41041
150
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/171
Pagina verder
Digitale Camera
QV-5700
Gebruiksaanwijzing
D
K822PCM1DMX
Gefeliciteerd met
de aanschaf van
de nieuwe CASIO
digitale camera.
Zorg ervoor deze
gebruiksaanwijzing
aandachtig door te
lezen om alles uit
de CASIO digitale
camera te halen
wat er in zit. Houd
de gebruiksaan-
wijzing daarna op
een veilige plaats
voor latere naslag.
INLEIDING
2
INLEIDING
Inhoudsopgave
2 INLEIDING
Snelreferentie ............................................................... 6
Voorbereidingen 6
Opnemen van een beeld 7
Bekijken (weergeven) van een beeld 8
Wissen van een beeld 9
Kenmerken ..................................................................11
Opnamekenmerken 13
Voorzorgsmaatregelen ............................................... 14
Algemene voorzorgsmaatregelen 14
Voorwaarden voor juiste werking 15
Condens 15
Voorzorgsmaatregelen voor de lens 16
Betreffende de achtergrondverlichting van de camera... 16
17 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
Algemene gids ........................................................... 17
Voorkant 17
Achterkant 18
Zijkant 19
Onderkant 19
Open het aansluitingpaneeldeksel 19
Functiedraairegelaars ................................................ 20
Gebruik van de controletoets ..................................... 21
Beeldschermindicators............................................... 22
Opnamefunctie 22
Weergavefunctie (PLAY) 23
Veranderen van de inhoud van het beeldscherm 24
Indicatordisplay .......................................................... 24
Bedrijfsindicator.......................................................... 25
Bedrijfs-/kaarttoegangindicator 25
Flitseroplaadindicator 26
AF sensor/zelfontspannerindicator 26
Gebruiken van de gebundelde accessoires .............. 27
Vastmaken van de halsriem 27
Bijstellen van de lengte van de halsriem 27
Gebruik van de lensdop 28
Spanningsvereisten ................................................... 29
Inleggen van batterijen 29
Voorzorgsmaatregelen voor het hanteren van
de batterijen 32
Lege batterijwaarschuwing 33
Gebruik van netspanning 33
In- en uitschakelen van de camera 35
Stroomspaarinstellingen 35
Geheugenkaart .......................................................... 37
Insteken van een geheugenkaart in de camera 37
Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera 38
Formatteren van een geheugenkaart 39
Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart 40
Voorzorgsmaatregelen bij de IBM Microdrive 41
Menuschermen .......................................................... 42
Instellen van de huidige datum en tijd ....................... 43
Instellen van de datum en tijd 43
Selecteren van het datumformaat 44
INLEIDING
3
45 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Gebruik van de volautomatische functie ................... 45
Opname voorzorgsmaatregelen 47
Scherpstellen 47
Aangaande autofocus 48
Opnemen van beelden terwijl de batterijen bijna leeg zijn
48
Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie (REC)
49
Gebruiken van de optische zoom .............................. 49
Gebruiken van de zoeker voor opnemen .................. 51
Gebruiken van de zelfontspanner.............................. 52
Detectie van camera oriëntatie .................................. 53
54 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van een enkel beeld (1-beeld) .................. 54
Voorvertoning van het laatst opgenomen beeld 54
Wissen van het laatste beeld dat opgenomen was
met de opnamefunctie (REC) 55
Gebruiken van de flitser ............................................. 55
Selecteren van de flitserfunctie 55
Flitser statusindicators 56
Bijstellen van de flitsintensiteit 57
Veranderen van de synchronisatiesnelheid 57
Selecteren van een flitsersynchronatie instelling 58
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser 60
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 61
Gebruik van autofocus (multi-gebied autofocus) 62
Gebruiken van de punt autofocusfunctie 63
Gebruik van de handmatig scherpstelfunctie 64
Gebruik van de oneindig-functie 65
Gebruik van de groothoekfunctie 65
Gebruik van de scherpstelvergrendeling 66
Uitbreiden van het scherpstelgebied 67
Cameratrilindicator 67
Selecteren van de meetfunctie .................................. 68
Selecteren van de witbalans ...................................... 69
Handmatig bijstellen van de witbalans 70
Gebruiken van AE vergrendeling ............................... 71
Belichtingscompensatie ............................................. 72
Gebruiken van het histogram..................................... 74
Gebruiken van de digitale zoom ................................ 75
Onmiddelijke instellingen met de beste shotfunctie .. 76
Een décor kopiëren van de CD-ROM
beste shot bibliotheek 77
Registreren van uw eigen beste shotdécors 80
De plaats specificeren van de décors van
de beste shotfunctie 81
Specificeren van de belichtingsfunctie ...................... 82
Volautomatisch functie 82
Programma AE functie 83
Lensopening prioriteit AE 84
Sluitersnelheid prioriteit AE 85
Handmatige belichting 87
Gebruiken van de doorlopende sluiterfunctie............ 88
Gebruik van de AEB
(automatisch belichtingsgroepering) functie.............. 89
Configureren van de AEB functie instellingen 89
Opnemen van een beeld met AEB 90
INLEIDING
4
Creëren van een panorama ....................................... 91
Opnemen van een film ............................................... 93
Opnamefunctie (REC) camera instellingen ............... 94
Specificeren van beeldgrootte en -kwaliteit 94
Specificeren van de gevoeligheid 96
Versterking van bepaalde kleuren 96
Gebruiken van de filterfunctie 97
Specificeren van kleurverzadiging 98
Specificeren van het contrast 98
Speciferen van de contourscherpte 99
In- en uitschakelen van het in-beeldraster 99
Toevoegen van een tijdstempel aan een beeld 100
Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning 101
Resetten van de camera 102
Gebruiken van de sluiterontspanner
afstandsbediening .................................................... 103
Gebruiken van een uitwendige flitser ...................... 104
Vereisten voor de externe flitsereenheid 104
Monteren van een externe flitsereenheid 104
Monteren van een verloopobjectief, een close-up
objectief of een filter ................................................. 106
Monteren van een verloopobjectief of een close-up
objectief 106
Gebruik van een filter 108
109 WEERGAVE
Elementaire weergave ............................................. 109
Weergeven van een film ...........................................110
Weergave van een panorama .................................. 111
Vergroten van het weergavebeeld ............................112
Weergave van het 9-beelden scherm.......................113
Selecteren van een specifiek beeld
op het 9-beelden scherm 114
Tonen van het histogram en andere beeldinformatie ..
115
Gebruik van de diavertoning (slide show) ................117
Afmetingen van een beeld heraanpassen ................118
119 WISSEN VAN BEELDEN
Wissen van het getoonde beeld ...............................119
Wissen van geselecteerde beelden......................... 120
Wissen van alle beelden in geselecteerde mappen ...
121
Wissen van alle onbeveiligde beelden .................... 122
123 BEHEER VAN BESTANDEN
Mappen en bestanden ............................................. 123
Mappen 123
Bestanden 124
Beveiligen van beelden tegen uitwissen ................. 125
Beveiligd maken van geselecteerde beelden 125
Beveiligd en onbeveiligd maken van alle beelden in
geselecteerde mappen 126
Beveiligd en onbeveiligd maken van alle bestanden 127
INLEIDING
5
DPOF........................................................................ 127
Maken van DPOF instellingen voor bepaalde beelden 128
Maken van DPOF instellingen voor bepaalde mappen 129
Maken van DPOF instellingen voor alle beelden op de
geheugenkaart 129
PRINT Image Matching II .......................................... 130
Exif Print ................................................................... 131
132 ANDERE INSTELLINGEN
Veranderen van de menutaal................................... 132
Installeren van een andere taalset 132
In- en uitschakelen van de bevestigingstoon .......... 136
137 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
Aansluiten op een televisietoestel ........................... 137
Selecteren van de video-uitgangssignaalfunctie 138
Aansluiten op een computer .................................... 139
Installeren van de software van de CD-ROM 139
Aangaande de gebundelde CD-ROM 139
Computersysteem vereisten 140
Installeren van de software van de CD-ROM in Windows
141
Installeren van software van de CD-ROM op een
Macintosh computer 143
Installeren van software 143
Overschrijven van bestanden naar een computer 147
Gebruiken van een geheugenkaart om beelddata
over te sturen ........................................................... 149
Geheugenkaartdata 150
DCF protocol 150
Geheugenkaart directorystructuur 151
Door de camera ondersteunde beeldbestanden 152
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van een
geheugenkaart bij een computer 153
Gebruik van de HTML kaartbrowser ........................ 154
Specificeren van het type kaartbrowser 154
Bekijken van de inhoud van een kaartbrowser bestand 156
Opslaan van kaartbrowser bestanden 158
159 REFERENTIE
Cameramenu’s ......................................................... 159
Opnamefunctie (REC) 159
Weergavefunctie (PLAY) 160
Functie instellingen .................................................. 161
Instellingen bij elke functie 161
Combinaties van de aandrijffunctie + belichtingsfunctie 162
Instellingen van de volautomatische functie............ 163
Menu instellingen 163
Niet-menu instellingen 163
Gids voor het oplossen van moeilijkheden.............. 164
Boodschappen 167
Technische gegevens .............................................. 169
INLEIDING
6
Voorbereidingen
2
Leg de batterijen in.
Stel de huidige tijd en datum in.
(pagina 29)
3
Steek de geheugenkaart in.
(pagina 37)
(pagina 43)
1
12
3
12 3
Snelreferentie
INLEIDING
7
1
Verwijder de lensdop
van de lens.
4
5
Zet de spannings-/func-
tieschakelaar op .
2
Richt de camera op het onderwerp,
voer de compositie van het beeld uit
op het beeldscherm en druk de slui-
terontspannertoets halverwege in
om scherp te stellen op het beeld.
Zet de belichtings-
functiedraairegelaar
op (volautomati-
sche functie).
3
Zet de aandrijffunctie
draaisregelaar op
(1-beeld).
6
Na gecontroleerd te hebben dat
werking van autofocus voltooid
is (de bedrijfsindicator licht
groen op), druk de sluiteront-
spannertoets geheel in om het
beeld op te nemen.
Opnemen van een beeld (pagina 45)
Gebruik de dioptriedraairegelaar om de zoeker
aan te passen aan uw gezichtsvermogen.
(pagina 51)
INLEIDING
8
Bekijken (weergeven) van een beeld (pagina 109)
Zet de spannings-
/functieschakelaar
op .
Druk de controletoets
naar links of rechts
om op het
beeldscherm door de
opgeslagen beelden
te bladeren.
2
1
INLEIDING
9
Wissen van een beeld (pagina 119)
Dubbelcheck dat u
het geselecteerde
beeld inderdaad
wilt wissen.
U kunt de functie voor
beeldwissen verlaten
door op AE-L te
drukken.
Druk de controletoets
naar beneden om
“Yes” (ja) te
selecteren en klik dan
op de controletoets.
Druk op AE-L .
Druk de controletoets
naar links of rechts om
door de opgeslagen
beelden te bladeren en
het beeld te tonen dat u
wilt wissen.
Zet de spannings-
/functieschakelaar
op .
2
4
1
5
3
INLEIDING
10
The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder voorbe-
houd en kan zonder voorafgaande mededeling worden
veranderd.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verant-
woordelijkheid voor schade of verlies voortvloeiend uit het
gebruik van deze gebruiksaanwijzing.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verant-
woordelijkheid voor verlies of eisen tot schadevergoeding
door derden die voortvloeien uit het gebruik van de QV-
5700.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk ge-
steld worden voor schade of verlies door u of door derden
door het gebruik van Photo Loader, Photohands en of Pa-
norama Editor.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verant-
woordelijkheid voor schade of verlies door het wissen van
data als gevolg van een defect, reparaties of het vervan-
gen van de accu. Zorg er altijd voor een reservekopie te
maken van belangrijke data op andere media om u in te
dekken tegen verlies.
CompactFlash
TM
en het logo zijn handelsmerken van
SanDisk Corporation.
• Windows, Internet Explorer en DirectX zijn geregistreerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van Apple
Computer, Inc.
Acrobat en Acrobat Reader zijn handelsmerken van Adobe
System Incorporated.
De USB driver (massa-opslag) gebruikt Phoenix
Technologies Ltd. software.
Compatibility Software Copyright
C
1997
Phoenix Technologies Ltd., alle rechten voorbehouden.
Namen van andere fabrikanten, producten en diensten die
gebruikt worden in deze gebruiksaanwijzing kunnen ook
handelsmerken of dienst merken zijn van anderen.
Photo Loader, Photohands en Panorama Editor zijn eigen-
dom van CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering
van het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en
andere gerelateerde rechten van deze applicaties aan
CASIO COMPUTER CO., LTD.
INLEIDING
11
Kenmerken
Hoge resolutie 5,0 mega beeldpunten CCD (5,36 beeld-
punten in het totaal)
Neem beelden op die alles verraden van een subtiele nu-
ances in huidkleur tot de fijnste details van natuurlijke land-
schappen.
Canon F2.0 lens met grote lensopening
Voorziet in een hoog contrast en de subtielste nuances.
Werelds eerste digital zachte scherpstelling.
Creëert verbazingwekkende effecten voor portretten en fo-
to’s van flora scènes.
Real-time histogram
Verkrijgt snel en gemakkelijk de belichting die u wilt zelfs
bij moeilijke lichtomstandigheden.
Eenvoudig te begrijpen controlepaneel
Instellingen waaronder de lensopening, de sluitersnelheid
en scherpstellen kunnen ogenblikkelijk worden bekeken
zelfs als het beeldscherm uitgeschakeld is.
Bediening via twee draaischijven
Een paar draaischijven maakt het uitvoeren van instellin-
gen van de aandrijffunctie en de belichtingsfunctie snel en
gemakkelijk.
Autofocus sensor
Verbetert de nauwkeurigheid van de autofocus tijdens op-
nemen bij weinig belichting.
Multigebied autofocus
Helpt om onscherpe delen in een beeld te voorkomen.
Scherpstelgebiedsuitbreiding
Maakt het gemakkelijker om de gewenste scherpstelling te
verkrijgen.
Beeldvoorvertoning
Geeft u onmiddellijke voorvertoning van het zojuist opge-
nomen beeld.
1.8-inch TFT kleuren LCD (HAST) beeldscherm met weinig
weerspiegeling
9.6X naadloze digitale zoom
3X digitale zoom, 3.2X digitale zoom
Aansluitmogelijkheid voor externe flitser
Geheugenkaartbeeldopslag
Ondersteunt CompactFlash kaarten (CF TYPE I/II) en de
IBM microdiskette.
Digital Print Order Format (DPOF)
Beelden kunnen gemakkelijk in de door u gewenste volg-
orde worden afgedrukt met een DPOF compatibele printer.
DPOF kan ook worden gebruikt voor het specificeren van
beelden en het aantal afdrukken van elk beeld door een
professionele drukkerij.
INLEIDING
12
PRINT Image Matching II Compatibel
Beelden omvatten PRINT Image Matching II data (functie
instelling en andere camera instelinformatie). Een printer
die PRINT Image Matching II ondersteunt, leest deze data
en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de beelden
er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze opnam.
DCF data opslag
Het DCF (Design rule for Camera File systemen) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
printers en andere digitale camera.
VIDEO OUT aansluiting
Voor aansluiting op een televisie voor het bekijken van
beelden op een groot scherm.
USB compatibiliteit
Voor aansluiting op een computer voor snel en gemakkelijk
overbrengen van beelden.
Software voor beeldbeheer en -manipulatie
De QV-5700 is voorzien van een gebundelde CD-ROM die
bol staat van nuttige software: Photo Loader voor het over-
brengen van beelden naar uw computer, Photohands* voor
het bewerken en afdrukken van beelden en Panaroma
Editor* voor het aan elkaar plakken van beelden tot een
panoramabeeld. Andere gebundelde…
* Alleen voor de Windows versie.
INLEIDING
13
Opnamekenmerken
Beste shotfunctie
pagina 76
Vijf scherpstelfuncties
Multigebied autofocus, puntmeten autofocus, handmatig,
oneindig, macro
pagina 62 to 65
Drie meerfuncties
Multi-patroon meten, centrum-georiënteerd meten,
puntmeten
pagina 68
Vijf belichtingsfuncties
Volautomatisch, programma AE, lensopening prioriteit AE,
sluitersnelheid prioriteit AE, handmatige belichting
pagina 82 – 87
Filmfunctie
pagina 93
Panoramafunctie
Plakt meerdere beelden aan elkaar voor een schitterend
panorama.
pagina 91
pagina 89
Automatische belichtingsgroepering
(AEB = Auto Exposure Bracketing)
Neemt automatisch meerdere beelden op bij verschillende
belichtingsinstellingen.
INLEIDING
14
Voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatrege-
len na te leven wanneer u de QV-5700 gebruikt.
Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar “deze ca-
mera” en “de camera” verwijzen naar de CASIO QV-5700
digitale camera.
Probeer nooit beelden op te nemen of de ingebouwde
display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het
besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of uw
eigen reparaties uit te voeren. Als de interne
hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit
gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en reparatie-
werkzaamheden altijd over aan door CASIO erkende
onderhoudswerkplaatsen.
Richt de flitser nooit op een persoon die een motorvoertuig
aan het besturen is. Dit kan hinder veroorzaken en het ge-
vaar op een ongeluk met zich meebrengen.
Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het
onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het
gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt
gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij ge-
bruik van de flitser dient de camera minstens één meter
van het onderwerp gehouden te worden.
Houd de camera uit de buurt van water en andere vloeistof-
fen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt het gevaar
op elektrische schok en brand met zich mee. Gebruik de
camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij de kust of op
het strand, in de badkamer, enz.
• Mocht een vreemd voorwerp of water de camera binnen-
dringen, schakel de camera dan onmiddellijk uit, haal de
netadapter uit het stopcontact en neem contact op met de
dealer of de dichtstbijzijnde CASIO onderhouds-
werkplaats. Als het gebruik van de camera onder deze
omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit het gevaar
op brand en elektrische schok met zich mee.
• Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de
camera, schakel de camera onmiddellijk uit, haal de
netadapter uit het stopcontact. Als het gebruik van de ca-
mera onder deze omstandigheden wordt voortgezet,
brengt dit het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee. Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit
de camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee
naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende onderhouds-
werkplaats. Probeer onderhoud en reparaties nooit zelf uit
te voeren.
Trek de netadapter minstens eens per jaar uit het stopcon-
tact en reinig het gedeelte bij de stekers van de stekker.
Stof kan zich ophopen rond de stekers en gevaar op brand
met zich meebrengen.
INLEIDING
15
Voorwaarden voor juiste werking
• Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0ºC en 40ºC.
Gebruik de camera niet en berg hem niet op op de vol-
gende plaatsen.
Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
In de omgeving van airconditionings, kachels of andere
plaatsen die blootstaan aan extreme temperaturen.
— Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder wan-
neer deze in de zon geparkeerd staat.
Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
Condens
Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of
op een andere manier blootstelt aan plotselinge verande-
ringen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid dat
condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op de
inwendige componenten. Condens kan defectieve werking
veroorzaken zodat u moet vermijden dat de hij blootstaat
aan omstandigheden die condens kunnen veroorzaken.
Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas tot-
dat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om dezelfde
temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft bereikt.
Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat de
camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is aan
een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de span-
ning uit, haal de netadapter uit het stopcontact en neem
contact op met de dichtstbijzijnde CASIO erkende
onderhoudswerkplaats.
Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan namelijk
tot een ongeluk leiden.
Materiële schade en defecten van deze camera kunnen er
toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data gewist
wordt. Maak altijd reservekopieën van data door ze over te
sturen naar het geheugen van een PC.
Open nooit het batterijvakdeksel, verbreek nooit de aan-
sluiting van de netadapter met de camera en trek deze
nooit uit het stopcontact terwijl u beelden aan het opnemen
bent. Niet altijd maakt dit het onmogelijk de huidige beel-
den op te nemen, het kan ook de andere beelddata be-
schadigen die reeds opgeslagen was in het geheugen van
de camera.
INLEIDING
16
Voorzorgsmaatregelen voor de lens
• Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
kan het maken van mooie opnemen belemmeren. Raak de
lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de
lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
De lens van de camera komt uit de behuizing bij inschake-
len van de spanning en trekt zich weer terug als u de span-
ning uit schakelt. Let erop de lens niet aan stoten of geweld
te onderwerpen en leg de camera nooit met de voorkant
naar beneden zodat de lens in aanraking komt met het
tafeloppervlak, enz. Vergeet ook niet de lensdop te verwij-
deren voordat u de spanning inschakelt.
Mocht u de spanning-/functieschakelaar op te zetten
terwijl de lensdop zich nog op de lens bevindt, dan ver-
schijnt de boodschap “LENS CAP” (lensdop) in de display
en wordt de spanning van de camera automatisch uitge-
schakeld. Mocht dit gebeuren, verwijder dan de lensdop en
probeer het nog eens.
• Verwijder nooit de batterijen en trek nooit de stekker van
de netadapter uit het stopcontact terwijl de lens in uitge-
trokken toestand is. Hierdoor blijft de lens in uitgetrokken
toestand staan en bestaat er gevaar op beschadiging van
de lens.
Betreffende de achtergrondverlichting
van de camera...
De camera is uitgevoerd met een TL lichtbron om de LCD
van achtergrondverlichting te voorzien.
• De normale levensduur van het achtergrondlicht is onge-
veer zes jaar als de camera gemiddeld ongeveer twee uur
per dag wordt gebruikt.
Mocht de LCD er ongewoon donker uitzien dan dient u de
camera naar de dealer of een CASIO erkende
onderhoudswerkplaats te brengen om de lichtbron te laten
vervangen. Merk op dat u voor het vervangen van het LED
achtergrondlicht in rekening wordt gebracht.
Als het bijzonder koud is, kan het achtergrondlicht enige
tijd nodig hebben om te branden of kan het licht er
roodachtig uitzien in het getoonde beeld. Deze omstandig-
heden duiden niet op een defect en de normale werking
zou weer verkregen moeten worden als de temperatuur
nabij de camera hoger wordt.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
17
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
Sluiterontspannertoets
(pagina 45)
Zoeker
(pagina 51)
Flitser
(pagina 55)
Aansluitingpaneeldeksel
(pagina 19)
Spanning-/
functieschakelaar
(pagina 35, 45)
Lens
(pagina 16)
Autofocussensor/
zelfontspannerindicator
(pagina 26)
Belichtingssensor
(pagina 60)
Selectiedraairegelaar
Indicatordisplay
(pagina 24)
Dit hoofdstuk bevat belangrijke informatie waarvan u op de hoogte dient te zijn voor het bedienen van de camera.
Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
Voorkant
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
18
Achterkant
(flitser) toets
(pagina 55)
(zelfontspanner) toets
(pagina 52)
MENU toets
(pagina 42)
DISP (display) toets
(pagina 24)
Zoomcontrolehendel
(vergroten/negen beelden)
(pagina 49, 75, 112, 113)
PREVIEW
(voorvertoning) toets
(pagina 54)
AE-L (AE vergrendel/wis)
toets
(pagina 55, 71, 119)
Beeldscherm
(pagina 22)
Flitseroplaadindicator
(pagina 26)
Bedrijfs-/
kaarttoegangsindicator
(pagina 25)
(meetfunctie)
toets
(pagina 68)
WB (witbalans) toets
(pagina 69)
FOCUS (scherpstel)
toets
(pagina 61)
Controletoets
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
19
Open het aansluitingpaneeldeksel
Zijkant Onderkant
Schroefgat
voor statief
Batterijvakdekselgrendel
(pagina 29)
Geheugenkaart
sleufdeksel
(pagina 37, 38)
DC IN 6V (6 V
gelijkstroom)
aansluiting
(pagina 33)
VIDEO OUT (video
uitgangs) aansluiting
(pagina 137)
DIGITAL (digitale)
aansluiting
(pagina 103)
Externe flitser
synchronisatie
aansluiting
(pagina 104)
Dioptriedraairegelaar
(pagina 51)
USB poort
(pagina 139)
Batterijvakdeksel
(pagina 29)
Kaartsleufdekselgrendel
(pagina 37, 38)
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
20
Functiedraairegelaars
Belichtingsfunctiedraairegelaar
Aandrijffunctiedraairegelaar
Aandrijffunctiedraairegelaar
Belichtingsfunctiedraairegelaar
AEB
Automatisch belichtingsgroepering (AEB)
Pagina 89
Doorlopende sluiiteropname Pagina 88
1-beeld opname Pagina 54
Filmopname Pagina 93
Panorama opname Pagina 91
M M functie (handmatige belichting) Pagina 87
S S functie (sluitersnelheid prioriteit AE) Pagina 85
A A functie (lensopening prioriteit AE) Pagina 84
P P functie (programma AE) Pagina 83
Volautomatische functie Pagina 82
Beste shotfunctie Pagina 76
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
21
Gebruik van de controletoets
Deze controletoets wordt gebruikt om items in het menu te
selecteren en de functie uit te voeren. Hieronder volgt de in
deze gebruiksaanwijzing gebruikte terminologie om de be-
diening van de controletoets te omschrijven.
Terminologie
Drukken
Klikken
Betekenis
Druk de controleregelaar met uw duim naar bo-
ven, beneden, naar links of naar rechts.
Druk de controleregelaar recht naar beneden
met uw duim todat de controleregelaar klikt.
Controletoets
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
22
Scherpstelbeeld
Scherpstellen voltooid: Groen
Scherpstelstoring: Rood
Geen geheugenkaart-
waarschuwing
Beeldschermindicators
Hierna volgt een omschrijving van de verschillende indicators en markeringen die op het beeldscherm van de camera verschijnen.
Opnamefunctie
Batterijcapaciteit
Datum en tijd
De datum van de huidige dag (vandaag)
verschijnt gedurende ca. 2 seconden in beeld.
Camera trilindicator
EV waarde
Aandrijffunctie indicator
1-beeld
Doorlopend
AEB
Film
Panorama
Zelfontspannerindicator
10 SEC., 2 SEC.
Kwaliteit
Fijn (FINE), Normaal (NORMAL),
Economisch (ECONOMY), TIFF
Geheugencapaciteit
(Resterende aantal
beelden dat kan
worden opgeslagen)
Beeldformaat
2560 x 1920 beeldpunten
2544 x 1696 beeldpunten
1600 x 1200 beeldpunten
1280 x 960 beeldpunten
640 x 480 beeldpunten
Belichtingsfunctie indicator
M functie: handmatige belichting
S functie: sluitersnelheid prioriteit AE
A functie: lensopening prioriteit AE
P functie: programma AE
Volautomatische functie
Beste shotfunctie
Meetfunctie indicator
Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd meten
Puntmeten
Autofocusbelichting (AE)
vergrendelingsindicator
Sluitersnelheids-
waarde
Bij een lensopening of
sluitersnelheid die
buiten het bereik ligt,
wordt de corresponde-
rende waarde in het
beeldscherm oranje.
Lensopeningwaarde
Beeldinformatie
Filmopname: opnametijd (seconden)
Panorama: aantal beelden (P1 - P10)
Scherpstelfunctie indicator
Multigebied autofocus
Punt autofocus
Handmatig scherpstellen
Oneindig
Macro
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
23
Weergavefunctie (PLAY)
Beeldbeveiligingsindicator
Mapnummer
Bestandsnummer
Beeldgrootte
Kwaliteit
Batterij-
capaciteit
Datum en tijd
Witbalansindicator
Daglicht
Schaduw
Gloeilamp
TL-verlichting
Handmatig
Zoomstaafindicator
Bovenste helft geeft
optische zoom aan.
Onderste helft geeft
digitale zoom aan.
Flitserfunctie indicator
Geen Automatisch
Flitser aan
Flitser uit
Reductie van rode ogen
De flitserindicator geeft aan dat de flitser flitst
(wanneer automatisch flitsen geselecteerd is.
Bestandsnaam/
bestandsnummer
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
24
Veranderen van de inhoud van het beeld-
scherm
Telkens bij indrukken van de DISP toets verandert de inhoud
van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.
Histogramdisplay aan
(pagina 74, 115)
DISP toets
Informatiedisplay aan
(pagina 22, 23)
DISP toets
Informatiedisplay uit
DISP toets
Beeldscherm uit
DISP toets
BELANGRIJK!
De histogram wordt niet getoond tijdens de film-
opname- (REC) of filmweergavefunctie (PLAY) (pa-
gina 93, 110)
Indicatordisplay
De indicatordisplay bovenaan de camera toont tijdens het
opnemen van beelden tevens verschillende indicators die u
op de hoogte houden van de huidige status van de camera.
De indicatordisplay is in het bijzonder handig wanneer het
beeldscherm uitgeschakeld is.
Lijn 3
Lijn 2
Lijn 1
Multi-gebied AF
indicator
Punt AF indicator
MF
Handmatige
scherpstelindicator
Oneindig indicator
Macrofunctie indicator
Flitser uit indicator
Flitser aan indicator
Rode ogen reductie
indicator
Line 1
Resterend aantal beelden/
bestandsnummer
Multi-patroon
meetindicator
Centrum-georiënteerde
meetindicator
Puntmeetindicator
Batterijcapaciteitindicator
Line 2 Lensopeningwaarde
Zelfontspannertijdinstelling
Belichtingscompensatie
Line 3
Sluitersnelheidwaarde/
EV waarde
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
25
Bedrijfsindicator
Bedrijfs-/kaarttoegangindicator
De bedrijfs-/kaarttoegangindicator
toont de status van de werking van
de camera zoals hieronder
beschreven.
Deze camera is klaar om op te nemen als de indicator uit is.
Gedeeltelijk indrukken van de sluiterontspannertoets
Opnamefunctie (REC)
Knippert
Eén van de volgende procedures vindt plaats:
starten, opslaan (van meerdere beelden),
filmopnamestandby
Kleur van
indicator
Groen
Bedrijfs-/
kaarttoegangindicator
Weergavefunctie (PLAY)
Aan
Autofocus is voltooid.
Autofocus werkt niet.
Kleur van
indicator
Groen
Rood
Knippert
Eén van de volgende procedures vindt plaats:
wissen, formatteren, batterijwaarschuwing,
genereren van kaartbrowser
Geheugenkaart is defect.
Kleur van
indicator
Groen
Rood
De bedrijfs-/kaarttoegangindicator blijft branden (groen)
terwijl het beeldscherm uitgeschakeld is tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
BELANGRIJK!
Open het geheugenkaartdeksel nooit terwijl de
bedrijfs-/kaarttoegangindicator aan het knipperen is.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
26
Flitseroplaadindicator
De flitseroplaadindicator gaat ook
branden en knipperen tijdens een
opnamefunctie zoals hieronder
beschreven.
BELANGRIJK!
De bedrijfs-/kaarttoegangindicator en de
flitseroplaadindicator knipperen in oranje voor onge-
veer één seconde wanneer de batterijen leeg aan het
raken zijn. Daarna zal de camera zichzelf in stappen
uitschakelen. Mocht dit gebeuren, vervang dan de
batterijen zo snel mogelijk.
Opnamefunctie (REC)
Gedeeltelijk indrukken van de sluiterontspannertoets
Kleur van indicator
Oranje
Aan
Flitser is klaar om te flitsen.
Kleur van indicator
Oranje
Knippert
Flitser is aan het opladen.
Flitseroplaadindicator
AF sensor/zelfontspannerindicator
De AF sensor/zelfontspannerindicator werkt automatisch
om te helpen met autofocus wanneer de belichting duister is.
