100807
189
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/207
Pagina verder
D
Digitale Camera
QV-R62
Gebruiksaanwijzing
K813PCM1DKX
Gefeliciteerd met de aanschaf van dit CASIO
product.
Voordat u het in gebruik neemt dient u
eerst de voorzorgsmaatregelen in deze
gebruiksaanwijzing aandachtig door te
lezen.
Houd de gebruiksaanwijzing daarna op een
veilige plaats voor latere naslag.
Bezoek de officiële CASIO website
http://world.casio.com/ voor de meest
recentelijke informatie voor dit product.
INLEIDING
2
Uitpakken
Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met de dealer.
Camera 2 alkaline batterijen maat AA (LR6)
CD-ROM USB kabel Basisreferentie
Polsriem
INLEIDING
INLEIDING
3
Inhoudsopgave
2 INLEIDING
Uitpakken ..................................................................... 2
Kenmerken ................................................................... 9
Voorzorgsmaatregelen ............................................... 12
Algemene voorzorgsmaatregelen 12
Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen 19
Voorwaarden voor juiste werking 19
Condens 20
Lens 20
Overige 20
21 SNELSTARTGIDS
Leg de batterijen in de camera .................................. 21
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 22
Opnemen van een beeld ............................................ 23
Bekijken van een opgenomen beeld ......................... 24
Wissen van een beeld ................................................ 24
25 VOORBEREIDINGE
Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 25
Algemene gids ........................................................... 26
Inhoud van het beeldscherm ..................................... 28
Opnamefunctie (REC) 28
Weergavefunctie (PLAY) 30
Veranderen van de inhoud van het beeldscherm 31
Indicators .................................................................... 32
Vastmaken van de polsriem ....................................... 32
Spanningsvereisten ................................................... 33
Inleggen van de batterijen 34
Verwijderen van de batterijen uit de camera 34
Werking op netspanning 40
In- en uitschakelen van de camera 42
Configureren van de stroomspaarinstellingen 43
Gebruik van de in-beeld menu’s ................................ 44
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 47
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 48
50 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld ............................................ 50
Specificeren van de opnamefunctie 50
Richten van de camera 51
Opnemen van een beeld 52
Opname voorzorgsmaatregelen 54
Aangaande autofocus 55
Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie 56
INLEIDING
4
Gebruiken van de optische zoeker ............................ 56
Gebruiken van de zoom ............................................. 57
Optische zoom 57
Digitale zoom 59
Gebruiken van de flitser ............................................. 60
Flitsereenheid status 62
Veranderen van de flitssterkte instelling 63
Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) 63
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser 64
Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 65
Specificeren van de beeldgrootte .............................. 67
Specificeren van de beeldkwaliteit ............................ 68
70 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 70
Gebruik van autofocus 71
Gebruik van de macrofunctie 73
Gebruik van de oneindig-functie 74
Gebruik van handmatig scherpstellen 74
Gebruik van de scherpstelvergrendeling 76
Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 77
Bijstellen van de witbalans ......................................... 78
Handmatig configureren van de witbalans 80
Gebruik van de snelle doorlopende sluiterfunctie ..... 81
Gebruiken van de BESTSHOT functie ...................... 82
Creëren van uw eigen BESTSHOT instelling 85
Combineren van shots van twee mensen tot een
enkel beeld (Coupling Shot (combinatieshot)) .......... 87
Opnemen van een onderwerp over een bestaand
achtergrondbeeld (Pre-shot (vooropname)) .............. 89
Opnemen van beelden van naamkaartjes en
documenten (Business Shot) ..................................... 91
Gebruiken van de Business Shot instelling 92
Gebruiken van de filmfunctie ..................................... 93
Gebruiken van het histogram ..................................... 95
Camera instellingen van de opnamefunctie (REC) ... 97
Specificeren van de ISO gevoeligheid 98
Selecteren van de meetfunctie 99
Gebruiken van de filterfunctie 100
Speciferen van de contourscherpte 101
Specificeren van kleurverzadiging 101
Specificeren van het contrast 102
In- en uitschakelen van het in-beeld raster 102
In- en uitschakelen van beeldcontrole 103
Gebruik van icoonhulp 103
Toewijzen van functies aan de [̇] en [̈] toetsen 104
Specificeren van de default instellingen bij
inschakelen van de spanning 105
Terugstellen (reset) van de camera 107
INLEIDING
5
108 WEERGAVE
Elementaire weergavebediening ............................. 108
Inzoomen op het weergegeven beeld ..................... 109
Afmetingen van een beeld heraanpassen ................ 110
Trimmen van een beeld ............................................ 111
Weergeven van een film ........................................... 113
Tonen van een 9-beelden scherm ............................114
Selecteren van een specifiek beeld in het 9-beelden
scherm 115
Tonen van het kalenderscherm .................................115
Spelen van een Slideshow (diashow) ...................... 116
Specificeren van de slideshow (diashow) beelden 118
Specificeren van de slideshow (diashow) tijd 119
Specificeren van de slideshow (diashow)
tussenpauze
119
Roteren van het displaybeeld .................................. 120
Gebruik van beeldroulette ........................................ 121
122 WISSEN VAN BESTANDEN
Wissen van een enkel bestand ................................ 122
Wissen van alle bestanden ...................................... 123
124 BEHEER VAN BESTANDEN
Mappen ..................................................................... 124
Geheugenmappen en -bestanden 124
Beschermen van bestanden .................................... 125
Beveiligen van een enkel bestand 125
Beveiligen van alle bestanden 126
Gebruik van de FAVORITE map .............................. 126
Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map 126
Tonen van een bestand in de FAVORITE map 128
Wissen van een bestand uit de FAVORITE map 129
Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 129
130 ANDERE INSTELLINGEN
Specificeren van de bestandsnaam serienummer
generatiemethode .................................................... 130
In- en uitschakelen van de toetstoon ....................... 130
Specificeren van een beeld voor het beginscherm ...
131
Configureren van de instellingen voor het
spanningsuitschakelbeeld ........................................ 132
Gebruiken van het alarm ......................................... 134
Instellen van een alarm 134
Stoppen van het alarm 135
Instellen van de klok ................................................ 135
Selecteren van uw thuistijdzone 136
Instellen van de huidige tijd en datum 137
Veranderen van de datumopmaak 137
INLEIDING
6
Gebruiken van wereldtijd ......................................... 138
Tonen van het wereldtijdscherm 138
Configureren van wereldtijdinstellingen 138
Configureren van de zomertijdinstellingen (DST) 139
Veranderen van de displaytaal ................................ 140
Veranderen van het protocol van de USB poort...... 141
Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY)
toets en spanning aan/uit functies ........................... 142
Formatteren van het ingebouwde geheugen........... 143
144 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 145
Insteken van een geheugenkaart in de camera 145
Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera 146
Formatteren van een geheugenkaart 146
Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart 147
Kopiëren van bestanden .......................................... 148
Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde
geheugen naar een geheugenkaart 148
Kopiëren van een specifiek bestand van een
geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen 149
150 AFDRUKKEN VAN BEELDEN
DPOF ........................................................................ 151
Configureren van de afdrukinstellingen voor
een enkel beeld 152
Configureren van de afdrukinstellingen voor
alle beelden 153
Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT 154
Afdrukken van een enkel beeld 154
Afdrukken van een groep beelden 157
Voorzorgsmaatregelen voor het afdrukken 158
PRINT Image Matching III ............................................ 158
Exif Print ................................................................... 159
160 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 160
Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting 166
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 166
Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting 170
Bediening die u kunt uitvoeren vanaf uw computer ...
170
Gebruiken van een geheugenkaart om beelden
over te schrijven naar een computer ....................... 171
INLEIDING
7
Geheugendata ......................................................... 172
DCF protocol 172
Geheugenmapstructuur 172
Door de camera ondersteunde beeldbestanden 173
Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde
geheugen en de geheugenkaart 174
175 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de albumfunctie ................................... 175
Creëren van een album 175
Selecteren van een album layout 177
Configureren van gedetailleerde albuminstellingen 177
Bekijken van albumbestanden 180
Opslaan van een album 182
Wissen van een album 183
Installeren van de software van de CD-ROM .......... 183
Aangaande de gebundelde CD-ROM 183
Computersysteem vereisten 185
Installeren van de software van de CD-ROM in
Windows ................................................................... 186
Voorbereidingen 187
Selecteren van een taal 187
Bekijken van het Lees mij bestand 187
Installeren van een applicatie 188
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 188
Gebruikersregistratie 189
Verlaten van de menu applicatie 189
Installeren van software van de CD-ROM op een
Macintosh computer ................................................. 189
Installeren van software 189
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 190
192 APPENDIX
Menureferentie ......................................................... 192
Indicator referentie ................................................... 195
Opnamefunctie (REC) 195
Weergavefunctie (PLAY) 196
Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 197
Mocht u problemen ondervinden bij het installeren
van de USB driver 201
Tonen van boodschappen 202
Technische gegevens .............................................. 204
INLEIDING
8
BELANGRIJK!
The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder
voorbehoud en kan zonder voorafgaande
mededeling worden veranderd.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies
voortvloeiend uit het gebruik van deze
gebruiksaanwijzing.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot
schadevergoeding door derden die voortvloeien uit
het gebruik van de QV-R62.
CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk
gesteld worden voor schade of verlies door u of door
derden door het gebruik van Photo Loader en of
Photohands.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het
wissen van data als gevolg van een defect,
reparaties of het vervangen van de batterijen. Zorg
er altijd voor een reservekopie te maken van
belangrijke data op andere media om u in te dekken
tegen verlies.
Merk op dat de voorbeeldschermen en
productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing
ietwat kunnen afwijken van de schermen en
configuratie van de camera in werkelijkheid.
Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk.
Windows, Internet Explorer en DirectX zijn
geregistreerde handelsmerken van Microsoft
Corporation.
Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van
Apple Computer, Inc.
MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon
Technologies AG van Duitsland en onder licentie aan
MultiMediaCard Association (MMCA).
Adobe en Reader zijn ofwel geregistreerde
handelsmerken of handelsmerken van Adobe
Systems Incorporated in the US en/of andere landen.
Namen van andere fabrikanten, producten en service
die gebruikt worden in deze gebruiksaanwijzing kunnen
ook handelsmerken of dienst merken zijn van anderen.
Photo Loader en Photohands zijn eigendom van
CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van
het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en
andere gerelateerde rechten van deze applicaties
aan CASIO COMPUTER CO., LTD.
