637575
6
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/268
Pagina verder
Het online-instructieboek
j
e
Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens
toegang tot de meest recente informatie. Deze informatie is
gemakkelijk te herkennen aan de paginamarkering die wordt
weergegeven met dit pictogram:
Als de rubriek "MyCitroën" niet beschikbaar is op de website van
Citroën voor uw land, kunt u uw instructieboekje op het volgende
internetadres raadplegen:
http://service.citroen.com
Selecteer:
Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in
de rubriek "MyCitroën".
Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten
en diensten en kunt u rechtstreeks contact opnemen met het merk.
de link "Boorddocumentatie" op de startpagina (u hoeft zich niet aan te
melden),
de taal,
het model van uw auto en de carrosserie-uitvoering,
de uitgifteperiode van uw instructieboekje die overeenkomt met de
datum van deel 1A van het kentekenbewijs van uw auto.
U kunt hier online uw instructieboekje bekijken en hebt toegang tot
de meest recente gegevens via het pictogram:
Uw auto is, afhankelijk van het
uitrustingsniveau, de uitvoering en de
speci eke kenmerken voor het land
waarvoor uw auto bestemd is, slechts van
een deel van de in dit boekje vermelde
uitrustingen voorzien.
Het monteren van elektrische uitrustingen
of accessoires die niet onder een
artikelnummer in het assortiment van
Citroën voorkomen, kan storingen in
het elektronisch systeem van uw auto
veroorzaken. Wij verzoeken u hier
rekening mee te houden en contact op
te nemen met een vertegenwoordiger
van het merk CITROËN om u te
laten informeren over het assortiment
uitrustingen en accessoires voorzien van
een artikelnummer.
Goede Reis.
Wij maken u attent op het volgende:
CITROËN beschikt wereldwijd
een uitgebreid gamma modellen. Modellen die worden gekenmerkt
een geraf neerde mix van hoogwaardige techniek en constante
innovatie, evenals een moderne en creatieve
van het begrip mobiliteit.
Wij danken u voor uw keuze en wensen u veel plezier met uw auto.
Achter het stuur van uw nieuwe
geniet u
als u elke uitrusting,
elke schakelaar
en elke instelling kent.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwali ceerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het CITROËN-netwerk is in
staat u dit te bieden.
2
Inhoud
Sleutel 19
Portieren 22
Achterklep 24
Dakklep 27
Centrale
vergrendeling 28
Instrumentenpaneel 29
Tijd instellen 30
Verklikkerlampjes 31
Brandstofniveaumeter 37
Koelvloeistof 37
Detectiesysteem te
lage bandenspanning 38
Onderhoudsindicator 39
Dimmer
dashboardverlichting 40
Versnellingsbak 41
Schakelindicator 41
EGS 6-versnellingsbak 42
Stuurwiel verstellen 44
Stop & Start 45
Starten en stoppen 48
Wegrijden op een helling 49
Lichtschakelaar 50
Ruitenwisserschakelaar 53
Snelheidsregelaar 55
Snelheidsbegrenzer 58
Verwarming /
Handbediende
airconditioning 61
automatisch 63
Ontdooien en
ontwasemen 65
Voorstoelen 67
Achterbank 69
Achterstoelen
(5 zitplaatsen) 72
Achterstoelen
(7 zitplaatsen) 75
Flexibel interieur 82
Indeling 84
Modutop dak 88
Allesdrager 93
Plafonniers 94
Bagagescherm
(5 zitplaatsen) 95
Bagagescherm
(7 zitplaatsen) 99
Spiegels 101
Elektrisch bedienbare
ruiten 103
2. VOORDAT u GAAT RIJDE
N
19-49
4
. VEILIGHEI
D
104-12
8
Presentatie 4
Buitenzijde 6
Cockpit 8
Middenconsole 9
Comfort 10
Zicht 11
Rijden 12
Interieur 13
Voorzieningen achterin 14
Kinderen in de auto 15
Ventilatie 16
Eco-rijden 17
1. IN EEN OOGOPSLA
G
4-1
8
Alarmknipperlichten 104
Handrem 104
Parkeerhulp 105
ABS 107
Brake Assist System 107
ASR en ESC 108
"Grip control" 109
Veiligheidsgordels 111
Airbags 114
Uitschakeling
passagiersairbag 117
Kinderzitjes 118
Aanbevolen kinderzitjes 122
Bevestiging 123
ISOFIX-kinderzitjes 126
Kinderbeveiliging 127
. ERGONOMIE en
COMFORT 50-103
3
Inhoud
INHOUDSOPGAVE
9
. TECHNOLOGIE aan
BOOR
D
5. ACCESSOIRES 129-132
6. ONDERHOU
D
133-142
7.
S
NEL WEER OP WEG
143-163
Urgence-oproep of
Assistance-oproep 9.1
eMyWay 9.3
Autoradio 9.63
Trekken van een
aanhanger 129
Overige accessoires 131
Motorkap openen 134
Benzinemotor 135
Dieselmotor 136
Niveaus 137
Controles 139
Brandstof 141
Brandstoftoevoer
uitgeschakeld 142
Handopvoerpomp
diesel 142
Accu 143
Bandenreparatieset 145
Wiel verwisselen 146
Afneembaar
sneeuwscherm 150
Sneeuwkettingen 151
Lampen vervangen 152
Zekeringen 157
Wisserbladen
vervangen 161
Slepen van de auto 162
8
. TECHNISCHE
G
EGEVEN
S
164-170
Afmetingen 164
Gewichten 168
Identi catiegegevens 169
10. WEGWIJZER
171-17
6
Exterieur 171
Bestuurdersplaats 172
Interieur 174
Technische gegevens -
Onderhoud 175
De rubriek "Wegwijzer"
biedt u de mogelijkheid
om de schakelaars,
functies en desbetreffende
paginanummers terug te
vinden op de schematische
afbeeldingen van de auto
(visuele index).
In de rubriek "Technologie
aan boordI" maakt u kennis
met de nieuwe radio- en
navigatiesystemen.
4
PRE
S
ENTATIE
In de rubrieken kunt u de volgende symbolen
aantreffen:
Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in korte tijd
vertrouwd te maken met alle functies van uw nieuwe auto.
Het instructieboekje is verdeeld in 10 rubrieken met elk
een eigen kleur. In de rubrieken komen alle mogelijke
functies van de auto gerangschikt per thema aan bod.
In rubriek 8 vindt u een overzicht van de technische
gegevens van uw auto. De visuele index achter in dit
instructieboekje verwijst u naar de bladzijden met meer
informatie over de desbetreffende uitrusting en functies.
dit symbool verwijst naar de rubriek en het gedeelte
waar meer informatie over de desbetreffende functie is
te vinden,
dit symbool vraagt uw aandacht voor aanvullende
informatie die u helpt de gebruiksmogelijkheden van
uw auto optimaal te benutten,
dit symbool geeft een waarschuwing met betrekking
tot de veiligheid van de inzittenden en de voorzieningen
aan boord.
Wij maken u attent op het volgende:
Uw auto is, afhankelijk van het uitrustingsniveau, de
uitvoering en de speci eke kenmerken voor het land
waarvoor uw auto bestemd is, slechts van een deel van
de in dit boekje vermelde uitrustingen voorzien.
5
2d
2a
6a
2b
6b
7a
7b
2c
2e
4
4
6
Exterieur
2c
2e
2b
7a
4
6a
7b
2a
6b
4
2d
7
1
IN EEN OOGOPSLA
G
Exterieur
Verklaring
: verwijzing rubriek
: verwijzing bladzijde
19
25
24
105
109
"Grip control" Lampen vervangen
152
141
Brandstoftankklep geopend
Parkeerhulp
Motorkap openen
134
22
Sleutel - Afstandsbediening
Achterdeuren
Schuifdeur
Achterklep en achterruit
Reservewiel en bandenreparatieset
145,
146
27
Dakklep
8
Interieur
COCKPIT
1. Schakelaar verlichting/
richtingaanwijzers.
2. Instrumentenpaneel met display.
3. Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer.
4. Contact.
5. Bediening autoradio.
6. Bestuurdersairbag/claxon.
7. Hendel stuurwielverstelling.
8. Bediening snelheidsregelaar/-
begrenzer.
9. Bedieningspaneel parkeerhulp/
koplampverstelling, ESC,
Stop & Start.
10. Hendel motorkapontgrendeling.
11. Schakelaars elektrisch
verstelbare buitenspiegels.
4
2
9
9
1
IN EEN OOGOPSLA
G
Interieur
MIDDENCONSOLE
1. Bedieningspaneel ruitbediening.
2. Bedieningspaneel
alarmknipperlichten/centrale
vergrendeling, kinderbeveiliging.
3. Aansteker.
4. Bediening verwarming/ventilatie.
5. Opbergvak.
109 6. Grip Control.
7. Autoradio.
8. Display.
42
9.1 10. Urgence- of
Assistance-oproep.
9. Selectiehendel
EGS-
versnellingsbak.
2
3
4
3
3
10
Interieur
Stuurwiel Opbergvakken
1. Verstelling in
lengterichting.
2. Rugleuningverstelling.
3. Hoogteverstelling
zitgedeelte.
4. Hoogte- en
hoekverstelling
hoofdsteun.
Bestuurdersstoel
67
44
86
111
101
COMFORT
Het gereedschapsset bevindt zich
onder de linker voorstoel.
Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel.
Buitenspiegels
Handmatige verstelling.
Elektrische verstelling.
Autogordels
Hoogteverstelling.
Vastmaken.
3
3
7
3
11
1
IN EEN OOGOPSLA
G
Interieur
Verlichting uitgeschakeld.
Parkeerlichten.
Grootlicht (blauw).
Dimlicht (groen).
2 hoge snelheid.
1 normale snelheid.
I interval.
0 uit.
È één keer wissen.
AUTO, duw de schakelaar één keer
naar beneden. Als het contact langer
dan een minuut uitgeschakeld is
geweest, dient de functie opnieuw
ingeschakeld te worden.
AUTO, automatische
inschakeling verlichting.
50
53
ZICHT
Functie snelweg: door middel van
één beweging omhoog of omlaag
knipperen de richtingaanwijzers aan de
desbetreffende zijde driemaal.
152
Lichtschakelaar Schakelaar ruitenwissers Lampen vervangen
Let er bij slechte of winterse
weersomstandigheden op dat de
verlichtingsunits niet worden bedekt
door modder of sneeuw.
Service-stand van de ruitenwissers
voor
Wanneer binnen een minuut
na afzetten van het contact de
ruitenwissers worden bediend, komen
deze langs de voorruitstijlen te staan.
54,
161
3
2
9
3
9
4
12
Interieur
Snelheidsregelaar
De snelheid van de auto moet hoger zijn
dan 40 km/h en minimaal de 4e versnelling
moet ingeschakeld zijn.
Als u het rempedaal loslaat, hebt u
ongeveer 2 seconden de tijd om weg te
rijden, zonder dat de auto achteruitrolt
of u de handrem hoeft te gebruiken.
55
49
RIJDEN
De te programmeren snelheid van de
auto moet hoger zijn dan 30 km/h.
58
Urgence- en Assistance-oproep
Rubriek 9
Hill Start Assist
Autoradio
Grip control
Snelheidsbegrenzer
Via deze on-board functie
kunt u een noodhulpoproep
of een pechhulpoproep laten
uitgaan naar de helpdesk van
CITROËN.
ESC (normale stand).
Zand.
Sneeuw.
Modder.
ESC OFF.
109
3
3
3
9
13
1
IN EEN OOGOPSLA
G
Interieur
Armsteun USB-speler
Modutop dak, parfumeur
INTERIEUR
Verwijder de armsteun of de extra uitneembare console om
de passagiersstoel neer te kunnen klappen in de tafelstand.
84
88, 90
68
Het multifunctionele dak verlengt de standaard dakconsole.
De parfumeur werkt via de luchtroosters in de dakconsole.
Voorzieningen vóór
3
3
3
3
14
Interieur
Bagagescherm, 5 zitplaatsen Achterstoelen, 5 zitplaatsen
V
OORZIENINGEN ACHTERIN
72
75
95
99
Maximale belasting
Dakconsole: 5 kg.
Modutop dak:
- opbergvakken middelste gedeelte:
6 kg,
- opbergruimte: 10 kg,
- dakdragers in lengte- of
breedterichting: 35 kg.
Dwarsdragers: 75 kg.
Bagagescherm, 7 zitplaatsen Achterstoelen, 7 zitplaatsen
3
3
4
4
4
15
1
IN EEN OOGOPSLA
G
Interieur
Antiklemvoorziening Uitschakelen airbag
Kinderzitjes Kinderbeveiliging schuifdeur Spiegel naar achterpassagiers
KINDEREN IN DE AUTO
127
103
102
118
117
3
3
3
3
16
Interieur
VENTILATIE
Tips voor het instellen van de handbediende airconditioning
Voor een optimale werking van het systeem is het raadzaam de volgende instellingen te gebruiken:
Gewenste
werking
Luchtverdeling Temperatuur
Luchtopbrengst
Luchtrecirculatie
A/C
Warm -
Koud
Ontdooien
Ontwasemen
65
Bij de automatische airconditioning is het raadzaam de stand AUTO te
gebruiken, ongeacht de gewenste werking.
Schakel deze uit zodra de luchtkwaliteit in de auto naar wens is.
63
Verwarming
Airconditioning
Automatische airconditioning
61
61
17
1
IN EEN OOGOPSLA
G
E
co-r
ijd
en
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO
2
-uitstoot van
uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak,
rijd dan rustig weg, schakel zo snel
mogelijk de tweede versnelling in
en schakel bij voorkeur relatief snel
over naar een hogere versnelling.
Volg de aanwijzingen van de
schakelindicator (indien aanwezig)
die op het instrumentenpaneel
worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een
automatische versnellingsbak
of een elektronische gestuurde
versnellingsbak, laat de
selectiehendel dan in de stand Drive
"D" of Auto "A" (afhankelijk van het
type versnellingsbak) staan en trap
het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Gebruik op slimme wijze de
elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de
temperatuur in de auto hoog is
opgelopen, open dan alle ruiten en
de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de
ruiten, maar laat de ventilatieroosters
geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur
die de temperatuurstijging kunnen
beperken (blinderingspaneel van het
panoramadak, zonneschermen, enz.).
Schakel de verlichting en de
mistlampen uit als het zicht
voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het
starten niet stationair warmdraaien,
maar rijd zo snel mogelijk weg: uw
auto warmt sneller op als u rijdt.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor
u, rem bij voorkeur af op de motor
in plaats van het rempedaal te
gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen
naleeft, neemt het brandstofverbruik
en de CO
2
-uitstoot af en wordt de
geluidsoverlast door het verkeer
beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt,
gebruik dan vanaf een snelheid
van ongeveer 40 km/h de
snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-
speler, MP3-speler, spelcomputer,
enz.) op de auto aan om het
elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u
de auto verlaat.
Schakel de airconditioning uit
zodra de gewenste temperatuur is
bereikt (behalve bij auto's met een
automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming
en de ontwaseming uit zodra deze
niet meer nodig zijn als deze niet
automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel
mogelijk uit.
18
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig
over de auto: plaats de zwaarste
voorwerpen in de bagageruimte, zo
dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de
luchtweerstand (dakdragers,
imperiaal, etsendrager, aanhanger,
enz.) van uw auto. Gebruik liever een
dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdragers
en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel
mogelijk de winterbanden door
zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de
bandenspanning (bij koude
banden), houd u daarbij aan de
bandenspanning die staat vermeld op
de sticker op de portiersponning aan
bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met
name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd
niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van
het reservewiel en van de wielen
van de aanhanger of de caravan te
controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden
(olie verversen, olie lter en
lucht lter vervangen, enz.) en houd
u daarbij aan het door de fabrikant
voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool
niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank
stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken
dat pas na 3000 km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
19
Toegang tot de auto
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
S
LEUTEL
Met de sleutel kunt u de sloten van de
auto vergrendelen en ontgrendelen, de
tankdop openen en sluiten en de motor
starten en afzetten.
TOEGANG TOT DE AUTO
A
FSTANDSBEDIENING
Centrale ontgrendeling
Centrale vergrendeling
Druk op deze knop om uw
auto te vergrendelen.
Dit wordt bevestigd door het één keer
knipperen van de richtingaanwijzers.
Als één van de portieren of deuren is
geopend of niet goed is gesloten, werkt
de centrale vergrendeling niet.
Supervergrendeling
Door binnen vijf seconden na het
inschakelen van de vergrendeling
nogmaals op het gesloten hangslot te
drukken wordt de supervergrendeling
ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door het
gedurende ongeveer twee seconden
branden van de richtingaanwijzers.
De supervergrendeling blokkeert
het van binnenuit en van buitenaf
openen van de portieren. Laat daarom
niemand in de auto achter als de
supervergrendeling is ingeschakeld.
Als de supervergrendeling van
binnenuit is ingeschakeld met de
afstandsbediening, wordt zodra
de auto wordt gestart de normale
vergrendeling weer ingeschakeld.
Druk op deze knop om uw
auto te ontgrendelen.
Dit wordt bevestigd door het twee keer
knipperen van de richtingaanwijzers.
2
0
Toegang tot de auto
Gebruiksvoorschrift
Houd de afstandsbediening vrij van
vet, stof en vocht.
Een zwaar voorwerp dat aan de sleutel
hangt terwijl deze in het contactslot
zit (sleutelhanger, ...), kan storingen
veroorzaken.
AFSTANDSBEDIENING
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het vervangen van de batterij of
het losnemen van de accukabels kan
het zijn dat de afstandsbediening
gesynchroniseerd moet worden.
Wacht ten minste 1 minuut voordat u
de afstandsbediening gebruikt.
Steek de sleutel in het contactslot
met de knoppen (hangslot) van de
afstandsbediening naar u toe.
Zet het contact aan.
Druk binnen 10 seconden op de
vergrendelknop (gesloten hangslot)
en houd deze ten minste 5 seconden
ingedrukt.
Zet het contact af.
Wacht ten minste 1 minuut voordat u
de afstandsbediening gebruikt.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Gebruik uitsluitend batterijen van
hetzelfde type als de oorspronkelijke
batterijen of de door het CITROËN-
netwerk voorgeschreven batterijen.
Gooi de batterij van de
afstandsbediening niet weg: de batterij
bevat metalen die schadelijk zijn voor
het milieu.
Lever de batterij in bij het CITROËN-
netwerk of een speciaal verzamelpunt.
Uitklappen / inklappen van de sleutel
Batterij vervangen
Batterij: CR 1620 / 3 V
Als de batterij leeg is, verschijnt een
melding op het display in combinatie
met een geluidssignaal.
Wip dan het huis met een muntstuk bij
het oog los om bij de batterij te komen.
Als de afstandsbediening na het
vervangen van de batterij niet werkt,
moet deze opnieuw gesynchroniseerd
worden.
Als de batterij niet wordt vervangen
door een batterij van hetzelfde type,
kan de afstandsbediening defect
raken.
Druk op deze knop om de
sleutel uit te klappen.
Druk om de sleutel in te
klappen op deze verchroomde
knop en duw de sleutel in de
houder. Wanneer u bij het inklappen
niet op de knop drukt, kan het
mechanisme beschadigd raken.
2
1
Toegang tot de auto
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
Als u de auto verlaat, controleer dan of
de verlichting uitgeschakeld is en laat
geen waardevolle voorwerpen in het
zicht achter.
Haal uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel uit het
contactslot als u de auto verlaat, ook al
is dit voor een korte tijd.
Gebruiksvoorschrift
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Speel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen
dat de portieren per ongeluk
ontgrendeld worden.
Als zich in de buurt van de
afstandsbediening andere
apparaten bevinden die in hetzelfde
frequentiegebied werken (mobiele
telefoons, alarmsystemen van
gebouwen), kan de werking van de
afstandsbediening tijdelijk verstoord
worden.
De afstandsbediening werkt niet als de
sleutel zich in het contact bevindt, ook
al is het contact afgezet.
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Alle sleutels zijn voorzien van een chip
voor de elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het
brandstofsysteem van de motor en wordt
automatisch ingeschakeld zodra de
sleutel uit het contact wordt verwijderd.
Bij het aanzetten van het contact
moet de code van de sleutel worden
herkend door de startblokkering.
De sleutelbaard moet volledig worden
uitgeklapt om een goede communicatie
van de startblokkering mogelijk te maken.
Bij verlies van uw sleutels
Neem het kentekenbewijs van uw
auto en een geldig identiteitsbewijs
mee naar een servicepunt van het
CITROËN-netwerk .
Het CITROËN-netwerk kan de
sleutel- en transpondercode
achterhalen om nieuwe sleutels te
bestellen.
Let er bij het aanschaffen van een
tweedehands auto op dat:
- uw sleutels door het CITROËN-
netwerk in het elektronische
geheugen worden opgeslagen,
zodat u er zeker van kunt zijn dat
de in uw bezit zijnde sleutels de
enige zijn waarmee de auto kan
worden gestart.
22
Toegang tot de auto
SCHUIFDEUREN
Van buitenaf
Trek de handgreep naar u toe en
vervolgens naar achteren en schuif de
schuifdeur tot voorbij het zware punt
naar achteren om de deur open te
houden.
Een mechanisch systeem voorkomt
dat de linker schuifdeur kan worden
geopend als de brandstofvulklep is
geopend.
V
OORPORTIEREN
Van binnenuit
Gebruik de portiergreep om het
desbetreffende portier te ontgrendelen
en te openen.
Van buitenaf
Gebruik de afstandsbediening om de
auto te vergrendelen/ontgrendelen.
Steek de sleutelbaard in het slot
van het bestuurdersportier als de
afstandsbediening niet werkt.
2
3
Toegang tot de auto
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
Van binnenuit
Ontgrendel de schuifdeur met deze
handgreep en schuif de deur naar
achteren open tot het zware punt.
Open de schuifdeur tot voorbij het
zware punt om hem open te houden.
Sluit de schuifdeur met behulp van de
handgreep om hem voorbij het zware
punt te schuiven. Maak vervolgens
gebruik van de uitsparing aan de
bovenzijde van de portierstijl om de
schuifdeur in de vergrendeling te
trekken.
Beweeg de schuifdeur niet met behulp
van het handvat.
Gebruiksvoorschrift
Controleer of de rail op de vloer vrij
is van voorwerpen die het openen of
sluiten van de schuifdeur in de weg
kunnen staan.
Houd als de auto op een helling
staat de schuifdeur vast bij het
open- en dichtschuiven. Anders
kan de schuifdeur sneller open- of
dichtgaan dan de bedoeling is en letsel
veroorzaken.
Ga om veiligheidsredenen en om
storingen te voorkomen niet rijden met
geopende schuifdeuren.
Uit te voeren handeling bij een
lege accu
Voorportier passagierszijde en zijdeuren
Gebruik het slot om de portieren
mechanisch te vergrendelen in geval
van een storing in de accu of de centrale
vergrendeling.
) Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde om het portier te openen
en uit te stappen.
) Steek, om het portier te
vergrendelen, de sleutel in het
slot in de zijkant van het portier
en draai de sleutel een achtste
omwenteling .
Bestuurdersportier
) Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom om het portier te
vergrendelen en linksom om het
portier te ontgrendelen.
24
Toegang tot de auto
ACHTERKLEP
(
vol
g
ens uitvoerin
g)
Van binnenuit
Ruit van de achterklep
De ruit van de achterklep kunt u
openen, zodat u het achtercompartiment
rechtstreeks kunt bereiken zonder dat u
de klep hoeft te openen.
Noodbediening
Hiermee kan bij een eventuele storing
in de centrale vergrendeling de
achterklep van binnenuit ontgrendeld
worden.
Steek een kleine schroevendraaier in
de opening tussen de achterklep en
de vloer. Verplaats de nok naar links
om het slot te ontgrendelen en duw de
klep vervolgens open.
Van buitenaf
De achterklep kan worden
vergrendeld en ontgrendeld met de
afstandsbediening.
Druk om de achterklep te openen op
de knop onder de sierlijst en trek de
klep open.
U kunt gebruik maken van een lus om
de geopende achterklep te sluiten.
Trek de achterklep omlaag tot aan het
evenwichtspunt en duw de achterklep
vervolgens volledig dicht.
Openen
Druk nadat u de auto met de
afstandsbediening of de sleutel hebt
ontgrendeld op de knop en til de
achterruit op om hem te openen.
Sluiten
Sluit de achterruit door op het midden
van de ruit te drukken totdat deze
volledig gesloten is.
De achterklep en de ruit van de
klep kunnen niet gelijktijdig worden
geopend. De ruit zou anders
beschadigd kunnen raken.
2
5
Toegang tot de auto
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
ACHTERDEUREN
Van buitenaf
Trek om de achterdeuren te openen de
handgreep naar u toe.
Trek aan de hendel om de rechterdeur
te openen.
Sluit om de achterdeuren te sluiten
eerst de rechterdeur en vervolgens de
linkerdeur.
Bij uitvoeringen met achterklep is de
achterbumper versterkt en kan deze
als opstap worden gebruikt.
Praktische informatie
Bij het vervoer van lange voorwerpen
kan met de rechter achterdeur
geopend worden gereden. De linker
achterdeur wordt gesloten gehouden
door de duidelijk zichtbare gele
vergrendeling in de deurstijl. Deze
gesloten deur mag niet worden
gebruikt om lading op zijn plaats te
houden.
Rijd alleen met een geopende deur
als het niet anders kan. Respecteer de
wettelijke veiligheidsvoorschriften om
medeweggebruikers op de uítstekende
belading te attenderen.
De twee achterdeuren zijn
asymmetrisch (2/3 - 1/3), met de kleine
deur rechts.
Ze zijn voorzien van een centraal slot.
26
Toegang tot de auto
Van binnenuit
Trek de handgreep naar u toe om de
linkerdeur te openen.
Openen tot ongeveer 180°
De deurvangers maken het mogelijk
de achterdeuren met een hoek van
ongeveer 90° tot 180° te openen.
Trek als de deur is geopend aan de
gele hendel.
Bij het sluiten van de deur komt
de deurvanger automatisch in zijn
oorspronkelijke stand terug.
Bij het parkeren
van de auto met de
achterdeuren 90°
geopend, bedekken
de deuren de
achterlichten. Gebruik
een gevarendriehoek of
een andere signalering
die door de regelgeving
en wetten van uw land
voorgeschreven is om
andere weggebruikers,
die in dezelfde richting
rijden en niet opmerken
dat u stilstaat, te
waarschuwen.
2
7
Toegang tot de auto
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
DAKK
L
EP
Steunstang
U heeft de beschikking over een
steunstang voor het vervoer van lange
stukken na het openen van de dakklep.
Klap de steunstang neer door de
hendel omhoog te zetten.
Breng het uiteinde van de stang naar
de achterdeursponning.
Houd de te vervoeren lange
voorwerpen met één hand vast, til
ze op en zet met de andere hand de
steunstang terug.
Controleer of deze goed is vergrendeld
door de handgreep naar beneden te
duwen tot voorbij het zware punt en zet
de lading stevig vast.
De achterbumpers zijn versterkt
voor het gebruik als treeplank bij
het instappen in de laadruimte.
De achterdeuren kunnen alleen worden
vergrendeld als de steunstang is geplaatst.
Let bij het rijden met geopende girafon op
wegen met een beperkte doorrijhoogte.
Laat geen belading tegen de achterdeuren
rusten.
Respecteer de wettelijke voorschriften om
medeweggebruikers op de uítstekende belading
te attenderen.
Beperk het gebruik van de dakklep tot korte
afstanden.
De steunen opzij kunnen worden
gebruikt als bevestigingspunten.
- laat het zwarte hendeltje zakken
om de dakklep te vergrendelen.
Door de dakklep te vergrendelen, wordt
deze goed op het rubber geplaatst waardoor
een juiste afdichting, zonder bijgeluiden, is
gegarandeerd.
Deze dakklep achter is alleen mogelijk
bij uitvoeringen met achterdeuren.
Openen van de dakklep:
- til het zwarte hendeltje van de kap
omhoog,
- duw de dakklep voorzichtig naar
beneden en maak de haak los,
- trek de dakklep omhoog,
- open de dakklep tot voorbij het
zware punt om hem te blokkeren
met de steunen.
Ga nooit rijden als de steunen niet
geplaatst zijn.
Sluiten van de dakklep:
- controleer of de steunstang goed is
vergrendeld,
- laat de dakklep zakken,
- pak, terwijl u de dakklep naar
beneden duwt, de twee ringen van
de veer vast en zet de haak op zijn
plaats,
Bevestig de belading nooit aan de
dakklep.
Ga nooit rijden als de steunstang niet
op zijn plaats zit.
28
Toegang tot de auto
CENTRALE VERGRENDELING
Druk één keer op de
schakelaar om de complete
auto te vergrendelen, als alle
portieren zijn gesloten.
Druk nogmaals op de
schakelaar om de complete auto te
ontgrendelen.
De schakelaar werkt niet als de auto
van buitenaf is vergrendeld met de
afstandsbediening of met de sleutel in
het portierslot.
De portieren kunnen altijd van
binnenuit worden geopend.
Verklikkerlampje geopende portieren
Het lampje van de schakelaar:
- knippert als de portieren zijn
vergrendeld bij stilstaande auto en
afgezette motor,
- gaat branden als de portieren zijn
vergrendeld en als het contact
wordt aangezet.
Anti-overvalsysteem
Controleer als dit lampje
brandt of alle deuren van uw
auto goed zijn gesloten.
Vergrendeling tijdens het rijden
Dit systeem vergrendelt alle portieren
zodra sneller wordt gereden dan
ongeveer 10 km/h. U kunt dat horen
aan het kenmerkende geluid van
de centrale vergrendeling. Op het
middenpaneel van het dashboard gaat
het lampje van de schakelaar branden.
Als vervolgens een van de portieren
wordt geopend, worden alle portieren
weer ontgrendeld.
Activeren/deactiveren van de functie
Houd bij aangezet contact
deze knop lang ingedrukt om
de functie te activeren of te
deactiveren.
Het rijden met vergrendelde
portieren kan bij een noodgeval de
toegang tot de auto belemmeren.
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
2
Cockpit
INSTRUMENTENPANEEL
Displays
COCKPIT
Displays
De informatie die op het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven hangt af van de
uitrusting van de auto.
Klokken
1. Kilometer-/mijlenteller.
2. Display.
3. Brandstofniveaumeter,
koelvloeistoftemperatuurmeter.
4. Toerenteller.
5. Nulstelling dagteller/
onderhoudsindicator.
6. Dimmer dashboardverlichting.
- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.
- Afgelegde afstand in km/mijl.
- Onderhoudsindicator,
motorolieniveaumeter, kilometer-/
mijlenteller.
- Water in brandstof lter.
- Voorgloeien diesel.
30
Cockpit
Middenconsole met display
Instrumentenpaneel zonder display
- rechtsom draaien: uren verhogen
(houd de knop naar rechts om
de tijd in een sneller tempo in te
stellen),
- linksom draaien: tijdsaanduiding in
24H of 12H,
- rechtsom draaien: 24H of 12H
selecteren,
- linksom draaien: ingestelde tijd
bevestigen.
Als er ongeveer 30 seconden geen
handelingen worden uitgevoerd,
verschijnt de huidige weergave.
TIJD IN
S
TELLEN
Raadpleeg om de op het display
weergegeven tijd en datum in te
stellen in de rubriek 9 het gedeelte
"Datum en tijd instellen".
Middenconsole zonder display
De tijdweergave is afhankelijk
van de uitvoering. De
toegang tot "Datum" is alleen
actief als de datum geheel in
letters wordt weergegeven
(volgens uitvoering).
Met de knop aan de
linkerzijde kan het klokje
worden ingesteld door de
handelingen in onderstaande
volgorde uit te voeren:
- linksom draaien: de minuten
knipperen,
- rechtsom draaien: minuten
verhogen (houd de knop naar
rechts om de tijd in een sneller
tempo in te stellen),
- linksom draaien: de uren knipperen,
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
2
Cockpit
V
er
klikk
er
l
amp
j
es
Bij elke start gaat een aantal verklikkerlampjes branden ter controle. Deze lampjes gaan meteen weer uit. Als een
verklikkerlampje bij draaiende motor blijft branden of gaat knipperen, wordt het een waarschuwing. Dit kan gebeuren in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.
Negeer deze waarschuwingen niet.
Verklikkerlampje status signaleert Oplossing - actie
STOP
brandt, in
combinatie
met een ander
verklikkerlampje
en een melding
op het display.
ernstige storingen met betrekking tot
de functies "Remvloeistofniveau",
"Motoroliedruk en -temperatuur",
"Koelvloeistoftemperatuur",
"Elektronische remdrukregelaar",
"Stuurbekrachtiging",
"Bandenspanningscontrolesysteem".
Stop onmiddellijk en zet het contact af. Laat
de auto controleren door een gekwali ceerde
werkplaats of het CITROËN -netwerk.
Handrem /
Remvloeistofniveau/
EBD
brandt.
handrem aangetrokken of
niet goed vrijgezet.
Zet de handrem vrij, het verklikkerlampje zal
uitgaan.
brandt. een te laag vloeistofniveau.
Vul de door CITROËN voorgeschreven
remvloeistof bij.
blijft branden,
ondanks correct
niveau, in
combinatie met het
verklikkerlampje ABS.
een storing in
de elektronische
remdrukregelaar (EBD).
Stop onmiddellijk en zet het contact af . Laat
de auto controleren door een gekwali ceerde
werkplaats of het CITROËN- netwerk .
Motoroliedruk en
motorolietemperatuur
gaat branden
tijdens het
rijden.
onvoldoende druk of te
hoge temperatuur.
Zet de auto stil, zet het contact af en laat de motorolie
afkoelen. Controleer het motorolieniveau met de
peilstok. Zie in rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
blijft branden,
ondanks
correct niveau.
een ernstige storing.
Laat de auto controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwali ceerde werkplaats.
32
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Oplossing - actie
Koelvloeistoftemperatuur
en -niveau
brandt en
wijzer in het
rode gebied.
een abnormale verhoging
van de temperatuur.
Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het
niveau.
knippert.
een te laag
koelvloeistofniveau.
Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Neem
contact op met het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
Service
blijft kort
branden.
kleine storingen of
waarschuwingen.
Raadpleeg het "Logboek meldingen" op het
display. Zie in rubriek 9 het gedeelte "Autoradio -
Boordcomputer" (volgens uitvoering). Neem
contact op met het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
blijft branden. ernstige storingen.
Veiligheidsgordel
niet vastgemaakt
brandt en gaat
vervolgens
knipperen.
de bestuurder heeft zijn
veiligheidsgordel niet
vastgemaakt.
Doe de gordel om en steek de gesp in de
gordelsluiting.
knippert in
combinatie met een
geluidssignaal en blijft
vervolgens branden.
de bestuurder rijdt terwijl
de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt.
Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in rubriek 4 het gedeelte
"Veiligheidsgordels".
ECO -modus
brandt
permanent.
De functie Stop & Start
heeft de motor in de STOP-
stand geplaatst, als gevolg
van stlistaan van de auto
(verkeerslichten, les, overig...).
Zodra u wilt wegrijden, gaat het lampje uit
en wordt de motor direct in de START-stand
geschakeld.
knippert
enkele
seconden
en gaat
vervolgens uit.
De STOP-stand is tijdelijk
niet beschikbaar.
of
De START-stand is
automatisch ingeschakeld.
Rubriek 2, deel "Stop & Start".
33
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
2
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Oplossing - actie
Airbag vóór /
zij-airbag
knippert of
blijft branden.
een defecte airbag.
Laat het systeem onmiddellijk controleren door
het CITROËN-netwerk of een gekwali ceerde
werkplaats. Zie in de rubriek 4 het gedeelte
"Airbags".
Uitschakeling
airbag vóór aan
passagierszijde
brandt.
de airbag is handmatig
uitgeschakeld en er is een
kinderzitje geplaatst met de
rug in de rijrichting.
Zie in rubriek 4 het gedeelte "Airbags - kinderen
aan boord".
Laag
brandstofniveau
brandt en
wijzer in het
rode gebied.
Als het lampje gaat branden
zit er nog ongeveer 8 liter
brandstof in de tank,
afhankelijk van uw rijstijl en
het type motor.
Vul de brandstoftank bij de eerstvolgende gelegenheid om
te voorkomen dat u stil komt te staan.
Het lampje gaat, elke keer als u het contact aanzet,
branden totdat u de brandstoftank voldoende bijgevuld hebt.
Inhoud brandstoftank: ongeveer 60 liter.
Rijd de trank nooit helemaal leeg, dit zou tot storingen in de
emissieregeling en/of het inspuitsysteem kunnen leiden.
knippert.
onderbreking van de
brandstoftoevoer ten gevolge
van een ernstige aanrijding.
Herstel de brandstoftoevoer. Zie in rubriek 6 het
gedeelte "Brandstof".
Emissieregeling
EOBD
knippert of
blijft branden.
storing in het systeem.
De katalysator kan beschadigd raken. Laat de
auto controleren door het CITROËN-netwerk of
een gekwali ceerde werkplaats.
Laden accu
brandt.
een storing in het
laadcircuit.
Controleer de accupolen. Zie in de rubriek 7 het
gedeelte "Accu".
knippert.
het overgaan naar de
waakfase van de actieve
functies (eco-modus).
Zie in rubriek 7 het gedeelte "Accu".
blijft branden
ondanks
controle.
een storing in een elektrisch
circuit, de ontsteking of het
brandstofsysteem.
Laat de auto controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwali ceerde werkplaats.
ABS
34
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Oplossing - actie
Stuurbekrachtiging
brandt. een storing in het systeem.
De conventionele werking van de stuurinrichting,
zonder bekrachtiging, blijft behouden. Laat de
auto controleren door het CITROËN-netwerk een
gekwali ceerde werkplaats.
Geopend
portier
brandt in
combinatie
met melding
op het display.
een niet goed gesloten
portier.
Controleer of alle portieren goed zijn gesloten.
ABS blijft branden.
een storing in het
antiblokkeersysteem.
De conventionele werking van het remsysteem,
zonder bekrachtiging, blijft behouden.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwali ceerde werkplaats" atelier quali é.
ESC
knippert.
een ingreep van de ASR of
het ESC.
Dit systeem verdeelt de aandrijfkracht optimaal
over de wielen en verbetert zo de koersvastheid
van de auto. Zie in de rubriek 4 het gedeelte
"Veilig rijden".
blijft branden.
een storing in het
systeem. Bijv.: een te lage
bandenspanning.
Controleer de bandenspanning. Laat de auto
controleren door het CITROËN-netwerk of
een gekwali ceerde werkplaats. (Wielsensor,
hydraulisch regelorgaan, ...).
blijft branden in
combinatie met het
verklikkerlampje
van de knop (op
het dashboard).
dat het systeem is
uitgeschakeld op verzoek
van de bestuurder.
Het systeem is uitgeschakeld en wordt
automatisch weer ingeschakeld zodra de
snelheid boven de 50 km/h komt of na het
indrukken van de knop (op het dashboard).
35
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
2
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Oplossing - actie
Roet lter brandt.
een storing in het roet lter
(niveau dieseladditief, kans
op verstopping,...).
Laat het lter controleren bij het CITROËN-
netwerk of een gekwali ceerde werkplaats.
Rubriek 6, onderdeel "Niveaus".
Dimlicht /
dagrijverlichting
brandt.
een handmatig
geselecteerde stand of het
automatisch inschakelen
van de verlichting.
Draai de ring van de lichtschakelaar in de tweede
stand.
het inschakelen van de
verlichting zodra het
contact wordt aangezet:
dagrijverlichting (volgens
land van bestemming).
Zie in de rubriek 3 het gedeelte
"Stuurkolomschakelaars".
Grootlicht
dat u de hendel naar u toe
trekt.
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
naar dimlicht.
Richtingaanwijzers
knippert in
combinatie met
geluidssignaal.
het inschakelen van de
richtingaanwijzers met de
lichtschakelaar links van het
stuurwiel.
Rechts: beweeg de hendel omhoog.
Links: beweeg de hendel omlaag.
Mistlampen
vóór
brandt.
dat de functie handmatig is
geselecteerd.
De mistlampen werken uitsluitend als het
parkeerlicht of dimlicht is ingeschakeld.
Mistachterlichten
brandt.
dat de functie handmatig is
geselecteerd.
De mistachterlichten werken uitsluitend als het
parkeerlicht of dimlicht is ingeschakeld. Schakel
de mistachterlichten uit als het zicht meer dan
50 m bedraagt. Laat u ze branden, dan kunt u
uw medeweggebruikers verblinden en loopt u het
risico te worden bekeurd.
3
6
Cockpit
Pictogram op het
display
status signaleert Oplossing - actie
Snelheidsregelaar
brandt.
dat de snelheidsregelaar is
geselecteerd
Handmatig selecteren. Zie in de rubriek 3 het
gedeelte "Stuurkolomschakelaars".
Snelheidsbegrenzer
brandt.
dat de snelheidsbegrenzer
is geselecteerd.
Handmatig selecteren. Zie in de rubriek 3 het
gedeelte "Stuurkolomschakelaars" .
Opschakelindicator
brandt.
een advies waarbij geen
rekening wordt gehouden
met de omstandigheden
van de weg of de
verkeersdrukte.
Om het brandstofverbruik te verlagen, schakelt u
bij een handgeschakelde versnellingsbak op naar
een hogere versnelling. De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor het wel of niet opvolgen
van deze aanwijzing.
Voorgloeien
dieselmotor
brandt.
dat voorgloeien van de
dieselmotor noodzakelijk is
(koude omstandigheden).
Wacht tot het lampje uit is alvorens de motor te
starten.
Water in het
brandstof lter
brandt in
combinatie
met melding
op het display.
de aanwezigheid van water
in het brandstof lter.
Laat het lter onmiddellijk aftappen door het
CITROËN-netwerk of eengekwali ceerde
werkplaats. Zie in de rubriek 6 het gedeelte
"Controles".
Volgens land van bestemming.
Onderhoudssleutel
brandt.
een bijna verstreken
onderhoudsinterval.
Zie het overzicht met controlepunten in het
garantie- en onderhoudsboekje. Maak een afspraak
voor een onderhoudscontrole bij het CITROËN-
netwerk of een gekwali ceerde werkplaats.
37
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
2
Cockpit
BRANDSTOFNIVEAUMETER KOELVLOEISTOF-
T
EMPERATUUR
De wijzer van de
koelvloeistoftemperatuurmeter
bevindt zich vóór het rode gebied:
normale werking.
Onder zware gebruiksomstandigheden
of bij warm weer kan de wijzer in de
buurt van het rode gebied komen.
Als de wijzer in het rode gebied komt:
Ga langzamer rijden of laat de motor
stationair draaien.
Als het lampje gaat branden:
- stop onmiddellijk en zet het
contact af. De koelventilator kan
nog ongeveer 10 minuten blijven
werken,
- wacht tot de motor is afgekoeld om
het koelvloeistofniveau te controleren
en eventueel koelvloeistof bij te
vullen.
Het koelcircuit staat onder druk,
neem daarom de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
brandwonden te voorkomen:
- laat de motor nadat deze is afgezet
minimaal een uur afkoelen voordat u
werkzaamheden uitvoert,
- draai de dop eerst een kwart
omwenteling los om de druk te laten
dalen.
- controleer, als de druk eenmaal
is gedaald, het niveau in het
expansievat.
- verwijder indien nodig de dop om
koelvloeistof bij te vullen.
Laat uw auto controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwali ceerde werkplaats
als de wijzer in het rode gebied blijft staan.
Raadpleeg in de rubriek 6 het
gedeelte "Niveaus".
Raadpleeg in de rubriek 6 het
gedeelte "Brandstof".
Het brandstofniveau wordt aangegeven
zodra het contact wordt aangezet.
De wijzer staat op:
- 1: de brandstoftank is volledig
gevuld (ongeveer 60 liter).
- 0: de brandstoftank is bijna leeg,
het verklikkerlampje blijft branden.
Het lampje gaat branden op het
moment dat er nog ongeveer 8 liter
brandstof in de tank aanwezig is.
3
8
Cockpit
Lekke band
Het controlelampje STOP gaat
branden.
Stop onmiddellijk, maar vermijd
abrupte manoeuvres met het stuur en
de remmen.
Repareer de beschadigde band tijdelijk
met behulp van de noodreparatieset of
monteer het reservewiel.
Vervang de beschadigde band en laat
de bandenspanning zo snel mogelijk
controleren.
Storing of sensor(en) niet
gedetecteerd
Het controlelampje Service gaat branden.
Bij het vervangen van een wiel of bij een
storing van een sensor wordt de spanning
van de band niet meer gecontroleerd.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats om de defecte
sensor(en) te vervangen.
Het vervangen van een band op een
wiel dat met dit systeem is uitgerust moet
worden uitgevoerd door het CITROËN-
netwerk of een gekwali ceerde
werkplaats.
Als u bij het vervangen van een band
een wiel plaatst dat niet door uw auto
gedetecteerd wordt (bijvoorbeeld:
montage van winterbanden), moet u
het systeem opnieuw laten initialiseren
door het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
Het detectiesysteem voor te lage
bandenspanning is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven en
verantwoordelijk is.
DETECTIESYSTEEM TE LAGE
B
ANDENSPANNING
EMISSIEREGELING Te lage bandenspanning
Het controlelampje Service gaat
branden.