Deze indicator knippert ook om het aftellen aan te geven tot-
dat de sluiter ontspant tijdens werking van de
zelfontspanner.
BELANGRIJK!
Autofocus met de AF sensor/zelfontspannerindicator
is mogelijk wanneer de afstand van de camera tot het
onderwerp minder dan ongeveer 2,5 meter bedraagt.
Wanneeer de AF sensor werkt terwijl multi-gebied
autofocus (AF) of punt AF gespecificeerd is als het
scherpstelgebied, zal de camera automatisch aanne-
men dat het scherpstelgebied het middengebied is
voor punt autofocus (AF). Zie pagina 62 en 63 voor
meer informatie.
Kijk niet direct naar de AF sensor/
zelfontspannerindicator en richt deze indicator niet di-
rect op de ogen van het onderwerp.
AF sensor/zelfontspannerindicator
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
27
BELANGRIJK!
• Zorg ervoor de halsriem om uw hals te houden wan-
neer u de camera aan het gebruiken bent om te voor-
komen dat hij onverhoeds valt.
• De meegeleverde halsriem is enkel bedoeld voor ge-
bruik met deze camera. Gebruik de halsriem niet voor
andere toepassingen.
Gebruik de halsriem nooit om de camera mee rond te
zwaaien.
Door de camera om uw nek te dragen waardoor deze
vrij kan bewegen kan gevaar op schade vormen als de
camera tegen andere voorwerpen aan botst. Er be-
staat ook het gevaar dat de camera tussen een deur
of andere voorwerpen klem komt te zitten, enz. het-
geen tot persoonlijk letsel leidt.
Houd deze camera buiten het bereik van kleine kinde-
ren in het bijzonder wanneer de halsriem gemonteerd
is. Er is kans op verstikking mocht de halsriem onver-
hoeds om de nek van een kind raken.
Bijstellen van de lengte van de halsriem
Stel de lengte van de halsriem bij m.b.v. de gesp.
Gesp
Gebruiken van de gebundelde accessoires
Vastmaken van de halsriem
Maak de halsriem vast aan de halsriemring zoals aangege-
ven in de onderstaande afbeelding.
Halsriemring Halsriemring
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
28
Gebruik van de lensdop
Houd de lensdop altijd op de lens als u de camera niet aan
het gebruiken bent. Houd de lensdop altijd op de lens wan-
neer de camera uitgeschakeld en de lens ingetrokken is.
Maak de lensdophouder vast aan de halsriem of aan de
haldriemring. Dit beschermt tegen eventueel verlies van de
lensdop.
BELANGRIJK!
Schakel de camera nooit in wanneer de lensdop zich
nog op de lens bevindt.
Grote lus
Lensdop
Kleine lus
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
29
Spanningsvereisten
Uw camera kan op twee verschillende stroombronnen wer-
ken zodat u ofwel batterijen maat AA ofwel netspanning van
het stopcontact kunt gebruiken.
Batterijen
• Vier alkaline batterijen maat AA: LR6
• Vier lithium batterijen maat AA: FR6
• Vier nikkelmetaalhydride oplaadbare batterijen maat AA:
NP-H3
Stopcontact
• Netadapter: AD-C620 (los verkrijgbaar)
• Netadapter/batterijenoplader: BC-3HA (los verkrijgbaar)
Inleggen van batterijen
Let er op dat de spanning van de camera uitgeschakeld is
wanneer u de batterijen inlegt of uitneemt.
1.
Op de onderkant van de
camera bevindt zich de
grendel van het batterijvak-
deksel. Schuif deze grendel
in de door de pijl aangegeven
richting en open zo het
batterijvakdeksel.
2.
Leg de batterijen in zodat de
plus (+) en min (–) uiteinden
(polen genoemd) zich bevin-
den zoals aangegeven in de
afbeelding.
3.
Sluit en druk op het batterij-
vakdeksel terwijl u de grendel
van het batterijvakdeksel
schuift in de richting van de
pijl om het deksel te vergren-
delen.
BELANGRIJK!
Gebruik nooit magnaanbatterijen. Gebruik enkel het
type batterijen dat specifiek genoemd worden in deze
gebruiksaanwijzing.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
30
Tips om de lading van de accu langer te laten mee-
gaan
Mocht u de flitser niet te hoeven gebruiken tijdens het op-
nemen, gebruik dan (pagina 55).
U kunt ook de stroomspaarinstellingen (pagina 35) gebrui-
ken om te beschermen tegen het nodeloos verbruiken van
batterijspanning wanneer u vergeet de camera uit te scha-
kelen.
U kunt ook batterijstroom besparen door het beeldscherm
uit te schakelen m.b.v. de DISP toets.
Richtlijnen voor de levensduur van de batterijen
De onderstaande waarden vormen een leidraad voor de te
verwachten levensduur van de batterijen bij standaard tem-
peratuur (25ºC) totdat de spanning automatisch uitgescha-
keld wordt doordat de batterijen zijn uitgeput. De richtlijnen
zijn echter geen garantie dat de batterijen inderdaad zolang
dienst zullen doen. Een lage omgevingstemperatuur zal bij-
voorbeeld de levensduur van de batterijen verkorten.
*1 Bij doorlopende opname
Normale temperatuur: 25ºC (77ºF)
Flitser: Off (uit)
Beeldscherm: On (aan)
Beeld wordt elke 10 seconden opgenomen met de vol-
gende handelingen: Inzoomen naar volledige groot-
hoek Autofocus Volledige inzoomen tot close-up
Autofocus Beeldopname
Bij opnemen van één beeld per minuut onder de bo-
venstaande omstandigheden loopt de levensduur
van de batterijen terug tot circa een zesde van de
bovenstaande waarde.
Type
Alkaline batterijen
LR6 maat AA
Lithium batterijen
FR6 maat AA
NiMH batterijen
NP-H3 maat AA
Doorlopende
weergave*
2
180 minuten
320 minuten
180 minuten
Doorlopende
opname*
1
75 minuten
(460 foto’s)
180 minuten
(1.130 foto’s)
90 minuten
(540 foto’s)
*2 Bij doorlopende weergave
Normale temperatuur: 25ºC (77ºF)
Door één beeld per 10 seconden bladeren
De bovenstaande waarde zijn gebaseerd op een nieuwe
accu die volledig opgeladen is. De levensduur van de accu
loopt terug naarmate hij vaker wordt opgeladen.
De levensduur van de accu hangt nauw samen met hoe
vaak u de flitser en de andere functie gebruikt en hoe lang
u de spanning ingeschakeld laat.
De bovenstaande waarden zijn enkel een benadering.
De bovenstaande richtlijnen zijn gebaseerd op de vol-
gende types batterijen:
Alkaline: MX1500 (AA) DURACELL ULTRA
Lithium: Energizer
* De levensduur van de batterijen verschilt per merk.
De levensduur van de batterijen hangt nauw samen met
hoe vaak u de flitser, de zoom en de andere functies ge-
bruikt en hoe lang u de spanning ingeschakeld laat staan.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
31
Herhalen van een cyclus van opnemen van één foto
per minuut voor tien minuten, gevolgd door weergave
voor één minuut met negen minuten uitschakelen van
de spanning (inschakelen, volledig uittrekken van de
lens, half intrekken van de lens, volledig uittrekken,
opnemen van beelden, spanning uit)
Flitser aan
Benadering van levensduur van de batterijen:8 minuten
(8 foto’s)
Betreffende oplaadbare batterijen
Gebruik enkel de nikkelmetaalhydride batterijen (NP-H3) die
speciaal aanbevolen worden voor gebruik met deze camera.
Juiste werking van de camera wordt niet gegarandeerd bij
het gebruik van andere oplaadbare batterijen.
Netadapter/oplader: BC-3HA
Nikkelmetaalhydride batterijen (set van 4 batterijen)/
snelladerset: BC-1HB4
Nikkelmetaalhydride batterijen (set van 4 batterijen):
NP-H3P4
BELANGRIJK!
• Let er op te allen tijde alle vier batterijen bij elkaar te
houden als een set zowel voor het opladen als het
voeden van de camera. Het mengen van batterijen
van verschillende sets kan de algehele levensduur
van de batterijen verkorten en zelfs problemen veroor-
zaken bij de camera.
Batterijen kunnen niet worden opgeladen terwijl ze in
de camera zijn geplaatst.
Levensduur van alkaline batterijen
De feitelijke levensduur van de alkaline batterijen wordt
beïnvloed door een aantal factoren, waaronder de fabrikant
van de batterijen, de hoeveelheid tijd die de batterijen door-
brengen in een opslagruimte voordat u ze gebruikt, de tem-
peratuur tijdens het opnemen en fotografische omstandighe-
den. In de regel worden litium batterijen of Ni-MH batterijen
aanbevolen die een langere levensduur hebben dan alkaline
batterijen.
De volgende voorbeelden geven aan hoe de levensduur van
alkaline batterijen verandert onder verschillende omstandig-
heden tijdens het opnemen.
Voorbeeld 1: als gebruik van de camera onderbroken wordt,
zal dit de levensduur van de batterijen verkorten.
Omstandigheden
Temperatuur: 25ºC
Herhalen van een cyclus van opnemen van één foto
per minuut voor tien minuten, gevolgd door weergave
voor één minuut met negen minuten uitschakelen van
de spanning (inschakelen, volledig uittrekken van de
lens, half intrekken van de lens, volledig uittrekken,
opnemen van beelden, spanning uit)
Flitser aan
Benadering van levensduur van de batterijen: 35 minuten
(32 foto’s)
Voorbeeld 2: Een lage temperatuur zal de levensduur van
de batterijen verkorten.
Omstandigheden
Temperatuur: 0ºC
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
32
Verwijder de batterijen als u de camera voor langer dan
twee weken niet van plan bent te gebruiken.
Probeer nooit niet-oplaadbare batterijen op te laden, sta
nooit directe verbinding toe tussen twee polen van een bat-
terij en porobeer batterijen nooit uit elkaar te nemen.
Stel de batterijen niet bloot aan een directe hittebron en
gooi ze niet weg als afval door ze te verbranden. Hierdoor
kan een explosie worden veroorzaakt.
Meng batterijen van verschillende makelij nooit.
Lege batterijen kunnen gaan lekken hetgeen ernstige
schade kan veroorzaken bij uw camera. Verwijder de bat-
terijen uit de camera zoals u bemerkt dat ze leeg zijn.
• De batterijen die de camera van stroom voorzien worden
gewoonlijk warm door het chemische proces binnenin.
Gebruik bij deze camera enkel LR6 (AM-3)
type alkaline of FR6 type lithium of Ni-MH
(nikkelmetaalhydride) droge celbatterijen.
Menge oude batterijen nooit met nieuwe. Hier-
door kunnen de batterijen gaan barsten of lek-
ken hetgeen het gevaar op brand en persoon-
lijk letsel in de hand kan werken.
Let er altijd op dat de plus (+) en min (–)
polemn van de batterijen in de juiste richting
wijzen zoals aangegeven door de markeringen
op de camera zelf. Mochten de batterijen on-
juist geplaatst worden dan kan dit barsten of
lekken van de batterijen veroorzaken hetgeen
het gevaar op persoonlijk letsel in de hand kan
werken of vlekken kan veroorzaken bij voor-
werpen in de omgeving.
Voorzorgsmaatregelen voor het hanteren
van de batterijen
Onjuist gebruik of verkeerde behandeling van de batterijen
kan er de oorzaak van zijn dat ze barsten of lekken waardoor
ze ernstige schade kunnen toebrengen aan uw camera.
Volg de volgende voorzorgsmaatregelen om problemen met
de batterijen te vermijden.
LET OP
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
33
Gebruik van netspanning
Gebruik de hieronder getoonde adapter om de camera van
spanning te voorzien via een normaal stopcontact.
Netadapter: AD-C620 (los verkrijgbaar)
Netadapter/oplader: BC-3HA (los verkrijgbaar)
De BC-3HA fungeert als een netadapter en als oplaad-
eenheid voor nikkelmetaalhydride batterijen maat AA. De
eenheid wordt geleverd met vier oplaadbare
nikkelmetaalhydride batterijen. Deze netadapter/oplaad-
eenheid kan gebruikt worden met elk stopcontact tussen
100 V en 240 V wisselspanning.
Lege batterijwaarschuwing
Het volgende toont hoe de batterijcapaciteitindicator op het
beeldscherm en de indicatordisplay verandert tijdens het
gebruik van de batterijen. Vervang alle vier batterijen zo snel
mogelijk nadat ze leeg geraakt zijn. Blijft u de camera ge-
bruiken terwijl het batterijniveau als aangegeven wordt,
dan zal de spanning automatisch uitgeschakeld worden.
Batterijcapaciteit
Hoog Laag
Beeldscherm
Indicatordisplay
6 V gelijkstroom ingangs-
aansluiting (DC IN 6V)
(aansluiting voor werking
op netspanning)
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
34
Mocht het snoer van de netadapter beschadigd raken (met
een blootliggende interne bedrading) laat deze dan ver-
vangen door een erkende CASIO onderhoudswerkplaats.
Een beschadigd netadaptersnoer brengt namelijk het ge-
vaar op brand en elektrische schok met zich mee.
• Zorg er altijd voor de spanning uit te schakelen voordat u
de adapter in het stopcontact steekt of hem er uit trekt.
Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u de
aansluiting met de netadapter verbreekt zelfs als er batte-
rijen ingelegd zijn bij de camera. Doet u dat niet dan zal de
camera zichzelf automatisch uitschakelen wanneer u de
aansluiting met de netadapter verbreekt. Daarnaast loopt u
ook gevaar dat de camera beschadigd raakt als u de aan-
sluiting van de netadapter verbreekt zonder eerst de span-
ning uitgeschakeld te hebben.
Na lang gebruik kan de netadapter warm worden. Dit is
normaal en geen reden tot ongerustheid.
• Schakel de camera uit en trek de netadapter uit het stop-
contact na gebruik van de camera.
De camera schakelt automatisch over naar werking op net-
spanning wanneer de netadapter in de camera gestoken
wordt.
• Gebruik altijd de netadapter om de camera van stroom te
voorzien wanneer deze op een computer aangesloten is.
Voorzorgsmaatregelen voor de netadapter
Gebruik nooit een stopcontact waarvan de
spanning buiten het spanningsbereik valt dat
aangegeven is op de netadapter. Dit kan na-
melijk gevaar op brand en elektrische schok
veroorzaken. Gebruik enkel de netadapter die
gespecificeerd is voor deze camera.
Sta niet toe dat het netsnoer van de netadapter
doorgesneden of beschadigd wordt, plaats er
geen zware voorwerpen op en houd het uit de
buurt van warmtebronnen. Een beschadigd
netsnoer kan namelijk gevaar op brand en
elektrische schok veroorzaken.
Knutsel nooit aan het netsnoer van de
netadapter, buig of draai het niet te veel en trek
en draai er niet te hard aan. Dit brengt namelijk
het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Raak de netadapter nooit met natte handen
aan. Dit kan namelijk gevaar op elektrische
schok met zich meebrengen.
Stel verlengsnoeren en stopcontacten niet
bloot aan overlading. Dit brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met zich
mee.
LET OP
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
35
Stroomspaarinstellingen
U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om accustroom te besparen via de sluimertijd en automati-
sche stroomonderbreker.
AUTO POWER OFF (automatische stroomonderbreker)
De automatische stroomonderbreker schakelt de spanning
van de camera automatisch uit als hij gedurende langer
dan vijf minuten niet gebruikt wordt tijdens de weergave-
functie (PLAY). Tijdens de opnamefunctie (REC) kunt u de
automatische stroomonderbreker instellen om de spanning
na twee minuten of vijf minuten uit te schakelen.
SLEEP (sluimer)
Het beeldscherm raakt in de sluimertoestand als er tijdens
de opnamefunctie (REC) voor een bepaalde tijd geen be-
diening wordt uitgevoerd. Bij indrukken van een toets zal
het beeldscherm onmiddellijk aangaan en kan normale
werking weer plaatsvinden. U kunt 30 seconden, 1 minuut
of 2 minuten specificeren als de tijd voordat de sluimer-
toestand geactiveerd wordt of u kunt deze instelling in het
geheel uitschakelen.
In- en uitschakelen van de camera
Draai aan de spanning-/functieschakelaar om de camera in
en uit te schakelen.
:Schakelt de spanning in en schakelt de opname-
functie (REC) in.
: Schakelt de spanning in en schakelt de weergave-
functie (PLAY) in.
OFF : Schakelt de spanning uit.
BELANGRIJK!
Zet de spanning-/functieschakelaar nooit op ter-
wijl de lensdop zich op de lens bevindt.
Zet de spanning-/functieschakelaar nooit op ter-
wijl de camera met de lens naar beneden ligt.
Mocht de spanning uitgeschakeld worden door de au-
tomatische stroomonderbreker draai dan de span-
ning-/functieschakelaar op de OFF stand en vervol-
gens weer terug op of .
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
36
Configureren van de stroomspaarinstellingen
1.
Zet de spanning-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Druk de controletoets naar boven of naar be-
neden om “Power Save” (stroombesparing) te
selecteren en druk de controletoets vervol-
gens naar rechts.
4.
Druk de controletoets naar boven of naar be-
neden om het item te selecteren waarvan u de
instellingen wilt veranderen en druk de
controletoets vervolgens naar rechts.
Selecteer “Auto Power Off” (automatische stroom-
onderbreker) om instellingen te maken voor de auto-
matische stroomonderbreker.
Selecteer “Sleep” (sluimer) om instellingen voor de
sluimertoestand te maken.
5.
Druk bij het scherm dat verschijnt de controle-
toets naar boven of naar beneden om de ge-
wenste instelling uit te voeren en klik vervol-
gens op de controletoets om de instelling toe
te passen.
Instellingen voor de automatische stroomonder-
breker: “2 min” “5 min”
Instellingen voor de sluimertoestand: “Off” (uit) “30
sec” “1 min” “2 min”
6.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
Tijdens de weergavefunctie (PLAY) is de activatietijd
voor de automatische stroomonderbreker vast inge-
steld op vijf minuten.
De sluimerfunctie werkt niet tijdens de weergave-
functie (PLAY).
Bij indrukken van een toets zal het beeldscherm on-
middellijk aangaan en kan normale werking weer
plaatsvinden.
De automatische stroomonderbreker geniet prioriteit
als u “2 min” ingesteld heeft voor zowel de sluimertijd
als de automatische stroomonderbrekertijd. Dit bete-
kent dus dat de camera uitgeschakeld wordt als u
geen bediening uitvoert gedurende circa twee minu-
ten tijdens de opnamefunctie (REC).
De automatische stroomonderbreker wordt automa-
tisch uitgeschakeld tijdens één van de volgende om-
standigheden:
Wanneer een dia show aan het spelen is.
— Wanneer u bediening aan het uitvoeren bent op
een computer die aangesloten is op de USB poort
van de camera.
Wanneer de netadapter aangesloten is op de ca-
mera.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
37
2.
Met de kant van de geheugenkaart waarop een
pijl staat afgebeeld die in de richting van de
geheugenkaartsleufdeksel wijst, schuift u de
kaart zover mogelijk in de camera.
Als de uitwerptoets ingedrukt is, druk deze dan naar
binnen alvorens de geheugenkaart in de sleuf te
schuiven.
3.
Sluit het geheugenkaartsleufdeksel.
Geheugenkaart
Deze camera ondersteunt het gebruik van een
CompactFlash geheugenkaart (CF TYPE I/II) of een IBM
Microdrive voor het opslaan van beelden. Merk op dat alle
verwijzingen naar de ‘geheugen’ kaart in deze handleiding
refereren aan zowel een CompactFlash geheugenkaart als
een IBM Microdrive tenzij anders vermeld.
BELANGRIJK!
Zorg ervoor dat de spanning van de camera uitgeschakeld
is voordat u een geheugenkaart insteekt of uitneemt.
Bij insteken van een geheugenkaart in de camera dient u
er op te letten dat de juiste zijde naar boven wijst en dat
u de kant met de aansluiting in de camera steekt. Steek
een kaart nooit met geweld naar binnen daar dit zowel
de kaart als de camera zelf kan beschadigen.
Insteken van een geheugenkaart in de camera
1.
Schuif de grendel van het het kaartsleufdeksel
in de door de pijl aangegeven richting en open
het kaartsleufdeksel.
Grendel van
kaartsleufdeksel
Geheugen-
kaartsleuf-
deksel
Uitwerptoets
Kant gemarkeerd met
een pijl
Kant gemarkeerd
met een pijl dient
in de richting te
wijzen van de
geheugenkaart-
sleufdeksel.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
38
5.
Sluit het geheugenkaartsleufdeksel.
BELANGRIJK!
Steek enkel geheugenkaarten in de geheugenkaart-
sleuf van de camera. Het insteken van andere types
kaarten kan namelijk defecten veroorzaken.
Mocht water of een ongepast voorwerp toch de kaart-
sleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk de ca-
mera uit, haal de stekker uit het stopcontact en neem
contact op met de dealer of met de dichtstbijzijnde
CASIO onderhoudswerkplaats.
Werp de kaart nooit uit terwijl de kaartsleuf naar bene-
den wijst. Hierdoor kan de geheugenkaart vallen het-
geen de data of de kaart zelf kan beschadigen.
Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de
bedrijfs-/kaarttoegangindicator aan het knipperen is.
Hierdoor kunnen opgeslagen data verloren gaan of de
geheugenkaartdata beschadigd raken.
Verwijderen van een geheugenkaart uit
de camera
1.
Schuif de grendel van het kaartsleufdeksel in
de door de pijl aangegeven richting en open
het kaartsleufdeksel.
2.
Druk op de uitwerptoets
zodat deze uit de camera
steekt.
3.
Druk nogmaals op de uit-
werptoets om de kaart uit te
werpen.
4.
Verwijder de geheugenkaart.
Uitwerptoets
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
39
Formatteren van een geheugenkaart
U kunt een geheugenkaart formatteren om alle data uit te
wissen die zijn opgeslagen op de kaart.
BELANGRIJK!
• Het formatteren van een geheugenkaart wist alle be-
standen, inclusief als sommige of alle bestanden be-
veiligd zijn (pagina 125).
Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
décorbestanden van de beste shotfunctie die u heeft
geïmporteerd van de CD-ROM en opgeslagen heeft
op de kaart. Na het formatteren van de kaart dient u
de gewenste décorbestanden weer opnieuw te impor-
teren naar de geheugenkaart (pagina 77).
Merk op dat data die gewist is door formatteren van
een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen!
Controleer dus dat u geen enkele data op de
geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat
formatteren.
1.
Zet de spannings-functieschakelaar op of
.
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Format” (formatteren) en druk ver-
volgens de controlertoets naar rechts (pagina
42).
4.
Druk in antwoord op de bevestigings-
boodschap die verschijnt de controletoets
naar boven of naar beneden om “Yes” te selec-
teren om te formatteren en “No” om deze pro-
cedure te verlaten en klik vervolgens op de
controletoets om die keuze uit te voeren.
Yes (ja) :Formatteert de geheugenkaart.
No (nee) :Formatteert de geheugenkaart niet.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
40
Voorzorgsmaatregelen voor de
geheugenkaart
Bij deze camera kunnen beelden niet opgenomen tenzij
een geheugenkaart geïnstalleerd is.
Gebruik enkel CASIO of SanDisk CompactFlash kaarten of
een IBM Microdrive. Voor andere geheugenkaarten wordt
een juiste werking niet gegarandeerd.
Statische elektriciteit, elektrische storing en andere
elektrotechnische fenomenen kunnen er de oorzaak van
zijn dat data beschadigd wordt en zelfs verloren gaan. Zorg
er altijd voor op welke wijze dan ook een backup van be-
langrijke data te maken op andere media.
Problemen met een geheugenkaart kunnen vaak verhol-
pen worden door de kaart opnieuw te formatteren. Het
formatteren van een geheugenkaart wist echter alle data
die er op staan maar u kunt een computer gebruiken om de
beelden die u wilt behouden op te slaan op de harde schijf
van de computer voordat u de geheugenkaart gaat
formatteren. Mocht u van plan zijn om beelden op te ne-
men terwijl u geen toegang heeft tot een computer, dan is
het een goed idee om één of twee extra geheugenkaarten
mee te nemen in het geval u onverwacht problemen krijgt
met de geheugenkaart.
Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren
als u deze er van verdenkt beschadigde beelddata te be-
vatten (door een RECORD ERROR (opnamefout)),
vreemde beeldkleuren, verminkte beelden, enz.) of voor-
dat u een geheugenkaart voor de eerste maal in gebruik
neemt.
Voordat u de formaatfunctie gebruikt, dient u eerst de
netadapter aan te sluiten of een nieuwe set aanbevolen
batterijen in de camera te leggen.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
41
De Microdrive werkt mogelijk niet op plaatsen waar de
luchtdruk laag is. Om deze reden wordt het gebruik afgera-
den bij grote hoogten.
Een Microdrive verbruikt veel meer elektrisch vermogen
dan een CompactFlash kaart. Afhankelijk van het gebruik
van de Microdrive kan dit de levensduur van de batterijen
fiks verkorten. Bij het gebruiken van alkaline batterijen kun-
nen bepaalde bedieningshandelingen en bepaalde batterij-
merken er toe leiden dat de batterijen leeg raken vrijwel
onmiddellijk na inleggen van nieuwe. Bij het gebruik van
een Microdrive wordt het daarom aanbevolen dat u oplaad-
bare nikkelmetaalhydride batterijen of lithiumbatterijen ge-
bruikt om de camera te voeden.
Naarmate de batterijen leger raken duurt de tijd tussen fo-
to’s langer. Deze langere tijd is ervoor om de Microdrive te
beschermen.
Bij defecten van de Microdrive
• Neemt contact op met de oorspronkelijke Microdrive han-
delaar of de dealer die vermeld wordt in de documentatie
van de Microdrive.
CASIO verleent geen diensten of onderhoud voor de
Microdrive.
Merk op dat CASIO geen verantwoordelijkheid draagt voor
het verlies van data wanneer u de Microdrive gebruikt.
Deze camera ondersteunt het gebruik van een
CompactFlash kaart en de Microdrive. Het dient echter te
worden opgemerkt dat het uitwerpen van een Microdrive
uit de camera relatief moeilijker is dan van een
CompactFlash kaart.
Voorzorgsmaatregelen bij de IBM Micro-
drive
CASIO heeft getest en bevonden dat de IBM Microdrive
compatibel is met deze camera. Echter u dient de volgende
belangrijke punten in ogenschouw te houden bij het gebruik
van de IBM Microdrive.
• Zorg ervoor alle documentatie te lezen die met de Micro-
drive meegeleverd wordt alvorens deze in gebruik te ne-
men.
Merk op dat de Microdrive warm wordt tijdens het gebruik.
Wees voorzichtig wanneer u hem uit de camera haalt.
Wees voorzichtig geen grote druk uit te oefenen op de
labelkant van de Microdrive wanneer u deze uit de camera
neemt. Een te harde druk kan de interne componenten be-
schadigen en defecten veroorzaken.
Schakel de cameraspanning nooit uit en stel de camera
nooit bloot aan harde stoten als de bedrijfs-
kaarttoegangindicator aan het knipperen is. Dit kan defec-
ten bij de Microdrive veroorzaken.
De Microdrive is een bijzonder precies stukje techniek. Als
de camera valt kan dit leiden tot defecten aan de Micro-
drive zelfs als de camera niet beschadigd raakt. Neem dus
nog extra voorzorgsmaatregelen bij het hanteren wanneer
een Microdrive is geïnstalleerd.
• De Microdrive heeft een bijzonder grote opslagcapaciteit.
Om deze reden kunnen bepaalde handelingen een lange
tijd duren om uit te voeren.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
42
Menuschermen
Door indrukken van MENU verschijnt het menuscherm. De
inhoud van het menuscherm hangt af van of u de weergave-
functie (PLAY) of de opnamefunctie (REC) ingeschakeld is.
De volgende procedure toont de bediening bij de opname-
functie (REC) als voorbeeld.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
Zet de spannings-/functieschakelaar op om menu-
bediening uit te voeren tijdens de weergavefunctie
(PLAY).
2.
Druk op MENU.
Zie de “Cameramenu’s” op pagina 159 voor meer informa-
tie aangaande de inhoud van het menu.
3.
Druk de controletoets naar boven of naar be-
neden om het gewenste menu item te selecte-
ren en druk daarna de controletoets naar
rechts.
Doe dan dit:
Druk de controletoets naar
boven of naar beneden.
Druk de controletoets
naar rechts.
Klik op de controletoets.
Druk op MENU.
Als u dit wilt doen:
Selecteren van een menu item.
Tonen van details van het
geselecteerde menu item.
Voer het geselecteerde item uit.
Ga terug naar het vorige scherm.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
43
Instellen van de datum en tijd
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op of
op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Date” (datum) en druk de controle-
toets vervolgens naar rechts.
4.
Selecteer “Adjust” (bijstellen) en druk de
controletoets vervolgens naar rechts.
5.
Selecteer en verander de cijfers op het scherm
om de huidige datum en tijd in te stellen.
Instellen van de huidige datum en tijd
Gebruik de volgende procedure om de huidige datum en tijd
in te stellen en om het datumformaat te selecteren.
Bij het opnemen van een beeld worden de tijd en datum
geregisteerd bij het opgenomen beeld in overeenstemming
met de data van de ingebouwde klok van de camera. U kunt
zelfs de tijdstempelfunctie gebruiken om de datum en tijd te
“stempelen” in het beeld (pagina 100).
BELANGRIJK!
• De tijd- en datuminstellingen worden gewist wanneer
de camera voor 24 uur zonder batterijen en net-
spanning alleen wordt gelaten. Mocht dit gebeuren
schakel dan de spanning opnieuw in en stel de tijd en
datum opnieuw in voordat u de camera weer gebruikt.
Als de tijddisplay knippert betekent dit dat de instellin-
gen voor de tijd en de datum (klok) gewist zijn. Volg de
procedure op deze pagina om de instellingen voor de
correcte datum en tijd te maken.
Als u de bij de camera ingebouwde klok niet instelt op
de huidige datum en tijd dan zullen alle beelden opge-
nomen worden met de dafault datum en tijd wat waar-
schijnlijk niet de juiste datum en tijd van dat moment
is. Zorg er dus voor de klok correct in te stellen voor-
dat u de camera gebruikt.
Paars
selectie-
kader
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
44
Selecteren van het datumformaat
U kunt de volgende procedure gebruiken om één van drie
verschillende datumformaten te selecteren.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op of
op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Date” (datum) en druk de controle-
toets vervolgens naar rechts.
4.
Selecteer “Date Style” (datumstijl) en druk de
controletoets vervolgens naar rechts.
5.
Druk de controletoets naar boven of naar be-
neden om de te gebruiken instelling te selecte-
ren en klik op de controletoets om de instelling
uit te oefenen.
Voorbeeld: 23 oktober, 2002
Year/Month/Day (jaar/maand/dag): 02/10/23
Day/Month/Year (dag/maand/jaar): 23/10/02
Month/Day/Year (maand/dag/jaar): 10/23/02
6.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
Doe dan dit:
Druk de controletoets
naar links of naar rechts.
Druk de controletoets
naar boven of naar
beneden.
Als u dit wilt doen:
Verplaatsen van het selectiekader
Verhogen of verlagen van de
waarde waar het selectiekader
zich bevindt.