INLEIDING
9
Kenmerken
6 miljoen effectieve beeldpunten
De CCD voorziet in het totaal in 6,37 miljoen beeldpunten
voor een bijzonder hoge resolutie voor heldere, duidelijke
beelden en afdrukken.
2,0-inch TFT LCD kleurenscherm
12X naadloze zoom
3X optische zoom, 4X digitale zoom
9,7 MB flash-geheugen
Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van
een geheugenkaart.
Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC
(MultiMediaCard = multimedia kaart) voor
geheugenuitbreiding (pagina 144).
Gemakkelijk oversturen van beelden (paginas 160, 166)
Stuur beelden gemakkelijk over naar een computer door
de camera aan te sluiten met een USB kabel.
Snelle doorlopende sluiterfunctie (pagina 81)
Beelden worden opgenomen met hoge snelheid zolang
de sluiterontspanningstoets ingedrukt gehouden wordt.
Door auteursrechten opgelegde beperkingen
Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen
is het kopiëren van snapshotbestanden en filmbestanden
zonder toestemming in overtreding met auteursrechten en
internationale verdragen. Het tegen vergoeding of gratis
distribueren van dergelijke bestanden aan derden via het
internet zonder toestemming van de eigenaar van de
auteursrechten is in overtreding met de wetgeving ten
aanzien van auteursrechten en internationale verdragen.
INLEIDING
10
Real-time histogram (pagina 95)
Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen
terwijl bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid
beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke
belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit
te voren.
Wereldtijd (pagina 138)
Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd
ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uw selectie
maken uit 162 steden in 32 tijdzones.
Alarm (pagina 134)
Een ingebouwd alarm helpt u bij het zich houden aan
belangrijke afspraken en kan zelfs gebruikt worden i.p.v.
een alarmklok. U kunt zelfs een bepaald beeld laten
verschijnen op het beeldscherm wanneer de alarmtijd
bereikt wordt.
Albumfunctie (pagina 175)
Er worden automatisch HTML bestanden gegenereerd om
een album te creëren van opgenomen beelden. De inhoud
van het album kan worden bekeken en afgedrukt m.b.v.
een standaard Web browser. Beelden kunnen tevens snel
en gemakkelijk worden ingepast in Web paginas.
BESTSHOT (pagina 82)
Selecteer eenvoudigweg het voorbeelddécor dat
overeenkomt met het type beeld dat u probeert op te
nemen en de camera voert ingewikkelde instellingen
geheel automatisch uit om elke keer opnieuw mooie
beelden te maken.
Business Shot (pagina 91)
De Business Shot instelling corrigeert automatisch
rechthoekige vormen zoals de beelden van naamkaartjes,
documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen
wanneer deze vanuit een hoek worden opgenomen.
Coupling Shot (combinatiefoto) en Pre-shot (vooropname)
(paginas 87, 89)
Coupling Shot laat u twee onderwerpen in één beeld
combineren terwijl Pre-shot u een onderwerp laat
toevoegen aan een eerder opgenomen achtergrondbeeld.
Dit betekent dat u beelden kunt aanmaken met zowel u
als uw vriend erop terwijl er niemand anders in de buurt is.
Slideshow (pagina 116)
Beelden worden één voor één weergegeven.
Drievoudige zelfontspanner (pagina 65)
De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal
automatisch te werken.
INLEIDING
11
Kalenderscherm (pagina 115)
Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met
een volledige maand weer op het beeldscherm van de
camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont
een thumbnail van het eerste bestand dat op die datum
was opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald
bestand gemakkelijker en sneller.
DCF data opslag (pagina 172)
Het DCF (Design rule for Camera File system) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
camera en printers.
Digital Print Order Format (DPOF) (pagina 151)
Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de
gewenste volgorde door gebruik te maken van een
DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt
worden voor het specificeren van beelden en
hoeveelheden door professionele
afdrukdienstverleningen.
PRINT Image Matching III Compatibel (pagina 158)
Beelden omvatten PRINT Image Matching III data (functie
instelling en andere camera instelinformatie). Een printer
die PRINT Image Matching III ondersteunt, leest deze data
en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de beelden
er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze opnam.
USB DIRECT-PRINT en PictBridge ondersteuning
(pagina 154)
Sluit direct aan op een printer die compatibel is met USB
DIRECT-PRINT of PictBridge en u kunt beelden
afdrukken zonder dit via de computer te doen.
Bijgesloten met Photo Loader en Photohands (pagina 184)
Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de
populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw
camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een
applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en
vergemakkelijkt.
INLEIDING
12
Voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke
voorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de QV-R62
gebruikt. Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar
camera verwijzen naar de CASIO QV-R62 digitale
camera.
Test voor juiste bediening voordat u de
camera gebruikt!
Voordat u de camera gaat gebruiken voor het maken
van belangrijke opnamen moet u zich er eerst van
gewissen dat de camera goed werkt en op de juiste
manier geconfigureerd is door een aantal testopnamen
te maken en de resultaten te bekijken (pagina 23).
Vermijd het gebruik tijdens het vervoer
Gebruik de camera nooit voor het opnemen of voor het
weergeven van beelden terwijl u een motorvoertuig of
ander voertuig aan het besturen bent of terwijl u aan
het lopen bent. Als u namelijk kijkt naar de monitor/de
display terwijl u zich aan het bewegen bent, creëert dit
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
Vermijd naar de zon of een helder licht te
kijken
Kijk nooit via de zoeker van de camera naar de zon of
ander heldere lichtbron. Dit kan uw gezichtsvermogen
beschadigen.
Flitser
Gebruik de flitseenheid nooit op plaatsen waar
ontvlambaar of explosief gas aanwezig kan zijn.
Dergelijke omstandigheden brengen het gevaar op
brand en explosie met zich mee.
Richt de flitser nooit op een persoon die een
motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinder
veroorzaken en het gevaar op een ongeluk met zich
meebrengen.
Gebruik de flitser nooit te dicht bij de ogen van het
onderwerp. Dit kan namelijk het gevaar op het verlies
van het gezichtsvermogen met zich meebrengen.
Displaypaneel
Oefen geen sterke druk uit op het oppervlak van het
LCD paneel en stel het niet bloot aan harde stoten.
Hierdoor kan het glas van het displaypaneel in het
ergste geval breken.
Mocht het displaypaneel ooit breuken vertonen, raak
dan nooit de vloeistof binnenin het paneel aan. Dit kan
namelijk het gevaar op brandwonden met zich
meebrengen.
INLEIDING
13
Mocht de vloeistof van het displaypaneel ooit in uw
mond komen, spoel dan onmiddellijk uw mond uit en
neem contact op met uw arts.
Mocht de vloeistof van het displaypaneel ooit in uw
ogen komen, spoel dan onmiddellijk uw ogen met
schoon water voor minstens 15 minuten en neem
contact op met uw arts.
Aansluitingen
Breng nooit aansluitingen tot stand tussen deze
camera en toestellen die niet voor gebruik met deze
camera zijn gespecificeerd. Het aansluiten van een
niet-gespecificeerd toestel kan het gevaar op op brand
en elektrische schok met zich meebrengen.
Vervoer
Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik van dergelijke toestellen
verboden is. Dit kan namelijk tot een ernstig ongeluk
leiden.
Rook, abnormale geur, oververhitting en
andere eigenaardigheden
Het gebruik van de camera nadat het rook of een
vreemde geur afgeeft of bij oververhitting brengt het
gevaar op brand of een elektrische schok met zich
mee. Voer onmiddellijk de volgende stappen uit
wanneer één van de bovenstaande symptomen zich
voordoet.
1. Schakel de camera uit.
2. Gebruikt u de netadapter om de camera van
spanning te voorzien, haal dan de stekker uit het
stopcontact. Gebruikt u batterijen tot dit doeleinde,
verwijder dan de batterijen uit de camera, maar
betracht daarbij de nodige voorzichtigheid om uzelf
te beschermen tegen brandworden.
3. Neem contact op met uw dealer of met een door
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
INLEIDING
14
Water en vreemde voorwerpen
Mochten vreemde voorwerpen, water of andere
vloeistoffen de camera binnendringen dan brengt dit
het gevaar op elektrische schok en brand met zich
mee. Voer onmiddellijk de volgende stappen uit
wanneer één van de bovenstaande symptomen zich
voordoet. Betracht de nodige voorzichtigheid bij het
gebruik van de camera buiten in de regen of sneeuw,
bij de kust of op het strand, of op andere plaatsen waar
water aanwezig is, zoals in de badkamer, enz.
1. Schakel de camera uit.
2. Gebruikt u de netadapter om de camera van
spanning te voorzien, haal dan de stekker uit het
stopcontact. Gebruikt u batterijen tot dit doeleinde,
verwijder dan de batterijen uit de camera.
3. Neem contact op met uw dealer of met een door
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
Laten vallen en ruwe behandeling
Het gebruik van de camera nadat deze gevallen of ruw
behandeld is brengt het gevaar op brand of een
elektrische schok met zich mee. Voer onmiddellijk de
volgende stappen uit wanneer één van de
bovenstaande symptomen zich voordoet.
1. Schakel de camera uit.
2. Gebruikt u de netadapter om de camera van
spanning te voorzien, haal dan de stekker uit het
stopcontact. Gebruikt u batterijen tot dit doeleinde,
verwijder dan de batterijen uit de camera.
3. Neem contact op met uw dealer of met een door
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
Uit de buurt van vuur houden
Stel de camera nooit bloot aan open vuur waardoor hij
kan exploderen en het gevaar op op brand en
elektrische schok met zich meebrengen.
Demonteren en knutselen
Probeer de camera nooit uit elkaar te halen of er aan te
knutselen. Dit kan het gevaar op elektrische schok,
brandwonden of ander persoonlijk letsel met zich
meebrengen. Zorg er voor altijd alle interne inspecties,
onderhoud en eventuele reparaties over te laten aan de
dealer of aan de dichtstbijzijnde door CASIO erkende
onderhoudswerkplaats.
INLEIDING
15
Te vermijden plaatsen
Laat de camera nooit op een plaats achter van één van
de volgende types. Dit kan namelijk het gevaar op op
brand en elektrische schok met zich meebrengen.
Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
Op plaatsen waar voedsel bereid wordt of op andere
plaatsen waar zich een olie-achtige rook voordoet.
In de omgeving van kachels, verwarmde tapijten of of
andere plaatsen die blootstaan aan het directe
zonlicht, binnenin een gesloten voertuig of op andere
plaatsen die blootstaan aan extreme temperaturen.
Plaats de camera nooit op een instabiele ondergrond,
op een hoge plank, enz. Hierdoor kan de camera
namelijk vallen wat kan leiden tot persoonlijk letsel.
Het maken van een kopie van belangrijke data
Maak altijd backup kopiëen van belangrijke data in het
geheugen van de camera door dit over te sturen naar
een computer of ander opslagapparatuur voor data.
Merk op dat de data gewist kan worden wanneer de
camera defect is of voor een reparatie weggebracht
dient te worden.
Geheugenbeveiliging
Volg voor het vervangen van de batterijen altijd de
correcte procedure zoals beschreven in de
documentatie die met de camera wordt meegeleverd.
Mochten de batterijen verkeerd geplaatst worden dan
kan dit leiden tot het verlies of de beschadiging van de
data in het camerageheugen.
Batterijen
Door verkeerd gebruik van de batterijen kunnen ze
gaan lekken, waardoor schade en roest kan ontstaan
op de plaatsen rondom waar de batterijen zich
bevinden en bestaat er ook gevaar op brand en
persoonlijk letsel. Let erop dat u de volgende
voorzorgsmaatregelen naleeft wanneer u batterijen
gebruikt.
Probeer de batterijen nooit uit elkaar te halen en sta
nooit toe dat ze kortsluiting maken.
Stel ze nooit bloot aan hitte of vuur.
Meng oude batterijen nooit met nieuwe.
Meng nooit batterijen van verschillende types.
Probeer niet-oplaadbare batterijen nooit op te laden.
Let er op dat de plus (+) en min () polen van de
batterijen bij het inleggen altijd in de juiste richting
wijzen.
Gebruikt u oplaadbare batterijen, lees dan de
paragraaf over de voorzorgsmaatregelen van de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt.
Gebruik enkel de batterijen die gespecificeerd zijn
voor gebruik met deze camera.
Verwijder de batterijen als u de camera voor langere
tijd niet gaat gebruiken.
INLEIDING
16
Alkaline batterijen
Mocht vloeistof van een alkaline batterij ooit in uw ogen
komen, neem dan de volgende stappen.
1. Spoel uw ogen met schoon water uit. Absoluut niet
wrijven!
2. Ga zo snel mogelijk naar een arts toe.
Mocht de alkaline batterijvloeistof niet onmiddellijk uit
de ogen gespoeld worden dan kan dit het verlies van
het gezichtsvermogen tot gevolg hebben.
Oplaadbare batterijen
Mocht u ooit één van de volgende omstandigheden
opmerken tijdens het gebruik, het laden of het opslaan
van batterijen, verwijder ze dan onmiddellijk uit de
camera of oplader en houd ze uit de buurt van open
vuur:
Lekken van vloeistof
Afgeven van een vreemde geur
Afgeven van hitte
Verkleuren van de batterijen
Vervormen van de batterijen
Andere abnormale omstandigheden bij de batterijen
Het in de wind slaan van één van de volgende
voorzorgsmaatregelen tijdens het gebruik van de
oplaadbare batterijen brengt het gevaar op
oververhitting, brand en explosie met zich mee.
Gebruik de batterijen nooit en laat hem nooit achter
bij open vuur.
Plaats de oplaadbare batterijen nooit in een
magnetron, gooi hem nooit in het vuur en stel hem
niet op andere wijze bloot aan intense hitte.
Let er op dat de oplaadbare batterijen de juiste
richting opwijzen wanneer u ze in de camera legt of
ze monteert op de los verkrijgbare oplaadeenheid.
Draag de oplaadbare batterijen nooit of berg ze
nooit op samen met voorwerpen die elektriciteit
kunnen geleiden (halskettingen, het lood in een
potlood, enz.)
Probeer de oplaadbare batterijen nooit uit elkaar te
halen, er aan te knutselen en stel ze nooit aan
harde stoten bloot.
Dompel de oplaadbare batterijen nooit onder in zoet
water of in zeewater.
Laat de oplaadbare batterijen nooit achter in het
directe zonlicht, in een auto die in de zon
geparkeerd staat of op een andere plaats die bloot
staat aan hoge temperaturen.
INLEIDING
17
Vloeistof van de oplaadbare batterijen kan uw ogen
beschadigen. Mocht vloeistof van de oplaadbare
batterijen onverhoeds toch in uw ogen komen, spoel ze
dan onmiddellijk uit met schoon leidingwater en
raadpleeg een arts.
Mochten de oplaadbare batterijen gebruikt worden door
jonge kinderen, zie er dan op toe dat een
verantwoordelijke volwassene de kinderen attent maakt
op de voorzorgsmaatregelen en op de juiste
behandeling.
Mocht vloeistof van de oplaadbare batterijen
onverhoeds op uw kleding of op uw huid komen, was
dan onmiddellijk af met schoon leidingwater. Langdurig
lichamelijk contact met vloeistof van de oplaadbare
batterijen kan leiden tot huidirritatie.
Netadapter (los verkrijgbaar)
Verkeerd gebruik van de los verkrijgbare netadapter
kan het gevaar op brand en elektrische schok met zich
meebrengen. Leef de volgende voorzorgsmaatregelen
na wanneer u de netadapter gebruikt.
Gebruik uitsluitend de los verkrijgbare netadapter
die gespecificeerd is voor deze camera.
Gebruik als stroombron een stopcontact met een
voltage tussen 100V en 240V (50/60 Hz)
wisselspanning.
Steek de stekker van het netsnoer niet in een
stopcontact of verlengsnoer dat gedeeld wordt met
andere apparaten.
Verkeerd gebruik van de los verkrijgbare netadapter
kan het beschadigen hetgeen het gevaar op brand en
elektrische schok met zich mee kan brengen. Leef de
volgende voorzorgsmaatregelen na wanneer u de
netadapter gebruikt.
Plaats geen zware voorwerpen op de netadapter en
houd hem uit de buurt van warmtebronnen.
Knutsel nooit aan de netadapter en buig hem niet.
Draai het netsnoer niet en trek er er niet te hard
aan.
Mocht het netsnoer of de stekker van de netadapter
beschadigd raken neem dan contact op met uw
dealer of de dichtstbijzijnde door CASIO erkende
onderhoudswerkplaats.
INLEIDING
18
Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan worden.
Water breng het risico op brand en elektrische schok
met zich mee.
Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof bovenop
de netadapter. Water breng het risico op brand en
elektrische schok met zich mee.
Raak de netadapter nooit met natte handen aan. Dit
kan namelijk gevaar op elektrische schok met zich
meebrengen.
Verkeerd gebruik van de los verkrijgbare netadapter
kan het gevaar op brand en elektrische schok met zich
meebrengen. Leef de volgende voorzorgsmaatregelen
na wanneer u de netadapter gebruikt.
Plaats het netsnoer nooit in de buurt van een kachel
of andere verwarmingsapparatuur.
Bij het verbreken van de aansluiting, dient u altijd de
stekker van het netsnoer van de oplaadeenheid
beet te pakken. Trek nooit aan het snoer om de
stekker er uit te trekken.
Steek de stekker zover mogelijk in het stopcontact.
Haal de stekker van de netadapter uit het
stopcontact wanneer u de camera voor langere tijd
ongebruikt achter laat, zoals wanneer u op reis
gaat, enz.
Trek de netadapter minstens eens per jaar uit het
stopcontact en reinig het gedeelte bij de stekers van
de stekker om eventueel stof te verwijderen.
Levensduur van de batterijen
De levensduur van de batterijen zoals aangegeven in
de gebruiksaanwijzing zijn benaderingen van de tijd
totdat de stroom uitvalt, gebaseerd op het gebruik van
aanbevolen merken bij een temperatuur van 23°C en
zijn geen garantie dat de batterijen u de aangegeven
levensduur inderdaad zullen verstrekken. De feitelijke
levensduur van de batterijen hangt nauw samen met
het merk van de batterijen, de productiedatum en de
omgevingstemperatuur.
Als u de camera ingeschakeld laat kan dit de batterijen
uitputten en de lege batterijwaarschuwing doen
verschijnen. Houd de camera uitgeschakeld wanneer u
deze niet gebruikt.
Soms kan de camera zichzelf uitschakelen als de lege
batterijwaarschuwing verschijnt. Mocht dit gebeuren
dan dient u beide batterijen onmiddellijk te vervangen.
Blijven bijna lege of geheel uitgeputte batterijen in de
camera dan kunnen ze gaan lekken en tevens het
beschadigen van de data tot gevolg hebben.
Hoewel u alkaline batterijen kunt gebruiken wanneer
geen andere types batterijen beschikbaar zijn, dient u
op te merken dat de levensduur van alkaline batterijen
nogal kort zal zijn. Het wordt aanbevolen oplaadbare
nikkelmetaal hydride batterijen te gebruiken.
INLEIDING
19
Voorzorgsmaatregelen bij data
foutlezingen
Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisie-
onderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden
bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het
bestandgeheugen.
Het verwijderen van de batterijen of de geheugenkaart
uit de camera of het aansluiten van de USB kabel op
de camera terwijl de camera bezig is met opnemen of
zich toegang aan het verschaffen is tot het geheugen.
Het verwijderen van de batterijen of de geheugenkaart
van de camera of het aansluiten van de USB kabel op
de camera terwijl de bedrijfsindicator nog steeds
knippert nadat u de camera uit had geschakeld.
Het verbreken van de aansluiting tussen de USB kabel
of de netadapter en de camera terwijl
datacommunicatie plaatsvindt via de USB kabel.
Laag batterijvermogen
* Merk op dat als u zwakke batterijen blijft gebruiken
dat er toe kan leiden dat er problemen optreden bij de
camera.
Vervang
de batterijen door nieuwe bij de
eerste tekenen van een laag vermogen.
Andere abnormale omstandigheden
Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe
leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina
202). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak
van de foutlezing te elimineren.
Voorwaarden voor juiste werking
Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0°C en 40°C. Wanneer de met de camera
meegeleverde alkaline batterijen gebruikt worden, kan de
camera mogelijk niet werken bij temperaturen beneden
5°C onder bepaalde omstandigheden (de hoeveelheid tijd
dat de batterijen opgeslagen zijn geweest voor het
gebruik, de bedrijfstemperatuur, de opnamecondities,
enz.). Daarom wordt het gebruik van oplaadbare
nikkelmetaal hydride batterijen aanbevolen.
Gebruik de camera niet en berg hem niet op op de
volgende plaatsen.
Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
In de omgeving van airconditionings, kachels of
andere plaatsen die blootstaan aan extreme
temperaturen.
Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder
wanneer deze in de zon geparkeerd staat.
Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
INLEIDING
20
Condens
Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of
op een andere manier blootstelt aan plotselinge
veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid
dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op
de inwendige componenten. Condens kan defectieve
werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de hij
blootstaat aan omstandigheden die condens kunnen
veroorzaken.
Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas
totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om
dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft
bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben,
verwijder dan de batterijen uit de camera en laat het
batterijencompartimentdeksel voor enkele uren open.
Lens
Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het
oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de
lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt.
Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de
lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de
lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
Overige
Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden.
Dit duidt niet op een defect.
Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te
worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek.
SNELSTARTGIDS
21
SNELSTARTGIDS
Leg de batterijen in de camera
1.
Leg de meegeleverde batterijen van maat AA (LR6) in de camera (pagina 34).
U kunt ook los in de handel verkrijgbare oplaadbare nikkel-metaalhydride batterijen (HR-3UA of HR-3UB) of
lithiumbatterijen van maat AA (FR6) gebruiken om de camera van stroom te voorzien.
1
2
3
SNELSTARTGIDS
22
1.
Druk op de spanningstoets
om de camera in te schakelen.
2.
Druk op [̆], [̄], [̇] en [̈]
om de gewenste taal te
selecteren.
3.
Druk op [SET] om de
taalinstelling te registreren.
4.
Selecteer het gewenste
geografische gebied m.b.v.
[̆], [̄], [̇] en [̈] en druk
vervolgens op [SET].
5.
Selecteer de gewenste stad
m.b.v. [̆] en [̄] en druk
vervolgens op [SET].
1
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen
Let erop det volgende instellingen te configureren voordat u de camera gebruikt voor het opnemen van beelden.
(Zie pagina 47 voor details.)
6.
Selecteer de gewenste
zomertijdinstelling (DST)
m.b.v. [̆] en [̄] en druk
vervolgens op [SET].
7.
Selecteer de gewenste
datumformaatinstelling m.b.v.
[̆] en [̄] en druk vervolgens
op [SET].
8.
Stel de datum en de tijd in.
9.
Druk op [SET] om de
klokinstellingen te registreren
en het instelscherm te
verlaten.
SNELSTARTGIDS
23
3.
Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [̇] en [̈].
4.
Selecteer “REC Mode” (opnamefunctie) m.b.v. [̆]
en [̄] en druk dan op [̈].
5.
Selecteer “ Snapshot” m.b.v. [̆] en [̄] en druk
dan op [SET].
Hierdoor verschijnt (Snapshot mode = snapshotfunctie)
op het beeldscherm.
6.
Richt de camera op het onderwerp, gebruik het
beeldscherm of de zoeker om het beeld te
componeren en druk daarna de sluitertoets half in.
Bij het verkrijgen van een juiste scherpstelling wordt het
scherpstelkader groen terwijl de groene bedrijfsindicator gaat
branden.
7.
Houd de camera stil en druk de sluitertoets
voorzichtig geheel in.
Opnemen van een beeld
(Zie pagina 50 voor details.)
7
2
6
1200
1200
1600
1600
NORMAL
NORMAL
99
99
04
04
/12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
1 / 1000
1 / 1000
F2.6
F2.6
1
3,4,5
Groene
bedrijfsindictator
Scherpstelkader
Snapshotfunctie icoon
1.
Druk op [ ] (REC).
2.
Druk op [MENU]
SNELSTARTGIDS
24
1.
Druk op [ ] (PLAY).
2.
Druk op [̄] ( ).
3.
Gebruik [̇] en [̈] om het beeld te tonen dat u wilt
wissen.
4.
Gebruik [̆] en [̄] om Delete (wissen) te selecteren.
Selecteer Cancel (annuleren) om de beeldwisfunctie te
verlaten zonder iets uit te wissen.
5.
Druk op [SET] om het beeld te wissen.
Wissen van een beeld
(Zie pagina 122 voor details.)
2, 3, 4, 5
1
1.
Druk op [ ] (PLAY).
2.
Gebruik [̇] en [̈] om door de
beelden te bladeren.
1
2
Bekijken van een opgenomen beeld
(Zie pagina 108 voor details.)
VOORBEREIDINGEN
25
VOORBEREIDINGEN
Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten
aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te
doen voordat u daaraan gaat beginnen.
Betreffende deze gebruiksaanwijzing
Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in
deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt.
Terminologie
De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze
gebruiksaanwijzing wordt gebruikt.
Toetsbediening
De bediening van toetsen wordt aangegeven door de
toetsnaam binnen haakjes ([ ]).
In-beeld tekst
De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele
aanhalingstekens (“ ”) omsloten.
Bestandgeheugen
De term ‘bestandgeheugen’ in deze gebruiksaanwijzing is
een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw
camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit
kan één van de volgende drie lokaties betreffen.
Het ingebouwde flash-geheugen van de camera
Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is
Een MultiMediaCard die in de camera geladen is
Zie pagina 172 voor meer informatie aangaande hoe de
camera beelden opslaat.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
“camera”
“bestandgeheugen”
“batterijen”
Betekenis:
De CASIO QV-R62 digitale
camera
De plaats waar de camera
op het ogenblik beelden
opslaat die u opneemt
(pagina 52)
De alkaline batterijen van
maat AA
VOORBEREIDINGEN
26
Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
Voorkant Achterkant
7
5
8
6
1
2
3
4
1 Sluitertoets
2 Spanningstoets
3 Flitser
4 Zoeker
5 Aansluitingsdeksel
6 Zelfontspanningsindicator
7 Lens
8 [USB] poort
I
B
9
:
A
C
D
E
K
J
H
G
F
9 Zoeker
0 Bedrijfsindicator
A Druk op [ ] (PLAY)
B Druk op [ ] (REC)
C Zoomregelaar
D Aansluitingsdeksel
E Polsriemring
F [DC IN 3V]
(3V gelijkspanningsingang)
G [̆][̄][̇][̈] toetsen
H Displaytoets [DISP]
I Insteltoets [SET]
J [MENU] toets
K Beeldscherm
VOORBEREIDINGEN
27
Achterkant
ML
L Batterijencompartimentdeksel
M Statiefschroefgat
Gebruik dit gat bij montage van een statief.
O
N
N Geheugenkaartsleuf
O Batterijencompartiment
VOORBEREIDINGEN
28
2
Inhoud van het beeldscherm
Het beeldscherm houd u via verschillende indicatoren en iconen op de hoogte van de status van uw camera.
Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud
van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera.
Opnamefunctie (REC)
1 Flitserfunctie indicator (pagina 60)
Geen Automatisch
Flitser uit
Flitser aan
Vermindering van het rode ogen effect
Als de camera signaleert dat de flitser gebruikt
moet worden terwijl automatisch flitsen
geselecteerd is, verschijnt de flitser aan indicator
wanneer de sluitertoets halverwege wordt
ingedrukt.
2 Scherpstelfunctie indicator (pagina 70)
Geen Autofocus
Macro
Oneindig
Handmatig
3 Witbalansindicator (pagina 78)
Geen Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
1
TL-verlichting 1
2
TL-verlichting 2
Gloeilamp
Handmatig
4 Zelfontspanner (pagina 65)
Geen 1-beeld
10
s
Zelfontspanner 10 sec.
2
s
Zelfontspanner 2 sec.
x3
Drievoudige zelfontspanner
5
Doorlopende sluiterfunctie (pagina 81)
Geen Enkel beeld
Snel, doorlopend
6 Opnamefunctie (REC) (pagina 50)
Snapshot
BESTSHOT
Film
7 Meetfunctie indicator (pagina 99)
Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd meten
Puntmeten
8
Geheugencapaciteit (pagina’s 93, 204)
(resterend aantal beelden dat kan worden
opgeslagen)
Filmopname: Resterende opnametijd
8
B
D
341
C
A
0
9
765
F
E
VOORBEREIDINGEN
29
1 Digitale zoomindicator (pagina 59)
2 Sluitersnelheidswaarde (pagina 53)
Bij een lensopening of sluitersnelheid die buiten het bereik ligt, wordt de
corresponderende waarde in het beeldscherm oranje.
3 Lensopeningswaarde (pagina 53)
4 ISO gevoeligheid (pagina 98)
5 Zoomindicator (pagina 59)
De linkerkant geeft optische zoom aan.
De rechterkant geeft digitale zoom aan.
1
5
2
4
3
LET OP
Als de instelling van één van de volgende functies
veranderd wordt, verschijnt een icoongids
hulpboodschap op het beeldscherm. U kunt
icoonhulp uitschakelen (pagina 103) als u dat wilt.
Opnamefunctie (REC), flitserfunctie,
scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner,
meetfunctie
9 Beeldformaat (pagina 67)
2816
×
2112 beeldpunten
2816
×
1872 (3:2)beeldpunten
2048
×
1536 beeldpunten
1600
×
1200 beeldpunten
1280
×
960 beeldpunten
640
×
480 beeldpunten
Filmopname: Opnametijd
0 Kwaliteit (pagina 68)
FINE (Fijn )
NORMAL (Normaal)
ECONOMY (Economisch)
A Ingebouwd geheugen
ingesteld voor data opslag.
Geheugenkaart
geselecteerd voor data
opslag.
(pagina 145)
B Datum en tijd (pagina 135)
C EV waarde (pagina 77)
D Batterijcapaciteit
(pagina 35)
E Histogram (pagina 95)
F
Scherpstelbeeld
(
pagina
53)
Scherpstellen voltooid: groen
Scherpstelstoring: rood
VOORBEREIDINGEN
30
Weergavefunctie (PLAY)
1 Weergavefunctie (PLAY)
Snapshot
Film
2 Beeldbeveiligingindicator
(pagina 125)
3 Mapnummer/bestandnummer
(pagina 124)
Voorbeeld : Wanneer een bestand dat
CIMG0023.JPG opgeslagen is in
een map die 100CASIO heet
100-0023
Mapnaam Bestandnaam
4 Beeldformaat (pagina 67)
2816
×
2112 beeldpunten
2816
×
1872 (3:2)beeldpunten
2048
×
1536 beeldpunten
1600
×
1200 beeldpunten
1280
×
960 beeldpunten
640
×
480 beeldpunten
Filmweergave: Verstreken weergavetijd
5 Kwaliteit (pagina 68)
FINE (Fijn )
NORMAL (Normaal)
ECONOMY (Economisch)
6 Ingebouwd geheugen ingesteld voor
data opslag.
Geheugenkaart geselecteerd voor data
opslag.
(pagina 145)
7 Sluitersnelheidswaarde (pagina 53)
8 Lensopeningswaarde (pagina 53)
9 ISO gevoeligheid (pagina 98)
0 Datum en tijd (pagina 135)
A Witbalansindicator (pagina 78)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
1
TL-verlichting 1
2
TL-verlichting 2
Gloeilamp
Handmatig
B Flitserfunctie indicator (pagina 60)
Flitser aan
Flitser uit
Vermindering van het rode ogen effect
C Opnamefunctie (REC) (pagina 50)
Snapshot
BESTSHOT
D Batterijcapaciteit (pagina 35)
E Histogram (pagina 95)
F EV waarde (pagina 77)
12 3
E
ABC
4
0
7
F
9
8
6
5
D
VOORBEREIDINGEN
31
Indicators aan (pagina 28)
Histogram aan (pagina 95)
Indicators uit
Beeldscherm uit
Veranderen van de inhoud van het
beeldscherm
Telkens bij indrukken van de [DISP] toets verandert de
inhoud van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.
Opnamefuncties (REC)
BELANGRIJK!
U kunt het beeldscherm in de volgende gevallen niet
uitschakelen:
Tijdens de weergavefunctie (PLAY), tijdens de
BESTSHOT functie en wanneer u niet opneemt met
de filmfunctie (Movie).
U kunt de [DISP] toets niet gebruiken om de inhoud
van het beeldscherm te veranderen terwijl een film
wordt opgenomen.
Weergavefunctie (PLAY)
Indicators aan (pagina 30)
Histogram/details aan (pagina 95)
Indicators uit
VOORBEREIDINGEN
32
Indicators
Middels de kleur en status (brandend of knipperend) van
de indicators wordt u op de hoogte gehouden van de
huidige status van de camera. Zie Indicator referentie op
pagina 195 voor details.
Groene bedrijfsindicatorZelfontspannerindicator
Rode bedrijfsindicator
Vastmaken van de polsriem
Maak de polsriem vast aan de polsriemstang zoals
aangegeven in de afbeelding.
BELANGRIJK!
Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden
wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te
voorkomen dat hij onverhoeds valt.
De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor
gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet
voor andere toepassingen.
Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond
te zwaaien.
VOORBEREIDINGEN
33
Spanningsvereisten
Uw camera is voorzien van twee-wegs stroomvoorziening
waardoor u hem kunt laten werken op batterijen maat AA of
op stroom van het lichtnet. Er wordt een setje oplaadbare
alkaline batterijen maat AA meegeleverd met de camera.
De andere items die hieronder worden vermeld zijn
afzonderlijk verkrijgbaar.
Batterijen
Twee alkaline batterijen maat AA: LR6 (bundled)
Twee oplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen maat AA
(SANYO Electric Co., Ltd.)
: HR-3UA (nominale capaciteit 2100mAh)
HR-3UB (nominale capaciteit 2300mAh)
Twee lithium batterijen maat AA: FR6
Een juiste werking kan niet worden gegarandeerd als u
een ander type batterijen gebruikt dan het hierboven
beschreven type.
Wanneer de camera werkt op alkaline batterijen maat AA
(LR6), kan de camera mogelijk in het geheel niet werken
bij temperaturen van 5°C of lager.
Zorg ervoor de oplaadbare nikkel-metaalhydride
batterijen HR-3UA of HR-3UB die geproduceerd
worden door SANYO Electric Co., Ltd. te gebruiken
om de camera van stroom te voorzien. Bij het gebruik
van andere oplaadbare nikkel-metaalhybride batterijen
wordt een juiste werking niet gegarandeerd. Voor het
opladen van de batterijen dient u alleen een
oplaadeenheid te gebruiken die specifiek voor HR-
3UA of HR-3UB batterijen wordt aanbevolen.
Lichtnet/stopcontact
Netadapter: AD-C30
VOORBEREIDINGEN
34
Inleggen van de batterijen
1.
Schakel de camera uit.
2.
Schuif het batterijen-
compartimentdeksel
aan de onderkant van
de camera in de door
de pijl aangegeven
richting en open het
dan.
3.
Leg de batterijen in
zoals aangegeven in de
afbeelding.
4.
Blijf drukken op het
door de pijl in de
afbeelding aangege-
ven punt en schuif het
batterijen-
compartimentdeksel
vervolgens dicht.
BELANGRIJK!
Gebruik enkel alkaline batterijen (LR6) maat AA,
lithium batterijen (FR6) maat AA of oplaadbare
nikkel-metaalhydride batterijen (type HR-3UA of HR-
3UB, pagina 33) maat AA om deze camera van
stroom te voorzien.
Verwijderen van de batterijen uit de
camera
1.
Schuif het batterijen-
compartimentdeksel
aan de onderkant van
de camera in de door
de pijl aangegeven
richting en open het
dan.
2.
Kantel de camera
langzaam totdat de
batterijen er uit komen
glijden.
Let er op dat u de
batterijen niet laat vallen.
VOORBEREIDINGEN
35
Oplaadbare
nikkelmetaal
hydride
batterijen
280 fotos
(140 minuten)
900 fotos
(150 minuten)
260 minuten
Alkaline
batterijen
(LR6)
50 fotos
(25 minuten)
240 fotos
(40 minuten)
150 minuten
Lege batterijenindicator
Het volgende toont hoe de batterijcapaciteitindicator op
het beeldscherm verandert naarmate meer stroom van de
oplaadbare batterijen verbruikt wordt. De indicator
betekent dat de resterende batterijspanning laag is. Merk
op dat u geen beelden kunt opnemen als de batterijen
indicator is. Vervang batterijen onmiddellijk wanneer
één van beide indicators verschijnt.
Oplaadniveau Hoog Laag
Indicator
Richtlijnen voor de gebruiksduur van de
oplaadbare batterijen
De waarden in de richtlijnen t.a.v. de gebruiksduur van de
batterijen die hieronder worden gegeven, geven de
hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden die vermeld staan
onder de tabel totdat de spanning automatisch
uitgeschakeld wordt doordat de batterijen leeg is. Deze
richtlijnen zijn echter geen garantie dat de batterijen
inderdaad de aangegeven gebruiksduur zullen verstrekken.
Lage temperaturen en een doorlopend gebruik zullen de
gebruiksduur verminderen.
Bewerking
Aantal fotos
(CIPA standaard)*
1
(werkingstijd)
Aantal fotos,
doorlopende
opname*
2
(werkingstijd)
Doorlopende
weergave van
Snapshots*
3
Merk op dat de indicator voor het batterijniveau van het
ene naar het andere niveau verandert afhankelijk van de
karakteristieken van de batterij (dat type en dat merk) die
gebruikt wordt.
Alkaline
batterijen
(MX1500
(AA))
80 fotos
(40 minuten)
270 fotos
(45 minuten)
140 minuten
VOORBEREIDINGEN
36
De bovenstaande richtlijnen zijn gebaseerd op de
volgende types batterijen:
Alkaline :LR6 Matsushita Battery Industrial Co., Ltd.
MX1500 (AA) DURACELL ULTRA
Oplaadbare nikkel-metaal hydride batterijen
:HR-3UA (nominale capaciteit 2100mAh)
SANYO Electric Co., Ltd.
* De gebruiksduur hangt af van het merk.
Opslagmedium: SD geheugenkaart
*1 Aantal fotos (CIPA standaard)
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige
telefotostand elke 30 seconden, waarbij telkens twee
beelden worden opgenomen, waarvan één met flits;
de spanning wordt na elke 10 opgenomen beelden uit-
en weer ingeschakeld.
*2 Omstandigheden bij doorlopende opname
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Flitser: Uitgeschakeld
Beeld opgenomen na elke 10 seconden, wisselend
tussen volledige groothoek en volledige telefoto.
*3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave
Temperatuur: 23°C
Door één beeld per 10 seconden bladeren
De bovenstaande waarden zijn gebaseerd op nieuwe
batterijen die volledig opgeladen zijn. Herhaaldelijk
opladen zal de gebruiksduur van de batterijen verkorten.
De gebruiksduur van de oplaadbare batterijen hangt
nauw samen met u vaak u de flitser, de zoom en de
andere functies gebruikt en hoe lang u de spanning elke
keer ingeschakeld houdt.
Tips om de batterijen langer te laten
meegaan
Hoeft u de flitser niet te gebruiken tijdens het opnemen,
selecteer dan (flitser uit - flash off) als de flitserfunctie
(pagina 60).
Schakel de functie voor automatisch uitschakelen van de
spanning (Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep)
(pagina 43) in om u te beschermen tegen het onnodig
verkwisten van stroom als u vergeet de spanning van de
camera uit te schakelen.
U kunt batterijstroom besparen door de [DISP] toets te
gebruiken om het beeldscherm uit te schakelen.
VOORBEREIDINGEN
37
Levensduur van alkaline batterijen
De feitelijke levensduur van alkaline batterijen hangt
samen met een grote hoeveelheid factoren waaronder het
merk van de batterij, de hoeveelheid tijd dat de batterijen
opgeslagen waren in het winkelmagazijn voordat u ze
gebruikte, de omgevingstemperatuur tijdens het opnemen
en fotografische omstandigheden. Daarom wordt het
gebruik van lithiumbatterijen of nikkelmetaal hydride
batterijen aanbevolen die langer meegaan dan alkaline
batterijen.
Bij het gebruik van alkaline batterijen kan het
herhaaldelijk in- en uitschakelen van de spanning van de
camera de levensduur van de batterijen verkorten.
Bij het gebruik van alkaline batterijen kan het gebruik van
de camera bij koude temperaturen zoals hieronder
beschreven de levensduur van de batterijen verkorten.
Voorbeeld: Va. 10 fotos bij het maken van fotos bij een
temperatuur van 5°C
Bij gebruik van MX1500 (AA) DURACELL ULTRA alkaline
batterijen, met beeldscherm aan, zoomen tussen
groothoek en volledige telefoto elke 30 seconden waarbij
telkens twee beelden worden opgenomen met flits en de
spanning wordt in- en uitgeschakeld na elke 10 fotos die
zijn gemaakt.
Merk op dat de bovenstaande waarde voor het aantal
fotos een benadering is en enkel ter referentie worden
gegeven. Er is garantie en het wordt ook niet gesuggeerd
dat u een bepaald prestatievermogen kunt verkrijgen bij
de hier boven beschreven condities. De karakteristieken
van de alkaline batterijen die gebruikt worden en
bepaalde omstandigheden tijdens het gebruik kunnen er
de oorzaak van zijn dat de camera mogelijk niet kan
werken bij temperaturen beneden 5°C.
De weergavefunctie (PLAY) heeft minder spanning nodig
dan de opnamefunctie (REC). Mocht u problemen
ondervinden bij het inschakelen van de camera tijdens de
opnamefunctie (REC) probeer dan hetzelfde tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
VOORBEREIDINGEN
38
Voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van
de batterijen
Door verkeerd gebruik van de batterijen kunnen ze gaan
lekken, waardoor schade en roest kan ontstaan op de
plaatsen rondom waar de batterijen zich bevinden en
bestaat er ook gevaar op brand en persoonlijk letsel. Let
erop dat u de volgende voorzorgsmaatregelen naleeft
wanneer u batterijen gebruikt.
Let er op dat de plus (+) en min () polen van de
batterijen bij het inleggen altijd in de juiste richting wijzen.
Meng oude batterijen nooit met nieuwe.
Meng nooit batterijen van verschillende merken.
Gebruik enkel de batterijen die gespecificeerd zijn voor
gebruik met deze camera.
Probeer de batterijen nooit uit elkaar te halen en vermijd
omstandigheden waarin de twee uiteinden contact
kunnen maken met elkaar (kortsluiting). Stel de batterijen
nooit bloot aan hitte of vuur.
Lege batterijen kunnen gaan lekken hetgeen ernstige
schade aan uw camera kan veroorzaken. Verwijder de
batterijen uit de camera zodra u bemerkt dat ze leeg zijn.
Verwijder de batterijen uit de camera als u van plan bent
deze voor meer dan twee weken niet te gebruiken.
De batterijen die de camera van spanning voorzien wordt
tijdens het gebruik gewoonlijk warm.
Het gebruik van oplaadbare batterijen
Wanneer u oplaadbare batterijen gebruikt, zorg er dan voor
oplaadbare nikkel-metaalhydride batterijen van het HR-
3UA of HR-3UB type die geproduceerd worden door
SANYO Electric Co., Ltd. te gebruiken om de camera van
stroom te voorzien.
BELANGRIJK!
Gebruik nooit twee batterijen van verschillende
merken, verschillende ouderdom of verschillende
oplaadniveaus door elkaar. Dat kan leiden tot een
kortere levensduur van de batterijen en de camera
zelfs beschadigen.
Batterijen kunnen niet worden opgeladen als ze in de
camera gelegd zijn.
VOORBEREIDINGEN
39
Verversen van oplaadbare batterijen
Batterijen kunnen hun vermogen verliezen om goed
opgeladen te worden wanneer u ze voor langere tijd niet
gebruikt heeft of wanneer u ze herhaaldelijk oplaadt zonder
ze de kans te geven volledig te ontladen tijdens het
gebruik. Mocht dit gebeuren dan kunt u de capaciteit van
de batterij mogelijk herstellen door de volgende bewerking
voor verversing van de batterijen uit te voeren om de
batterijen volledig te ontladen.
1. Leg de batterijen in de camera.
2. Druk op de spanningstoets terwijl u de [MENU] toets
ingedrukt houdt. Hierdoor zou het firmware versie
scherm op het beeldscherm moeten verschijnen.
3. Laat de camera ingeschakeld staan totdat de batterijen
leeg zijn en de camera zelf uitgeschakeld wordt.
De bewerking voor het verversen van de batterijen kan
wel vier uur in beslag nemen. De werkelijke
hoeveelheid die nodig is hangt af van de conditie van
de batterijen.
4. Verwijder de batterijen nadat de camera uitgeschakeld is
en laad ze daarna op.
BELANGRIJK!
Door het uitvoeren van deze verversingsbewerking
wordt het oplaadniveau van de batterijen tot vrijwel
nul gereduceerd. Laad nooit verversde batterijen in
de camera zonder ze eerst te hebben opgeladen.
Hoewel de spanning van de camera misschien wel
even aan gaat wanneer verversde onopgeladen
batterijen worden ingelegd, kan de spanning
plotseling uitvallen met de lens in uitgetrokken
toestand of aan ander ongelukje kan zich voordoen.
U hoeft de bovenstaande bewerking niet uit te
voeren telkens wanneer u de batterijen oplaadt. Voer
deze bewerking enkel uit wanneer u denkt dat de
gebruikstijd van de batterijen na het opladen steeds
korter wordt. Merk op dat op een gegeven ogenblik
de bovenstaande bewerking de batterijen niet langer
verversen kan. Mocht dat het geval zijn dan betekent
dat gewoon dat de oplaadbare echt het loodje
hebben gelegd en het einde van hun levensduur
hebben bereikt. U zult dan nieuwe oplaadbare
batterijen moeten aanschaffen.
De bovenstaande procedure en opmerkingen zijn
alle gebaseerd op het gebruik van oplaadbare nikkel-
metaalhydride batterijen HR-3UA of HR-3UB die
geproduceerd worden door SANYO Electric Co.,
Ltd.. Bij het gebruik van andere merken en typen
batterijen wordt een juiste werking niet
gegarandeerd.
VOORBEREIDINGEN
40
Werking op netspanning
U dient de los verkrijgbare netadapter (AD-C30) aan te
schaffen om de camera op netspanning te laten werken.
1.
Sluit het netsnoer aan op de netadapter.
2.
Open het aansluitingsdeksel en sluit de
netadapter aan op de aansluiting die
aangeduid wordt als [DC IN 3V] (3V
gelijkspanningsingang).
3.
Steek de netstekker in het stopcontact.
Aansluitingsdeksel
[DC IN 3V]
(3V gelijkspanningsingang)
Netsnoer
Netadapter
Stekker
VOORBEREIDINGEN
41
Voorzorgsmaatregelen voor de adapter
Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u
de aansluiting met de netadapter tot stand brengt of
verbreekt.
Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u
de aansluiting met de netadapter verbreekt zelfs als er
batterijen geïnstalleerd zijn in de camera. Doet u dat niet
dan zal de camera zichzelf automatisch uitschakelen
wanneer u de aansluiting met de netadapter verbreekt.
Daarnaast loopt u ook gevaar dat de camera beschadigd
raakt als u de aansluiting van de netadapter verbreekt
zonder eerst de spanning uitgeschakeld te hebben.
Na lang gebruik kan de netadapter warm worden. Dit is
normaal en geen reden tot ongerustheid.
Schakel de camera uit en trek de netadapter uit het
stopcontact na gebruik van de camera.
De camera schakelt automatisch over naar werking op
netspanning wanneer de netadapter op de camera
aangesloten wordt.
Gebruik altijd de netadapter om de camera van stroom te
voorzien wanneer deze op een PC aangesloten is.
Bedek de netadapter nooit met een plait, een deken of
een andere afdekking. Dit breng namelijk het gevaar op
brand met zich mee.
Gebruiken van de netadapter in het
buitenland
De meegeleverde netadapter is ontworpen voor gebruik
met elke voedingsbron van 100V tot 240V
wisselspanning. Gebruikt u de netadapter in het
buitenland dan is het uw eigen verantwoordelijkheid om
een netsnoer aan te schaffen waarvan de stekker past bij
de stopcontacten van het land van bestemming.
VOORBEREIDINGEN
42
LET OP
Door op de [ ] toets (REC) te drukken om de
camera in te schakelen wordt de opnamefunctie
(REC) ingeschakeld terwijl de weergavefunctie
(PLAY) ingeschakeld wordt bij indrukken van de [ ]
(PLAY) toets.
Door tijdens de opnamefunctie (REC) op de [ ]
(PLAY) toets te drukken wordt overgeschakeld naar
de weergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer
10 seconden na het overschakelen naar de andere
functie ingetrokken.
BELANGRIJK!
Als de spanning van de camera uitvalt door de
automatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan
op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de
[ ] (PLAY) toets om de spanning opnieuw in te
schakelen.
Door op de spanningstoets of op de [ ] (REC)
(opname) toets te drukken om de camera in te
schakelen zal de lens (het objectief) bewegen tot de
uitgetrokken toestand. Let er op dat er niets in de
weg zit van de lens (het objectief) zodat deze wordt
geraakt terwijl hij zich beweegt tot de uitgetrokken
toestand.
In- en uitschakelen van de camera
Inschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ]
(PLAY) toets. Hierdoor gaat de groene bedrijfsindicator
tijdelijk branden waarna de spanning ingeschakeld wordt.
De functie van de camera hangt af van welke toets u
indrukt om hem in te schakelen.
Druk deze toets in om de camera in
te schakelen:
Spanningstoets of [
] (REC)
(opname) toets
[
] (PLAY) (weergave) toets
Om deze functie in te
schakelen bij het starten:
REC (opname)
PLAY (weergave)
Groene bedrijfsindicator
Spanningstoets
[ ] (PLAY) (weergave)
[ ] (REC) (opname)
VOORBEREIDINGEN
43
Configureren van de
stroomspaarinstellingen
U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om baterijstroom te besparen.
Sleep (Sluimer):
Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u geen
bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens de
opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt opnieuw
ingeschakeld als u op willekeurig welke toets drukt.
Auto Power Off (Automatische stroomonderbreker):
Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert
voor een bepaalde tijd.
1.
Schakel de camera in.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab m.b.v.
[̇] en [̈].
4.
Selecteer m.b.v. [̆] en [̄] de functie waarvan
u de instelling wilt configureren en druk
daarna op [̈].
Uitschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen.
LET OP
U kunt de camera zodanig instellen dat deze niet
ingeschakeld wordt wanneer u op de [ ] (REC) of
[ ] (PLAY) toets drukt of dat deze uitgeschakeld
wordt wordt wanneer u op de [ ] (REC) of [ ]
(PLAY) toets drukt. Zie Configureren van de [ ]
(REC) en [ ] (PLAY) toets en spannings aan/uit
functies op pagina 142 voor details.
VOORBEREIDINGEN
44
Gebruik van de in-beeld menu’s
Bij indrukken van de [MENU] toets worden menus
verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor
het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen.
Het menu dat verschijnt hangt af van of de opnamefunctie
(REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het
volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu
dat gebruikt wordt tijdens de opnamefunctie (REC).
1.
Druk op de spanningstoets of op [ ] (REC).
Wilt in in plaats daarvan de weergavefunctie (PLAY)
inschakelen, druk dan op [ ] (PLAY) (weergave).
[ ]
Spanningstoets
[ ]
5.
Verander m.b.v. [̆] en [̄] de momenteel
geselecteerde instelling en druk daarna op
[SET].
Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar:
30 sec, 1 min, 2 min en Off (uit).
Er zijn twee automatisch stroomonderbreker
instellingen beschikbaar: 2 min en 5 min.
Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer
ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt
gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.
De automatisch stroomonderbreker en de
sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen.
Terwijl de camera aangesloten is op een
computer via de USB kabel.
Tijdens het weergeven van een film
Selecteer deze instelling:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off (automatische
stroomonderbreker)
Zie “Gebruik van de in-beeld menu’s” hierna voor
informatie hoe de menu’s worden gebruikt.
Configureren van deze
functie:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
VOORBEREIDINGEN
45
Bediening van het menubeeldscherm
Wanneer u dit wilt doen:
Beweeg heen en weer
tussen tabs
Beweeg van de tab naar de
instellingen
Beweeg van de instellingen
naar de tab
Beweeg heen en weer
tussen instellingen
Toon de opties die
beschikbaar zijn voor de
instelling
Selecteer een optie
Voer de instelling uit en
verlaat het menuscherm
Voer de instelling uit en ga
terug naar de tabselectie
Verlaat het
menubeeldscherm
Doe dit:
Druk op [̇] en [̈].
Druk op [̄].
Druk op [̆].
Druk op [̆] en [̆].
Druk op [̈] of druk op [SET].
Druk op [̆] en [̆].
Druk op [SET].
Druk op [̇].
Druk op [MENU].
2.
Druk op [MENU].
[MENU]
[SET]
[
̆
][
̄
][
̇
][
̈
]
Instellingen
Tab
Selectiecursor (toont het
momenteel ingestelde item)
VOORBEREIDINGEN
46
Om dit te doen:
Pas de instelling toe en
verlaat het menuscherm.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de
functieselectie in stap 4.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de tabselectie in
stap 3.
Voer deze toetsbediening uit:
Druk op [SET].
Druk op [̇].
1. Druk op [̇].
2. Gebruik [̆] om terug te gaan
naar de tabselectie.
6.
Voer één van de volgende handelingen uit om
de geconfigureerde instellingen toe te
passen.
Zie Menureferentie op pagina 192 voor meer informatie
aangaande menus.
3.
Druk op [̇] of [̈] om de gewenste tab te
selecteren en druk daarna op [SET] om de
selectiecursor van de tab naar de instellingen
te verplaatsen.
4.
Gebruik [̆] en [̄]
om de functie te
selecteren waarvan u
de instelling wilt
configureren en druk
daarna op [̈].
In plaats van [̈] kunt u
ook op [SET] drukken.
5.
Gebruik [̆] en [̄] om de momenteel
geselecteerde instelling te veranderen.
Example: To select the
“REC Mode”
item.
VOORBEREIDINGEN
47
BELANGRIJK!
Worden beelden opgenomen zonder eerst de
klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal
incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg
ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u
de camera gebruikt.
Ingebouwde ondersteuningsbatterij houdt de camera
instellingen voor de datum en tijd bij voor ongeveer
twee dagen als de camera niet van stroom wordt
voorzien. De instellingen voor de datum en tijd
worden gewist wanneer de ondersteuningsbatterij
leeg raakt. Hieronder volgen de condities wanneer
geen stroom wordt toegevoerd aan de camera.
Wanneer de batterijen leeg zijn of uit de camera
verwijderd zijn
Loskoppelen van de netadapter terwijl deze
gebruiks word tom de camera van spanning te
voorzien (zonder dat de batterijen ingelegd zijn).
Het instelscherm voor de datum en de tijd verschijnt
op het beeldscherm de volgende maal dat u de
camera inschakelt nadat de instellingen voor de
datum en tijd gewist zijn.
Mocht dit het geval zijn, configuur dan de instellingen
voor de datum en tijd opnieuw.
Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of
de klok met de volgende procedure, dan dient u het
menu van de camera te gebruiken om instellingen
van de taal (pagina 140) of de klok (pagina 135)
afzonderlijk te veranderen.
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te
nemen.
Displaytaal
Thuisstad
Datumstijl
Datum en tijd
Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de
camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren
die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.
VOORBEREIDINGEN
48
3.
Gebruik [̆], [̄], [̇],
en [̈] om het
geografische gebied
te selecteren waar u
woont en druk daarna
op [SET].
4.
Gebruik [̆] en [̄]
om de naam van stad
waar u woont te
selecteren en druk
dan op [SET].
5.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste
zomertijdinstelling (DST) te selecteren en
druk dan op [SET].
Wanneer u dit wilt doen:
Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd
(DST = Daylight Saving Time)
Houd de tijd bij d.m.v. de
standaard tijd
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
1.
Druk op de spanningstoets, op [ ] (REC) of
op [ ] (PLAY) om de camera in te schakelen.
2.
Gebruik [̆], [̄], [̇]
en [̈] om de
gewenste taal te
selecteren en druk
dan op [SET].
: Japans
English : Engels
Français : Frans
Deutsch : German
Español : Spaans
Italiano : Italiaans
Português : Portugees
: Chinees (complex)
: Chinees (vereenvoudigd)
: Koreaans
VOORBEREIDINGEN
49
8.
Druk op [SET] om de instellingen te
registreren en verlaat daarna het
instelbeeldscherm.
Om dit te doen:
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Verander de instelling bij de
huidige plaats van de cursor
Overschakelen tussen de 12-uur
en de 24-uur tijdaanduiding.
Doe dit:
Druk op [̆] en [̄].
Druk op [̇] en [̈].
Druk op [DISP].
7.
Stel de huidige datum
en tijd in.
6.
Gebruik [̆] en [̄] om
de gewenste instelling
voor het datumformaat
en druk daarna op
[SET].
Voorbeeld: 24 december, 2004
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
04/12/24
24/12/04
12/24/04
50
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het
opnemen van een beeld.
Opnemen van een beeld
Specificeren van de opnamefunctie
Uw CASIO digitale camera heeft drie opnamefuncties die
hieronder elk aan bod komen. Voordat u een beeld
opneemt dient u eerst de onderstaande procedure te
doorlopen om de van toepassing zijnde opnamefunctie te
selecteren.
(Snapshot Mode = snapshotfunctie)
Neem stilbeelden op met deze functie. Dit is de functie
die u gewoonlijk zult gebruiken voor het opnemen van
beelden.
(BESTSHOT Mode = beste shotfunctie)
Deze functie maakt het maken van de basisinstelling van
de camera net zo gemakkelijk als het selecteren van het
van toepassing zijnde voorbeelddécor. Selecteer
eenvoudigweg één van de 23 voorbeelddécors en de
camera zal automatisch geconfigureerd worden met de
instellingen die nodig zijn om een gelijksoortig beeld
(pagina 82) op te nemen.
(Movie Mode = filmfunctie)
Neem filmpjes (pagina 93) op m.b.v. deze functie.
1.
Druk op de spanningstoets of op [ ] (REC).
2.
Druk op [MENU] en selecteer de REC
(opname) tab m.b.v. [̇] en [̈].
3.
Selecteer REC Mode
(opnamefunctie) m.b.v.
[̆] en [̄] en druk dan
op [̈].
4.
Selecteer de gewenste
opnamefunctie m.b.v.
[̆] en [̄] en druk dan
op [SET].
De icoon (zoals ) voor
de functie die u selecteerde
wordt aangegeven op het
beeldscherm.
1200
1200
1600
1600
NORMAL
NORMAL
99
99
04
04
/12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
Opnamefunctie icoon
51
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BELANGRIJK!
Let erop dat uw vingers of de riem niet in de weg
zitten van de flitser of de lens.
Horizontaal Houd de camera
met beide
handen stil met
uw armen stevig
tegen uw linker-
en rechterzijde
gedrukt.
Verticaal Gebruikt u de
camera verticaal,
houd hem dan
vast met de
flitser boven de
lens. Houd de
camera met
beide handen
stil.
Richten van de camera
Gebruik beide handen om de camera stil te houden
wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de
camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de
kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt.
Flitser
Lens
LET OP
Het opgenomen beeld zal vlekkerig zijn als u
beweegt terwijl u op de sluitertoets drukt. Druk
zorgvuldig op de sluitertoets. Het is in het bijzonder
van belang wanneer de belichting laag is waardoor
de sluitersnelheid langzamer wordt.
52
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap op
het beeldscherm.
Hierdoor wordt de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld voor het opnemen van beelden.
Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij
inschakelen van de camera verschijnt de boodschap
There are no files (er zijn geen bestanden) als u
nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het
geheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijn
aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval
zijn druk dan op [ ] (REC) om de REC
opnamefunctie in te schakelen.
2.
Selecteer Snapshot als de
opnamefunctie (pagina 50).
Hierdoor wordt de Snapshot functie ingeschakeld en
verschijnt (snapshotfunctie) op het
beeldscherm.
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 104)
gebruiken om de camera te configureren om de
Snapshot functie in te schakelen telkens wanneer u
op [̇] of [̈] drukt tijdens de opnamefunctie (REC).
Opnemen van een beeld
Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in
overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Her
beeld dar u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen
van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als
die zich in de camera bevindt.
Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 144)
wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een
MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.
1.
Druk op de spanningstoets of op de [ ]
(REC) toets om de camera in te schakelen.
Spanningstoets
[ ]
53
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
3.
Zet het beeld op het
beeldscherm zo op dat
het hoofdonderwerp
zich binnen het
scherp-stelkader
bevindt.
Het scherpstelbereik van
de camera hangt af van
de scherpstelfunctie die u
gebruikt (pagina 70).
U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel het
beeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 56).
U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voor
het opzetten van beelden de [DISP] toets gebruiken
om het beeldscherm uit te schakelen en op die
manier batterijspanning sparen (pagina 31).
Sluitertoets
Groene
bedrijfsindicator
4.
Druk de sluitertoets
halverwege in om op
het beeld scherp te
stellen.
Bij halverwege indrukken van de
sluitertoets stelt de autofocus
functie van de camera automatisch
scherp op het beeld en worden de
sluitersnelheid- en
lensopeningwaarden getoond.
U kunt controleren of
scherpgesteld is op het
beeld door naar het
scherpstel-kader te kijken
en met de groene
indicator.
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op het
beeld.
Er is niet scherpgesteld op
het beeld.
