Installatievoorschrift
10
• Rookgascircuit
De rookgassen van het verbrandingsproces worden door de ventilator (1) van boven naar
beneden tussen de ribben van de warmtewisselaar (16) doorgeblazen. Hierdoor koelen de
rookgassen sterk af en ontstaat er onder in de warmtewisselaar condens.
• Gesloten uitvoering
De Combifort® is van het type ‘gesloten uitvoering’. Dit betekent dat een ventilator de
lucht voor de verbranding van buitenaf aanzuigt en dat de verbrandingsgassen via brander,
warmtewisselaar en rookgasafvoer weer naar buiten geblazen worden. De gesloten uitvoering
en de speciale constructie van zowel de warmtewisselaar als de brander maken het noodza-
kelijk dat een ventilator wordt toegepast. De ventilator is dan ook een wezenlijk onderdeel van
het toestel.
Door de volledige voormenging van gas en lucht heeft de brander (14) een zeer geringe vlam-
hoogte. Dit betekent een zeer lage NOx-uitstoot, dus een milieuvriendelijke verbranding plus
een compacte constructie.
1.2 WERKING VAN HET TOESTEL
• Geen warmtevraag
Het toestel zal een zelftest uitvoeren bij het aansluiten op het lichtnet en vervolgens elke 24
uur. De cv-pomp (23) zal daarbij gedurende drie minuten draaien en de driewegklep (22) zal
éénmaal richting woning gestuurd worden om te voorkomen dat hij gaat vastzitten.
• De ‘Continu comfort’-regeling
Bij gelijktijdige boiler- en woningvraag zal het toestel in principe beide afhandelen. In deze
situatie zal er 7,5 – 24 kW (24 kW-uitvoering), 7,5 - 30 kW (30 kW-uitvoering), 10 – 32 kW (32
kW-uitvoering) of 11,3 - 38 kW (38 kW-uitvoering) beschikbaar zijn voor het verwarmen van
de woning, afhankelijk van de grootte van de warmwatervraag. De driewegklep (22) wordt
dan in een middenpositie gestuurd, zodat een deel van het cv-water naar de radiatoren wordt
gepompt en een deel naar de boiler. Deze unieke driewegklepvermogensregeling voorkomt
een temperatuurdaling in de woning tijdens de boileropwarming.
• Warmtelevering
Warmtevraag en warmtelevering worden door middel van het statusdisplay op de regelunit
(26) kenbaar gemaakt. Bij een warmtevraag zullen de cv-pomp (23) en ventilator (1) inge-
schakeld worden. Na het bereiken van het juiste toerental van de ventilator zal de brander
(14) ontstoken worden. Indien na vijf seconden geen vlamsignaal aanwezig is, zullen er nog
twee startpogingen volgen met inachtneming van de vijftien seconden naspoeltijd. Indien het
starten in zijn geheel niet lukt, zal het toestel vergrendelen.
Bij een vlamstoring (wegvallen van de ionisatie tijdens branden) zal het toestel een tweevou-
dige herstart uitvoeren. Als de temperatuur van het cv-water hoger wordt dan 90 °C, zal de
brander altijd gedoofd worden. Het toestel beschikt over een anti-pendeltijd van drie minuten.
Na het verstrijken van deze tijd zal de brander opnieuw ontstoken kunnen worden.
Bij woningverwarming is deze anti-pendeltijd door de installateur te wijzigen in zes minuten
of uit te zetten.
De cv-pomp blijft na afhandeling van de warmtevraag nog enige tijd nadraaien. De nadraaitijd
over de woning is één minuut. Hierna zal de driewegklep richting boiler gezet worden en zal
de cv-pomp tien minuten over de boiler nadraaien. Deze nadraaitijden zijn te wijzigen (zie
brochure Combifort® Instellen en Afregelen).
Indien er onvoldoende cv-waterdoorstroming is, zal dit waargenomen worden door de maxi-
maalthermostaat (8). Deze zal uitschakelen waarna het toestel in storing valt.