18
I N E E N O O G O P S L A G
Waarschuwingslampje
autogordel
Dit lampje brandt in geval van het
niet-omgespen van de autogordel
aan bestuurders- of passagierszijde
voorin (afhankelijk van de uitvoering)
en in geval van het losmaken van de
gordel van de voorpassagier (afhan-
kelijk van uitvoering) en bij niet-omgespen
van de gordels van de achterpassagiers van
de tweede zitrij. De verlichte punten geven
de inzittenden zonder gordel weer.
Als deze functie geactiveerd is, worden,
wanneer u wegrijdt, vanaf 10 km/h au-
tomatisch alle portieren en de achter-
klep vergrendeld.
Deze functie kan worden uitgeschakeld
door de schakelaar A meer dan twee
seconden ingedrukt te houden.
Bandenspanningscontrole
Deze functie waarschuwt u wanneer
de spanning van een of meer banden
te laag is of wanneer u een lekke band
hebt.
Controleer ondanks dit systeem regel-
matig de bandenspanning.
bandenspanning
Het lampje SERVICE gaat branden
en het silhouet van de auto en een
melding verschijnen op het display.
Tevens hoort u een geluidssignaal.
Waarschuwing te lage
Het STOP- lampje gaat bran-
den en het silhouet van de auto
en een melding verschijnen op
het display. Tevens hoort u een
geluidssignaal.
Lekke band
40
124
88
Automatische centrale
vergrendeling
Instrumentenpaneel
met multifunctioneel display A of C
met multifunctioneel display MyWay
of NaviDrive
1. Instrumentenpaneel.
2. Multifunctioneel display.
3. Bedieningstoetsen.
4. Weergave van de controlelampjes.
30
31
Handmatige centrale
vergrendeling
Met een druk op de knop A kunt u de
auto centraal ver- of ontgrendelen.
Als een van de portieren geopend of
niet helemaal dicht is, werkt de centrale
vergrendeling niet.