2. Leeg de stofopvangbak. Druk hiervoor op de toets aan de stofopvangbak
(zie afb. 2).
3. Reinig na het legen steeds ook het filterzeef aan de bodem van de stofbak
(zie afb. 3).
4. Reinig de motorveiligheidsfilter (11) door deze uit te kloppen en zacht uit te
borstelen. (zie afb. 4).
5. Plaats de onderdelen weer terug.
Reinig de filter na ieder derde leging of bij sterkere verontreinigingen, door stro-
mend water tegen de blaasrichting in door het filtervlies te laten lopen. Plaats
de filter pas weer wanneer deze volledig gedroogd is!
3. Uitlaatfilter
Uw apparaat beschikt tevens over een uitlaatfilter.
• Om een optimale werking van alle functies te waarborgen, adviseren wij u,
de filter om de 6 maanden te reinigen.
• De filter bevindt zich aan achterkant van het apparaat achter een ventila-
tierooster.
• Open het ventilatierooster door de hendel aan de bovenzijde van het venti-
latierooster in te drukken.
Reinigen en bewaren
Reinigen:
• Trek vóór de reiniging eerst de netsteker uit de contactdoos!
• Reinig de buitenkant met een droge doek.
• Reinig de motorbeveiligingsfilter na ongeveer iedere 3 leging. De filter bevindt
zich achter de stofzak. Reinig de filter in warm water zonder toevoegingen en
plaats hem pas wanneer hij volledig gedroogd is.
Bewaren:
• Rol de kabel volledig op.
• Steek de haak van het mondstuk aan de onderzijde van het apparaat in de par-
keerhulp.
Dit apparaat is gekeurd conform de op dit moment van toepassing zijnde CE-
richtlijnen zoals bijvoorbeeld elektromagnetische compatibiliteit en laagspannings-
voorschriften en is geconstrueerd volgens de nieuwste veiligheidstechnische voor-
schriften.
Technische wijzigingen voorbehouden!
13
NL