Bij een waarschuwing voor een te lage
bandenspanning is de vervorming van
een band niet altijd zichtbaar.
Controleer zo snel mogelijk de
bandenspanning van alle banden.
Zie in rubriek 7 het gedeelte "Wiel
verwisselen".
Als de beschadigde band vervangen
wordt door een band zonder sensor
(bijvoorbeeld het reservewiel), zal een
melding worden uitgezonden, om aan
te geven dat de spanning van deze
band niet gecontroleerd kan worden
en ook om u eraan te herinneren de
beschadigde band met de sensor te
laten repareren.
Sensoren controleren continu de
bandenspanning en zenden een
waarschuwingssignaal uit als de
bandenspanning te laag is, een band
lek is of bij een storing van een sensor.
Als er een probleem
wordt gesignaleerd,
wordt dit aangegeven
door een afbeelding,
een geluidssignaal en
een melding op het
display.
EOBD (European On Board
Diagnosis) is een Europees
diagnosesysteem dat de
emissieregeling bewaakt
en ervoor zorgt dat de auto
voldoet aan de normen voor de
uitstoot van:
- CO (koolmonoxide),
- HC (koolwaterstoffen),
- NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes; de
samenstelling van de uitstoot wordt
gecontroleerd door de lambdasondes
voor en achter de katalysator.
In het geval van een storing in de
emissieregeling wordt de bestuurder
gewaarschuwd door het branden van
dit speci eke verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
De katalysator kan beschadigd
raken. Laat het systeem controleren
door het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
Gebruiksvoorschriften
Ondanks dit systeem moet de
bandenspanning nog regelmatig
worden gecontroleerd (ook van
het reservewiel) voor een optimale
wegligging en een langere levensduur
van de banden, zeker wanneer er
vaak met zware belading en hoge
snelheden wordt gereden.
Neem de aanbevolen bandenspanning
in acht om het brandstofverbruik van
de auto te verlagen.
Het systeem kan tijdelijk worden
verstoord door radiogolven in hetzelfde
frequentiegebied.
3
9
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
2
Cockpit
ONDERHOUDSINDICATOR
De onderhoudsindicator informeert
de bestuurder over de afstand tot
de volgende onderhoudscontrole,
afhankelijk van het gebruik van de auto.
De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is meer dan
1000 km
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 4800 km. Als
het contact wordt aangezet geeft het display
gedurende enkele seconden het volgende aan:
Enkele seconden na het aanzetten
van het contact geeft de teller eerst het
oliepeil en vervolgens weer de normale
kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is minder dan
1000 km
Elke keer dat het contact wordt
aangezet knippert de sleutel en
de resterende kilometers worden
aangegeven:
Enkele seconden na het aanzetten van
het contact, wordt het oliepeil aangegeven,
geeft de teller vervolgens weer de normale
kilometerstand en de stand van de dagteller aan
en blijft de sleutel branden. Dit om aan te geven
dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd moeten worden.
De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is overschreden
Werking
Als het contact wordt aangezet,
gaat gedurende enkele seconden
het sleutelsymbool branden. De
kilometerteller geeft de resterende
kilometers (afgerond) tot de
eerstvolgende onderhoudscontrole
aan.
Het onderhoudsinterval wordt
berekend vanaf de laatste nulstelling
van de onderhoudsindicator op basis
van twee parameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudscontrole.
Afhankelijk van de
gebruiksgewoonten van de
bestuurder kan de factor tijd
worden meegewogen bij de nog af
te leggen kilometers.
Bij draaiende motor blijft de
sleutel branden totdat de
onderhoudscontrole is uitgevoerd.
Elke keer als het contact
wordt aangezet, gaat de
sleutel gedurende enkele
seconden knipperen en geeft
de teller het aantal kilometers
aan dat er te veel gereden is.
4
0
Cockpit
Nulstelling dagteller
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal
vijf minuten. Het resetten van de
onderhoudsindicator zal anders niet
worden opgeslagen.
Op 0 zetten
Het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats zet
de onderhoudsindicator na elke
onderhoudscontrole weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole
van uw auto hebt uitgevoerd, kan de
onderhoudsindicator op de volgende
wijze op 0 gezet worden:
- zet het contact af,
- druk op de resetknop van de
dagteller en houd deze ingedrukt,
- zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tellen.
Laat de knop los als de
onderhoudsindicator "=0" aangeeft; de
sleutel verdwijnt.
Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact
wordt eerst de onderhoudsindicator
weergegeven en vervolgens
gedurende enkele seconden het
motorolieniveau.
Olieniveau correct
Te weinig olie
Als de aanduiding
"OIL" knippert in
combinatie met het
verklikkerlampje
service, een geluidssignaal en
een melding op het display, is het
motorolieniveau te laag, waardoor
ernstige motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te
laag is, moet olie worden bijgevuld.
Storing
motorolieniveaumeter
Als de aanduiding
"OIL--" knippert,
duidt dit op een
storing in de motorolieniveaumeter.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwali ceerde werkplaats
Een controle van het olieniveau
is alleen betrouwbaar als de
auto op een vlakke, horizontale
ondergrond staat en de motor
minstens 30 minuten niet heeft
gedraaid.
Oliepeilstok
A = maxi, het oliepeil mag nooit
boven dit niveau uitkomen. Een
te hoog oliepeil kan schade aan
de motor veroorzaken.
Raadpleeg in dat geval zo
snel mogelijk het CITROËN-
netwerk of een gekwali ceerde
werkplaats.
B = mini, als het oliepeil niet
boven dit niveau uitkomt, moet
het voor de motor van uw auto
voorgeschreven type motorolie
worden bijgevuld via de vuldop.
Dimmer dashboardverlichting
Druk, terwijl het contact
aan is, de knop in tot de
nullen verschijnen.
Druk, tijdens het branden
van de verlichting, op de
knop om de sterkte van
de dashboardverlichting
te veranderen. Als de
verlichting de zwakste (of
felste) stand heeft bereikt,
laat dan de knop los en druk deze
vervolgens opnieuw in om de verlichting
weer feller (of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
4
1
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
2
Versnellingsbak en stuurwiel
V
ERSNELLINGSBAK
Vijfversnellingsbak - achteruit
Trap om soepel te kunnen schakelen
het koppelingspedaal altijd volledig in.
Om te voorkomen dat de werking van
het pedaal wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt en goed op de vloer
bevestigd is,
- leg nooit meerdere matten boven
op elkaar.
Laat tijdens het rijden uw hand niet
op de versnellingspook rusten. Zelfs
een lichte belasting op de pook kan
na verloop van tijd slijtage aan de
onderdelen in de versnellingsbak
veroorzaken.
Inschakelen van de 5
e
versnelling.
Duw de versnellingspook helemaal
naar rechts om de 5e versnelling op de
juiste manier in te schakelen.
S
chakelindicator
Dit systeem adviseert de bestuurder op
te schakelen om het brandstofverbruik
te verminderen.
Bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak is dit systeem
uitsluitend actief in de
handgeschakelde stand.
Afhankelijk van de rijomstandigheden
en de uitrusting van uw auto kan het
systeem u adviseren één of meer
versnellingen op te schakelen. U kunt
deze aanwijzingen opvolgen zonder
de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk
in te schakelen. De keuze van de
optimale versnelling hangt namelijk
altijd af van de situatie op de weg,
de verkeersdrukte en de veiligheid.
De bestuurder blijft dan ook altijd zelf
verantwoordelijk voor het al dan niet
opvolgen van een schakeladvies van
het systeem.
Deze functie kan niet worden
uitgeschakeld.
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Wacht tot de auto volledig tot stilstand
is gekomen, duw de versnellingspook
naar rechts en vervolgens omlaag om
de achteruitversnelling in te schakelen.
Zet de pook met beleid in de
achteruitversnelling om bijgeluiden te
beperken.
42
Versnellingsbak en stuurwiel
EGS 6-versnellin
g
sbak
- geautomatiseerde stand:
selectiehendel in stand A .
- handbediende stand:
selectiehendel in stand M .
Voor de veiligheid:
De stand N kan alleen worden
ingeschakeld bij ingetrapt rempedaal.
Het verplaatsen van de
selectiehendel van stand A (rijden in
geautomatiseerde stand) naar stand
M (rijden in handbediende stand)
of omgekeerd is op elk moment
mogelijk. Controlelampje A op het
instrumentenpaneel dooft.
Selecteren van de stand
Als dit pictogram gaat
branden wordt de bestuurder
geadviseerd een hogere
versnelling in te schakelen.
Het systeem zal nooit adviseren
om de eerste versnelling of de
achteruitversnelling in te schakelen,
noch om terug te schakelen.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan behalve de pijl
ook het nummer van de aanbevolen
versnelling worden weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
4
3
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
2
Versnellingsbak en stuurwiel
Starten van de motor
- Om de motor te kunnen starten
moet de selectiehendel zich in
stand N bevinden.
- Trap het rempedaal krachtig in.
- Bedien de startmotor.
- Plaats bij een draaiende motor de
selectiehendel in stand R , A of M .
- Laat het rempedaal los en geef gas.
Als de selectiehendel niet in stand
N staat en/of het rempedaal niet is
ingetrapt, kan de motor niet worden
gestart. Herhaal de hierboven
beschreven procedure.
Achteruitversnelling
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Plaats de selectiehendel in stand R .
Schakel de achteruitversnelling pas
in als de auto stilstaat.
Neutraalstand
Inschakelen van de
neutraalstand
Plaats de selectiehendel in stand N .
Selecteer deze stand niet als de auto
rijdt, zelfs niet voor een moment.
Handbediende stand
Inschakelen van de
handbediende stand
Plaats de selectiehendel in stand M .
Geautomatiseerde stand
Inschakelen van de
geautomatiseerde stand
Plaats de selectiehendel in stand A .
De versnellingsbak werkt nu in de
geautomatiseerde stand, zonder dat u
zelf hoeft te schakelen.
De versnellingsbak selecteert zelf de
versnelling die het best past bij de
volgende factoren:
- rijstijl,
- wegdek,
- optimaal brandstofverbruik.
44
Versnellingsbak en stuurwiel
STUURWIEL VERSTELLEN
Ontgrendel het stuurwiel, alleen bij
stilstaande auto, door aan de hendel te
trekken.
Stel het stuurwiel in de gewenste stand
en zet dan de hendel weer goed vast.
Accelereren
Om optimaal te accelereren
(bijvoorbeeld als u wilt inhalen) hoeft
u slechts het gaspedaal voorbij de
weerstand in te trappen.
Stilstaande auto met draaiende
motor
Als de auto langere tijd met
draaiende motor stilstaat, schakelt
de versnellingsbak automatisch
neutraalstand N in.
Afzetten van de motor
Voordat u de motor afzet, moet u de
selectiehendel in de stand N zetten:
In alle gevallen moet echter altijd de
handrem worden bediend. Controleer
of het controlelampje voor de handrem
op het instrumentenpaneel brandt.
Controleer alvorens
werkzaamheden in de motorruimte
uit te voeren of de selectiehendel
in de neutraalstand N staat.
Schakelen
Bij een EGS-versnellingsbak
kan bij hoge motortoerentallen
(felle acceleraties) een hogere
versnelling uitsluitend handmatig door
de bestuurder worden ingeschakeld.
Trek de ipper " + "
naar u toe om op te
schakelen.
Trek de ipper " - "
naar u toe om terug te
schakelen.
- Bij het stoppen van de auto of bij
lage snelheden (naderen van een
verkeerslicht bijvoorbeeld) schakelt
de versnellingsbak automatisch
terug tot in de 1 e versnelling.
- U hoeft het gaspedaal tijdens het
schakelen niet volledig los te laten.
- Het schakelen is alleen mogelijk als
het motortoerental dit toestaat.
- In verband met de veiligheid kan
het terugschakelen afhankelijk van
het motortoerental automatisch
plaatsvinden.
45
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
2
Stop & Start
STOP & START
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt
(bij rood licht, opstoppingen enz.).
De motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u weer weg wilt
rijden. Het starten gebeurt direct, snel
en stil.
Het Stop & Start-systeem zorgt voor
een lager brandstofverbruik, minder
uitstoot van schadelijke stoffen en een
aangename rust in het interieur tijdens
het wachten.
Werking
Motor in STOP-stand zetten
Het controlelampje "ECO" op
het instrumentenpaneel gaat
branden en de motor komt in
een standby-stand:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak, bij snelheden
beneden 20 km/h, wanneer u de
versnellingsbak in zijn vrij zet en u
de koppeling loslaat,
- bij een EGS 6-versnellingsbak,
bij snelheden beneden 8 km/h,
wanneer u op het rempedaal trapt
of wanneer u de selectiehendel in
stand N zet.
Als uw auto is uitgerust met een teller, wordt
de duur van de momenten dat de motor in
de STOP-stand geschakeld wordt, opgeteld
en weergegeven. Elke keer als u het contact
opnieuw aanzet, wordt deze teller op 0 gezet.
Is uw auto uitgerust met een EGS-
versnellingsbak en u parkeert uw
auto, dan is - ten behoeve van
uw eigen comfort - de STOP-stand de
eerste seconden na het inschakelen
van de achteruit niet beschikbaar.
Als de STOP-stand geactiveerd is,
blijven alle andere componenten zoals
de remmen en de stuurbekrachtiging
enz. normaal functioneren.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet;
zet in dat geval altijd het contact
af en neem de sleutel uit het
contactslot.
Bijzonderheden: STOP-functie niet
beschikbaar
De STOP-functie wordt niet
geactiveerd als:
- het bestuurderportier geopend is,
- de veiligheidsgordel van de
bestuurder los is,
- de auto sinds de laatste start met
de sleutel niet harder dan 10 km/h
heeft gereden,
- de parkeerrem wordt/is aangetrokken,
- de klimaatregeling in het interieur
dat niet toelaat,
- de ruitontwaseming is
ingeschakeld,
- bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand
accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dat niet toelaten.
In dat geval knippert de
signalering "ECO" enkele
seconden en gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
46
Stop & Start
Motor in START-stand zetten
Het controlelampje "ECO"
gaat uit en de motor wordt
gestart:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak trapt u het
koppelingspedaal helemaal in,
- bij een EGS 6-versnellingsbak :
met de selectiehendel in stand A
of M , wanneer u het rempedaal
loslaat.
of met de selectiehendel in stand
N en het rempedaal los, wanneer
u de selectiehendel in stand A of
M zet,
of wanneer u de
achteruitversnelling inschakelt.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
De START-functie wordt automatisch
geactiveerd als:
- u het bestuurderportier opent,
- de veiligheidsgordel van de
bestuurder los wordt gemaakt,
- de snelheid van de auto
hoger is dan 25 km/h bij een
handgeschakelde versnellingsbak
en hoger dan 11 km/h bij EGS
6-versnellingsbak,
- de parkeerrem wordt aangetrokken,
- bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging,
buitentemperatuur enz.) dit niet
toelaten.
In dat geval knippert het lampje
"ECO" enkele seconden en
gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Als u bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak in de
STOP-stand een versnelling inschakelt
maar daarbij het koppelingspedaal niet
helemaal intrapt, lgaat er een lampje
branden of verschijnt er een bericht
met het verzoek het koppelingspedaal
helemaal in te trappen, omdat anders
de motor niet gestart kan worden.
Uitschakelen
U kunt deze functie op elk willekeurig
moment uitschakelen door de
schakelaar "ECO OFF" in te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar
gaat branden en er verschijnt een
bericht op het display.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart.
47
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
2
Stop & Start
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar
"ECO OFF" .
Het systeem is dan opnieuw actief; het
controlelampje in de schakelaar gaat
uit en er verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel.
Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra u het
contact weer aanzet.
Storingen
Bij een storing in het systeem
gaat het controlelampje in
de schakelaar "ECO OFF"
eerst knipperen en brandt
vervolgens permanent.
Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing
zou optreden, kan het zijn dat de motor
niet meer wil aanslaan of direct afslaat.
Zet in dat geval het contact af en start
de auto met behulp van de sleutel.
Onderhoud
Schakel het Stop & Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder
de motorkap wilt verrichten, om
letsel door het automatisch activeren
van de START-stand te voorkomen.
Dit systeem heeft speci eke
kenmerken en maakt gebruik van een
speciale accu (raadpleeg voor meer
informatie het CITROËN-netwerk) of
een gekwali ceerde werkplaats.
Het gebruik van een andere dan de
door CITROËN voorgeschreven accu's
kan leiden tot storingen in het systeem.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde
technologie. Laat eventuele
werkzaamheden aan dit type accu
uitsluitend uitvoeren door een
of ciële CITROËN-dealer of een
gekwali ceerde werkplaats.
Starten en stoppen
Gebruiksvoorschrift: stoppen
Gebruiksvoorschrift: starten
Verklikkerlampje
voorgloeien dieselmotor
Als de motor voldoende op
temperatuur is, gaat het
lampje na minder dan
1 seconde uit en kunt
u de motor direct starten.
Wacht bij koud weer tot dit lampje
uitgaat en zet vervolgens de startmotor
in werking (stand "Starten") tot de
motor aanslaat.
Verklikkerlampje geopend portier
Controleer als dit lampje brandt of de
portieren, achterdeuren, schuifdeuren
en de motorkap goed zijn gesloten!
Ontzien van de motor en de
versnellingsbak
Laat de motor voordat u het contact
afzet enkele seconden draaien om
het toerental van de turbocompressor
(dieselmotor) te laten dalen.
Geef geen gas bij het afzetten van het
contact.
Het inschakelen van alleen een
versnelling bij het parkeren van de
auto is niet afdoende.
STARTEN EN STOPPEN
Stand "AAN" en "Accessoires".
Verdraai terwijl u de contactsleutel
omdraait het stuurwiel iets (zonder
te forceren) om het stuurslot te
ontgrendelen. In deze stand kunnen
verschillende accessoires functioneren.
Stand "Starten".
De startmotor wordt in werking gezet.
Laat de sleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Stand STOP: stuurslot.
Het contact is afgezet. Draai het
stuurwiel tot het stuurslot wordt
vergrendeld. Haal de sleutel uit het
contact.
49
V
OORDAT u GAAT RIJDE
N
2
2
Starten en stoppen
HILL
S
TART A
SS
I
S
T
Deze aan het ESC gekoppelde
functie vereenvoudigt het wegrijden
op een helling. Het systeem en wordt
geactiveerd onder de volgende
omstandigheden:
- de auto moet stilstaan met draaiende
motor en het rempedaal ingetrapt,
- de helling moet steiler zijn dan 5%,
- bij het omhoog rijden op een helling
moet de versnellingsbak in de
neutraalstand staan of moet een
versnelling zijn ingeschakeld, maar
niet de achteruitversnelling,
- bij het afdalen van een helling
moet de achteruitversnelling zijn
ingeschakeld.
De Hill Holder of hulp bij het wegrijden
op een helling is een voorziening om
het rijcomfort te vergroten en kan niet
gebruikt worden als elektrisch bediende
handrem.
Werking
Als u het rempedaal en het
koppelingspedaal hebt ingetrapt,
hebt u zodra u het rempedaal loslaat
ongeveer 2 seconden de tijd om,
zonder dat de auto de helling af begint
te rollen, gas te geven en weg te rijden.
Bij het wegrijden wordt de functie
automatisch gedeactiveerd door de
remdruk geleidelijk te laten afnemen.
Gedurende deze fase is het mogelijk
dat de remmen hoorbaar zijn, het
teken dat de auto in beweging komt.
Storing
De Hill Holder wordt gedeactiveerd
onder de volgende omstandigheden:
- als u het koppelingspedaal laat
opkomen,
- als de handrem wordt
aangetrokken,
- als de motor wordt afgezet,
- als de motor afslaat.
In het geval van een storing in het
systeem gaat dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
ter bevestiging op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats om
het systeem
te laten nakijken.
50
Stuurkolomschakelaars
RICHTINGAANWIJZERS
Functie "snelweg"
Duw de schakelaar één keer omhoog
of omlaag om de richtingaanwijzer aan
de desbetreffende zijde driemaal te
laten knipperen.
LICHTSCHAKELAAR
Links : omlaag duwen tot
voorbij het zware punt.
Rechts : omhoog duwen tot
voorbij het zware punt.
Verlichting vóór en achter
Draai de ring A om de verlichting in te
schakelen.
Lichten uit
Automatische verlichting
Parkeerlichten
Dimlicht (groen)
Grootlicht (blauw)
Overschakelen van dim- naar grootlicht
Trek de hendel helemaal naar u toe.
Vergeten verlichting
Wanneer u het contact afzet en de
follow-me-home-verlichting is ingeschakeld,
doven alle lichten behalve de dimlichten.
U bedient de verlichting door de ring A in
de stand "0" (verlichting uit) te zetten en
vervolgens in de stand van uw keuze.
Als de verlichting aanstaat en er een
voorportier wordt geopend, klinkt er
een geluidssignaal.
Zie in rubriek 2 het gedeelte
"Cockpit" voor meer informatie
over de verklikkerlampjes.
Knipperlichten
51
Stuurkolomschakelaars
ERGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
LED-DAGRIJVERLICHTING
Mistachterlichten
(amberkleurig, draai de ring
2 standen naar voren).
Mistlampen vóór (groen, draai
de ring 1 stand naar voren).
Mistlampen vóór/mistachterlicht
Deze worden ingeschakeld door de ring B
naar voren te draaien en uitgeschakeld
door de ring naar achteren te draaien.
Het branden van de mistlampen wordt
aangegeven door een verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel.
Deze branden in combinatie met
parkeer- en dimlicht.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
De automatische verlichting schakelt
het mistachterlicht uit, maar de
mistlampen vóór blijven branden.
Draai de ring twee standen naar
achteren om achtereenvolgens het
mistachterlicht en de mistlampen vóór
te doven.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers en
daarom niet toegestaan.
Automatisch inschakelen van de verlichting
Bij mist of sneeuwval kan de
lichtsensor voldoende licht waarnemen,
waardoor de lichten niet automatisch
zullen worden ingeschakeld. Schakel indien
nodig het dimlicht handmatig in.
Dek de lichtsensor, die zich achter
de binnenspiegel op de voorruit
bevindt, niet af.
Deze sensor dient voor de regeling
van de automatische verlichting en
ruitenwissers.
Inschakelen
Draai de ring in de stand AUTO . Bij het
inschakelen van de functie verschijnt
een melding op het display.
Uitschakelen
Draai de ring naar voren of naar achteren.
Bij het uitschakelen van de functie
verschijnt een melding op het display.
De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld
als de verlichting met de lichtschakelaar
wordt bediend.
Het parkeerlicht
en het dimlicht
worden automatisch
ingeschakeld als de
lichtsterkte van de
omgeving onvoldoende is en als de
ruitenwissers wissen. De verlichting
wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving weer voldoende is of
het wissen is gestopt.
Deze functie is niet mogelijk in
combinatie met verlichting overdag.
Als de motor wordt gestart, wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of
grootlicht handmatig of automatisch wordt
ingeschakeld, gaat de dagrijverlichting uit.
Programmeren
Voor landen waar het voeren van
verlichting overdag niet wettelijk
verplicht is, kunt u de functie in- of
uitschakelen via het con guratiemenu.
Als in de daarop volgende 30 minuten
niet wordt ingegrepen, treedt de eco-
modus in werking (zie rubriek 7, "accu").
om te voorkomen dat de accu leeg raakt.
De functies komen dan in een standby-
stand en het acculampje knippert.
De eco-modus wordt niet ingeschakeld
voor de parkeerlichten.
52
Stuurkolomschakelaars
Bij een storing in de
lichtsensor gaat de
verlichting branden en
wordt het pictogram service
weergegeven in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwali ceerde werkplaats.
Follow me home
Deze functie zorgt ervoor dat bij
afgezet contact de dimlichten even
blijven branden om het uitstappen in
het donker te vergemakkelijken.
KOPLAMPVERSTELLING
Afhankelijk van de belading van de
auto kan het noodzakelijk zijn om de
koplampen in hoogte te verstellen.
0 - Geen belading.
1 - Gedeeltelijke belading.
2 - Gemiddelde belading.
3 - Maximaal toegestane belading.
Handmatige bediening
- Geef binnen 1 minuut na het
afzetten van het contact een
"lichtsignaal".
De follow me home-verlichting wordt
na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatische werking
Raadpleeg in rubriek 9 het
gedeelte "Menustructuur display".
Stand 0: basisinstelling.
Activeer de functie via het
menu "Con g auto".
Programmeren
U kunt de statische bochtverlichting
desgewenst uitschakelen via het
con guratiemenu van de auto.
Standaard is de statische
bochtverlichting ingeschakeld.
Statische bochtverlichting werkt niet
De verlichting werkt in de volgende
gevallen niet:
- bij een geringe stuuruitslag,
- bij snelheden boven 40 km/h,
- als de achteruit is ingeschakeld.
Statische bochtverlichting ingeschakeld
De bochtverlichting wordt in de volgende
gevallen ingeschakeld:
- bij het inschakelen van een
richtingaanwijzer,
of
- als het stuurwiel ver genoeg wordt
verdraaid.
Tijdens het rijden met dim- of grootlicht
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld
om de binnenkant van de bocht extra
te verlichten bij snelheden tot 40 km/h
(handig in de stad, op bochtige wegen,
kruispunten, parkeergarages enz.).
STATISCHE
BOCHTVERLICHTING
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat
gebruiken in een land waarin het
verkeer aan de andere kant van de
weg rijdt, moet de afstelling van de
dimlichten worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend
verkeer wordt verblind.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwali ceerde werkplaats.
53
Stuurkolomschakelaars
ERGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
2 Hoge snelheid (hevige neerslag).
1 Normale snelheid (matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
È Eén keer wissen
(omlaag duwen).
In de I ntervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid.
RUITENWISSERSCHAKELAAR
Handbediende ruitenwissers vóór
Als het contact langer dan één minuut is
afgezet terwijl de schakelaar in de stand
2, 1 of I stond, dient de schakelaar weer
geactiveerd te worden:
- zet de schakelaar in een
willekeurige stand,
- zet de schakelaar vervolgens
in de gewenste stand.
Dek de regensensor, die zich
achter de binnenspiegel op de
voorruit bevindt, niet af.
Inschakelen
Duw de hendel omlaag. Bij het
inschakelen van de automatische
ruitenwissers verschijnt een melding
op het display.
Deactiveren/Uitschakelen
Zet de schakelaar in de stand I , 1 of
2 . Als de functie wordt uitgeschakeld,
verschijnt er een melding op het
display.
In het geval van een storing in
de werking van de automatische
ruitenwissers werken de ruitenwissers
in de intervalstand.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwali ceerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
De ruitenwissers werken automatisch
in de stand AUTO , waarbij de snelheid
van de wissers aan de hoeveelheid
neerslag wordt aangepast.
De werking van de ruitenwissers in
andere standen dan de stand AUTO komt
overeen met die van de handbediende
ruitenwissers.
Als het contact meer dan 1 minuut
afgezet is geweest, moet de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
worden geactiveerd door de schakelaar
één keer omlaag te bewegen.
Zet het contact uit als de auto
gewassen wordt in een wasstraat,
om te voorkomen dat de
automatische ruitenwissers worden
ingeschakeld.
Wacht 's winters met het inschakelen van
het automatisch wissen tot de voorruit
ontdooid is.
Automatische ruitenwissers
54
Stuurkolomschakelaars
Ruiten- en koplampsproeiers
Trek de hendel naar u toe, de
ruitensproeiers treden in werking in
combinatie met het tijdelijk inschakelen
van de ruitenwissers.
De koplampsproeiers treden gelijktijdig
met de ruitensproeiers in werking als
de dimlichten zijn ingeschakeld.
Draai de ring voorbij de
eerste stand, zodat de
ruitensproeier in werking
treedt en vervolgens de
ruitenwisser enige tijd wordt
ingeschakeld.
Wacht 's winters, als de ruit
met sneeuw of ijs bedekt is,
met het inschakelen van de
ruitenwisser achter. Zet eerst de
achterruitverwarming aan, wacht tot de
sneeuw of het ijs begint te smelten en
veeg de ruitenwisser achter schoon. Zet
dan pas de ruitenwisser achter aan.
Raadpleeg voor het bijvullen van
het reservoir in de rubriek 6 het
gedeelte "Niveaus".
Onderhoudsstand
ruitenwissers vóór
Als de ruitenwisserschakelaar binnen
één minuut nadat het contact is
afgezet wordt bediend, bewegen de
ruitenwissers naar de voorruitstijlen.
Deze stand moet worden gebruikt voor 's
winters parkeren en het vervangen of reinigen
van de ruitenwisserbladen.
Zie in de rubriek 7 het gedeelte
"Ruitenwisserbladen vervangen".
Zet het contact aan en bedien
de ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden
weer in de ruststand te zetten.
Draai de ring tot de eerste
stand.
Ruitenwisser achter Ruitensproeier achter
55
Stuurkolomschakelaars
ERGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
SNELHEIDSREGELAAR "CRUISE"
Deze voorziening werkt alleen bij
snelheden boven 40 km/h, vanaf de
4e versnelling.
Op het controledisplay wordt
aangegeven of de functie is
geselecteerd. Ook de ingestelde
snelheid wordt hier weergegeven:
Functie geselecteerd,
weergave van
het symbool
"Snelheidsregelaar".
Functie
uitgeschakeld,
OFF (bijvoorbeeld bij
107 km/h).
Functie ingeschakeld,
(bijvoorbeeld bij
107 km/h).
Wagensnelheid
hoger dan ingestelde
snelheid (118 km/h),
de weergegeven
ingestelde snelheid
knippert.
Storing in de werking
van het systeem,
OFF - de streepjes
knipperen.
Voor het instellen van de gewenste
wagensnelheid.
Met dit systeem kan de bestuurder - bij
normaal doorstromend verkeer - met
een constante, zelf ingestelde snelheid
rijden, behalve op steile hellingen.
56
Stuurkolomschakelaars
Selecteren van de functie
- Zet de draaiknop in de stand
CRUISE . De snelheidsregelaar
is geselecteerd, maar nog niet
geactiveerd en er is nog geen
snelheid ingesteld.
Eerste keer
activeren/
instellen van een
snelheid
- Breng uw auto met
het gaspedaal op de
gewenste snelheid.
Tijdelijk overschrijden van de
ingestelde snelheid
Het is mogelijk gas te geven en
tijdelijk met een hogere snelheid dan
de ingestelde snelheid te rijden.
De ingestelde snelheid zal dan
knipperen. Als het gaspedaal wordt
losgelaten, wordt de ingestelde
snelheid weer aangenomen.
Uitschakelen (OFF)
- Druk op deze
toets of trap
op het rem- of
koppelingspedaal.
Opnieuw activeren
- Druk na het onderbreken van de
snelheidsregelaar op deze toets.
De auto neemt de laatst ingestelde
snelheid weer aan.
U kunt ook de procedure "eerste keer
activeren" herhalen.
- Druk op de toets SET- of SET+ .
De snelheid is nu in het geheugen
opgeslagen/geactiveerd en deze
snelheid wordt door de auto
gehandhaafd.
57
Stuurkolomschakelaars
ERGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
Ingestelde snelheid
wijzigen
De ingestelde snelheid
kunt u op twee
manieren verhogen:
Uitschakelen van de functie
Storing
De ingestelde snelheid wordt gewist
en in plaats daarvan verschijnen drie
streepjes op het display. Raadpleeg
het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Ingestelde snelheid annuleren
Als bij stilstaande auto het contact
wordt afgezet, wordt de ingestelde
snelheid uit het geheugen gewist.
Zonder het gaspedaal:
- druk op de toets Set + .
Druk de toets kort in om de snelheid
met 1 km/h te verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de
snelheid in stappen van 5 km/h te
verhogen.
Met het gaspedaal:
- trap het gaspedaal in tot de
gewenste snelheid is bereikt,
- druk op de toets Set + of Set - .
Verlagen van de ingestelde snelheid:
- druk op de toets Set - .
Druk de toets kort in om de snelheid
met 1 km/h te verlagen.
Houd de toets ingedrukt om de
snelheid in stappen van 5 km/h te
verlagen.
- Draai de knop in de stand 0 of
zet het contact af om het systeem
volledig uit te schakelen.
Gebruiksvoorschrift
Let bij het wijzigen van de ingestelde
snelheid door het ingedrukt houden
van de toets goed op omdat de
snelheid zeer snel kan worden
verhoogd of verlaagd.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Bij het gebruik van de
snelheidsregelaar moet de bestuurder
te allen tijde de snelheidslimiet in
acht nemen, zijn aandacht op het
verkeer blijven vestigen en zijn
verantwoordelijkheid nemen.
Houd uw voeten bij de pedalen.
Om te voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op
zijn plaats ligt en vast aan de
bevestigingen op de vloer,
- leg nooit meerdere matten boven
op elkaar.
58
Stuurkolomschakelaars
Als het gaspedaal tot voorbij het
zware punt wordt ingetrapt, wordt
de ingestelde snelheid echter
overschreden. Als het gaspedaal
vervolgens geleidelijk weer wordt
losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt,
wordt de snelheidsbegrenzer weer
geactiveerd.
Het systeem kan worden bediend
bij stilstaande auto met draaiende
motor, of tijdens het rijden.
Op het controledisplay wordt
aangegeven of de functie is
geselecteerd. Ook de ingestelde
snelheid wordt hier weergegeven:
SNELHEIDSBEGRENZER "LIMIT"
Functie geselecteerd,
weergave van
het symbool
"Snelheidsbegrenzer".
Functie uitgeschakeld,
laatst ingestelde
snelheid - OFF
(bijvoorbeeld bij
107 km/h).
Functie ingeschakeld,
(bijvoorbeeld bij
107 km/h).
Wagensnelheid hoger
dan de ingestelde
snelheid
(bijvoorbeeld 118 km/h),
de weergegeven
ingestelde snelheid
knippert.
Storing in de werking
van het systeem,
OFF - de streepjes
knipperen.
"Dit is de gekozen snelheid die de
bestuurder niet wil overschrijden".
Het instellen van de maximumsnelheid
is mogelijk bij stilstaande auto met
draaiende motor, of tijdens het rijden.
De ingestelde snelheid dient minimaal
30 km/h te bedragen.
De snelheid wordt verhoogd naarmate
het gaspedaal dieper wordt ingetrapt
tot aan het zware punt van het
gaspedaal, waarbij de ingestelde
snelheid is bereikt.
59
Stuurkolomschakelaars
en
COMFOR
T
3
Selecteren van de functie
- Draai de knop in de stand LIMIT .
De begrenzer is dan geselecteerd,
maar nog niet actief. Het display
geeft de laatst ingestelde snelheid
weer.
Instellen van een snelheid
Er kan, bij draaiende motor, een
snelheid worden ingesteld zonder de
begrenzer in te schakelen.
Verhogen van de ingestelde snelheid:
- druk op de toets Set + .
Druk de toets kort in om de snelheid
met 1 km/h te verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de
snelheid in stappen van 5 km/h te
verhogen.
Verlagen van de ingestelde snelheid:
- druk op de toets Set - .
Druk de toets kort in om de snelheid
met 1 km/h te verlagen.
Houd de toets ingedrukt om de
snelheid in stappen van 5 km/h te
verlagen.
Inschakelen/uitschakelen (Off)
Druk één keer op deze toets om
de begrenzer in te schakelen. Druk
nogmaals op de toets om de begrenzer
uit te schakelen (OFF).
60
Stuurkolomschakelaars
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk dieper
wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet
verhoogd. Als het gaspedaal echter
met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij
het zware punt , wordt de begrenzer
tijdelijk uitgeschakeld en knippert de
ingestelde snelheid op het display.
Laat om de begrenzer weer in te
schakelen de snelheid zakken tot
een snelheid lager dan de ingestelde
snelheid.
Uitschakelen van de functie
- Draai de knop in de stand 0 of zet
het contact af om het systeem uit te
schakelen.
De laatst ingestelde snelheid blijft in
het geheugen opgeslagen.
Storing
De ingestelde snelheid wordt gewist
en in plaats daarvan verschijnen drie
streepjes op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwali ceerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Gebruiksvoorschrift
Knipperen van de
snelheidsweergave
De snelheid knippert:
- als het gaspedaal tot voorbij het
zware punt wordt ingetrapt,
- als de begrenzer door het pro el
van de weg of bij een steile
afdaling niet kan voorkomen dat
de ingestelde snelheid wordt
overschreden,
- tijdens snel accelereren.
Bij het gebruik van de
snelheidsbegrenzer moet de
bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen, zijn
aandacht op het verkeer blijven
vestigen en zijn verantwoordelijkheid
nemen.
Let op uw snelheid als deze door
het pro el van de weg of door snel
accelereren kan worden overschreden,
zodat u optimaal de controle over uw
auto kunt bewaren.
Om te voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op
zijn plaats ligt en op de vloer is
bevestigd,
- leg nooit meerdere matten boven
op elkaar.
61
E
RGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
Ventilatie
VENTI
L
ATIE
de zijventilatieroosters en
middelste ventilatieroosters,
Luchtopbrengst
de beenruimte,
de voorruit en de beenruimte,
de voorruit.
De luchtverdeling kan worden
gevarieerd door de knop in
een tussenstand te zetten,
aangegeven door "".
Handmatige bediening:
Luchtverdeling
De bediening van de luchtverdeling
wordt aangegeven door middel van de
volgende pictogrammen:
naar rood, toevoer van
warme lucht.
van blauw, toevoer van koude
lucht,
De kracht van de luchttoevoer
via de uitstroomopeningen
varieert van 1 tot 4. In de stand
0 is er geen luchttoevoer.
Zet de knop in de gewenste
stand voor een optimaal
comfort.
Bedieningspaneel verwarming Bedieningspaneel airconditioning
Temperatuur
Zet de knop in de gewenste stand:
62
Ventilatie
Toevoer van buitenlucht
Luchtrecirculatie in het interieur
Airconditioning A/C
Het lampje van de toets is uit.
Gebruik deze stand zo veel
mogelijk.
Druk op de toets om
de airconditioning in te
schakelen; het lampje gaat
branden. Druk nogmaals op
de toets om de airconditioning
uit te schakelen; het lampje
gaat uit.
De airconditioning werkt niet als de
knop van de aanjager in de stand 0
staat.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
Het lampje van de toets
brandt. Deze stand dient om
de toevoer van buitenlucht
bij stank en rookoverlast af te
sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt en de
aanjager (stand 1 t/m 4) is ingeschakeld,
wordt de capaciteit van de verwarming
(knop temperatuurregeling naar
rood) of de airconditioning (knop
temperatuurregeling naar blauw) sneller
vergroot.
Gebruik de luchtrecirculatie niet
langer dan nodig is. Schakel zodra
de omstandigheden dit toelaten de
toevoer van buitenlucht weer in om
de lucht in het interieur te verversen
en het beslaan van de ruiten te
voorkomen. Gebruik deze stand zo
veel mogelijk.
63
ERGONOMI
E
en
C
OMFOR
T
3
Ventilatie
Gebruiksvoorschrift
Om het interieur maximaal te koelen
of te verwarmen kan de temperatuur
lager dan 15 worden ingesteld, door de
knop naar links te draaien tot LO wordt
weergegeven of hoger dan 27 worden
ingesteld, door de knop naar rechts te
draaien tot HI wordt weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor het gewenste
comfort de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Automatische werking
Automatisch programma "comfort"
Dit is de normale gebruiksstand van de
airconditioning.
Ingestelde waarde bestuurders- of
passagierszijde
De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald
comfortniveau en niet op de temperatuur
in graden Celsius of Fahrenheit.
Draai deze knop naar links of
naar rechts om de waarde te
verlagen of te verhogen. Voor
een optimaal comfort wordt
de waarde 21 aanbevolen.
Niettemin is afhankelijk van uw
wensen een afstelling tussen 18 en
24 gebruikelijk.
Zorg ervoor dat de zonnesensor
op het dashboard niet wordt
afgedekt.
Druk op deze toets. Het
symbool AUTO verschijnt.
Afhankelijk van de gekozen
instellingen regelt het
systeem de luchtverdeling, de
luchtopbrengst en de luchttoevoer om
het comfort en de luchtcirculatie in het
interieur optimaal te houden. U hoeft het
systeem niet meer zelf bij te regelen.
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
luchtopbrengst geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Voor uw comfort worden de instellingen
tussen twee startmomenten
opgeslagen.
De automatische stand wordt
uitgeschakeld zodra u de instellingen
handmatig wijzigt (AUTO verdwijnt).
B
ESTUURDER EN PASSAGIER
64
Ventilatie
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. Bij het indrukken van de
toets AUTO zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom
te verdelen naar:
- de voorruit,
- de voorruit en de beenruimte,
- de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste
ventilatieroosters en de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste
ventilatieroosters.
Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan vergroot of
verkleind worden door respectievelijk
de toets "kleine propeller" of "grote
propeller" in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst op het
display, de propeller, wordt afhankelijk van
de ingestelde waarde geleidelijk voller.
Airconditioning AAN/UIT
Druk op deze toets: het symbool
A/C wordt weergegeven
en de airconditioning wordt
geactiveerd.
Uitschakelen van het systeem
Druk op de toets "kleine
propeller" van de
luchtopbrengstregeling tot het
symbool van de propeller van
het display is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning
worden dan uitgeschakeld,
behalve de luchtrecirculatie en de
achterruitverwarming (volgens uitvoering).
De ingestelde waarde wordt niet meer
geregeld en verdwijnt van het display.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Bij het indrukken van deze toets
wordt de lucht in het interieur
gerecirculeerd. Het symbool van de
luchtrecirculatie wordt weergegeven.
Druk op de toets "grote
propeller" of op de toets
AUTO om het systeem weer
met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen.
De luchtrecirculatie dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten. Gebruik de
luchtrecirculatie alleen als dit echt
nodig is (om te voorkomen dat de
ruiten beslaan en de luchtkwaliteit in
het interieur achteruitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecirculatie
niet meer nodig is nogmaals in om de
toevoer van buitenlucht te hervatten.
Druk nogmaals op deze toets om de
aircondioning uit te schakelen.
De ventilatieopening in het
dashboardkastje verspreidt koele
lucht (als de airconditioning is
ingeschakeld), onafhankelijk van de
ingestelde temperatuur in het interieur
en de buitentemperatuur.
Het is raadzaam om niet langdurig met
uitgeschakelde airconditioning te rijden.
65
ERGONOMI
E
en
C
OMFOR
T
3
Ventilatie
ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN
Handbediening
Zet de knop van de
temperatuurregeling in
deze stand.
Zet de aanjager in de
hoogste stand.
Schakel de airconditioning in.
Schakel zodra de
omstandigheden dit toelaten
de toevoer van buitenlucht
weer in om de lucht in het
interieur te verversen
(lampje uit).
Zet de schakelaar van de
luchtverdeling in deze stand.
Achterruitverwarming en/of
verwarming buitenspiegels
Druk bij draaiende motor
op deze toets om de
achterruitverwarming en/of de
verwarming van de elektrisch
verstelbare buitenspiegels in
te schakelen.
Deze functie wordt uitgeschakeld:
- door op de toets te drukken,
- door de motor af te zetten,
- automatisch, om onnodig
stroomverbruik te voorkomen.
66
Ventilatie
ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN
GEBRUIKSVOORSCHRIFT
Ventilatieroosters
Houd de ventilatieroosters altijd
geopend
Voor een optimale verdeling van de
lucht over het interieur hebt u de
beschikking over 4 ventilatieroosters
in het midden en opzij, die gekanteld
en naar links of rechts en omhoog of
omlaag gedraaid kunnen worden. Sluit
de ventilatieroosters niet, maar richt de
luchtstroom voor een optimaal comfort
tijdens het rijden naar de zijruiten.
Uitstroomopeningen in de beenruimte
en bij de voorruit completeren het
geheel.
Dek de uitstroomopeningen bij de
voorruit en de openingen van de
luchttoevoer in de bagageruimte niet af.
Stoffilter/geurfilter (actieve kool)
Dit lter beperkt het binnendringen van
stof en stank in het interieur.
Zorg ervoor dat dit lter in goede staat
verkeert en laat de lterelementen
regelmatig vervangen.
Zie in de rubriek 6 het gedeelte
"Controles".
Airconditioning
Voor een doeltreffende werking van de
airconditioning moeten de ruiten onder
alle weersomstandigheden gesloten
zijn. Als de auto echter langdurig in de
zon heeft gestaan en de temperatuur
in het interieur zeer hoog blijft, kunnen
de ruiten wel even geopend worden
om de ventilatie te bevorderen.
Het is raadzaam de stand AUTO
zo veel mogelijk te gebruiken: het
systeem regelt de luchtopbrengst, de
comforttemperatuur in het interieur, de
luchtverdeling, de luchttoevoer
of -recirculatie automatisch en
optimaal.
Laat de airconditioning minimaal
één keer per maand 5 à 10 minuten
functioneren om het systeem in
perfecte staat te houden.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de stilstaande auto
vormt; dit is een normaal verschijnsel.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem in
dat geval door het CITROËN-netwerk
of een gekwali ceerde werkplaats
controleren.
Automatische stand: programma
"zicht"
Voor het snel ontwasemen of ontdooien
van de ruiten (bij vocht, veel inzittenden,
vorst) kan het programma "comfort"
(AUTO) niet toereikend blijken.
Kies dan het programma "zicht". Het
verklikkerlampje van het programma
"zicht" gaat branden.
