7
Het toestel mag uitsluitend worden gebruikt om te koken en onder de hieronder genoemde
voorwaarden. Het toestel mag in geen geval worden gebruikt voor andere doeleinden dan
degene die in deze handleiding zijn beschreven (bijv. verwarmen, enz.).
Wanneer het toestel wordt gebruikt kan in de ruimte waar het staat opgesteld, warmte- of
vochtvorming voorkomen. Zorg voor een goede ventilatie van de keuken: de natuurlijke
ventilatieopeningen open houden of zorgen voor een mechanische ventilatievoorziening.
Een intensief en langdurig gebruik van het toestel kan een extra ventilatie noodzakelijk
maken, bijv. een raam openen of de mechanische ventilatievoorziening hoger zetten.
Wanneer de gaskraan moeilijk open te draaien is of klemt, moet de kraan vervangen
worden of het desbetreffende gedeelte van de kraanbehuizing moet uitgebouwd, met
wasbenzine gereinigd en met speciaal kraanvet bijv. van de firma Klüber, München, type
„Staburgas Nr. 32“ ingevet en vervolgens weer ingebouwd worden. Dit mag uitsluitend
door een erkende gasinstalleur uitgevoerd worden.
De tussen gasfles en toestel te gebruiken drukregelaars moeten overeenkomen met de
categorieën die in de volgende tabel aangegeven zijn:
Toestelcategorie Aanvoerdruk Gas Vermogen van de
drukregelaar
I
3+
28-30/37 mbar butaan/propaan 1,5 kg/h
I
3B
30 mbar butaan 1,5 kg/h
I
3B/P
28-30 mbar butaan/propaan 1,5 kg/h
I
3B/P
30 mbar butaan/propaan 1,5 kg/h
ATTENTIE: HET TOESTEL MOET VOLGENS DE GELDENDE NORMEN
DOOR EEN VAKMAN INGEBOUWD WORDEN (EN 1949).
BELANGRIJK: OM ALLE MOGELIJKE ONGEVALLEN TE VOORKOMEN IS
HET NOODZAKELIJK DAT HET TOESTEL VOLGENS DE ONDERHAVIGE
HANDLEIDING GEÏNSTALLEERD WORDT. DOOR ONDESKUNDIGE
INSTALLATIE KOMT DE GARANTIE TE VERVALLEN.
ELKE WIJZIGING AAN HET TOESTEL KAN GEVAARLIJK ZIJN EN IS NIET
TOEGESTAAN !
2. Ventilatie op de plaats van opstelling
Elke ruimte waarin één of meerdere toestellen geïnstalleerd moeten worden, moet een of
meerdere openingen hebben die de toevoer van frisse lucht mogelijk maken. Boven het
toestel moeten zich één of meerdere ventilatieopeningen bevinden, om de
verbrandingsproducten af te voeren en voor frisse lucht voor de gebruiker te zorgen.
Deze ventilatieopeningen moeten voldoen aan de eisen van de normen EN 1949, EN 1646-
1 en EN 721.
Deze openingen, alsmede de afvoer van het uitlaatgas en de toevoer van frisse lucht
moeten af en toe door de gebruiker gecontroleerd en eventueel gereinigd worden (bijv. in
de winter vrij maken van sneeuw, ijs, etc.).