een gelijkmatige bereiding te verkrijgen (fig. 10).
6) Hoe lager de temperatuur van het voedsel is op het moment dat het in de oven gezet wordt, hoe lan-
ger de bereidingstijd is. Voedsel op kamertemperatuur zal eerder gaar zijn dan voedsel dat uit de
koelkast komt.
7) Zet voor de bereiding de schaal altijd in het midden van de draaischijf.
8) De vorming van condensvocht aan de binnenkant van de oven en in de
buurt van de deur en de luchtuitgang is volkomen normaal. Om dit te
verminderen, kan men het voedsel bedekken met plastic folie, ovenpa-
pier, een glazen deksel of eenvoudigweg een omgekeerd bord.
Bovendien, worden etenswaren met een hoog vochtgehalte (vb. groen-
ten) beter gaar indien afgedekt. Door de etenswaren af te dekken, houdt
men ook de binnenkant van de oven schoon. Gebruik alleen plastic folie
dat geschikt is voor de magnetronoven.
9) Geen eieren koken met de schaal (fig. 11): de druk die ontstaat binnen in het ei zou het ei doen ont-
ploffen, ook na afloop van de bereidingstijd. Geen gekookte eieren opwarmen, tenzij het roerei betreft.
10)Voordat men voedsel in afgesloten of verzegelde verpakkingen verwarmt of klaarmaakt, dient men niet
te vergeten de verpakking te openen. De druk in de verpakking zou zodanig groot kunnen worden, dat
er gevaar bestaat voor ontploffing, ook na afloop van de bereidingstijd.
158
fig. 9
fig. 10
fig. 11