Het systeem schakelt de airconditioning
in, regelt de luchtopbrengst en stuurt de
optimale luchtstroom naar de voorruit
en de zijruiten.
De luchtrecirculatie wordt uitgeschakeld.
67
E
RGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
Stoelen
V
OORSTOELEN
De volgende verstellingen zijn
mogelijk:
1 - Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel naar
voren of naar achteren tot de gewenste
stand is bereikt.
3 - Hoogteverstelling van de
bestuurdersstoel
Omhoog: trek de hendel omhoog en
verlicht de druk op de stoel.
Omlaag: trek de hendel omhoog en
laat uw gewicht op de stoel rusten.
2 - Rugleuningverstelling
Trek de hendel naar voren en zet
de rugleuning in de gewenste stand
door met uw rug tegen de leuning te
drukken.
68
Stoelen
Rijd nooit zonder hoofdsteunen,
deze dienen te zijn geplaatst en
correct afgesteld.
Verstelbare armsteun
Omhoogklappen van de armsteun:
beweeg de armsteun omhoog tot deze
wordt vergrendeld.
Klap de armsteun omlaag om hem in
de gebruiksstand te zetten.
Verwijderen: zet de armsteun
in verticale positie, druk op de
ontgrendelingsknop en verwijder de
armsteun.
Terugplaatsen: klik de armsteun vast in
verticale positie.
Om de passagiersstoel neer te kunnen
klappen in de tafelstand, moet de
extra console of de armsteun worden
verwijderd.
Schakelaars stoelverwarming
vóór
Elke voorstoel kan worden uitgerust
met een schakelaar aan de zijkant van
de zitting.
Druk op de schakelaar om de
stoelverwarming in te schakelen.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de verwarming uit te schakelen.
Hoogteverstelling van de hoofdsteun
Omhoog: schuif de hoofdsteun omhoog in
verticale richting.
Omlaag: druk de knop in en schuif de
hoofdsteun omlaag in verticale richting.
De hoofdsteun is correct afgesteld als de
bovenzijde van het hoofd en de bovenzijde
van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte
bevinden.
Verwijderen: druk op de knop en trek de
hoofdsteun omhoog.
Terugplaatsen: steek de stangen van de
hoofdsteunen in de desbetreffende openingen,
onder dezelfde hoek als de rugleuning.
69
ERGONOMI
E
en
C
OMFOR
T
3
Stoelen
A
C
HTERBANK
Elk deel 1/3 - 2/3 is neerklapbaar, en
vervolgens los te verwijderen.
Hoofdsteun
Hoogste stand: optillen en omhoog
trekken.
Laagste stand: druk op de bovenkant
om hem lager te zetten.
Om hem te verwijderen, na hem
omhoog te hebben gebracht, op de lip
drukken en de hoofdsteun optillen.
Om hem weer te plaatsen, de stangen
van de hoofdsteun in de openingen
plaatsen, loodrecht ten opzichte van de
rugleuning
De achterbank 1/3 - 2/3 is voorzien van
hoofdsteunen.
70
Stoelen
Neergeklapte stand
Voorbeeld van handelingen voor het
deel 1/3. Deze zijn identiek voor het
deel 2/3.
- Zet de hoofdsteunen in de laagste
stand.
- Schuif, indien nodig, de voorstoelen
naar voren.
- Druk de grijze knop aan de
bovenzijde van de rugleuning in.
- Klap de rugleuning op de zitting.
- Til de grijze bedieningsstang aan
de achterzijde van de zitting op.
- Kantel het geheel naar voren.
Terugplaatsen
Kantel het geheel naar achteren tot in
de vergrendeling.
Zet de rugleuning rechtop.
De vergrendeling van de stoel is correct
als de knop (aan de bovenzijde van de
rugleuning) niet meer zichtbaar is.
Controleer de correcte
vergrendeling op de vloer van de
stoel als hij is teruggeklapt.
71
E
RGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
Stoelen
Verwijderen van de achterbank
- Schuif, indien nodig, de voorstoelen
naar voren.
- Plaats de bank (deel 1/3 en/of 2/3)
in neergeklapte stand.
Terugplaatsen van de
achterbank
- Plaats de achterbank (deel 1/3 en/
of 2/3) in verticale stand.
-
Plaats de haken tussen de twee stangen.
- Klap de achterbank naar achteren.
Zie de vorige pagina bij
"neergeklapte stand".
Om de achterbank (deel 1/3 en/of
2/3) terug te plaatsen in de stand
"vervoer van passagiers", zie de
vorige pagina bij "neergeklapte
stand".
- Kantel het geheel ongeveer 45°
naar achteren.
- Til de achterbank in verticale
stand tot de aanslag van de
verankeringen.
- Zet de bank weer rechtop door
deze naar voren te kantelen en
vervolgens op te tillen.
72
Stoelen
ACHTERSTOELEN
(
5 ZITPLAATSEN
)
Hoofdsteun
Omhoog: trek de hoofdsteun omhoog.
Omlaag: duw de hoofdsteun omlaag.
Trek de hoofdsteun volledig omhoog,
druk op de borglip en til de hoofdsteun
op om hem te verwijderen.
Steek om de hoofdsteun terug te zetten
de pennen recht in de openingen van
de rugleuning.
Alle achterstoelen zijn afzonderlijk
uitneembaar.
Controleer na het rechtop zetten van
de rugleuning of het terugzetten van
een stoel of de stoel goed op de vloer
is verankerd.
De drie afzonderlijke achterstoelen
zijn voorzien van kommavormige
hoofdsteunen.
Als de rugleuning van de middelste
stoel op de zitting is geklapt, kan de
achterzijde daarvan gebruikt worden
als tafeltje met bekerhouder.
73
E
RGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
Stoelen
Rugleuningverstelling
- Bedien de hendel om de rugleuning
te verstellen.
Rugleuning in de tafelstand
zetten
- Trek aan de hendel om de
rugleuning op de zitting te klappen.
Plaats geen harde of zware
voorwerpen op de tafel. Deze kunnen
bij een noodstop of een aanrijding
veranderen in gevaarlijke projectielen.
Rechtop zetten van de rugleuning
- Ontgrendel de rugleuning door
aan de hendel te trekken en zet de
rugleuning in de oorspronkelijke
stand.
Controleer nadat u de rugleuning
rechtop hebt gezet of deze goed is
vergrendeld.
Stoel in de portefeuillestand
zetten
- Trek aan de hendel om de stoel in
de tafelstand te zetten.
- Trek de stang aan de achterzijde
van de stoel omhoog om de
achterste verankeringspunten los te
maken.
- Kantel de complete stoel naar
voren tot hij wordt vergrendeld.
Terugzetten van de stoel
- Duw op de rode hendel.
- Kantel de stoel omlaag om de
achterste verankeringspunten vast
te zetten.
- Trek aan de hendel om de
rugleuning rechtop te zetten.
Controleer of het geheel goed is
verankerd.
74
Stoelen
Verwijderen van de stoel
- Schuif indien nodig de voorstoel
naar voren en zet de hoofdsteun
omlaag.
- Zet de stoel in de neergeklapte
stand.
Gebruiksvoorschrift
Na de verschillende handelingen:
- verwijder een hoofdsteun niet
zonder deze op te bergen en aan
een steun te bevestigen,
- controleer of de veiligheidsgordels
bereikbaar blijven en gemakkelijk
door de passagier kunnen worden
vastgemaakt,
- ga niet rijden voordat alle
passagiers hun veiligheidsgordel
hebben vastgemaakt en afgesteld.
Raadpleeg het gedeelte
"neergeklapte stand" op de
vorige bladzijde.
- Druk op de rode hendel om de
voorste verankeringspunten los te
maken.
- Kantel het geheel ongeveer 45°
naar achteren zonder de hendel los
te laten.
- Laat de hendel los.
- Til de stoel in verticale stand tot
de aanslag van de verankeringen.
- Zet de stoel weer rechtop door
hem naar voren te kantelen en
vervolgens op te tillen.
Terugzetten van de stoel
- Kantel de stoel 45° naar voren.
- Plaats de haken tussen de twee
stangen.
- Kantel de stoel omlaag om de
achterste verankeringspunten vast
te zetten.
- Trek aan de hendel om de
rugleuning in de oorspronkelijke
stand te zetten.
- Zet de hoofdsteun omhoog.
Controleer of er geen voorwerpen
het vergrendelen van de
stoelverankeringen verhinderen.
75
E
RGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
Stoelen
Hoofdsteunen
De stoelen zijn voorzien van
kommavormige hoofdsteunen.
Omhoog: druk op de borglip en til de
hoofdsteun op.
Omlaag: druk op de borglip en duw de
hoofdsteun omlaag.
Trek de hoofdsteun volledig omhoog,
druk op de borglip en til de hoofdsteun
op om hem te verwijderen.
Berg de hoofdsteun op in het interieur
door hem aan de steun te bevestigen.
Steek om de hoofdsteun terug
te zetten de pennen recht in de
openingen van de rugleuning.
Elke stoel is uitneembaar en heeft
een vaste plaats in de auto, zoals
aangegeven op de sticker.
De stoelen op de tweede en derde zitrij
zijn afzonderlijk verstelbaar.
ACHTERSTOELEN
(
7 ZITPLAATSEN
)
76
Stoelen
Stoel links
Stoelen tweede zitrij
Stoelen derde zitrij
Stoel midden Stoel rechts
Stoel rechts Stoel links
77
E
RGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
Stoelen
Rugleuningverstelling
- Bedien de hendel om de stand van
de rugleuning te verstellen.
Rugleuning in de tafelstand zetten
- Duw de hoofdsteun volledig
omlaag.
- Bedien de hendel om de rugleuning
op de zitting te klappen.
Rechtop zetten van de rugleuning
- Ontgrendel de rugleuning door
aan de hendel te trekken en zet de
rugleuning in de oorspronkelijke
stand.
Controleer of de stoel goed verankerd is.
Stoel in de portefeuillestand zetten
- Zet de stoel in de portefeuillestand.
- Trek aan de rode riem aan de
achterzijde van de stoel om de
steunen uit de verankerpunten op
de vloer te verwijderen.
- Kantel de stoel in zijn geheel naar
voren.
Flexibele indeling stoelen
tweede zitrij
Terugzetten van de stoel
- Kantel de stoel in zijn geheel naar
achteren.
Let voordat u de stoel terugklapt
op het volgende:
- de voeten van een passagier
op de derde zitrij mogen zich
niet op de verankeringspunten
op de vloer bevinden,
- de stoel moet goed zijn
verankerd op de vloer,
- de passagier moet de
autogordel kunnen gebruiken.
78
Stoelen
Flexibele indeling stoelen
derde zitrij
Rugleuning in de tafelstand zetten
- Duw de hoofdsteun volledig
omlaag.
- Bedien de hendel om de rugleuning
op de zitting te klappen.
Rechtop zetten van de rugleuning
- Ontgrendel de rugleuning door
aan de hendel te trekken en zet de
rugleuning in de oorspronkelijke
stand.
Controleer of de stoel goed verankerd is.
Terugzetten van de stoel
- Duw op de rode hendel.
- Klap de stoel in zijn geheel naar
achteren.
Stoel in de portefeuillestand zetten
- Zet de stoel in de tafelstand.
- Til de palinrichting met de rode riem
aan de achterzijde van de stoel op
om de steunen te verwijderen uit de
verankeringspunten op de vloer.
- Klap de stoel in zijn geheel naar
voren.
Let op het volgende:
- de stoel moet goed zijn
verankerd op de vloer,
- de passagier moet de
autogordel kunnen gebruiken.
79
ERGONOMI
E
en
C
OMFOR
T
3
Stoelen
Instappen en uitstappen vanaf
de derde zitrij
Instappen
- Zet de stoel op de tweede zitrij in
de tafelstand.
Uitstappen
- Duw de hoofdsteun volledig omlaag.
- Bedien de gele hendel aan de
achterzijde van de rugleuning van
de tweede zitrij.
- Klap de rugleuning neer in de
tafelstand.
Let op de juiste plaatsing van
de middelste autogordel in de
daarvoor bestemde opening in de
hemelbekleding.
- Zet de stoel in de portefeuillestand
om de instap te vergemakkelijken.
- Trek aan de rode riem om de stoel
in de portefeuillestand te zetten.
- Klap de stoel in zijn geheel naar
voren.
- Stap uit via het portier.
Controleer voordat u de stoel
terugzet in de oorspronkelijke
stand of de voeten van een
passagier op de derde zitrij zich
niet op de verankeringspunten
van de stoel op de tweede zitrij
bevinden.
80
Stoelen
Verwijderen van de stoel
- Schuif indien nodig de voorstoel
naar voren.
- Duw de hoofdsteun omlaag.
- Zet de stoel in de portefeuillestand.
- Kantel de stoel naar voren en til
hem vervolgens op.
Terugzetten van de stoel
Op de sticker op de stoel kunt u zien
op welke plaats deze hoort.
- Plaats de haken van de voorste
steunen tussen de twee stangen.
- Kantel de stoel naar achteren om
de achterste verankeringspunten
vast te zetten.
- Trek aan de hendel om de
rugleuning in de oorspronkelijke
stand te zetten.
- Zet de hoofdsteun omhoog.
Let erop dat het vergrendelen niet
wordt verhinderd door voorwerpen
of voeten van passagiers achterin
die zich voor de openingen voor de
verankering bevinden.
Bediening stoelen tweede zitrij
81
ERGONOMI
E
en
C
OMFOR
T
3
Stoelen
Bediening stoel derde zitrij
Verwijderen van de stoel
- Duw de hoofdsteun omlaag.
- Zet de stoel in de portefeuillestand.
- Klap de stoel naar voren.
- Neem de neergeklapte stoel aan
beide zijden vast, beweeg de stoel
naar voren en til hem omhoog.
Terugzetten van de stoel
Op de sticker op de stoel kunt u zien
op welke plaats deze hoort.
- Plaats de haken van de voorste
steunen tussen de twee stangen.
- Let er op dat de achterste
openingen voor de verankering
niet worden geblokkeerd en dat
de autogordel juist geplaatst en
toegankelijk is.
- Klap de zitting naar achteren om
de achterste bevestigingspunten te
verankeren.
- Gebruik de hendel om
de rugleuning weer in de
oorspronkelijke stand te zetten.
- Trek de hoofsteun omhoog.
Gebruiksvoorschrift
Plaats geen harde of zware
voorwerpen op de in de tafelstand
neergeklapte rugleuningen: bij een
aanrijding of noodstop kunnen deze
veranderen in gevaarlijke projectielen.
Na de verschillende handelingen:
- verwijder een hoofdsteun niet
zonder deze op te bergen, bevestig
deze aan een steun in de auto,
- controleer of de autogordels
bereikbaar blijven en gemakkelijk
door de passagier kunnen worden
vastgemaakt,
- ga niet rijden voordat alle
passagiers hun autogordel hebben
vastgemaakt en afgesteld,
- de passagier op de derde zitrij
moet erop letten de openingen voor
de verankering van de stoel op de
tweede zitrij niet af te dekken,
- de stoelen van de tweede zitrij
mogen niet in de portefeuillestand
staan wanneer zich een passagier
op de derde zitij bevindt. Dit om
ieder risico op letsel te voorkomen
door het onbedoeld terugklappen
van de stoel.
82
Stoelen
FLEXIBEL INTERIEUR EN STOELOPSTELLINGEN
Stoelopstellingen 5 zitplaatsen
83
E
RGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
Stoelen
Stoelopstellingen 7 zitplaatsen
Het wijzigen van de
opstellingen dient uitsluitend
te gebeuren als de auto
stilstaat.
84
Praktische voorzieningen
INDELING VOORCOMPARTIMENT
1. Onderste opbergvak
Dit opbergvak kan, afhankelijk van de
uitvoering, van een deksel zijn voorzien.
Bovenste opbergvak
Het opbergvak bevindt zich bovenop
het dashboard, achter het stuurwiel.
Het optillen van het deksel wordt
vergemakkelijkt door een uitsparing.
Beweeg het deksel met de hand
omhoog tot dit volledig geopend is.
Beweeg om het opbergvak te sluiten
het deksel omlaag en druk vervolgens
kort op het midden van het deksel.
Het morsen van vloeistof kan
kortsluiting veroorzaken, wat tot brand
kan leiden.
3. Opbergvak aan de zijkant
4. Tashaak
Hang uitsluitend exibele en niet te
zware tassen aan de haak.
2. Opbergvak en flessenhouder
(1,5 l)
85
E
RGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
Praktische voorzieningen
Dakconsole
De dakconsole bevindt zich boven
de zonnekleppen. Hierin kunt u
bijvoorbeeld een trui, een map of
handschoenen opbergen.
Door de openingen in de dakconsole
achter de zonnekleppen zijn de
voorwerpen zichtbaar waardoor ze
gemakkelijk bereikbaar zijn.
In totaal mag niet meer dan 5 kg in de
dakconsole worden opgeborgen.
Berg er geen voorwerpen in op die
gevaar voor de inzittenden kunnen
opleveren.
Middenconsole met
opbergruimte
Dankzij deze console is er
aanmerkelijk meer opbergruimte: de
console is uitneembaar en wordt op
een steun vastgezet waarin in het
achterste gedeelte twee bekerhouders
aanwezig zijn.
Controleer of het esje of blikje stevig
in de bekerhouder op zijn plaats wordt
gehouden en tijdens het rijden niet kan
omvallen.
Gemorste vloeistof kan bij contact met
schakelaars op het dashboard en de
middenconsole storingen veroorzaken.
Wees daarom voorzichtig met het
gebruik van de bekerhouder.
Zonneklep
Klap om verblinding te voorkomen bij
laagstaande zon de zonneklep omlaag.
In de zonneklep aan bestuurderszijde
is een vakje aanwezig waarin
bijvoorbeeld tol- of parkeerkaarten
opgeborgen kunnen worden.
86
Praktische voorzieningen
Opbergladen onder de stoelen
Afhankelijk van de uitvoering is onder
beide voorstoelen een opberglade
aanwezig.
Opbergruimte onder de stoelen
In de vloer onder de voorstoelen zijn
opbergvakken met of zonder deksel
aanwezig.
Beweeg de stoel naar voren om deze
opbergvakken te bereiken. Het deksel
kan vanaf de achterzijde van de stoel
worden geopend.
87
ERGONOMI
E
en
C
OMFOR
T
3
Praktische voorzieningen
INDELING ZITPLAAT
S
EN
Opbergvakken in de vloer
Onder de voetenruimte van de
achterpassagiers bevinden zich twee
opbergvakken in de vloer.
Steek, om de opbergvakken te
openen, uw vingers in de opening en til
het deksel op.
Vliegtuigtafeltjes
Trek, om het tafeltje uit te klappen,
het tafeltje omhoog en plaats het in
horizontale positie.
Het tafeltje is uit
veiligheidsoverwegingen zo ontwikkeld
dat het onder zware belasting
losschiet.
Om het tafeltje weer te plaatsen,
moet het in verticale stand gehouden
worden.
Bevestig één kant in de houder en
vervolgens de andere kant door er
licht op te drukken. Leg geen harde
of zware voorwerpen op het tafeltje:
deze kunnen bij een noodstop of een
aanrijding in gevaarlijke projectielen
veranderen.
Aan de zijkant van het tafeltje is een
haak aanwezig waar een tas aan
opgehangen kan worden.
Zonneschermen opzij
Voor de ruiten van de schuifdeuren zijn
zonneschermen leverbaar.
Trek aan de lip om de zonwering te
bevestigen.
Controleer of de lip goed bevestigd is
om te voorkomen dat het zonnescherm
beschadigd raakt bij het openen van
de schuifdeur.
Beweeg de zonwering altijd rustig
met de lip omhoog of omlaag.
88
Praktische voorzieningen
M
ODUTOP DAK
Het multifunctionele dak verlengt
de dakconsole. Het bestaat uit de
volgende onderdelen:
Opbergvakken
Aan beide zijden van het dak hebt u de
beschikking over opbergvakken. Deze
opbergvakken hebben een maximale
capaciteit van 6 kg.
Dankzij de transparante bodem kunt u
vanuit het interieur zien wat zich in de
opbergvakken bevindt.
Plaats geen voorwerpen in de
opbergvakken die gevaar voor de
inzittenden kunnen opleveren.
Plafonnier
Deze werkt op dezelfde wijze als de
plafonnier vóór.
Raadpleeg het hoofdstuk
"Plafonniers" in het gedeelte
"Praktische voorzieningen" van
rubriek 3.
89
ERGONOMI
E
en
C
OMFOR
T
3
Praktische voorzieningen
Van binnenuit
Van buitenaf
Achterste opbergkoffer
De achterste opbergkoffer is
bereikbaar vanaf de achterzitplaatsen
en vanuit de bagageruimte.
Vanaf de achterzitplaatsen kunt u de
kleppen openschuiven.
Luchtroosters
Met de schakelaar met 3 standen kunt
u de hoeveelheid uitstromende lucht
regelen.
De luchtroosters worden aangevuld
met een parfumeur.
Vanuit de bagageruimte kunt de
opbergkoffer openen door uw duim in
de uitsparing te plaatsen en aan de
handgreep te trekken.
Open de opbergkoffer voorzichtig
om te voorkomen dat er
voorwerpen uit vallen.
De opbergkoffer heeft een maximale
capaciteit van 10 kg.
90
Praktische voorzieningen
PARFUMEUR
Door middel van de parfumeur kan
een parfum in het interieur worden
verspreid via de ventilatieroosters in
het dak.
Instelling van de hoeveelheid
Draai aan de verchroomde knop om de
hoeveelheid parfum te regelen:
- naar links om te verlagen,
- naar rechts om te verhogen.
Draai de knop maximaal naar links om
de parfumeur uit te schakelen.
Verwijderen van de parfumeur
- Druk de knop in en draai deze
gelijktijdig een kwart omwenteling
naar links tot aan de aanslag.
- Verwijder de parfumeur uit het dak.
- Vervang de patroon.
91
ERGONOMI
E
en
C
OMFOR
T
3
Praktische voorzieningen
Vervangen van een geurpatroon
De navulverpakking voor de parfumeur
bestaat uit een geurpatroon B en een
houder C .
- Verwijder de beschermfolie D .
- Plaats de kop van de patroon B op
de knop A van de parfumeur.
- Draai de geurpatroon een kwart
omwenteling om deze in de knop
te vergrendelen en verwijder de
houder.
- Breng de parfumeur op zijn plaats.
U kunt de geurpatronen op elk
moment vervangen en de gebruikte
geurpatronen in hun originele houder
bewaren.
De knop van de parfumeur A is los van
de geurpatroon.
De geurpatronen worden zonder de
knop A geleverd.
Aanbrengen van de parfumeur
Na het aanbrengen of vervangen van
de geurpatroon:
- Breng de parfumeur aan in zijn
houder.
- Draai de parfumeur een kwart
omwenteling naar rechts.
Gebruiksvoorschrift
Gebruik uit veiligheidsoverwegingen
uitsluitend de hiervoor bestemde
geurpatronen. Haal geurpatronen niet
uit elkaar.
Bewaar de geurpatronen in de houders
als deze niet in de parfumeur worden
gebruikt.
Probeer nooit om de geurpatronen bij
te vullen met andere parfums dan die
van CITROËN.
Houd de geurpatronen buiten bereik
van kinderen en dieren. Voorkom elk
contact met de huid en ogen. Neem als
parfum is ingeslikt contact op met een
arts en laat deze de verpakking of het
etiket van het product zien.
De knop van de parfumeur A kan
alleen samen met een geurpatroon in
het dak worden aangebracht.
Zorg dus altijd dat u over de knop A en
een geurpatroon beschikt.
De navulpatronen kunnen aangeschaft
worden bij het CITROËN-netwerk.
92
Praktische voorzieningen
DAKSTANGEN Modutop dak
De twee in lengterichting geplaatste
dakstangen van het Modutop dak zijn
afneembaar.
Het maximale toegestane gewicht op
iedere dakstang is 35 kg.
In alle gevallen dient de bagage op
de daarvoor bestemde antisliplaag te
rusten en mogen het dak en de ruiten
van het dak niet geraakt worden.
Voorschriften voor het beladen van
het dak:
- Open de beschermplaatjes.
- Verwijder de 4 schroeven met een
schroevendraaier (opgeborgen
in de gereedschapstas onder de
rechterstoel).
- Draai de stangen 90°, met de holle
delen naar voren.
- Draai de 4 schroeven vast.
- Sluit de beschermplaatjes.
- Gebruik uitsluitend de openingen A
om de bagage met een riem goed
vast te zetten.
93
E
RGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
Praktische voorzieningen
ALLESDRAGER
Als er dwarsstangen op deze dakdragers worden gemonteerd, houd u dan aan
de door de fabrikant voorgeschreven maximumdaklast, zonder het gewicht van
75 kg te overschrijden.
94
Praktische voorzieningen
Automatisch inschakelen/
uitschakelen
De plafonnier vóór gaat automatisch
branden als de sleutel uit het
contact wordt gehaald, bij het
ontgrendelen van de auto, zodra een
voorportier wordt geopend en als
de auto wordt gelokaliseerd met de
afstandsbediening.
De plafonnier gaat geleidelijk uit nadat
het contact is aangezet en nadat de
auto is vergrendeld.
Zitplaatsen vóór: de plafonniers
gaan branden zodra een van de
voorportieren wordt geopend.
Deze kunnen bij aangezet contact
worden in- en uitgeschakeld met
behulp van een schakelaar.
Zitplaatsen achter: de
plafonnier gaat branden zodra
een van de achterportieren
wordt geopend.
Als de portieren enkele
minuten geopend blijven,
gaan de plafonniers uit.
Permanent uit.
Blijft branden, bij aangezet
contact.
Plafonnier vóór
PLAFONNIERS
Plafonnier achter Leeslampjes vóór
95
E
RGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
Praktische voorzieningen
BAGAGESCHERM
(
5 ZITPLAATSEN
)
Deze plaat onttrekt voorwerpen in de
bagageruimte aan het oog.
Verwijderen
Klap het bagagescherm op.
Haal deze uit de inkepingen A en B door het
bagagescherm naar u toe te trekken.
Til het bagagescherm op verwijder het geheel.
Plaatsen
Plaats het bagagescherm voor de
inkepingen A en B .
Duw het bagagescherm naar voren
zodat de nokken in de inkepingen
komen.
Klap het bagagescherm uit en klem
deze vast in de inkepingen C .
Opklappen
Klap, vanuit de bagageruimte,
het achterste gedeelte van het
bagagescherm op door het op te tillen
en uit de inkeping C te halen.
Opbergen (volgens uitvoering)
Aan de achterzijde van de rugleuning
is een ruimte gecreëerd waar het
opgeklapte bagagescherm kan worden
opgeborgen.
Schuif deze verticaal tussen de
geleiders die halverwege de
rugleuningen zijn gemonteerd.
Steek als eerste de scharnierende zijde
in de geleiders en houd de uiteinden van
de twee gedeelten omhoog.
Het bagagescherm kan dienen
als tafel, maar leg er uit
veiligheidsoverwegingen geen
voorwerpen op die bij een noodstop of
een aanrijding van achter in gevaarlijke
projectielen kunnen veranderen.
96
Praktische voorzieningen
12 V-aansluiting (maximaal 120 W)
Beperk het gebruik ervan om de accu
niet te ontladen.
Bagagenet
Open het afdekkapje in de steun van
de haak.
Bevestig, nadat de stang een
kwart omwenteling gedraaid is,
de bovenzijde van het net in de
uitsparingen.
Controleer of het uiteinde van de
stang op de juiste wijze in het metalen
gedeelte van de houder is bevestigd.
Bevestig de banden op de
desbetreffende plaatsen op de vloer.
Span met de banden het net aan.
Sjorogen
Zet met deze sjorogen uw lading vast
op de vloer.
97
ERGONOMI
E
en
C
OMFOR
T
3
Praktische voorzieningen
V
OORZIENINGEN ACHTERIN
(
7 ZITPLAATSEN
)
Bekerhouders
Elke met een vloeistof gevulde beker of
mok die in het interieur wordt vervoerd
kan omvallen en brengt daarom risico's
met zich mee.
Wees hierop alert.
12 V-aansluiting (maximaal 120 W)
Beperk het gebruik ervan om de accu
niet te ontladen.
Sjorogen
Gebruik de sjorogen op de vloer om
uw bagage stevig vast te zetten.
De verankerpunten voor de
autogordels mogen hier niet voor
worden gebruikt.
Het is aan te bevelen de lading
stevig vast te zetten met behulp
van de sjorogen op de vloer.
98
Praktische voorzieningen
Kleppen opbergvak
Trek de desbetreffende klep open.
Het opbergvak dat zich het dichtst bij
de drempel van de achterklep bevindt,
is bedoeld om het oprolmechanisme
met het bagagescherm in op te bergen.
Autogordels
Let er op dat de middelste autogordel
op de juiste wijze is opgerold en in de
daarvoor bestemde opening in het dak
is geplaatst.
Voorkom dat de gordelsluitingen op de
derde zitrij gaan rammelen door ze zo
hoog mogelijk bij de doorvoer in het
dak te plaatsen.
De bevestigingsogen voor de
gordelsluitingen aan weerszijden van
de bagageruimte mogen niet worden
gebruikt om lading vast te zetten.
99
ERGONOMI
E
en
C
OMFOR
T
3
Praktische voorzieningen
BAGAGESCHERM
Het bagagescherm is een exibel
scherm met oprolmechanisme. Let
erop geen zware voorwerpen te
plaatsen op het scherm in uitgerolde
positie.
Plaats het bagagescherm zo dat de
afdek appen aan de achterzijde van
het bagagescherm naar u toe wijzen.
Plaats de linker nok van het
oprolmechanisme in steun A .
Plaatsen
Zet de stoelen op de derde zitrij in de
portefeuillestand.
Til het deksel van de opbergruimte in
de dorpel van de bagageruimte op.
Neem het oprolmechanisme in het
midden vast en duw het in de richting
van de linker stijl.
Til het geheel op.
Druk de rechter nok in en plaats deze
recht voor steun B .
Laat het oprolmechanisme los zodat
het in de steun valt.
Rol het bagagescherm uit tot aan de
achterste zijstijlen.
Plaats de uiteinden in de hiervoor
bestemde achterste openingen om het
bagagescherm te spannen.
100
Praktische voorzieningen
Verwijderen
Trek het bagagescherm vanuit de
bagageruimte naar u toe om het uit de
steunen te verwijderen.
Geleid het bagagescherm tijdens het
oprollen.
Neem de klemmen van de drie
schermen los van de hoofdsteunen op
de tweede zitrij.
Druk het oprolmechanisme aan de
linkerzijde in om het uit de steun B te
kunnen verwijderen.
Til het scherm op en kantel het naar voren.
Opbergen
Berg het bagagescherm op in de
hiervoor bestemde ruimte in de dorpel
van de bagageruimte, met de twee
achterste appen naar boven.
Druk het bagagescherm eerst naar
links.
Laat het los.
Berg de twee appen op en sluit het
deksel.
Het oprolmechanisme is
voorzien van drie schermen om
de bagageruimte af te dekken,
onafhankelijk van of de stoelen
op de tweede zitrij in de normale
of de comfortstand staan.
Elk scherm beschikt over
twee klemmen waarmee het
kan worden bevestigd aan de
hoofdsteunen.
101
ERGONOMI
E
en
C
OMFOR
T
3
Spiegels en ruiten
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
- Zet de knop naar links of rechts
om de desbetreffende spiegel te
selecteren.
- Duw de knop in de 4 richtingen om
de spiegel af te stellen.
- Zet de knop weer in het midden.
Elektrisch inklappen/uitklappen
Bij stilstaande auto en aangezet
contact kunnen de buitenspiegels
van binnenuit elektrisch worden in- of
uitgeklapt:
- Zet de knop in de middelste stand.
- Draai de knop naar beneden.
SPIEGELS
Buitenspiegels met verwarming
De elektrisch verstelbare buitenspiegels
kunnen worden verwarmd.
Handmatig verstelbare
buitenspiegels
Stel de spiegel met behulp van de
hendel in de gewenste stand.
Tijdens het parkeren kunnen de
buitenspiegels handmatig ingeklapt
worden.
Deze buitenspiegels worden niet
verwarmd.
Handmatig terugzetten
Als de buitenspiegel uit zijn
oorspronkelijke positie is geraakt,
zet dan bij stilstaande auto de
buitenspiegel met de hand terug
of gebruik de schakelaar om de
buitenspiegel terug te zetten.
Druk op de toets van de
achterruitverwarming.
102
Spiegels en ruiten
SPIEGEL NAAR
A
CHTERPASSAGIERS
Deze spiegel, die boven de
binnenspiegel is geplaatst, biedt
de bestuurder of voorpassagier
de mogelijkheid om de zitplaatsen
achterin in de gaten te houden.
Doordat de spiegel kan worden
gedraaid, kan deze eenvoudig
handmatig worden afgesteld en is het
mogelijk een goed zicht te krijgen op
de ruimte achter in de auto.
De spiegel kan ook zo worden
afgesteld dat deze een beter overzicht
geeft bij parkeren of inhalen.
Vensters voor tol-/
parkeerkaarten
De athermische voorruit bevat twee
niet-re ecterende gedeelten aan
weerskanten van de binnenspiegel.
Hier kunnen de tol- en/of
parkeerkaarten worden bevestigd.
ZIJRUITEN ACHTER
Kantel de hendel en druk deze
helemaal naar buiten om de geopende
ruit vast te zetten.
Binnenspiegel
De binnenspiegel kent 2 standen:
- dagstand (normaal),
- nachtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en
nachtstand gezet worden met behulp
van het hendeltje aan de onderzijde.
103
E
RGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
Spiegels en ruiten
ELEKTRISCH BEDIENBARE
R
UITEN
1. Schakelaar ruitbediening
bestuurderszijde
2. Schakelaar ruitbediening
passagierszijde
U kunt de ruiten op twee manieren
bedienen:
Telkens als de schakelaar omhoog
wordt getrokken, sluit de ruit enkele
centimeters. Open de ruit volledig en
sluit de ruit.
Laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig
is gesloten.
Tijdens deze handelingen is
de beveiliging tegen beknellen
uitgeschakeld.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel
stuit, stopt de ruit en gaat direct
gedeeltelijk weer open.
Automatische bediening
Duw of trek de schakelaar voorbij het
zware punt. Als u de schakelaar hebt
losgelaten, opent of sluit de ruit volledig.
Druk nogmaals op de schakelaar om
het openen of sluiten te stoppen.
De elektrische ruitbediening wordt
uitgeschakeld:
- ongeveer 45 seconden na het
afzetten van het contact.
- als bij afgezet contact een
voorportier wordt geopend.
Gebruiksvoorschrift
Wanneer tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan de
passagierszijde bedient, moet hij ervan
verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de
elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Als een van de elektrisch bedienbare
ruiten te vaak achter elkaar geopend
en gesloten wordt, treedt een
beveiliging in werking en kan de ruit
alleen nog worden gesloten. Wacht
na het sluiten ongeveer 40 minuten.
Na deze tijd kan de ruit weer worden
bediend.
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot aan
het zware punt om de ruit te openen
of te sluiten. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest
of in het geval van een storing, moet
de ruitbediening gereset worden.
104
Veiligheid tijdens het rijden
V
EILIGHEID TIJDEN
S
HET RIJDEN
CLAXON
Druk in het midden van het stuurwiel.
HANDREM
Aantrekken
Trek aan de hendel van de handrem
om de auto op de handrem te zetten.
Controleer voordat u uitstapt of de
handrem goed is aangetrokken.
Trek de handrem uitsluitend bij
stilstaande auto aan.
Trek, in het uitzonderlijke geval dat
de handrem wordt gebruikt als de
auto rijdt, deze voorzichtig aan om
de achterwielen niet te blokkeren
(slipgevaar).
ALARMKNIPPERLICHTEN
Druk deze knop in: de
richtingaanwijzers knipperen
tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als
het contact is afgezet.
Gebruik de alarmknipperlichten alleen
bij een noodsituatie, een noodstop of in
uitzonderlijke omstandigheden.
Als de auto stilstaat op een helling,
draai dan de wielen richting trottoir en
trek de handrem aan.
Het is dan niet voldoende om alleen
een versnelling in te schakelen bij het
parkeren van de auto, zeker niet bij
een beladen auto.
Als de handrem nog (iets) is
aangetrokken, wordt dit aangegeven
door dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Automatische ontsteking van de
alarmknipperlichten
Bij een noodstop schakelen de
alarmknipperlichten, afhankelijk
van de remvertraging die optreedt,
automatisch in. De alarmknipperlichten
blijven knipperen totdat er opnieuw gas
wordt gegeven.
U kunt de alarmknipperlichten echter
ook uitschakelen door de knop op het
instrumentenpaneel in te drukken.
Loszetten
Trek aan de hendel van de handrem
en druk op de knop om de handrem los
te zetten.
105
Parkeerhulp
V
EILIGHEI
D
4
De parkeerhulp achter met
geluidssignalen en/of een
gra sche weergave bestaat uit vier
parkeersensoren die zijn aangebracht
in de achterbumper. Het systeem
waarschuwt de bestuurder voor elk
obstakel (persoon, auto, boom,
hek, …) dat zich binnen het bereik van
het systeem achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u niet voor objecten
die zich direct onder de bumper
bevinden. Paaltjes, pionnen bij
wegwerkzaamheden of gelijksoortige
voorwerpen worden waargenomen
bij aanvang van de aanrijmanoeuvre,
maar niet meer wanneer de auto te
dicht genaderd is.
Inschakelen van de achteruitversnelling
Weergave op het display
Uitschakelen van de
parkeerhulp
Zet de versnellingsbak in de
neutraalstand.
Een geluidssignaal bevestigt dat
het systeem in werking treedt
zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
Een geluidssignaal geeft de afstand
tot het obstakel aan. Hoe dichter de
auto bij het obstakel komt, hoe korter
de tijd tussen de geluidssignalen is.
Als de auto minder dan ongeveer
30 centimeter van het obstakel
verwijderd is, is het geluidssignaal
continu hoorbaar.
106
Parkeerhulp
Activeren/Deactiveren
Storing
Als het systeem bij het inschakelen van
de achteruitversnelling niet werkt, gaat
het lampje van de schakelaar branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwali ceerde werkplaats.
Gebruiksvoorschrift
Zorg ervoor dat de sensoren in de
winter of bij slecht weer niet bedekt zijn
met modder, ijs of sneeuw.
Het systeem zal automatisch worden
uitgeschakeld bij het trekken van
een aanhanger of de montage van
een etsdrager (auto met een door
CITROËN aanbevolen trekhaak of
etsdrager).
De parkeerhulp is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven en
verantwoordelijk is.
Druk op deze schakelaar om
het systeem te activeren of te
deactiveren.
De geactiveerde of
gedeactiveerde toestand
van het systeem wordt
opgeslagen bij het afzetten
van het contact.
ABS
ABS
107
Veiligheid tijdens het rijden
V
EILIGHEI
D
4
A
NTIBLOKKEERSYSTEEM
(ABS - EBD)
Het ABS zorgt samen met de
elektronische remdrukregelaar (EBD)
tijdens het remmen voor een betere
stabiliteit en bestuurbaarheid van uw
auto, vooral op een slecht of glad
wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van
de wielen, terwijl de remdrukregelaar
de remdruk over de vier wielen
verdeelt.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het display, duidt
dit op een storing in het
antiblokkeersysteem. Door deze storing
zou u tijdens het remmen de controle
over uw auto kunnen verliezen.
Als dit verklikkerlampje
gaat branden in combinatie
met de verklikkerlampjes
remsysteem en STOP,
een geluidssignaal en een
melding op het display, duidt dit
op een storing in de elektronische
remdrukregelaar. Door deze storing
zou u tijdens het remmen de controle
over uw auto kunnen verliezen.
NOODREMASSISTENTIE
(
BAS
)
Dit systeem zorgt ervoor dat in
noodgevallen de optimale remdruk
sneller wordt bereikt: trap het
rempedaal volledig in zonder het los te
laten.
Het systeem wordt ingeschakeld als
de snelheid waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt groot is en zorgt ervoor
dat de benodigde bedieningskracht
verandert.
Houd het rempedaal ingetrapt om de
werking van het brake assist system
voort te zetten.
Gebruiksvoorschrift
Het ABS treedt automatisch in werking
als één van de wielen dreigt te
blokkeren. Het systeem zorgt niet voor
een kortere remweg.
Op een erg glad wegdek (sneeuw, olie,
enz.) kan de remweg door de werking
van het ABS langer zijn. Trap het
rempedaal bij een noodstop krachtig
en volledig in en laat het niet los, ook
niet op een glad wegdek. Het ABS
zorgt er dan voor dat u om het obstakel
heen kunt sturen.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die zijn voorzien
van een artikelnummer van CITROËN.
Stop onmiddellijk op een veilige
plaats.
Raadpleeg in beide gevallen
het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
ESP OFF
108
Veiligheid tijdens het rijden
ANTISPINREGELING
(
ASR
)
EN ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMM
A
(
ESC
)
Deze systemen staan in verbinding
met het ABS en zijn hier een aanvulling
op.
De ASR zorgt voor een optimale
overbrenging van de aandrijfkracht op
de weg, zodat wordt voorkomen dat
u tijdens het accelereren de controle
over de auto verliest.
Het systeem past de aandrijfkracht
aan om het doorspinnen van de wielen
te voorkomen via de remmen van
de aangedreven wielen en de motor.
Het systeem zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Houd als het ESC is ingeschakeld in
een bocht het stuurwiel altijd in de
gewenste richting en stuur niet tegen.
Het ESC-systeem grijpt automatisch in
via het remsysteem en de motor als de
koers van de auto afwijkt van de door
de bestuurder gewenste richting.
Uitschakelen ASR/ESC
In bijzondere omstandigheden (als de
auto vastzit in de modder, sneeuw, in
mulle grond, ...) kan het nuttig zijn het
ASR/ESC uit te schakelen, zodat de
wielen kunnen slippen en weer grip
kunnen krijgen.
Controle van werking
Gebruiksvoorschriften
Het ASR-/ESC-systeem zorgt voor
meer veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer
risico's en het te hard rijden.
De goede werking van het systeem
wordt verzekerd onder voorwaarde dat
de voorschriften van de constructeur
op het gebied van wielen (banden
en velgen), onderdelen van het
remsysteem en elektronische
onderdelen worden nageleefd en
dat de procedures voor montage en
het uitvoeren van werkzaamheden
door het CITROËN-netwerk worden
opgevolgd.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwali ceerde
werkplaats.
Werking van het ASR- en ESC-
systeem
Het lampje knippert
tijdens een ingreep
van de ASR of het
ESC.
De systemen worden opnieuw:
- automatisch ingeschakeld als de
snelheid hoger wordt dan 50 km/h,
Bij een storing in de systemen
zal het verklikkerlampje gaan
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwali ceerde werkplaats om het
systeem na te laten kijken.
Het verklikkerlampje kan ook gaan
branden in het geval van een te lage
bandenspanning. Controleer van alle
banden de bandenspanning.
- Druk op de
knop of draai
het knopje in de
stand ESC OFF
(afhankelijk van
de uitvoering).
- Het verklikkerlampje gaat branden:
de systemen ASR en ESC zijn
uitgeschakeld.
- ingeschakeld als u
de knop indrukt of
het draaiknopje weer
terugdraait (afhankelijk
van de uitvoering).
109
Veiligheid tijdens het rijden
V
EILIGHEI
D
4
"GRIP CONTROL"
Gebruiksvoorschriften
Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen
voor het gebruik op verharde wegen,
maar het is ook mogelijk om zo nu
en dan te rijden op minder goed
begaanbare wegen.
Vooral als uw auto zwaar beladen is,
is deze niet geschikt voor gebruik als
terreinauto. Denk hierbij aan:
- rijden op terreinen die de
onderzijde van de auto zouden
kunnen beschadigen of waarbij
onderdelen (brandsto eiding,
brandstofkoeler,...) geraakt zouden
kunnen worden door stenen of
andere objecten,
- rijden op terrein met steile hellingen
en weinig grip,
- oversteken van beekjes en
stroompjes.
In sneeuw, modder en zand zorgt dit
aandrijfsysteem in combinatie met de
banden Michelin
®
Latitude Tour HP
M+S voor een uitstekend compromis
tussen veiligheid, grip en tractie.
Met dit systeem kan de auto in de
meeste gevallen waarbij sprake is van
weinig grip toch vooruit komen.
U moet het gaspedaal ver genoeg
intrappen om ervoor te zorgen dat de
motor voldoende vermogen levert,
zodat het systeem de verschillende
parameters optimaal kan aansturen.
ESP OFF
110
Veiligheid tijdens het rijden
De ESC -stand is de
normale stand voor situaties
waarin weinig wielslip
optreedt, gebaseerd op
de meest voorkomende
omstandigheden tijdens het rijden op
autowegen en snelwegen.
Elke keer als u het contact afzet,
wordt het ESC automatisch weer
ingeschakeld.
De stand ESC OFF
is alleen geschikt
voor het wegrijden
en bij lage
snelheden.
Deze stand is alleen mogelijk bij
snelheden tot 50 km/h.
In de stand " Sneeuw "
past het systeem bij het
wegrijden de regeling aan
op de hoeveelheid grip die
elk voorwiel op dat moment
heeft.
Tijdens het optrekken optimaliseert
het systeem de wielslip zodanig
dat de beschikbare grip effectief
wordt gebruikt voor een maximale
acceleratie.
In de stand " Off road " wordt
bij het wegrijden veel wielslip
toegestaan bij het wiel met
de minste grip, zodat de
modder van de band wordt
verwijderd en het wiel vervolgens weer
grip krijgt. Er wordt zo veel mogelijk
koppel naar het wiel met de meeste
grip overgebracht.
Tijdens het optrekken verdeelt het
systeem de wielslip zodanig dat de
handelingen van de bestuurder zo veel
mogelijk effect hebben.
In de stand " Zand " is het
gelijktijdig licht doorslippen
van de aangedreven wielen
toegestaan, zodat de auto
vooruit komt en het risico van
ingraven wordt beperkt.
Activeer op zand geen andere standen,
omdat anders de kans bestaat dat de
auto vast komt te zitten in het terrein.
111
V
EILIGHEI
D
4
Veiligheidsgordels
V
EILIGHEID
S
GORDEL
S
Hoogteverstelling
Knijp de knop van de geleider in
en schuif deze omhoog of omlaag
(veiligheidsgordel bestuurdersstoel en
enkele passagiersstoel).
Vastmaken
Trek aan de gordel en steek de gesp in
de gordelsluiting.
Trek aan de gordel om de
vergrendeling van de gesp te
controleren.
Verklikkerlampje
veiligheidsgordel bestuurder
Losmaken
Druk op de rode knop.
Als de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt, gaat bij het
starten van de motor het
verklikkerlampje branden.
Gebruiksvoorschrift
De bestuurder dient er vóór het wegrijden
zeker van te zijn dat alle inzittenden hun
veiligheidsgordels op de juiste manier
hebben vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook
al betreft het een korte rit.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van
een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de
lengte van de gordel automatisch wordt
aangepast aan uw lichaamsbouw.
Gebruik geen accessoires om de
veiligheidsgordels minder strak te laten
aansluiten (zoals wasknijpers, klemmen,
veiligheidsspelden, ...).
Controleer zowel voor als na het gebruik
van de gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of
verplaatsen van een stoel of de
achterbank of de gordel goed is opgerold
en de gordelsluiting zich op de juiste
plaats bevindt.
De gordelspanners van de
veiligheidsgordels vóór kunnen,
afhankelijk van de aard en de kracht
van de aanrijding, onafhankelijk van
de airbags afgaan. De gordelspanners
trekken de veiligheidsgordels direct stevig
tegen het lichaam van de inzittenden.
Het afgaan van de gordels gaat gepaard
met een lichte onschadelijke rookvorming
en een geluid als gevolg van de
pyrotechnische lading in het systeem.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de
kracht waarmee de gordel tegen het
lichaam van de inzittenden getrokken
wordt.
112112
Veiligheidsgordels
Voorschriften voor kinderen:
- maak voor kinderen tot 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m gebruik van een
geschikt kinderzitje.
- laat nooit een kind op schoot
zitten tijdens het rijden. De
veiligheidsgordel mag door niet
meer dan één persoon gedragen
worden.
Raadpleeg voor meer informatie
over kinderzitjes in rubriek 4 het
gedeelte "Kinderen in de auto".
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel
voor textiel, verkrijgbaar bij het
CITROËN-netwerk.
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
het CITROËN-netwerk, dat tevens voor
de garantie zorgt en de werkzaamheden
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig (ook na een kleine aanrijding)
controleren door het CITROËN-netwerk of
een gekwali ceerde werkplaats: de gordels
mogen geen slijtagesporen en scheuren
vertonen en er mogen geen wijzigingen
aan de gordels zijn
aangebracht.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van de
auto.
De veiligheidsgordels met pyrotechnische
gordelspanners werken alleen als het
contact aan staat.
U kunt de gordel losmaken door de rode
knop op de gesphouder in te drukken.
Geleid de gordel tijdens het oprollen.
Als de gordelspanners zijn geactiveerd,
gaat het verklikkerlampje airbag branden.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
- moet worden voorkomen dat de
gordel gedraaid raakt en moet de
gordel in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken,
- dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder worden
geplaatst.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op
het bekken worden geplaatst.
Draai de gespen van de
veiligheidsgordels niet om; de gordels
zijn dan niet voldoende effectief. Als de
zitplaatsen zijn voorzien van armsteunen,
moet de heupgordel altijd onder de
armsteun door worden geleid.
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Autogordels zitplaatsen vóór
De autogordels vóór zijn voorzien van
pyrotechnische gordelspanners en
gordelkrachtbegrenzers.
Autogordels zitplaatsen achter
(5 zitplaatsen)
De zitplaatsen achter zijn voorzien van
driepuntsgordels met oprolautomaten.
113
V
EILIGHEI
D
4
Veiligheidsgordels
Autogordels zitplaatsen achter
(7 zitplaatsen)
Tweede zitrij
De drie zitplaatsen zijn uitgerust met
driepuntsgordels en oprolautomaten.
Let er bij het neerklappen van de
buitenste stoelen of het neerklappen
van de rugleuningen in de tafelstand
op dat de autogordel van de middelste
zitplaats niet knel komt te zitten.
Let er bij het verstellen van de
buitenste stoelen (verwijderen/
terugplaatsen) of bij het instappen
naar de derde zitrij op dat er niets blijft
haken aan de middelste autogordel.
Let erop dat de middelste autogordel
op de juiste wijze is opgerold in de
gordelhouder in het dak.
Derde zitrij
De twee zitplaatsen zijn uitgerust met
driepuntsgordels en oprolautomaten.
Bevestig de gordels niet aan de
sjorogen, zoals met een rood kruis is
aangegeven op de sticker.
Let erop dat de autogordels op de
juiste wijze worden vastgemaakt aan
de hiervoor bestemde ogen.
De autogordels van de derde zitrij
kunnen worden opgeborgen als ze
niet in gebruik zijn. Hierdoor is de
bagageruimte beter toegankelijk en
is het bagagescherm eenvoudiger te
plaatsen.
Haak de musketonhaak vast op
de hiervoor bestemde plaats in de
bekleding van de achterstijl.
114114
Airbags
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de
inzittenden bij ernstige aanrijdingen:
ze vormen een aanvulling op de
werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren
registreren in dat geval de frontale en
zijdelingse aanrijdingen waaraan de
registratiezones voor een aanrijding
worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden
de airbags onmiddellijk opgeblazen
en zorgen voor een betere
bescherming van de inzittenden
van de auto. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas zodat noch het
zicht, noch het eventueel verlaten
van de auto door de inzittenden
wordt belemmerd,
- bij een minder ernstige aanrijding
of een aanrijding van achteren,
en in bepaalde gevallen waarin
de auto over de kop slaat, treden
de airbags niet in werking. De
veiligheidsgordels zorgen in deze
situaties voor uw bescherming.
De kracht van de aanrijding is
afhankelijk van het soort obstakel
en de snelheid van de auto op dat
moment.
115
V
EILIGHEI
D
4
115
Airbags
Gebruiksvoorschrift
Maak er een gewoonte van om
normaal rechtop in de voorstoelen te
zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan
de goede werking van de airbag
belemmeren en/of de inzittende bij het
opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal
van uw auto de airbagsystemen
controleren.
Het is beslist niet toegestaan om
werkzaamheden uit te voeren aan
airbagsystemen, raadpleeg hiervoor
het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
Zelfs als alle bovenstaande
voorschriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de borst
of de armen, als de airbag wordt
geactiveerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens
even snel leeg, waarbij de warme
gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen.
Zij-airbags
Bedek de stoelen uitsluitend met de
goedgekeurde stoelhoezen. Deze
belemmeren het activeren van de zij-
airbags niet. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwali ceerde
werkplaats.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen; dit zou bij het afgaan
van de airbags kunnen leiden tot
verwondingen aan armen of middel.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
Zorg ervoor dat de passagier zijn
voeten niet op het dashboard
laat rusten; hij kan anders ernstig
letsel oplopen als de airbag wordt
opgeblazen.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgeblazen,
kunnen brandende sigaretten of een
pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak
geen gaten in de stuurwielbekleding en
sla niet op het stuurwiel.
De airbags werken alleen als
het contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding
plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een
volgend ongeval), werken de airbags
niet meer.
Het activeren van de airbags gaat
gepaard met wat rook en een knal,
als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor gevoelige personen irriterend zijn.
De knal die bij de ontsteking wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
Wanneer een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de
passagiersstoel is geplaatst,
moet de airbag aan passagierszijde
zijn uitgeschakeld. Zie in rubriek 4 het
gedeelte "Kinderen aan boord".
116116
Airbags
Window-airbags
De window-airbags beschermen de
bestuurder en passagiers (uitgezonderd
de middelste zitplaats van zitrij 2) bij
een ernstige zijdelingse aanrijding, om
de kans op hoofdletsel te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in
de stijlen en het bovenste gedeelte van
het interieur.
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met
de zij-airbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van)
de impactzone opzij ( B ), loodrecht op
de lengteas van de auto en vanaf de
buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto, die zich op een horizontale
ondergrond moet bevinden.
De window-airbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór of achter in
de auto en de ruiten.
Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de
bestuurder en voorpassagier bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn aan de zijde van de
portieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Activering
De zij-airbags worden aan de
desbetreffende zijde opgeblazen bij
een ernstige zijdelingse aanrijding
binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij ( B ), loodrecht op
de lengteas van de auto en vanaf de
buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto, die zich op een horizontale
ondergrond moet bevinden.
De zij-airbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór en het
desbetreffende portierpaneel.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór
B. Impactzone opzij
Storing
Als dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel
gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding op het display,
raadpleeg dan het CITROËN-netwerk
of een gekwali ceerde werkplaats
om het systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij
een ernstige aanrijding niet worden
geactiveerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding
of bij over de kop slaan, kan
het zijn dat de airbag niet wordt
geactiveerd.
117
V
EILIGHEID
4
117
Airbags
Frontairbags
Deze zijn voor de bestuurder in
het midden van het stuurwiel en
voor de passagier in het dashboard
aangebracht.
Activering
Ze worden tegelijkertijd geactiveerd,
behalve als de airbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld, bij
een ernstige frontale aanrijding binnen
de impactzone A , in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde
richting de achterzijde van de auto, die
zich op een horizontale ondergrond
moet bevinden.
De frontairbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór en het
dashboard om te voorkomen dat de
inzittende naar voren wordt geworpen.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde
kan worden uitgeschakeld:
- Zet het contact af , steek de sleutel
in de schakelaar voor uitschakelen
van de airbag aan passagierszijde,
- draai deze in de stand "OFF" ,
- verwijder de sleutel zonder de
stand van de sleutel te veranderen.
Het verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel
brandt zolang de airbag is
uitgeschakeld.
Als de twee verklikkerlampjes
airbag permanent branden, plaats
dan geen kinderzitje met de rug
in de rijrichting. Neem contact op
met het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
Storing airbag vóór
Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de voorstoel
plaatst. Anders kan een kind bij het
afgaan van de airbag levensgevaarlijk
gewond raken.
Inschakelen
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventuele
aanrijding niet.
Als u het kinderzitje hebt verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw passagier
te garanderen.
Als dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het display, laat het
systeem dan controleren door
het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
118118
Kinderen aan boord
ALGEMENE INFORMATIE MET
BETREKKING TOT KINDERZITJES
Hoewel CITROËN bij het ontwerp van
uw auto veel aandacht heeft besteed
aan veiligheidsvoorzieningen voor uw
kinderen, is hun veiligheid natuurlijk
ook afhankelijk van uzelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- kinderen jonger dan 12 jaar
of kleiner dan 1,50 meter
dienen in goedgekeurde,
aan het lichaamsgewicht
aangepaste kinderzitjes op met
veiligheidsgordels of ISOFIX-
bevestigingen uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd,
- de veiligste plaats voor het
vervoeren van een kind is volgens
de statistieken een plaats op de
achterbank van uw auto,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel
voor- als achterin met de rug in de
rijrichting worden vervoerd,
- een kind mag nooit op de schoot
van een passagier worden
vervoerd.
KINDERZITJE VÓÓR
"Met de rug in de rijrichting"
Aanbevolen op de zitplaatsen achter
tot 2 jaar.
Wanneer een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op de passagiersstoel
vóór wordt geplaatst, moet de airbag
aan passagierszijde zijn uitgeschakeld.
Anders kan het kind bij het afgaan van
de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
"Met het gezicht in de rijrichting"
Aanbevolen op de zitplaatsen achter
vanaf 2 jaar.
Wanneer een kinderzitje met
het gezicht in de rijrichting op de
passagiersstoel vóór wordt geplaatst,
mag de airbag aan passagierszijde niet
worden uitgeschakeld.
De regels voor het vervoeren
van kinderen zijn per land
verschillend. Raadpleeg hiervoor
de wetgeving in uw land.
Raadpleeg de lijst met de voor uw
land goedgekeurde kinderzitjes.
De aanwezigheid van ISOFIX-
bevestigingen, achterzitplaatsen en
een (uitschakelbare) passagiersairbag
is afhankelijk van de uitvoering.
119
V
EILIGHEID
4
119
Kinderen aan boord
Zie rubriek 4, gedeelte "Airbags".
De procedure voor kinderzitjes
en de functie uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde zijn
gelijk voor het hele CITROËN-gamma.
Als de airbag aan passagierszijde
niet kan worden uitgeschakeld, is het
absoluut verboden een kinderzitje
"met de rug in de rijrichting" op de
zitplaatsen voor te bevestigen.
Airbag aan passagierszijde OFF
Sticker op beide zijden van de
zonneklep aan passagierszijde
AR
BG НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това можеда
причини СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето.
CS NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM.
Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ.
DA Brug aldrig en bagudvendt barnestol på et sæde der er beskyttet af en aktiv airbag. Død eller alvorlig skade på barnet kan
forekomme.
DE Verwenden Sie NIEMALS einen Kindersitz oder Babyschale gegen die Fahrtrichtung bei AKTIVIERTEM Airbag, TOD oder
ERNSTHAFTE VERLETZUNGEN können die Folge sein.
EL Μη χρησιμοποιείτε ΠΟΤΕ παιδικό κάθισμα με την πλάτη του προς το εμπρός μέρος του αυτοκινήτου, σε
μια θέση που
προστατεύεται από ΜΕΤΩΠΙΚΟ αερόσακο που είναι ΕΝΕΡΓΟΣ. Αυτό μπορεί να έχει σαν συνέπεια το ΘΑΝΑΤΟ ή το ΣΟΒΑΡΟ
ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ του ΠΑΙΔΙΟΥ
EN NEVER use a rearward facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it, DEATH or SERIOUS INJURY
to the CHILD can occur
ES NO INSTALAR NUNCA EL SISTEMA DE RETENCIÓN PARA NIÑOS DE ESPALDAS AL SENTIDO DE LA CIRCULACIÓN SOBRE
UN ASIENTO PROTEGIDO CON UN COJÍN INFLABLE FRONTAL ( AIRBAG ) ACTIVADO. ESTO PUEDE CAUSAR LA MUERTE
DEL BEBE O HERIRLO GRAVEMENTE.
ET Ärge kasutage kunagi lapse turvatooli seljaga sõidusuunas sõiduki istmel mis on kaitstud AKTIVEERITUD TURVAPADJAGA. See
võib põhjustada lapsele RASKEID VIGASTUSI või SURMA.
FI ÄLÄ KOSKAAN aseta lapsen turvaistuinta selkä ajosuuntaan istuimelle, jonka edessä suojana on käyttöön aktivoitu TURVATYYNY.
Sen laukeaminen voi aiheuttaa LAPSEN KUOLEMAN tai VAKAVAN LOUKKAANTUMISEN.
FR NE JAMAIS installer de système de retenue pour enfants faisant face vers l’arrière sur un siège protégé par un COUSSIN
GONFLABLE frontal ACTIVÉ.
Cela peut provoquer la MORT de l’ENFANT ou le BLESSER GRAVEMENT
HR NIKADA ne postavljati dječju sjedalicu leđima u smjeru vožnje na sjedalo zaštićeno UKLJUČENIM prednjim ZRAČNIM JASTUKOM.
To bi moglo uzrokovati SMRT ili TEŠKU OZLJEDU djeteta.
HU SOHA ne használjon menetiránynak háttal beszerelt gyermekülést olyan ülésen, amely AKTIVÁLT ÁLLAPOTÚ (BEKAPCSOLT)
FRONTLÉGZSÁKKAL van védve. Ez a gyermek halálát vagy súlyos sérülését okozhatja.
IT NON installare MAI seggiolini per bambini posizionati in senso contrario a quello di marcia su un sedile protetto da un AIRBAG
frontale ATTIVATO. Ciò potrebbe provocare la MORTE o FERITE GRAVI al bambino.
120120
Kinderen aan boord
LT NIEKADA neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO
PAGALVĖS. Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TRAUMUOTAS.
LV NAV PIEĻAUJAMS uzstādīt uz aizmuguri vērstu bērnu sēdeklīti priekšējā pasažiera vietā, kurā ir AKTIVIZĒTS priekšējais
DROŠĪBAS GAISA SPILVENS.
Tas var izraisīt BĒRNA NĀVI vai radīt NOPIETNUS IEVAINOJUMUS.
MT Qatt m’ghandek thalli tifel/ti a marbut fsiggu dahru lejn l-Airbag attiva, ghaliex tista’ tikkawza korriment serju jew anke mewt lit-tifel/
ti a
NL Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij het afgaan
van de airbag kan het KIND ERNSTIG OF DODELIJK GEWOND raken.
NO Installer ALDRI et barnesete med ryggen mot kjøreretningen i et sete som er beskyttet med en frontal AKTIVERT
KOLLISJONSPUTE, BARNET risikerer å bli DREPT eller HARDT SKADET.
PL NIGDY nie instalować fotelika dziecięcego w pozycji «tyłem do kierunku jazdy»na siedzeniu wyposażonym w CZOŁOWĄ
PODUSZKĘ POWIETRZNĄ w stanie AKTYWNYM.W przeciwnym razie dziecko narażone będzie na ŚMIERĆ lub BARDZO
POWAŻNE OBRAŻENIA CIAŁ
A w momenicie wyzwolenia poduszki powietrznej
PT NUNCA instale um sistema de retenção para crianças de costas para a estrada, num banco protegido por um AIRBAG frontal
ACTIVADO. Esta instalação poderá provocar FERIMENTOS GRAVES ou a MORTE da CRIANÇA.
RO Nu instalati NICIODATA un sistem de retinere pentru copii, dispus cu spatele in directia de mers, pe un loc din vehicul protejat cu
AIRBAG frontal ACTIVAT. Aceasta ar putea provoca MOARTEA COPILULUI sau RANIREA lui GRAVA.
RU ВО ВСЕХ СЛУЧАЯХ ЗАПРЕЩАЕТСЯ использовать обращенное назад детское удерживающее устройство на сиденье,
защищенном ФУНКЦИОНИРУЮЩЕЙ ПОДУШКОЙ БЕЗОПАСНОСТИ, установленной перед этим сиденьем.
Это может привести к ГИБЕЛИ РЕБЕНКА или НАНЕСЕНИЮ ЕМУ СЕРЬЕЗНЫХ ТЕЛЕСНЫХ ПОВРЕЖДЕНИЙ
SK NIKDY nepoužívajte na prednom sedadle chránenom AKTÍVNYM AIRBAGOM detské zadržiavacie zariadenie umiestnené v proti
smere jazdy. Môže to spôsobiť SMRŤ, alebo VÁŽNE ZRANENIE DIEŤAŤA.
SL NIKOLI ne nameščajte otroškega sedeža s hrbtom v smeri vožnje, če je VARNOSTNA BLAZINA pred sprednjim sopotnikovim
sedežem AKTIVIRANA. Takšna namestitev lahko povzroči SMRT OTROKA ali HUDE POŠKODBE.
SR NIKADA ne koristite dečje sedište koje se okreće unazad na sedištu zaštićenim AKTIVNIM VAZDUŠNIM JASTUKOM ispred njega,
jer mogu nastupiti SMRT ili OZBILJNA POVREDA DETETA.
SV Använd ALDRIG en bakåtvänd barnstol i ett säte skyddat av en AKTIV AIRBAG framför det. Det kan orsaka ALLVARLIGA eller
DÖDLIGA skador på barnet.
TR KESİNLKLE HAVA YASTI
ĞI AKTİF olan ön koltuğa yüzü arkaya dönük bir çocuk koltuğu yerleştirmeyiniz. Bu ÇOCUĞUN
ÖLMESİNE veya ÇOK AĞIR YARALANMASINA sebep olabilir.
121
V
EILIGHEI
D
4
121
Kinderen aan boord
122122
Kinderen aan boord
DOOR CITROËN AANBEVOLEN KINDERZITJES
CITROËN levert een complete reeks kinderzitjes met een artikelnummer van
Citroën die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt:
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
L1
"RÖMER Baby-Safe Plus"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L4
"KLIPPAN Optima"
Vanaf 6 jaar (ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.
L5
"RÖMER KIDFIX"
Kan worden bevestigd op de ISOFIX-bevestigingen van de auto.
Het kind wordt door de veiligheidsgordel op zijn plaats gehouden.
L3: verwijder de hoofdsteunen om dit type kinderzitje op de 2e zitrij te kunnen plaatsen.
123
V
EILIGHEID
4
123
Kinderen aan boord
BEVESTIGING KINDERZITJES MET DE VEILIGHEIDSGORDEL
Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een
veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de
auto:
a: Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg.
b: raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
c : als de zitplaatsen van de derde rij bezet zijn, haal dan een op de neerklapbare stoel van de tweede zitrij gemonteerd kinderzitje
weg, om de toegang tot rij 3 niet te hinderen.
d: de hoofdsteunen van de stoelen op zitrij 2 dienen te worden verwijderd voor een betere aansluiting van het kinderzitje op de stoel.
U: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel met de
"rug in de rijrichting" als met het "gezicht in de rijrichting".
Plaatsen
Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Minder dan
13 kg
(Groep 0 (a) en
0+)
Tot ongeveer
1 jaar
Van 9 tot 18 kg
(Groep 1)
Van 1 tot
ongeveer 3 jaar
Van 15 tot 25 kg
(Groep 2)
Van 3 tot
ongeveer 6 jaar
Van 22 tot 36 kg
(Groep 3)
Van 6 tot
ongeveer 10 jaar
Zitrij 1 (b)
Passagiersstoel
U U U U
Zitrij 2 (d)
(5 en 7 zitplaatsen)
Buitenste
zitplaatsen
U U U U
Middelste
zitplaats
U U U U
Zitrij 3 (c, d)
(7 zitplaatsen)
U U U U
124124
Kinderen aan boord
ISOFIX-BEVESTIGINGEN
Uw auto voldoet aan de nieuwe
ISOFIX-normen.
Elke zitplaats is voorzien van drie
bevestigingsringen:
- twee bevestigingsringen A en B
vóór, die zich tussen de rugleuning
en de zitting van de zitplaats
bevinden,
- één bevestigingsring C achter, die zich aan
de achterzijde van de rugleuning van de
zitplaats bevinden, voor de bevestiging van de
bovenste riem, de TOP TETHER-bevestiging,
De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een
veilige, degelijke en snelle montage van het
kinderzitje op de twee buitenste zitplaatsen achter
in uw auto.
De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over
twee sloten die eenvoudig aan de twee
bevestigingsringen voor kunnen worden
verankerd.
Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van
een bovenste bevestigingsriem die kan worden
vastgemaakt aan de bevestigingsring C achter.
Zet om de bovenste
bevestigingsriem vast te maken
de hoofdsteun van de zitplaats
omhoog en steek de haak tussen
de hoofdsteun en de rugleuning
door. Bevestig de haak aan de
bevestigingsring achter en trek de riem
aan.
Iso x kinderzitje met steun
ISOFIX-kinderzitjes voorzien van
een steun (voor op de vloer van
uw auto) kunnen niet worden bevestigd
op achterzitplaatsen voorzien van
opbergvakken in de vloer (onder de
voeten).
125
V
EILIGHEI
D
4
125
Kinderen aan boord
Dit kinderzitje kan ook worden
bevestigd op zitplaatsen die niet zijn
voorzien van ISOFIX bevestigingen.
Het is in dat geval verplicht het
kinderzitje met de normale driepunts
veiligheidsgordel op de zitplaats van
de auto te bevestigen.
Volg bij het plaatsen van het
kinderzitje de gebruiksaanwijzing
van de fabrikant van het zitje.
VOOR UW AUTO GOEDGEKEURD ISOFIX-KINDERZITJE
Het RÖMER Duo Plus ISOFIX-kinderzitje (gewichtsgroep B1 )
Groep 1: van 9 tot 18 kg
Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Voorzien van een bovenste riem voor verankering aan de
bovenste ISOFIX bevestiging,
de TOP TETHER.
Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.
126126
Kinderen aan boord
OVERZICHT BEVESTIGING ISOFIX-KINDERZITJES
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een
ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo
aangegeven met een letter ( A t/m G ).
Gewicht van het kind /leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ca. 6 maanden
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groep 0+)
Tot ca. 1 jaar
Van 9 tot 18 kg (groep 1)
1 tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg
"rug in de
rijrichting"
"rug in de
rijrichting"
"gezicht in de
rijrichting"
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1
2e zitrij
(5 en 7 *
zitplaatsen)
Buitenste
zitplaatsen
IL-SU IL-SU IL-SU IUF, IL-SU
Middelste
zitplaats
Zitplaats zonder ISOFIX-bevestigingen
3e zitrij
(7 zitplaatsen)
Zitplaatsen Zitplaatsen zonder ISOFIX-bevestigingen
IUF: Zitplaats geschikt voor het bevestigen van een universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje met het gezicht in de rijrichting en
een riem aan de bovenzijde, waarmee het zitje wordt bevestigd aan de bovenste bevestigingsring van de zitplaatsen van de
auto met ISOFIX-bevestigingen.
IL-SU: Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje met het gezicht in de
rijrichting.
* Bij de 7-persoons uitvoering dienen de drie stoelen van de 2e zitrij allemaal te zijn geplaatst als er kinderzitjes worden bevestigd.
127
V
EILIGHEI
D
4
127
Kinderen aan boord
ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES
De onjuiste bevestiging van een
kinderzitje brengt de veiligheid van het
kind in gevaar in geval van een botsing.
Zorg ervoor dat de autogordels of het
tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte
ritten, worden vastgemaakt waarbij de
speling ten opzichte van het lichaam van
het kind zoveel mogelijk moet worden
beperkt .
Zorg er voor een optimale bevestiging
van het kinderzitje "met het gezicht in de
rijrichting" voor dat de rugleuning van het
zitje tegen de rugleuning van de stoel van
de auto aandrukt en dat de hoofdsteun
geen belemmering vormt.
Als de hoofdsteun verwijderd moet
worden, berg deze dan zorgvuldig op om
te voorkomen dat de hoofdsteun door de
auto vliegt bij krachtig afremmen.
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen niet
met het gezicht in de rijrichting op de
passagiersstoel voor worden vervoerd,
behalve als de achterzitplaatsen al
bezet zijn door andere kinderen of als de
achterbank niet bruikbaar, neergeklapt of
niet aanwezig is.
Schakel de airbag aan passagierszijde
uit zodra een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht achter
in een auto,
- nooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten
zijn en de auto in de zon staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de
autogordel moet over de schouder van
het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over
de bovenbenen van het kind ligt.
CITROËN beveelt aan een
stoelverhoger met rugleuning
te gebruiken voorzien van een
gordelgeleider ter hoogte van de
schouder.
KINDERBEVEILIGING
De kinderbeveiliging verhindert het openen
van binnenuit van de schuifdeuren.
Handmatige bediening
De plaats van de kinderbeveiliging
wordt aangegeven door een sticker.
- Open de schuifdeur volledig tot
voorbij het zware punt.
- Kantel de hendel op de achterste
zijkant van de schuifdeur naar
beneden.
Elektrische bediening
Druk met het contact aan op
deze knop. Het lampje gaat
branden.
Let op: dit systeem werkt
onafhankelijk van de centrale
vergrendeling.
Neem voor het verlaten van de auto
altijd de sleutel uit het contact, zelfs
voor korte periodes.
Controleer na het aanzetten van het
contact altijd of de kinderbeveiliging is
ingeschakeld.
Bij een zware aanrijding wordt
de elektrische kinderbeveiliging
automatisch uitgeschakeld.
Gebruik de kindersloten om te
voorkomen dat de portieren per
ongeluk worden geopend.
Zorg ervoor dat de achterzijruiten
niet verder dan voor 1/3 deel worden
geopend.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te beschermen.
128128
129
Trekken van een aanhanger
A
CCESSOIRE
S
5
Raadpleeg voor meer informatie
over de aanhangergewichten
de documenten van de auto
(kentekenbewijs, ...) of in rubriek 8 het
gedeelte "Gewichten".
TREKKEN VAN EEN AANHANGER, EEN CARAVAN, EEN BOOT...
Verdeling gewicht
Verdeel het gewicht in de caravan/
aanhanger gelijkmatig en houd u aan
de toegestane kogeldruk.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op
een helling veroorzaakt een hogere
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch
bediend en is niet afhankelijk van het
motortoerental.
Gebruik daarom een zo hoog
mogelijke versnelling om het toerental
te beperken en pas uw snelheid aan.
Let in elk geval goed op de aanwijzing
van de koelvloeistoftemperatuurmeter.
Adviezen
Bij het slepen van een auto dienen de wielen
van de gesleepte auto vrij rond te draaien; de
versnellingsbak moet in de neutraalstand staan.
130
Trekken van een aanhanger
Gebruiksvoorschrift
Onder zeer zware
gebruiksomstandigheden (het trekken
van het maximale aanhangergewicht
op een steile helling bij hoge
temperatuur) wordt de airconditioning
automatisch uitgeschakeld, zodat de
prestaties van de motor weer kunnen
worden verhoogd.
Banden
Controleer de bandenspanning
van de auto (zie rubriek 8 in het
gedeelte "Identi catie") en de
aanhanger en breng deze indien nodig
op de juiste waarde.
Zie in de rubriek 6 het gedeelte
"Niveaus".
Als het verklikkerlampje van
de koelvloeistoftemperatuur
gaat branden, stop dan zo
snel mogelijk en zet de motor
af.
Remmen
Het trekken van een aanhanger
vergroot de remweg. Rijd met matige
snelheid, schakel tijdig terug, rem
geleidelijk.
Trekhaak
Wij raden u aan gebruik te maken van
originele CITROËN-trekhaken met
bijbehorende kabelset, die tijdens de
ontwikkeling van uw auto uitgebreid
zijn getest en gehomologeerd, en de
montage hiervan toe te vertrouwen aan
het CITROËN-netwerk.
In geval van montage buiten het
CITROËN-netwerk, moet deze
montage worden uitgevoerd met
gebruikmaking van de voorbereide
geïntegreerde elektrische
voorzieningen aan de achterzijde van
de auto en de voorschriften van de
constructeur.
Conform de algemene voorschriften
die hierboven zijn vermeld, attenderen
wij u op het risico dat het monteren van
een trekhaak of elektrisch accessoire
zonder artikelnummer van CITROËN
met zich meebrengt. Hierdoor kunnen
storingen in het elektrisch systeem van
uw auto ontstaan. Raadpleeg eerst de
fabrikant.
Zijwind
De zijwindgevoeligheid van de auto
is groter. Rijd daarom soepel en met
matige snelheid.
ABS/ESC
Het ABS of ESC werkt uitsluitend op
de auto en niet op de aanhanger.
Parkeerhulp achter
Bij het trekken van een aanhanger is
de parkeerhulp uitgeschakeld.
131
A
CCESSOIRE
S
5
Uitrusting
OVERIGE ACCESSOIRES
Deze accessoires en onderdelen zijn
getest en goedgekeurd ten aanzien
van bedrijfszekerheid en veiligheid.
Ze zijn volledig aangepast aan uw
auto. Er wordt een ruime keuze aan
accessoires en originele onderdelen,
voorzien van een artikelnummer,
aangeboden.
Er is tevens een aanbod van
accessoires beschikbaar, gerangschikt
in comfort, vrije tijd en onderhoud:
Inbraakalarm, graveren van ruiten,
verbanddoos, veiligheidsvest,
parkeerhulp voor en achter,
gevarendriehoek, slotbouten
lichtmetalen wielen...
Stoelhoezen geschikt voor voorstoelen
met zij-airbags, banken, rubber matten,
textielmatten, sneeuwkettingen,
zonneschermen, etsdrager voor de
achterklep, ...
Om te voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt en goed is bevestigd,
- leg nooit meerdere matten boven
op elkaar.
Autoradio's, handsfree set,
luidsprekers, CD-wisselaar,
navigatiesysteem USB-box,
videoset, ...
Voordat nieuwe audio- en/of
telematica-apparatuur wordt
gemonteerd, moet aan de hand
van de speci caties altijd worden
gecontroleerd of deze kan
worden gecombineerd met de
standaarduitrusting van de auto en of
het elektrische systeem van de auto er
niet door wordt overbelast. Raadpleeg
eerst het CITROËN-netwerk.
Maximaal gewicht op allesdragers
- Dwarsstangen op dakdragers:
75 kg (montage van deze
dwarsstangen is niet mogelijk bij
uitvoeringen met Modutop).
Installeren van
radiocommunicatiezenders
Raadpleeg, voordat u een
radiocommunicatiezender met
buitenantenne in uw auto laat
installeren, een vertegenwoordiger van
het merk CITROËN.
Het CITROËN-netwerk stelt u de
technische gegevens (frequentieband,
maximaal uitgangsvermogen,
positie antenne, speci eke
installatievoorschriften) van de voor
montage geschikte zenders ter
beschikking, volgens de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit
Automobielen (2004/104/EG).
Spatlappen vóór, spatlappen achter,
lichtmetalen velgen 15/17 inch,
bekleding wielkasten, met leder
bekleed stuurwiel, ...
Ruitensproeiervloeistof, reinigings-/
onderhoudsmiddelen voor interieur en
exterieur, sets reservelampen, ...
132
Uitrusting
Het monteren van elektrische
uitrustingen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het
assortiment van CITROËN voorkomen,
kan storingen in het elektronisch
systeem van uw auto veroorzaken.
Houd rekening met deze bijzonderheid
en wij raden u aan contact op te
nemen met een vertegenwoordiger
van het merk CITROËN om u te
laten informeren over het assortiment
uitrustingen en accessoires voorzien
van een artikelnummer van CITROËN.
Afhankelijk van het land van
bestemming is de aanwezigheid
van veiligheidsvesten, een
gevarendriehoek en een set
reservelampen in de auto verplicht.
Telematica-eenheid "Active Fleet
Data"
De telematica-eenheid is rechtstreeks
verbonden met het "hart" van de auto
(via het multiplexnetwerk "Full CAN"),
en kan naar wens de volgende actuele
informatie weergeven:
- afgelegde afstand in kilometers,
- resterend aantal kilometers tot de
volgende onderhoudscontrole,
- waarschuwingen en storingen
(oliepeil, koelvloeistofniveau,
olietemperatuur,
koelvloeistoftemperatuur, enz.).
Met behulp van deze informatie
kunnen eetowners het
wagenparkbeheer optimaliseren.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
voor meer informatie (volgens land van
bestemming).
Partners in prestaties en respect
voor het milieu
Innovatie voor nog betere prestaties
Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de
Research & Development-teams van TOTAL
voor CITROËN smeermiddelen die geschikt
zijn voor de nieuwste technologieën die
in auto’s van het merk CITROËN worden
toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden
als gebruik in het dagelijkse leven.
Zo kunt u rekenen op de beste prestaties
van de motor.
Een optimale bescherming
van uw motor
Het gebruik van TOTAL
smeermiddelen bij het
onderhoud van uw CITROËN
zorgt voor een langere
levensduur en betere prestaties
van de motor, waarbij tevens het
milieu wordt gerespecteerd.
prefereert
134
Motorkap openen
MOTORKAP OPENEN
Motorkapsteun
Zet om de motorkap open te houden de
motorkapsteun vast in de met een sticker
aangegeven houder in het plaatdeel aan
de linkerzijde van de auto.
Plaats voordat u de motorkap sluit
de motorkapsteun terug in de klem,
zonder te forceren.
Buitenzijde
Til de motorkap met één hand iets
op en steek uw andere hand met de
palm omlaag naar binnen, zodat u
gemakkelijk bij de haak kunt.
Duw met deze hand de veiligheidshaak
naar links. Open de motorkap.
Binnenzijde
Trek aan de hendel onder het
dashboard. De motorkap is
ontgrendeld.
Sluiten
Laat de motorkap voorzichtig zakken
en laat deze aan het einde van de
slag in het slot vallen. Controleer of de
motorkap goed vergrendeld is.
Open de motorkap liever niet als het
hard waait.
135
ONDERHOU
D
6
Onder de motorkap
BENZINEMOTOR
1. Reservoir ruitensproeiers vóór.
2. Zekeringkast.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir rem- en koppelingsvloeistof.
5. Lucht lter.
6. Oliepeilstok.
7. Motorolie (bij)vullen.
8. Reservoir
stuurbekrachtigingsvloeistof.
Accu-aansluitingen:
+ Metalen positieve aansluiting.
- Metalen negatieve aansluiting
(massa).
Let goed op bij alle werkzaamheden
onder de motorkap.
136
Onder de motorkap
DIESELMOTOR
4. Reservoir rem- en koppelingsvloeistof.
5. Lucht lter.
6. Oliepeilstok.
7. Motorolie (bij)vullen.
8. Reservoir
stuurbekrachtigingsvloeistof.
9. Handopvoerpomp.
1. Reservoir ruitensproeiers vóór.
2. Zekeringkast.
3. Reservoir koelvloeistof.
Accu-aansluitingen:
+ Metalen positieve aansluiting.
- Metalen negatieve aansluiting
(massa).
Let goed op bij alle werkzaamheden onder de motorkap.
137
ONDERHOU
D
6
Niveaus
NIVEAUS
Olie verversen
Dit dient volgens het onderhoudsschema
van de constructeur te worden
uitgevoerd. Het is verplicht uitsluitend
oliën te gebruiken met de door de
constructeur voorgeschreven viscositeit.
Raadpleeg de voorschriften bij het
CITROËN-netwerk.
Neem voordat u olie bijvult de peilstok uit
de houder.
Controleer na het bijvullen het
motorolieniveau (het niveau mag
niet boven het bovenste merkteken
uitkomen).
Draai de olievuldop vast alvorens de
motorkap te sluiten.
Remvloeistof verversen
De remvloeistof dient volgens de
door de constructeur voorgeschreven
intervallen te worden ververst.
Gebruik remvloeistof die door de
constructeur wordt aanbevolen en aan
de DOT4-normen voldoet.
Het niveau dient steeds tussen de
merktekens MINI en MAXI van het
reservoir te staan.
Raadpleeg als het reservoir vaak
bijgevuld moet worden zo snel
mogelijk het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
Verklikkerlampjes
Let erop dat u bij het eventueel
verwijderen en monteren van
de afdekkap van de motor, de
bevestigingsclips niet beschadigt.
Motorolieniveau
Het wordt aanbevolen om deze controle
iedere 5000 km uit te voeren en - indien
nodig tussen twee verversingen in - olie bij
te vullen.
De controle dient bij koude motor en
horizontaal geplaatste auto te geschieden,
met behulp van de
oliepeilstok.
Oliepeilstok
2 merktekens op de
peilstok:
A = maxi.
Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats
als het oliepeil boven dit
merkteken uitkomt.
B = mini.
Laat het oliepeil nooit onder
dit merkteken uitkomen.
Voor het behoud van
de bedrijfszekerheid
van de motoren en de
emissieregelsystemen
mogen in geen geval
additieven aan de motorolie
worden toegevoegd.
Keuze van de viscositeitsgraad
De olie dient in ieder geval aan de
door de constructeur voorgeschreven
normen te voldoen.
Voer de onderstaande controles
regelmatig uit om uw auto
in goede staat te houden.
Informeer naar de voorschriften bij
het CITROËN-netwerk of raadpleeg
het onderhoudsboekje dat bij dit
instructieboekje zit.
Zie in de rubriek 2 het gedeelte
"Cockpit" voor meer informatie
over de verklikkerlampjes.
138
Niveaus
Koelvloeistofniveau
Gebruik om ernstige motorschade
te voorkomen uitsluitend door de
constructeur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de
temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aan het
koelsysteem ten minste 1 uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken
als de sleutel uit het contactslot is
verwijderd en omdat het koelsysteem
onder druk staat.
Draai de dop eerst een kwart
omwenteling los om de druk te laten
dalen en om te voorkomen dat de hete
koelvloeistof uit het koelsysteem spuit.
Trek, als de druk eenmaal gedaald is,
de dop los en vul koelvloeistof bij.
Laat het koelsysteem, als vaak
koelvloeistof moet worden bijgevuld,
zo snel mogelijk controleren door het
CITROËN-netwerk.
Vloeistofniveau stuurbekrachtiging
Controleer het niveau van de
stuurbekrachtigingsvloeistof als de auto op
een vlakke ondergrond staat en de motor
koud is. Draai de dop met geïntegreerde
peilstok los en controleer of het niveau
tussen de merktekens MINI en MAXI staat.
Om het lter te regenereren, wordt
geadviseerd zo snel mogelijk, indien de
omstandigheden dit toelaten, gedurende
minstens 5 minuten met een snelheid
van 60 km/uur of hoger te rijden (totdat
de melding op het display verdwijnt en
het verklikkerlampje service uit gaat).
Tijdens het regenereren van het roet lter,
kunnen enkele geluiden van het relais
hoorbaar zijn onder het dashboard.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwali ceerde werkplaats als de
melding niet verdwijnt en het lampje
Service blijft branden.
Bijvullen
Het niveau dient steeds tussen
de merktekens MINI en MAXI van
het expansievat te staan. Laat het
koelsysteem, als meer dan 1 liter
moet worden bijgevuld, controleren
door het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers
Wij adviseren u voor een optimale
reiniging en voor uw eigen veiligheid de
producten van CITROËN te gebruiken.
Bovendien mag het vloeistofniveau
niet worden bijgevuld met of worden
vervangen door water, om bevriezing
te voorkomen en een goede reiniging
te garanderen.
Inhoud reservoir ruitensproeiers:
ongeveer 3 liter.
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers, bedraagt de inhoud
van het reservoir 6 liter.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het CITROËN-netwerk
of een gekwali ceerde werkplaats.
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie.
Remvloeistof is schadelijk voor de
gezondheid; het is bovendien een erg
bijtend middel.
Gooi afgewerkte olie, remvloeistof en
koelvloeistof niet in het riool, in het
water of op de grond, maar deponeer
deze in de daarvoor bestemde
containers bij het CITROËN-netwerk.
Een te laag additiefniveau wordt
aangegeven door het verklikkerlampje
service in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display.
Als dit bij draaiende motor gebeurt,
komt dit doordat het roet lter verstopt
dreigt te raken (uitzonderlijke
rij-omstandigheden: veelvuldig
stadsverkeer, lage snelheid, lange
les, ...).
139
ONDERHOU
D
6
Controles
CONTROLES
Koolstoffilter en interieurfilter
Via een luikje onder het
dashboardkastje kunnen de lters
worden vervangen.
Het koolstof lter zorgt ervoor dat
stofdeeltjes permanent en krachtig
ge lterd worden.
Een verstopt interieur lter vermindert
de prestaties van de airconditioning
en kan nare geuren in het interieur
veroorzaken.
Wij adviseren u een gecombineerd
interieur lter de gebruiken. Danzij het
speci eke tweede actieve lter, draagt
het bij aan de zuivering van de door de
inzittenden ingeademde lucht en aan
een schoon interieur (vermindering van
allergische reacties, onaangename
geuren en vette aanslag).
Roetfilter (diesel)
Onderhoudswerkzaamheden aan het
roet ler moeten worden uitgevoerd
door het CITROËN-netwerk.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties van de auto en heeft geen
gevolgen voor het milieu.
Accu
Laat uw accu voor de winter
door het CITROËN-netwerk of
een gekwali ceerde werkplaats
controleren.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen twee
onderhoudscontroles door, te laten
controleren.
Als het remvloeistofniveau te laag is,
kan dit behalve door lekkage van het
remsysteem ook veroorzaakt worden
door slijtage van de remblokken.
Slijtage remschijven/-trommels
Raadpleeg het CITROËN-netwerk voor
meer informatie over de controle van
uw remschijven/-trommels.
Handrem
Als de handrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de handrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
Oliefilter
Vervang het olie lterelement periodiek,
volgens het onderhoudsschema.
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
informatie over het vervangingsinterval
van de lterelementen.
Als de omgeving (veel stof) en de
gebruiksomstandigheden van de auto
(veel stadsverkeer) daartoe aanleiding
geven, moeten de lters twee keer zo
vaak worden vervangen.
140
Controles
Raadpleeg de bladzijden in het
garantie- en onderhoudsboekje,
die betrekking hebben op de
motoruitvoering van uw auto, voor het
laten controleren van de belangrijkste
niveaus en bepaalde onderdelen
volgens het onderhoudsschema van
de constructeur.
Aftappen van water in het
brandstoffilter
Handgeschakelde versnellingsbak
Laat het niveau controleren volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Gebruik uitsluitend door CITROËN
aanbevolen producten of
gelijkwaardige kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
organen zoals het remsysteem te
optimaliseren, worden door CITROËN
speci eke producten geselecteerd en
aangeboden.
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
reinigen van de motorruimte met een
hogedrukreiniger niet toegestaan.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht, of in de winter ijs, vormen op
de remschijven en remblokken: de
remwerking kan daardoor afnemen.
Rem een paar keer lichtjes om de
remmen vocht- en ijsvrij te maken.
Als dit lampje gaat branden,
moet het brandstof lter
worden afgetapt.
Om te voorkomen dat het
lampje gaat branden kan
het lter ook op regelmatige basis
worden afgetapt, bijvoorbeeld bij een
onderhoudsbeurt.
Draai de aftapplug van het lter los.
Ga door met aftappen tot al het water
uit het lter is weggelopen via de
transparante slang. Draai vervolgens
de aftapplug weer vast.
De HDi-motoren zijn technologisch
geavanceerde motoren. Laat
werkzaamheden aan deze motoren
altijd uitvoeren door gekwali ceerde
technici van het CITROËN-netwerk.
Volgens land van bestemming.
141
6
Brandstof
BRANDSTOF TANKEN
Te laag brandstofniveau
Tanken
Het tanken dient met afgezette motor
te geschieden.
- Open de brandstofvulklep.
- Steek de sleutel in het slot en draai de
sleutel een kwart omwenteling om.
- Trek de tankdop uit de vulopening
en bevestig deze aan de haak aan
de binnenzijde van de vulklep.
Een mechanisch systeem
voorkomt dat tijdens het tanken
de linker schuifdeur geopend kan
worden.
Let erop dat niemand de schuifdeur
probeert te openen als de
brandstofvulklep geopend is.
Na het sluiten van de brandstofvulklep
kan de schuifdeur geblokkeerd worden.
Druk dan tegen de schuifdeur om deze
te sluiten en vervolgens te openen.
Als het minimum
brandstofniveau is bereikt,
gaat dit lampje branden.
Er bevindt zich nog ongeveer
8 liter in de tank. Tank bij de
eerstvolgende gelegenheid om een
lege brandstoftank te voorkomen.
Rijd de tank nooit helemaal leeg, dit
zou tot storingen in de emisseregeling
en/of het inspuitsysteem kunnen
leiden.
Op een sticker aan de binnenzijde van
het tankklepje staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Er moet minstens 5 liter bijgevuld
worden voordat de meter de nieuwe
hoeveelheid brandstof in de tank
correct aangeeft.
Bij het verwijderen van de tankdop kan
er enige zuiging ontstaan. Dit vacuüm
is normaal en komt door de afdichting
van het brandstofcircuit.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit wel
gebeurt, kunnen er storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 60 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop
en sluit de vulklep.
Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
van het type E10 en E24 (deze
bevatten resp. 10% en 24% ethanol)
die voldoen aan de Europese
richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn
uitsluitend geschikt voor auto's die
speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit
van de ethanol moet voldoen aan de
Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op
brandstoffen met een ethanolgehalte
tot 100% (type E100), worden alleen
verkocht in Brazilië.
DIESEL
142
Brandstof
BRANDSTOFTOEVOER
U
ITGESCHAKELD
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken.
Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een
melding op het display.
Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
brandsto ekkage is en herstel de
brandstoftoevoer als volgt:
- zet het contact af (stand STOP),
- neem de sleutel uit het contactslot,
- plaats de sleutel in het contactslot,
- zet het contact aan en start de
motor.
HANDOPVOERPOMP DIESEL
In het geval van een lege
brandstoftank is het noodzakelijk het
brandstofsysteem te ontluchten:
- vul de brandstoftank met minimaal
vijf liter diesel,
- bedien de handopvoerpomp van de
ontluchting (onder de beschermkap
in de motorruimte),
- houd de sleutel in de stand "D"
(starten) tot de motor aanslaat.
Raadpleeg in rubriek 6 het
gedeelte "Onder de motorkap".
Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
die aan de huidige en toekomstige
Europese richtlijnen voldoen (diesel die
voldoet aan de richtlijn EN 590
gemengd met biobrandstof die voldoet
aan de richtlijn EN 14214) en die aan
de pomp getankt kunnen worden (met
een gehalte aan methyl-estervetzuren
van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is
mogelijk bij bepaalde dieselmotoren
op voorwaarde dat de bijzondere
onderhoudsvoorschriften strikt worden
nageleefd. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwali ceerde
werkplaats.
Het gebruik van elk ander type
(bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie,
stookolie ...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
143
Accu
SNEL WEER OP WE
G
7
ACCU
Wacht 2 minuten na het uitzetten
van het contact alvorens u de accu
loskoppelt.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de
accukabels los te nemen.
Zet, elke keer nadat de accukabels
weer zijn aangesloten, het contact AAN
en wacht 1 minuut alvorens de motor
te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen
worden. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwali ceerde
werkplaats als er zich na deze
handeling toch nog problemen
voordoen.
Wacht ongeveer 3 minuten na het
vervangen van een lamp alvorens u de
accu aansluite
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is.
Laden met behulp van een
acculader:
- maak de accupoolklemmen los,
- volg de aanwijzingen van de
fabrikant op de acculader,
- sluit de accukabels weer aan, te
beginnen met de (-) kabel,
- controleer of de accupolen en
de klemmen schoon zijn. Indien
ze bedekt zijn met een (witte of
groene) oxidatielaag, neem dan de
accukabels los en reinig de polen
en de klemmen.
Starten met een hulpaccu:
- sluit eerst de rode kabel aan op de
(+) polen van de beide accu's,
- sluit de groene of zwarte kabel aan
op de (-) pool van de hulpaccu,
- sluit het andere uiteinde van de
groene of zwarte kabel aan op
een zo ver mogelijk van de accu
verwijderd massapunt van de te
starten auto.
- stel de startmotor in werking en laat
de motor draaien.
- wacht tot de motor stationair draait
en neem dan de kabels los.
Deze sticker geeft aan dat er
een speciale 12V-loodaccu is
gebruikt die alleen losgekoppeld
en/of vervangen mag worden bij
het CITROËN-netwerk of bij een
gekwali ceerde werkplaats.
Het negeren van deze aanwijzing kan
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig
aan vervanging toe is.
Na het monteren van de accu
kan het, afhankelijk van de
weersomstandigheden en de
laadtoestand van de accu, enkele uren
(tot ongeveer 8 uur) duren voordat het
Stop & Start-systeem weer zal werken.
Voor het opladen van de accu van
het Stop & Start-systeem hoeven
de accukabels niet losgenomen te
worden.
144
Accu
ECO-MODUS
Nadat de motor is afgezet wordt bij
aangezet contact na 30 minuten een
aantal elektrische voorzieningen
(ruitenwissers, ruitbediening,
plafonniers, autoradio, enz.)
automatisch uitgeschakeld om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Op dat moment knippert het
verklikkerlampje voor het laden van de
accu en verschijnt er een melding op
het display.
Start de motor en laat deze enige
tijd draaien om de bovengenoemde
voorzieningen weer te kunnen
gebruiken.
De beschikbare tijd bedraagt het
dubbele van de tijd dat de motor heeft
gedraaid. Deze tijd zal echter altijd
tussen de 5 en 30 minuten bedragen.
Als de accu ontladen is, kan de motor
niet gestart worden.
145
SNEL WEER OP WE
G
7
Wiel verwisselen
De set voor voorlopige
bandenreparatie bestaat uit een
compressor en een acon (dat een
afdichtmiddel bevat).
Gebruik van de set
1. Kruis het wiel waarvan de band
lek is aan op de sticker met de
snelheidslimiet, en plak deze op het
stuurwiel om u er aan te herinneren
dat u tijdelijk met een gerepareerd
wiel rijdt.
2. Klik de acon 1 op de compressor 2 .
3. Sluit de acon 1 aan op het ventiel
van de lekke band.
4. Let erop dat de slang van de
compressor volledig uitgerold
is voordat u deze op de acon
aansluit.
5. Sluit de voedingsdraad aan op een
van de 12V-aansluitingen in de
auto.
6. Activeer de compressor met
een druk op de knop A , tot de
bandenspanning 2,0 bar bedraagt.
Als deze spanning niet bereikt kan
worden, kan de band niet worden
gerepareerd.
7. Verwijder de compressor en berg
deze op.
8. Rijd onmiddellijk enkele kilometers
met beperkte snelheid, zodat het
afdichtingsproduct het lek kan
dichten.
9. Breng de band met behulp van
de compressor op de normale,
voorgeschreven spanning en
controleer of het lek goed gedicht is
(de bandenspanning mag niet lager
worden).
10. Rijd maximaal 80 km/h. Laat
de gerepareerde band zo snel
mogelijk onderzoeken en repareren
door een specialist.
De acon kan na gebruik worden
bewaard in de bijgeleverde plastic zak,
om te voorkomen dat vloeistofresten
uw auto vervuilen.
Let op: de gel acon bevat
ethyleenglycol. Dit middel is
schadelijk bij inname en irriterend
voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
Werp de acon na gebruik niet weg,
maar lever deze in bij het CITROËN-
netwerk of een of cieel inzamelpunt.
De acon is verkrijgbaar bij het
CITROËN-netwerk.
BANDENREPARATIESET
De bandenreparatieset bevindt zich in
een opbergvak onder de voorstoel.
Auto's die voorzien zijn van een
bandenreparatieset hebben geen
reservewiel, noch gereedschap (krik,
slinger, ...).
146
Wiel verwisselen
1. PLAATSEN VAN DE AUTO
- Verzeker u ervan dat alle
inzittenden de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plek
bevinden.
- Zet de auto voor zover mogelijk op
een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond.
- Zet de handrem vast, zet het
contact af en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in.
- Blokkeer indien mogelijk het
wiel schuin tegenover het te
verwisselen wiel met een wielblok
(indien aanwezig).
Bij auto's met een trekhaak kan
het nodig zijn de achterzijde op te
krikken om het reservewiel uit de
reservewielhouder te kunnen nemen.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwali ceerde werkplaats
wanneer sprake is van bijzondere
omstandigheden of zware belading.
WIEL VERWISSELEN
2. GEREEDSCHAP
- Het gereedschap bevindt zich in
het opbergvak onder de linker
voorstoel. Schuif de stoel, indien
nodig, naar voren voor toegang tot
het opbergvak via de achterzijde.
- Draai de moer los en verwijder de
krik en de wielsleutel.
1. Wielsleutel.
2. Krik.
3. Gereedschap om sierdop van
lichtmetalen velgen te verwijderen.
4. Wielblok.
De krik en het gereedschap zijn
speci ek voor uw auto. Gebruik ze niet
voor andere doeleinden.
147
SNEL WEER OP WE
G
7
Wiel verwisselen
3. RESERVEWIEL
- Draai de bout los met behulp
van de wielsleutel, tot de
reservewielhouder zo laag mogelijk
hangt.
- Open de achterdeuren voor
toegang tot het reservewiel.
- Haal de reservewielhouder los van
de haak en plaats het reservewiel
in de nabijheid van het te
vervangen wiel.
148
Wiel verwisselen
4. WERKWIJZE
- Plaats de kop van de krik in het
steunpunt bij het te verwisselen
wiel. Zorg ervoor dat het voetstuk
van de krik op een stevige
ondergrond staat en zich loodrecht
onder het steunpunt bevindt
- Draai de krik uit tot het wiel loskomt
van de grond.
- Draai alle wielbouten geheel los.
- Verwijder de wielbouten en het
wiel.
- Verwijder de wieldop door deze
los te trekken met behulp van het
hiervoor bestemde gereedschap.
- Draai de wielbouten iets los.
Draai de krik niet uit voordat de
wielbouten van het te verwisselen
wiel iets zijn losgedraaid en het
wiel dat zich schuin tegenover
het te verwisselen wiel bevindt, is
geblokkeerd met een wielblok.
149
SNEL WEER OP WE
G
7
Wiel verwisselen
- Laat de auto volledig zakken
door de krik omlaag te draaien en
verwijder de krik vervolgens.
- Draai de wielbouten met de
wielsleutel volledig vast, zonder te
forceren.
- Berg het wiel met de lekke band op
in de reservewielhouder.
- Hang de reservewielhouder op aan
de haak en draai deze omhoog met
behulp van de bout en de wielsleutel.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt (gebruik
bokken). Gebruik nooit ander
gereedschap dan de wielsleutel.
5. MONTEREN VAN HET
RESERVEWIEL
- Plaats het wiel op de naaf en draai
de wielbouten met de hand vast.
- Draai de wielbouten met de
wielsleutel enigszins vast.
150
Sneeuwscherm
AFNEEMBAAR
SNEEUWSCHERM
Afhankelijk van het land van
bestemming wordt het afneembare
sneeuwscherm op het onderste
gedeelte van de voorbumper geplaatst
om een opeenhoping van sneeuw bij
de koelventilateur van de radiateur te
voorkomen.
PLAATSEN
VERWIJDEREN
- Steek een schroevendraaier in de
opening ter hoogte van de clips.
- Wip de vier clips B één voor één los.
- Breng het afneembare
sneeuwscherm aan in de richting
van de centreerstift A op de
voorbumper.
- Zet het scherm vast door de vier
hoeken aan te drukken ter hoogte
van de clips B .
Vergeet niet het sneeuwscherm
te verwijderen als de
buitentemperatuur hoger is dan
10°C (en er geen kans op sneeuw
meer is) of als de auto een aanhanger
trekt.
6. MONTEREN VAN HET
GEREPAREERDE WIEL
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet
bovendien niet de sierdop te monteren.
Zie in de rubriek 8 het gedeelte
"Identi catie" voor de plaats van de
sticker met informatie over de banden.
Zie in de rubriek 2 het
gedeelte "Cockpit", hoofdstuk
"Bandenspanningsdetectie" voor
aanbevelingen na het vervangen van
een wiel met bandenspanningssensor.
Het noodreservewiel is niet
geschikt voor het a eggen van
lange afstanden. Laat zo snel
mogelijk het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning
van het noodreservewiel controleren
door het CITROËN-netwerk of
een gekwali ceerde werkplaats.
Laat bovendien de lekke band zo
spoedig mogelijk repareren en het
oorspronkelijke wiel in de plaats
van het reservewiel monteren
door het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
151
SNEL WEER OP WE
G
7
Sneeuwkettingen
SNEEUWKETTINGEN
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de tractie
en het remgedrag van de auto.
Uitsluitend de aangedreven wielen
mogen van sneeuwkettingen
worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het
gebruik van sneeuwkettingen en
de maximaal toegestane snelheid.
Montagetips
) Als u onderweg sneeuwkettingen
moet monteren, zet de auto dan
langs de kant van de weg stil op
een vlakke ondergrond.
) Trek de handrem aan en plaats
eventueel wielblokken voor of
achter de wielen om te voorkomen
dat de auto wegglijdt.
) Monteer de sneeuwkettingen, volg
daarbij de aanwijzingen van de
fabrikant.
) Rijd langzaam weg en rijd een
klein stukje met een snelheid van
maximaal 50 km/h.
) Zet de auto stil en controleer of de
kettingen correct gespannen zijn.
Rijd niet met sneeuwkettingen
op een sneeuwvrij gemaakte
weg om schade aan de banden
en het wegdek te voorkomen. Het is
raadzaam voor vertrek het monteren
van de sneeuwkettingen te oefenen;
doe dit op een vlakke en droge
ondergrond. Als uw auto is voorzien
van lichtmetalen velgen, controleer dan
of de ketting en de bevestigingen de
velg niet raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die
geschikt zijn voor het type velg van uw
auto:
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met
het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
Maat van de af
fabriek gemonteerde
banden
Maximale
afmeting van de
schakels
195/65 R15
9 mm
195/70 R15
205/65 R15
215/55 R16
215/50 R17
152
Lamp vervangen
LAMPEN VERVANGEN
Type A
Volledig glazen lamp: de
lamp is gemonteerd met een
drukbevestiging. Trek de lamp
daarom voorzichtig los.
Hogedrukreiniging
Open de motorkap. Steek uw hand
achter de re ector voor toegang tot de
lampen.
Ga in omgekeerde volgorde te werk
voor het vervangen van een lamp en
controleer altijd of de beschermkap
weer goed is gesloten.
Type C
Halogeenlamp: duw de
borgveer open en verwijder
de lamp uit de lamphouder.
Type B
Lamp met bajonetsluiting:
druk de lamp iets in en
draai hem linksom.
Het vervangen van een
halogeenlamp moet altijd met
uitgeschakelde verlichting
plaatsvinden. Wacht enkele minuten tot
de lamp afgekoeld is (risico van ernstige
brandwonden). Raak de lamp nooit met
uw vingers aan, gebruik hiervoor een
zachte, niet-pluizende doek.
Het is normaal dat aan de binnenzijde
van de koplampen enige condensvorming
optreedt. Bij regelmatig gebruik van de
auto zal deze vanzelf verdwijnen.
Het vervangen van een lamp dient
plaats te vinden met afgezet contact
of losgekoppelde accu. Wacht na het
vervangen van een lamp 3 minuten
met het aansluiten van de accu.
Controleer telkens als u een lamp
vervangt of deze goed werkt.
Probeer hardnekkig vuil niet van
de koplampen, achterlichten en
omgeving te verwijderen met een
hogedrukreiniger, om te voorkomen
dat de vernislaag en de afdichtrubbers
beschadigd raken.
Lampen
Uw auto is voorzien van verschillende
typen lampen. Verwijder ze als volgt:
Type D
Lichtdiode (LED):
raadpleeg voor het
vervangen van de
dagrijverlichting het
CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats.
153
SNEL WEER OP WE
G
7
Lamp vervangen
3. Richtingaanwijzers
Type B , PY21W - 21W
(amberkleurig)
- Verwijder het deksel door aan de
exibele rubber lip te trekken.
- Draai de lamphouder een kwart
omwenteling linksom.
- Druk de lamp iets in en draai
hem linksom.
- Vervang de lamp.
- Plaats het deksel terug en
controleer of het rondom
goed aansluit voor een goede
afdichting.
2. Parkeerlicht
Type A , W5W - 5W
- Trek aan de rubber borglip en
verwijder het deksel.
- Trek aan de stekker om de
met een drukbevestiging
gemonteerde lamphouder los te
nemen.
- Vervang de lamp.
- Plaats het deksel terug en
controleer of het rondom
goed aansluit voor een goede
afdichting.
KOPLAMPEN
1. Dimlicht/Grootlicht
Type C , H4 - 55W
- Trek aan de rubber borglip en
verwijder het middelste deksel.
- Neem de stekker los.
- Maak de borglip los.
- Vervang de lamp en let erop
dat het metalen gedeelte goed
aansluit op de groeven van de
lampunit.
- Maak de borglip weer vast.
- Plaats het deksel terug en
controleer of het rondom
goed aansluit voor een goede
afdichting.
154
Lamp vervangen
4. Mistlampen vóór
Type C , H1 - 55W
- Verwijder de drie bevestigingsklemmen
en de bout uit de spatplaat onder de
bumper.
- Beweeg de spatplaat omhoog.
- Verwijder de mistlamp door de bout
los te draaien met behulp van een
Torx
©
30 schroevendraaier. De bout is
toegankelijk via de hiervoor bestemde
opening in de bumper.
- Maak de mistlamp los door de klem in
te drukken.
- Verwijder de mistlamp via de
buitenzijde.
- Draai de gele kap een kwart
omwenteling om deze te openen.
- Buig de klemmen van de lamphouder
uit elkaar.
- Verwijder de lamp door deze recht naar
achteren te trekken.
- Plaats de nieuwe lamp en zet de
klemmen weer vast. Ga in omgekeerde
volgorde te werk om het lampglas en
de bumper terug te plaatsen.
ZIJKNIPPERLICHT
Type A , WY5W - 5W (amberkleurig)
- Druk het zijknipperlicht naar
achteren en maak het los door het
naar voren te trekken.
- Een nieuw zijknipperlicht is
verkrijgbaar via het CITROËN-
netwerk. Het zijknipperlicht vormt
een onlosmakelijk geheel.
- Schuif het nieuwe zijknipperlicht
achterwaarts in de opening en duw
het vervolgens naar de voorzijde.
PLAFONNIERS
Type A , 12V5W - 5W
- Maak de plafonnier los door aan
weerszijden een schroevendraaier
in de gleuf te steken.
- Trek de lamp los en vervang hem.
- Bevestig het lampglas en controleer
of het goed vastzit.
Voor/achter
155
SNEL WEER OP WE
G
7
Lamp vervangen
A
C
HTERLI
C
HTEN
- Bepaal de plaats van de defecte
lamp en open de achterdeuren in
een hoek van 180°.
Raadpleeg in rubriek 2 het gedeelte
"Toegang tot de auto".
- Verwijder de twee schroeven met
behulp van de schroevendraaier
uit de gereedschapsset onder de
rechter voorstoel.
- Trek aan de buitenzijde de lampunit
los.
- Houd de lampunit vast en neem de
stekker los.
Let er bij het terugplaatsen van
de lampunit op dat de borglippen
juist geplaatst worden en dat de
bedrading niet bekneld raakt.
Na het vervangen van een
richtingaanwijzer achter duurt het meer
dan ongeveer 2 minuten voordat deze
opnieuw geïnitialiseerd is.
- Maak de 4 borglippen los en
verwijder de lamphouder uit de
lampunit.
- Druk de defecte lamp iets in en
draai hem linksom om hem te
verwijderen.
- Vervang de lamp.
Voor het verwijderen van de lampunit:
-
auto's met achterklep: beweeg de
lampunit richting het midden van de auto,
- auto's met achterdeuren: trek de
lampunit naar u toe.
Zie voor meer informatie "Lampen".
1. Remlichten/achterlichten
Type B , P21/5W - 21/5W
2. Richtingaanwijzers
Type B , PY21W - 21W
(amberkleurig)
3. Achteruitrijlichten
Type B , P21W - 21W
4. Mistachterlicht
Type B , P21W - 21W
Hogedrukreiniging
Probeer hardnekkig vuil niet van
de koplampen, achterlichten en
omgeving te verwijderen met een
hogedrukreiniger, om te voorkomen
dat de vernislaag en de afdichtrubbers
beschadigd raken.
156
Lamp vervangen
KENTEKENPLAATVERLICHTING
- Draai de twee moeren los.
- Druk de pennen in.
- Neem indien nodig de stekker los
om de het remlicht te verwijderen.
- Vervang de lamp.
Met achterklep
- Wip het lampglas met behulp van
een schroevendraaier los.
- Vervang de lamp.
- Breng het lampglas aan en druk het
aan de bovenzijde vast.
DERDE REMLICHT
Type A , W16W - 16 W
Met achterdeuren
- Maak de bekleding aan de
binnenzijde los.
- Druk de borglip opzij en neem de
stekker los.
- Draai de lamphouder een kwart
omwenteling linksom.
- Vervang de lamp.
- Plaats de lamphouder terug en sluit
de stekker weer aan.
- Plaats de bekleding terug.
Type A , W5W - 5W
157
SNEL WEER OP WE
G
7
Zekering vervangen
ZEKERINGEN VERVANGEN
De zekeringkasten bevinden zich:
- links aan de onderzijde van het
dashboard (achter de klep),
- in de motorruimte (bij de accu).
De aanwijzingen in dit boekje hebben
uitsluitend betrekking op zekeringen
die met behulp van de speciale
tang (achter het opbergvak aan de
rechterzijde van het dashboard) door
de gebruiker vervangen kunnen
worden. Raadpleeg voor overige
werkzaamheden het CITROËN-
netwerk of een gekwali ceerde
werkplaats.
Zekeringen vervangen
Vervang een defecte zekering altijd
door een zekering met dezelfde
stroomsterkte.
Voor technici: raadpleeg voor
alle informatie met betrekking tot
zekeringen en relais de elektrische
schema's van de "Reparatiemethoden"
die verkrijgbaar zijn via het netwerk.
CITROËN is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van
extra accessoires die niet door het
CITROËN-netwerk geleverd en
aanbevolen zijn en niet volgens haar
voorschriften gemonteerd zijn. Dit geldt
met name voor apparatuur met een
totaal stroomverbruik van meer dan
10 milliampère.
Voordat u een zekering vervangt, dient
u eerst de oorzaak van de storing op te
sporen en te (laten) verhelpen.
Gebruik de tang.
158
Zekering vervangen
ZEKERINGEN DASHBOARD
Kantel het opbergvak omlaag om bij de
zekeringen te komen.
Zekering
F
Ampère
A
Functies
1 15 Ruitenwisser achter
2 - Niet gebruikt
3 5 Airbag
4 10
Airconditioning, diagnoseaansluiting, bediening
elektrisch verstelbare buitenspiegels, draadbundel
koplampen
5 30 Elektrische ruitbediening
6 30 Sloten
7 5 Plafonnier achter, kaartleeslampje vóór
8 20
Autoradio, display, controlesysteem bandenspanning,
sirene en inbraakalarm
9 30 12V-aansluiting voor en achter
10 15 Middenconsole
11 15 Contactslot circuit lage stroomsterkte
12 15 Regen-/lichtsensor, airbag
13 5 Instrumentenpaneel
14 15
Parkeerhulp, bediening automatische airconditioning,
handsfree set
15 30 Sloten
16 - Niet gebruikt
17 40 Achterruitverwarming, buitenspiegelverwarming
159
SNEL WEER OP WE
G
7
Zekering vervangen
ZEKERINGEN INTERIEUR
Zekering
F
Ampère
A
Functies
1 - Niet gebruikt
2 20 Stoelverwarming
3 - Niet gebruikt
4 15 Relais inklapbare buitenspiegels
5 15 Relais aansluiting koelapparatuur
160
Zekering vervangen
ZEKERINGEN ONDER DE
MOTORKAP
Maak de zekeringkast open en kantel
deze omlaag om bij de zekeringen te
komen.
Zekering
F
Ampère
A
Functie
1 20 Motormanagement
2 15 Claxon
3 10 Pomp ruitensproeiers voor en achter
4 20 Pomp koplampsproeiers
5 15 Motorcomponenten
6 10 Sensor verdraaiing stuurwiel, ESC
7 10 Rempedaalschakelaar, schakelaar koppelingspedaal
8 25 Startmotor
9 10 Motor koplampverstelling, parkeerhulpcomputer
10 30 Motorcomponenten
11 40 Niet gebruikt
12 30 Ruitenwissers
13 40 Intelligente servicecentrale (BSI)
14 30 Pomp
15 10 Grootlicht rechts
16 10 Grootlicht links
17 15 Dimlicht rechts
18 15 Dimlicht links
161
SNEL WEER OP WE
G
7
Ruitenwisserblad vervangen
De ruitenwissers vóór in een
speciale stand zetten
- Beweeg de ruitenwisserschakelaar
binnen één minuut na het afzetten
van het contact omlaag om de
ruitenwissers naar de voorruitstijlen
te bewegen (speciale stand).
Vervangen van een wisserblad vóór
- Til de ruitenwisserarm op.
- Maak het wisserblad los en
verwijder het.
- Monteer het nieuwe wisserblad.
- Zet de ruitenwisserarm terug.
Zet het contact aan en bedien
de ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers in de ruststand te zetten.
Vervangen van het wisserblad
achter
- Til de ruitenwisserarm op, maak de
clip los en verwijder het wisserblad.
- Monteer het nieuwe wisserblad en
zet de ruitenwisserarm terug.
WISSERBLADEN VERVANGEN
162
Slepen van uw auto
Zonder takelen (4 wielen op de
grond)
Gebruik hiervoor altijd een sleepstang.
SLEPEN VAN DE AUTO
Het sleepoog is opgeborgen in de
gereedschapsset, onder de linker
voorstoel.
Aan de voorzijde
- maak het klepje aan de onderkant
los met behulp van het vlakke
gedeelte van het sleepoog,
- draai het demonteerbare sleepoog
vast tot het stuit.
Aan de achterzijde
- maak het klepje los met behulp van
een muntstuk of het platte uiteinde
van het sleepoog,
- draai het demonteerbare sleepoog
vast tot het stuit.
Bij het slepen van de auto met
stilstaande motor werken de rem-
en stuurbekrachtiging niet.
Getakeld (2 wielen op de grond)
Het takelen van de wagen bij de wielen
geniet de voorkeur.
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak (diesel)
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak moet de
versnellingshendel in de neutraalstand
staan. Het niet opvolgen van dit
voorschrift kan er toe leiden dat
onderdelen van de transmissie of het
remsysteem beschadigd raken en dat
de rembekrachtiger na het starten niet
meer werkt.
163
Voorzorgsmaatregelen
SNEL WEER OP WE
G
7
7
164
Afmetingen
165
Afmetingen
T
ECHNISCHE GEGEVEN
S
8
AFMETINGEN
(
MM
)
L Totale lengte 4380
H Totale hoogte 1801-1862
A Wielbasis 2728
B Overhang vóór 925
C Overhang achter 727
D Totale breedte carrosserie:
zonder buitenspiegels 1810
met buitenspiegels 2112
E Spoorbreedte vóór 1505-1507
F Spoorbreedte achter 1554-1556
- Lengte laadruimte tot stoelen
2e zitrij 990
2e zitrij, stoel neergeklapt 1343
Passagiersstoel weggeklapt 3000
166
Afmetingen
ACHTERDEUREN (mm)
M
Maximale hoogte laadvloer met bandenmaat
205/65 R15 en bekleding achterklep
582
Achterdeuren Achterklep
Klein Groot
N Nuttige hoogte 1118
O Breedte 495 543 1582
16
7
Afmetingen
T
ECHNISCHE GEGEVEN
S
8
SCHUIFDEUREN (mm)
P Nuttige hoogte 1009
Q Nuttige breedte 640
- Stahoogte onder geopende achterklep 1892
16
8
Gewichten
GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN
(
KG
)
Algemeen
Raadpleeg voor meer informatie uw
kentekenbewijs.
U moet zich in elk land houden aan
de aldaar geldende regelgeving.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
om u te laten informeren over het
aanhangergewicht en maximale
treingewicht van uw auto.
Het geremde aanhangergewicht kan,
binnen het maximaal toegestane
treingewicht, worden verhoogd indien
de belading van de auto evenredig
wordt verminderd. Let op: de
wegligging van een nauwelijks beladen
trekkende auto kan achteruit gaan.
De maximumsnelheid bij het trekken
van een aanhanger bedraagt
90 km/h voor Nederland (in
andere landen kunnen afwijkende
maximumsnelgheden gelden).
Bij hoge buitentemperaturen
kunnen de prestaties van de auto
worden verminderd om de motor te
beschermen. Als de buitentemperatuur
meer dan 37°C bedraagt, moet het
aanhangergewicht worden verminderd.
Het ledig gewicht rijklaar (LGR) is gelijk
aan het ledig gewicht + bestuurder
(75 kg) + brandstoftank voor 90%
gevuld.
Het maximaal toegestane treingewicht
en de aanhangergewichten gelden tot
een hoogte van maximaal
1000 m; het opgegeven
aanhangergewicht dient voor elke
extra 1000 m met 10% verminderd te
worden.
16
9
T
ECHNISCHE GEGEVEN
S
8
Identificatie
IDENTIFICATIEGEGEVENS
A. Constructeursplaatje C. Banden en kleurcode van de lak.
De sticker C op het voorportier geeft
de volgende informatie:
- de maat van de velgen en banden,
- de door de constructeur
aanbevolen bandenmerken,
- de bandenspanning (deze moet
minstens eens per maand bij koude
banden gecontroleerd worden),
- de kleurcode van de lak.
B. Serienummer.
Het serienummer is ingeslagen in het
rechter binnenscherm vóór.
9
.
1
URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP
9
.
2
URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP
CITROËN OPROEP NAAR URGENCE MET LOKALISERING
Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze
toets. Het knipperen van het
g
roene LED-lamp
j
e en
een geluidssignaal bevestigen dat de oproep naar de
alarmcentrale CITROËN-Urgence is verstuurd * .
gg g pp
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep
g
eannuleerd. Het
g
roene LED-lamp
j
e dooft.
Wanneer u deze toets op een willekeuri
g
moment lan
g
er dan 8 seconden
ingedrukt houdt, annuleert u de oproep.
CITROËN OPROEP NAAR ASSISTANCE MET LOKALISERING
Bi
j
het aanzetten van het contact,
g
aat het
g
roene lamp
j
e 3 seconden branden. Dit duidt
o
p een
g
oe
d
e wer
ki
n
g
van
h
et s
y
steem.
Het oran
j
e lamp
j
e knippert: er is een storin
g
in het s
y
steem.
Het oranje lampje blij
f
t branden: de
n
oodbatteri
j
moet vervan
g
en worden.
Raadplee
g
in beide
g
evallen het CITRO
Ë
N-
ne
tw
e
r
k
.
D
oor
d
eze toets meteen opn
i
euw
i
n te
d
ru
kk
en, wor
d
t
d
e aanvraa
g
geannuleerd.
Dit wordt bevesti
g
d door een
g
esproken bericht.
Druk langer dan 2 seconden op deze toets voor het
aanvra
g
en van hulp bi
j
het stranden van de auto.
Een
g
esproken bericht bevesti
g
t dat de oproep is
v
e
r
s
t
uu
r
d
. *
WERKING VAN HET SYSTEEM
Het groene LED-lampje blij
f
t branden
(
zonder te knipperen
)
wanneer de
verbindin
g
tot stand is
g
ebracht. Aan het einde van het
g
esprek
g
aat het
l
amp
j
e uit.
Deze oproep wordt beheerd door de CITRO
Ë
N-Ur
g
ence alarmcentrale
die de in
f
ormatie over de lokalisatie van de auto ontvan
g
t en een
waarschuwin
g
kan zenden naar de
g
ekwali
ceerde hulpdiensten.
In landen waar de alarmcentrale niet operationeel is o
f
wanneer
de lokalisatie uitdrukkeli
j
k is
g
ewei
g
erd, wordt de oproep meteen
door
g
estuurd naar de hulpdiensten
(
112
)
, zonder lokalisatie.
Wanneer de elektronische eenheid airba
g
s een botsin
g
heeft
waar
g
enomen, wordt ona
f
hankeli
j
k van het eventueel a
fg
aan van
d
e a
i
r
b
a
g
s, automat
i
sc
h
een noo
d
oproep
g
e
d
aan.
*
Deze diensten zi
j
n a
f
hankeli
j
k van bepaalde voorwaarden en
beschikbaa
r
heid
.
R
aadpleeg het CITROËN-netwerk.
Wanneer u uw auto buiten het CITROËN-netwerk hebt gekocht, raden
wi
j
u aan de aanwezi
g
heid van deze diensten bi
j
het netwerk te laten
c
ontroleren en eventueel con
g
ureren. In een meertali
g
land kunt u het
s
y
steem laten con
g
ureren in de of ciële landstaal van uw voorkeur.
O
m technische redenenen, zoals het verbeteren van de
telematicadiensten aan de klant, behoudt de constructeur zich het recht
voor om op elk willekeuri
g
moment het telematicas
y
steem in de auto te
w
ij
z
ig
en.
Indien u
g
ebruik maakt van de dienst CITROËN eTouch, beschikt u ook
over aanvullende diensten via uw persoonlijke pagina MyCITROEN op de
C
ITRO
Ë
N-internetsite voor uw land. Surf hiervoor naar www.citroen.com.
pjpgy p
9
.
3
Dit s
y
steem is zodani
g
g
ecodeerd dat het uitsluitend in
u
w
au
t
o
f
u
n
c
ti
o
n
ee
rt.
01 Basisfunctie - Bedienin
g
spaneel
O
m veili
g
heidsredenen ma
g
de bestuurder handelin
g
en
di
e z
ij
n vo
ll
e
dig
e aan
d
ac
h
t vra
g
en u
i
ts
l
u
i
ten
d
u
i
tvoeren
bij stilstaande auto.
Wanneer de eco-modus is
g
eactiveerd schakelt
h
et s
y
steem zichzelf na het afzetten van de moto
r
au
t
o
m
a
ti
sc
h
u
it
o
m t
e
v
oo
rk
o
m
e
n
da
t
de
accu
o
ntl
ade
n
raa
kt.
INHOUD
02 Al
g
emene werkin
g
03 Bedienin
g
op stuur
04 Audio-instellin
g
en
05 Navi
g
atie
06 Verkeersinformatie
07 Telefoneren
0
8
Radio
09 Multimedias
p
elers
10 Confi
g
uratie
11 Boordcom
p
uter
9
.
4
9
.
6
9
.
8
9
.
9
9.
1
0
9
.2
3
9.27
9.
3
8
9
.
4
2
9.
4
8
9.
5
1
e
M
y
W
ay
12 Menustructuur displa
y
9.
5
2
V
eel
g
estelde vra
g
en
blz.
bl
z.
blz.
blz.
bl
z.
blz.
blz.
bl
z.
blz.
blz.
blz.
blz.
blz.
9.
5
6
GPS-NAVIGATIE
MULTIMEDIA-AUTORADIO
/
BLUETOOTH-TELEFOON
9
.4
01
BASISFUNCTIES
T
oe
g
an
g
tot
h
et menu
" Navigati
e
"
e
n
w
eer
g
ave van de laatste
bestemmin
g
en.
Kort indrukken
(
motor
a
f
g
ezet
)
: aan/uit.
Kort indrukken
(
draaiende
motor
)
: uit-
/
inschakelen
van geluidsbron.
Ko
rt
i
n
d
r
ukke
n:
selec
t
e
r
e
n
van een opgeslagen
rad
i
o
z
e
n
de
r.
Lan
g
indrukken: in het
g
eheu
g
en opslaan van de
h
uidi
g
e radiozender.
Toe
t
s
M
OD
E
:
S
electeren
van het type permanente
weerga
v
e
.
Lan
g
indrukken: Black panel-
functie
(
DARK
)
.
Toe
g
an
g
tot het Menu "
MUSIC
M
" en weer
g
ave
van de tracks o
f
de a
f
speelli
j
sten van de
C
D
/
MP3
/
A
pp
le
®
-a
pp
aratuur.
Lan
g
indrukken: weer
g
ave van het paneel met
audio-re
g
elknoppen voor de
g
eluidsbron "
MEDIA
"
(
CD/USB/iPod/Streamin
g
/AUX
)
.
L
an
g
i
n
d
ru
kk
en: toe
g
an
g
tot
d
e
"
A
u
di
o-
i
nste
lli
n
g
en ": klankkleur, la
g
e-/ho
g
e-tonenre
g
elin
g
,
l
ou
d
ness, ver
d
e
li
n
g
,
b
a
l
ans
li
n
k
s-rec
h
ts,
b
a
l
ans voor-ac
h
ter, automat
i
sc
h
e vo
l
umecorrect
i
e.
Toe
g
an
g
tot het menu " RADIO "
e
n
weer
g
ave van de zenderli
j
st.
Lan
g
indrukken: weer
g
ave van het
paneel met audio-re
g
elknoppen voor de
g
e
l
u
id
s
b
ron tuner.
Draaiknop
j
e voor selecteren en bevesti
g
en:
Selecteren van een item op het displa
y
en
b
evest
ig
en van uw
k
euze
d
oor
h
et
k
nop
j
e
ko
rt
i
n t
e
d
r
ukke
n.
Als er
g
een menu o
f
li
j
st wordt weer
g
e
g
even:
druk het knop
j
e kort in om een contextmenu
op te vra
g
en, afhankeli
j
k van de weer
g
ave op
h
e
t
sc
h
e
rm.
Draaien bi
j
weer
g
ave van de kaart: in/-
u
i
tzoomen op
d
e
k
aart.
I
nste
ll
en
g
e
l
u
id
svo
l
ume
(
het
g
eluidsvolume van
e
lke geluidsbron wordt
af
zonderli
j
k in
g
esteld, ook dat
v
a
n
de
v
e
rk
ee
r
s
in
fo
rm
a
ti
e
e
n
de navi
g
atie-aanwi
j
zin
g
en
)
.
9
.
5
01
S
electeren:
- vori
g
e/vol
g
ende radiozender
(
automatisch
)
.
- vori
g
e
/
vol
g
ende nummer van een
C
D o
f
mediaspeler.
- linker o
f
rechter
g
edeelte van het scherm als er een menu
w
ordt weergegeven.
Link
s/
r
ec
ht
s
v
oo
r
de
fu
n
c
ti
e
"
D
e kaart ver
p
laatsen ".
Huidi
g
e bewerkin
g
afbreken, teru
g
naar
vor
ig
e map.
L
an
g
i
n
d
ru
kk
en: teru
g
n
aar vorige weergave.
Lan
g
indrukken: resetten
van het s
y
steem.
Toe
g
an
g
tot het
me
n
u
"
T
elefoon"
e
n
weer
g
ave van de
l
aatste
g
esprekken
of inkomend
g
esprek
accepteren.
Toe
g
an
g
tot het menu
"
Con
g
urati
e
".
L
an
g
indrukken:
toe
g
an
g
tot het GPS-
be
r
e
ik
e
n
de
de
m
o
-
m
odus
.
Toe
g
an
g
tot het menu
"
V
erkeersinformatie
T
M
C
"
en weer
g
ave
v
a
n
de
ac
t
uele
v
e
rk
ee
r
s
in
fo
rm
a
ti
e
.
S
electeren:
- vori
g
e
/
vol
g
ende item in een li
j
st o
f
een menu.
- vori
g
e
/
vol
g
ende mediabestand.
- vori
g
e/vol
g
ende radiofrequentie
(
stap voor stap
)
.
- vori
g
e/vol
g
ende MP3-bestand.
O
mhoo
g
/omlaa
g
voor de functie "
D
e
k
aart ver
pl
aatsen
".
BASISFUNCTIES
9
.
6
02
Raadplee
g
de rubriek "Menustructuur displa
y
" voor een
g
edetailleerd overzicht van de keuzemo
g
eli
j
kheden binnen de
m
e
n
u
'
s
.
G
ebruik voor het schoonmaken van het displa
y
een zacht,
n
iet-schurend doek
j
e
(
bi
j
voorbeeld een brillendoek
j
e
)
zonder
sc
h
oo
nm
aa
kmi
dde
l.
"
RADIO"
"
T
ELEFOO
N
"
(
ti
j
dens communicatie
)
SETUP
:
IN
S
TELLIN
G
EN:
datum en tijd, con
guratie weergave, geluid.
G
eluidsbron veranderen:
R
ADI
O
:
RADI
O
als geluidsbron.
M
U
S
I
C
: MU
S
I
C
als
g
eluidsbron.
Druk een paar keer achter elkaar op de toets
M
ODE om naar de vol
g
ende menu's te
g
aan:
ALGEMENE WERKING
" KAART OP VOLLEDIG
SCHER
M
"
"KAART OP VERKLEIND
SCHER
M
"
(
ti
j
dens navi
g
atie
)
9
.
7
02
D
oor
d
e
d
raa
ik
nop
i
n te
d
ru
kk
en
k
r
ijg
t u toe
g
an
g
tot
d
e
s
n
elkeu
z
e
m
e
n
u's
.
ALGEMENE WERKING
WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT
RADIO:
TA in-/uitschakelen
RDS in-/uitschakelen
MULTIMEDIASPELERS, CD
OF USB
(
afhankeli
j
k van
m
edia
)
:
A
f
speelwi
j
ze:
Normaal
Willekeuri
g
Will
e
k
eur
ig
op e
lk
me
di
um
H
er
h
a
l
en
TELEFOON
(
ti
j
dens
c
ommunicatie
)
:
Privémodus
KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG
OF VERKLEIND SCHERM:
Navi
g
atie stoppen
/
hervatten
Bestemmin
g
kiezen
Ad
res
i
nvoeren
A
dresboe
k
G
PS-coördinaten
A
lternatieve route
K
aart ver
pl
aatsen
Info plaats
Al
s
b
estemm
i
n
g
ki
ezen
Al
s eta
pp
e
ki
ezen
D
eze plaats opslaan
(
contacten
)
K
aartmo
d
us ver
l
aten
Navi
g
atiecriteria
In de wacht zetten
DTMF
-tonen
Ophangen
1
1
1
1
1
1
1
1
2
2
2
2
2
1
2
2
2
1
1
1
1
1
1
V
eranderen van fre
q
uentieband
F
M
AM
2
2
1
V
erkeersbericht
(
TA
)
1
9
.
8
03 STUURKOLOMSCHAKELAARS
RADI
O
: selecteren van de vori
g
e/vol
g
ende
v
oo
r
keu
z
e
z
e
n
de
r.
S
electeren van het volgende item uit het
ad
r
esboe
k.
Wi
j
zi
g
en van de
g
eluidsbron.
B
e
ll
e
n v
a
n
u
it h
e
t
ad
r
esboe
k.
Tele
f
oon opnemen
/
ophan
g
en.
Lan
g
er dan 2 seconden indrukken:
toegang tot het adresboek.
RADI
O
: selecteren van de vori
g
e
r
adiozender in de li
j
st.
Lan
g
indrukken: automatisch zoeken
n
aar zenders in a opende vol
g
orde.
C
D: selecteren van het vori
g
e nummer.
C
D: ingedrukt houden: snel
teru
g
spoelen.
RADIO: selecteren van de volgende
r
a
di
ozen
d
er
i
n
d
e
lij
s
t
.
Lang indrukken: automatisch zoeken naar
z
en
d
ers
i
n op
l
open
d
e vo
lg
or
d
e.
g
g
C
D: selecteren van het vol
g
ende nummer.
C
D: in
g
edrukt houden: snel vooruitspoelen.
Volume verho
g
en.
Volume verla
g
en
Mute;
g
eluid onderbreken:
g
e
lijk
t
ijdig
i
n
d
ru
kk
en
v
a
n
de
t
oe
t
se
n v
a
n
de
vo
l
umere
g
e
li
n
g
.
G
eluid weer inschakelen:
in
d
r
u
kk
e
n v
a
n
ee
n v
a
n
de
tw
ee
t
oe
t
se
n v
a
n
de
volumere
g
elin
g
.
9
.
9
04
A
UDIO-INSTELLINGEN
Deze zi
j
n op te vra
g
en met de toets
M
USI
C
op het bedienin
g
spaneel o
f
door
de
t
oe
t
s
RADI
O
(
afhankeli
j
k van de
g
eluidsbron
)
even in
g
edrukt te houden.
-"
K
lankkleu
r
" (6 verschillende opties)
r
-
"
B
assen
"
-
"
H
o
g
e tonen
"
- " Loudness "
(
In-
/
uitschakelen
)
- "Verdelin
g
"
(
"
Bestuurder
", "
r
A
lle passa
g
iers "
)
- " Balans "
(
Links
/
Rechts
)
-"Fade
r
" (Voor/Achter)
r
-"
A
utom. volum
e
" afhankeli
j
k van de ri
j
snelheid
(
In-/
uitschakelen
)
De
(
Klankkleur
,
r
B
assen
,
Ho
g
e tonen
e
n
L
oudnes
s
)
zi
j
n voor elke
g
eluidsbron apart in te stellen.
D
e
i
nste
lli
n
g
en van
d
e ver
d
e
li
n
g
van
h
et
g
e
l
u
id
en
d
e
b
a
l
ans z
ij
n voor
all
e
g
e
l
u
id
s
b
ronnen
g
e
lijk
.
De verdelin
g
van het
g
eluid
(
of de ruimteli
j
ke verdelin
g
dankzi
j
het
A
r
k
am
y
s
©
-s
y
steem
)
in de auto is belan
g
ri
j
k voor de kwaliteit van de
weer
g
ave en kan worden a
fg
estemd op het aantal inzittenden.
9
.1
0
05
"
"
"
"
"
"
"
"
"
"
"
"
g
g
g
g
g
Navigatie
Navigatie
Navigatie
Navigatie
Navigatie
Navigatie
Navigatie
Navigatie
Navigatie
Navigatie
Navigatie
Navigatie
Navigatie
Niti
Niti
Niti
Niti
Niti
Niti
Niti
Niti
Niti
Ni i
"
"
"
"
"
"
"
"
"
"
"
"
S
electeer " O
p
tie
s
"
i
n
h
et nav
ig
at
i
emenu en vervo
lg
ens
" Laatste bestemmingen wissen " en bevestig uw keuze
om de laatste bestemmin
g
en te wissen.
S
electeer " J
a
"
e
n
bevesti
g
uw keuze.
Het is niet mo
g
eli
j
k om
éé
n enkele bestemmin
g
te wissen.
Wissel tussen het menu en de li
j
st
(
links/rechts
)
.
NAVIGATIE
Naar het menu "NAVIGATIE"
Druk o
p
NAV
.
o
f
Raadplee
g
het CITROËN-
netwer
k
om up
d
ates voo
r
d
e
k
aart
g
e
g
evens te
ver
k
r
ijg
en.
D
ru
k
k
ort op
h
et u
i
te
i
n
d
e van
de
lich
t
schakelaa
r
o
m
de
l
aatste
g
espro
k
en
i
nstruct
i
e te
he
r
hale
n.
9
.1
1
05
Druk op
NAV
v
oo
r h
e
t m
e
n
u
"
N
av
ig
at
ie
".
EEN NIEUWE BESTEMMING KIEZEN
NAVIGATIE
EEN BESTEMMING KIEZEN
S
electeer "
E
en
b
estemm
i
n
g
ki
ezen
"
e
n
b
evest
ig
uw
k
euze, se
l
ecteer
d
an
"
A
dres invoeren " en bevestig uw
k
eu
z
e
.
S
electeer " Lan
d
"
en
b
evest
ig
uw
k
eu
z
e
.
S
electeer "
Pl
aats
"
en
b
evest
ig
uw
k
euze om
d
e p
l
aats van
b
estemm
i
n
g
op
t
e
s
l
aa
n.
S
electeer één voor één de letters van de
pl
aats en
b
evest
ig
e
lk
e
l
etter stee
d
s met
h
et
d
raa
ik
nop
j
e.
S
electeer een plaats uit de li
j
st en bevesti
g
uw keuze.
U kunt ook een lijst met plaatsen in het opgegeven land opvragen
door een paar letters op te
g
even en dit te bevesti
g
en met
"
Li
j
st"
.
D
raa
i
aan
d
e
d
raa
ik
nop en se
l
ecteer OK
om uw
k
euze te
b
evest
ig
en.
Vul de gegevens zoals " Weg "
e
n
"Nummer
/
Kruisin
g
" op dezel
f
de manier
in.
Se
l
ec
t
ee
r " O
p
slaan " om de adreskaart op te slaan.
U kunt maximaal 4
00
kaarten opslaan.
Bevesti
g
met "OK" om het navi
g
eren te
s
t
a
rt
e
n.
S
electeer een navi
g
atiecriterium:
"
Snelste rout
e
", "
K
ortste rout
e
"
o
f
bes
t
e
r
ou
t
e
"
A
fstand/Ti
j
d ", en
selecteer indien
g
ewenst, aanvullende
c
r
i
t
e
r
ia
z
oals
:
"
M
et to
l
we
g
en
",
"
M
et
v
eer
p
on
t
", o
f
"
V
erkeersinformati
e
"
e
n
b
evest
ig
uw
k
euze met
"
O
K
"
.
9
.1
2
05
EEN BESTEMMING KIEZEN
NAVIGATIE
NAAR EEN VAN DE LAATSTE BESTEMMINGEN
D
ru
k
op
NAV
v
oo
r
he
t m
e
n
u
"
N
av
ig
at
ie
"
.
S
electeer de
g
ewenste bestemmin
g
en
b
evest
ig
uw
k
euze om
h
et nav
ig
eren te
sta
r
te
n.
NAAR EEN CONTACT UIT HET ADRESBOEK
Selecteer en bevesti
g
" Bestemmin
g
ki
ezen
"
, se
l
ecteer vervo
lg
ens
"
Ad
res
b
oe
k
"
en
b
evest
ig
uw
k
euze.
S
electeer de
g
ewenste bestemmin
g
en
bevesti
g
uw keuze met "OK "
o
m h
e
t
n
avi
g
eren te starten.
Druk op NAV v
oo
r h
e
t m
e
n
u
"
Navi
g
ati
e
".
Navi
g
eren naar een uit het adresboek van de telefoon
g
e
ï
mporteerd adres is alleen mo
g
eli
j
k als het adresbestand
c
ompatibel is met het s
y
steem.
De laatste bestemmingen verwijderen:
- Druk op " NAV".
- Selecteer "Navi
g
atie-opties" en bevesti
g
.
- Selecteer "Laatste bestemmin
g
en wissen" en bevesti
g
.
9
.1
3
05
S
electeer en bevesti
g
" Bestemmin
g
k
iezen ", selecteer "
G
PS-coördinaten "
e
n bevesti
g
uw keuze.
Voer de
G
P
S
-coördinaten in en bevesti
g
u
w inv
oe
r m
e
t " O
K
" om het navi
g
eren
t
e
s
t
a
rt
e
n.
Druk op NAV v
oo
r h
e
t m
e
n
u
" Navi
g
ati
e
".
NAVIGATIE
GPS-COÖRDINATEN ALS BESTEMMING INVOEREN NAAR EEN PUNT OP DE KAART
Druk, als de kaart op het scherm wordt
w
eergege
v
en
,
op
O
K
o
m n
aa
r h
e
t
c
ontextmenu te
g
aan.
S
electeer dan
"
K
aart verplaatsen " en bevesti
g
uw
keu
z
e
.
Druk op OK v
oo
r h
e
t
co
nt
e
xtm
e
n
u
v
a
n
de
fu
n
c
ti
e
" Kaart ver
p
laatsen ".
S
electeer " Als bestemming kiezen "
of
"
Als tussensto
p
kiezen " en bevesti
g
u
w k
eu
z
e
.
V
erp
l
aats
d
e cursor op
h
et sc
h
erm
met
d
e nav
ig
at
i
etoets om een
bestemmingspunt te kiezen.
9
.1
4
05
NAAR POINTS OF INTEREST
(
POI
)
NAVIGATIE
Points o
f
interest
(
P
O
I
)
zi
j
n openbare
g
ebouwen en diensten in de
om
g
evin
g
(
hotels, bedri
j
ven, vlie
g
velden...
)
.
S
electeer
"
E
en
b
estemm
i
n
g
ki
ezen
"
e
n
b
evest
ig
di
t, se
l
ecteer vervo
lg
ens
"
E
en
a
dres invoeren
"
en bevestig dit.
Selecteer en bevesti
g
"
P
OI "
e
n
s
electeer en bevesti
g
dan "
R
ondom
huidi
g
e plaat
s
" om een P
O
I in de buurt
t
e
z
oeke
n.
S
electeer en bevesti
g
"
P
OI
"
o
m
e
en P
O
I in een etappe op te nemen,
s
electeer vervolgens " O
p
de rout
e
"
e
n
bevesti
g
uw keuze.
O
m een P
O
I als bestemmin
g
op te
g
even moet u eerst het land en de
p
laats op
g
even
(
zie "Naar nieuwe
bestemmin
g
"
)
, vervol
g
ens "
P
OI
"
s
e
l
ecteren en
b
evest
ig
en en
d
an
"
Di
c
h
t
bij
"
se
l
ecteren en
b
evest
ig
en.
Zoek een P
O
I in één van de rubrieken
op
d
e vo
lg
en
d
e pa
gi
na
'
s.
S
electeer " Zoeken op Naam " om P
O
I's o
p
naam in
p
laats van o
p
a
f
s
t
a
n
d
t
e
z
oe
k
e
n.
Selecteer de
g
ewenste P
O
I en bevesti
g
u
w
keu
z
e
m
e
t
"
OK
"
om
h
et nav
ig
eren
t
e
s
t
a
rt
e
n.
Druk op NAV v
oo
r h
e
t m
e
n
u
" Navi
g
ati
e
".
9
.1
5
05
POI-LIJST
NAVIGATIE
Di
t p
i
cto
g
ram versc
hij
nt a
l
s er z
i
c
h
meer
d
ere
P
o
i
nts
of
Interest in hetzel
f
de gebied bevinden. Door op dit
p
icto
g
ram in te zoomen kunt u de verschillende Points
of
Interest beki
j
ken.
*
A
f
hankeli
j
k van
besc
hik
baa
rh
e
i
d
in h
e
t l
a
n
d
.
De exacte procedure voor het updaten van P
O
I's is beschikbaar op de website "http:
//
citroen.navi
g
ation.com ".
9
.1
6
05
INSTELLEN WAARSCHUWINGSMELDINGEN
R
ISICOGEBIEDEN
U
kunt nu kiezen uit:
- "Zichtbare meldin
g
en"
- "Meldin
g
en met
g
eluidssi
g
nalen"
-
"All
een me
ldi
n
g
en weer
g
even
bij
h
et nav
ig
eren
"
-
"All
een me
ldi
n
g
en
g
even
bij
een te
h
o
g
e sne
lh
e
id"
.
U kunt de tijd tussen het moment van de waarschuwing
voor een Risico
g
ebied en het passeren van het
r
isico
g
ebied instellen.
S
electeer "
OK
" om de instellingen te bevestigen.
K
S
electeer " O
p
ties " en bevestig uw keuze;
selecteer vervol
g
ens "
R
isico
g
ebieden
i
nstellen " en bevesti
g
uw keuze.
Deze
f
uncties zi
j
n alleen beschikbaar als de risico
g
ebieden zi
j
n
g
edownload en in het s
y
steem zi
j
n
g
e
ï
nstalleerd.
De
g
edetailleerde procedure voor het updaten van de risico
g
ebieden
is beschikbaar op de website www.citroen.com.
Druk op
NAV
voor het menu "
V
Navi
g
ati
e
".
9
.1
7
05 NAVIGATIE
EEN ETAPPE TOEVOEGEN
Druk o
p
NAV
v
oo
r h
e
t m
e
n
u
"
Navi
g
ati
e
"
.
Se
l
ec
t
ee
r " Eta
pp
es en route
s
"
e
n
bevesti
g
uw keuze.
S
electeer "
D
ichtbi
j
"
o
m in
de
buu
rt v
a
n
de etappe te komen of " Strik
t
"
o
m
de
e
tappe
h
ee
l
prec
i
es te r
ijd
en.
B
evest
ig
met
"
OK
"
om
h
et nav
ig
eren
te starten en
gl
o
b
aa
l
d
e r
i
c
h
t
i
n
g
aan te
ge
v
en
.
S
electeer "
E
tappe toevoe
g
en "
e
n
bevesti
g
uw keuze.
Het adres van de etappe
g
eeft u als
b
estemm
i
n
g
op v
i
a
"
Ad
res
i
nvoeren
"
,
ee
n
kaa
rt
ui
t
he
t
"
Ad
res
b
oe
k
", o
f
uit
"
L
aatste bestemmingen ".
ETAPPES BEHEREN
Herhaal de handelin
g
en 1 en
2, selecteer "
E
ta
pp
es Ordenen/
Wi
ssen
"
en
b
evest
ig
uw
k
euzes om
e
tappes te beheren.
Selecteer en bevesti
g
uw keuze om de
wi
j
zi
g
in
g
en op te slaan.
S
electeer de etappe die u wilt
ver
p
laatsen.
Se
l
ec
t
ee
r "
V
erwi
j
deren " om een etappe te verwi
j
deren.
9
.1
8
05 NAVIGATIE
NAVIGATIEOPTIES
CRITERIA VOOR DE BEREKENING
S
electeer "
Op
ties " en bevestig uw
keu
z
e
.
S
electeer " O
K
" en bevesti
g
uw keuze
om
d
e
i
nste
lli
n
g
en op te s
l
aan.
S
electeer "
R
ekencriteria de niëren "
e
n
b
evesti
g
uw keuze.
M
e
t
de
z
e
f
u
n
c
ti
e
k
u
nt
u
de
v
e
r
sc
hill
e
n
de
c
rit
e
ri
a
v
oo
r
he
t
be
r
eke
n
e
n v
a
n
de
r
ou
t
e
i
n
s
t
elle
n:
- de soort route
(
" Snelste rout
e
"
,
"
K
ortste rout
e
", "
A
fstand/Tijd "
)
,
- aanvullende criteria zoals
(
"
M
et tolwe
g
en "
of
"
M
et veer
p
on
t
"),
t
- al of niet rekenin
g
houden met de
v
e
rk
ee
r
s
inf
o
rm
a
ti
e
(
"
V
erkeersinformati
e
"
)
.
D
ru
k
op
NAV
v
oo
r
he
t m
e
n
u
"
N
av
ig
at
ie
".
A
ls u op
g
eeft dat het s
y
steem rekenin
g
moet houden met de
verkeersin
f
ormatie, wordt er automatisch een nieuwe route
berekend als de verkeerssituatie daar aanleidin
g
toe
g
ee
f
t.
9
.1
9
05 NAVIGATIE
Druk op NAV v
oo
r h
e
t m
e
n
u
" Navi
g
ati
e
".
KAARTEN BEHEREN
POINTS OF INTEREST OP DE KAART KIEZEN
S
electeer "
Kaartbeheer
" en bevestig
r
u
w k
eu
z
e
.
S
electeer één o
f
meer cate
g
orieën die u
op
h
et sc
h
erm w
il
t z
i
en.
S
electeer "
G
e
g
evens van de kaar
t
"
e
n
b
evest
ig
uw
k
euze.
S
electeer " Standaard "
o
m
a
ll
ee
n "
T
ankstations,
g
ara
g
e
s
"
e
n " Risico
g
ebieden "
(
indien
g
edownload
)
weer te
g
even op
de
kaa
rt.
S
electeer " O
K
" en bevestig uw keuze,
selecteer no
g
maals "OK" en bevesti
g
dit
opnieuw om de instellin
g
en op te slaan.
9
.2
0
05 NAVIGATIE
S
electeer "
Kaartbeheer
" en bevestig
r
u
w k
eu
z
e
.
Se
l
ec
t
ee
r:
- " Op auto
g
eoriënteerd "
o
m
de
k
aart o
p
de auto te richten,
-"Op noorden
g
eoriënteerd "
o
m
d
e
k
aart a
l
t
ijd
naar
h
et noor
d
en te
ri
c
h
ten,
-
"Perspectief
"
o
m
de
kaa
rt
i
n
f
p
erspectie
f
te zien.
S
electeer " Oriënterin
g
van de kaar
t
"
e
n
b
evest
ig
uw
k
euze.
In h
e
t m
e
n
u
"
S
ETUP " k
u
nt
u
de
kl
eu
r v
a
n
de
k
aa
rt v
e
r
a
n
de
r
e
n
door weer
g
ave bi
j
"Da
g
" o
f
"Nacht" te kiezen.
ORIËNTERING VAN DE KAART
Druk op NAV v
oo
r h
e
t m
e
n
u
" Navi
g
ati
e
".
De straatnamen worden op de kaart weer
g
e
g
even bi
j
een schaal
van 1
00
m of kleiner.
9
.2
1
05
D
ru
k
op
NAV
v
oo
r
he
t m
e
n
u
"
N
av
ig
at
ie
".
GESPROKEN NAVIGATIEBERICHTEN INSTELLEN
Se
l
ec
t
ee
r "
Op
ties " en bevesti
g
uw
keu
z
e
.
V
OLUMEREGELING/UITSCHAKELEN
S
electeer " Instellen gesproken
berichten " en bevesti
g
uw keuze.
Selecteer de volumeweer
g
ave en
bevesti
g
uw keuze.
Se
l
ec
t
ee
r "
U
itschakelen " om de
g
esproken instructies uit te
sc
h
a
k
e
l
e
n.
S
electeer " OK" en bevesti
g
uw keuze.
S
tel het
g
ewenste volume in en bevesti
g
u
w k
eu
z
e
.
Het instellen van het volume is mogelijk door de volumeknop te
bedienen ti
j
dens de weer
g
ave van een route-aanwi
j
zin
g
.
He
t v
olu
m
e
v
a
n
de
i
n
s
tr
uc
t
ies
ku
nt
u
ook
i
n
s
t
elle
n v
ia
he
t m
e
n
u
"
SETUP "
/
"
Spraaksynthes
e
".
9
.2
2
05 NAVIGATIE
MANNENSTEM/VROUWENSTEM
D
ru
k
op SETUP v
oo
r
he
t
c
on
g
uratiemenu.
Se
l
ec
t
ee
r "
M
annenstem kiezen "
of
"
V
rouwenstem kiezen " en bevesti
g
u
w k
eu
z
e
m
e
t "
Ja
". Het s
y
steem wordt
vervol
g
ens opnieuw op
g
estart.
S
electeer " Spraaks
y
nthes
e
"
e
n
bevesti
g
uw keuze.
9
.2
3
06
V
ERKEERSINFORMATIE
Naar het menu "VERKEERSINFORMATIE"
Wissel tussen het menu en de li
j
st
(
links
/
rechts
)
.
"
"
"
"
"
"
"
eees o ate C
Verkeersinformatie
TMC
Verkeersinformatie TMC
Verkeersinformatie TMC
Verkeersinformatie TMC
Verkeersinformatie TMC
Verkeersinformatie TMC
Verkeersinformatie TMC
Verkeersinformatie TMC
Verkeersinformatie TMC
Verkeersinformatie TMC
Verkeersinformatie TMC
Verkeersinformatie TMC
Verkeersinformatie TMC
Verkeersinformatie TMC
V k i f ti TMC
V k i f ti TMC
V k i f ti TMC
V k i f ti TMC
"
"
"
"
"
"
"
of
D
ru
k
op
"
T
RAFFIC
".
9
.2
4
06
V
ERKEERSINFORMATIE
INSTELLEN VAN DE FILTERS EN DE WEERGAVE VAN TMC-BERICHTEN
Een TM
C
-bericht
(
Tra
c Messa
g
e
C
hannel
)
is in
f
ormatie met betrekkin
g
tot het verkeer en het weer die in real time wordt ontvan
g
en en
door
g
estuurd naar de bestuurder in de vorm van
g
esproken berichten en visuele waarschuwin
g
en op de navi
g
atiekaart.
Het navi
g
aties
y
steem kan in dat
g
eval een alternatieve route voorstellen.
Druk o
p
T
RAFFI
C
voor weer
g
ave van
h
e
t m
e
n
u
"
Verkeersinformatie TMC"
.
Se
l
ec
t
ee
r
de
fu
n
c
ti
e
"Geo
g
ra sch
lter" en bevesti
g
uw keuze.
Het s
y
steem biedt de keuze:
-
"
B
ewaar a
ll
e
b
er
i
c
h
ten :
",
of
- " Bewaar de berichten
:
"
" Rondom de aut
o
",
(
bevesti
g
de op
g
e
g
even kilometers om
dit te wi
j
zi
g
en en de afstand te
kiezen
)
,
" O
p
de rout
e
"
.
B
evest
ig
met
"
O
K
"
om
d
e w
ij
z
igi
n
g
en op
t
e
s
l
aa
n.
Wij
a
d
v
i
seren:
- een
lter op de route en
-
ee
n
lt
e
r r
o
n
do
m
de
au
t
o
v
a
n:
-
20
km in de stad,
- 50 km op de snelwe
g
.
9
.2
5
06
V
ERKEERSINFORMATIE
BELANGRIJKSTE PICTOGRAMMEN TMC
Rood-
g
ele driehoek: verkeersberichten, bi
j
voorbeeld:
Zwart-blauwe driehoek: al
g
emene informatie, bi
j
voorbeeld:
V
ERKEERSBERICHTEN BELUISTEREN
De
f
unctie TA
(
Tra
f
c Announcement
)
g
ee
f
t voorran
g
aan het luisteren
n
aar verkeersberichten.
O
m te worden geactiveerd moet deze
f
unctie
e
en radiozender die deze berichten uitzendt,
g
oed kunnen ontvan
g
en.
Zodra een verkeersbericht wordt uit
g
ezonden, wordt de
g
eluidsbron
die op dat moment wordt weer
g
e
g
even
(
Radio, CD, USB, ...
)
automatisch onderbroken en wordt het verkeersbericht weer
g
e
g
even.
Zodra het verkeersbericht is af
g
elopen, wordt de weer
g
ave van de
o
orspron
k
e
lijk
e
g
e
l
u
id
s
b
ron
h
ervat.
Druk op RADIO
o
m h
e
t m
e
n
u
"
FM
/
AM-
b
an
d
"
weer te
g
even.
S
electeer " O
p
ties " en bevesti
g
uw
keu
z
e
.
S
chakel "
V
er
k
eers
b
er
i
c
ht
"
in
of
u
it
e
n
b
evest
ig
uw
k
euze.
Het
g
eluidsvolume van de verkeersberichten kunt u alleen instellen
ti
j
dens de weer
g
ave van een der
g
eli
j
k bericht.
U kunt de
f
unctie op elk moment in- o
f
uitschakelen door op de toets
t
e
d
r
u
kk
e
n.
Druk ti
j
dens een verkeersbericht op de toets wanneer u het bericht
wilt
o
n
de
r
b
r
e
k
e
n.
9
.2
6
9
.2
7
07
TELEFONEREN
Naar het menu "TELEFOON"
"
"
"
"
"
"
"
eeoo
Telefoon
Telefoon
Telefoon
Telefoon
Telefoon
Telefoon
Telefoon
Telefoon
Telefoon
Telefoon
Telefoon
Telefoon
Telefoon
Telefoon
Tlf
Tlf
Tlf
Tlf
f
"
"
"
"
"
"
"
Wissel tussen het menu en de lijst
(
links
/
rechts
)
.
o
f
D
ru
k
op PHONE
.
S
electeer een nummer in de li
j
st en bevesti
g
uw keuze met
" OK " om een gesprek te starten.
A
ls u verbinding met een andere tele
f
oon maakt, wordt
de li
j
st met de laatste
g
esprekken
g
ewist.
Geen verbindin
g
met een
t
e
l
e
f
oo
n.
Verbindin
g
met een telefoon.
Binnenkomend
g
esprek.
Ui
t
g
aan
d
g
espre
k
.
B
ez
ig
met
s
y
nc
h
ron
i
seren van
ad
r
esboek
.
C
ommunicatie met
telefoon bezi
g
.
In de bovenbalk wordt steeds
aan
g
e
g
even
9
.2
8
07
BLUETOOTH-TELEFOON KOPPELEN
EERSTE KOPPELING
Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree-set ma
g
om veili
g
heidsredenen en vanwe
g
e het
f
eit dat deze handelin
g
de
vo
ll
e
dig
e aan
d
ac
h
t van
d
e
b
estuur
d
er vraa
g
t, u
i
ts
l
u
i
ten
d
wor
d
en
u
itgevoerd als de
a
uto stilstaa
t
.
A
c
tiv
ee
r
de
Bl
ue
t
oo
th-
fu
n
c
ti
e
v
a
n
u
w
t
e
l
efoo
n
e
n
s
t
e
l
de
z
e
z
o
in
da
t
de
tele
f
oon "gezien" wordt.
Druk o
p
deze toets.
Selecteer het
g
ewenste apparaat in de
l
i
j
st, kies dan "
V
erbinden " en bevesti
g
u
w
keu
z
e
.
Het s
y
steem stelt voor:
- het
p
ro el " Handsfree functi
e
"
(
alleen telefoon
)
,
- het pro el "
A
u
di
o "
(
streamin
g
:
le
z
e
n v
a
n m
u
z
iekbes
t
a
n
de
n v
a
n
de
tele
f
oon
)
,
- o
f
beide pro
elen "
A
ll
e
".
Se
l
ec
t
ee
r m
e
t "OK" en bevesti
g
uw
keu
z
e
.
S
electeer " Bluetooth-functies
"
e
n
bevesti
g
uw keuze.
S
electeer " Randapparatuur zoeken "
en bevesti
g
uw keuze.
Er verschi
j
nt een overzicht van de
a
pparatuur
di
e waar
g
enomen
i
s.
W
ac
h
t
tot
d
e
k
nop
"
V
er
bi
n
d
en
"
versc
hij
nt.
TELEFONEREN
G
a voor meer in
f
ormatie
(
compatibiliteit, extra hulp, enz.
)
naar www
.
c
itr
oe
n.nl.
9
.2
9
07
Voer dezelfde pincode als die van de telefoon in om
d
e ver
bi
n
di
n
g
tot stan
d
te
b
ren
g
en.
Accepteer een automatische verbindin
g
met de telefoon als u wilt
dat de telefoon automatisch aan
g
esloten wordt bi
j
het starten van
de
au
t
o
.
Het s
y
steem kan maar één pro el kiezen als de telefoon
g
een extra functies heeft. U kunt allebei de pro elen als
s
tandaardinstellin
g
kiezen.
TELEFONEREN
Kies het pro
el " Handsfree functi
e
" als u geen muziek wilt
be
l
u
i
s
t
e
r
e
n.
De beschikbaarheid van diensten hangt a
f
van het
GS
M-netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur.
C
ontroleer in de
g
ebruiksaanwi
j
zin
g
van uw tele
f
oon en in
f
ormeer bi
j
uw provider welke diensten voor u toe
g
ankeli
j
k zi
j
n.
Kies een code voor de verbindin
g
en
b
evest
ig
uw
i
nvoer met
"
OK
".
Het is afhankeli
j
k van het t
y
pe telefoon of het s
y
steem u vraa
g
t
o
m toestemmin
g
voor de overdracht van uw telefoonboek.
Bi
j
teru
g
komst in de auto wordt de verbindin
g
met de laatst
aan
g
esloten tele
f
oon binnen on
g
eveer 30 seconden na het aanzetten
van het contact, automatisch weer tot stand
g
ebracht
(
Bluetooth actie
f
e
n apparatuur "zichtbaar"
)
.
O
m het pro el van de automatische verbindin
g
te veranderen, moet u
de koppelin
g
met de desbetreffende telefoon on
g
edaan maken en de
telefoon daarna met het nieuwe pro el opnieuw koppelen.
p ppp
9
.
30
07 TELEFONEREN
ADRESBOEK / SYNCHRONISEREN CONTACTEN
Druk o
p
P
HON
E
e
n
se
l
ec
t
ee
r
"
C
ontacten beheren " en bevesti
g
uw
k
eu
z
e
.
S
electeer " Nieuw contac
t
"
o
m
ee
n
ni
euw contact op te s
l
aan.
S
electeer "Sorteren op achternaam
/
v
oornaam
"
o
m
de
co
nt
ac
t
e
n in
de
g
ewenste vo
lg
or
d
e weer te
g
even.
Se
l
ec
t
ee
r " Alle contacten wissen "
o
m de op
g
esla
g
en contacten uit het
g
eheu
g
en te verwi
j
deren.
Se
l
ec
t
ee
r " S
y
nchronisatie-opties ":
- Geen s
y
nchronisatie: alleen de in het
g
eheu
g
en van het s
y
steem op
g
esla
g
en
c
ontacten
(
alti
j
d aanwezi
g)
.
-
C
ontacten van tele
f
oon weer
g
even:
allee
n
de
co
nt
ac
t
e
n
die
i
n
he
t
geheugen van de tele
f
oon zijn
op
g
esla
g
en.
-
C
ontacten van simkaart weer
g
even:
alleen de contacten die o
p
de simkaart
van de telefoon zi
j
n op
g
esla
g
en.
- Alle contacten weer
g
even: de
c
ontacten
di
e
i
n
h
et
g
e
h
eu
g
en van
de tele
f
oon én op de simkaart zi
j
n
op
g
es
l
a
g
en.
S
electeer "
A
lles importeren "
o
m
a
ll
e
c
ontacten van de telefoon te importeren
e
n op te s
l
aan.
Al
s een contact eenmaa
l
g
e
ï
mporteer
d
is, bli
jf
t het zichtbaar, ook als u een
a
n
de
r
e
t
e
l
efoo
n
aa
n
s
l
u
it.
S
electeer " Status van
c
ontacten
g
e
h
eu
g
en
"
als
u
w
il
t w
e
t
e
n
h
oevee
l
contacten er
i
n
h
et
g
e
h
eu
g
en
z
ijn opgeslagen en hoeveel ruimte er nog
o
v
e
r i
s
.
9
.
31
07
Druk op
P
HONE , selecteer dan
" Contacten " en bevesti
g
uw keuze.
S
electeer het
g
ewenste contact en
bevestig uw keuze.
Se
l
ec
t
ee
r " Im
p
orteren "
o
m
éé
n
co
nt
ac
t
naar het s
y
steem te kopi
ë
ren.
S
electeer "
B
e
ll
en
"
o
m
he
t n
u
mm
e
r t
e
be
ll
e
n.
S
electeer " O
p
enen "
o
m
ee
n
e
xt
e
rn
c
ontact weer te
g
even o
f
een op
g
esla
g
en
c
ontact te wi
j
zi
g
en.
S
electeer OK
S
electeer "
V
erwi
j
deren "
o
m
ee
n
op
g
es
l
a
g
en contact u
i
t
h
et s
y
steem te
verw
ijd
eren.
E
en extern contact moet a
l
t
ijd
eerst
g
e
ï
mporteer
d
wor
d
en voor
d
at
u
h
et
k
unt w
ij
z
ig
en.
H
et contact wor
d
t
i
n
h
et
g
e
h
eu
g
en van
h
et
sy
steem op
g
esla
g
en.
C
ontacten in het adresboek van de tele
f
oon o
f
o
p de simkaart kunnen niet verwijderd o
f
gewijzigd worden.
TELEFONEREN
of
druk o
p
de Return-toets om dit menu te
v
e
rl
a
t
e
n.
Verwijderen van opgeslagen adressen:
- Druk op
P
HON
E
.
-
Se
l
ec
t
ee
r "
Co
nt
ac
t
e
n".
- Selecteer "Contacten weer
g
even" en bevesti
g
, selecteer vervol
g
ens
he
t
ad
r
es
.
- Selecteer "Wissen" en bevesti
g
.
(
Deze handelin
g
moet voor ieder contact a
f
zonderli
j
k worden uit
g
evoerd
)
.
9
.
32
07 TELEFONEREN
Druk
2
keer op PHON
E
.
Se
l
ec
t
ee
r " Bellen " en bevesti
g
uw
keu
z
e
.
S
electeer " Contacten " en bevestig uw
keu
z
e
.
Toets het nummer in o
p
het virtuele toetsenbord door
de ci
j
fers te selecteren en daarna te bevesti
g
en
B
evest
ig
met
"
OK
" om het ingevoerde
K
t
e
l
efoo
nn
u
mm
e
r t
e
be
ll
e
n.
Druk o
p
TEL
of 2 keer o
p
PHON
E
.
EEN NUMMER BELLEN EEN CONTACT BELLEN
Selecteer het
g
ewenste contact en
b
evest
ig
uw
i
nvoer.
Als
u
he
t
co
nt
ac
t v
ia
de
t
oe
t
s
PHON
E
hebt opgevraagd, selecteert u " Bellen "
e
n bevesti
g
t u uw keuze.
S
electeer het nummer en bevestig uw
keu
z
e
o
m h
e
t
be
ll
e
n t
e
s
t
a
rt
e
n
BELLEN
G
ebruik de tele
f
oon liever niet onder het ri
j
den.
S
top op een veili
g
e
pl
aats om te
b
e
ll
en a
l
s u
g
e
l
e
g
en
h
e
id
h
e
b
t en
g
e
b
ru
ik
bij
voor
k
eur
de toetsen op het stuur.
9
.
33
07 TELEFONEREN
LAATSTE NUMMERS BELLEN
Druk o
p
TEL
, selecteer " Li
j
st
g
esprekken " en bevesti
g
uw keuze,
Selecteer het
g
ewenste nummer en
bevesti
g
uw keuze.
Druk 2 keer o
p
P
HONE , selecteer en bevesti
g
"
T
elefoonfuncties "
e
n
da
n "
D
e
g
esprekkenli
j
st wisse
n
"
a
l
s
u
de li
j
st met de laatste
g
esprekken wilt wissen.
EEN GESPREK BEËINDIGEN
D
ru
k
op
P
HONE
e
n
selec
t
ee
r
"
OK
"
o
m
e
en
g
espre
k
te
b
e
ëi
n
dig
en.
U
kunt ook de toets
T
EL even in
g
edrukt
h
oude
n.
U kunt ook 2 keer kort achter elkaar o
p
de
t
oe
t
s
TEL
o
p
het stuur drukken.
U
kunt ook de toets
M
ODE in
d
r
u
kk
e
n t
o
t
het telefoonscherm verschi
j
nt.
D
ru
k
op
P
HONE v
oo
r
ee
n
o
v
e
rz
ich
t v
a
n
d
e
l
aatste
g
espre
kk
en.
of
Druk vervol
g
ens op "OK " v
oo
r h
e
t
c
ontextmenu, selecteer "
V
erbreken "
e
n bevesti
g
uw keuze om het
g
esprek te
be
ë
indi
g
en.
9
.
34
07 TELEFONEREN
EEN INKOMEND GESPREK
A
ls u
g
ebeld wordt, klinkt een beltoon en verschi
j
nt een pop-
up
venster o
p
het scherm.
Standaard is het s
y
steem in
g
esteld op
"
Ja
" om het
g
esprek aan te nemen.
D
ru
k
op
"
OK
"
om
h
et
g
espre
k
aan te
nemen
.
S
electeer "
N
e
e
"
en
b
evest
ig
uw
k
euze
om het tele
f
oontje te weigeren.
Dr
u
k
de
t
oe
t
s
T
EL
e
v
e
n in
o
m
ee
n
g
esprek aan te nemen.
H
oud
de
t
oe
t
s
T
EL lan
g
er in
g
edrukt om
e
en
g
esprek te wei
g
eren.
9
.
35
07 TELEFONEREN
OPTIES TIJDENS EEN GESPREK *
Druk ti
j
dens het
g
esprek een paar keer
op
d
e toets MODE
o
m h
e
t t
e
l
e
f
oo
nm
e
n
u
te se
l
ecteren en
d
ru
k
vervo
lg
ens op
"
O
K
"
om naar
h
et contextmenu te
g
aan.
S
electeer "
P
rivé-modus " en bevesti
g
uw
k
euze om
h
et
g
espre
k
rec
h
tstree
k
s v
i
a
d
e
t
e
l
efoo
n t
e
v
oe
r
e
n.
Of
selecteer " Hands-freefuncti
e
"
en
b
evest
ig
uw keuze om het gesprek via de luidsprekers
v
a
n
de
aud
i
o
-in
s
t
a
ll
a
ti
e
weer te
g
even.
S
electeer en bevesti
g
" In de wacht
zetten " om het
g
esprek in de wacht te
z
e
tt
e
n.
O
f selecteer "
G
esprek hervatten "
e
n
bevesti
g
uw keuze om een
g
esprek dat
i
n
d
e wac
h
t
i
s
g
ezet, voort te zetten.
S
electeer "
DTMF
-tonen
"
o
m
he
t
n
u
m
e
r
ieke
t
oe
t
se
n
bo
r
d
t
e
ku
nn
e
n
g
e
b
ru
ik
en voor
h
et
ki
ezen van eventue
l
e
opties die u in een gesprek worden
aangege
v
en
.
Se
l
ec
t
ee
r "
V
erbreken " om het
g
esprek
te be
ë
indi
g
en.
*
A
f
hankeli
j
k van het t
y
pe tele
f
oon en het abonnement.
U kunt ook een con
f
erence-call met
3
deelnemers houden.
S
tart daarvoor
e
erst 2 a
f
zonderlijke gesprekken
*
en
se
l
ec
t
ee
r
da
n " Conferenc
e
" in h
e
t
c
ontextmenu dat verschi
j
nt als u deze
t
oe
t
s
in
d
r
u
kt.
O
f druk deze toets even in.
9
.
36
07
Druk twee keer o
p
P
HON
E
.
S
electeer "
L
i
j
st met
g
ekoppelde
randapparatuur
" en bevestig uw
r
keu
z
e
.
U
k
unt nu:
- ver
bi
n
di
n
g
ma
k
en met
d
e
g
ese
l
ecteer
d
e
t
e
l
efoo
n vi
a
"
V
erbinden " o
f
de verbinding
"
V
erbreken ",
- de koppelin
g
met de
g
eselecteerde
t
e
l
e
f
oo
n v
e
r
b
r
e
k
e
n.
U kunt ook alle koppelin
g
en te
g
eli
j
k verbreken.
TELEFONEREN
BEHEER VAN TELEFOONVERBINDINGEN
BELTONEN INSTELLEN
Druk 2 keer o
p
PHON
E
.
S
electeer "
T
elefoonfunctie
s
"
e
n
b
evest
ig
uw
k
euze.
S
electeer " O
p
ties beltonen
"
e
n
b
evest
ig
uw
k
euze.
U kunt het volume en het t
y
pe beltoon
in
s
t
e
ll
e
n.
S
electeer " Bluetooth-functies
".
S
electeer "O
K
"
en
b
evest
ig
uw
k
euze
om
d
e w
ij
z
igi
n
g
en op te s
l
aan.
9
.
37
9
.
38
08
RADIO
Naar het menu "RADIO"
"
"
"
"
"
"
"
"
FM
/
AM band
FM / AM band
FM / AM band
FM / AM band
FM / AM band
FM / AM-band
FM / AM-band
FM / AM-band
FM / AM-band
FM / AM band
FM / AM band
FM / AM band
FM / AM band
FM / AM band
FM / AM b d
FM / AM b d
FM / AM b d
FM / AM b d
FM / AM b d
"
"
"
"
"
"
"
"
Druk o
p
of
o
f
g
ebruik de draaiknop om de
vori
g
e of vol
g
ende zender van de li
j
st te kiezen.
Wissel tussen het menu en de li
j
st
(
links
/
rechts
)
.
of
D
ru
k
op RADI
O
.
9
.
39
08 RADIO
Alfabetisch
Druk op
R
ADIO
,
kies de
g
ewenste
z
ender en bevesti
g
uw keuze.
A
utomat
i
sc
h
zoe
k
en
Druk op
of
f
o
m
au
t
o
m
a
ti
sc
h n
aa
r
la
g
ere o
f
ho
g
ere
f
requenties te zoeken.
Of
draai het knop
j
e van de bedienin
g
op
he
t
s
t
uu
r.
Handmati
g
zoeken
Druk op
o
f om staps
g
ewi
j
s naa
r
e
en andere frequentie te zoeken.
SELECTEREN VAN EEN ZENDER
Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving
(
bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.
)
, ook als de
R
D
S
-
f
unctie is in
g
eschakeld. Dit is een normaal verschi
j
nsel en hee
f
t niets te maken met een storin
g
in de autoradio.
De kwaliteit van de ontvan
g
st wordt aan
g
e
g
even door
het aantal actieve
g
olven in dit s
y
mbool.
Druk op RADI
O
o
f
druk op "
O
K"
o
m h
e
t
c
ontextmenu weer te
g
even.
VERANDEREN VAN
FREQUENTIEBAND
S
electeer "
V
eranderen van
f
requentieband"
.
S
electeer
"
A
M
/
F
M
"
en
b
evest
ig
uw
keu
z
e
.
9
.4
0
08
Druk op een van de toetsen van het numerieke
toetsenbord om de onder dat nummer op
g
esla
g
en
zender op te vra
g
en.
O
f druk en draai aan het knop
j
e op het stuur.
EEN ZENDER OPSLAAN
Houd, nadat u een zender hebt
g
eselecteerd, een
v
a
n
de
t
oe
t
se
n v
a
n h
e
t n
u
m
e
ri
e
k
e
t
oe
t
se
n
bo
r
d
g
edurende 2 seconden in
g
edrukt om deze zender
o
p te s
l
aan
i
n
h
et
g
e
h
eu
g
en.
E
r
kli
n
k
t een p
i
ep
j
e ter
b
evest
igi
n
g
.
Druk op
R
ADIO
.
RDS INSCHAKELEN EN
U
ITSCHAKELEN
Als de RD
S
-
f
unctie is in
g
eschakeld, zoekt de radio steeds naar
de sterkste
f
requentie van een zender, zodat u ernaar kunt bli
j
ven
luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wi
j
zi
g
en. Sommi
g
e
R
DS-zenders zi
j
n echter niet in het hele land te ontvan
g
en, omdat de
frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat
d
e zen
d
er t
ijd
ens
h
et r
ijd
en
k
an we
g
va
ll
en.
Se
l
ec
t
ee
r " O
p
tie
s
" en bevesti
g
uw
keu
z
e
.
S
chakel "RDS-vol
g
s
y
steem" in
of
u
it
e
n
bevestig uw keuze.
RADIO
9
.4
1
9
.4
2
09
Naar het menu "MUZIEK-MEDIA"
"
"
"
"
"
"
"
"
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
MEDIA
"
"
"
"
"
"
"
"
Wisselen van de li
j
st in het menu
(
links
/
rechts
)
.
of
D
ru
k
op
M
USI
C
.
9
.4
3
09
CD, MP3-CD, USB-SPELER
De autoradio speelt bestanden met de extensie "wma, .aac, . ac, .ogg,
.
mp
3"
me
t
een
bit
ra
t
e van
32
kb
ps
t
o
t
320
kb
ps a
f
.
p
p
Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden
a
fg
espee
ld
.
Geluidsbestanden met een andere extensie (.mp4, .m3u, ...) kunnen niet
wor
d
en a
fg
espee
ld
.
WMA-bestanden moeten van het t
y
pe WMA9
S
tandaard zi
j
n.
De bemonsterin
g
sfrequenties
(
samplin
g
rates
)
zi
j
n 11, 22, 44 en 48 kHz.
Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en vermi
j
d
s
peciale tekens
(
bi
j
v.: " ", ?, ù
)
om problemen met het afspelen of de
weer
g
ave te voor
k
omen.
Selecteer bi
j
het branden van een CD-R of CD-RW de standaard IS
O
9
660 niveau 1, 2 of bi
j
voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen.
A
ls de
C
D in een ander
f
ormaat is
g
ebrand, kan het zi
j
n dat deze niet
g
oed wordt a
fg
espeeld.
H
e
t i
s
r
aad
z
aa
m v
oo
r
éé
n
C
D ni
e
t m
ee
r
da
n
éé
n
s
t
a
n
daa
r
d
v
oo
r h
e
t
branden te
g
ebruiken.
S
tel de laa
g
st mo
g
eli
j
ke snelheid in
(
maximaal
4 x
)
voor een optimale
g
eluidskwaliteit.
Voor het branden van een multisessie-
C
D is het raadzaam de
s
tandaard Joliet te
g
ebruiken.
INFORMATIE EN ADVIEZEN
Het s
y
steem is
g
eschikt voor externe
g
eluidsdra
g
ers
(
USB of iPod via USB-kabel - niet mee
g
eleverd
)
.
Indien een USB-stick die verscheidene
p
artities bevat
wordt aan
g
esloten op het s
y
steem, wordt alleen de
e
erste part
i
t
i
e
h
er
k
en
d
.
U
k
unt
d
eze apparatuur
b
e
di
enen v
i
a
d
e au
di
o-
i
n
s
t
alla
t
ie
v
a
n
de
au
t
o
.
Het aantal tracks is beperkt tot een maximum van
2000
,
999
tracks per map.
A
ls het stroomverbruik o
p
de USB-
p
oort boven
de 500 mA uitkomt, wordt het s
y
steem in de
beschermmodus
g
eschakeld en uit
g
ezet.
A
n
d
ere ran
d
apparatuur,
di
e
bij
h
et aans
l
u
i
ten n
i
et
d
oor
h
et s
y
steem wordt herkend, moet met een kabel
(
niet
m
ee
g
eleverd
)
op de Jack-plu
g
worden aan
g
esloten.
Een U
S
B-stick moet ge
f
ormatteerd zijn naar FAT 16 o
f
32 om te
kunnen worden a
fg
espeeld.
Als te
g
eli
j
kerti
j
d een Apple
®
-speler en een USB-stick zijn aangesloten,
®
werkt het s
y
steem niet.
G
ebruik voor een
g
oede werkin
g
bi
j
voorkeur ori
g
inele Apple
®
U
S
B-
kabels
.
9
.4
4
09 MULTIMEDIASPELERS
Plaats de CD in de s
p
eler, steek de USB-stick
in de USB-
p
oort of sluit de USB-a
pp
aratuur via
e
en kabel
(
niet mee
g
eleverd
)
op de USB-poort
aan
.
Het s
y
steem maakt
g
ebruik van a
f
speelli
j
sten
(
in het ti
j
deli
j
ke
g
eheu
g
en
)
. Het maken van
deze lijsten kan enkele seconden o
f
soms
e
nkele minuten duren nadat het apparaat voor
de eerste keer is aan
g
esloten.
Het verwi
j
deren van alle andere dan
mu
zi
e
k
bes
t
a
n
de
n
e
n h
e
t v
e
rmin
de
r
e
n v
a
n h
e
t
aantal afspeelli
j
sten zal het aanmaken van deze
a
f
speelli
j
sten versnellen.
De a
f
speelli
j
sten worden iedere keer na het
o
pnieuw aanzetten van het contact o
f
het
aa
n
s
l
u
it
e
n v
a
n
ee
n
US
B-
s
ti
c
k v
e
rni
eu
w
d
. D
e
autoradio slaat de li
j
sten echter wel op en als
z
e niet zi
j
n
g
ewi
j
zi
g
d, is de laadti
j
d korter. Het
afspelen vol
g
t na een korte ti
j
d, afhankeli
j
k van
de capaciteit van de USB-stick.
GELUIDSBRON KIEZEN
Vi
a
de
t
oe
t
s
SOURCE o
p
het stuur kunt u van de ene naar de
andere
g
eluidsbron overschakelen.
" CD/CD MP
3
"
"
U
SB, IPod"
"
AUX
"
"
STREAMIN
G
"
"
RADIO
"
D
ru
k
op
M
USIC v
oo
r
he
t m
e
n
u
"
MEDIA ".
S
electeer "
V
o
lg
en
d
e me
di
u
m
"
e
n
b
evest
ig
uw
k
euze.
Herhaal deze handelin
g
en tot u de
g
ewenste
g
eluidsbron
te
g
enkomt
(
de radio kan
g
eselecteerd worden met SOURCE
of
RADI
O
)
.
A
UDIOBRONNEN
9
.4
5
09
/
/
/
/
/
/
/
+
/
/
/
MULTIMEDIASPELERS
EEN TRACK SELECTEREN
V
or
ig
e trac
k
.
V
o
lg
en
d
e trac
k
.
Vori
g
e a
f
speelli
j
st.
Vol
g
ende afspeelli
j
st.
S
nel vooruit.
S
n
e
l
ac
ht
e
r
u
it.
Pau
z
e
: SR
C
even
i
n
g
e
d
ru
k
t
houde
n.
MUSIC: Overzicht van tracks en
a
fspeellijsten op USB of CD
O
mhoo
g
en omlaa
g
in de li
j
st.
Bevesti
g
en, verder in de menustructuur.
T
eru
g
i
n
d
e menustructuur.
E
ven
i
n
g
e
d
ru
k
t
h
ou
d
en
Even in
g
edrukt houden
9
.4
6
09
STREAMING AUDIO
S
treaming audio biedt de mogelijkheid om muziekbestanden op de
tele
f
oon via de audio-installatie in de auto a
f
te spelen.
Maak een verbindin
g
met de tele
f
oon: zie het hoo
f
dstuk
"
TELEF
O
NEREN".
Kies het pro el " Audi
o
"
o
f " All
e
"
.
Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de
a
udioweer
g
ave moet starten via de tele
f
oon.
Het bedienen is mo
g
eli
j
k via de randapparatuur of met de toetsen van
de
au
t
o
r
ad
i
o
.
Als de streamin
g
audio eenmaal is
g
estart, wordt uw telefoon als een
g
e
l
u
id
s
b
ron
b
esc
h
ouw
d
.
Wij adviseren de
f
unctie "
H
erhalen " voor Bluetooth-apparatuur in te
sc
h
a
k
e
l
e
n.
MULTIMEDIASPELERS
APPLE
®
-
SPELER AANSLUITEN
S
luit een A
pp
l
e
®
-speler met behulp van een
g
eschikte kabel
(
niet
mee
g
eleverd
)
aan op de USB-aansluitin
g
.
Het afspelen be
g
int automatisch.
De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.
De beschikbare indelin
g
is die van het aan
g
esloten apparaat
(
artiesten / albums /
g
enres / pla
y
lists / audiobooks / podcasts
)
.
De standaardindelin
g
is de indelin
g
per artiest.
O
m dit te veranderen
moet u teru
g
naar
h
et eerste n
i
veau
i
n
d
e structuur om vervo
lg
ens
e
en andere indeling te selecteren
(
bijvoorbeeld playlists
)
. Bevestig uw
k
euze voordat u in de structuur weer a
f
zakt naar de
g
ewenste track.
De modus "
S
hu
f
e tracks" bi
j
de iPod
®
correspondeert met de modus
®
"
Random" bi
j
de autoradio.
De modus "Shuf e album" bi
j
de iPod
®
correspondeert met de modus
®
"
Random all" bi
j
de autoradio.
De modus "
S
hu
f
e tracks" wordt standaard weer
g
e
g
even bi
j
aans
l
u
i
ten van
h
et apparaat.
De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zi
j
n met de
g
eneratie van uw Appl
e
®
-s
p
eler.
De lijst van compatibele uitrusting en een update voor de software zijn
verkri
jg
baar bi
j
het CITRO
Ë
N-netwerk.
jp g
9
.4
7
09 MULTIMEDIASPELERS
AUX-INGANG GEBRUIKEN
AUDIOKABEL
(
JACK/USB
)
NIET
M
EEGELEVERD
S
luit het externe apparaat
(
MP3-
/
WMA-speler
)
met een
g
eschikte
audiokabel aan op de AUX-ingang
(
JA
C
K o
f
U
S
B
)
.
Druk o
p
M
USIC voor weer
g
ave van het
m
e
n
u
"
M
USI
C
".
Se
l
ec
t
ee
r
"
AUX-in
g
an
g
inschakelen
/
u
itschakelen" en bevesti
g
uw keuze.
S
tel eerst het volume van het externe
apparaat in
(
luid
)
. Re
g
el daarna het
v
olu
m
e
v
a
n
de
audio
-
i
n
s
t
alla
t
ie
i
n
de
au
t
o
.
D
e
b
e
di
en
i
n
g
g
e
b
eurt v
i
a
h
et externe apparaat.
9
.4
8
10 CONFIGURATIE
Druk op SETUP v
oo
r h
e
t m
e
n
u
"
Con
g
urati
e
".
S
electeer "
Kies de kleur
" en bevestig
r
u
w keuze om de weer
g
ave van de
k
leuren en de kaart op het scherm in te
s
t
e
ll
e
n:
- stand "Da
g
",
- stand "Nacht",
- automatische da
g
/nacht-stand,
op
b
as
i
s van
h
et
b
ran
d
en van
d
e
ver
li
c
h
t
i
n
g
.
S
electeer "
Li
c
h
tster
k
te
i
nste
ll
en
"
e
n
b
evest
ig
uw
k
euze om
d
e
li
c
h
tster
k
te
i
n
t
e
s
t
elle
n.
Druk op " OK " om de wi
j
zi
g
in
g
en op te
s
l
aa
n.
De instellin
g
en voor da
g
en nacht zi
j
n
onafhankeli
j
k van elkaar.
S
electeer " Con
g
uratie weer
g
av
e
"
e
n
b
evest
ig
uw
k
euze.
WEERGAVE INSTELLEN
9
.4
9
10 CONFIGURATIE
DATUM EN TIJD INSTELLEN
S
electeer het item dat u wilt wi
j
zi
g
en.
D
ru
k
op
d
e toets
O
K
o
m
de
selec
t
ie
t
e
bevestigen, verander de instelling en
bevesti
g
de wi
j
zi
g
in
g
no
g
maals om de
n
ieuwe
g
e
g
evens op te slaan.
Druk o
p
SETUP v
oo
r h
e
t m
e
n
u
" Con
g
urati
e
"
.
Verander de instellin
g
en één voor één.
Selecteer vervol
g
ens "
OK
" op het scherm en bevestig
K
de wi
j
zi
g
in
g
en om ze in het
g
eheu
g
en op te slaan.
Se
l
ec
t
ee
r "Minuten s
y
nchroniseren via GP
S
" om de instellin
g
van
de minuten automatisch te laten doen door het s
y
steem.
S
electeer " Con
g
uratie displa
y
"
e
n
b
evest
ig
uw
k
euze.
S
electeer "
D
atum en t
ijd
i
nste
ll
en
"
e
n
b
evest
ig
uw
k
euze.
9
.
50
9
.
51
11 BOORDCOMPUTER
BOORDCOMPUTER
Druk meerdere keren o
p
de toets
MO
DE tot de boordcom
p
uter wordt
w
eergege
v
en
.
Actieradius
:
in deze stand
g
eeft de computer aan hoeveel
kilometer u no
g
met de resterende hoeveelheid brandstof kunt
r
ijd
en,
b
ere
k
en
d
op
b
as
i
s van
h
et
g
em
idd
e
ld
e ver
b
ru
ik
over
d
e
laatste a
fg
ele
g
de kilometers.
De weer
g
e
g
even waarde kan sterk vari
ë
ren door een veranderin
g
in de
wa
g
ensnelheid o
f
het landschap.
Als de actieradius minder dan 30 km bedraa
g
t, verschi
j
nen streep
j
es op het
displa
y
. Na het tanken van minimaal 10 liter brandstof wordt de actieradius
opnieuw berekend en weer
g
e
g
even zodra deze meer dan 100 km bedraa
g
t.
Raadplee
g
het CITRO
Ë
N-netwerk als ti
j
dens het ri
j
den voortdurend
streep
j
es worden weer
g
e
g
even in plaats van ci
jf
ers.
Druk op de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om
de vol
g
ende in
f
ormatie van de boordcomputer op het displa
y
wee
r
te
g
even.
ENKELE DEFINITIES
- H
e
t t
abb
l
ad
"
au
t
o
" m
e
t:
d
e act
i
era
di
us,
h
et
h
u
idig
e
verbruik en de no
g
a
f
te le
gg
en
afs
t
a
n
d
.
- Het tabblad "1"
(
traject 1
)
met:
de
g
emiddelde snelheid, het
g
emiddelde verbruik en de
af
g
ele
g
de afstand berekend over
h
et tra
j
ect "1".
- Het tabblad "2"
(
tra
j
ect 2
)
met
dezel
f
de
g
e
g
evens voor een
twee
d
e tra
j
ect.
M
omentee
l
ver
b
ru
ik:
di
t ver
b
ru
ik
wor
d
t
b
ere
k
en
d
en weer
g
e
g
even
vana
f
3
0 km
/
h.
G
emiddeld verbruik
:
dit is het
g
emiddelde verbruik sinds de
laatste nulstellin
g
van de boordcomputer.
Af
g
ele
g
de afstand
:
de
z
e
a
f
s
t
a
n
d
w
o
r
d
t
be
r
e
k
e
n
d
s
in
ds
de
l
aa
t
s
t
e
nulstellin
g
van de boordcomputer.
No
g
af te le
gg
en afstand
:
dit is de a
f
stand tot de door de
g
ebruiker
in
g
evoerde eindbestemmin
g
. Als het navi
g
aties
y
steem in
g
ebruik is,
wordt deze afstand op elk moment ti
j
dens het ri
j
den opnieuw berekend.
G
emiddelde snelheid
:
di
t
i
s
d
e
g
em
idd
e
ld
e sne
lh
e
id
s
i
n
d
s
d
e
laatste nulstellin
g
van de boordcomputer
(
contact aan
)
.
9
.
52
12 MENUSTRUCTUUR DISPLAY
MENU
"N
av
ig
at
i
e
"
Adres invoeren
Een bestemmin
g
kiezen
Adresboek
GP
S
-coördinaten
E
ta
pp
es en route
Etappe toevoe
g
en
A
dres invoeren
A
dresboek
L
aatste bestemmin
g
en
Eta
pp
es ordenen
/
wissen
Al
ternat
i
eve route
Gekozen bestemmin
g
O
p
ties
De niëren rekencriteria
Laatste bestemmin
g
en wissen
Kaartbehee
r
Oriëntering van de kaart
BASISFUNCTIE
k
euze A
1
k
euze A2
KEUZE A
KEUZE
B
...
Ge
g
evens van de kaart
D
e
k
aart ver
pl
aatsen
Carto
g
ra e en update
B
esc
h
r
ij
v
i
n
g
van
b
estan
d
met
ri
s
i
co
g
e
bi
e
d
en
Navi
g
atie stoppen/hervatten
1
2
3
1
3
3
2
2
2
2
1
3
1
1
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
1
1
Risicozones instellen
2
Snelste rout
e
2
K
ortste rout
e
Afstand / Ti
j
d
M
et to
l
we
g
en
2
2
2
Met veerpon
t
2
V
erkeersinformati
e
2
Ges
p
roken berichten instellen
S
nelste rout
e
K
ortste rout
e
3
3
2
Afstand / Ti
j
d
M
et tolwe
g
en
3
3
M
et veer
p
on
t
Verkeersinformati
e
3
3
3
3
3
Op noorden
g
eoriënteerd
O
p auto
g
eoriënteerd
P
ers
p
ectief
9
.
53
12 MENUSTRUCTUUR DISPLAY
TMC-zender kiezen
TMC automatisch vol
g
en
TMC handmati
g
vol
g
en
Li
j
st van TMC-zenders
V
erkeersinformatie aan/uit
MENU "TRAFFIC"
Geo
g
rafisch filter
Bewaar alle berichten
Bewaar de berichten
Rondom de aut
o
O
p
de rout
e
1
2
2
2
1
2
2
3
3
1
Nummer kiezen
Contacten
B
e
ll
en
O
p
enen
I
m
p
orteren
MENU "Telefoon"
1
2
2
2
1
2
2
2
2
1
2
3
3
3
2
2
2
1
1
1
3
3
3
2
3
2
2
3
L
ij
st met
g
e
k
oppe
ld
e ran
d
apparatuu
r
Verbinden
Verbreken
Wissen
Alles wisen
Staat van de contacten
Telefoonfuncties
O
p
ties beltonen
D
e
g
espre
kk
en
lij
st w
i
ssen
Bluetooth-functies
Randa
pp
aratuur zoeken
Naam van radiotelefoon wi
j
zi
g
en
V
er
b
re
k
en
Alle contacten weergeven
V
erw
ijd
eren
Contacten beheren
Nieuw contact
A
lle contacten wissen
A
lles im
p
orteren
S
y
nchronisatie-opties
Contacten van telefoon weer
g
even
G
een s
y
nchronisati
e
Contacten van simkaart weer
g
even
2
A
nnuleren
2
Sorteren o
p
voornaam/achternaam
3
A
nnu
l
eren
9
.
54
12 MENUSTRUCTUUR DISPLAY
1
1
2
1
1
2
2
2
2
2
2
2
3
3
2
2
2
1
Will
e
k
eur
ig
op
h
e
l
e me
di
um
H
er
h
a
l
en
A
udio-instellin
g
en
A
UX-in
g
an
g
inschakelen
/
u
itschakelen
MENU "MUSIC"
V
eranderen van medium
A
fs
p
eelmodus
N
ormaa
l
Will
e
k
eur
ig
All
e passa
gi
ers
B
a
l
ans L-
R
F
a
d
e
r
A
utom. vo
l
ume
Zenderli
j
st updaten
Bassen
Hoge tonen
Volume
V
er
d
e
li
n
g
B
estuur
d
er
1
2
2
1
1
3
3
3
3
3
3
2
Klankkleur
MENU "RADIO"
V
eranderen van fre
q
uentieband
O
p
ties
V
erkeersbericht
RDS-vol
g
s
y
steem
A
u
di
o-
i
nste
lli
n
g
en
G
een
K
lassie
k
Jaz
z
Roc
k
T
echn
o
Spraak
2
2
2
2
USB/iPod
A
UX
C
D
BT Streamin
g
2
AM
/
FM
3
In
g
eschakeld / Uit
g
eschakeld
3
In
g
eschakeld / Uit
g
eschakeld
9
.
55
12 MENUSTRUCTUUR DISPLAY
2
3
3
1
4
2
2
1
4
4
2
2
N
ac
ht
s
t
a
n
d
Da
g
/Nacht auto.
Lichtsterkte instellen
Datum en ti
j
d instellen
MENU "SETUP"
Instellin
g
en weer
g
ave
Kleur kiezen
Harmoni
e
Carto
g
ra
e
Da
g
stand
Ges
p
roken berichten
i
nste
ll
en
V
olume van de instructies
Mannenstem kiezen
/
Vrouwenstem kiezen
2
E
en
h
e
d
en
ki
ezen
2
3
3
2
Con
g
uratie verlichtin
g
Parkeerhul
p
Inschakelen van de ruitenwisser achter bi
j
het
i
nschakelen van de ACHTERUITVERSNELLIN
G
D
uur van de follow me home-verlichtin
g
1
Parameters auto *
2
Werkin
g
van de ruitenwissers
3
Bochtverlichtin
g
3
Sfeerverlichtin
g
3
Functie da
g
ri
j
verlichtin
g
*
De parameters zi
j
n a
f
hankeli
j
k van de uitvoerin
g
van de auto.
2
Lo
gb
oe
k
waarsc
h
uw
i
n
g
en
1
B
oor
d
com
p
uter
2
Status van functies
2
Fran
ç
ais
1
Taalkeuze
2
En
g
lish
2
Italiano
2
Portu
g
uese
2
Es
p
añol
2
Deutsch
2
N
e
d
er
l
an
d
s
2
T
ü
rk
ç
e
2
Polski
2
Р
у
сски
й
9
.
56
In de vol
g
ende tabel vindt u de antwoorden op de meest
g
estelde vra
g
en over uw radio.
V
EELGESTELDE VRAGEN
V
RAA
G
A
NTWOORD OPLOSSING
D
e
r
ou
t
e
w
o
r
d
t ni
e
t
be
r
eke
n
d
.
De criteria kunnen te
g
enstri
j
di
g
zi
j
n met de huidi
g
e plaatsbepalin
g
(
bi
j
v.
g
een tolwe
g
en terwi
j
l de auto zich op een autosnelwe
g
met tol bevindt
)
.
Controleer de criteria in het Menu "Navi
g
atie"\
"O
pties"\"Rekencriteria de niëren".
D
e
P
O
I'
s
w
o
r
de
n ni
e
t
aangege
v
en
.
De P
O
I's zi
j
n niet
g
eselecteerd.
S
electeer de P
O
I's in de li
j
st met P
O
I's.
De P
O
I's zi
j
n niet
g
edownload. Download de P
O
I's van de website:
"http://citroen.navi
g
ation.com ".
H
et
g
e
l
u
id
ss
ig
naa
l
van
de "Risicogebieden"
fu
n
c
ti
o
n
ee
rt ni
e
t.
H
et
g
e
l
u
id
ss
ig
naa
l
i
s n
i
et
g
eact
i
veer
d
.
A
ct
i
veer
h
et
g
e
l
u
id
ss
ig
naa
l
i
n
h
et menu
"
Navigatie"
\
"
O
pties"
\
"Risicogebieden instellen".
Het s
y
steem stelt bi
j
belemmerin
g
en
g
een
al
t
e
rn
a
t
ie
v
e
r
ou
t
es
v
oo
r.
Er wordt
g
een rekenin
g
g
ehouden met de actuele verkeersinformatie.
S
electeer de functie "Verkeersinformatie" in het
o
v
e
rzi
c
ht m
e
t
c
rit
e
ri
a
.
O
ntvan
g
st van een
m
eldin
g
van een
"
Risico
g
ebied" dat niet op
m
i
j
n route li
g
t.
Het s
y
steem meldt alle "Risico
g
ebieden" die zich buiten de route in
e
en bepaalde zone rondom de auto bevinden. Hierdoor worden ook
"
Risico
g
ebieden"
g
esi
g
naleerd die zich op nabi
j
g
ele
g
en routes of op
p
arallelbanen bevinden.
Zoom in op de kaart om de exacte positie van het "Risico
g
ebied" te
k
unnen bepalen.
S
electeer "
O
p de route" om de waarschuwin
g
en
b
uiten de route uit te schakelen of om de ti
j
dsduur tussen het moment
van de meldin
g
en het passeren van het risico
g
ebied te verkorten.
9
.
57
V
EELGESTELDE VRAGEN
V
RAA
G
A
NTWOORD OPLO
SS
ING
S
ommi
g
e
les op de
rou
t
e
w
o
r
de
n ni
e
t
d
ir
ec
t
g
emeld.
Bi
j
het opstarten hee
f
t het s
y
steem enkele minuten nodi
g
om de
verkeersin
f
ormatie te ontvan
g
en.
Wacht tot de verkeersin
f
ormatie
g
oed wordt
ontvan
g
en
(
weer
g
ave van de icoont
j
es van de
verkeersin
f
ormatie op de kaart
)
.
Het lter is te krap in
g
esteld. Verander de instellin
g
en via "Geo
g
ra sch lter".
In bepaalde landen is alleen voor de hoo
f
dwe
g
en
(
autosnelwe
g
en...
)
v
e
rk
ee
r
s
in
fo
rm
a
ti
e
besc
hik
baa
r.
Di
t
i
s een normaa
l
versc
hij
nse
l
.
H
et s
y
steem
i
s
a
f
hankelijk van de beschikbare verkeersin
f
ormatie.
De hoo
g
te wordt niet
weer
g
e
g
even.
Bi
j
het opstarten kan de initialisatie van het
G
P
S
tot 3 minuten duren
voordat er meer dan 4 satellieten correct worden ontvan
g
en.
Wacht tot het s
y
steem volledi
g
is op
g
estart.
C
ontroleer of het
G
P
S
van ten minste 4 satellieten
e
en si
g
naal ontvan
g
t
(
druk lan
g
op de toets
S
ETUP, selecteer vervol
g
ens "GPS-bereik"
)
.
De kwaliteit van de
G
P
S
-ontvan
g
st kan worden beïnvloed door de
omgeving
(
tunnel...
)
en het weer.
Di
t
i
s een normaa
l
versc
hij
nse
l
.
D
e wer
ki
n
g
van
h
et systeem is a
f
hankelijk van de ontvangst van
h
et
G
P
S
-si
g
naal.
Het lukt me niet om mi
j
n
Bl
ue
t
oo
th-t
e
l
e
f
oo
n t
e
koppelen.
Het is mo
g
eli
j
k dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uit
g
eschakeld
of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het s
y
steem.
-
C
ontroleer of de Bluetooth-functie van uw
telefoon is in
g
eschakeld.
- Controleer bi
j
de instellin
g
en van uw telefoon
of deze op "Vind mi
j
" staat.
De Bluetooth-tele
f
oon is niet compatibel met het systeem. Een overzicht van compatibele Bluetooth-
tele
f
oons is verkri
jg
baar bi
j
het netwerk.
Het si
g
naal van de
aan
g
esloten Bluetooth-
t
e
l
e
f
oo
n i
s
ni
e
t h
oo
r
baa
r.
Het
g
eluid is afhankeli
j
k van zowel het s
y
steem als de telefoon. Verhoo
g
het volume van de radio eventueel tot het
m
aximum en verhoo
g
het
g
eluidsniveau van de
telefoon indien nodi
g
.
H
et
g
e
l
u
id
wor
d
t verstoor
d
d
oor om
g
ev
i
n
g
s
g
e
l
u
id
en. Beperk het om
g
evin
g
s
g
eluid
(
ramen sluiten,
aan
j
a
g
er la
g
er zetten, snelheid verminderen enz.
)
.
9
.
58
V
RAA
G
A
NTWOORD OPLOSSING
Sommi
g
e contacten
ko
m
e
n
dubbel
v
oo
r
i
n
d
e
lij
st.
Bi
j
het s
y
nchroniseren worden de contacten op de simkaart en/of die
in het
g
eheu
g
en van de tele
f
oon over
g
enomen. Als beide
g
eheu
g
ens
wor
d
en
g
es
y
nc
h
ron
i
seer
d
k
an
h
et voor
k
omen
d
at somm
ig
e contacten
dubbel worden overgenomen.
Kies "Contacten van simkaart weer
g
even" o
f
"C
ontacten van tele
f
oon weer
g
even".
D
e
co
nt
ac
t
e
n w
o
r
de
n ni
e
t
in alfabetische vol
g
orde
weer
g
e
g
even.
S
ommi
g
e tele
f
oons hebben speciale weer
g
ave-opties. A
f
hankeli
j
k van
de instellin
g
en kunnen contacten in een bepaalde vol
g
orde worden
over
g
enomen.
Verander de instellin
g
en voor de weer
g
ave van
co
nt
ac
t
e
n in
de
t
e
l
e
f
oo
n.
H
et s
y
steem ontvan
g
t
g
een
S
M
S
-berichten.
De Bluetooth-functie stuurt
g
een SMS-berichten door naar het s
y
steem.
De
C
D wordt steeds
uit
g
eworpen o
f
kan niet
worden a
fg
espeeld doo
r
de CD-s
p
eler.
De
C
D is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen,
b
evat
g
een audiobestanden o
f
bevat audiobestanden die niet door de
a
utoradio
g
elezen kunnen worden.
-
C
ontroleer o
f
de
C
D op de juiste wijze in de
speler is
g
eplaatst.
-
C
ontroleer de staat van de
C
D: de
C
D kan niet
worden
g
elezen als deze te veel is beschadi
g
d.
-
C
ontroleer de inhoud van de
C
D als deze zelf is
g
ebrand: raadplee
g
de rubriek "AUDI
O
".
- De
C
D-speler van de autoradio kan
g
een DVD's
af
spelen.
- De kwaliteit van sommige zel
f
gebrande
C
D's
i
s
o
nv
o
l
doe
n
de
o
m
de
z
e
doo
r
de
au
t
o
r
ad
i
o
t
e
l
aten a
f
spelen.
De
g
ebrande CD is niet compatibel met de CD-speler.
De
C
D is voorzien van een beveili
g
in
g
ss
y
steem dat niet door de audio-
i
n
s
t
alla
t
ie
w
o
r
d
t
he
r
ke
n
d
.
Na het laden van een
C
D
o
f h
e
t
aa
n
s
l
u
it
e
n v
a
n
ee
n
USB-stick moet u eni
g
e
t
ijd
wac
h
ten.
Bi
j
het plaatsen van een nieuwe
g
e
g
evensdra
g
er leest het s
y
steem een
a
antal
g
e
g
evens uit
(
index, titel, artiest, enz.
)
. Dit kan enkele seconden
t
o
t
e
n
kele
m
i
n
u
t
e
n
du
r
e
n.
Dit is een normaal verschi
j
nsel.
De
C
D-speler levert een
s
lechte
g
eluidskwaliteit.
De gebruikte
C
D is gekrast o
f
van slechte kwaliteit.
G
ebruik alleen
C
D's van goede kwaliteit en berg
ze zor
g
vuldi
g
op.
De audio-instellin
g
en
(
bassen, ho
g
e tonen, klankkleur
)
zi
j
n niet op de
CD-speler af
g
estemd.
Zet het niveau van de bassen of de ho
g
e tonen op
0
en kies
g
een klankkleur.
9
.
59
V
EELGESTELDE VRAGEN
V
RAA
G
A
NTWOORD OPLO
SS
ING
So
m
s
w
o
r
d
t
de
in
fo
rm
a
ti
e
ti
j
dens de weer
g
ave van
e
en medias
p
eler niet
c
orrect weer
g
e
g
even.
De audio-installatie kan sommi
g
e karakters niet weer
g
even.
G
ebruik standaard karakters voor de benamin
g
van nummers en a
f
speelli
j
sten.
Bij
stream
i
n
g
au
di
o start
he
t l
e
z
e
n v
a
n
bes
t
a
n
de
n
n
i
e
t.
D
e aan
g
es
l
oten ran
d
apparatuur
bi
e
d
t
g
een mo
g
e
lijkh
e
id
om
h
et
l
ezen
au
t
o
m
a
ti
sc
h t
e
s
t
a
rt
e
n.
S
tart het a
f
spelen via de aan
g
esloten
r
andapparatuur.
D
e
n
a
m
e
n v
a
n
de
nummers en de s
p
eelduur
verschi
j
nen niet op het
sc
h
erm
bij
stream
i
n
g
au
di
o.
De Bluetooth-verbindin
g
biedt deze mo
g
eli
j
kheid niet.
D
e ontvan
g
st
k
wa
li
te
i
t
v
a
n
de
be
l
u
i
s
t
e
r
de
rad
i
o
z
e
n
de
r n
ee
mt
g
eleideli
j
k a
f
o
f
de
v
oo
rk
eu
z
e
z
e
n
de
r
s
k
u
nn
e
n ni
e
t w
o
r
de
n
ontvan
g
en
(g
een
g
eluid, 87,5 Mhz wordt
weer
g
e
g
even...
)
.
De
au
t
o
be
v
i
n
d
t z
ich
t
e
v
e
r v
a
n
de
z
e
n
de
r v
a
n
he
t
beluis
t
e
r
de
r
adios
t
a
t
io
n
o
f
er bevindt zich
g
een zender in het
g
ebied waarin de auto zich bevindt.
A
ctiveer de
f
unctie "RD
S
" via het snelmenu om
h
et s
y
steem te laten controleren o
f
er een sterkere
zender in het
g
ebied aanwezi
g
is.
De om
g
evin
g
waarin u ri
j
dt
(
ber
g
en, ho
g
e
g
ebouwen, bru
gg
en, tunnels enz.
)
k
an leiden tot een slechte ontvan
g
st, ook als de RDS-functie is in
g
eschakeld.
Dit is een normaal verschi
j
nsel en heeft niets te
m
a
k
en met een stor
i
n
g
i
n
d
e ra
di
o.
De antenne is niet aanwezi
g
o
f
beschadi
g
d
(
bi
j
voorbeeld in een wasstraat
o
f
een parkeergarage
)
.
Laat de antenne controleren door het CITRO
Ë
N-
ne
tw
e
rk.
Ik kan sommi
g
e
op
g
esla
g
en zenders uit
de li
j
st niet ontvan
g
en.
De zender wordt niet meer ontvan
g
en o
f
de naam van de zender in de
l
i
j
st is veranderd.
S
ommi
g
e zenders sturen in plaats van een naam andere in
f
ormatie mee
(
titel van het actuele nummer enz.
)
.
Het s
y
steem beschouwt deze informatie als de naam van de zender.
De
n
aa
m v
a
n
de
z
e
n
de
r
v
e
r
a
n
de
rt.
9
.
60
V
EELGESTELDE VRAGEN
V
RAA
G
A
NTWOORD OPLO
SS
ING
N
a
h
e
t in
s
t
e
ll
e
n v
a
n
de
bassen en ho
g
e tonen is
de
g
eluidss
f
eer niet mee
r
g
eselecteerd.
De
g
eluidss
f
eer is
g
ekoppeld aan de bassen en ho
g
e tonen.
Het is niet mo
g
eli
j
k deze a
f
zonderli
j
k van elkaar in te stellen.
Wi
j
zi
g
de instellin
g
van de bassen en de ho
g
e
tonen o
f
de
g
eluidss
f
eer om de
g
ewenste
g
eluidskwaliteit te verkri
jg
en.
Na
he
t
selec
t
e
r
e
n v
a
n
e
en
g
eluidss
f
eer staan
d
e
b
assen en
h
o
g
e tonen
weer op
0
.
Bi
j
het veranderen van
de
ba
l
a
n
s
w
o
r
d
t
de
g
ekozen
g
eluidsverdelin
g
uit
g
eschakeld.
De
g
eluidsverdelin
g
is
g
ekoppeld aan de balans.
Het is niet mo
g
eli
j
k deze afzonderli
j
k van elkaar in te stellen.
Wi
j
zi
g
de instellin
g
van de balans o
f
de
g
eluidsverdelin
g
om de
g
ewenste
g
eluidskwaliteit
te verkri
jg
en.
Bij
h
et veran
d
eren van
d
e
g
e
l
u
id
sver
d
e
li
n
g
wor
d
en
de instellingen van de
balans uit
g
eschakeld.
Er i
s
ee
n v
e
r
sc
hil in
g
eluidskwaliteit tussen
de
v
e
r
schille
n
de
g
eluidsbronnen
(
radio,
C
D...
)
.
Voor een optimaal luister
g
enot kunt u de audio-instellin
g
en
(
Volume,
B
assen, Ho
g
e tonen, Klankkleur, Loudness
)
voor elke
g
eluidsbron
a
fzonderli
j
k instellen. Hierdoor kunnen bi
j
het selecteren van een andere
g
eluidsbron
(
radio,
C
D...
)
verschillen in de
g
eluidskwaliteit hoorbaar zi
j
n.
Controleer of de audio-instellin
g
en
(
Volume,
Bassen, Ho
g
e tonen, Klankkleur, Loudness
)
zi
j
n
af
g
estemd op de verschillende
g
eluidsbronnen.
H
et is raadzaam de AUDI
O
-
f
uncties
(
Bassen,
H
o
g
e tonen, Fader, Balans
)
in de middelste stand
te zetten, de klankkleur "Lineair" te selecteren
e
n
de
fu
n
c
ti
e
L
oud
n
ess
AAN t
e
z
e
tt
e
n
a
l
s
de
C
D-speler is
g
eselecteerd en UIT te zetten als de
r
adio is
g
eselecteerd.
9
.
61
V
EELGESTELDE VRAGEN
V
RAA
G
A
NTWOORD OPLOSSING
N
a
h
e
t
af
z
e
tt
e
n v
a
n
de
m
o
t
o
r w
o
r
d
t h
e
t
sy
steem na enkele
m
in
u
t
e
n
au
t
o
m
a
ti
sc
h
uit
g
eschakeld.
Als de motor is a
fg
ezet, bli
jf
t het s
y
steem no
g
werken zolan
g
de
laad
t
oes
t
a
n
d
v
a
n
de
accu
da
t t
oes
t
aa
t.
Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het
s
y
steem is
g
eactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto
o
ntl
ade
n r
aa
kt.
S
tart de motor om de accu op te laden.
Het afspelen van de
m
uziek op mi
j
n U
S
B-
s
t
i
c
k
b
e
gi
nt pas na
l
an
g
wachten
(
on
g
eveer 2 tot
3 minuten
)
.
Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen staan
k
an het er
g
lan
g
duren tot de muziek op de U
S
B-stick wordt a
fg
espeeld
(
tot 10 keer de
f
abrieksop
g
ave
)
.
Wis de bestanden die standaard op de USB-stick
s
taan en
b
eper
k
h
et aanta
l
su
b
mappen
i
n
d
e
m
appenstructuur van de U
S
B-stick.
A
ls ik met mi
j
n iPhone
ver
bi
n
di
n
g
maa
k
met
d
e
t
e
l
efoo
n
fu
n
c
ti
e
e
n ik h
e
m
g
eli
j
kti
j
di
g
op de U
S
B-
p
oort aans
l
u
i
t,
k
an
ik
d
e
mu
zi
e
k
bes
t
a
n
de
n ni
e
t
a
f
spelen.
Als de iPhone automatisch verbindin
g
maakt met de telefoonfunctie,
forceert deze de streamin
g
functie. De streamin
g
functie kri
jg
t voorran
g
b
oven de U
S
B-
f
unctie die daardoor niet
g
ebruikt kan worden. Bi
j
a
pparatuur van
A
pp
le
®
wor
d
t
i
n
d
at
g
eva
l
een
g
e
d
ee
l
te van
d
e trac
k
n
i
et
af
gespeeld.
Koppel de USB-aansluitin
g
los en sluit deze wee
r
aan
(
de USB-functie kri
jg
t dan voorran
g
boven de
s
treamin
gf
unctie
)
.
9
.
62
9
.
63
A
u
toradio
U
w
A
utora
di
o
i
s zo
d
an
ig
g
eco
d
eer
d
d
at
d
eze u
i
ts
l
u
i
ten
d
in
u
w
au
t
o
fu
n
c
ti
o
n
ee
rt.
O
m veili
g
heidsredenen ma
g
de bestuurder handelin
g
en
die zi
j
n volledi
g
e aandacht vra
g
en uitsluitend uitvoeren
bi
j
stilstaande auto.
Enk
e
l
e
min
u
t
e
n n
a
h
e
t
a
fz
e
tt
e
n v
a
n
de
m
o
t
o
r k
a
n
de
au
t
o
r
ad
i
o
zi
c
hz
e
l
f
u
it
sc
h
a
k
e
l
e
n
o
m t
e
v
oo
rk
o
m
e
n
da
t
de
accu
o
nt
lade
n r
aak
t.
A
UTORADIO / BLUETOOTH
01 Basisfuncties
02 Stuurkolomschakelaars
03 Hoofdmenu
04 Audio
05 USB Box
06 Bluetooth functies
07 Confi
g
uratie
08 Boordcom
p
uter
INHOUD
09 Menustructuur displa
y
s
V
eel
g
estelde vra
g
en
b
lz.
b
lz.
b
lz.
b
lz.
b
lz.
b
lz.
b
lz.
b
lz.
b
lz.
bl
z.
9.
6
4
9.
6
5
9.
6
6
9.
6
7
9.7
0
9.7
3
9.7
6
9.7
7
9.7
8
9.8
3
9
.
64
01
BASISFUNCTIES
Uitwerpen van de
C
D.
S
electeren van de
g
eluidsbron:
r
adio, audio-
C
D-
/
MP3-
C
D-speler,
U
S
B, Jack-aansluiting, streaming
audio, AUX-in
g
an
g
.
S
electeren van de weergave
op het displa
y
:
D
atum, audio
f
uncties,
boordcom
p
uter en telefoon.
Au
t
o
m
a
ti
sc
h z
oe
k
e
n n
aa
r
zenders in a
opende
/
oplopende
vol
g
orde.
S
electeren van het vori
g
e
/
volgende nummer van de CD,
M
P
3
o
f
US
B.
g
In
s
t
e
ll
e
n v
a
n
de
g
e
l
u
id
sweer
g
ave:
g
e
l
u
id
sver
d
e
li
n
g
voor
/
achter, links
/
r
echts, loudness,
g
eluidss
f
eren.
Weergave van de lijst
r
adio
z
e
n
de
r
s
.
g
g
Lan
g
indrukken:
nummers van de
g
C
D of de MP
3
-
afspeellijsten (CD /
USB)
.
p
p
Fu
n
c
t
ie
TA
(
verkeersin
f
ormatie
)
AAN
/
UIT.
Lang indrukken: toegang
t
o
t
de
PTY-
fu
n
c
ti
e
*
(
pro
g
rammat
y
pen radio
)
.
Weergave van het
a
l
g
emene menu.
Met de toets DARK kan de weergave van het display
worden
g
ewi
j
zi
g
d voor extra ri
j
com
f
ort 's nachts.
1
e
keer indrukken: alleen verlichtin
g
van het bovenste
g
edeelte.
2
e
keer indrukken: displa
y
volledi
g
uitschakelen.
3
e
k
eer
i
n
d
ru
kk
en: teru
gk
eren naar
d
e norma
l
e
w
eerga
v
e
.
A
an/uit en volumere
g
elin
g
.
Toetsen 1 t
/
m 6:
S
electeren van een op
g
esla
g
en
v
oo
rk
eu
z
e
z
e
n
de
r.
Lan
g
indrukken: opslaan van een
ze
n
de
r
a
l
s
v
oo
rk
eu
z
e
z
e
n
de
r.
S
electeren van een lagere
/
hogere
r
adio
f
requentie.
S
electeren van de vori
g
e
/
vol
g
ende
M
P3-afspeelli
j
st.
S
electeren van bestandenli
j
st /
m
uzieksti
j
l / artiest / vori
g
e of vol
g
ende
afspeelli
j
st van het USB-apparaat.
B
evest
ig
en.
S
electeren van het
gol
f
bereik FM1, FM2,
F
M
as
t
e
n AM.
Huidige bewerking
v
e
rl
a
t
e
n.
*
Beschikbaar a
f
hankelijk van uitvoering.
9
.
65
02
STUURKOLOMSCHAKELAARS
Radio: selecteren van de vori
g
e/vol
g
ende
v
oo
rk
eu
z
e
z
e
n
de
r.
USB : selecteren van het
g
enre / artiest /
i
n
d
ex van
d
e
lij
st.
S
electeren van het vorige
/
volgende item
v
an
een
menu
.
Wi
j
zi
g
en van de
g
eluidsbron.
Bevesti
g
en van een selectie.
Telefoon opnemen/ophan
g
en.
Lan
g
er dan 2 seconden indrukken:
toegang tot het tele
f
oonmenu.
R
ad
i
o
:
au
t
o
m
a
ti
sc
h z
oe
k
e
n n
aa
r
z
enders in a opende vol
g
orde.
CD/MP3/USB: selecteren van het vori
g
e
nummer
.
C
D
/
U
S
B: continu indrukken: versneld
teru
g
spoe
l
en.
Naar een ander item van de li
j
st.
R
ad
i
o
:
au
t
o
m
a
ti
sc
h z
oe
k
e
n n
aa
r
z
enders in oplopende vol
g
orde.
C
D
/
MP
3/US
B: selecteren van het
vo
lg
en
d
e nummer.
C
D
/
U
S
B: continu indrukken: versneld
vooru
i
tspoe
l
en.
Naar een ander item van de li
j
st.
Volume verho
g
en.
Volume verla
g
en.
Mute:
g
eluid onderbreken
door het
g
eli
j
kti
j
di
g
in
d
r
u
kk
e
n v
a
n
de
v
o
l
u
m
e
t
oe
t
se
n.
G
eluid weer inschakelen:
d
ru
k
op een van
d
e twee
v
olu
m
e
t
oe
t
se
n.
9
.
66
03
G
ELUID
S
BRON:
r
adio,
C
D, U
S
B, externe apparatuur.
> MONOCHROOM DISPLAY C
Raadplee
g
voor een
c
om
p
leet overzicht van de
besc
hik
ba
r
e
m
e
n
u
'
s
de
r
ub
ri
e
k
"M
e
n
us
tr
uc
t
u
r
e
n" v
a
n
d
it
h
oo
f
ds
t
u
k.
T
ELEFOON :
hands
f
ree set,
k
oppelin
g
en,
g
espreksbeheer.
P
ERSOONLIJKE
INSTELLING -
CONFIGURATIE
:
p
arameters van de auto,
weer
g
ave, ta
l
en.
BOORDCOMPUTER :
afstanden invoeren,
waarschuwin
g
smeldin
g
en,
s
t
a
t
us
v
a
n f
u
n
c
ti
es
.
> MONOCHROOM DI
S
PLAY
A
9
.
67
04 AUDIO
Druk herhaalde malen o
p
de toets
SOU
R
C
E om de radiofunctie te
se
l
ec
t
e
r
e
n.
Druk op de toets BAND A
S
T om het
g
ol
f
bereik te selecteren: FM1, FM2,
FM
as
t
of
AM.
Druk kort op een van de toetsen om
au
t
o
m
a
ti
sc
h n
aa
r z
e
n
de
r
s
t
e
z
oe
k
e
n.
D
ru
k
op een van
d
e toetsen om
h
andmati
g
naar ho
g
ere
/
la
g
ere
f
requenties te zoeken.
Druk op de toets LI
S
T REFRE
S
H
voor een
lij
st van
d
e
b
esc
hikb
are
z
enders in het gebied waar u zich
bevindt
(
maximaal 30 zenders
)
.
Druk lan
g
er dan
2
seconden op de
toets om deze li
j
st bi
j
te werken.
E
r
k
unnen stor
i
n
g
en
i
n
d
e ontvan
g
st optre
d
en
d
oor o
b
sta
k
e
l
s
i
n
d
e
o
m
g
evin
g
(
ber
g
en,
g
ebouwen, tunnels, parkeer
g
ara
g
es, enz.
)
, ook als de
RD
S
-
f
unctie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en hee
f
t niets
te maken met een storin
g
in de autoradio.
RDS
RADIO
SELECTEREN VAN EEN ZENDER
Druk op de toets MENU.
S
electeer A
U
DI
O
F
U
N
C
TIE
S
en druk
op
O
K.
S
electeer de
f
unctie V
OO
RKEUZE
FM-BAND en druk op
O
K.
S
electeer RD
S
V
O
L
G
EN
AC
TIVEREN en druk op
O
K.
O
p
h
et displa
y
verschi
j
nt de aanduidin
g
RD
S
.
A
ls de radiofunctie is in
g
eschakeld, druk dan direct op
O
K om de
RD
S
-
f
unctie in o
f
uit te schakelen.
Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar
de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven
g
g
luisteren. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te
qj
q, j
ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land
gj
gj
dekken. Bij slechte ontvangst kkan het daarom zijn dat de radio tijdens
gq
gq
h
e
t
r
ijd
en oversc
h
a
k
e
lt
op een re
gi
ona
l
e zen
d
er.
jg
jg
9
.
68
04
G
ebruik alleen
C
D's met een ronde vorm.
Bepaalde beveili
g
in
g
ss
y
stemen op de ori
g
inele
C
D o
f
zel
fg
ebrande
C
D's kunnen storin
g
en veroorzaken, on
g
eacht de kwaliteit van de
C
D-brander.
Plaats zonder op de toets EJE
C
T te drukken een
C
D in de
C
D-
s
peler; deze zal de
C
D automatisch a
f
spelen.
C
D
EEN CD AFSPELEN
Als er al een CD in het a
pp
araat zit die
u wilt beluisteren, druk dan herhaalde
malen op de toets S
O
URCE om de
C
D-functie te selecteren.
Druk op een van de toetsen om een
nummer van de
C
D te selecteren.
Druk op de toets LI
S
T REFRE
S
H om de tracklist van de
C
D weer te
ge
v
en
.
Houd een van toetsen in
g
edrukt om
s
nel vooruit of achteruit te s
p
oelen.
V
ERKEERSINFORMATIE BELUISTEREN
D
ru
k
op
d
e toets
TA
om
d
e weer
g
ave
v
a
n v
e
rk
ee
r
s
in
fo
rm
a
ti
e
t
e
ac
tiv
e
r
e
n
of
u
it t
e
sc
h
a
k
e
l
e
n.
De
f
unctie TA
(
Tra
f
c Announcement
)
g
ee
f
t voorran
g
aan het
luisteren naar de verkeersin
f
ormatie.
O
m te worden
g
eactiveerd
m
oet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt,
g
oed kunnen ontvan
g
en. Zodra er een bericht wordt uit
g
ezonden,
w
ordt de
g
eluidsbron die op dat moment wordt weer
g
e
g
even
(
Radio, CD, ...
)
automatisch onderbroken en wordt de
verkeersin
f
ormatie door
g
e
g
even. Zodra het bericht is a
fg
elopen,
w
or
d
t
d
e weer
g
ave van
d
e oorspron
k
e
lijk
e
g
e
l
u
id
s
b
ron
h
ervat.
9
.
69
04
Het
f
ormaat MP3
(
a
f
korting van MPE
G
1,2
&
2.5 Audio
La
y
er 3
)
is een standaard voor het comprimeren van
g
eluid die
de mo
g
eli
j
kheid biedt enkele tientallen speelli
j
sten op één
C
D te
p
laatsen.
S
electeer voor het branden van een
C
D-R o
f
C
D-RW de standaard
ISO
9660 niveau 1,2 o
f
bi
j
voorkeur Joliet om deze te kunnen
a
f
spelen.
A
ls de CD in een ander formaat is
g
ebrand, kan het zi
j
n dat deze
n
iet
g
oed wordt af
g
espeeld.
Het is raadzaam voor één
C
D niet meer dan één standaard voor
h
et branden te
g
ebruiken.
S
tel de laa
g
st mo
g
eli
j
ke snelheid
(
maximaal 4x
)
in voor een optimale
g
eluidskwaliteit.
Voor het branden van een multisessie-
C
D is het raadzaam de
s
tandaard Joliet te
g
ebruiken.
De autoradio speelt uitsluitend bestanden met de extensie
"
.mp3" en een samplin
gf
requentie van 22,05 kHz o
f
44,1 kHz a
f
.
Geluidsbestanden met een andere extensie
(
.wma, .mp4, .m3u...
)
kunnen niet worden af
g
espeeld.
Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en verwi
j
der
s
peciale tekens
(
bi
j
v.: " ", ?, ù
)
om problemen met het afspelen o
f
de weer
g
ave te voorkomen.
MP3-CD
INFORMATIE EN TIPS
AUDIO
Le
g
e
C
D's worden niet herkend en kunnen het audios
y
steem
beschadi
g
en.
Plaats een MP3-
C
D in de speler.
De
C
D-speler scant vervolgens de
C
D tot alle nummers zijn
g
evonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden
duren voordat het a
f
spelen be
g
int.
MP3-CD
EEN MP3-CD AFSPELEN
De
C
D-speler kan
C
D's met maximaal 255 MP3-bestanden, verdeeld over
8
speelli
j
sten, a
f
spelen. Het is echter raadzaam het aantal a
f
speelli
j
sten tot
twee te beperken om een lange laadtijd van de
C
D te voorkomen.
Bi
j
het a
f
spelen wordt
g
een rekenin
g
g
ehouden met de mappenstructuur.
A
lle bestanden worden op hetzelfde niveau weer
g
e
g
even.
Als er al een
C
D in het apparaat
z
it die u wilt beluisteren, druk
dan herhaalde malen o
p
de toets
SOU
R
C
E om de
C
D-functie te
selec
t
e
r
e
n.
Druk op een van de toetsen om een
map van de
C
D te selecteren.
Druk op de toets LI
S
T REFRE
S
H om de speelli
j
sten van de MP3-
C
D weer te
g
even.
Houd een van de toetsen in
g
edrukt
om snel vooruit o
f
teru
g
te spoelen.
D
ru
k
op een van
d
e toetsen om een
track van de
C
D te kiezen.
9
.7
0
05
Het s
y
steem stelt pla
y
lists samen
(
ti
j
deli
j
k
g
eheu
g
en
)
. De ti
j
d die
hiervoor nodig is, hangt a
f
van de capaciteit van de U
S
B-uitrusting.
G
edurende deze ti
j
d zi
j
n andere bronnen beschikbaar.
De pla
y
lists worden iedere keer dat het contact wordt af
g
ezet of
e
en USB-stick wordt aan
g
esloten,
g
eactualiseerd.
Bi
j
een eerste aansluitin
g
wordt een indelin
g
in mappen als indelin
g
aan
g
e
b
o
d
en.
Bij
een vo
lg
en
d
g
e
b
ru
ik
wor
d
t
d
e
l
aatst
g
e
k
ozen
mappenstructuur aan
g
e
h
ou
d
en.
Sluit de USB-stick direct of via een snoer aan o
p
de USB-poort. Als de autoradio is in
g
eschakeld,
wordt de USB-bron
g
edetecteerd zodra deze wordt
a
an
g
es
l
oten.
H
et
l
ezen
b
e
gi
nt automat
i
sc
h
na een
b
epaalde ti
j
d, a
f
hankeli
j
k van de capaciteit van de
U
S
B-stick.
De herkende bestandsformaten zi
j
n .mp3
(
uitsluitend
mpe
g
1 la
y
er 3
)
en .wma
(
uitsluitend standaard 9,
c
omprimeren met 128 kbit
/
s
)
.
Bepaalde formaten pla
y
lists
(
m3u, ...
)
worden
g
eaccepteerd.
Wanneer de laatst
g
ebruikte stick opnieuw wordt
a
an
g
esloten,
g
aat het afspelen automatisch verder bi
j
de
l
aa
t
s
t
be
l
u
i
s
t
e
r
de
tr
ac
k v
a
n
de
desbe
tr
e
ff
e
n
de
s
ti
c
k.
Deze module bestaat uit een USB-poort en
e
en Jack-aansluitin
g
*
. De bestanden van een
draa
g
bare MP3-speler o
f
een U
S
B-stick worden
overgebracht op uw Autoradio zodat de muziek
via de luidsprekers van de auto kan worden
be
l
u
i
s
t
e
r
d
.
U
S
B-stick
(
1.1, 1.2 en 2.0
)
o
f
Apple
®
speler van
de vi
jf
de
g
eneratie o
f
ho
g
er:
- de
US
B-stick moet in FAT of FAT
3
2
g
eformateerd zi
j
n
(
niet compatibel met
NTFS-formaat
)
,
-
h
et snoer van
d
e
A
pp
l
e
®
speler is
®
noo
d
za
k
e
lijk
,
- navigatie door de bestanden is ook mogelijk
via de bedienin
g
op het stuurwiel.
Een lijst met geschikte uitrustingen en compatible compressies is
beschikbaar bi
j
het CITRO
Ë
N-netwerk.
jg g
GEBRUIK VAN DE USB-BOX
AANSLUITEN VAN EEN USB-STICK
De Apple
®
speler van oudere
g
eneraties en
s
pelers die
g
ebruik maken van het MTP-
p
rotocol * :
- afs
p
elen uitsluitend via een Jack-Jack-snoer
(
niet mee
g
eleverd
)
,
- nav
ig
at
i
e
d
oor
d
e
b
estan
d
en
i
s mo
g
e
lijk
v
i
a
h
et externe apparaat.
* Afhankeli
j
k van de uitvoerin
g
.
9
.7
1
05
GEBRUIK VAN DE USB-BOX
Druk LI
S
T kort in voor de indelin
g
die u
d
e vor
ig
e
k
eer
h
e
b
t
g
e
k
ozen.
Navi
g
eer in de li
j
st met behulp van de
toetsen links
/
rechts en omhoo
g/
omlaa
g
.
Bevesti
g
de selectie door op
O
K te
d
r
u
kk
e
n.
De beschikbare li
j
sten zi
j
n Artiest,
G
enre en Pla
y
list
(
zoals
weergegeven via de Apple
®
spelers
)
.
S
electie en Navi
g
atie zi
j
n hierboven beschreven in de stappen
1 t
/
m 4.
S
luit
g
een harde schi
jf
o
f
een niet-audio U
S
B-apparaat aan op de
US
B-poort, aangezien hierdoor uw installatie beschadigd kan raken.
AANSLUITEN VAN APPLE SPELERS
®
-VIA DE USB-POORT
®
D
ru
k
op een van
d
eze toetsen om
ti
j
dens het lezen naar de vori
g
e
/
volgende track te gaan volgens de
weer
g
e
g
even indelin
g
.
Houd een van de toetsen in
g
edrukt
voor snel vooruit
/
achteruit
ver
p
laatsen.
Druk o
p
een van deze toetsen om te
g
aan naar vol
g
ende/vori
g
e Genre,
M
ap, Artiest of Pla
y
list, afhankeli
j
k
van
d
e weer
g
e
g
even
i
n
d
e
li
n
g
t
ijd
ens
he
t
le
z
e
n.
Druk LIST lan
g
in voor het weer
g
even
van
d
e
i
n
d
e
li
n
g
en.
Kies per Map
/
Artiest
/
G
enre
/
Pla
y
list,
druk op
O
K om de
g
ekozen indelin
g
te
bevestigen en vervolgens opnieuw op
O
K
om de keuze vast te le
gg
en.
-
p
er Ma
p
: alle ma
pp
en met audio-
b
estanden die door het s
y
steem
w
o
r
de
n
he
r
ke
n
d
.
- per
A
rt
i
est: a
ll
e art
i
estennamen
worden weergegeven in ID
3
Tag en
in al
f
abetische vol
g
orde.
- per
G
enre : alle
g
enres worden
weer
g
e
g
even in ID3 Ta
g
.
- per Pla
y
list : zoals weer
g
e
g
even in
de pla
y
list van de USB-stick of het
U
SB-apparaat aan
g
esloten op de
US
B-poort.
USB-BOX
9
.7
2
05
De weer
g
ave- en bedienin
g
sfuncties verlopen via
de externe apparatuur zelf.
S
tel eerst het volume van uw draa
g
bare
apparatuur a
f
.
S
tel vervol
g
ens het volume van de
au
t
o
r
ad
i
o
af
.
AUX-INGANG GEBRUIKEN
V
OLUMEREGELING EXTERNE
APPARATUUR
JACK- of USB-aansluitin
g
(
afhankeli
j
k van de uitvoerin
g
van
d
e auto
)
USB-BOX
Sluit eenzelfde extern apparaat niet te
g
eli
j
kerti
j
d aan via de
J
ACK-aansluitin
g
en de USB-aansluitin
g
.
S
luit het externe apparaat
(
mp3-speler...
)
m
et behulp van een adapterkabel
(
niet
m
ee
g
eleverd
)
op de JACK- of USB-
aansluitin
g
aan.
Druk herhaalde malen o
p
de toets
SOU
R
C
E om A
U
X te selecteren.
De AUX-aansluitin
g
JA
C
K o
f
U
S
B dient om een extern apparaat
(
mp3-speler…
)
aan te sluiten.
9
.7
3
06 BLUETOOTH FUNCTIES
Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-s
y
steem
van uw autoradio ma
g
om veili
g
heidsredenen en vanwe
g
e het
feit dat deze handelin
g
de volledi
g
e aandacht van de bestuurder
vraa
g
t, u
i
ts
l
u
i
ten
d
wor
d
en u
i
t
g
evoer
d
bij
st
il
staan
d
e auto en met
aan
g
ezet contact.
Druk op de toets MENU.
Er wordt een venster weer
g
e
g
even met de meldin
g
dat het
s
y
steem bezi
g
is met zoeken.
A
c
tiv
ee
r
de
fu
n
c
ti
e
Bl
ue
t
oo
th v
a
n
u
w t
e
l
efoo
n
e
n zor
g
ervoor dat deze "waarneembaar is voor
iedereen"
(
con
g
uratie van de tele
f
oon
)
.
Ki
es
in h
e
t m
e
n
u
:
- Bl
ue
t
oo
th-t
e
l
efoo
n - A
ud
i
o
- Bluetooth con
g
uratie
- Z
oe
k
e
n vi
a
Bl
ue
t
oo
th
De beschikbare
f
uncties zi
j
n a
f
hankeli
j
k van het netwerk, de simkaart en de
c
ompatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur.
Raadplee
g
de
g
ebruiksaanwi
j
zin
g
van uw tele
f
oon o
f
neem contact op met
u
w provider voor meer in
f
ormatie over de beschikbare
f
uncties.
BLUETOOTH-TELEFOON
DI
S
PLAY C
Met het menu TELEF
OO
N kri
jg
t u onder andere toe
g
an
g
tot de
volgende
f
uncties: Adresboek
*
, Logboek gesprekken, Beheer van
de koppelin
g
en.
D
e
ee
r
s
t
e
vi
e
r h
e
rk
e
n
de
t
e
l
e
f
oo
n
s
w
o
r
de
n in
d
it v
e
n
s
t
e
r
w
eergege
v
en
.
O
p het scherm wordt een toetsenbord weer
g
e
g
even:
voer een code van minimaal 4 ci
j
fers in.
Bevesti
g
met
O
K.
O
p het scherm verschi
j
nt de meldin
g
dat de koppelin
g
is
g
eslaa
g
d.
Selecteer in de li
j
st de te koppelen telefoon. U kunt slechts één
tele
f
oon per keer koppelen.
O
p het scherm van de
g
eselecteerde tele
f
oon wordt een
bericht weer
g
e
g
even. Voer, om de koppelin
g
te accepteren, in
de telefoon dezelfde code in en bevesti
g
vervol
g
ens met
O
K.
D
e toe
g
estane automat
i
sc
h
e ver
bi
n
di
n
g
wor
d
t
g
eact
i
veer
d
na
d
at
de tele
f
oon is
g
econ
g
ureerd.
Het adresboek en het logboek gesprekken zijn na de
sy
nchronisatie beschikbaar.
(
Afhankeli
j
k van model en uitvoerin
g)
*
Als uw tele
f
oon volledi
g
compatibel is.
Mocht de koppelin
g
niet
g
elukt zi
j
n dan kunt u het, een
onbeperkt aantal keren, no
g
maals proberen.
Raadplee
g
de site www.citroen.nl voor meer informatie
(
compatibiliteit, extra informatie, ...
)
.
KOPPELEN VAN EEN TELEFOON / EERSTE
V
ERBINDING
9
.7
4
06
EEN GE
S
PREK ONTVANGEN
Een inkomend
g
esprek wordt aan
g
e
g
even door een beltoon en het
verschi
j
nen van een venster op het displa
y
van de auto.
S
electeer met behulp van de
toetsen de kno
p
JA o
p
het scherm
e
n bevesti
g
met
O
K.
Druk op deze toets om het
g
esprek te accepteren.
BE
LL
EN
S
electeer in het menu Bluetooth-telefoon - Audio "Beheer van het
telefoon
g
esprek" en vervol
g
ens "Bellen", "Lo
g
boek
g
esprekken" o
f
"Ad
r
esboek"
.
D
ru
k
g
e
d
uren
d
e meer
d
an twee secon
d
en op
d
eze
toets om toe
g
an
g
te
k
r
ijg
en tot uw a
d
res
b
oe
k
.
G
ebruik vervol
g
ens de rolknop om het nummer te
se
l
ec
t
e
r
e
n.
Of
G
ebruik, als de auto stilstaat, het toetsenbord van
u
w t
e
l
e
f
oo
n
o
m
ee
n n
u
mm
e
r in t
e
v
oe
r
e
n.
D
ru
k
g
e
d
uren
d
e
h
et
g
espre
k
meer
d
an twee
s
econden op deze toets.
Bevesti
g
met
O
K om het
g
esprek te beëindi
g
en.
BLUETOOTH FUNCTIES
EEN GESPREK BEËINDIGEN
9
.7
5
06
Start de koppelin
g
sprocedure tussen de telefoon
e
n de auto. Deze procedure kan
g
estart worden
vi
a
h
e
t t
e
l
e
f
oo
nm
e
n
u
v
a
n
de
au
t
o
o
f vi
a
h
e
t
toetsenbord van de tele
f
oon; zie hiervoor de
e
erder beschreven stappen 1 t
/
m 9. Ti
j
dens de
koppeling moet de auto stilstaan en het contact
aa
n
s
t
aa
n.
Selecteer in het telefoonmenu de te koppelen telefoon.
H
et au
di
os
y
steem wor
d
t automat
i
sc
h
ver
b
on
d
en met
d
e zo
j
u
i
st
g
ekoppelde tele
f
oon.
BLUETOOTH STREAMING AUDIO *
Dr
aad
l
o
z
e
o
v
e
r
d
r
ac
ht v
a
n m
u
zi
e
k
bes
t
a
n
de
n v
a
n
de
t
e
l
efoo
n n
aar
h
et audios
y
steem van de auto. De telefoon moet de desbetreffende
Bluetooth-pro elen
(
A2DP/AVRCP
)
kunnen ondersteunen.
*
Volgens de compatibiliteit van de tele
f
oon.
**
In sommi
g
e
g
evallen moet het a
f
spelen van audiobestanden via het
toetsenbord worden
g
eactiveerd.
*** Al
s
de
t
e
l
e
f
oo
n
de
z
e
f
u
n
c
ti
e
o
n
de
r
s
t
eu
nt.
Activeer de bron Streamin
g
door op
de toets
SOU
R
C
E ** te drukken. Via
d
e toetsen op
h
et
b
e
di
en
i
n
g
spanee
l
van
d
e ra
di
o en
d
e
b
e
di
en
i
n
g
op
h
et stuurw
i
e
l
k
unt u op
d
e
gebruikelijke wijze de muziekstukken
aa
n
s
t
u
r
e
n
***
. D
e
in
fo
rm
a
ti
e
o
v
e
r
de
muziekstukken kan op het displa
y
worden weer
g
e
g
even.
BLUETOOTH FUNCTIES
9
.7
6
07
CONFIGURATIE
Druk o
p
de toets MENU.
Selecteer met de pi
j
ltoetsen
de functie PER
SOO
NLI
J
KE
IN
S
TELLIN
G
-
CO
NFI
GU
RATIE.
Druk o
p
de toets om de selectie te
bevesti
g
en.
S
electeer met de pi
j
ltoetsen
de
f
unctie
CO
NFI
G
URATIE
BEELD
SC
HERM.
Druk op de toets om de selectie te
bevesti
g
en.
Druk op de toets om de selectie te
bevesti
g
en.
S
electeer met de pi
j
ltoetsen
de
f
unctie DATUM EN TIJD
IN
S
TELLEN.
Stel de
p
arameters één voor één in
door deze te bevesti
g
en met de toets
O
K. Selecteer vervol
g
ens de knop
O
K op het scherm om de instellin
g
en
te
b
evest
ig
en.
DATUM EN TIJD INSTELLEN
DISPLAY C
9
.7
7
08
13
BOORDCOMPUTER
Al
s
d
e
k
nop op
h
et u
i
te
i
n
d
e van
d
e
ruitenwisserschakelaar meermaals wordt ingedrukt,
w
o
r
de
n
de
v
e
r
sc
hill
e
n
de
fu
n
c
ti
es
van de boordcomputer achtereenvol
g
end
weer
g
e
g
even op het displa
y
.
-
he
t t
abblad
"
au
t
o
"
m
e
t:
de actieradius, het huidi
g
e verbruik en de no
g
a
f
te le
gg
en a
f
stand,
-
de
s
t
a
n
d
"
1
"
(
tra
j
ect 1
)
met:
de
g
emiddelde snelheid, het
g
emiddelde verbruik en de af
g
ele
g
de
a
fstand berekend over het tra
j
ect
"1
"
,
-
de
s
t
a
n
d
"
2
"
(
tra
j
ect 2
)
met dezelfde
g
e
g
evens voor een tweede
tra
j
ect.
ENKELE DEFINITIES
Actieradius
:
in deze stand
g
eeft de computer aan hoeveel kilometer u
n
o
g
met de resterende hoeveelheid brandstof kunt ri
j
den, berekend op
basis van het
g
emiddelde verbruik over de laatste af
g
ele
g
de kilometers.
D
e weer
g
e
g
even waar
d
e
k
an ster
k
var
ren
d
oor een veran
d
er
i
n
g
i
n
d
e
wa
g
ensnelheid o
f
het landschap.
A
ls de actieradius minder dan 30 km bedraagt, verschijnen streepjes
op het displa
y
. Na het tanken van minimaal 10 liter brandsto
f
wordt de
actieradius opnieuw berekend en weer
g
e
g
even zodra deze meer dan
100 km bedraa
g
t.
Raadplee
g
het CITROËN-netwerk als ti
j
dens het ri
j
den voortdurend
s
treep
j
es worden weer
g
e
g
even in plaats van ci
j
fers.
M
omentee
l
ver
b
ru
ik
:
di
t ver
b
ru
ik
wor
d
t
b
ere
k
en
d
en weer
g
e
g
even
vana
f
3
0 km
/
h.
G
emiddeld verbruik
:
dit is het
g
emiddelde verbruik sinds de laatste
n
ulstellin
g
van de boordcomputer.
Af
g
ele
g
de afstand
:
de
z
e
a
f
s
t
a
n
d
w
o
r
d
t
be
r
e
k
e
n
d
s
in
ds
de
l
aa
t
s
t
e
n
u
l
ste
lli
n
g
van
d
e
b
oor
d
computer.
No
g
af te le
gg
en afstand
:
dit is de a
f
stand tot de door de
g
ebruiker
ingevoerde eindbestemming. Als het navigatiesysteem in gebruik is,
wordt deze a
f
stand op elk moment ti
j
dens het ri
j
den opnieuw berekend.
G
emiddelde snelheid
:
dit is de
g
emiddelde snelheid sinds de laatste
n
ulstellin
g
van de boordcomputer
(
contact aan
)
.
Op
0 zetten
Druk de knop lan
g
er dan twee seconden in zodra het
g
ewenste
tra
j
ect wor
d
t aan
g
e
g
even.
DIAGNOSE AUTO
9
.7
8
09 MENUSTRUCTUUR DISPLAY
RADIO-CD
BASISFUNCTIE
* De parameters variëren afhankeli
j
k van de auto.
KEUZE
A
KEUZE B....
MONOCHROOM
A
K
EUZE A
1
K
EUZE A2
MODE REG
CD HERHALEN
RANDOM PLAY
CONFIG AUTO *
RW A
C
HTER AAN
OPTIES
FOLLOW-ME-HOME
DIAGNO
S
E
RDS VOLGEN
RAADPLEGEN
BEËINDIGEN
1
2
3
3
1
2
2
2
2
1
2
3
2
3
1
2
2
9
.7
9
09
TEMPERATUUR: °CELSIUS/°FAHRENHEIT
BRAND
S
TOFVERBRUIK: KM/L -
L
/100 - MPG
1
2
2
MENUSTRUCTUUR DISPLAY
IN
S
T. WEERG
MAAND
DAG
UREN
MINUTEN
JAAR
12 H/24 H WEERGAVE
TALEN
ITALIANO
NEDERLANDS
PORTUGUES
PORTUGUES-BRASIL
FRANCAIS
DEUTSCH
ENGLISH
ESPANOL
1
2
2
2
2
2
2
1
2
2
2
2
2
2
2
2
9
.
80
09
MENUSTRUCTUUR DISPLAY
Wanneer u op de toets
O
K drukt, komt u in de verkorte menu's terecht,
af
hankeli
j
k van de weer
g
ave op het scherm:
MONOCHROOM
D
ISPLAY C
a
anzetten / uitzetten RD
S
a
anzetten / uitzetten modus RE
G
a
anzetten
/
uitzetten radiotex
t
RADIO
a
anzetten / uitzetten Intro
CD / MP3-CD
a
anzetten
/
uitzetten herhalen tracks
(
de
hele huidi
g
e CD voor CD, de hele huidi
g
e
m
ap voor MP3-CD
)
a
anzetten
/
uitzetten random pla
y
(
de
hele huidi
g
e CD voor CD, de hele huidi
g
e
m
ap voor MP3-CD
)
a
anzetten / uitzetten herhalen van tracks
(
van de map / artiest /
g
enre / huidi
g
e
a
fspeelli
j
st
)
USB
a
anzetten / uitzetten random pla
y
(
shuf e
)
(
van de map
/
artiest
/
g
enre
/
huidi
g
e afspeelli
j
st
)
1
1
1
1
1
1
1
1
9
.
81
09
MENUSTRUCTUUR DISPLAY
MONOCHROOM
D
ISPLAY C
AUDIOFUNCTIE
S
R
DS-functi
e
inschakelen
/
uitschakelen
V
OORKEUZE FM
R
EG-functi
e
inschakelen
/
uitschakelen
weergave radiotext
(
RDTXT
)
in
sc
h
a
k
e
l
e
n
/
u
it
sc
h
a
k
e
l
e
n
1
2
3
4
3
4
3
4
AFSPEELMOGELIJKHEDEN
RPT-functie
(
CD herhalen
)
inschakelen
/
uitschakelen
RDM-functie (random
)
inschakelen
/
uitschakelen
2
3
4
3
4
BOORDCOMPUTER
Afstand
:
x
km
INVOEREN AF
S
TAND TOT EINDBE
S
TEMMING
D
ia
g
nos
e
LOGBOEK WAAR
S
CHUWINGEN
Functies in- of uit
g
eschakeld
S
TATU
S
VAN DE FUNCTIE
S
*
1
2
3
3
2
3
2
D
oor
h
et
i
n
d
ru
kk
en van
d
e toets
MENU
i
s
d
e
vo
lg
en
d
e weer
g
ave mo
g
e
lijk
:
*
De parameters variëren a
f
hankelijk van de auto.
9
.
82
09
MENUSTRUCTUUR DISPLAY
BLUETOOTH-TELEFOON
T
oestel aansluiten/afko
pp
elen
Raadple
g
en
g
ekoppelde toestellen
CONFIGURATIE BLUETOOTH
T
elefoonfuncti
e
Streamin
g
audio functi
e
Verwi
j
deren
g
ekoppeld toestel
Zoeke
n v
ia
Blue
t
oo
t
h
G
esprekkenli
j
s
t
BELLEN
C
ontactenli
j
st
Huidige gesprek be
ë
indigen
BEHEER VAN EEN GESPREK
I
nschakelen mutefuncti
e
1
2
3
3
3
4
4
4
2
3
4
2
3
3
r
e
g
elin
g
weer
g
av
e
CONFIGURATIE BEELDSCHERM
PARAMETERS VAN DE AUTO DEFINIËREN *
PER
S
OONLIJKE IN
S
TELLING - CONFIGURATIE
norma
l
e weer
g
ave
om
g
e
k
eer
d
e weer
g
ave
re
g
elin
g
helderheid
(
- +
)
d
atum en t
ijd
i
nste
ll
en
dag
/
maand
/
jaar instellen
u
r
e
n
/
min
u
t
e
n in
s
t
e
ll
e
n
keuze c
y
clus 12u
/
24u
k
euze van eenheden
l/100 km - mp
g
- km/l
°
C
elsius
/
°Fahrenheit
TAALKEUZE
1
2
4
3
2
4
4
3
4
4
2
3
4
4
4
*
De parameters variëren a
f
hankeli
j
k van de auto.
9
.
83
V
EELGESTELDE VRAGEN
V
RAAG
A
NTWOORD OPLO
SS
ING
Er i
s
ee
n v
e
r
sc
hil
in
g
eluidskwaliteit
t
usse
n
de
v
e
r
sc
hill
e
n
de
g
e
l
u
id
s
b
ronnen
(
radio,
C
D...
)
.
Voor een optimaal luister
g
enot kunt u de audio-instellin
g
en
(
volume,
b
assen, ho
g
e tonen,
g
eluidssfeer, loudness
)
voor elke
g
eluidsbron
a
fzonderli
j
k instellen. Hierdoor kunnen bi
j
het selecteren van een andere
g
eluidsbron
(
radio, CD...
)
verschillen in de
g
eluidskwaliteit hoorbaar zi
j
n.
Controleer of de audio-instellin
g
en
(
volume, bassen,
h
o
g
e tonen,
g
eluidssfeer, loudness
)
zi
j
n af
g
estemd
op de verschillende
g
eluidsbronnen. Het is raadzaam
de AUDI
O
-functies
(
bassen, ho
g
e tonen, balans
V
-A, balans L-R
)
in de middelste stand te zetten,
de
g
eluidss
f
eer "
G
een" te selecteren en de
f
unctie
Loudness in de stand "Actie
f
" te zetten als de
C
D-
s
peler is
g
eselecteerd en in de stand "Inactie
f
" te
zetten als de radio is
g
eselecteerd.
De
C
D wordt steeds
uit
g
eworpen of kan niet
worden af
g
espeeld doo
r
de
C
D-speler.
De CD is ondersteboven in de speler
g
eplaatst, kan niet worden
g
elezen,
b
evat
g
een audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de
a
utora
di
o
g
e
l
ezen
k
unnen wor
d
en.
De
C
D is voorzien van een beveili
g
in
g
ss
y
steem dat niet door de
au
t
o
r
adio
w
o
r
d
t
he
r
ke
n
d
.
- Controleer of de CD met de
j
uiste zi
j
de boven
in de speler is
g
eplaatst.
-
C
ontroleer de staat van de
C
D: de
C
D kan niet
wor
d
en
g
e
l
ezen a
l
s
d
eze te vee
l
i
s
b
esc
h
a
digd
.
-
C
ontroleer de inhoud van de
C
D als deze zel
f
is
gebrand: raadpleeg de tips in het hoo
f
dstuk Audio.
- De
C
D-speler van de autoradio kan
g
een
DVD's a
f
spelen.
- De kwaliteit van sommi
g
e zelf
g
ebrande CD's
i
s
o
nv
o
l
doe
n
de
o
m
de
z
e
doo
r
de
au
t
o
r
ad
i
o
t
e
l
aten afspelen.
Op het display wordt de
m
e
ldi
n
g
"St
or
i
n
g
USB
-
ppy
py
randapparatuur" weergegeven.
gggg
De Bluetooth-verbinding wordt
o
n
de
r
b
r
oke
n.
D
e
b
atter
ij
spann
i
n
g
van
d
e ran
d
apparatuur
i
s m
i
ssc
hi
en te
l
aa
g
.
L
aa
d
d
e
b
atter
ij
van
d
e ran
d
apparatuur op.
D
e
US
B-
s
ti
c
k w
o
r
d
t ni
e
t h
e
rk
e
n
d
.
D
e
s
ti
c
k i
s
mi
ssc
hi
e
n
de
f
ec
t.
Formateer de stick opnieuw.
De CD-speler levert een
sl
ec
h
te
g
e
l
u
id
s
k
wa
li
te
i
t.
De
g
ebruikte CD is
g
ekrast of van slechte kwaliteit. Gebruik alleen CD's van
g
oede kwaliteit en ber
g
ze zor
g
vu
ldig
op.
De audio-instellin
g
en
(
bassen, ho
g
e tonen,
g
eluidss
f
eer
)
zi
j
n niet op de
C
D-speler a
f
gestemd.
Zet het niveau van de bassen o
f
de ho
g
e tonen op 0,
zonder een geluidss
f
eer te selecteren.
9
.
84
VRAAG
A
NTWOORD OPLOSSING
D
e
v
oo
rk
eu
z
e
z
e
n
de
r
s
ku
nn
e
n n
ie
t w
o
r
de
n
ontvan
g
en
(g
een
geluid, 87,5 Mhz wordt
weergegeven...).
g
Het verkeerde gol
f
bereik is geselecteerd. Druk op de toets BAND A
S
T om het gol
f
bereik
(
AM, FM1, FM2, FMA
S
T
)
teru
g
te vinden waarin
de voorkeuzezenders zi
j
n op
g
esla
g
en.
D
e
f
u
n
c
ti
e
TA
(
verkeersinformatie
)
is
in
g
eschakeld, maar ik kri
jg
geen verkeersinformatie te
gjg
ho
r
e
n.
D
e
g
ese
l
ecteer
d
e ra
di
ozen
d
er maa
k
t
g
een
d
ee
l
u
i
t van
h
et re
gi
ona
l
e
n
e
tw
e
rk v
a
n z
e
n
de
r
s
d
i
e
v
e
rk
ee
r
s
in
fo
rm
a
ti
e
u
itz
e
n
de
n.
Stem af op een zender die wel verkeersinformatie
ui
tz
e
n
d
t.
De ontvan
g
stkwaliteit
v
a
n
de
be
l
u
i
s
t
e
r
de
rad
i
o
z
e
n
de
r n
ee
mt
g
eleideli
j
k af of de
v
oo
r
keu
z
e
z
e
n
de
r
s
ku
nn
e
n n
ie
t w
o
r
de
n
ontvan
g
en
(g
een
geluid,
8
7,5 Mhz wordt
weer
g
e
g
even...
)
.
D
e
au
t
o
be
vin
d
t zi
c
h t
e
v
e
r v
a
n
de
z
e
n
de
r v
a
n h
e
t
be
l
u
i
s
t
e
r
de
r
ad
i
os
t
a
ti
o
n
of er bevindt zich
g
een zender in het
g
ebied waarin de auto zich bevindt.
A
ctiveer de
f
unctie RD
S
om het s
y
steem te laten
co
ntr
o
l
e
r
e
n
o
f
e
r
ee
n
s
t
e
rk
e
r
e
z
e
n
de
r in h
e
t
g
ebied aanwezi
g
is.
De om
g
evin
g
(
ber
g
en,
g
ebouwen, tunnels, parkeer
g
ara
g
es, enz.
)
veroorzaakt storin
g
en in de ontvan
g
st, ook als de RD
S
-
f
unctie is
i
n
g
esc
h
a
k
e
ld
.
Dit is een normaal verschi
j
nsel en heeft niets te
m
a
k
en met een stor
i
n
g
i
n
d
e autora
di
o.
De antenne is niet aanwezi
g
o
f
beschadi
g
d
(
bi
j
voorbeeld in een wasstraat
o
f
onder
g
rondse parkeer
g
ara
g
e
)
.
L
aa
t
de
a
nt
e
nn
e
co
ntr
o
l
e
r
e
n
doo
r h
e
t
C
ITR
O
ËN - n
e
tw
e
rk.
Het
g
eluid van de radio
v
a
lt 1 t
o
t 2
seco
n
de
n
w
eg
.
Het RDS zoekt ti
j
dens deze korte onderbrekin
g
van het
g
eluid naar een
e
ventue
l
e ster
k
ere zen
d
er voor een
b
etere ontvan
g
st van
h
et stat
i
on.
Schakel de RDS-functie uit als dit verschi
j
nsel zich
te vaak en steeds op hetzelfde tra
j
ect voordoet.
N
a
h
e
t
af
z
e
tt
e
n v
a
n
de
m
o
t
o
r w
o
r
d
t
de
rad
i
o
n
a
e
nk
e
l
e
m
in
u
t
e
n
au
t
o
m
a
ti
sc
h
uit
g
eschakeld.
Als de motor is a
fg
ezet, bli
jf
t de radio no
g
werken zolan
g
de laadtoestand
v
a
n
de
accu
da
t t
oes
t
aa
t.
Het automatisch uitschakelen duidt ero
p
dat de eco-modus van de
a
utoradio is
g
eactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto
o
nt
lade
n r
aak
t.
S
tart de motor om de accu op te laden.
D
e me
ldi
n
g
"h
et
audiosysteem is
oververhit" verschi
j
nt op
h
et displa
y
.
O
m het audios
y
steem te beschermen te
g
en een te ho
g
e
omgevingstemperatuur, activeert de autoradio automatisch een
thermische beveili
g
in
g
die het
g
eluidsvolume verlaa
g
t o
f
de
C
D-speler
u
it
sc
h
a
k
e
lt.
S
chakel het audios
y
steem enkele minuten uit om
h
et systeem te laten a
f
koelen.
171
Exterieur
WEGWIJZE
R
1
0
EXTERIEUR
Afstandsbediening 19-20
Batterij vervangen,
synchroniseren 20
Sleutel 19
Starten 48
Hill Start Assist 49
Centrale vergrendeling 19, 28
Brandstoftankdop, brandstoftank 141
Onderbreking brandstoftoevoer,
handopvoerpomp diesel 142
Ruitenwisserbladen 161
Buitenspiegels 101
Zijknipperlicht 154
Koplampen, mistlampen,
richtingaanwijzers 50-51, 153-154
Koplampverstelling 52
Gloeilampen vóór
vervangen 152-154
Koplampsproeiers 54, 138
Sneeuwscherm 150
Voorportieren 22
Schuifdeuren 22-23
Sleutel 19
Motorkapontgrendeling 134
Kinderbeveiliging 127
Slepen, takelen 129-130, 162
Trekken van een
aanhanger 129-130
Parkeerhulp 105-106
Dakklep 27
Noodbediening 24
Reservewiel, krik, wiel
verwisselen,
gereedschap 146-150
Bandenreparatieset 145
Bandenspanning 169
Modutop dak 88
Allesdragers 92, 93
Achterlichten,
richtingaanwijzers 50-51, 155-156
Derde remlicht 156
Gloeilampen
achter vervangen 152, 155-156
Achterdeuren, achterklep 24-26
Accessoires 131
Kentekenplaatverlichting 156
Afmetingen 164-167
Remmen, remblokken 104, 139
Noodstop 107
ABS, EBD 107
ASR, ESC 108
"Grip control" 109
Banden, spanning 169
Sneeuwkettingen 151
Detectiesysteem te lage
bandenspanning
38
172
Cockpit
ESC 108
Parkeerhulp 105-106
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels 101
Koplampverstelling 52
Stop & Start 45-47
Snelheidsregelaar 55-57
Snelheidsbegrenzer 58-60
Lichtschakelaars 50-51
Automatische verlichting 51
Mistlampen 51
LED-dagrijverlichting 51
Zekeringen dashboard,
interieur 157-159
Motorkapontgrendeling 134
Handrem 104
Instrumentenpanelen, klokken,
displays, tellers 29-30
Verklikkerlampjes 31-36
Meters, display 37, 39-40
Klok instellen via
instrumentenpaneel 30
Dimmer dashboardverlichting 40
Schakelindicator 41
Versnellingsbak 41
Contactslot 48
Schakelaar ruitenwissers 53-54
Automatische ruitenwissers 53
Ruitensproeier/
koplampsproeiers 54, 138
Boordcomputer Rubriek 9
Bediening op stuurwiel
autoradio Rubriek 9
Stuurwiel verstellen 44
Claxon 104
173
Cockpit
WEGWIJZE
R
1
0
Binnenspiegel 102
Parkeer-/tolkaarten 102
Spiegel naar achterpassagiers 102
Technologie aan boord Rubriek 9
- eMyWay
- Autoradio
Schakelaars
- centrale vergrendeling 28
- elektrische
kinderbeveiliging 127
- ruitbediening 103
- alarmknipperlichten 104
Noodoproep Rubriek 9
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak 42-44
Verwarming, ventilatie
- verwarming 61
- airconditioning 62
Automatische
airconditioning 63-64
Ontdooien/ontwasemen 65-66
Uitschakelen
passagiersairbag 117
Plafonniers 94, 154
Voorzieningen vóór 84-86
- dashboardkastje,
- dakconsole,
- middenconsole,
- zonneklep,
- essenhouder,
- tashouder,
- opbergladen,
- opbergvakken.
Displays, weergave 29, Rubriek 9
Klok instellen via display
Rubriek 9
"Grip control" 109-110
174
Interieur
Binnenspiegel 102
Parkeer-/tolkaart 102
Plafonnier vóór 94
Lampen plafonnier vervangen 154
Frontairbags, zij-airbags,
window-airbags 114-117
Uitschakelen
passagiersairbag 117
Accu, laden, starten 143
Motorkapontgrendeling 134
Ruiten achter 102
Elektrisch verstelbare
voorstoelen, hoofdsteun 67-68
Autogordels 98, 111-113
Accessoires 131
INTERIEUR
Achterbank 69-71
Achterstoelen
(5 zitplaatsen) 72-74, 82
Con guratie van stoelen,
banken 82-83
Plafonnier achter 94
Lampen plafonnier vervangen 154
Voorzieningen achter 87
- opbergvakken in de vloer,
- zonneschermen opzij,
- vliegtuigtafeltje.
Modutop dak 88-89
Parfumeur 90-91
Bagagescherm (5 zitplaatsen) 95
Bagagescherm
(7 zitplaatsen) 99-100
Kinderzitjes 118-123, 127
ISOFIX-bevestigingen 124-126
Parkeerrem, handrem 104
Achterstoelen
(7 zitplaatsen) 75-81, 83
Voorzieningen
(7 zitplaatsen) 97-98
- sjorogen,
- bekerhouder,
- 12V-aansluiting,
- opbergvakken.
Slepen, aanhanger
trekken 129-130, 162
Aanhangergewichten 168
Reservewiel, krik, wiel
verwisselen,
gereedschap 146-150
175
Gegevens - onderhoud
WEGWIJZE
R
1
0
TECHNISCHE GEGEVENS - ONDERHOUD
Identi catie, serienummer,
kleurcode lak,
bandenspanning 169
Sneeuwkettingen 151
Niveau ruitensproeiers/
koplampsproeiers 138
Lampen vervangen,
verlichting 152-156
Controles 139-140
- accu,
- versnellingsbak,
- lucht lter/interieur lter,
- olie lter,
- roet lter,
- handrem,
- remblokken,
- remtrommels, remschijven.
Zekeringen motorruimte 157, 160
Onder de motorkap
- diesel 136
- benzine 135
Onderbreking brandstoftoevoer,
ontluchten brandstofsysteem
(diesel) 142
Afmetingen 164-167
Gewichten 168
Motorkapontgrendeling, motorkapsteun 134
Niveaus 137-138
- brandstofadditief,
- oliepeilstok,
- stuurbekrachtigingsvloeistof,
- remvloeistof,
- koelvloeistof.
Brandstof lter aftappen 140
Verklikkerlampjes 31-36
Ruitenwisserblad vervangen 161
01-13
Dit instructieboekje behandelt alle beschikbare
uitrustingen van dit model.
Uw auto is, afhankelijk van het uitrustingsniveau, de
uitvoering en de speci eke kenmerken voor het land
waarvoor de auto bestemd is, slechts van een deel
van de in dit boekje vermelde uitrustingen voorzien.
Aansprakelijkheid voor de gegeven beschrijvingen
en illustraties wordt niet aanvaard. Automobiles
CITROËN behoudt zich het recht voor tussentijds
wijzigingen aan te brengen in de door haar
gevoerde modellen en de bijbehorende uitrusting
en accessoires, zonder verplicht te zijn dit
instructieboekje aan te passen.
Dit instructieboekje maakt onlosmakelijk deel uit van
uw auto. Vergeet niet dit boekje bij doorverkoop van
uw auto aan de nieuwe eigenaar te geven.
Automobiles CITROËN verklaart dat, door
toepassing van de voorschriften in de Europese
regelgeving (Richtlijn 2000/53) met betrekking tot
autowrakken, wordt voldaan aan de in deze richtlijn
gestelde doelen en dat recycleerbare materialen
worden gebruikt voor de fabricage van producten
die door haar worden verkocht.
Reproductie of vertaling, zelfs gedeeltelijk, is
verboden zonder schriftelijke toestemming van
Automobiles CITROËN.
Gedrukt in de EU
Néerlandais
De achterzijde van de auto is speciaal aangepast
om het opspatten van steentjes te voorkomen.
CRÉATIVE TECHNOLOGIE
2013 – DOCUMENTATION DE BORD
4Dconcept
Diadeis
Seenk
Edipro
1
3
B
GO
.
00
7
0
N
ée
rl
a
n
da
i
s
6

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels
1

Forum

Citroen-Berlingo-MultiSpace---2013

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Citroen Berlingo MultiSpace - 2013 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Citroen Berlingo MultiSpace - 2013 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 9,58 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info