22
nl
Let op de omge-
vingstemperatuur
en de beluchting
De klimaatklasse staat op het
typeplaatje (Afb. !0). Hierdoor wordt
aangegeven binnen welke
omgevingstemperaturen het apparaat
gebruikt kan worden.
klimaatklasse toegestane
kamertemperatuur
SN +10 °C tot 32 °C
N +16 °C tot 32 °C
ST +18 °C tot 38 °C
T +18 °C tot 43 °C
Beluchting
De lucht aan de achterzijde van het
apparaat wordt warm. De verwarmde
lucht moet ongehinderd afgevoerd
kunnen worden. Anders moet de
koelmachine meer presteren waardoor
het energieverbruik toeneemt.
De be- en ontluchtingsopeningen mogen
dan ook nooit worden afgedekt!
Apparaat aansluiten
Na het opstellen van het apparaat dient
men minstens
1
/
2
uur wachten voordat
u het apparaat in gebruik neemt. Tijdens
het transport kan het gebeuren dat de
olie van de compressor in het
koelsysteem terecht komt.
Voordat u het apparaat voor het eerst
in gebruik neemt de binnenkant van
het apparaat schoonmaken
(zie Schoonmaken).
Uw nieuwe apparaat
Afhankelijk van het model zijn kleine
afwijkingen mogelijk – vooral wat betreft
de uitvoering van het interieur.
Afb. Q
2 Keuzeschakelaar temperatuur en
binnenverlichting
3 Roosters
4 Achterwand van het apparaat
(koudeproductie)
5 Afvoergootje
6 Afvoergat
7 Glasplaat
8 Groenteladen
9 Eierrekje
11 Botervak
12 Rek
13 Flessenrek
14 Laden voor het invriezen
15 Kalender voor het invriezen
16 Ventilatieroosters
22 Schakelaar (figuur
WW
)
A Koelkast
B Vrieskast