6.
Klik op de controletoets om de instellingen uit
te oefenen.
7.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
45
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het opnemen
van beelden m.b.v. de volautomatische functie. Tevens wor-
den de elementaire instellingen van de camera uitgelegd.
Gebruik van de volautomatische functie
De volautomatische functie maakt het makkelijk voor
absolute beginners om telkens weer mooie digitale beelden
op te nemen. De camera maakt de instellingen voor het
scherpstellen, de sluitersnelheid, de lensopening, de flitser,
enz. overeenkomstig de helderheid van het onderwerp.
BELANGRIJK!
• Tijdens de volautomatische functie werken geen van
de toetsen behalve de sluiterontspannertoets, DISP
de zoomcontroleregelaar en . Zie “Programma AE
vergeleken met volautomatisch” op pagina 83 voor
meer informatie.
1.
Verwijder de lensdop voordat u de camera in-
schakelt.
2.
Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op
(volautomatische functie).
3.
Zet de aandrijffunctie draairegelaar op
(1-beeld).
Sluiterontspannertoets
4.
Zet de spannings-/functie-
schakelaar op .
:
Schakelt de spanning in en
de opnamefunctie (REC) aan.
:Schakelt de spanning in en
de weergavefunctie (PLAY)
aan.
OFF : Schakelt de spanning uit.
5.
Voer compositie van het beeld uit terwijl u er
op het beeldscherm naar kijkt.
Als u er de voorkeur aan geeft om de optische zoeker
te gebruiken om de compositie van het beeld uit te
voeren dan kunt u op DISP drukken om het beeld-
scherm uit te schakelen.
6.
Druk de
sluiterontspannertoets
halverwege ingedrukt en
voer op die manier auto-
focus uit.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
46
Let er op dat u de lens en
de sensor niet met uw
vingers blokkeert terwijl u
de camera vast houdt.
7.
Druk de
sluiterontspannertoets
geheel in om het beeld
op te nemen na eerst
gecontroleerd te
hebben dat het beeld
scherp is.
Opgenomen beelden worden tijdelijk opgeslagen in
een buffer waarvan ze worden opgeslagen op de
geheugenkaart. U kunt foto’s blijven nemen zolang er
nog ruimte in de buffer beschikbaar is.
Het aantal beelden dat u kunt opslaan in de camera
hangt af van het opslagmedium en de gebruikte instel-
ling voor de beeldkwaliteit (pagina 95, 169).
Druk om handbewegingen te voorkomen de
sluiterontspannertoets voorzichtig in.
Als u dit ziet:
Scherpstelkader: groen
Bedrijfs-/kaarttoegangindicator:
groen
Scherpstelkader: rood
Bedrijfs-/kaarttoegangindicator:
rood
Betekent dat het
volgende:
Er is scherp gesteld op
het beeld.
Er is niet scherp gesteld
op het beeld.
Door indrukken van de sluiterontspannertoets ver-
schijnt het scherpstelkader op het beeldscherm (pa-
gina 62).
De multi-gebied autofocus (pagina 62) stelt automa-
tisch scherp op het beeld en toont de sluitersnelheid-
en lensopeningwaarden.
U kunt achter de status van
de autofocusbediening
komen door de kleur te
bekijken van het
scherpstelkader en de status
van de bedrijfs-/
kaarttoegangindicator.
Bedrijfs-/
kaarttoegangindicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
47
Opname voorzorgsmaatregelen
Verwijder de batterijen nooit, ontkoppel de netadapter
nooit en verwijder de geheugenkaart nooit uit de camera
terwijl beelden opgeslagen worden op de geheugenkaart.
Doet u dit toch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren
gaan maar kunnen de reeds in het camerageheugen opge-
slagen beelden ook beschadigd raken.
TL-verlichting knippert met een frequentie die niet waarge-
nomen kan worden door het menselijk oog. Bij gebruik van
de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting aanstaat, kunt
u bepaalde problemen ondervinden met de helderheid of
met de kleuren.
Scherpstellen
De volautomatische functie maakt gebruik van mulit-gebied
AF die drie afstanden meet en automatisch scherpstelt op
het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt.
Merk op dat het scherpstelbereik ongeveer tussen 30 cm en
(oneindig) is.
BELANGRIJK!
Tijdens het gebruik van de volautomatische functie
kunt u geen andere methode voor scherpstellen se-
lecteren (pagina 61).
BELANGRIJK!
Onder elk van de volgende omstandigheden ver-
schijnt de boodschap “One moment please….” (een
momentje a.u.b. ) in de display nadat u elk beeld op-
genomen heeft en het beeld weggeschreven wordt
naar de geheugenkaart.
Wanneer u TIFF (ongecomprimeerde) beelden
aan het opnemen bent (pagina 95).
Wanneer u een filmpje of een panorama foto aan
het opnemen bent (pagina 91 en 93).
Wanneer u bepaalde beste shot décorinstellingen
gebruikt (pagina 76).
Wanneer de lage batterijwaarschuwing in de
display getoond wordt terwijl u een CompactFlash
kaart gebruikt (pagina 33).
Wanneer de lage batterijwaarschuwing in de
display getoond wordt terwijl u een IBM Microdrive
gebruikt (pagina 33).
Bij het opnemen met de volautomatische functie zal
een aantal instellingen van de camera automatisch in-
gesteld worden in overeenstemming met de condities.
Zie “Instellingen van de volautomatische functie” op
pagina 163 voor meer informatie.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
48
Opnemen van beelden terwijl de batte-
rijen bijna leeg zijn
Ter beveiliging tegen onverwachts verlies van beelddata
wordt elk beeld direct naar de geheugenkaart opgenomen
(zonder eerst naar de buffer te gaan) wanneer het batterij-
niveau aangegeven wordt als of lager. De boodschap
Press to cancel save” ( indrukken om het op-
slaan te annuleren) verschijnt op het beeldscherm tijdens
het opslaan tijdens deze condities. Zolang u niet op DISP
drukt zal het opslaan worden voortgezet en zal enkele se-
conden duren tot voltooiing.
Drukt u op DISP terwijl de boodschap “ Press to cancel
save” ( indrukken om het opslaan te annuleren) ge-
toond wordt dan zal het opslaan van het beeld geannuleerd
worden.
Mocht u een Microdrive in de camera hebben zitten dan zal
de bovenstaande boodschap reeds worden getoond wan-
neer het batterijniveau als of lager wordt aangegeven.
De boodschap “ Press to cancel save” ( indruk-
ken om het opslaan te annuleren) verschijnt ook tijdelijk
tijdens de panoramafunctie, de filmfunctie en wanneer u
bepaalde beste shot décorinstellingen gebruikt. In dit geval
geeft de boodschap niet aan dat de batterijspanning laag
is.
• De hierboven beschreven boodschap verschijnt niet wan-
neer het beeldscherm uitgeschakeld is.
Aangaande autofocus
Autofocus heeft de neiging niet goed te werken bij het opne-
men van de onderstaande types onderwerpen.
Muren met een effen kleur of onderwerpen met weinig con-
trast
Onderwerpen met sterk tegenlicht
• Gepoetst metaal of andere helder reflecterende voorwer-
pen
• Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich horizon-
taal repeteren.
• Meervoudige beelden die zich op verschillende afstanden
van de camera bevinden
Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
Bewegende onderwerpen
Autofocus kan mogelijk ook niet goed werken als de camera
wordt als de camera bewogen wordt of trilt.
Vastzetten van de scherpstelafstand
Afhankelijk van de condities op dat moment staan een
groene bedrijfs-/kaarttoegangindicator en scherpstelkader
niet noodzakelijkerwijze garant voor een scherp beeld.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
49
Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie (REC)
• Het daadwerkelijke beeld wordt opgenomen overeenkom-
stig de beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment gese-
lecteerd zijn bij uw camera. Het beeld dat in het geheugen
opgeslagen wordt heeft een veel beter resolutie en beter
detail dan het beeld van het schermbeeld tijdens de
opnamefunctie (REC).
Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp kun-
nen de respons van het beeldscherm tijdens de opname-
functie (REC) doen vertragen hetgeen statische ruis ver-
oorzaakt op het beeldscherm.
Gebruiken van de optische zoom
De optische zoom vergroot het beeld door de brandpunt-
afstand van de lens te veranderen. U kunt inzoomen op een
beeld met een zoomfactor variërend van 1 (normale grootte)
tot 3 (drie maal de normale grootte).
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk de zoomcontrole-
regelaar naar boven in de
richting van (telefoto)
om op het onderwerp
in te zoomen of naar
beneden in de richting van
(groothoek) om uit
te zoomen.
Zoomcontroleregelaar
(telefoto) (groothoek)
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
50
OPMERKINGEN
De optische zoomfactor heeft ook invloed op de lens-
opening.
• De lensopeningwaarde aangegeven op de camera is
de lensopening wanneer de optische zoom 1X is. Bij
gebruik van een hogere optische zoominstelling zal dit
een hogere lensopeningwaarde (kleinere lens-
opening) geven.
• Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te
behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken
van de telefotostand (inzoomen).
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
51
Het beeldscherm gaat automatisch aan wanneer de hand-
matige scherpstelfunctie of de macrofunctie ingeschakeld
is. Gebruik het beeldscherm voor de compositie van beel-
den tijdens de handmatige scherpstelfunctie of de
macrofunctie.
U kunt de dioptriedraairegelaar gebruiken om het beeld in
het zoekerscherm aan te passen aan uw gezichtsvermo-
gen.
Gebruiken van de zoeker voor opnemen
De onderstaande afbeeldingen tonen wat u ziet wanneer u
door de zoeker kijkt om de compositie van een beeld te ma-
ken voor het opnemen.
Merk op dat het scherpstelbereikkader enkel van toepassing
is bij onderwerpen die ongeveer drie meter verwijderd zijn.
Er wordt een ander scherpstelbereik gebruikt bij onderwer-
pen die zich ofwel dichterbij danwel verder af bevinden. Om
deze reden dient u over te schakelen op de handmatige
scherpstelfunctie (MF) of de macrofunctie ( ) wanneer de
afstand tussen de camera en het onderwerp 30 cm is of min-
der (pagina 64, 65).
BELANGRIJK!
Scherpstellen van het zoekerbeeld is gedeactiveerd
terwijl de camera is uitgeschakeld of wanneer de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is.
Scherpstelkader
Scherpstel-
bereikkader
Korte afstand tot onderwerp
Dioptriedraairegelaar
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
52
Selecteer deze
instelling:
Geen display
10SEC
2SEC
Om dit te doen:
Schakel de zelfontspanner uit
Neem voor tien seconden op na
indrukken van de sluiterontspannertoets.
Neem voor twee seconden op na
indrukken van de sluiterontspannertoets.
3.
Druk op de sluiterontspannertoets om het af-
tellen van de zelfontspanner te starten.
De AF sensor/zelfontspannerindicator gaat knipperen
terwijl de seconden worden afgeteld. Als u het beeld-
scherm ingeschakeld heeft worden de seconden afge-
teld op het scherm.
Druk de sluiterontspannertoets in om het aftellen tus-
sentijds te onderbreken.
OPMERKINGEN
De anti-trilling stabilisator is geactiveerd wanneer u
een langzame sluitersnelheid en de twee-seconden
zelfontspanner op tegelijkertijd gebruikt.
U kunt de zelfontspanner niet in combinatie met de
doorlopende sluiterfunctie (Continuous Shutter Mode)
gebruiken.
Gebruiken van de zelfontspanner
U kunt de zelfontspanner instellen op één van de twee start-
tijden.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op om de ge-
wenste zelfontspannertijd
in te stellen.
Zelfontspanner instellingen:
Telkens bij indrukken van wordt naar de volgende
instelling van de zelfontspanner doorgegaan zoals
hieronder aangegeven.
Zelfontspanner
Tijd
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
53
Bij het opnemen van portret-oriëntatie beelden, dient
u de camera zo recht mogelijk omhoog te houden, zo-
als aangegeven in de onderstaande afbeelding. Door
de camera in een hoek te houden kunen sensorfouten
worden veroorzaakt. Als een algemene regel mag u
de camera niet meer dan ongeveer 20 graden vanaf
de verticale positie houden.
Door de camera te ver voorwaarts of achterwaarts te
laten hellen kunnen ook sensorfouten worden veroor-
zaakt. Als een algemene regel mag u de camera niet
meer dan ongeveer 60 graden naar boven of onder
gericht houden.
De camera oriëntatiesensor werkt niet bij filmbeelden.
Detectie van camera oriëntatie
Wanneer u aan het
opnemen bent detecteert
de camera automatisch of
zij zich in horizontale of
verticale positie (=oriënta-
tie) bevindt en deze
oriëntatie wordt samen
met de beelddata opgeslagen. Wanneer de beelden van de
camera daarna op het beeldscherm worden bekeken zal
dan oriëntatie automatisch aangepast worden. U kunt ook
de gebundelde Photo Loader applicatie (pagina 139)
configureren zodat deze elk beeld automatisch plaatst met
de oriëntatiedata die opgeslagen is.
BELANGRIJK!
• Merk op dat alle beelden die via het beeldscherm van de
camera worden getoond een standaard horizontale oriën-
tatie gebruiken tijdens het bladeren door beelden, tijdens
het 9-beelden scherm en bij alle beeldselectie menu-
schermen.
• Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op om er zeker
van te zijn dat de in de camera gebouwde sensor de oriën-
tatie van de camera juist kan detecteren.
— Let er op dat u de camera tijdens het opnemen van
beelden stil houdt. Bewegingen van de camera kun-
nen sensorfouten opleveren.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
54
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van een enkel beeld (1-beeld)
Tijdens de 1-beeld functie wordt een enkele foto opgenomen
wanneer u op de sluiterontspannertoets drukt.
1.
Zet de aandrijffunctie draairegelaar op
(1-beeld).
2.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
3.
Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.
BELANGRIJK!
Onder elk van de volgende omstandigheden ver-
schijnt de boodschap “One moment please….” (een
momentje a.u.b.) in de display nadat u elk beeld opge-
nomen heeft en het beeld weggeschreven wordt naar
de geheugenkaart.
Wanneer u TIFF (ongecomprimeerde) beelden
aan het opnemen bent (pagina 95).
Wanneer u een filmpje of een panorama foto aan
het opnemen bent (pagina 91, 93).
Wanneer u bepaalde beste shot décorinstellingen
gebruikt (pagina 76).
Wanneer de lage batterijwaarschuwing in de
display getoond wordt terwijl u een CompactFlash
kaart gebruikt (pagina 33).
Voorvertoning van het laatst opgenomen
beeld
Gewoonlijk dient u de weergavefunctie (PLAY) binnen te
gaan (pagina 109) om een beeld te tonen op het beeld-
scherm van de camera. De volgende procedure laat u het
beeld zien dat u zojuist opgenomen heeft zonder de
opnamefunctie (REC) te verlaten.
Druk op PREVIEW om het laatst opgenomen beeld
te tonen.
U kunt PREVIEW ook gebruiken tijdens de filmfunctie om
het laatst opgenomen kader te bekijken.
Door nogmaals op PREVIEW te drukken keert u terug
naar het opnamefunctiescherm (REC).
Als de camera uitgeschakeld wordt of naar de weergave-
functie (PLAY) wordt overgeschakeld, zal het voor-
vertoningbeeldgeheugen worden gewist. Dit houdt in dat
er niets op het beeldscherm verschijnt als u op PREVIEW
drukt onmiddellijk na inschakelen van de camera of bij in-
schakelen van de opnamefunctie (REC).
Wanneer de lage batterijwaarschuwing in de
display getoond wordt terwijl u een IBM Microdrive
gebruikt (pagina 33).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
55
Gebruiken van de flitser
Het volgende beschrijft de flitserinstellingen die u kunt kie-
zen voor aanpassing aan verschillende eisen die u stelt aan
de belichting.
Selecteren van de flitserfunctie
Gebruik de volgende procedure om de flitserfunctie te selecteren.
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Druk op om door de
cyclus van beschikbare
flitserfuncties te gaan
totdat de indicator voor de
gewenste functie op het
beeldscherm verschijnt.
Telkens bij indrukken van wordt naar de volgende
indicator van de flitserfunctie doorgegaan op het
beeldscherm.
Flitserfunctie
Wissen van het laatste beeld dat opgeno-
men was met de opnamefunctie (REC)
Gewoonlijk dient u de weergavefunctie (PLAY) (pagina 109)
in te schakelen om een beeld te wissen. Maar met de vol-
gende procedure kunt u het zojuist opgenomen beeld wis-
sen zonder de opnamefunctie (REC) te verlaten.
BELANGRIJK!
Merk op dat het wissen van een beeld niet ongedaan
kan worden gemaakt. Wees er dus zeker van dat u
een beeld echt niet langer meer nodig heeft voordat u
het wist.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
PREVIEW om het laatst opgenomen beeld te
tonen.
2.
Druk op AE-L .
3.
Selecteer “Yes” (ja) in respons op de
bevestigingsboodschap die verschijnt.
Selecteer “No” (nee) om de wisfunctie te te annuleren
zonder iets te wissen.
4.
Klik op de controletoets.
Dit wist het beeld en keert terug naar de opname-
functie (REC).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
56
Flitser statusindicators
U kunt de huidige status van de flitsereenheid controleren
via de beeldschermindicator en de flitseroplaadindicator ter-
wijl de sluiterontspannertoets halverweg ingedrukt is.
Flitseroplaadindicator
Terwijl u de sluiterontspannertoets halverwege ingedrukt
houdt, verschijnt de flitsericoon op het beeldscherm en de
flitseroplaadindicator geeft de status aan van de flitser zoals
hierboven beschreven.
Beeldscherm
Wanneer u automatisch flitsen of rode ogen reductie als
flitserfunctie geselecteerd heeft, verschijnt de indicator
op de display wanneer u de sluiterontspannertoets halver-
wege indrukt om aan te geven dat de hoeveelheid beschik-
baar licht onvoldoende is en de flitser daarom zal flitsen.
BELANGRIJK!
De flitser flitst altijd automatisch afhankelijk van de
helderheid van het onderwerp wanneer de vol-
automatische functie geselecteerd is als de
belichtingsfunctie (pagina 82).
• Wanneer de beste shotfunctie geselecteerd is als de
belichtingsfunctie (pagina 76) wordt de instelling van
de flitserfunctie bepaald door het geselecteerde beste
shotdécor. U kunt de instelling van het beste
shotdécor in dit geval veranderen maar de instelling
voor de flitserfunctie van het beste shotdécor wordt
opnieuw verkregen wanneer u overschakelt naar een
ander beste shotdécor of de spanning van de camera
uitschakelt en opnieuw inschakelt.
Om dit te doen:
Laat de flitser automatisch flitsen aan de
hand van de helderheid van het onder-
werp (Auto Flash - automatisch flitsen).
Altijd flitsen ongeacht de helderheid van
het onderwerp (Flash On - flitser aan).
Schakel de flitser uit zodat deze nooit flitst
ongeacht de helderheid van het onder-
werp (Flash Off - Flitser uit)
Voer een voorflits uit gevolgd door
beeldopname met flits, hetgeen het
gevaar op rode ogen in het beeld
reduceert (Red-eye reduction - rode ogen-
effect vermindering). Met deze instelling
flitst de flitser automatisch afhankelijk van
de helderheid van het onderwerp.
Selecteert u
deze instelling:
Geen
aanduiding
Flitseroplaadindicator
(oranje)
Knippert : aan het opladen
Brandt : klaar voor gebruik
Beeldscherm
geeft aan dat de flitser
zal flitsen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
57
Bijstellen van de flitsintensiteit
Gebruik de volgende procedure om de flitsintensiteit bij te
stellen.
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Flash Intensity” (flitserintensiteit)
en druk vervolgens de controletoets naar
rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
Veranderen van de synchronisatiesnelheid
U kunt de volgende procedure gebruiken om een sluiter-
snelheid te selecteren bij het gebruiken van de flitser.
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Sync Speed” (synchronisatie-
snelheid) en druk vervolgens de controletoets
naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
Om dit te doen:
Met sterke intensiteit flitsen
Met normale intensiteit flitsen
Met zwakke intensiteit flitsen
Selecteer deze instelling:
Strong (sterk)
Normal (normaal)
Weak (zwak)
Om dit te doen:
Maak een foto met een sluitersnelheid van
1/125ste seconde hetgeen vegen door
bewegen van het onderwerp of uw hand
reduceert. Gebruik deze instelling
wanneer u beelden van spelende kinderen
binnenshuis wilt opnemen, enz. (synchro-
nisatie met hoge snelheid).
Maak een foto met een sluitersnelheid van
1/60ste seconde.
Maak een foto met een sluitersnelheid van
1/30ste seconde hetgeen de achtergrond
lichte maakt maar de kans vergroot op
vegen door het bewegen van uw hand
(langzame synchronisatie).
Selecteer deze
instelling:
Fast (snel)
Normal
(normaal)
Slow
(langzaam)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
58
Selecteren van een flitsersynchronatie
instelling
U kunt de volgende procedure gebruiken voor het verande-
ren van de timing van de flitser. Door de flitsersynchronisatie
instelling te gebruiken kunt u vegen door bewegen (van uw
hand of het onderwerp) zelf in de hand houden.
Voorgordijn en achtergordijn synchronisatie
Voorgordijn synchronisatie betekent dat de flitser flitst on-
middellijk nadat de sluiter zich geopend heeft. Hierdoor zul-
len vegen die veroorzaakt worden door beweging er uitzien
als aan de voorkant van het bewegende onderwerp (het-
geen de indruk geeft dat het onderwerp naar achteren be-
weegt).
Aan de andere kant betekent achtergordijn synchronisatie
dat de flitser flitst juist voordat de sluiter zich sluit. Hierdoor
zullen vegen die veroorzaakt worden door beweging er uit-
zien als aan de achterkant van het bewegende onderwerp
(hetgeen de indruk geeft dat het onderwerp naar voren be-
weegt).
Sluiter
opent
Sluiter gaat
dicht
Flitser flitst
(voorgordijn synchronisatie)
Flitser flitst
(achtergordijn synchronisatie)
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
BELANGRIJK!
Tijdens de sluitersnelheidprioriteit AE functie (S func-
tie) of de handmatige belichtingsfunctie (M functie) zal
de met de hand ingestelde sluitersnelheid prioriteit ge-
nieten boven de bovenstaande instelling.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
59
Voorbeeld 1: Gebruiken van voorgordijn synchronisatie om
het beeld van auto’s die ‘s nachts op de weg
rijden.
Wanneer de flitser flitst worden de beelden van de auto’s
eerst opgenomen, gevolgd door de koplampen, zodat de
veeg door het bewegen doorloopt tot aan de voorkant van de
auto’s.
Voorbeeld 2: Gebruiken van achtergordijn synchronisatie
om het beeld van auto’s die ‘s nachts op de
weg rijden.
Wanneer de flitser flitst worden de koplampen eerst opgeno-
men, gevolgd door de beelden van de auto’s, zodat de veeg
door het bewegen doorloopt tot aan de achterkant van de
auto’s.
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Flash Setting” (flitserinstelling) en
druk vervolgens de controletoets naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
Om dit te doen:
Laat de flitser onmiddellijk na
openen van de sluiter flitsen.
Laat de flitser juist voor het
sluiten van de sluiter flitsen.
Selecteer deze instelling:
Voorgordijn flitser-
synchronisatie
Achtergordijn flitser-
synchronisatie
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
60
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
• Let erop dat uw vingers de flitser of de belichtingssensor
niet aanraken of blokkeren terwijl u de camera vasthoudt.
Aanraken kan deze componenten kan deze bevuilen waar-
door de flitser minder effectief kan werken.
De flitser kan het best gebruikt worden bij afstanden die
vallen binnen het bereik tussen 0,5 en 3 meter (met een
volledig openstaande lensopening). Buiten dit bereik kan
de flitser onderwerpen niet voldoende belichten.
Afhankelijk van de bedieningsomstandigheden (type ge-
bruikte batterijen, temperatuur, enz.) kan het tot 40 secon-
den duren voordat de flitsereenheid geheel opgeladen is.
De flitser is gedeactiveerd (flitst niet) tijdens de doorlo-
pende functie (Continuous), de AEB functie en de film-
functie (Movie). Dit wordt aangegeven door (Flash Off -
flitser uit) in het beeldscherm (pagina 88, 89 en 93).
De flitsereenheid kan zich niet opladen als de accu-
spanning te laag is. De (Flash Off - flitser uit) indicator
verschijnt in het beedscherm om u te waarschuwen dat de
flitser niet goed flitst hetgeen een slechte belichting van het
beeld tot gevolg zal hebben. Mochten dergelijk symptomen
te bespeuren zijn, vervang dan de batterijen zo snel moge-
lijk.
De rode ogen-effect verminderingsfunctie ( ) kan moge-
lijk niet goed werken wanneer de camera niet recht op het
onderwerp gericht is of wanneer het onderwerp zich ver
van de camera bevindt.
De witbalans wordt vergrendeld tijdens het gebruik van de
flitser zodat zonlicht, TL-verlichting of andere lichtbronnen
in de onmiddelijke omgeving de kleuren van het opgeno-
men beeld (negatief) kunnen beïnvloeden.
Belichtingssensor
Flitser
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
61
Selecteren van de scherpstelfunctie
U kunt de volgende procedure gebruiken om vijf verschil-
lende scherpstelfuncties selecteren: Multi-area AF (multi-ge-
bied AF (=autofocus = automatisch scherpstellen)), Spot AF
(punt AF), Manual (handmatig), Infinity (oneindig) en Macro
(groothoek).
1.
Zet de spannings-functieschakelaar op .
2.
Houd FOCUS ingedrukt.
FOCUS (scherpstel) toets
3.
Draai de keuzedraairegelaar om de scherpstel-
functie te selecteren en laat daarna FOCUS los.
Multi-gebied AF Pagina 62
Punt AF Pagina 63
MF Handmatig Pagina 64
Oneindig Pagina 65
Groothoek Pagina 65
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
62
De camera selecteert en toont het scherpstelkader
dat het meest geschikt is voor het onderwerp dat zich
het dichtst bij de camera bevindt.
U kunt de status van de multi-gebied autofocusfunctie
bekijken door de kleur van het getoond scherpstelkader
en de status van de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator te
controleren.
3.
Druk de sluiterontspannertoets geheel in om
het beeld op te nemen.
Gebruik van autofocus (multi-gebied
autofocus)
In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus
Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen
in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term ‘auto-
focus’ aanhouden. Werking van autofocus begint wanneer u
de sluiterontspanningstoets halverwege indrukt en de ca-
mera drie afstanden meet en automatisch scherpstelt op het
dichtstbijzijnde onderwerp. Het bereik van autofocus is als
volgt.
Scherpstelbereik: Ca. 30cm - .
1.
Gebruik de keuzedraairegelaar om “ ” als de
scherpstelfunctie te selecteren.
2.
Richt de camera op het onderwerp dat u wilt
opnemen en druk daarna de
sluiterontspannertoets halverwege in.
Wanneer u dit ziet:
Scherpstelkader: Groen
Bedrijfs-/
kaarttoegangsindicator: Groen
Groen scherpstelkader: Rood
Bedrijfs-/
kaarttoegangsindicator: Rood
Dat betekent:
Er is scherpgesteld op
het beeld.
Er is niet scherpgesteld
op het beeld.
Scherpstelkader
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
63
Gebruiken van de punt autofocusfunctie
Bij punt autofocus kunt u één van negen scherpstelkaders
selecteren voor aanpassing aan het onderwerp waarop u
wilt autofocussen.
1.
Selecteer “ ” als de scherpstelfunctie m.b.v.
de keuzedraairegelaar.
2.
Voer compositie van het beeld uit dat u wilt
opnemen.
3.
Terwijl u FOCUS ingedrukt houdt om alle be-
schikbare scherpstelposities te tonen, druk de
controletoets naar links, naar rechts, naar boven
of naar beneden om het [+] teken te verplaatsen
naa het scherpstelkader dat u wilt gebruiken.
Het huidige geselecteerde scherpstelkader is dat ka-
der waar het [+] teken zich bevindt.
4.
Laat FOCUS los na het gewenste scherpstelkader
te selecteren.
Deze handeling maakt het geselecteerde scherpstelkader
het actieve scherpstelkader.
BELANGRIJK!
Merk op dat u de scherpstelkader positie niet kan ver-
anderen terwijl een beste shotfunctie compositie-
contour aangegeven is op de display.
• De scherpstelkader positie die u specificeerde d.m.v.
de bovenstaande procedure wordt ook gebruikt als
het gebied voor uitbreiding van het scherpstelgebied
(pagina 67) en centrum-georiënteerd meten en punt-
meten (pagina 68).
U kunt de status van de autofocusfunctie bekijken
door de kleur van het getoond scherpstelkader en de
status van de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator te con-
troleren. Zie “Gebruiken van autofocus (multi-gebied
autofocus)” op pagina 62 voor meer informatie.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
64
Gebruik van de handmatig scherpstel-
functie
Met de handmatige scherpstelfunctie stelt u met de hand
scherp op een beeld. Het volgende toont de relatie tussen de
optische zoomfactor en de scherpstelafstand voor de hand-
matige scherpstelfunctie.
1.
Selecteer “MF” als de scherpstelfunctie m.b.v.
de keuzedraairegelaar.
Optische zoomfactor
1X
3X
Scherpstelbereik
6 cm tot (oneindig)
20 cm tot (oneindig)
2.
Terwijl u het beeld via het beeldscherm bekijkt
drukt u de controletoets naar boven en naar
beneden om scherp te stellen.
3.
Druk op de sluiterontspannerstoets om het
beeld op te nemen.
Zoals bij punt AF (pagina 63) kunt u de positie van het
scherpstelkader veranderen voor handmatig
scherpstellen.
Om dit te doen:
Stel scherp van het
onderwerp weg
Stel scherp op het voorwerp
Doe dit:
Druk de controletoets naar
boven.
Druk de controletoets naar
beneden.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
65
Gebruik van de oneindig-functie
De oneindig-functie zet de scherpstelling vast op oneindig
( ). Gebruik deze functie voor het opnemen van landschap-
pen en van andere beelden die zich op grote afstand bevin-
den. Het instellen van de scherpstelling begint automatisch
wanneer u de sluiterontspannertoets halverwege indrukt.
1.
Selecteer “ ” als de scherpstelfunctie m.b.v.
de keuzedraairegelaar.
2.
Voer compositie van het beeld uit dat u wilt
opnemen.
Zie “Gebruiken van de punt autofocusfunctie” op pa-
gina 63 voor informatie aangaande hoe scherp kan
worden gesteld en hoe een beeld wordt opgenomen.
U kunt de status van de scherpstelfunctie bekijken
door de kleur van het getoond scherpstelkader en de
status van de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator te con-
troleren. Zie “Gebruiken van autofocus (multi-gebied
autofocus)” op pagina 62 voor meer informatie.
Gebruik van de groothoekfunctie
De groothoekfunctie zet de scherpstelling in voor close-up
opname. Het instellen van de scherpstelling begint automa-
tisch wanneer u de sluiterontspannertoets halverwege in-
drukt. Het volgende toont de relatie tussen de optische
zoomfactor en de scherpstelafstand voor de handmatige
scherpstelfunctie.
De bovenstaande geschatte scherpstelafstanden geven
de afstand aan vanaf het oppervlak van de lens-
beschermer tot het onderwerp.
