CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Op het instrumentenpaneel blijft uitslui-
tend de wagensnelheid en de informa-
tie van de snelheidsregelaar/-begrenzer
(indien ingeschakeld) verlicht.
De black-panelfunctie wordt uitgescha-
keld als er een waarschuwingsmelding
wordt doorgegeven en bij het wijzigen
van functies of instellingen.
Inschakelen
Druk als de verlichting brandt meer-
dere keren op de linkerknop van het
instrumentenpaneel om de licht-
sterkte van de dashboardverlichting
geleidelijk te verminderen.
Druk nogmaals op de knop om de
lichtsterkte tot het minimumniveau
te beperken en de sfeerverlichting
uit te schakelen.
Druk nogmaals op de knop om de
black-panelfunctie in te schakelen.
Black-panelfunctie
Met dit systeem kan de verlichting van be-
paalde displays worden uitgeschakeld voor
een rustiger beeld tijdens nachtelijke ritten.
Actief
Als de verlichting van de auto is inge-
schakeld:
druk op de knop om de sterkte van
de dashboardverlichting te variëren,
laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Inactief
De dashboardverlichting kan niet wor-
den ingesteld als de verlichting van de
auto is uitgeschakeld of, bij auto's met
verlichting overdag, in de dagstand
staat.
Dimmer dashboardverlichting
U kunt de lichtsterkte van de dash-
boardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving.