4
3) Gebruik de machine nooit als er personen, met name kinde-
ren, of dieren in de buurt zijn.
4) Denk eraan dat de persoon die de machine bedient of de gebrui-
ker aansprakelijk is voor ongevallen en onvoorziene gebeurtenissen
die personen of hun eigendommen kunnen overkomen .
5) Vervoer geen passagiers.
6) De bestuurder dient goed geoefend te zijn met betrekking tot het
rijden en dient, in het bijzonder, het volgende in acht te nemen:
– het is nodig om alle aandacht bij het werk te houden;
– denk eraan dat een machine die van een helling afglijdt niet her-
steld kan worden door de rem te gebruiken. De voornaamste oor-
zaken waardoor de macht over het stuur kwijt geraakt kan worden
zijn:
– e wielen hebben niet voldoende grip;
– een te hoge snelheid;
– ongepast remmen;
– de machine is niet geschikt voor het doel waarvoor zij gebruikt
wordt;
– gebrek aan kennis van de gevolgen die de toestand waarin het
terrein zich bevindt kan hebben en hellingen in het bijzonder;
– de aanhanger is niet goed aangekoppeld en de last is niet goed
verdeeld.
B) VOORBEREIDING
1) Draag, tijdens het maaien altijd stevige schoenen en een lange
broek. Bedien de machine niet met blote voeten of met open sanda-
len.
2) Controleer grondig het gehele werkterrein en verwijder alles wat
door de machine kan worden uitgestoten.
3) GEVAAR! Benzine is bijzonder brandbaar:
– bewaar de brandstof in speciale tanks;
– giet de brandstof alleen in de open lucht in de tank met behulp van
een trechter en rook niet tijdens het vullen;
– giet de brandstof in de tank vóórdat de motor aangezet wordt;
geen benzine toevoegen of de dop van de benzinetank eraf draai-
en terwijl de motor aanstaat of warm is;
– als er benzine gelekt is mag de motor niet gestart worden maar
dient de machine uit de buurt van de plek waar de benzine gelekt
heeft te worden gebracht en moet er voorkomen worden dat er brand
ontstaat. Wacht totdat de benzinedampen opgelost zijn;
– draai de doppen altijd weer goed op de benzinetank en op het
benzineblik.
4) Vervang de geluiddempers als deze defect zijn
5) Vóór het gebruik dient er een algemene controle verricht te
worden op slijtage of beschadiging van de messen, de bouten en de
snijgroep. Vervang de beschadigde of versleten messen en bouten en
bloc om ervoor te zorgen dat het maaidek in balans blijft.
6) Let op dat als er één mes ronddraait ook het andere mes rond-
draait.
C) HET GEBRUIK
1) Start de motor niet in gesloten ruimten waar zich gevaarlijke kool-
stofmonoxyde kan ontwikkelen.
2) Werk alleen bij daglicht of bij goed kunstlicht.
3) Vóór het starten van de motor start dienen de messen te worden
losgekoppeld en de versnelling in de vrije stand gezet te worden.
4) Maai geen gazons die een helling van meer dan 10° (17%) heb-
ben.
5) Denk eraan dat er geen “veilige” hellingen bestaan. Let bijzon-
der goed op bij hellingen. Om het over de kop slaan met de machine
te voorkomen, adviseren wij om:
– niet plotseling te stoppen of weg te rijden bij het op- of afrijden van
een helling;
– de koppeling altijd langzaam aan in te schakelen en altijd de ver-
snelling ingeschakeld te houden, vooral bij het afrijden van een hel-
ling;
NL