1.
Selecteer “ ” als de scherpstelfunctie m.b.v.
de keuzedraairegelaar.
2.
Voer compositie van het beeld uit dat u wilt
opnemen.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de punt AF functie (pa-
gina 63).
U kunt de status van de scherpstelfunctie bekijken
door de kleur van het getoond scherpstelkader en de
status van de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator te con-
troleren. Zie “Gebruiken van autofocus (multi-gebied
autofocus)” op pagina 62 voor meer informatie.
Optische zoomfactor
1X
2X
3X
Benadering van scherpstelafstand
6 cm - 50 cm
9 cm - 50 cm
20 cm - 50 cm
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
66
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
Gewoonlijk stelt de autofocusfunctie scherp op wat zich bin-
nen het scherpstelkader bevindt. Scherpstelvergrendeling is
een techniek die u kunt tijdens de punt AF functie( ), de
oneindig-functie ( ) en de macrofunctie ( ) gebruiken om
scherp te stellen op een onderwerp en vervolgens de ca-
mera te verplaatsen zodat het scherpstelkader op een ander
onderwerp gericht is terwijl u een beeld aan het opnemen
bent. Hierdoor blijft op het oorspronkelijke onderwerp
scherpgesteld worden zelfs als er zich een ander onderwerp
binnen het scherpstelkader bevindt.
1.
Houd de sluiterontspanningstoets halverwege
ingedrukt terwijl u via het beeldscherm naar
het beeld kijkt.
Het scherpstelkader wordt groen wanneer scherp ge-
steld is op het gebied binnen het scherpstelkader.
2.
Houd de sluiterontspanningstoets halverwege
ingedrukt en verplaats de camera en voer her-
compositie van het beeld naar wens uit.
3.
Druk vervolgens de sluiterontspanningstoets
geheel in om het beeld op te nemen.
OPMERKING
Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de
belichting ook vergrendeld.
Scherpstelkader
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
67
Uitbreiden van het scherpstelgebied
U kunt de volgende procedure uitvoeren om het scherpstel-
gebied uit te breiden dat bij alle scherpstelfunctie wordt ge-
bruikt.
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Focus Expansion” (scherpstel uit-
breiding) en druk vervolgens de controletoets
naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
OPMERKINGEN
Bij halverwege indrukken van de sluiterontspannertoets
terwijl het uitgebreide scherpstelgebied geactiveerd is
tijdens de multi-gebied AF functie ( ), puntmeting AF
functie, de oneindig-functie ( ) of de macrofunctie ( )
wordt het uitgebreide scherpstelgebied getoond.
Tijdens de handmatige scherpstelfunctie (MF) wordt
het uitgebreide scherpstelgebied altijd getoond als het
geactiveerd is.
Cameratrilindicator
De (cameratrilindicator) verschijnt op het beeldscherm
wanneer alle van de onderstaande condities aanwezig zijn.
• Het beeldscherm is ingeschakeld.
• De flitser is uitgeschakeld.
• De sluitersnelheid is te langzaam.
BELANGRIJK!
Verschijnt de cameratrilindicator ( ), monteer de
camera dan op een statief om hem vast te zetten of
verander de belichtingsinstellingen.
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
Om dit te doen:
Uitbreiden van het scherpstel-
gebied
Laat het scherpstelgebied op de
normale (niet uitgebreide) grootte
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
68
Multi-patroon meten:
Multi-patroon meten verdeelt het beeld in
raster onderdelen en meet het licht bij
elke sectie voor een gebalanceerde
belichtingaflezing. De camera bepaalt
automatisch de opname omstandigheden in overeen-
komst met de gemeten lichtpatronen en stelt de
belichtingsinstelling daarmee in overeenkomst af. Dit
type meten voorziet u van foutvrije
belichtingsinstellingen voor een groot bereik aan
opname omstandigheden.
Centrum-georiënteerd meten:
Centrum-georiënteerd meten concen-
treert zich op het midden van het
scherpstelkader en meet het licht daar.
Gebruik deze meetmethode als u wat
controle wilt uitoefenen over de belichting zonder de
instellingen geheel over te laten aan de camera.
Puntmeten:
Puntmeten neemt aflezingen van een
bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze
meetmethode wanneer u de belichting
ingesteld wilt hebben op de helderheid
van een bepaald onderwerp zonder te worden
beïnvloed door omringende omstandigheden.
U kunt de positie van het scherpstelgebied specificeren dat
gebruikt wordt voor centrum-georiënteerd meten en punt-
meten. Zie pagina 63 voor meer informatie.
Selecteren van de meetfunctie
Gebruik de volgende procedure om multi-patroon meten,
puntmeten of centrum-georiënteerd meten als meetmethode
te specificeren.
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Houd ingedrukt.
3.
Draai de keuzedraairegelaar om de gewenste
instelling te selecteren en laat vervolgens
los.
toets
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
69
Selecteren van de witbalans
De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de
verschillende lichtbronnen (zonlicht, gloeilamp, enz.) kan de
kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt opgenomen.
Met de witbalans kunt u bijstellingen maken om te compen-
seren voor de verschillende types verlichting om zo de kleu-
ren van een beeld natuurlijker te maken.
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Houd WB ingedrukt.
Om dit te doen:
Laat de camera de witbalans automa-
tisch bijstellen
Buitenshuis opnemen
Opnemen in de schaduw
Opnemen onder kunstlicht
(gloeilamp)
Opnemen onder kunstlicht
(TL-verlichting)
Normaal instellen van de witbalans
voor een bepaalde lichtbron
Selecteer dit:
(automatisch)
(daglicht)
(schaduw)
(gloeilamp)
(TL)
(Hand-
bediening)
WB toets
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. de
keuzedraairegelaar en laat dan WB los.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
70
Handmatig bijstellen van de witbalans
Onder sommige lichtbronnen kan de automatische witbalans
met de “Auto” (automatische witbalans) functie veel tijd kos-
ten tot deze voltooid is. Daarnaast is het bereik van de auto-
matische witbalans (kleurtemperatuurbereik) beperkt. De
handmatige witbalans helpt te garanderen dat kleuren juist
worden opgenomen bij een bepaalde lichtbron.
Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren on-
der dezelfde omstandigheden als wanneer u daadwerkelijk
aan het opnemen bent. U dient ook een wit stuk papier of
een dergelijk voorwerp bij de hand te hebben om hand-
matige witbalans uit te voeren.
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Zet de keuzedraairegelaar op “MWB” (Manual
White Balance = handmatige witbalans) terwijl
u WB ingedrukt houdt.
Hierdoor verschijnt het voorwerp dat u het laatst ge-
bruikte voor het instellen van de handmatige wit-
balans op het beeldscherm. Wilt u dezelfde hand-
matige witbalansinstelling gebruiken, laat dan WB op
dat moment los. Wilt u de handmatige witbalans-
instelling veranderen, ga dan door met stap 3 hierna.
3.
Richt de camera op een wit stuk papier of een
soortgelijk voorwerp zodat het het beeld-
scherm geheel vult en druk vervolgens op de
sluiterontspannertoets.
4.
Laat WB los en keer terug naar het opname-
functiescherm (REC).
Bij flauwe verlichting of als de camera op een donker
gekleurd onderwerp wordt gericht, kan de witbalans
tot voltooiing een lange tijd in beslag nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
71
Gebruiken van AE vergrendeling
Tijdens het gebruik van een belichtingsfunctie behalve de M
(handmatige) functie zal door halverwege indrukken van de
sluiterontspannertoets scherp worden gesteld op het beeld
en zullen de belichtingsinstellingen worden vergrendeld,
hetgeen handig is in de volgende omstandigheden.
Wanneer het onderwerp dat u wilt gebruiken voor de
belichtingsinstellingen anders is van het onderwerp
waarop u automatisch wilt scherpstellen.
Wanneer u een flitser gebruikt maar wilt opnemen met een
voorflits (flitssynchronisatie).
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Richt de camera op het onderwerp waarvan u
de belichting wilt gebruiken.
3.
Houd AE-L ingedrukt.
Dit vergrendelt de belichting
(sluitersnelheid en lensopening).
Loslaten van AE-L annuleert
de AE vergrendeling.
4.
Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.
OPMERKING
De AE vergrendeling wordt niet geannuleerd als u
AE-L los laat terwijl u de sluiterontspannertoets
halverwege ingedrukt houdt.
AE-L toets
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
72
Belichtingscompensatie
Wanneer de P functie, A functie, S functie of de beste shot-
functie als de belichtingsfunctie geselecteerd is, kunt u de
belichtingscompensatiewaarde (EV waarde) met de hand
veranderen binnen het hier onderstaande bereik voor aan-
passing aan de huidige belichtingsomstandigheden. Als al-
gemene regel geldt dat een positieve waarde gebruikt dient
te worden om te compenseren voor een helder gekleurd on-
derwerp en een negatieve waarde voor een donker gekleurd
onderwerp.
EV (geen EV waarde aangegeven) representeert optimale
camera instellingen voor de beste balans tussen accenten
en schaduwen.
Belichtingscompensatiebereik: –2,0EV - + 2,0EV
Stappen : 1/3EV
1.
Selecteer de P functie, A functie, S functie of
de beste shotfunctie als de belichtingsfunctie.
Zie pagina 76, 82.
2.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
om de belichtingscompensatiewaarde (EV ver-
schuiving) te veranderen.
De huidige EV waarde wordt getoond op het beeld-
scherm en in de indicatordisplay.
Door de controletoets naar rechts te drukken wordt de
EV waarde verhoogd. Een hogere EV waarde wordt
het beste gebruikt voor witte en helder gekleurde on-
derwerpen.
EV waarde
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
73
Door de controletoets naar links te drukken wordt de
EV waarde verlaagd. Een lagere EV waarde wordt het
beste gebruikt voor zwarte en donker gekleurde on-
derwerpen.
Een gemaakte instelling van de EV waarde blijft van
kracht totdat u deze verandert. Om de
belichtingscompensatie te annuleren kunt u de
controletoets gebruiken om de EV waarde tot nul te
veranderen zodat de indicator verdwijnt.
De belichtingscompensatiewaarde die van kracht was
bij opname van het eerste beeld van een panorama
wordt door de camera gebruikt voor het opnemen van
de andere beelden van het panorama (pagina 91).
3.
Druk na instellen van de gewenste EV waarde
op de sluiterontspannertoets om het beeld op
te nemen.
BELANGRIJK!
Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist
lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen
bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u
belichtingscompensatie.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
74
Gebruiken van het histogram
Door gebruik te maken van DISP kunt u het histogram op het
beeldscherm tonen om belichtingsomstandigheden te con-
troleren terwijl u aan het opnemen bent (pagina 24).
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een
beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De ver-
ticale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de horizon-
tale as de helderheid aangeeft. U kunt het histogram tijdens
het opnemen, corrigeren en monteren gebruiken om te be-
palen of het beelddetails voldoende schaduwen (linker
kant), middenbereik tonen (midden) en hoogtepunten
(rechts) omvat.
Mocht het histogram er om de één of andere reden te éénzij-
dig uit zien, dan kunt u de belichtingscompensatie (pagina
72) gebruiken om de EV waarde bij te stellen voordat u het
beeld opneemt.
BELANGRIJK!
• De belichtingscondities die worden aangegeven door
het histogram kunnen mogelijk niet nauwkeurig zijn bij
gebruik van de flitser of bij multipatroon meten als-
mede tijdens bepaalde andere omstandigheden.
Bij gebruik van de doorlopende sluiterfunctie of de
AEB functie verschijnt het histogram enkel voor het
eerste beeld (pagina 88, 89).
Het histogram verschijnt niet wanneer u de filmfunctie
gebruikt (pagina 93).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
75
Gebruiken van de digitale zoom
U kunt de digitale zoom gebruiken om het centrumgedeelte
van het scherm te vergroten. Merk op dat de digitale zoom
enkel beschikbaar komt nadat de optische zoom de maxi-
male stand heeft bereikt. Het onderstaande toont het bereik
dat beschikbaar is met de digitale zoom.
Zoomfactorbereik : 3x - 9,6x
(in combinatie met de optische zoom)
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Digital Zoom” (digitale zoom) en
druk vervolgens de controletoets naar rechts.
4.
Selecteer “On” (aan) om de digitale zoom te
activeren en klik op de controletoets voor toe-
passing.
Door “Off” (uit) te selecteren wordt de digitale zoom
gedeactiveerd.
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
6.
Druk de zoomcontroleregelaar in de richting
van (telefoto) om in te zoomen.
De huidige zoominstelling wordt aangegeven door een
zoomstaafindicator in op het beeldscherm. Het huidige
zoominstelteken verschijnt binnen de optische
zoomstaafindicator enkel wanneer u de optische zoom
gebruikt en binnen de digitale zoomstaafindicator wan-
neer u zowel de optische als de digitale zoom in combi-
natie gebruikt.
Wanneer het zoominstelteken de bovenkant van de
optische zoomstaafindicator bereikt heeft (maximale
optische zoom), stopt de indicator. Laat de
sluiterontspannertoets los en druk hem dan naar bo-
ven in de richting van (telefoto) om het zoom-
instelteken in de digitale zoomstaafindicator te ver-
plaatsen.
7.
Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.
Digitale
zoomstaafin-
dicator
Optische
zoomstaafin-
dicator
Huidige
zoom-
instelteken
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
76
Onmiddelijke instellingen met de beste
shotfunctie
De camera heeft vijf ingebouwde beste shotdécors die u
kunt gebruiken voor het automatisch instellen van de ca-
mera met de configuraties die nodig zijn voor het opnemen
van het geselecteerde décor.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op
(Beste shot).
3.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om het décor te
selecteren dat u wilt gebruiken.
4.
Druk op de sluiterontspannertoets of klik op de
controletoets om het momenteel geselec-
teerde décor te tonen.
5.
Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
77
OPMERKINGEN
Beste shotdécors zijn geen beelden die met deze ca-
mera werden opgenomen. Ze dienen enkel als voor-
beeld.
De beelden die u opneemt met een beste shot achter-
grond kunnen mogelijk niet de verwachte resultaten
opleveren. Dit kan o.a. komen door de omstandighe-
den tijdens het opnemen en talloze andere factoren.
• Na instellen van de camera door selecteren van een
best shotdécor kunt u de instellingen veranderen in-
dien dat gewenst is. Door echter naar een andere
beste shotdécor te veranderen of de spanning van de
camera uit te schakelen en vervolgens weer in te
schakelen worden de beste shot décorinstellingen op-
nieuw verkregen.
Bij selecteren van de beste shotfunctie tijdens de film-
functie wordt de volautomatische filmfunctie (pagina
93) verkregen. Bij selecteren van de beste shotfunctie
tijdens de panoramafunctie wordt de volautomatische
panoramafunctie (pagina 91) verkregen.
Een décor kopiëren van de CD-ROM beste
shot bibliotheek
De met de camera gebundelde CD-ROM heeft 100 beste
shotdécors die u kunt kopiëren naar een geheugenkaart en
gebruiken bij de beste shotfunctie van de camera.
Zie de catalogus van de beste shot bibliotheekdécors op
de CD-ROM (pagina 78) voor informatie aangaande de ty-
pes décors die beschikbaar zijn.
1.
Maak de instellingen om via uw computer toe-
gang te krijgen tot de inhoud van de geheugen-
kaart. U kunt één van de volgende twee metho-
den gebruiken voor het instellen van toegang
tot de geheugenkaart.
¼ Sluit de camera aan op de USB poort van uw com-
puter (pagina 147).
¼ Lees de beelden direct van de geheugenkaart (pa-
gina 149).
Beste shot décors worden opgeslagen in een
geheugenkaartmap die “Scene” heet. Zorg ervoor dat
er een map is op de geheugenkaart die “Scene” heet.
Om een “Scene” map op een nieuwe geheugenkaart
te maken, steekt u de kaart in de camera en selecteert
u vervolgens of met de spannings-/functie-
schakelaar.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
78
2.
Plaats de gebundelde CD-ROM in het CD-ROM
diskettestation van uw computer.
Als de computer op Windows draait wordt daardoor de
CD-ROM menu automatisch gestart.
3.
Voer de volgende stappen uit als uw computer
op Windows draait.
(1) Klik op de “BESTSHOT” toets aan de linkerkant
van de CD-ROM menu, selecteer “View list” en
klik vervolgens op OK.
Hierdoor start de webbrowser en wordt een catalogus
getoond van de beste shotbibliotheekdécors.
(2) Selecteer “Open Folder” op aan de rechterkant
van de CD-ROM menu en klik vervolgens op OK.
Dit opent de map die de beste shotbibliotheek-
bestanden bevat.
(3) Selecteer “Open Camera” op aan de rechterkant
van de CD-ROM menu en klik vervolgens op OK.
Dit opent de “Scene” map die zich op de geheugen-
kaart bevindt in de camera.
(4) Kopiëer het beste shotdécorbestand dat u wilt
opslaan naar de “Scene” map van de geheugen-
kaart.”
Beste shotdécorbestanden worden geregisteerd in de
volgorde van de bestandsnamen.
4.
Voer de volgende stappen uit als u een
Macintosh gebruikt.
(1) Open “CASIO” “BestShot” “QV5700” en
dubbelklik het bestand dat “index_english.htm”.
Hierdoor start de webbrowser en wordt een catalogus
getoond van de beste shotbibliotheekdécors.
(2) Dubbelklik de “English” map die zich binnenin de
“QV5700” map bevindt.
Dit opent de map die de beste shotbibliotheek-
bestanden bevat.
(3) Dubbelklik “untitled” “Scene”.
Dit opent de “Scene” map die zich op de geheugen-
kaart bevindt in de camera.
(4) Kopiëer het beste shotdécorbestand dat u wilt
opslaan naar de “Scene” map van de geheugen-
kaart.
Beste shotdécorbestanden worden geregisteerd in de
volgorde van de bestandsnamen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
79
Compositiecontour
Bij bepaalde beelden van de
beste shotfunctie verschijnt
een compositiecontour op het
beeldscherm om u te helpen
bij het maken van de compo-
sitie van het beeld. Het
scherpstelkader wordt ook
aangepast op het beeld-
scherm zodat het zich op de
juiste plaats bevindt en past
bij het contour van de
compositie.
BELANGRIJK!
Uitbreiding van het scherpstelgebied is gedeactiveerd
terwijl een compositiecontour voor een beste
shotportretdécor (één persoon of meerder personen)
zich op het beeldscherm (pagina 67) bevindt.
5.
Leg een geheugenkaart in de camera.
6.
Specificeer “Built-in + CF” of “CF” als de
plaats van de beste shotdécors op pagina 81.
7.
Gebruik dezelfde procedure als op pagina 76
om een gekopiëerd beste shotdécor te selecte-
ren en te gebruiken om een beeld op te nemen.
BELANGRIJK!
• Bij het bekijken van de beste shotdécors met de ca-
mera verschijnen de bij de camera ingebouwde dé-
cors eerst gevolgd door de décors die gekopiëerd wa-
ren van de CD-ROM en de beste shotdécors die uzelf
geregisteerd heeft.
Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
beste shotdécorbestanden die op de kaart aanwezig
zijn. Na het formatteren van de kaart dient u eventuele
gewenste beste shotdécorbestanden opnieuw te ko-
piëren naar de geheugenkaart (pagina 39).
OPMERKING
Om een beste shotdécor te wissen dat van de CD-
ROM naar een geheugenkaart gekopiëerd , kunt u
gewoonweg het scenebestand wissen van de “Scene”
map op de geheugenkaart (pagina 151).
Compositie-
contour
Scherp-
stelkader
Voorbeeld: gezicht en borst
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
80
5.
Klik op de controletoets.
Dit voltooit de registratie van het décor.
6.
Klik op de controletoets.
Hierdoor wordt teruggekeerd naar de normale
opnamefunctie REC. Nu kunt u de procedure op pa-
gina 76 gebruiken om het gebruiker’s beste shotdécor
te selecteren dat u geregisteerd heeft en het vervol-
gens gebruiken voor het opnemen van een ander
beeld.
Registreren van uw eigen beste shotdécors
U kunt de instellingen van elk willekeurig beeld opgenomen
met een CASIO QV-5700 camera registreren als een “user
setup” (gebruikersinstelling) voor de beste shotfunctie. Na
registreren van een gebruiker’s beste shotdécor kunt u het
décor oproepen en de instellingen ervan gebruiken zoals u
dat doet met andere beste shotdécors.
BELANGRIJK!
• U dient “Built-in + CF” of “CF” te specificeren als de
beste shotdécorplaats om een beeld op te nemen
m.b.v. een gebruiker’s beste shotdécor (pagina 81).
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op
(Beste shot).
3.
Druk op .
4.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om het décor te
tonen dat u wilt importeren.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
81
De plaats specificeren van de décors van
de beste shotfunctie
Gebruik de volgende procedure om de plaats te specificeren
die u wilt gebruiken bij het selecteren van décors voor de
beste shotfunctie.
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Bestshot Setting” (beste shot-
instelling) en druk vervolgens de controletoets
naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
Selecteer dit:
Built-in+CF
Built-in
CF
Om dit te laten tonen wanneer u door de
décors bladert:
Ingebouwde décors en décors van de
geheugenkaart
Alleen ingebouwde décors
Alleen décors van de geheugenkaart
OPMERKINGEN
• Registreren van een gebruiker’s best shotdécor slaat
de volgende instellingen op: scherpstelfunctie, EV
verschuivingswaarde, filter, meetfunctie, witbalans-
functie, kleurverbetering, flitsintensiteit, scherpte, ver-
zadiging, contrast, ISO gevoeligheid, flitsfunctie, flits-
instelling, synchronisatiesnelheid, digitale zoom.
U kunt alleen beelden die opgenomen zijn met de
CASIO QV-5700 gebruiken om te registreren als een
gebruiker’s instelling.
U kunt maximaal 250 beste shotdécors registreren in-
clusief de gekopiëerde décors van de CD-ROM.
U kunt de huidige instelling van een bepaald best
shotdécor controleren door de menu’s te gebruiken
om de van toepassing zijnde instelschermen te bekij-
ken.
Gebruikersinstellingen worden bestandsnamen toe-
gewezen met het formaat: “U5700nnn.jpe”, waarbij
“nnn” een reeksnumer voorstelt van 001 tot 999.
Om een best shotdécor te wissen wist u het
décorbestand gewoon van de “Scene” map (pagina
151) van de geheugenkaart.
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
82
OPMERKINGEN
Zie pagina 77 voor informatie aangaande het kopiëren
van beste shotdécors naar een geheugenkaart.
Mochten er zich geen beste shotdécors of gebruiker’s
beste shotdécors op de geheugenkaart bevinden dan
kunt u enkel selecteren van de ingebouwde décors
zelfs als de “Built-in+CF” of “CF” optie geselecteerd is.
Specificeren van de belichtingsfunctie
U kunt de belichtingsfunctie draairegelaar gebruiken om te
kiezen uit de hieronder getoonde belichtingsfuncties. De
belichtingsfunctie bepaalt de lensopening en de sluiter-
snelheid die gebruikt wordt bij het opnemen van beelden.
Mode : Volautomatische functie
P Mode : Programma AE
A Mode : Lensopening prioriteit
S Mode : Sluitersnelheid prioriteit AE
M Mode : Handmatige belichting
Volautomatisch functie
Tijdens de (volautomatische) functie, past de camera
automatisch de sluitersnelheid, lensopening,
flitsintentensiteit en andere instellingen in overeenstemming
met de helderheid van het beeld en de andere opname om-
standigheden.
1.
Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op
(volautomatisch).
2.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
3.
Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
83
OPMERKING
Door opnamen te maken met de volautomatische
functie wordt een aantal instellingen automatisch in-
gesteld bij de camera overeenkomstig de opname
omstandigheden. Zie “Instellingen van de vol-
automatische functie” op pagina 163 voor meer infor-
matie.
Programma AE functie
Tijdens de P (programma AE) functie, past de camera auto-
matisch de sluitersnelheid en de lensopening aan in over-
eenstemming met de helderheid van het beeld en de andere
opname omstandigheden.
1.
Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op P
(programma).
2.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
3.
Maak eventuele andere gewenste instellingen
(pagina 94).
4.
Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.
Programma AE vergeleken met volautomatisch
Zowel bij de Programma AE functie als bij de vol-
automatische functie past de camera automatisch de sluiter-
snelheid en de lensopening aan. De onderstaande tabel
toont welke andere instellingen gemaakt kunnen worden bij
elke functie.
Instelling
Flitserfunctie (aan, uit, rode
ogen vermindering) selectie
met .
Belichtinscompensatie
instelling met de controle-
toets
Meetfunctie met
.
Witbalansinstelling met WB
Scherpstelfunctie instelling
met FOCUS
AE vergrendelingsinstelling
met AE-L
.
Overschakelen van het
menuscherm met MENU
Overschakelen van het
menuscherm met DISP
Programma
AE functie
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
4 patronen
Volautomatisch
functie
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
2 patronen
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
84
1.
Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op A
(lensopening prioriteit).
2.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
3.
Draai de keuzedraairegelaar om de gewenste
lensopeningwaarde te selecteren.
4.
Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.
BELANGRIJK!
Het is vaak moeilijk om de juiste helderheid te verkrij-
gen bij het opnemen van een onderwerp dat erg don-
ker of juist erg licht is. Probeer in een dergelijk geval
verschillende instellingen voor de lensopening om die
instelling te vinden die de beste resultaten geeft.
Lens-
opening
Lensopening prioriteit AE
De A functie (lensopening prioriteit AE) is het tegengestelde
van de S functie. Deze functie laat u de instelling voor de
lensopening instellen waarna de camera de sluitersnelheid
automatisch aanpast. Een grotere lensopening vermindert
de gezichtsdiepte hetgeen de zone is waarop scherpgesteld
staat bij een scène. Omgekeerd zal bij een kleinere lens-
opening de gezichtsdiepte juist toenemen.
Grote lensopening Kleine lensopening
• Merk op dat een kleiner nummer een grotere lensopening
aangeeft terwijl een groter nummer juist een kleinere lens-
opening inhoudt.
Instellingen van de lensopening
Lensopening
Helderheid
Scherpstellen
Groter Kleiner
F2.0 • F2.3 • F2.8 • F4.0 • F5.6 • F8.0
Helderder Donkerder
Ondieper Dieper
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
85
1.
Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op S
(sluitersnelheid prioriteit).
2.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
3.
Draai de keuzedraairegelaar om de gewenste
sluitersnelheid te selecteren.
4.
Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.
Sluitersnelheid prioriteit AE
De S functie (sluitersnelheid prioriteit AE) laat u de instelling
voor de sluitersnelheid instellen waarna de camera de lens-
opening automatisch aanpast.
Instellingen van de sluitersnelheid
Snel (1/1000)Langzaam (1/30)
Sluitersnelheid
Helderheid
Beweging
Langzaam Snel
BULB, 60 seconden tot 1/1000 seconde
Helderder Donkerder
Veeg Stop
Sluiter-
snelheid
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
86
BELANGRIJK!
Het is vaak moeilijk om de juiste helderheid te verkrij-
gen bij het opnemen van een onderwerp dat erg don-
ker of juist erg licht is. Probeer in een dergelijk geval
verschillende instellingen voor de sluitersnelheid om
die instelling te vinden die de beste resultaten geeft.
Wanneer de sluitersnelheid op “BULB” (gloeilamp)
gezet is, wordt de belichting voortgezet zolang u de
sluitertoets ingedrukt houdt. Daarom wordt het aanbe-
volen om de los verkrijgbare sluiterontspanner te ge-
bruiken wanneer de “BULB” instelling (pagina 103) in-
gesteld is.
De langzaamste sluitersnelheid bij selecteren van
“BULB” is 60 seconden.
Merk op dat bij gebruik van een langzame sluiter-
snelheid de kans op statische ruis in het beeld ver-
groot wordt en dat de hoeveelheid statische ruis die
zichtbaar is in beeld omgekeerd evenredig is aan de
sluitersnelheid.
Bij sluitersnelheden van één seconde of langzamer
voert de camera automatisch interne dataverwerking
uit die bedoeld is om statische beeldruis te beperken
zodat de werking voor opnemen van het beeld langer
duurt bij langzamere snelheden. Beeldopname met
een sluitersnelheid van één seconde duurt bijvoor-
beeld twee seconden.
Bij sluitersnelheden langzamer dan 1/8ste seconde
kan de helderheid van het opgenomen beeld mogelijk
niet hetzelfde zijn als de helderheid van het beeld dat
verschijnt op het beeldscherm.
Merk op dat de sluitersnelheid die in feite gebruikt
wordt voor het opnemen van een beeld ietwat afwijkt
van de sluitersnelheidwaarde die u specificeert.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
87
Handmatige belichting
De M functie (handmatige belichting) laat u de gewenste in-
stellingen voor de sluitersnelheid en de lensopening maken.
• De sluitersnelheidinstellingen die u kunt maken zijn iden-
tiek aan die voor de sluitersnelheid prioriteit AE (pagina
85).
• De lensopeninginstellingen die u kunt maken zijn identiek
aan die voor de lensopening prioriteit AE (pagina 84).
1.
Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op M
(handbediening).
2.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
3.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
om de luistersnelheid te specificeren en draai
de keuzedraairegelaar om de gewenste lens-
opening te selecteren.
4.
Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.
BELANGRIJK!
De sluitersnelheidwaarde en de lensopeningwaarde
worden oranje op het beeldscherm als het beeld over-
belicht of onderbelicht is.
Het is vaak moeilijk om de juiste helderheid te verkrij-
gen bij het opnemen van een onderwerp dat erg don-
ker of juist erg licht is. Probeer in een dergelijk geval
verschillende instellingen voor de sluitersnelheid om
die instelling te vinden die de beste resultaten geeft.
Wanneer de sluitersnelheid op “BULB” (gloeilamp)
gezet is, wordt de belichting voortgezet zolang u de
sluitertoets ingedrukt houdt. Daarom wordt het aanbe-
volen om de los verkrijgbare sluiterontspanner te ge-
bruiken wanneer de “BULB” instelling (pagina 103) in-
gesteld is.
De langzaamste sluitersnelheid bij selecteren van
“BULB” is 60 seconden.
Merk op dat bij gebruik van een langzame sluiter-
snelheid de kans op statische ruis in het beeld ver-
groot wordt en dat de hoeveelheid statische ruis die
zichtbaar is in beeld omgekeerd evenredig is aan de
sluitersnelheid.
Sluiter-
snelheid
Lens-
opening
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
88
Bij sluitersnelheden van één seconde of langzamer
voert de camera automatisch interne dataverwerking
uit die bedoeld is om statische beeldruis te beperken
zodat de werking voor opnemen van het beeld langer
duurt bij langzamere snelheden. Beeldopname met
een sluitersnelheid van één seconde duurt bijvoor-
beeld twee seconden.
Bij sluitersnelheden langzamer dan 1/8ste seconde
kan de helderheid van het opgenomen beeld mogelijk
niet hetzelfde zijn als de helderheid van het beeld dat
verschijnt op het beeldscherm.
Gebruiken van de doorlopende sluiter-
functie
Bij ingedrukt houden van de sluiterontspannertoets worden
beelden doorlopend opgenomen.
1.
Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op
(doorlopende opnemen).
2.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
3.
Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.
Doorlopende sluiteropname is onder de volgende om-
standigheden niet mogelijk.
