Inspectie en reparatie
TIP!
Smeer voor montage de
siliconenring in het
uitlaatgietstuk in met een
siliconenvet.
Dit vergemakkelijkt de
eventuele demontage.
16
6.2 BRANDER
Algemeen
De brander is alleen bereikbaar bij een afgenomen branderunit [6.1].
Inspectie
Neem de brander uit het inlaatgietstuk. Deze is gemonteerd met vier zelfborgende M5-moeren.
Het branderoppervlak behoeft in principe geen onderhoud. Het branderoppervlak mag eventueel
met een kunststof borstel schoongeveegd worden. Gebruik hiervoor nooit een harde staalborstel
omdat de beschermhuid hierdoor kan beschadigen. Inspecteer ook het binnenrooster op vervui-
ling.
Montage
Inspecteer eerst de branderpakking op beschadigingen, vervang indien nodig, alvorens de brander
in omgekeerde volgorde weer te monteren.
6.3 UITLAATGIETSTUK
Algemeen
Het uitlaatgietstuk vormt de verbinding tussen warmtewisselaar en uitlaatbuis. Het heeft tevens
de functie van condensopvangbak.
Demontage
a. Verwijder de drie moertjes met een 10 mm dopschroevendraaier,
b. Verwijder de sifon,
c. Trek het gietstuk ca. 1,5 cm omlaag zodat het gietstuk vrij komt van de tapeinden en rookgas-
afvoerbuis,
d. Draai vervolgens de rechterzijde van het uitlaatgietstuk (aansluiting van de branderruimte)
naar voren. Let hierbij op dat de verdringer niet naar beneden valt,
e. Kantel het uitlaatgietstuk met condensafvoer uit de condensdoorlaat van de achtermantel.
Montage
Monteer in omgekeerde volgorde van demontage. Let hierbij op de pakking tussen uitlaatgietstuk
en warmtewisselaar. Deze dient in goede conditie te zijn. Scheuren en/of brandsporen zijn ontoe-
laatbaar. Vervang indien nodig. Draai de drie moeren aan tot de flenzen strak op elkaar
aansluiten. Gebruik hiervoor bij voorkeur een 10 mm dopschroevendraaier
07.98.91.853.0