Wanneer de sluitersnelheid één seconde of lang-
zamer is.
Wanneer “BULB” geselecteerd is als de sluiter-
snelheid (pagina 85)
— Wanneer de batterijcapaciteit indicator toont
(pagina 33).
Wanneer de camera ingesteld is met het beste
shotfunctie zachte scherpsteldécor.
Bij het opnemen van beelden van het TIFF
(ongecomprimeerde) formaat (pagina 95).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
89
Merk op dat de flitser niet flitst tijdens de doorlopende
sluiteropname.
U kunt de zelfontspanner niet in combinatie met de
doorlopende sluiterfunctie gebruiken.
Gebruik van de AEB (automatisch
belichtingsgroepering) functie
De AEB functie neemt automatisch drie of vijf beelden op
wanneer u op de sluitertoets drukt. U kunt kiezen uit vier ver-
schillende automatisch belichtingsgroepering stappen:
±1/3EV, ±1/2EV, ±2/3EV, ±1EV.
Configureren van de AEB functie instel-
lingen
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
90
3.
Selecteer “AEB Setting” (AEB instelling) en
druk vervolgens de controletoets naar rechts.
4.
Selecteer “EV Shift” (EV verschuiving) of
“Number of Exposures” (aantal belichtingen)
en druk vervolgens de controletoets naar
rechts.
5.
Maak de gewenste instelling en klik op de
controletoets.
EV Shift (EV verschuiving): 1/3, 1/2, 2/3 of 1.
Aantal belichtingen: 3 of 5.
6.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
BELANGRIJK!
Bij specificeren van drie belichtingen worden beelden
in de onderstaande volgorde opgenomen.
Optimale belichting negatieve verschuiving in
belichting Positieve verschuiving in belichting.
Bij specificeren van vijf belichtingen worden beelden
in de onderstaande volgorde opgenomen.
Optimale belichting negatieve verschuiving x1
belichting Positieve verschuiving x1 belichting
negatieve verschuiving x2 belichting Positieve
verschuiving x2 belichting.
Opnemen van een beeld met AEB
1.
Zet de aandrijffunctie draairegelaar op AEB
(automatisch belichtingsgroepering).
2.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
Hierdoor verschijnt de “AEB” indicator op het beeld-
scherm.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
91
3.
Voer compositie van het beeld uit en druk op
de sluiterontspannertoets om het op te nemen.
Houd de sluiterontspannertoets ingedrukt om het
gespecifceerde aantal beelden op te nemen.
Wanneer de sluiterontspannertoets losgelaten wordt
op een moment voordat alle beelden opgenomen zijn,
dan wordt de opname op dat punt gestopt.
BELANGRIJK!
U kunt AEB niet in de volgende gevallen gebruiken.
Wanneer de sluitersnelheid één seconde of lang-
zamer is.
Wanneer “BULB” geselecteerd is als de sluiter-
snelheid (pagina 85)
— Wanneer de batterijcapaciteit indicator toont
(pagina 33).
Wanneer de camera ingesteld is met het beste
shotfunctie zachte scherpsteldécor.
Bij het opnemen van beelden van het TIFF
(ongecomprimeerde) formaat (pagina 95).
Merk op dat de flitser niet flitst tijdens het gebruik van
AEB.
• U kunt de zelfontspanner niet in combinatie AEB ge-
bruiken.
• De lengte van de tussenpozen tussen foto’s hangt af
van de instellingen voor “Image Size” (beeldgrootte)
en “Quality” (kwaliteit). Bepaalde instellingen kunnen
er voor zorgen dat de camera een lange tijd nodig
heeft of langere en dan weer kortere tussenpozen no-
dig heeft tussen de foto’s.
Creëren van een panorama
Met de panoramafunctie kunt u meerdere beelden aan el-
kaar plakken om zo een uitgestrekt panorama te creëren.
1.
Zet de aandrijffunctie draairegelaar op (Pa-
norama).
2.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
92
3.
Druk op de sluiterontspannertoets om het eer-
ste beeld op te nemen.
De rechter zijkant van het eerste beeld blijft aan de
linkerkant van het beeldscherm om u te helpen bij het
maken van de compositie van het tweede beeld van
het panorama.
4.
Neem de andere beelden op die deel uitmaken
van het parorama waarbij u elke keer de rech-
terkant van de vorige gebruikt om de composi-
tie van het volgende beeld correct uit te voe-
ren.
5.
Druk na opnemen van de gewenste beelden op
MENU.
U kunt maximaal 10 beelden aan elkaar plakken voor
één panorama.
Rechter
zijkant van
het vorige
beeld.
OPMERKING
De camera gebruikt de instellingen voor de belichting
en de witbalans die van kracht zijn bij het eerste beeld
van het panorama om alle andere beelden van het
panorama op te nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
93
Opnemen van een film
U kunt filmpjes van maximaal 30 seconden lang opnemen.
Bestandsformaat: AVI
Het AVI formaat voldoet aan het Motion JPEG formaat dat
wordt verbreid door het Open DML Consortium. Merk ech-
ter op dat deze camera geen geluid opneemt.
Beeldgrootte: 320 x 240 beeldpunten
Filmbestand grootte:
Bestandgrootte: ca. 300KB/seconde.
Maximale filmlengte
30 seconden
1.
Zet de aandrijffunctie draairegelaar op
(Film).
2.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
3.
Richt de camera op het onderwerp en druk de
sluiterontspannertoets halverwege in om
scherp te stellen op het beeld.
4.
Druk de sluiterontspannertoets geheel in om
het beeld op te nemen.
Het opnemen wordt voor 30 seconden voortgezet.
Druk om een filmpje korter dan 30 seconden op te ne-
men nogmaals op de sluiterontspannertoets wanneer
u het opnemen wilt stoppen.
BELANGRIJK!
De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie.
U kunt niet van scherpstelfunctie veranderen tijdens
de filmfunctie (pagina 61).
Digitale zoom is gedeactiveerd tijdens de filmfunctie
(pagina 75).
Om een AVI bestand te bekijken op een computer die
op Windows 2000 of 98 draait, dient u QuickTime te
installeren vanaf de CD-ROM die bij de camera ge-
bundeld is.
Windows Me gebruikers kunnen AVI bestanden weer-
geven m.b.v. MediaPlayer.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
94
Opnamefunctie (REC) camera instellingen
Volgend zijn de instellingen die u kunt maken tijdens de
opnamefunctie REC tijdens het opnemen van een beeld.
Beeldgrootte en -kwaliteit
ISO gevoeligheid
Kleurversterking
Kleurfilter
Verzadiging
Contrast
Scherpte
Schermraster aan/uit
Tijd- en datumstempel aanbrengen
Instelgeheugen
Specificeren van beeldgrootte en -kwaliteit
U kunt de beeldgrootte en beeldkwaliteit specificeren voor
aanpassing aan het type beeld dat u aan het opnemen bent.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Size” (grootte) of “Quality” (kwali-
teit) en druk vervolgens de controletoets naar
rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling voor de
grootte of de kwaliteit en klik op de controle-
toets voor toepassing.
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
95
Instellingen voor grootte/kwaliteit en beeldcapaciteit BELANGRIJK!
De waarden in de tabel zijn alle benaderingen en wor-
den beïnvloed door de types beelden die u opneemt
en andere factoren.
Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de ge-
schatte waarde om het aantal beelden te verkrijgen
dat op een geheugenkaart van een andere capaciteit
kan worden opgeslagen.
Het maximale aantal opgeslagen beelden dat kan
worden aangegeven door de display is 999. Afhanke-
lijk van de capaciteit van de geheugenkaart kunnen er
mogelijk meer beelden worden opgeslagen maar ze
kunnen maar tot 999 worden aangegeven op de
display.
Het aantal beelden dat opgenomen kan worden, wijkt
mogelijk af van de bovengenoemde waarden wanneer
u de Card Browser (pagina 154) gebruikt.
Het duurt langer om een TIFF (ongecomprimeerd)
beeld op te slaan dan om een JPEG (gecomprimeerd)
beeld op te slaan.
Wanneer u een TIFF beeld opneemt zal tevens een
ECONOMY (economisch) versie van hetzelfde beeld
worden opgeslagen in JPEG formaat. De ECONOMY
versie is het beeld dat verschijnt op het beeldscherm
wanneer u het beeld toont in de weergavefunctie
(PLAY).
U kunt TIFF beelden niet overbrengen naar een com-
puter m.b.v. de gebundelde Photo Loader applicatie
(pagina 147).
Beeld-
grootte
(beeld-
punten)
2560
X
1920
2544
X
1696
(3:2)
1600
X
1200
1280
X
960
640
X
480
Kwaliteit
FINE
NORMAL
ECONOMY
TIFF
FINE
NORMAL
ECONOMY
TIFF
FINE
NORMAL
ECONOMY
TIFF
FINE
NORMAL
ECONOMY
TIFF
FINE
NORMAL
ECONOMY
TIFF
Bestands-
grootte
2,3 MB
1,8 MB
1,3 MB
14,4 MB
2,0 MB
1,6 MB
1,1 MB
12,64 MB
1,02 MB
0,68 MB
0,34 MB
5,625 MB
0,65 MB
0,43 MB
0,22 MB
3,6 MB
0,16 MB
0,11 MB
0,06 MB
0,9 MB
64MB
geheugen-
kaart
24 beelden
30 beelden
40 beelden
3 beelden
27 beelden
33 beelden
50 beelden
4 beelden
50 beelden
75 beelden
144 beelden
10 beelden
77 beelden
113 beelden
214 beelden
15 beelden
296 beelden
415 beelden
622 beelden
62 beelden
1GB
Microdrive
410 beelden
513 beelden
684 beelden
65 beelden
466 beelden
570 beelden
855 beelden
75 beelden
855 beelden
1266 beelden
2445 beelden
173 beelden
1314 beelden
1911 beelden
3625 beelden
270 beelden
5006 beelden
7009 beelden
9999 beelden*
1
1049 beelden
16MB
geheugen-
kaart
6 beelden
7 beelden
10 beelden
6 beelden
8 beelden
12 beelden
1 beeld
12 beelden
18 beelden
35 beelden
2 beelden
19 beelden
28 beelden
53 beelden
3 beelden
73 beelden
103 beelden
154 beelden
15 beelden
Aantal beelden
*1 Maximale waarde die getoond wordt door de camera. De feite-
lijke beeldcapaciteit is groter dan deze waarde.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
96
Versterking van bepaalde kleuren
Gebruik de volgende procedure om een bepaalde kleur te
versterken in het beeld dat u opneemt.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Enhancement” (versterking) en
druk vervolgens de controletoets naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
Om dit te verkrijgen:
Schakel de kleurversterking
Versterk rood
Versterk groen
Versterk blauw
Versterk huidkleur
Selecteer deze
instelling:
Off (uit)
Red (rood)
Green (groen)
Blue (blauw)
Flesh Tones
(huidskleur)
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
Specificeren van de gevoeligheid
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheidsinstelling
te selecteren die past bij het type beeld dat u opneemt.
1.
Zet de spannings-functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Sensitivity” (gevoeligheid) en druk
vervolgens de controletoets naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.
BELANGRIJK!
Een verhoogde gevoeligheid kan statische ruis ver-
oorzaken op het beeld. Selecteer de gevoeligheidsin-
stelling die past bij het soort foto dat u wilt nemen.
Auto : Automatische gevoeligheidsselectie
0 : Komt overeen met ISO50
+1 : Komt overeen met ISO100
+2 : Komt overeen met ISO200
+3 : Komt overeen met ISO400
+4 : Komt overeen met ISO800
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
97
Gebruiken van de filterfunctie
Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van
een beeld veranderen tijdens het opnemen.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU
3.
Selecteer “Filter” en druk vervolgens de
controletoets naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:
Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia, Red (rood), Green
(groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink (roze),
Purple (paars)
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
OPMERKINGEN
Door de filterfunctie van de camera te gebruiken wordt
hetzelfde resultaat geproduceerd als het monteren
van een kleurfilter op de lens.
• Als de kleurversterking en de filterfunctie (pagina 96)
beide op hetzelfde moment ingeschakeld worden,
wordt de filterfunctie voorrang gegeven (en wordt
kleurversterking niet uitgevoerd).
OPMERKINGEN
• Door de kleuren te versterken wordt hetzelfde resul-
taat geproduceerd als het monteren van een kleur-
versterkend lensfilter op de lens.
• Als de kleurversterking en de filterfunctie (zie hieron-
der) beide op hetzelfde moment ingeschakeld wor-
den, wordt de filterfunctie voorrang gegeven (en wordt
kleurversterking niet uitgevoerd).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
98
Specificeren van het contrast
Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil
tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van
het beeld dat u opneemt.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Contrast” en druk vervolgens de
controletoets naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
Om dit te verkrijgen:
Maximaal contrast
Hoog contrast
Normaal contrast
Laag contrast
Minimaal contrast
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
Specificeren van kleurverzadiging
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te rege-
len van het beeld dat u opneemt.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Saturation” (verzadiging) en druk
vervolgens de controletoets naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
Om dit te verkrijgen:
Maximale kleurenverzadiging
(intensiteit)
Hoge kleurenverzadiging (intensiteit)
Normale kleurenverzadiging
(intensiteit)
Lage kleurenverzadiging (intensiteit)
Minimale kleurenverzadiging
(intensiteit)
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
99
In- en uitschakelen van het in-beeldraster
U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te
helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van te
zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden
wordt.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Grid” (raster) en druk vervolgens de
controletoets naar rechts.
Speciferen van de contourscherpte
Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de con-
touren in het beeld te regelen.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Sharpness” en druk vervolgens de
controletoets naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
Om dit te verkrijgen:
Maximaal scherpte
Hoog scherpte
Normaal scherpte
Laag scherpte
Minimaal scherpte
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
100
Toevoegen van een tijdstempel aan een
beeld
Als hij ingeschakeld is, stempelt de tijdstempelfunctie
digitaal de opnamedatum en -tijd in de rechter onderhoek
van elk beeld dat opgenomen wordt. Merk op dat wanneer
een beeld eenmaal afgestempeld is, de datum en tijd niet
uitgewist kunnen worden.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Time Stamp” (tijdstempel) en druk
vervolgens de controletoets naar rechts.
Om dit te verkrijgen:
Schakel het raster uit
Schakel het raster aan
Selecteer deze
instelling:
Off (uit)
On (aan)
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
101
Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning
Configureren van het “functiegeheugen” van de camera stelt
de default instellingen bij inschakelen van de spanning in.
Het inschakelen van een functiegeheugenitem specificeert
dat de huidige instelling van dit item opnieuw verkregen
dient te worden bij opnieuw inschakelen van de spanning
nadat de camera uitgeschakeld is. Het uitschakelen van een
functiegeheugenitem specificeert dat de in de fabriek inge-
stelde ‘default’ instelling gebruikt dient te worden telkens
wanneer de camera wordt ingeschakeld.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Mode Memory” (functiegeheugen)
en druk vervolgens de controletoets naar
rechts.
4.
Selecteer de te veranderen instelling en druk
vervolgens de controletoets naar rechts.
5.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
Voorbeeld:
Datum: 23 october, 2002
Tijd: 1:25 pm (‘s middags)
Off (uit): Geen tijdstempel
2002/10/23: jaar/maand/dag
23 1:25 pm (‘s middags): Dag Uren:Minuten
2002/10/23 1:25 pm (‘s middags): jaar/maand/dag
Uren:Minuten
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
102
Resetten van de camera
Gebruik de volgende procedure om de instellingen van de
camera allemaal terug te stellen (resetten) tot de oorspron-
kelijke dafault instellingen zoals aangegeven onder “Camera
menu’s” op pagina 159.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op of
.
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Reset” (terugstellen) en druk ver-
volgens de controletoets naar rechts.
4.
Druk in antwoord op de bevestigings-
boodschap die verschijnt de controletoets
naar boven of naar beneden om “Yes” te selec-
teren om te resetten en “No” om deze proce-
dure te verlaten en klik vervolgens op de
controletoets om die keuze uit te voeren.
Doe dit wanneer de camera ingescha-
keld wordt:
Verkrijg opnieuw de laatste instelling van
het item op het moment dat de spanning
uitgeschakeld werd.
Verkrijg de fabriek ingestelde ‘default’ in-
stelling
Selecteer dit:
On (aan)
Off (uit)
6.
Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.
Items en instellingen van het functiegeheugen
Resetten van het functiegeheugen
Selecteer in stap 4 van de bovenstaande procedure “Reset”
“Yes” en klik op de controletoets. Hierdoor worden de in-
stellingen van het functiegeheugen terug gesteld op de oor-
spronkelijke default instellingen.
Item
Flash (Flitser)
White Balance
(Witbalans)
Metering
(Meten)
Focus
(Scherpstellen)
Sensitivity
(Gevoeligheid)
Digital Zoom
(Digitale zoom)
EV Shift
(EV verschuiving)
Off (uit) (default)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Multi
(Multi-patroon meten)
Spot (Puntmeten)
0
On (Aan)
None (Geen)
On (aan)
Instelling bij
uitschakelen
van de
spanning.
Geheugenfunctie status
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
103
Gebruiken van de sluiterontspanner
afstandsbediening
U kunt een los verkrijgbare sluiterontspanner
afstandsbediening(WR-3C) gebruiken om de sluiter te ont-
spannen zonder de camera aan te raken. Door de camera
op een statief te plaatsen en de sluiterontspanner afstands-
bediening te gebruiken kunt u de kans verkleinen op beelden
met vegen door onbedoelde handbewegingen. Zie voor vol-
ledige details de aanwijzingen die meegeleverd worden met
de sluiterontspanner afstandsbediening.
Ondersteunde sluiterontspanner afstandsbediening:
WR-3C (los verkrijgbaar)
Kabellengte: ca. 1 meter
1.
Schakel de camera uit en sluit de
sluiterontspanner afstandsbediening aan op de
DIGITAL poort (sluiterontspanneraansluiting)
van de camera.
2.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
3.
Druk op MENU.
4.
Selecteer “Release Setting” (ontspanner in-
stelling) en druk vervolgens de controletoets
naar rechts.
5.
Selecteer “On” (aan) en klik op de controle-
toets.
Door “Off” (uit) te selecteren wordt de
sluiterontspanner afstandsbediening gedeactiveerd.
6.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
7.
Nu kunt u de sluiterontspanner afstandsbedie-
ning gebruiken om een beeld op te nemen.
OPMERKING
De sluiterontspanner afstandsbediening kan de vol-
gende functies van de camera bedienen:
sluiterontspannertoets halverwege en geheel indruk-
ken, bedienen van de zoomregelaar, naar links of
naar rechts drukken van de controletoets.
Sluiterontspanner
afstandsbediening
DIGITAL poort
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
104
Gebruiken van een uitwendige flitser
Middels het gebruik van een los verkrijgbare flitsereenheid
kunt u een hogere mate van helderheid (leidraadnummer)
verkrijgen dan wanneer u alleen de ingebouwde flitser ge-
bruikt. Een externe flitser kan tevens het effectieve bereik
van de gecombineerde flits verlengen.
Het leidraadnummer van de interne flitser is 6.5 (ISO 100/m).
Vereisten voor de externe flitsereenheid
Een externe flitsereenheid die u met deze camera gebruikt
dient aan de volgende vereisten te voldoen.
Variabele flitsintensiteit (AUTO)
Flitstijdsduur: Minder dan 1/1000 sec.
Bereikhoek: bereik van 33mm gelijkwaardig aan een ob-
jectief met een brandpuntsafstand van 35mm (zonder
groothoekobjectief)
BELANGRIJK!
Een gedeelte van de effectiviteit van de flitser kan ver-
loren gaan bij gebruik van een ringflitser of een ander
type eenheid met een lange flitstijd.
De lensopeningwaarden en de ISO gevoeligheid die
beschikbaar is bij bepaalde flitsereenheden kan mo-
gelijk niet passen bij de waarden die ondersteund wor-
den door uw camera. Maak in dergelijke gevallen aan-
passingen in de instelling van de lensopening van de
externe flitser en de camera totdat een juiste mate van
helderheid is verkregen.
Monteren van een externe flitsereenheid
BELANGRIJK!
Let er altijd op dat de externe flitsereenheid uitgescha-
keld is voordat u hem monteert of demonteert. Laat u
de flitsereenheid op de camera gemonteerd zitten,
dan kan hij onverwacht flitsen.
1.
Sluit de synchronisatiekabel van de flitser-
eenheid aan op de externe flitsersynchronisatie
aansluiting van de camera.
Synchronisatiekabel
Externe flitser-
synchronisatie
aansluiting
Externe
flitsereenheid
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
105
Bij monteren van een externe flitsereenheid op de ca-
mera dient u tevens een greepbeugel aan te schaffen
en te installeren zodat hij vast zit in het gat van het
statief.
2.
Schakel de spanning van de camera in en
maak de vereiste instellingen bij de camera.
Belichtingsfunctie: M (handmatige belichting)
Sluitersnelheid: Ongeveer 1/60 (feitelijke instelling
dient te geschieden overeenkomstig de instelling van
de lensopening.)
Gebruik de maximale lensopening (F2.0) voor maxi-
male helderheid van plaatsen tot waar de flits-
verlichting niet reikt.
Witbalans: zonlicht
Flitserfunctie: (uit)
3.
Schakel de externe flitsereenheid aan en stel
hem in op de lensopeningwaarde (F) van de
camera (pagina 84) en de gevoeligheidswaarde
(gelijkwaardig aan ISO 100).
Afhankelijk van de omstandigheden kan een juiste
belichting mogelijk niet verkregen worden zelfs als de
automatische lensopeningwaarde (F) en de ISO gevoe-
ligheid van de flitserfunctie passen bij die van de ca-
mera. Mocht dit het geval zijn, stel dan de automatische
lensopeningwaarde (F), de ISO gevoeiligheid of de an-
dere instellingen van de flitsereenheid aan. Probeer te-
vens de lensopening van de camera bij te stellen.
BELANGRIJK!
De externe flitser die aangesloten is op de externe flitser-
synchronisatie aansluiting flitst altijd. Om een beeld op te
nemen zonder de externe flitser dient u de
synchronisatiekabel uit de aansluiting te trekken of de
spanning van de externe flitsereenheid uit te schakelen.
Om de intensiteit van een externe flitser bij te stellen ge-
bruikt u de bedieningsorganen van de externe flitser-
eenheid zelf. Het veranderen van de instelling voor de
flitsintensiteit bij de camera zelf heeft geen invloed op een
eventueel aangesloten externe flitsereenheid. Mocht de
belichting bij een opgenomen beeld niet goed overkomen
op het beeldscherm, stel dan de instellingen voor de lens-
opening en ISO gevoeligheid in bij de flitsereenheid of
stel de lensopening van de camera zelf in en probeer het
nog eens.
Close-up opnamen met een externe flitser kunnen over-
belichte beelden produceren. Mocht dit gebeuren, stel
dan de instellingen voor de lensopening en de ISO ge-
voeligheid bij de flitsereeenheid bij of stel de lensopening
van de camera zelf bij en probeer het nog eens.
• Merk op dat de ingebouwde flitser van de camera altijd
flitst wanneer de instelling van de flitsfunctie anders is
dan (uit).
De lensopeningwaarde (F) die aangegeven wordt door de
camera is de waarde wanneer de optische zoom op zijn
breedst (1x) is. Het instellen van de optische zoom op
telefoto zal het objectief ietwat donkerder maken. Ge-
bruikt u de optische zoom, stel dan de instellingen voor de
lensopening en de ISO gevoeligheid bij de flitsereeenheid
bij of stel de lensopening van de camera zelf bij.
Bij gebruik van een zoomflitser wordt een bereikhoek
voor een brandpuntsafstand van 33mm of minder aanbe-
volen voor de flitsereenheid.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
106
Monteren van een verloopobjectief, een
close-up objectief of een filter
Schroefdraad in de lens van de camera maken het mogelijk
om een los verkrijgbare verloopobjectiefadapter (LU-35A) te
monteren. Na montage van de adapter kunt u één van de
aanbevolen verloopobjectieven, het aanbevolen close-up
objectief of een los verkrijgbaar filter te monteren.
Monteren van een verloopobjectief of een
close-up objectief
Door een verloopobjectief te monteren wordt de brandpunts-
afstand verlengd voor betere mogelijkheden voor telefoto of
juist verkort voor het maken van groothoek foto’s. U kunt ook
macrobeelden maken door het close-up objectief te monte-
ren.
BELANGRIJK!
Het volgende Canon Inc. verloopobjectief en close-up
objectieven worden aanbevolen voor gebruik met
deze camera.
Deze objectieven zijn mogelijk niet verkrijgbaar in be-
paalde landen en gebieden.
Canon Inc. Tele-Converter TC-DC58 (tele-verloopobjectief)
Brandpuntsafstand: digitale camera brandpuntsafstand x 1,5
Canon Inc. Wide Converter WC-DC58
Brandpuntsafstand: digitale camera brandpuntsafstand x 0,8
Wide-Converter
WC-DC58
(groothoekobjectief)
Verloopobjec-
tiefadapter
(LU-35A)
Tele-Converter
TC-DC58
(teleobjectief)
Verloopobjec-
tiefadapter
(LU-35A)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
107
Canon Inc. 58mm Close-up objectief 250D
Brandpuntsafstand: Tijdens de macrofunctie, 5 cm - 14 cm
vanaf het oppervlak van het close-up
objectief tot aan het onderwerp (wan-
neer de zoom ingesteld is op maxi-
male groothoek); 7 cm - 14 cm bij an-
dere standen.
Verloopobjec-
tiefadapter
(LU-35A)
Close-up
objectief (250D)
BELANGRIJK!
Zorg ervoor altijd het verloopobjectiefadapter (LU-
35A) te gebruiken wanneer u een verloopobjectief van
58mm of een 58mm close-up objectief gebruikt. Doet
u dat niet dan zal de lens in aanraking komen met het
verloopobjectief of het 58mm close-up objectief wan-
neer de lens uit de camera komt, hetgeen defecten zal
geven.
Gebruik altijd het beeldscherm om de compositie van
beelden te maken terwijl een verloopobjectief of een
close-up objectief op de camera is gemonteerd. Ge-
bruik de zoeker niet want het beeld past zich niet aan
het gebruikte objectief aan. Daarnaast kan een
verloopobjectief of een close-up objectief ook schadu-
wen veroorzaken in de zoeker.
Het gebruik van de ingebouwde flitser van de camera
terwijl een verloopobjectief of een close-up objectief
gemonteerd is kan schaduwen opleveren aan de ran-
den van de beelden.
• Het instellen van de camera op groothoek terwijl een
telelens gemonteerd is, zal schaduwen veroorzaken
bij de randen van het beeld doordat het licht geblok-
keerd wordt door het frame van het aangekoppelde
objectief. Om deze reden dient u de camera altijd op
telefoto in te stellen als u een telelens gebruikt.
De invloed van bewegen van de camera wordt ver-
sterkt wanneer een telelens gebruikt wordt. Installeer
bij het gebruik van een verloopobjectief altijd het mee-
geleverde kussen en monteer de camera op een sta-
tief zodat hij stevig vast zit.
Door bepaalde karakteristieken van het groothoek
verloopobjectief kunt u kleine vervormingen waarne-
men in de beelden wanneer u ze opneemt.
Bij het gebruik van het groothoek verloopobjectief
dient u de zoominstelling van de camera altijd in te
stellen op de maximale groothoek.
Bij gebruik van de close-up lens dient u er op te letten
de scherpstelfunctie van de camera op
(Macrofunctie) (pagina 65) te zetten. Goed scherp-
stellen van een close-up beeld kan niet mogelijk zijn
bij andere scherpstelfuncties.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
108
Gebruik van een filter
De camera ondersteunt het gebruik van los verkrijgbare
58mm filters.
BELANGRIJK!
Gebruik altijd de verloopobjectiefadapter (LU-35A)
wanneer u een filter gebruikt. Doet u dat niet dan zal
de lens in aanraking komen met het filter wanneer de
lens uit de camera komt, hetgeen defecten zal geven.
Het ontwerp van bepaalde lenzen kan schaduwen ge-
ven bij de randen van het beeld.
Autofocus en flitsen kunnen mogelijk niet het ge-
wenste resultaat opleveren wanneer een filter op de
lens gemonteerd is.
Filters produceren niet precies dezelfde resultaten als
de resultaten die worden verkregen bij camera’s die
van een filmrol gebruik maken.
Gebruik niet meerdere filters tegelijkertijd.
Het gebruik van een in de handel verkrijgbare lenskap
kan schaduwen veroorzaken bij de randen van het
beeld.
WEERGAVE
109
WEERGAVE
U kunt het ingebouwde beeldscherm van de camera gebrui-
ken om opgenomen beelden weer te geven.
Elementaire weergave
Gebruik de volgende procedure om door de opgenomen
beelden in het geheugen van de camera te bladeren.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
: weergavefunctie (PLAY) voor het weergeven van
beelden.
2.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om door de
beelden op het beeldscherm te bladeren.
OPMERKINGEN
Houd de controletoets naar links of naar rechts ge-
drukt om met hoge snelheid door de beelden te blade-
ren.
Teneinde sneller bladeren mogelijk te maken, ver-
schijnt eerst een beeld op het beeldscherm dat het
voorvertoningbeeld is en ietwat minder van kwaliteit
dan het feitelijke beeld. Het feitelijke displaybeeld ver-
schijnt ongeveer 2 seconden na het voorvertoning-
beeld. Merk op dat een feitelijk displaybeeld met volle-
dige details niet beschikbaar kan zijn bij sommige
beelden die gekopieerd zijn van bepaalde camera-
modellen.
Als u dit wilt doen:
Blader voorwaarts
Blader achterwaarts
Doe dit:
Druk de controletoets naar rechts.
Druk de controletoets naar links.
WEERGAVE
110
Weergeven van een film
Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven
die opgenomen werd met de filmfunctie.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om door de
beelden op het beeldscherm te bladeren totdat
de gewenste film getoond wordt.
3.
Klik op de controletoets om de weergave van
de film te starten.
Het volgende beschrijft bedieningshandelingen die tij-
dens het weergeven van een film tot de beschikking
staan.
Filmfunctie
icoon
Als u dit wilt doen:
Schakel over tussen bekijken
op het volledige scherm of
op een kwart scherm.
Geef in voorwaartse richting
weer.
Geef in achterwaarste
richting weer.
Pauzeren van de weergave.
Doorspringen naar het
volgende beeld terwijl de
weergave gepauzeerd is.
Terugspringen naar het
vorige beeld terwijl de
weergave gepauzeerd is.
Verlaat weergave van de film.
Doe dit:
Druk op DISP.
Druk de controleregelaar
naar rechts.
Druk de controleregelaar
naar links.
Klik op de controletoets
Druk de controleregelaar
naar rechts.
Druk de controleregelaar
naar links.
Druk op MENU.
WEERGAVE
111
Weergave van een panorama
Gebruik de volgende procedure om een panorama weer te
geven die opgenomen werd met de panoramafunctie.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om door de
beelden op het beeldscherm te bladeren totdat
het gewenste panorama getoond wordt.
3.
Klik op de controletoets om de weergave van
het panorama te starten.
Het volgende beschrijft bedieningshandelingen die tij-
dens het weergeven van een film tot de beschikking
staan.
Panorama-
functie icoon
Als u dit wilt doen:
Schakel over tussen bekijken
op het volledige scherm of in
de gecomprimeerde versie.
In voorwaartse richting
bladeren.
In achterwaarste richting
bladeren.
Pauzeren van de weergave.
Doorspringen naar het
volgende beeld terwijl de
weergave gepauzeerd is.
Terugspringen naar het
vorige beeld terwijl de
weergave gepauzeerd is.
Verlaat weergave van het
panorama.
Doe dit:
Druk op DISP.
Druk de controleregelaar
naar rechts.
Druk de controleregelaar
naar links.
Klik op de controletoets.
Druk de controleregelaar
naar rechts.
Druk de controleregelaar
naar links.
Druk op MENU.
WEERGAVE
112
Het volgende beschrijft bedieningshandelingen die tot
de beschikking staan wanneer een vergroot beeld
zich op het beeldscherm bevindt.
BELANGRIJK!
U kunt beelden van een film of een panorama niet ver-
groten.
OPMERKING
Wanneer u de zoomcontroleregelaar naar beneden te
drukken in de ricthing van (groothoek) terwijl
een beeld van normale grootte (1x) op de display ge-
toond wordt, zal overgeschakeld worden naar het 9-
beelden scherm.
Als u dit wilt doen:
Het beeld naar rechts
verschuiven.
Het beeld naar links
verschuiven.
Het beeld naar boven
verschuiven.
Het beeld naar onderen
verschuiven.
Verlaten van het vergrootte
scherm.
Doe dit:
Druk de controleregelaar
naar rechts.
Druk de controleregelaar
naar links.
Druk de controleregelaar
naar boven.
Druk de controleregelaar
naar beneden.
Druk op een willekeurige toets
behalve de controletoets.
Vergroten van het weergavebeeld
Gebruik de volgende procedure om het weergavebeeld op
het scherm te vergroten. U kunt het beeld vergroten tot maxi-
maal 3,2 maal de normale grootte.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om door de
beelden op het beeldscherm te bladeren totdat
het beeld getoond wordt dat u wilt vergroten.
3.
Druk de zoomcontroleregelaar naar boven in
de richting van (telefoto) om op het on-
derwerp in te zoomen.
Druk de zoomcontroleregelaar naar beneden in de
richting van (groothoek) om van het onderwerp
weg te zoomen.
2X
WEERGAVE
113
Weergave van het 9-beelden scherm
Gebruik de volgende procedure om negen beelden tegelij-
kertijd op het beeldscherm te tonen.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk de zoomcontroleregelaar naar beneden
in de richting van
(groothoek) .
Hierdoor wordt het scherm met 9-beelden getoond, te
beginnen met het laatst opgenomen beeld.
3.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
om door de beelden op het beeldscherm te bla-
deren.
26 27
123
456
789
10 11 12
13 14 15
16 17 18
19 20 21
22 23 24
25
Het volgende beschrijft bedieningshandelingen die tot
de beschikking staan terwijl er zich negen beelden op
het scherm bevinden.
Als u dit wilt doen:
In voorwaartse richting
bladeren.
In achterwaarste richting
bladeren.
Toon de selectiewijzer (Zie
volgende hoofdstuk).
Verlaat weergave van het 9-
beelden scherm.
Doe dit:
Druk de controleregelaar
naar rechts.
Druk de controleregelaar
naar links.
Druk op DISP.
Druk op een willekeurige
toets behalve de controle-
toets of DISP.
WEERGAVE
114
Selecteren van een specifiek beeld op het
9-beelden scherm
1.
Toon het 9-beelden scherm.
2.
Druk op DISP.
Hierdoor verschijnt een wijzer in de linker bovenhoek
van het beeldscherm.
3.
Druk de controletoets naar links, naar rechts,
naar boven of naar beneden om de wijzer te
verplaatsen naar het beeld dat u wilt selecte-
ren. Klik vervolgens op de controletoets.
Hierdoor verschijnt een enkelvoudig beeld van het ge-
selecteerde beeld.
WEERGAVE
115
Tonen van het histogram en andere
beeldinformatie
De camera slaat het histogram en de andere beeldinformatie
op samen met het beeld zelf. Gebruik de volgende proce-
dure om deze andere beeldinformatie te bekijken.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op DISP om het histogram en andere
beeldinformatie te tonen.
1
Histogram
7
Sluiter-
snelheid
4
Licht-
meten
3
Aandrijffunctie
2
Belichtingsfunctie
5
Flitser
8
Witbalans
9
Bestandsgrootte
6
Lensopening
Gebruik het histogram om de belichting te
controleren bij het opnemen.
De belichtingscondities die worden
aangegeven door het histogram kunnen
mogelijk niet nauwkeurig zijn bij gebruik
van de flitser of bij multipatroon meten
alsmede tijdens bepaalde andere
omstandigheden.
: Volautomatische functie
: Beste shotfunctie
: Programma AE functie
: Lensopening prioriteitfunctie
: Sluitersnelheid prioriteit AE functie
: Handmatige functie
: 1-beeld functie
: Doorlopende sluiterfunctie
: AEB (automatische
belichtingsgroepering) functie
: Filmfunctie
: Panoramafunctie
: Multi-patroon meten
: Centrum-georiënteerd meten
: Puntmeten
: Flitser aan
: Flitser uit
1 Histogram
2 Belichtings-
functie
3
Aandrijffunctie
4 Lichtmeten
5 Flitser
6 Lensopening
7 Sluitersnelheid
WEERGAVE
116
Behalve voor het histogram wordt “-----” getoond in
plaats van elk item waarvoor de informatie niet zeker
is of om een andere reden niet beschikbaar is.
3.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om door de
beelden op het beeldscherm te bladeren.
Na het selecteren van een beeld kan het enige tijd
duren voordat de beelddata verschijnt.
4.
Druk nadat u klaar bent op DISP om de display
informatie te wissen.
8 Witbalans
9
Bestandsgroote
BELANGRIJK!
Het histogram verschijnt niet tijdens weergave van
een film (pagina 110).
Bij een panoramabeeld (pagina 111) wordt het
histogram alleen bij het eerste beeld van het pano-
rama getoond.
Geen: Automatisch
: Daglicht
: Schaduw
: Gloeilamp
: TL-verlichting
: Handmatig
WEERGAVE
117
BELANGRIJK!
De automatisch spanningsonderbreker (pagina 35) is
gedeactiveerd wanneer de diavertoning gebruikt
wordt. Dit betekent dat u de diavertoning niet dient te
laten doorlopen wanneer u batterijen gebruikt om de
camera van stroom te voorzien. Hierdoor kunnen de
batterijen namelijk snel leeglopen. Vergeet niet de
diavertoning uit te schakelen en de camera uit te
schakelen nadat u klaar bent.
Merk op dat alle toetsen gedeactiveerd zijn terwijl een
beeldverandering plaatsvindt. Wacht totdat een beeld
op het beeldscherm gestopt is voordat u bediening uit-
voert van een toets of houd de toets ingedrukt totdat
het beeld stopt.
Beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale
camera of van een computer kunnen langere tijd in
beslag nemen om te verschijnen dan de diavertoning
tussenpozen die u selecteerde.
Gebruik van de diavertoning (slide show)
De diavertoning speelt beelden automatisch af in de volg-
orde met vaste tussenpozen.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Slide Show” en klik op de controle-
toets voor toepassing.
Hierdoor wordt de diavertoning gestart.
Door op dat moment op MENU te drukken wordt een
scherm verkregen voor het instellen van tussenpozen
tussen het doorgaan van het ene naar het volgende
beeld. Deze instelling loopt tussen 5 en 30 seconden.
4.
Druk om de diavertoning te stoppen op een wil-
lekeurige toets behalve op MENU.
WEERGAVE
118
Afmetingen van een beeld heraanpassen
U kunt de volgende procedure gebruiken om een beeld te
veranderen naar VGA maat (680 x 480 beeldpunten).
De VGA maat is de optimale grootte voor het versturen bij
e-mail boodschappen of om in te plakken bij Web pagina’s.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om het beeld te
tonen waarvan u de afmetingen opnieuw wilt
aanpassen.
3.
Druk op MENU.
4.
Selecteer “Resize” (afmetingen heraanpassen)
en druk daarna de controletoets naar rechts.
5.
Selecteer “Yes” (ja) en klik op de controle-
toets.
Selecteer “No” om de procedure te verlaten zonder de
afmetingen van het beeld aan te passen.
BELANGRIJK!
Door heraanpassen van een beeld wordt een nieuwe
(heraangepaste) versie opgeslagen als een geschei-
den bestand.
De oorspronkelijke versie van het beeld vóór het aan-
passen wordt ook in het geheugen opgeslagen ge-
houden.
Beelden van het 2544 x 1696 (3:2) formaat worden
aangepast tot het 640 x 427 beeldpunten formaat.
Van beelden kleiner dan 640 x 480 beeldpunten kun-
nen de afmetingen niet worden heraangepast.
• De afbeeldingen van filmfunctie, panoramafunctie en
TIFF (ongecomprimeerde) beelden kunnen niet wor-
den heraangepast.
• Het heraanpassen van een beeld kan niet plaatsvin-
den als de boodschap “MEMORY FULL Delete
unneeded images” (geheugen vol - onnodige beelden
uitwissen) verschijnt.
WISSEN VAN BEELDEN
119
WISSEN VAN BEELDEN
U kunt het momenteel getoonde beeld, één of meerdere ge-
selecteerde beelden of alle beelden wissen in één of meer
mappen, of alle beelden in het geheugen van de camera.
BELANGRIJK!
Merk op dat het wissen van beelden niet ongedaan
gemaakt kan worden. Let er dus goed op dat u een
beeld echt niet meer nodig heeft of dat u er een
backup kopie van gemaakt heeft op een computer of
op een diskette of ander medium voordat u het wist.
Wees in het bijzonder voorzichtig met de bedienings-
handeling “Deleting All Unprotected Images” die alle
onbeveiligde beelden in het geheugen uitwist.
• Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Zie
“Beveiligen van beelden tegen uitwissen” op pagina
125 voor details aangaande het beveiligd en
onbeveiligd maken van beelden.
Het uitwissen kan niet worden uitgevoerd wanneer
alle bestanden in het geheugen van de camera bevei-
ligd zijn.
Wissen van het getoonde beeld
Gebruik de volgende procedure wanneer u het beeld wilt
wissen dat zich momenteel op het beeldscherm bevindt.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om het beeld te
tonen dat u wilt wissen.
3.
Druk op AE-L .
4.
Druk in antwoord op de bevestigings-
boodschap die verschijnt de controletoets
naar boven of naar beneden om “Yes” te selec-
teren.
Mocht u van gedachten veranderen en het beeld toch
niet willen uitwissen dan kunt u “No” (nee) selecteren.
5.
Klik op de controletoets.
Het tonen van een panorama- of filmbeeld in stap 2
van de bovenstaande procedure zal tot gevolg heb-
ben dat alle beelden uitgewist worden die onderdeel
uitmaken van het panorama of de film.
WISSEN VAN BEELDEN
120
OPMERKING
De camera houdt geen open ruimtes in het geheugen.
Door een beeld uit te wissen wordt het volgende beeld
verschuiven naar de open ruimte die gemaakt werd
door het wissen. Merk ook op dat alle beelden op-
nieuw genummerd worden wanneer ze worden ver-
schoven.
Wissen van geselecteerde beelden
De volgende procedure laat u één of meer beelden selecte-
ren om te worden gewist.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Delete” (wissen) “Select” (selec-
teren) en druk de controletoets naar rechts.
4.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om het beeld te
tonen dat u wilt wissen.
5.
Druk de controletoets naar boven of naar be-
neden om het icoon van het afgebeelde
beeld aan en uit te doen.
100-1 100-2 100-3
100-1 100-2
01010001.JPG 01010003.JPG01010002.JPG
01010003.JPG
Bestandsnamen:
01010001.JPGBestandsnamen:
WISSEN VAN BEELDEN
121
Elk beeld dat gemarkeerd is met het icoon is ge-
merkt om te worden gewist. Het beeld zal uitgewist
worden wanneer u de volgende stap van deze proce-
dure uitvoert.
U kunt de stappen 4 en 5 herhalen om meerdere beel-
den eventueel te markeren en het markeren onge-
daan te maken.
6.
Druk op de controletoets.
7.
Druk in antwoord op de bevestigings-
boodschap die verschijnt de controletoets
naar boven of naar beneden om “Yes” te selec-
teren.
Mocht u van gedachten veranderen en het beeld toch
niet willen uitwissen dan kunt u “No” (nee) selecteren.
8.
Klik op de controletoets.
Wissen van alle beelden in geselecteerde
mappen
De volgende procedure laat u één of meer mappen selecte-
ren voor het wissen van alle beelden die ze bevatten.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Delete” (wissen) “Folder” (map)
en druk de controletoets naar rechts.
4.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om de map te
tonen waarvan u de beelden wilt wissen.
5.
Druk de controletoets naar boven of naar be-
neden om het icoon van de afgebeelde map
aan en uit te doen.
WISSEN VAN BEELDEN
122
Elke map die gemarkeerd is met het icoon is ge-
merkt om te worden gewist. Het beeld zal uitgewist
worden wanneer u de volgende stap van deze proce-
dure uitvoert.
U kunt de stappen 4 en 5 herhalen om meerdere map-
pen eventueel te markeren en het markeren onge-
daan te maken.
6.
Druk op de controletoets.
7.
Druk in antwoord op de bevestigings-
boodschap die verschijnt de controletoets
naar boven of naar beneden om “Yes” te selec-
teren.
Mocht u van gedachten veranderen en de map toch
niet willen uitwissen dan kunt u “No” (nee) selecteren.
8.
Klik op de controletoets.
Wissen van alle onbeveiligde beelden
De volgende procedure laat u alle beelden wissen die zich
momenteel op de geheugenkaart van de camera bevinden.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Delete” (wissen) “All” (alle) en
druk de controletoets naar rechts.
4.
Druk in antwoord op de bevestigings-
boodschap die verschijnt de controletoets
naar boven of naar beneden om “Yes” te selec-
teren.
Mocht u van gedachten veranderen en toch niet willen
uitwissen dan kunt u “No” (nee) selecteren.
5.
Klik op de controletoets.
BEHEER VAN BESTANDEN
123
BEHEER VAN BESTANDEN
Dankzij de mogelijkheden van de camera voor bestands-
beheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog houden. U
kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds wissen en
zelfs de DPOF functie gebruiken om beelden te specificeren
voor het afdrukken.
Mappen en bestanden
Wanneer u het eerste beeld op een bepaalde dag opneemt
dan zal de camera automatisch een map aanmaken voor die
datum. Alle navolgende beelden die u op die dag opneemt
worden in dezelfde map opgeslagen.
Voor volledige details aangaande het organiseren van
mappen op de geheugenkaart wordt u verwezen naar “Ge-
bruiken van een geheugenkaart om beelddata over te stu-
ren” op pagina 149.
Mappen
Er wordt automatisch een map aangemaakt telkens wan-
neer u het eerste beeld op een bepaalde datum opneemt.
De naam die toegewezen is aan de map is gebaseerd op de
huidige datum zoals hieronder beschreven. U kunt maximaal
900 mappen op een bepaald moment op een geheugenkaart
hebben (behoudens beperkingen inzake de opslag-
capaciteit).
Voorbeeld: Map gecreëerd op 19 juli wat de 100ste map op
de geheugenkaart is
• Het werkelijke aantal bestanden dat u op een geheugen-
kaart kunt opslaan hangt af van de instellingen voor de
beeldkwaliteit, de capaciteit van de kaart, enz.
100_0719
Serienummer
Streepje
Maand
Dag
BEHEER VAN BESTANDEN
124
Bestanden
Elke map kan maximaal 250 beeldbestanden bevatten. Als u
probeert het 251ste bestand op te slaan in een map, creëert
de camera automatisch een nieuwe map waar het beeld
wordt opgeslagen. De namen die worden toegewezen aan
de bestanden, zijn gebaseerd op de huidige datum zoals
hieronder getoond.
Voorbeeld: 26ste beeld gemaakt op 7 november
Naast beeldbestanden bevatten geheugenkaarten ook een
aantal andere bestanden die gebruikt worden door het sys-
teem voor het beheer van beelddata.
Het werkelijke aantal bestanden dat u op een geheugen-
kaart kunt opslaan hangt af van de instellingen voor de
beeldkwaliteit, de capaciteit van de kaart, enz.
Panoramabeelden worden opgeslagen als een groep van
meerdere afzonderlijk beelden.
Er zijn meer dan 250 beeldbestanden in een map (door
kopiëren van een andere digitale camera of een andere
bron) en slechts de eerste 250 (in volgorde van de naam)
kunnen worden weergegeven.
11070026.JPG
Maand
Dag
Serienummer
Extensie (.JPG/.TIF./AVI)
BEHEER VAN BESTANDEN
125
Beveiligen van beelden tegen uitwissen
Beeldbeveiliging beschermt tegen het onverhoeds uitwissen
van beelden die opgeslagen op de geheugenkaart van de
camera. Een beveiligd beeld kan niet worden uitgewist tenzij
het onbeveiligd wordt gemaakt (pagina 119). U kunt een en-
kel beeld, alle beelden in een bepaalde map of alle beelden
op de geheugenkaart beveiligd maken.
Beveiligd maken van geselecteerde beel-
den
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Protect” (beveiligd maken) “Se-
lect” (selecteren) en druk de controletoets
naar rechts.
4.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om het beeld te
tonen dat u wilt beveiligen.
5.
Druk de controletoets naar boven of naar be-
neden om het icoon van het afgebeelde
beeld aan en uit te doen.
Elk beeld dat gemarkeerd is met het icoon is ge-
merkt voor beveiliging. Het beeld wordt beveiligd ge-
maakt wanneer u de volgende stap van deze proce-
dure uitvoert. Elk beeld zonder het icoon is
onbeveiligd.
U kunt de stappen 4 en 5 herhalen om het icoon
voor meerdere beelden aan te doen.
6.
Druk op de controletoets om alle beelden te
beschermen die gemarkeerd zijn voor beveili-
ging en de niet-gemarkeerde beelden
onbeveiligd te maken.
BEHEER VAN BESTANDEN
126
Beveiligd en onbeveiligd maken van alle
beelden in geselecteerde mappen
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Protect” (beveiligd maken) “Fol-
der” (map) en druk de controletoets naar
rechts.
4.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om de map te
tonen waarvan u de beelden wilt beveiligen.
5.
Druk de controletoets naar boven of naar be-
neden om het icoon van de afgebeelde map
aan en uit te doen.
Elke map die gemarkeerd is met het icoon is ge-
merkt voor beveiliging. Alle beelden erin worden be-
veiligd gemaakt wanneer u de volgende stap van deze
procedure uitvoert. Alle beelden in mappen zonder
het icoon zijn onbeveiligd.
U kunt de stappen 4 en 5 herhalen om het icoon
voor meerdere mappen aan te doen.
6.
Druk op de controletoets om de beelden in alle
mappen te beschermen die gemarkeerd zijn
voor beveiliging en de beelden in de niet-ge-
markeerde mappen onbeveiligd te maken.
BEHEER VAN BESTANDEN
127
Beveiligd en onbeveiligd maken van alle
bestanden
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Protect” (beveiligd maken) “All”
(alle) en druk de controletoets naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste geheugenbeveiliging-
sinstelling and klik op de controletoets om de
instelling toe te passen.
Om dit te doen:
Beveiligen van alle beelden op de
geheugenkaart
Onbeveiligd maken van alle beelden op
de geheugenkaart
Selecteer dit:
On (aan)
Off (uit)
DPOF
De letters DPOF zijn de afkorting van Digital
Print Order Format hetgeen een formaat is
voor opnemen op een geheugenkaart of een
ander medium met informatie welke digitale
camerabeelden afgedrukt dienen te worden
en hoeveel kopieën. Daarna kunt u op een
DPOF-compatibele printer of bij een profes-
sionele drukkerij afdrukken maken overeen-
komstig de instellingen voor de bestands-
naam en het aantal kopieën zoals opgeslagen
is op de kaart.
Met deze camera dient u altijd beelden te se-
lecteren door ze te bekijken via het beeld-
scherm. Specificeer beelden niet door alleen
naar de bestandsnaam te kijken zonder ook
de inhoud van het bestand te bekijken.
DPOF instellingen
Bestandsnaam,
aantal kopieën,
datum
BEHEER VAN BESTANDEN
128
Maken van DPOF instellingen voor be-
paalde beelden
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “DPOF” “Select” (selecteren) en
druk de controletoets naar rechts.
4.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om het beeld te
tonen dat u wilt afdrukken.
5.
Bedien de toetsen als volgt om de gewenste
DPOF instellingen te maken.
Als u dit wilt doen:
Verlaag de waarde van het
aantal kopiëen.
Verhoog de waarde van het
aantal kopiëen.
Schakel het afdrukken van
de opnamedatum aan en uit
Doe dit:
Druk de controletoets naar
beneden.
Druk de controletoets naar
boven.
Druk op DISP.
Merk op dat sommige printers het afdrukken van de
opnamedatum niet ondersteunen.
Een voor afdrukken geselecteerd beeld is gemarkeerd
door het icoon.
Een beeld waarvan het afdrukken van de opname-
datum ingeschakeld is, is gemarkeerd door het
icoon.
U kunt de stappen 4 en 5 herhalen om de DPOF in-
stellingen te maken voor meerdere beeldbestanden
als u dat wilt.
6.
Klik na het uitvoeren van de gewenste instel-
lingen op de controletoets om de procedure te
voltooien.
BEHEER VAN BESTANDEN
129
Maken van DPOF instellingen voor be-
paalde mappen
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “DPOF” “Folder” (map) en druk de
controletoets naar rechts.
4.
Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om de map te
tonen waarvan u de beelden u wilt afdrukken.
5.
Gebruik dezelfde procedure als beschreven
onder stap 5 onder “ Maken van DPOF instel-
lingen voor bepaalde beelden” op pagina 128
om de gewenste instellingen te maken.
6.
Klik na het uitvoeren van de gewenste instel-
lingen op de controletoets om de procedure te
voltooien.
Maken van DPOF instellingen voor alle
beelden op de geheugenkaart
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “DPOF” “All” (alle) en druk de
controletoets naar rechts.
4.
Selecteer “Set print order” (instellen afdruk-
order) en druk vervolgens de controletoets
naar rechts.
Selecteer Cancel print order om het afdrukken te
annuleren.
5.
Voer de toetsbediening uit zoals hieronder be-
schreven om de gewenste DPOF instellingen
te maken.
BEHEER VAN BESTANDEN
130
Als u dit wilt doen:
Verlaag de waarde van het
aantal kopiëen.
Verhoog de waarde van het
aantal kopiëen.
Schakel het afdrukken van
de opnamedatum aan en uit
Doe dit:
Druk de controletoets naar
beneden.
Druk de controletoets naar
boven.
Druk op DISP.
Merk op dat sommige printers het afdrukken van de
opnamedatum niet ondersteunen.
6.
Klik na het uitvoeren van de gewenste instel-
lingen op de controletoets om de procedure te
voltooien.
PRINT Image Matching II
Beelden omvatten PRINT Image
Matching II data (functie instelling en an-
dere camera instelinformatie). Een prin-
ter die PRINT Image Matching II onder-
steunt leest deze data en stelt het afge-
drukte beeld automatisch bij zodat de
beelden worden afgedrukt op de manier
die u in gedachten had toen u de beel-
den opnam.
* PRINT Image Matching en PRINT
Image Matching II. zijn geregistreerde
handelsmerken van SEIKO EPSON
Corporation.
BEHEER VAN BESTANDEN
131
Exif Print
Exif Print is een internatio-
naal ondersteund, open
standaard bestandformaat
waarmee het mogelijk is om
levendige digitale beelden
met getrouwe kleuren weer
te geven. Bij Exif 2.2 bevat-
ten bestanden een groot
aantal data aangaande de
opname omstandigheden
die door een Exif Print prin-
ter kunnen worden geïnter-
preteerd om afdrukken te
produceren die er beter uit
zien.
BELANGRIJK!
Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif
Print compatibele printermodellen kan verkregen wor-
den bij elke fabrikant van printers.
ANDERE INSTELLINGEN
132
Veranderen van de menutaal
Wanneer u de camera net aangeschaft heeft, is hij uitge-
voerd met een set van drie verschillende menutalen waaruit
u kunt kiezen. De gebundelde CD-ROM bevat extra menu-
talen die u kunt installeren. U kunt kiezen uit in het totaal zes
verschillende talen (Engels, Duits, Frans, Spaans, Italiaans
en Japans).
BELANGRIJK!
U kunt op hetzelfde moment een set van slechts 3 ta-
len op de camera geïnstalleerd hebben.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op of
.
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Language” (taal) en druk de
controletoets naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste taal en klik dan op de
controletoets om deze toe te passen.
Dit geeft de taalselectiemenu aan.
Het volgende toont de instellingen voor alle zes ver-
krijgbare talen.
Om dit te doen:
Menu’s aangeven in het Engels
Menu’s aangeven in het Duits
Menu’s aangeven in het Frans
Menu’s aangeven in het Spaans
Menu’s aangeven in het Italiaans
Menu’s aangeven in het Japans
Selecteer deze instelling:
English
Deutsch
Français
Español
Italiano
ANDERE INSTELLINGEN
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
Installeren van een andere taalset
De CD-ROM die bij de camera gebundeld is bevat twee
menutext taalbestanden die elk weer een set van drie ver-
schillende talen bevatten. U kunt het bestand kopiëren dat
de taalset bevat die u op de geheugenkaart wilt hebben en
deze bij de camera te installeren.
De volgende drie taalsetten van menudata zijn verkrijgbaar
op de CD-ROM.
Taalset
Engels, Duits, Frans
Spaans, Italiaans, Japans
Bestandsnaam
Menu_egf.bin
Menu_sij.bin
ANDERE INSTELLINGEN
133
Overbrengen van menutaaldata naar een
geheugenkaart
De procedure die u dient te gebruiken voor het overbrengen
van een taalsetbestand naar een geheugenkaart hangt af
van of u een Windows of een Macintosh computer gebruikt.
Windows
BELANGRIJK!
Afhankelijk van het besturingssysteem waarop de
computer draait, is het mogelijk nodig om een USB
stuurprogramma te installeren als u de camera aan-
sluit voor de eerste maal op uw computer aansluit. Zie
pagina 147 voor meer informatie.
1.
Plaats de gebundelde CD-ROM in het diskette-
station.
Hierdoor verschijnt het CD-ROM menu.
Als u automatisch runnen uitgeschakeld heeft voor
het diskettestation, start dan de CD-ROM door te
dubbelklikken op “My Computer” en daarna de CD-
ROM die CASIO heet.
2.
Sluit de camera m.b.v. de USB kabel aan op uw
computer (pagina 147).
Gebruik de USB kabel die met de camera mee-
geleverd wordt.
U kunt ook directe toegang verkrijgen vanaf de com-
puter tot de geheugenkaart zonder de camera aan te
sluiten. Zie pagina 149 voor meer informatie.
3.
Selecteer “ Language” ( taal) op het CD-
ROM menu dat verschijnt op het computer-
scherm.
4.
Selecteer de taalset die u wilt gebruiken.
5.
Klik OK.
Hierdoor gaat een afzonderlijk venster open voor de
map die het cameramenu taalbestand bevat dat u se-
lecteerde.
6.
Selecteer “Open camera”.
Dit opent een venster voor het rootdirectory van de
geheugenkaart.
7.
Klik OK.
8.
Kopieer het “menu_∗∗∗.bin” bestand van het
venster dat in stap 5 open ging naar het ven-
ster dat open ging in stap 7.
9.
Maak de USB die de camera op uw computer
aansluit los (pagina 149).
Als u directe toegang krijgt naar de geheugenkaart via
uw computer gebruik dan de vereiste procedure om
de geheugenkaart uit te werpen.
ANDERE INSTELLINGEN
134
Macintosh
1.
Plaats de gebundelde CD-ROM in het diskette-
station.
2.
Sluit de camera m.b.v. de USB kabel aan op uw
Macintosh (pagina 147).
Gebruik de USB kabel die met de camera mee-
geleverd wordt.
U kunt ook directe toegang verkrijgen vanaf uw
Macintosh tot de geheugenkaart zonder de camera
aan te sluiten. Zie pagina 149 voor meer informatie.
3.
Open de CD-ROM die “CASIO” heet.
4.
Open de “Camera Language” (camerataal)
map.
5.
Open de map die de taalset bevat die u wilt ge-
bruiken.
6.
Open de camera geheugenkaart die aangege-
ven wordt op het scherm van uw Macintosh.
7.
Kopieer het “menu_∗∗∗.bin” bestand van het
venster dat u in stap 4 opende naar het venster
dat u opende in stap 5.
8.
Maak de USB die de camera op uw Macintosh
aansluit los (pagina 149).
Als u directe toegang krijgt naar de geheugenkaart via
uw Macintosh gebruik dan de vereiste procedure om
de geheugenkaart uit te werpen.
Menutaaldata in de camera laden
BELANGRIJK!
Als de stroomvoorziening naar de camera gestopt
wordt terwijl u menutaaldata aan het laden bent, kan
het programma van de camera niet juist draaien en
dient u de camera weg ter reparatie te brengen voor-
dat u hem opnieuw kunt gebruiken. Daarom dient u de
volgende voorzorgsmaatregelen in acht te nemen bij
het uitvoeren van de onderstaande procedure.
— Gebruik de netadapter om de camera van span-
ning te voorzien of leg een nieuwe set aanbevolen
batterijen in de camera.
Raak de camera nooit aan terwijl menutaaldata
geladen wordt.
ANDERE INSTELLINGEN
135
1.
Steek de geheugenkaart in die u creëerde met
één van de procedures onder “Overbrengen
van menutaaldata naar een geheugenkaart” op
pagina 133.
2.
Houd MENU ingedrukt terwijl u de camera in-
schakelt.
Zet de spannings-/functieschakelaar op of om
de camera in te schakelen.
Het bovenstaande scherm verschijnt niet als de ca-
mera op batterijen werkt en de batterijen bijna leeg
zijn. In plaats daarvan zal het normale displayscherm
van de camera verschijnen. Mocht dit gebeuren, scha-
kel dan over op netspanning of leg een set van de
aanbevolen batterijen in de camera.
Als meerdere menutaal databestanden geïnstalleerd
zijn bij de camera kunt u de controletoets naar boven
of naar beneden drukken om een databestand te se-
lecteren.
3.
Druk op de sluiterontspannertoets.
De boodschap “NOW LOADING” verschijnt op het
beeldscherm om aan te geven dat de menutaaldata
geladen wordt.
De boodschap “COMPLETE!” verschijnt op het beeld-
scherm wanneer de procedure voor het laden van de
menutaaldata voltooid is. Na ongeveer vier seconden
geeft het beeldscherm opnieuw de gewone display
aan.
ANDERE INSTELLINGEN
136
In- en uitschakelen van de bevestigingstoon
Gebruik de volgende procedure om de toon die klinkt bij in-
drukken van een toets in of uit te schakelen.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op of
op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Beep” (toetstoon) en druk de
controletoets vervolgens naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik vervol-
gens op de controletoets voor toepassing.
Om dit te doen:
Schakel de bevestigingstoon in
Schakel de bevestigingstoon uit
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
137
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
Uw camera heeft drie aansluitingen voor het aansluiten van
externe apparatuur: Een VIDEO OUT aansluiting, een
DIGITAL aansluiting (sluiterontspanner afstandsbedienings-
aansluiting) en een USB poort. U kunt deze aansluitingen
gebruiken voor het aansluiten van de camera op een televi-
sietoestel, videocassetterecorder, computer of andere ex-
terne apparatuur. Zie pagina 103 voor informatie aangaande
de DIGITAL poort (sluiterontspanner afstandsbedienings-
aansluiting).
BELANGRIJK!
Zorg ervoor de spanning van zowel de camera als de
andere apparatuur uit te schakelen voordat u aanslui-
tingen tot stand brengt.
Controleer de documentatie die meegeleverd wordt
met de apparatuur voor informatie die u nodig zou
kunnen hebben voor het maken van de aansluitingen.
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op uw
computerscherm of een televisie staan. Dit kan name-
lijk ‘inbranden’ van het scherm veroorzaken. Als dat
gebeurt zal er altijd een vaag na-beeld op het scherm
achterblijven zelfs als de camera niet langer aange-
sloten is. Om dit te voorkomen dient u hetzelfde beeld
niet voor lange tijd op het beeld te tonen.
• Deze camera voorziet niet in ondersteuning voor het
oversturen van data via een kabel naar en van andere
CASIO digitale camera’s, draagbare telefoons, enz.
Aansluiten op een televisietoestel
Beelden die via het beeldscherm van de camera kunnen
worden getoond, of het nu voor opname of voor weergave
betreft, kunnen ook weergegeven worden op het scherm van
een aangesloten televisietoestel. Sluit de camera aan op het
televisietoestel zoals hieronder is aangegeven.
INPUT
VIDEO
LR
AUDIO
TV
VIDEO OUT
uitgangsaansluiting
Speciale videokabel
(gebundeld bij deze camera)
Televisietoestel
VIDEO IN
ingangsaansluiting
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
138
1.
Sluit de camera m.b.v. een videokabel aan op
het televisietoestel zoals aangegeven in de af-
beelding.
2.
Voer de juiste bediening uit bij het televisietoe-
stel om het in te stellen voor het video
ingangssignaal.
Zie de documentatie die meegeleverd wordt met het
televisietoestel voor informatie aangaande hoe u dit
doet.
3.
Voer normale weergave- en opnamebediening
uit bij de camera.
BELANGRIJK!
Iconen en andere indicators die gewoonlijk op het
beeldscherm van de camera verschijnen zullen ook
verschijnen op het scherm van het aangesloten televi-
sietoestel.
Selecteren van de video-uitgangssignaal-
functie
Uw camera ondersteunt zowel het NTSC (gebruikt in de V.S.
en in Japan en andere landen) als het PAL (gebruikt in Eu-
ropa en andere landen) video-uitgangssignaalsysteem. Het
videosysteem dat u dient te gebruiken hangt af van het land
waar u de apparatuur aangeschaft heeft die u aansluit op de
VIDEO OUT uitgangsaansluitingen van de camera.
BELANGRIJK!
Wanneer u PAL als de video-uitgangssignaalfunctie
geselecteerd heeft, zal het beeldscherm uitgescha-
keld worden wanneer u de kabel aansluit op de VI-
DEO OUT uitgangsaansluitingen van de camera.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op of
op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Video Out” (video uitgangssignaal)
en druk de controletoets vervolgens naar
rechts.
4.
Selecteer “NTSC” of “PAL” en klik vervolgens
op de controletoets voor toepassing.
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
139
Aansluiten op een computer
De met de camera meegeleverde USB kabel maakt het aan-
sluiten op een computer die voorzien is van een USB poort
een fluitje van een cent. U kunt ook beelden overschrijven
m.b.v. de geheugenkaart als uw computer uitgerust is om
geheugenkaarten te lezen.
Installeren van de software van de CD-
ROM
Voordat u bestanden kunt uitwisselen met uw computer
dient u eerst software te installeren die op de CD-ROM staat
die meegeleverd is met de camera.
Aangaande de gebundelde CD-ROM
De CD-ROM die met de camera gebundeld is, bevat de vol-
gende software.
Photo Loader (voor Windows/Macintosh)
Deze applicatie laadt beelddata van het JPEG en AVI for-
maat van een digitale camera naar uw computer.
Photohands (voor Windows)
Deze applicatie is voor het retoucheren en afdrukken van
beeldbestanden.
Panorama Editor (voor Windows)
Deze applicatie bewerkt de beelddata om voor creatie en
weergave van panoramabeelden.
Computer
USB kabel (gebundeld)
USB poort
USB
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
140
USB driver voor massale opslag (voor Windows/Macintosh)
Dit is de software die het mogelijk maakt voor de camera om
zich met uw persoonlijke computer te onderhouden via een
USB aansluiting.
Gebruikt u echter Windows XP, Mac OS 9 of Mac OS X ge-
bruik dan niet de USB driver van de CD-ROM. Bij deze
besturingssystemen kunt u USB communicatie uitvoeren
door eenvoudigweg de camera aan te sluiten op uw compu-
ter m.b.v. de USB kabel.
Internet Explorer (voor Macintosh)
Dit is een browser applicatie voor het lezen van HTML be-
standen. Beelden die met Photo Loader worden geladen,
worden opgeslagen in mappen aangeduidt als Bibliothe-
ken (Libraries). Internet Explorer toont de inhoud van een
bibliotheek op uw computerscherm.
DirectX (voor Windows)
Deze software voorziet in een uitgebreide toolset inclusief
een codec (compressor/decompressor) die Windows 98 en
Windows 2000 in staat stellen een film te hanteren die met
een digitale camera is opgenomen. Het is niet nodig DirectX
te installeren als u Windows XP of Me runt.
Acrobat Reader (voor Windows/Macintosh)
Dit is een applicatie waarmee u PDF bestanden kunt lezen.
Gebruik het om de gebruikersdocumentatie te lezen voor de
camera, Photo Loader, Photohands en Panorama Editor
worden meegeleverd op de gebundelde CD-ROM.
OPMERKING
Zie de gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) op
de gebundelde CD-ROM voor details aangaande het
gebruik van Photo Loader en Photohands. Zie Bekij-
ken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden)
op pagina 143 (Windows) en op pagina 146
(Macintosh) van deze gebruiksaanwijzing voor meer
informatie.
Computersysteem vereisten
De computersysteem vereisten hangen af van de applicaties
zoals hieronder beschreven.
Windows
Zie de Read me bestanden op de gebundelde CD-ROM.
Macintosh
Zie de readme bestanden op de gebundelde CD-ROM.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
141
Installeren van de software van de CD-
ROM in Windows
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om software te instal-
leren van de gebundelde CD-ROM naar uw computer.
OPMERKING
U hoeft de software niet op uw computer te installeren
als deze reeds geïnstalleerd is.
De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie
voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM menu-
scherm om te zien of applicaties en gebruikersdocumentatie
beschikbaar zijn voor een bepaalde taal.
Voorbereidingen
Start uw computer en steek
de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu
applicatie automatisch die dan
een menuscherm op uw
computer toont.
OPMERKING
Bij sommige computers kan de menu applicatie moge-
lijk niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de
CD-ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu
applicatie te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Klik in het menuscherm op de taaltoets in de
linker bovenhoek van de display.
2.
Selecteer van de lijst van talen die verschijnt
de gewenste taal.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
142
Bekijken van het “Read me” bestand
U dient altijd eerst het Read me bestand te lezen voordat u
een applicatie installeert. Het Read me bestand bevat in-
formatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het installeren
van de applicatie.
1.
Klik in het menuscherm op “Software”.
2.
Klik op de naam van de applicatie die u wilt in-
stalleren.
3.
Klik op de “Read me” toets.
BELANGRIJK!
Lees altijd eerst het Read me bestand voor informa-
tie aangaande het behouden van bestaande bibliothe-
ken (libraries) voordat u Photo Loader gaat upgraden
of opnieuw gaat installeren bij een andere computer.
Installeren van een applicatie
1.
Klik in het menuscherm op “Software”.
2.
Klik op de naam van de applicatie die u wilt in-
stalleren.
3.
Klik op de “Install” toets.
4.
Volg de aanwijzingen die op het computer-
scherm verschijnen.
BELANGRIJK!
Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u een
fout maakt tijdens het installeren van Photo Loader
dan is het mogelijk dat u reeds bestaande bibliotheek-
informatie en HTML bestanden niet meer kunt
browsen die automatisch gecreëerd worden door
Photo Loader. In sommige gevallen kunnen beeld-
bestanden zelfs verloren gaan.
Gebruikt u een ander besturingssysteem dan
Windows XP, sluit dan de camera nooit aan op de
computer zonder eerst de USB driver van de CD-
ROM te installeren.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
143
Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF
bestanden)
1.
Klik in het menuscherm op “Handleiding”.
2.
Klik op de naam van de applicatie waarvan u de
gebruikersdocumentatie wilt lezen.
3.
Klik op de “Lees” toets.
BELANGRIJK!
Om de gebruikersdocumentatiebestanden te kunnen
lezen dient u Adobe Acrobat Reader geïnstalleerd te
hebben op uw computer. Als u Adobe Acrobat Reader
niet reeds geïnstalleerd heeft dan kunt u deze soft-
ware installeren vanaf de gebundelde CD-ROM.
Verlaten van de menu applicatie
1.
Klik op het menuscherm op “Afsluiten” om het
menu te verlaten.
Installeren van software van de CD-ROM
op een Macintosh computer
De CD-ROM bevat applicaties en gebruikersdocumentatie in
verschillende talen in mappen die genoemd zijn naar elke
taal: English (Engels), French (Frans), German (Duits),
Spanish (Spaans), Italian (Italiaans), Dutch (Nederlands) en
Chinese (Chinees). Controleer de CD-ROM mappen om
applicaties te bekijken of applicaties en gebruikers-
documentatie beschikbaar zijn voor een bepaalde taal.
Bestandnamen bevatten één van de volgende codes die de
taal aangeven van de data in het bestand zoals hieronder
aangegeven.
Engels: e, Frans: f, Duits: g, Spaans: sp, Italiaans: i, Neder-
lands: du, Chinees: ct
Gebruik de inhoud van de English (Engels) map als uw taal
niet bijgesloten is.
Installeren van software
Gebruik de volgende procedures om de software te installe-
ren. Het wordt aanbevolen dat u eerst Internet Explorer en
Outlook Express installeert voordat u Photo Loader en
Acrobat Reader installeert.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
144
Installeren van Internet Explorer en Outlook Express
1.
Open het bestand dat “Internet Explorer” heet.
2.
Open de map voor de taalversie die u wilt in-
stalleren en open vervolgens het bestand dat
“readme_casio” heet.
3.
Volg de aanwijzingen in het readme bestand
om Internet Explorer en Outlook Express te in-
stalleren.
Installeren van Photo Loader
1.
Open de folder die “Photo Loader” heet.
2.
Open de map die “English” (Engels) heet en
open vervolgens het bestand dat “Important”
(belangrijk) heet.
3.
Open de map die “Installer” (installeerder) heet
en open het bestand dat “readme” (leesmij)
heet.
4.
Volg de aanwijzingen in het “readme” (leesmij)
bestand om Photo Loader te installeren.
BELANGRIJK!
Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de
nieuwe versie van Photo Loader en u wilt bibliotheek-
beheer (library management) data en HTML bestan-
den gebruiken die gecreëerd werden met de oude ver-
sie van Photo Loader, lees dan het Important (be-
langrijk) bestand in de Photo Loader map. Volg de
aanwijzingen in dit bestand om de bestaande
bibliotheekbeheer bestanden te gebruiken. Volgt u
deze procedure niet correct dan kan dit resulteren in
het verlies van of schade aan uw bestaande bestan-
den.
Installeren van Acrobat Reader
1.
Open de map “Acrobat Reader” op de gebun-
delde CD-ROM.
2.
Open de map voor de taal waarvan u de versie
van Acrobat Reader wilt installeren en open
dan het bestand dat “readme-casio” heet.
Volg de aanwijzingen in het leesmij bestand om
Acrobat Reader te installeren.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
145
Installeren van de USB Driver
1.
Schakel de camera uit en verlaat alle
applicaties op uw Macintosh.
2.
Steek de gebundelde CD-ROM in de CD-ROM
drive.
3.
Open de harde schijf die gespecificeerd wordt
als de startdisk.
4.
Open “System Folder” (systeemmap) op de
startdisk.
5.
Open de “Extensions” (extensies) map in
“System Folder” (systeemmap).
6.
Open de “USB Driver” map op de CD-ROM.
7.
Sleep “CASIO-USB Storage Driver” en
“CASIO-USB Storage Class Shim” van de
“USB Driver” map naar de “Extentions”
(extensies) map.
8.
Bevestig dat de “CASIO-USB Storage Driver”
en “CASIO-USB Storage Class Shim” bestan-
den zich inderdaad in de “Extensions” map be-
vinden en start uw Macintosh opnieuw.
9.
Gebruik na opnieuw opstarten van het sys-
teem de USB kabel om de camera aan te slui-
ten op uw Macintosh.
10.
Schakel de camera in.
11.
Vanaf dat punt wordt
de camera herkend
als een drive telkens
wanneer u de camera
aansluit op uw
Macintosh.
De vorm van het icoon
dat verschijnt op het
scherm van uw
Macintosh hangt af van
de versie van uw Mac
OS.
BELANGRIJK!
Sluit de camera niet aan op uw Macintosh PC aan
voordat u de USB driver eerst geïnstalleerd heeft als u
een besturingssysteem gebruikt dat afwijkt van Mac
OS 9 of Mac OS X.
De USB driver uninstalleren
Wis CASIO-USB Storage Driver en CASIO-USB
Storage Class Shim van de Extensions map.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
146
Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF
bestanden)
Om de volgende procedure uit te voeren dient u Adobe
Acrobat Reader geïnstalleerd te hebben op uw Macintosh
(pagina 144).
1.
Open bij de gebundelde CD-ROM de map die
“Acrobat Reader” heet.
2.
Open de map voor de taal waarvoor u de versie
van Acrobat Reader wilt installeren en open
het bestand dat “readme_casio” heet.
3.
Volg de aanwijzingen in het readme bestand
om Acrobat Reader te installeren.
Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de camera
1.
Open op de CD-ROM het “Manual” bestand.
2.
Open de “Digital Camera” map en open dan de
map voor de taal waarvan u de gebruiksaanwij-
zing wilt bekijken.
3.
Open het bestand dat “camera_xx.pdf” heet.
4.
“xx” is de taalcode (Engels: e, Frans: f, Duits:
g, Spaans: sp, Italiaans: i, Nederlands: du, Chi-
nees: ct).
Om de gebruiksaanwijzing van de Photo Loader te le-
zen
1.
Open de “Manual” (handleiding) map op de
CD-ROM.
2.
Open de “Photo Loader” folder en open vervol-
gens de “English” map.
3.
Open “PhotoLoader_english”.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
147
Overschrijven van bestanden naar een
computer
De met uw camera gebundelde CD-ROM bevat een kopie
van Photo Loader en een USB driver. Deze software stelt u
in staat om de inhoud van het geheugen van de computer
snel en gemakkelijk over te schrijven naar een computer. De
Photo Loader en de Photohands applicaties kunnen ook ge-
bruikt worden voor het beheer en het bewerken van beelden
op een hoog niveau.
Zie de gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) op de ge-
bundelde CD-ROM voor informatie aangaande Photo
Loader en Photohands.
Overschrijven van bestanden via een USB
aansluiting
U kunt beelden overschrijven naar een computer m.b.v. een
USB poort door gewoonweg de camera aan te sluiten op de
computer met de USB kabel.
Merk op dat u een USB driver op uw computer dient te in-
stalleren voordat u de USB kabel voor de eerste maal aan-
sluit. Als u de kabel eenmaal gebruikt voor het tot stand
brengen van een USB aansluiting dan zal de computer de
camera zien als een uitwendig opslagapparaat (kaart-
schrijver/kaartlezer).
Als u bestanddata wilt overschrijven van het ingebouwde
geheugen van de camera naar de computer let er dan op
dat er zich geen geheugenkaart in de camera bevindt. Be-
vindt er zich toch een geheugenkaart in de camera dan
dient deze eerst verwijderd te worden voordat u de USB
kabel aansluit.
OPMERKING
Installeer de USB driver op de CD-ROM niet bij een
computer die runt op Windows XP, Mac OS 9 of Mac
OS X. Bij deze besturingssystemen is USB communi-
catie reeds mogelijk door gewoonweg de camera aan
te sluiten op de computer via een USB kabel.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
148
Aansluiten van de USB kabel
1.
Schakel de camera in.
2.
Open het aansluitingpaneeldeksel en sluit de
camera dan via de USB kabel aan op de com-
puter.
3.
Importeer de beelden naar de computer.
4.
Koppel de USB kabel los nadat bet overschrij-
ven van beelddata voltooid is.
Zie Stoppen van een USB aansluiting voor details.
USB poort
USB kabel (gebundeld)
USB
Grote aansluitstekker (A)
Kleine aansluitstekker
(Mini-B)
BELANGRIJK!
Zorg ervoor de van toepassing zijnde informatie in de
gebruikersdocumentatie te lezen die meegeleverd
wordt met de computer voordat u de USB kabel aan-
sluit.
Laat hetzelfde beeld niet te lang op het beeldscherm
staan. Hierdoor kan het beeld namelijk inbranden in
het beeldscherm.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de ca-
mera. De USB poort en de kabelstekker zijn gevormd
voor een juiste positie.
Steek de USB kabel stevig zover mogelijk in de poor-
ten. Juiste werking is niet mogelijk als de aansluitin-
gen niet goed tot stand zijn gebracht.
De camera verkrijgt geen stroom via de USB kabel.
Zorg er dus voor dat de netadapter aangesloten is op
de camera om deze van stroom te voorzien.
De los verkrijgbare CASIO QC-1U USB kabel kan niet
samen met deze camera worden gebruikt.
Verbreek de aansluiting van de USB kabel nooit terwijl
de PC juist toegang aan het verkrijgen is tot het ge-
heugen van de camera (hetgeen aangegeven wordt
door de knipperende USB indicator). Hierdoor kan na-
melijk de data worden beschadigd.
U kunt USB datacommunicatie uitvoeren terwijl de
opnamefunctie of de weergavefunctie ingeschakeld
is.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
149
Stoppen van een USB aansluiting
Windows Me of 98
Verbreek de aansluiting van de USB kabel en schakel de
camera uit.
Windows XP of 2000
Klik op de kaart in de taaklade op uw computerscherm en
schakel het drive nummer uit dat toegewezen is aan de ca-
mera. Verbreek vervolgens de aansluiting van de USB kabel
en schakel de spanning van de camera uit.
Macintosh
In Finder sleep de camera naar de prullebak. Verbreek ver-
volgens de aansluiting van de USB kabel en schakel de
spanning van de camera uit.
Gebruiken van een geheugenkaart om
beelddata over te sturen
Naast gebruik van de kabelaansluiting zoals beschreven in
de voorgaande paragrafen kunt u ook data tussen uw ca-
mera en een computer uitwisselen door deze direct van de
geheugenkaart te lezen. De PhotoLoader software die met
de gebundelde CD-ROM meegeleverd wordt, leest de beel-
den automatisch van de geheugenkaart en slaat ze op de
harde schijf van de computer op.
Hierna volgt algemene informatie aangaande hoe beelden
direct van een geheugenkaart gelezen kunnen worden. Be-
paalde details kunnen afwijken afhankelijk van het type com-
puter dat u gebruikt.
Computers uitgevoerd met een CompactFlash kaart-
sleuf
Steek de geheugenkaart gewoonweg in de CompactFlash
kaartsleuf van uw computer.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
150
Andere computers
Om toegang te krijgen tot de inhoud op de geheugenkaart
van een computer zonder CompactFlash kaartsleuf of PC
kaartsleuf, gebruikt u een los verkrijgbare PC kaart schrijver/
lezer in combinatie met een afzonderlijke CASIO PC
kaartadapter (CA-10). Zie de gebruiksaanwijzingen bij de
PC kaart schrijver/lezer en de PC kaartadapter voor infor-
matie aangaande het gebruik.
Computers uitgevoerd met een PC kaartsleuf
Voor deze configuratie dient u een los verkrijgbare CASIO
PC kaartadapter (CA-10) aan te schaffen, Zie de gebruiks-
aanwijzingen bij de PC kaartadapter voor informatie aan-
gaande het gebruik.
CA-10
CA-10
Geheugenkaartdata
Met deze camera opgenomen beelden en andere data wor-
den op de geheugenkaart opgeslagen m.b.v. het DCF (De-
sign Rule for Camera File System) protocol. Het DCF proto-
col is ontworpen om het gemakkelijker te maken om beelden
en andere data uit te wisselen tussen digitale camera’s en
andere apparaten.
DCF protocol
DCF apparaten (digitale camera’s, printers, enz.) kunnen
beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert
het formaat voor beeldbestanddata en de directorystructuur
voor het kaartgeheugen zodat beelden bekeken kunnen
worden met een DCF camera van een andere fabrikant of
afgedrukt kunnen worden met een DCF printer. Naast on-
dersteuning voor het DCF protocol gebruikt uw CASIO digi-
tale camera ook de datum in de beeldmapnamen en beeld-
bestandsnamen hetgeen het beheer van data vereenvou-
digt.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
151
Geheugenkaart directorystructuur
<¥DCIM¥> (Bovenliggende map) (parent map)
INDEX.HTM (Kaartbrowser hoofdbestand)
QVCAM.QVS (Beheerbestand)
HTML (Kaartbrowsermap)
INDEX2.HTM
()
MENU.HTM
100_MMDD (Hoofdbeeldmap)
100_MMDD.QVS (Beheerbestand)
MMDD0001.JPG (Hoofdbeeldbestand)
MMDD0002.JPG (Hoofdbeeldbestand)
MMDD0003.AVI (Hoofdbeeldbestand)
PREVIEW (Voorvertoning)
DATA.HTM
()
INDEX1.HTM
MMDD0001.JPG (Voorvertoningbeeldbestand)
MMDD0002.JPG (Voorvertoningbeeldbestand)
MMDD0003.JPG (Voorvertoningbeeldbestand)
101_MMDD (Beeldmap)
102_MMDD (Beeldmap)
<¥MISC¥> (DPOF bestandmap)
AUTPRINT.MRK (DPOF bestand)
<¥TIFF¥>
(TIFF data bovenliggende (parent) map)
100_MMDD (TIFF beeldmap)
MMDD0001.TIF (TIFF beeldbestand)
101_MMDD (TIFF beeldmap)
102_MMDD (TIFF beeldmap)
. . .
. . .
. . .
. . .
Kaartbrowserbestanden: bestanden en map-
pen nodig voor het tonen van de kaartbrowser
Kaartbrowserbestanden: bestanden en map-
pen nodig voor het tonen van de kaartbrowser
Inhoud van mappen en bestanden
Bovenliggende map/parent map
Inhoud: Alle bestanden die gebruikt worden door de ca-
mera.
Kaartbrowser hoofdbestand
Inhoud: Template voor kaartbrowser die gebruikt wordt
voor het bekijken van voorvertoningen met een
webbrowser
Beheerbestand
Inhoud: Informatie aangaande mapbeheer, beeld-
volgorde, enz.
Kaartbrowsermap
Inhoud: Bestanden die gebruikt worden door de
kaartbrowser
Kaartbrowserbestand
Inhoud: Data die gebruikt wordt door de kaartbrowser
. . .
<¥SCENE¥> (Beste shotmap)
S5700001.JPE (CD-ROM décorbestand)
S5700002.JPE (CD-ROM décorbestand)
U5700201.JPE (Gebrukersdécorbestand)
U5700202.JPE (Gebrukersdécorbestand)
SCENE.QVS (Beste shotbeheerbestand)
. . .
. . .
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
152
Hoofdbeeldbestand
Inhoud: Stilbeeldbestand dat opgenomen is met de digi-
tale camera.
Hoofdfilmbestand
Inhoud: Filmbestand dat opgenomen is met de digitale ca-
mera.
Voorvertoningmap
Inhoud: Voorvertoningbeelden (verborgen bestand)
Voorvertoningbeeldbestand
Inhoud: Voorvertoningbeelden van stilbeelden en film-
bestanden die worden gebruikt voor tijdelijke
weergave en voorvertoningen met de
kaartbrowser.
DPOF bestandmap
Inhoud: DPOF bestanden
TIFF data bovenliggende (parent) map
Inhoud: Alle bestanden gerelateerd aan TIFF formaat
beelden
TIFF beeldmap
Inhoud: TIFF formaat beeldbestanden
TIFF beeldbestand
Inhoud: TIFF formaat beeldbestand
Beste shotmap
Inhoud: Décorbestanden die gekopieerd zijn van de CD-
ROM
CD-ROM décorbestanden/gebruikersdécorbestanden*
Inhoud: Beste shot functiebestanden
OPMERKINGEN
De feitelijke bestandstructuur van een geheugenkaart
kan ietwat afwijken afhankelijk van het type
kaartbrowser dat u gebruikt (pagina 154).
Mappen en bestanden met een asterisk worden ge-
creëerd wanneer dit nodig is voor hun bijkomstige
functies.
Door de camera ondersteunde beeld-
bestanden
Beeldbestanden die opgenomen zijn met de CASIO QV-
5700 digitale camera
Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol
Bepaalde DCF functies worden niet ondersteund.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
153
Het bovenstaande geldt ook bij de namen van mappen bin-
nenin de DCIM map. Deze mappen dienen opnieuw wor-
den voorzien van de namen die ze waren toegewezen door
de camera telkens wanneer u de map terug kopiëert naar
de geheugenkaart voor weergave op de camera.
Het wordt ook sterk aanbevolen dat u na het oversturen
van data van de geheugenkaart naar andere externe
opslagapparatuur, de geheugenkaart opnieuw formatteert
en de inhoud wist voordat u meer (nieuwe) bestanden op-
slaat.
De camera formatteert geheugenkaarten m.b.v. het ATA
formaat hetgeen betekent dat een Macintosh alle
geheugenkaartbestanden ziet als tekstbestanden. Gebruik
om geheugenkaartbestanden op een Macintosh te zien het
programma PC Exchange om de bestanden op de
geheugenkaart (die .JPG, .JPE of .TIF bestanden zijn) te
associëren met een applicatie die de JPEG/TIFF bestan-
den kan openen.
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik
van een geheugenkaart bij een computer
Deze camera maakt gebruik van beheerbestanden om de
volgorde en andere attributen van beeldbestanden te be-
heren. Om deze reden als u een computer gebruikt om
geheugenkaartbestanden te veranderen of de wissen of de
inhoud van de beheerbestanden te wijzigen of de volgorde
van de beeldbestanden te veranderen en de beelden ver-
volgens weer terug stuurt naar de camera kunt u als resul-
taat krijgen dat de volgorde van de beelden fout is, de
panoramabeelden die gegroepeerd zijn en langzaam bla-
deren van de beelden.
Merk op dat de map die DCIM heet, de bovenliggende
(bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen. Bij
het oversturen van de inhoud van het geheugen naar een
harde schijf, een floppy diskette, een MO disk of andere
externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de DCIM
map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij elkaar
te houden. Gebruik uw computer ook nooit om beheer-
bestanden (die bestanden met QVS als extensie) binnen
een DCIM map te bewerken of te wissen. U kunt de naam
van de DCIM map op uw computer veranderen. Het veran-
deren van de naam naar een datum is een goede manier
om op de hoogte te blijven van meerdere DCIM mappen.
Zorg er echter altijd voor de naam van de DCIM map altijd
terug te veranderen naar DCIM voordat u deze terug ko-
piëert naar het geheugen voor weergave via de camera.
De camera herkent geen andere mapnaam dan DCIM.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
154
Gebruik van de HTML kaartbrowser
De kaartbrowser van de camera maakt HTML bestanden
aan die u een tabel laten zien van beeld thumbnails voor
elke selectie. U kunt de eigenschappen van elk beeld ook
bekijken.
Kaartbrowser bestanden kunnen bekeken worden m.b.v.
de hieronder getoonde webbrowsers. Quick Time is nodig
om filmbestanden te zien op een computer die draait op
Windows 2000 of 98.
Microsoft Internet Explorer 4.01 of later
Netscape Communicator 4.5 of later
Specificeren van het type kaartbrowser
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op of
op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Card Browser” (kaartbrowser) en
druk de controletoets vervolgens naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste kaartbrowser instelling.
Wanneer u dit wilt:
Om de kaartbrowser uit te schakelen
(geen HTML bestanden worden opgewekt)
Maximale prestaties inclusief toegang tot
beeldeigenschappen en mogelijkheid voor
een diashow.
Gemakkelijk bekijken van beelden met
toegang tot beeldeigenschappen
Elementair bekijken van beelden met
mogelijkheid voor een diashow.
Elementair bekijken van beelden
Selecteer dit:
Off (uit)
Type1 (type 1)
Type2 (type 2)
Type3 (type 3)
Type4 (type 4)
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
155
5.
Klik vervolgens op de controletoets voor toe-
passing.
Bij inschakelen van een kaartbrowser (Type1 - Type4)
creëert de camera een bestand dat “INDEX.HTM”
heet binnenin de DCIM map telkens wanneer de
spanning van de camera uitgeschakeld wordt. Andere
bestanden worden ook op dat moment gecreëerd en
opgeslagen op de geheugenkaart.
6.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
OPMERKING
De hoeveelheid tijd die nodig is voor de camera om
zich in stappen uit te schakelen hangt af van het aan-
tal bestanden dat zich op de geheugenkaart bevindt.
Als u een groot aantal bestanden op de kaart heeft,
wordt het aanbevolen om de kaartbrowser uitgescha-
keld te laten als u hem niet nodig heeft. De procedure
voor het uitschakelen van de spanning van camera
duurt veel korter als de kaartbrowser uitgeschakeld is.
BELANGRIJK!
Wanneer de kaartbrowser ingeschakeld is, zal het
beeldscherm uitgaan bij uitschakelen van de spanning
maar de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator blijft nog voor
enige tijd knipperen terwijl de camera intern
kaartbrowser bestanden aan het creëren is. Voer nooit
één van de onderstaande bedieningshandelingen uit
wanneer de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator aan het
knipperen is. Hierdoor zal het aanmaken van
kaartbrowser bestanden niet alleen gestopt worden
maar het kan er ook toe leiden dat de beelddata op de
geheugenkaart beschadigd raken.
Openen van het geheugenkaart sleufdeksel
Los koppelen van de netadapter
Openen van het batterijvakdeksel
Andere handelingen die lijken op de bovenstaande
Merk op dat de kaartbrowser bestanden beschadigd
kunnen worden als de batterijen zwak worden of als
de geheugenkaart vol wordt tijdens het aanmaken van
bestanden.
U kunt de taal specificeren voor de kaartbrowser’s in-
beeld tekst m.b.v. de procedure onder “Veranderen
van de menutaal” op pagina 132.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
156
Bekijken van de inhoud van een
kaartbrowser bestand
Gebruik de webbrowser van uw computer voor het bekijken
van de inhoud van kaartbrowser bestanden.
1.
Stuur de beelddata over van de camera naar
uw computer via de kabel (pagina 147) of door
toegang te verkrijgen tot de geheugenkaart
vanaf uw computer (pagina 149).
2.
Open op de geheugenkaart de map die “DCIM”
heet.
3.
Gebruik de webbrowser om het bestand
“INDEX.HTM” te openen.
Hierdoor wordt een gallerij met thumbnails getoond
voor alle beelden die zich bevinden in de oudste map
op de geheugenkaart.
BestandsnaamMapnaam Thumbnail
4.
U kunt op de volgende items op het scherm
klikken om de op de volgende bladzijde be-
schreven bedieningshandelingen uit te voe-
ren.
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
157
Om dit te doen:
Start een automatische diashow van
beelden op volledige schermformaat (met
tussenpozen van 5 seconden)
Start een handbediende diashow van
beelden op volledige schermformaat (met
overschakelen naar het volgende beeld
door te klikken)
Klik hier:
AUTO
(automatisch)
MANUAL
(handmatig)
Bij lichtjes aanraken van een beeld op het INDEX
scherm of DATA scherm wordt een beeldversie van
640 x 480 beeldpunten getoond. Door op de scherm-
vullende beelden te klikken worden de beelden ge-
toond op het formaat waarop ze opgenomen werden.
BELANGRIJK!
Diashowbeelden worden getoond op het scherm-
vullende formaat ongeacht het formaat waarop ze
werden opgenomen.
De thumbnail gallerij gebruikt de inhoud van de voor-
vertoningmap (pagina 151). Beelden die gekopieerd
werden van een andere digitale camera of een com-
puter hebben geen voorvertoningbeelden geassoci-
eerd zodat de thumbnails ervan niet onmiddellijk in de
thumbnail gallerij verschijnen. Mocht dit het geval zijn,
blader dan door de beelden op het beeld van camera
totdat het gekopieerde beeld verschijnt. Op dat mo-
ment maakt de camera automatisch een voor-
vertoningsbeeld aan dat nu in de thumbnail gallerij
van de kaartbrowser verschijnt.
INDEX
DATA
AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
158
Beeldeigenschappen
Informatie die op het beeldeigenschappenscherm ver-
schijnt.
File Size : Bestandgrootte
Resolution : Resolutie
Quality : Kwaliteit
Drive mode : Aandrijffunctie
AE : Belichtingsfunctie
Light Metering : Lichtmeetfunctie
Shutter speed : Sluitersnelheid
Aperture stop : Lensopening stop
Exposure comp : Belichtingscompensatie
Focusing mode : Scherpstelfunctie
Flash mode : Flitserfunctie
Sharpness : Scherpte
Saturation : Verzadiging
Contrast : Contrast
White balance : Witbalans
Sensitivity : Gevoeligheid
Filter : Filterinstelling
Enhancement : Versterkingsinstelling
Flash intensity : Flitsintensiteit/-sterkte
Digital zoom : Digitale zoominstelling
Date : Opgenamedatum en -tijd
Model : Camera modelnaam
Opslaan van kaartbrowser bestanden
Gebruik voor het opslaan van kaartbrowser bestanden het
oversturen via een USB kabelaansluiting (pagina 147) of
geheugenkaart (pagina 149) naar de map die “DCIM” heet
op de geheugenkaart naar een harde schijf, een floppy dis-
kette, een MO disk, of andere externe opslagapparatuur.
Gebruik uw computer nooit om bestanden te bewerken of
te wissen of om nieuwe beelden toe te voegen of om beel-
den uit te wissen. Doet u dat toch dan zal het onmogelijk
worden om beelden op normale wijze met de kaartbrowser
te bekijken.
• U kunt de PhotoLoader applicatie op de gebundelde CD-
ROM gebruiken om kaartbrowser bestanden op te slaan.
Zie de documentatie die meegeleverd wordt met
PhotoLoader op de CD-ROM voor volledige details.
Het wordt ook sterk aanbevolen dat u na het oversturen
van data van de geheugenkaart naar andere externe
opslagapparatuur, de geheugenkaart opnieuw formatteert
en de inhoud wist voordat u meer (nieuwe) bestanden op-
slaat.
5.
Verlaat gewoonweg de webbrowser om de
kaartbrowser te verlaten.
REFERENTIE
159
REFERENTIE
Cameramenu’s
Hieronder volgen lijsten van menu’s die verschijnen tijdens
de opname- (REC) en weergavefuncties (PLAY) en hun in-
stellingen.
De in de volgende tabel onderstreepte instellingen zijn
fabrieksinstellingen (default).
Opnamefunctie (REC)
Size
(afmetingen/grootte)
Quality (kwaliteit)
Sensitivity
(gevoeligheid)
Enhancement
(versterking)
Filter
Saturation (verzadiging)
Contrast
Sharpness (scherpte)
AEB Setting
(AEB instelling)
2560x1920 / 2544x1696 (3:2) / 1600x1200 /
1280x960 / 640x480
Fine / Normal / Economy / TIFF
(fijn/normaal/economie/TIFF)
Auto (automatisch) / 0 (ISO 50) / +1 (ISO 100) /
+2 (ISO 200) / +3 (ISO 400) / +4 (ISO 800)
Off (uit) / Red (rood) / Green (groen) /
Blue (blauw) / Flesh Tones (huidskleur)
Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia /
Red (rood) / Green (groen) / Blue (blauw) /
Yellow (geel) / Pink (roze) / Purple (paars)
+2 / +1 / 0 / -1 / -2
+2 / +1 / 0 / -1 / -2
+2 / +1 / 0 / -1 / -2
EV verschuiving 1/3 / 1/2 / 2/3 /1
Aantal belichtingen
3 frame (3 foto’s) /
(foto’s) 4 frames (4 foto’s)
Flash Setting
(flitserinstelling)
Flash Intensity
(flitsintensiteit)
Sync Speed
(synchronisatiesnelheid)
Digital Zoom
(digital zoom)
Focus Expansion
(scherpsteluitbreiding)
Grid (raster)
BestShot Setting
(beste shotinstelling)
Release Setting
(ontspannerinstelling)
Time Stamp
(tijdstempel)
Power Save
(spaarfunctie)
Front-curtain Flashsync (voorgordijn
flitsersynchronisatie) / Rear-curtain Flashsync
(achtergordijn flitsersynchronisatie)
Strong (sterk) / Normal (normaal) /
Weak (zwak)
Fast (snel) /
Normal (normaal) /
Slow (langzaam)
Off (uit) /
On (aan)
Off (uit) / On (aan)
Off (uit) / On (aan)
Built-in+CF (ingebouwde CF) /
Built-in (ingebouwd) / CF
Off (uit) / On (aan)
Off (uit)
Year (jaar) / Month (maand) / Day (dag)
Day (dag) Hour (uur) : Minutes (minuten)
Year (jaar) / Month (maand) / Day (dag)
Hour (uur) : Minutes (minuten)
Sleep (sluimer)
Off (uit) / 30 sec / 1min /
2 min
Auto Power Off 2 min / 5 min
(automatische
stroomonderbreking)
Menu Beschikbare instellingen
REFERENTIE
160
Weergavefunctie (PLAY)
Flash (flits) Off (uit) / On (aan)
White Balance
Off (uit) / On (aan)
(witbalans)
Metering (lichtmeting)
Off (uit) / On (aan)
Focus (scherpstellen)
Off (uit) / On (aan)
Sensitivity Off (uit) / On (aan)
(gevoeligheid)
Digital Zoom Off (uit) /
On (aan)
(digitale zoom)
EV Shift
Off (uit) / On (aan)
(EV verschuiving)
Reset (terugstellen)
Off (uit) / Type1 / Type2 / Type3 / Type4
No (nee) / Yes (ja)
Date Style Year (jaar) / Month
(datumopmaak)
(maand) / Day (dag)
Day (dag)/ Month
(maand) / Year (jaar)
Month (maand) / Day
(dag) / Year (jaar)
Adjust (bijstellen) Time setting
(tijdinstelling)
NTSC / PAL
Oorspronkelijke defaultinstelling is Engels.
Off (uit) / On (aan)
No (nee) / Yes (ja)
Mode Memory
(functiegeheugen)
Card Browser
(kaartbrowser)
Format (formaat)
Date (datum)
Video Out
(video uitgang)
Language (taal)
Beep (pieptoon)
Reset (terugstellen)
Delete (wissen)
Protect (beveiligen)
DPOF
Resize (afmetingen
herinstellen)
Slide Show (diashow)
Card Browser
(kaartbrowser)
Format
(formatteren)
Date (datum)
Video Out
(video uitgang)
Language (taal)
Beep (pieptoon)
Reset (terugstellen)
Select (selecteren) / Folder (map) / All (alle)
Select (selecteren) / Folder (map) / All (alle)
Select (selecteren) / Folder (map) / All (alle)
No (nee) / Yes (ja)
Off (uit) / Type1 / Type2 / Type3 / Type4
No (nee) / Yes (ja)
Date Style Year (jaar) / Month
(datumopmaak)
(maand) / Day (dag)
Day (dag)/ Month
(maand) / Year (jaar)
Month (maand) / Day
(dag) / Year (jaar)
Adjust (bijstellen) Time setting
(tijdinstelling)
NTSC / PAL
Oorspronkelijke defaultinstelling is Engels.
Off (uit) / On (aan)
No (nee) / Yes (ja)
Menu Beschikbare instellingen
REFERENTIE
161
Functie instellingen
Instellingen bij elke functie
ć
: Beschikbaar ҂ : Niet beschikbaar
Aandrijffunctie
Belichtingsfunctie
1-beeld
Doorlopend
AEB
Film
Panorama
functie
P functie
A functie
S functie
M functie
functie
Gedeeltelijk indrukken van
sluiterontspannertoets
AF
vergrendeling
AE
vergrendeling
Flitsfunctie Zelfontspanner
Scherp-
stelkader
aanduiding
ć
ć
ć
҂
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
҂
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
҂
҂
҂
ć
҂
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
҂
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
҂
҂
҂
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
REFERENTIE
162
ć
: Beschikbaar ̅ : Gedeeltelijk beschikbaar ҂ : Niet beschikbaar
Combinaties van de aandrijffunctie + belichtingsfunctie
De volgende tabel toont tot welke mate elke aandrijffunctie gebruikt kan worden in combinatie
met elke belichtingsfunctie.
Aandrijffunctie
1-beeld
Doorlopend
AEB
Film
Panorama
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
ć
M functie
Belichtingsfunctie
P functie S functieA functie
functie
ć
ć
ć
ć
ć
ć
̅*
1
̅*
1
҂*
2
҂*
2
functie
*
1
Doorlopende sluiter en AEB worden voor bepaalde décors niet ondersteund.
*
2
Het selecteren van de functie tijdens de filmfunctie schakelt de volautomatisch film-
functie in.
Het selecteren van de functie tijdens de panoramafunctie schakelt de volautomatisch
panoramafunctie in.
REFERENTIE
163
Instellingen van de volautomatische functie
Hieronder volgen de instellingen die tijdens de volautomatische functie automatisch ingesteld worden door de camera. U kunt
deze instellingen niet met de hand veranderen.
Menu instellingen
BELANGRIJK!
U kunt de instellingen veranderen van de andere
menu items op pagina 159.
Niet-menu instellingen
Menu item
Sensitivity (Gevoeligheid)
Enhancement (versterking)
Filter
Saturation (verzadiging)
Contrast
Sharpness (scherpte)
Flash Setting (flitserinstelling)
Flash Intensity (flitsintensiteit)
Sync Speed
(synchronisatiesnelheid)
Digital Zoom (digital zoom)
Focus Expansion
(scherpsteluitbreiding)
Grid (raster)
Instelling
Auto (Automatisch)
Off (uit)
Off (uit)
+1
0
+1
Front-curtain Flashsync
(voorgordijn flitsersynchronisatie)
Normal (normaal)
Normal (normaal)
Off (uit)
Off (uit)
Off (uit)
Instelling
Multi-pattern (multi-patroon)
Auto (automatisch)
Multi-area AF (multi-gebied AF)
Auto (automatisch)
Menu item
Metering (lichtmeting)
White Balance (witbalans)
Focus (scherpstellen)
Flash (flits)
REFERENTIE
164
Gids voor het oplossen van moeilijkheden
1. De batterijen zijn onjuist ingelegd.
2. De batterijen zijn leeg.
3. Gebruik van een verkeerde netadapter.
1. De automatische stroomonderbreker is geactiveerd
(pagina 35).
2. Lege batterijen
3. U zet de spannings-/functieschakelaar op ter-
wijl de lensdop gemonteerd is.
De batterijspanning is laag.
1. De spannings-/functieschakelaar op
.
2. De flitsereenheid wordt opgeladen.
3. Het boodschap “MEMORY FULL” (geheugen vol)
wordt aangegeven op het beeldscherm.
4. Er is geen geheugenkaart in de camera geplaatst.
1. De lens is vuil.
2. Het onderwerp bevindt zich buiten het
scherpstelkader.
3. De condities maken scherpstellen onmogelijk.
4. De camera wordt bewogen.
Symptoom
Mogelijke oorzaak
Handeling
Stroomvoorziening
Beeldopname
Spanning gaat niet aan.
De camera begint zichzelf
plotseling uit te schakelen.
indicator op het beeld-
scherm en de zoeker.
Het beeld wordt niet opgeno-
men bij indrukken van de
sluiterontspannertoets.
Autofocus stelt niet goed
scherp.
1. Plaats de accu in de juiste richting (pagina 29).
2. Vervang de batterijen door een volledige set van
nieuwe batterijen (pagina 29).
3. Gebruik enkel de gespecificeerde netadapter (AD-
C620).
1. Schakel de spanning opnieuw in.
2. Vervang de batterijen door een volledige set van
nieuwe batterijen (pagina 29).
3. Verwijder de lensdop en schakel daarna de span-
ning in.
Vervang de batterijen door een volledige set van
nieuwe batterijen (pagina 29).
1. Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2. Wacht totdat de flitsereenheid klaar is met opladen.
3. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft uit het
camerageheugen of gebruik een andere geheugen-
kaart.
4. Plaats een geheugenkaart.
1. Reinig de lens.
2. Let er op dat het onderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt tijdens de compositie van
het beeld.
3. Schakel over naar de handmaige scherpstelfunctie
en stel met de hand scherp (pagina 64).
4. Gebruik een statief.
REFERENTIE
165
Symptoom
Mogelijke oorzaak
Handeling
Beeldopname
Niet mogelijk om MENU en
andere toetsbediening uit te
voeren.
Het beeld op het beeldscherm
is niet scherp.
De camera schakelt zichzelf
langzaam uit tijdens het aftel-
len van de zelfontspanner.
Het onderwerp is niet scherp
op het beeldscherm.
Opgenomen beelden worden
niet opgeslagen.
De kleuren van het weergave-
beeld verschillen van het
beeld op het beeldscherm.
De controletoets werkt niet
terwijl het 9-beelden scherm
actief is op het beeldscherm.
Volautomatisch is geselecteerd als de
belichtingsfunctie.
Er is niet scherpgesteld.
De batterijen zijn leeg.
1. Er wordt niet goed scherp gesteld tijdens handmatig
scherpstellen.
2. U probeert landschappen of portretten op te nemen
met de macrofunctie.
3. U probeert de autofocus functie te gebruiken voor
een onderwerp dat zich te dichtbij bevindt.
1. De batterijen raken leeg voordat het opslaan van
beelden naar het geheugen voltooid is.
2. Openen van het geheugenkaart sleufdeksel voordat
het opslaan van het beeld voltooid is.
1. Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt tij-
dens het opnemen direct in de lens.
2. Beeldkwaliteitinstelling
U gebruikt de controletoets terwijl het bladeren wordt
uitgevoerd.
Gebruik een andere belichtingsfunctie.
Let erop dat het onderwerp waarop u wilt scherp stellen
zich binnen het scherpstelkader bevindt.
Vervang de batterijen door een volledige set van
nieuwe batterijen (pagina 29).
1. Stel scherp op het beeld (pagina 64).
2. Gebruik autofocus voor het opnemen van land-
schappen en voor het maken van portretten.
3. Gebruik de macrofunctie voor close-ups.
1. Vervang de batterijen door een volledige set van
nieuwe batterijen.
2. Houd het geheugenkaart sleufdeksel dicht totdat het
opslaan van een beeld voltooid is.
1. Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct in
de lens kan schijnen.
2. Schakel voor het opnemen over op een betere kwa-
liteit.
Wacht tot het bladeren door beelden voltooid is voordat
u de controletoets naar links of rechts drukt.
Beeldweergave
REFERENTIE
166
Beeldweergave
Een bepaald beeld wordt niet
getoond.
De inhoud van het beeld-
scherm verschijnt niet op het
beeld van een aangesloten
televisietoestel.
Het wisscherm kan niet wor-
den verkregen.
Menu items kunnen tijdens de
weergavefunctie (PLAY) niet
worden geselecteerd.
Geen van de toetsen en scha-
kelaars werkt.
Er verschijnt niets op het
beeldscherm.
De geheugenkaart bevat beelden die opgenomen zijn
met een camera die DCF niet ondersteunt.
1. Incorrecte aansluiting tussen de camera en het tele-
visietoestel.
2. Verkeerde instellingen van de TV.
3. Verkeerde videiosignaal uitgangsfunctie.
Alle beelden op de geheugenkaart zijn beveiligd.
1. Bepaalde functies kunnen niet geselecteerd worden
voor weergave van bepaalde types beelden.
2. Er worden geen beelden vastgelegd op de
geheugenkaart.
Problemen met het elektronische circuit hetgeen ver-
oorzaakt wordt door een harde stoot of elektrostatische
lading. terwijl de camera aangesloten was op een an-
der apparaat.
1. Het beeldscherm is in de sluimertoestand.
2. Er vindt communicatie plaats via de USB kabel.
De bestandsbeheersystemen van camera’s die DCF
niet ondersteunen wijken af van het systeem dat door
deze camera gebruikt wordt. Deze camera kan met
kaarten niet lezen die met dergelijke camera’s zijn op-
genomen.
1. Maak de aansluiting op de juiste wijze m.b.v. de
videokabel (pagina 137).
2. Controleer de documentatie die met het televisietoe-
stel meegeleverd wordt en stel in voor ontvangst van
videosignalen.
3. Selecteer de video uitgangsfunctie die het best past
bij het type apparatuur dat u gebruikt (pagina 138).
Maak de beelden die u wilt wissen onbeveiligd (pagina
125).
1. Selecteer een andere functie of schakel over op een
ander beeld.
2. Neem een beeld op dat de functies beschikbaar
maakt.
Verwijder de batterijen en koppel de netadapter los als
u deze gebruikt. Leg de batterijen opnieuw in of sluit de
netadapter aan en schakel de spanning in. Mocht de
camera niet werken neem dan contact op met de dealer
of met een erkende CASIO onderhoudswerkplaats.
1. Maak het beeldscherm wakker (pagina 35).
2. Koppel de USB kabel los van de camera nadat com-
municatie via de USB kabel voltooid is.
Wissen
Overige
Symptoom
Mogelijke oorzaak
Handeling
REFERENTIE
167
RECORD ERROR
There are no images
on this memory card!
This camera cannot
display the image
you selected.
REPLACE BATTERY!
NOT FORMAT
MENU
Boodschappen
Er is een probleem met de geheugenkaart die u ge-
bruikt. Voer de volgende procedure uit om het pro-
bleem te corrigeren.
Waarschuwing!
De volgende procedure wist alle bestanden die
op het ogenblik opgeslagen liggen op de
geheugenkaart. Voordat u verder gaat, probeer
eerst de inhoud van de geheugenkaart te
backuppen naar de harde schijf van een compu-
ter of naar een ander extern opslagmedium.
1. Druk op MENU.
2. Druk de controletoets omhoog of omlaag om
“Yes” (ja) te selecteren en klik vervolgens op de
controletoets.
Druk op MENU om deze procedure tussentijds te
annuleren.
CF ERROR
To use this card, you
must turn the camera
off and then back on
again. If this
message appears
again, you need to
format this
CompactFlash card.
FORMAT
MENU
Tijdens het opslaan van beelddata op de geheugen-
kaart konden om de één of andere reden de beeld-
data niet gecomprimeerd worden. Voer de opname
van het beeld nogmaals uit.
Er bevinden zich geen beelddata op de geheugen-
kaart.
Het beeldbestand dat u probeert te bekijken is be-
schadigd of is opgenomen met een camera waar-
van het beeldbestandformaat niet ondersteund
wordt door deze camera.
De batterijspanning is laag. De spanning van de ca-
mera wordt automatisch uitgeschakeld na verschij-
nen van deze boodschap.
De door u gebruikte geheugenkaart is niet
geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart voor-
dat u deze gebruikt voor het opslaan van beelden
(pagina 39).
REFERENTIE
168
Insert memory card!
MEMORY FULL
Change quality/size
or delete unneeded
images
Telkens bij het formatteren van een geheugen-
kaart dient u de netadapter te gebruiken om de
camera van stroom te voorzien of de batterijen te
vervangen door een volledige set van nieuwe
alkaline of lithium batterijen voordat u begint.
Mocht de spanning onverwachts uitvallen dan
kan dit tot resultaat hebben dat het formatteren
onjuist uitgevoerd wordt en de werking van de
geheugenkaart onmogelijk zal blijken te zijn.
De boodschap “There are no images on this
memory card!” verschijnt op het beeldscherm na-
dat het formatteren voltooid is.
Er bevindt zich geen geheugenkaart in de camera.
Steek een geheugenkaart in (pagina 37).
Er is niet genoeg geheugen om een beeld op te ne-
men met de huidige instellingen voor kwaliteit en
formaat. Verander de instellingen voor kwaliteit en
formaat en probeer opnieuw of wis sommige be-
standen van de geheugenkaart (pagina 94, 120).
MEMORY FULL
Delete unneeded
images
LENS CAP
Er is niet genoeg geheugen om nog meer op te
nemen. Wis beelden die u niet meer nodig heeft
uit het geheugen (pagina 120).
De DCIM map of een bepaald bestand (pagina
151) kan niet worden opgenomen door onvol-
doende geheugen bij het downloaden van data
van een computer naar de geheugenkaart. Ge-
bruik uw computer om onnodige beelden te wis-
sen en zo ruimte vrij te maken op de geheugen-
kaart wanneer u aan het downladen bent. U kunt
ook op MENU drukken en de geheugenkaart in de
camera formatteren maar dat wist wel alle beeld-
data uit die zich op het moment op de geheugen-
kaart bevinden.
Deze boodschap verschijnt en de spanning wordt
automatisch uitgeschakeld als u de spannings-/
functieschakelaar op
zet terwijl de lensdop
gemonteerd is. Verwijder de lensdop en schakel
daarna de spanning in.
REFERENTIE
169
Product ............................... Digitale camera
Model ..................................QV-5700
Opgenomen beeld
Bestandformaat .................Stilbeelden (inclusief panorama’s):
JPEG (Exif Ver. 2.2; DCF (Design rule
for Camera File systeem) compatibel
met DPOF
Films: AVI (Motion JPEG)
Opnamemedia .................... CompactFlash kaart (Type I/II, IBM
microdrive
Opgenomen beeldgrootte ...
2560 x 1920 beeldpunten, 2544 x 1696
(3:2) beeldpunten, 1600 x 1200
beeldpunten, 1280 x 960 beeldpunten,
640 x 480 beeldpunten
Standaard geheugencapaciteit, aantal beeldbestanden,
beeldformaat afgegeven door computer (alleen JPEG beelden)
Technische gegevens
De bovenstaande cijfers zijn enkel benaderingen.
Film (320 x 240 beeldpunten)
Opslagcapaciteit Ca. 300 KB/seconde
Opnametijd 30 seconden per film
Stilbeeld
Beeld-
formaat
(beeld-
punten)
2560
X
1920
Kwaliteit
FINE (Fijn)
NORMAL
(Normaal)
ECONOMY
(Economisch)
TIFF
Aantal beeldpunten
64MB
geheugenkaart
24 beelden
30 beelden
40 beelden
3 beelden
1GB Microdrive
410 beelden
513 beelden
684 beelden
65 beelden
16MB
geheugenkaart
6 beelden
7 beelden
10 beelden
Bestands-
formaat
2,3 MB
1,8 MB
1,3 MB
14,4 MB
2544
X
1696
(3:2)
1600
X
1200
1280
X
960
640
X
480
FINE (Fijn)
NORMAL
(Normaal)
ECONOMY
(Economisch)
TIFF
FINE (Fijn)
NORMAL
(Normaal)
ECONOMY
(Economisch)
TIFF
FINE (Fijn)
NORMAL
(Normaal)
ECONOMY
(Economisch)
TIFF
FINE (Fijn)
NORMAL
(Normaal)
ECONOMY
(Economisch)
TIFF
2,0 MB
1,6 MB
1,1 MB
12,64 MB
1,02 MB
0,68 MB
0,34 MB
5,625 MB
0,65 MB
0,43 MB
0,22 MB
3,6 MB
0,16 MB
0,11 MB
0,06 MB
0,9 MB
27 beelden
33 beelden
50 beelden
4 beelden
50 beelden
75 beelden
144 beelden
10 beelden
77 beelden
113 beelden
214 beelden
15 beelden
296 beelden
415 beelden
622 beelden
62 beelden
466 beelden
570 beelden
855 beelden
75 beelden
855 beelden
1266 beelden
2445 beelden
173 beelden
1314 beelden
1911 beelden
3625 beelden
270 beelden
5006 beelden
7009 beelden
9999 beelden*
1
1049 beelden
6 beelden
8 beelden
12 beelden
1 beeld
12 beelden
18 beelden
35 beelden
2 beelden
19 beelden
28 beelden
53 beelden
3 beelden
73 beelden
103 beelden
154 beelden
15 beelden
*1 Maximale waarde die getoond wordt door de camera. De feitelijke beeld-
capaciteit is groter dan deze waarde.
REFERENTIE
170
Sluiter..................................CCD elektronische sluiter; mechanische
sluiter, BULB, 60 - 1/1000 seconde
Lensopening ...................... F2.0 / 2.3 / 2.8 / 4.0 / 5.6 / 8.0,
automatisch overschakelen of
handmatig overschakelen
Witbalans............................ Automatisch, vast ingesteld (4 functies),
handmatig overschakelen
Zelfontspanner ..................10 seconden, 2 seconden,
Ingebouwde flitser
Flitserfuncties: ................. AUTO (automatisch), ON (aan),
OFF (uit), rode ogenreductie
Flitsbereik: ....................... Ca. 0,5 - 3 meter
Opnamefuncties ................Enkele foto, doorlopende sluiter, film;
panorama, AEB, zelfontspanner;
macro, beste shot
Beeldscherm ...................... 1,8-inch TFT kleuren HAST LCD met
weinig lensspiegeling (122.100
beeldpunten, 555 x 200)
Zoeker .................................LCD beeldscherm of optische zoeker
Klok .....................................Ingebouwde digitale kwartsklok voor
datum en tijd opname voor opslag met
beelddata; automatisch kalender tot
2049
Ingangs/
uitgangsaansluitingen ......Sluiterontspanner afstandsbediening;
netadapteraansluiting; USB poort
(MINI-B); VIDEO OUT video-
uitgangsaansluiting (NTSC/PAL)
Wissen van beelden ..........Enkel beeld; alle beelden in een map;
alle beelden in het geheugen (met
beeldbeveiliging)
Beeldelement .....................1/1,8-inch CCD (totaal aantal
beeldpunten: 5,36 miljoen, effectieve
beeldpunten: 5,0 miljoen)
Lens .................................... F2 (groothoek) tot 2.5 (telefoto); f = 7
(groothoek) tot 21 mm (telelens)
(gelijkwaardig aan ca. 34 (groothoek)
tot 102 mm (telelens) voor 35 mm (film)
Zoom ...................................3X optische zoom, 3,2X digitale zoom
(9,6X in combinatie met optische zoom)
Scherpstellen .....................Contrast-type multi-gebied autofocus
(punt autofocus, macrofunctie,
oneindig-functie); handmatig
scherpstellen; scherpstelvergrendeling
Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens)
Normaal: .......................... 30 cm -
Macro: .............................6 cm (groothoek)/20 cm (telelens) tot
50 cm
Handmatig scherpstellen: ...
6 cm (groothoek)/20 cm (telelens) tot
Afstand van lensoppervlak tot
onderwerp
Belichtingsregeling
Lichtmeting: ..................... Multi-patroon meten, centrum-
georiënteerd meten, puntmeten
Belichting:........................Volautomatisch, programma AE,
sluiterprioriteit AE, lensopening-
prioriteit, handmatig
Belichtingscompensatie: ...
–2EV - +2EV (1/3EV eenheden)
REFERENTIE
171
Spanningsvereisten ..........Vier alkaline of lithium batterijen maat
AA.
Vier nikkelmetaalhydride oplaadbare
batterijen maat AA (NP-H3)
Netadapter (AD-C620)
Netadapteroplader (BC-3HA)
Levensduur van de batterijen
De onderstaande waarden geven het aantal uren aan voordat de
batterijen uitvallen onder normale bedrijfstemperatuur (25ºC).
Deze waarden zijn enkel ter referentie en zijn geen garantie dat bij
een bepaalde set batterijen dergelijke resultaten inderdaad be-
haald kunnen worden. Lage temperaturen zullen de levensduur
van de batterijen verkorten (pagina 30).
De bovenstaande waarden zijn enkel benaderingen.
De bovenstaande leidraad waarden zijn gebaseerd op de volgende types
batterijen:
Alkaline: MX1500 (AA) (DURACELL ULTRA)
Lithium: Energizer
Levensduur van de batterijen hangt af van het merk.
De waarden voor doorlopen opnemen geven het aantal foto’s weer zonder
de flitser te gebruiken. Het werkelijke aantal foto’s hangt af van het gebruik
van de flitser en of de flitser überhaupt in- of uitgeschakeld is.
Type werking
Alkaline batterijen LR6
maat AA
Lithium batterijen FR6
maat AA
Ni-MH batterijen NP-H3
maat AA
Doorlopende
weergave
180 minuten
320 minuten
180 minuten
Doorlopende
opname
75 minuten
(460 foto’s)
180 minuten
(1.130 foto’s)
90 minuten
(540 foto’s)
Stroomverbruik.................. Ca. 6,8 W
Afmetingen .........................118 (B) x 74,5 (H) x 64,5 (D) mm
Afmetingen .........................Ca. 355g (exclusief batterijen)
Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor stroom-
voorziening van de klok. De instellingen van de klok worden gewist
telkens wanneer de spanning totaal uitvalt (als de batterijen leeg
raken terwijl de camera niet aangesloten is op netspanning via de
netadapter) voor ongeveer 24 uur. Na opnieuw toevoeren van de
spanning door inleggen van nieuwe batterijen of aansluiten op
netspaning dient u de correcte tijd en datum opnieuw in te stellen.
• Het LCD paneel van de camera is het product van bijzonder nauw-
keurige technologie met een beeldpuntopbrengst van 99,99%. Dit
betekent echter tevens dat 0,01% van de beeldpunten verwacht
kan worden niet te werken of juist altijd ingeschakeld te blijven.
150

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Casio QV5700 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Casio QV5700 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 3,92 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Casio QV5700

Casio QV5700 Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 171 pagina's

Casio QV5700 Gebruiksaanwijzing - English - 53 pagina's

Casio QV5700 Gebruiksaanwijzing - English - 65 pagina's

Casio QV5700 Gebruiksaanwijzing - English - 53 pagina's

Casio QV5700 Gebruiksaanwijzing - English - 2 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info