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Werking van de bedrijfsindicator en het
scherpstelkader
1200
1200
1600
1600
NORMAL
NORMAL
99
99
04
04
/12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
Scherpstelkader
54
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opname voorzorgsmaatregelen
Open het batterijencompartimentdeksel nooit terwijl de
groene bedrijfsindicator aan het knipperen is. Doet u dit
toch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren gaan
maar kunnen de reeds in het camerageheugen
opgeslagen beelden ook beschadigd raken en kan de
camera zelf defect raken.
Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld
opgenomen wordt op de geheugenkaart.
TL-verlichting knippert met een frequentie die niet
waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij
gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting
aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de
helderheid of kleuren van de opgenomen beelden.
De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de
hand van de helderheid van het onderwerp als Auto
(automatisch) is geselecteerd als de ISO
gevoeligheidsinstelling (pagina 98). Dit kan de oorzaak
vormen van statische storing bij beelden van relatief
slecht belichte voorwerpen.
5.
Na u ervan te hebben
overtuigd dat scherp is
afgesteld op het beeld,
drukt u de sluitertoets
geheel in om te gaan
opnemen.
Het aantal beelden dat in het geheugen kan worden
opgeslagen hangt af van de resolutie instelling die u
gebruikt (paginas 67, 68, 204).
Sluitertoets
55
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Aangaande autofocus
Autofocus heeft de neiging niet goed te werken als de
camera bewogen wordt tijdens het opnemen of bij het
opnemen van de onderstaande types onderwerpen.
Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast
Onderwerpen met sterk tegenlicht
Gepoetst metaal of andere helder reflecterende
voorwerpen
Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich
horizontaal repeteren.
Meervoudige beelden die zich op verschillende
afstanden van de camera bevinden
Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
Bewegende onderwerpen
Merk op dat een groene bedrijfsindicator en
scherpstelkader niet noodzakelijkerwijze garanderen dat
scherpgesteld is op het resulterende beeld.
Als de autofocus om één of andere reden de gewenste
resultaten niet produceert, probeer dan
scherpstelvergrendeling (pagina 76) of handmatige
scherpstelling (pagina 74)
De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een
langzamere sluitersnelheid bij het opnemen van een
slecht belicht onderwerp terwijl Auto (automatisch) is
geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina
98). Daarom dient u zich voor per ongeluk bewegen van
de camera te behoeden als u de flitser uitgeschakeld
heeft (pagina 60).
Helder licht dat op de lesn valt kan er de oorzaak van zijn
dat beelden er flets uitzien. Dit komt vooral voor wanneer
beelden buiten in helder zonlicht worden opgenomen. Om
dit te voorkomen kunt u de lens met uw hand afschermen
tegen het felle licht.
56
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie
Het tijdens de opnamefunctie (REC) op het beeldscherm
getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het
maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld
wordt opgenomen overeenkomstig de
beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd
zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen
opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter
detail dan het beeld van het schermbeeld tijdens de
opnamefunctie (REC).
Bepaalde niveaus van helderheid van het onderwerp
kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen statische
ruis veroorzaakt op het beeldscherm.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als verticale veeg en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje (pagina 93).
Gebruiken van de optische zoeker
U kunt batterijstroom uitsparen door het monitorscherm van
de camera uit te schakelen (pagina 31) en de optische
zoeker te gebruiken voor het componeren van beelden.
BELANGRIJK!
Het zichtbare kader dat door de zoeker wordt
getoond toont het beeld dat opgenomen zou worden
op een afstand van ongeveer 1 meter. Bij opnemen
van een onderwerp dat zich op een afstand van
minder dan 1 meter bevindt, zal het opgenomen
beeld lager zijn dan wat u kunt zien binnen het kader
van de zoeker.
Gebied dat
zichtbaar is in
de zoeker
Gebied dat opgenomen
wordt bij afstanden van
korter dan een meter
Optische zoeker
57
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Gebruiken van de zoom
Uw camera is uitgerust met twee types zoom: optische
zoom en digitale zoom.
Optische zoom
Het bereik van de optische zoomfactor is hieronder
aangegeven.
Optisch
zoomfactorbereik: 1X 3X
1.
Schuif tijdens de
opnamefunctie (REC)
de zoomregelaar naar
links of naar rechts
om de zoomfactor te
veranderen.
Schuif de zoomregelaar in deze richting:
(Groothoek)
(Telefoto)
Om dit te doen:
Uitzoomen
Inzoomen
Zoomregelaar
Het beeldscherm wordt automatisch ingeschakeld
wanneer u de macrofunctie (Macro) of de
handmatige scherpstelfunctie (Manual Focus)
selecteert. Gebruik het beeldscherm altijd om
beeldcompositie uit te voeren voor deze functies.
58
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
2.
Neem het beeld op.
InzoomenUitzoomen
LET OP
De optische zoomfactor heeft ook invloed op de
lensopening.
Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te
behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken
van de telefotostand (inzoomen).
De optische zoom is uitgeschakeld tijdens het
opnemen van een film maar de digitale zoom werkt
wel. Let er op dat u de gewenste optische
zoominstelling selecteert voordat u op de sluitertoets
drukt om het opnemen van een filmpje te starten.
Wanneer u tijdens opname met de macrofunctie
(pagina 73) of handmatig scherpstellen (pagina 74)
een optische zoombewerking uitvoert, verschijnt een
waarde op het beeldscherm om u het
scherpstelbereik mee te delen.
59
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
5.
Schuif de zoomregelaar
naar (Telefoto)/
om de zoomfactor te
veranderen.
Wanneer de zoom de
maximale optische
zoomstand bereikt, stopt
hij even. Houd de
zoomregelaar ingedrukt
naar (telefoto)/
maat en de zoom
schakelt over naar
digitale zoom.
Door het overschakelen naar digitaal zoomen
verschijnt de zoomindicator op het monitorscherm.
De zoomindicator toont een benadering van de
huidige zoomfactor.
6.
Neem het beeld op.
Zoomindicator
Digitale zoomindicator
1X 3X 12X
Huidige zoomfactor
Optische zoom
Digitale
zoom
Digitale zoom
De digitale zoom wordt geactiveerd nadat u de maximale
optische zoomfactor (3X) bereikt. Het vergroot het deel van
het beeld dat zich in het midden bevindt van het
beeldscherm. Het bereik van de zoomfactor is hieronder
gegeven.
Digitale zoomfactorbereik: 3X 12X
(in combinatie met de optische
zoom)
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. [̇]
en [̈].
3.
Selecteer de Digital Zoom (digitale zoom)
m.b.v. [̆] en [̄] en druk vervolgens op [̈].
4.
Selecteer On (aan) m.b.v. [̆] en [̄] en druk
vervolgens op [SET].
Door Off (uit) te selecteren.
60
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Gebruiken van de flitser
Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te
selecteren die u wilt gebruiken.
Het geschatte effectieve bereik van de flitser is hieronder
gegeven.
Groothoek: 0,6 meter 2,6 meter
(ISO gevoeligheid: automatisch)
Telefoto: 0,6 meter 2,1 meter
(ISO gevoeligheid: automatisch)
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Druk op [̄] ( ) om de flitserfunctie te
selecteren.
Telkens bij indrukken van [̄] ( ) wordt naar de
volgende instelling van de flitserfunctie doorgegaan
zoals aangegeven in het beeldscherm hieronder.
Flitserfunctie indicator
[
̄
] ( )
BELANGRIJK!
De digitale zoomfunctie werkt niet wanneer het
beeldscherm uitgeschakeld is (pagina 31).
Bij uitvoeren van een digitale zoombewerking
manipuleert de camera de beelddata om het midden
van het beeld te vergroten. In tegenstelling tot
optische zoom, ziet een beeld dat vergroot is met
digitale zoom er groffer uit dan het origineel.
61
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
3.
Neem het beeld op.
Om dit te doen:
Laat de flitser automatisch flitsen wanneer
dit nodig is (Auto Flash - automatisch
flitsen).
Schakel de flitser uit (Flash Off - Flitser
uit).
Altijd flitsen (Flash On - flitser aan).
Voer een voorflits uit gevolgd door
beeldopname met flits, hetgeen het
gevaar op rode ogen in het beeld
reduceert (rode ogen-effect vermindering).
In dit geval flitst de flitser automatisch
wanneer dat nodig is.
Selecteer deze
instelling:
None (geen)
BELANGRIJK!
De flitsereenheid van deze camera flists een aantal
malen bij het opnemen van een beeld. De
aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de camera
informatie inwint die nodig is voor de
belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het
opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt
totdat de camera de sluiter ontspant.
Het beeld kan mogelijk niet worden opgenomen als u
op de sluitertoets drukt terwijl de rode bedrijfsindicator
knippert.
Door de flitser te gebruiken terwijl Auto
(automatisch) geselecteerd is als de ISO
gevoeligheidsinstelling wordt de gevoeiligheid
verhoogd waardoor grote hoeveelheden digitale ruis
in beeld kunnen verschijnen. U kunt de digitale ruis
reduceren door een lagere instelling voor de ISO
gevoeligheid te reduceren. Merk echter op dat dit ook
als nevenwerking het verkorten van het flitserbereik
(het bereik dat bestreken wordt door de flitser) heft
(pagina 98).
62
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Aangaande vermindering van het rode ogen -
effect
Wanneer gebruik gemaakt van de flitser om s nachts of in
een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode
vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld.
Dit gebeurt doordat het licht van de flitser weerkaatst tegen
het netvlies van de ogen. Wanneer rode ogen-effect
vermindering wordt geselecteerd als flitserfunctie, voert de
camera twee voorflitsen uit, de eerste om de iris in de ogen
van de mensen in beeld te doen sluiten en de tweede voor
werking van de autofocus. Deze twee voorflitsen worden
dan gevolgd door de flits die gebruikt wordt voor het
opnemen van het beeld.
BELANGRIJK!
Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect
vermindering.
De functie voor de rode ogen-effect vermindering
werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar
de camera kijken tijdens de voorflits. Roep
voordat u op de sluitertoets drukt naar de
onderwerpen zodat ze allen naar de camera
kijken terwijl het voorflitsen wordt uitgevoerd.
De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed
als de onderwerpen zich ver van de camera
bevinden.
Flitsereenheid status
U kunt de huidige flitseenheid status opzoeken door de
sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm
en de rode bedrijfsindicator te checken.
* Rode bedrijfsindicator
Betekent dat:
Dat de flitseenheid aan het opladen is
Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen
Wanneer de rode
bedrijfsindicator:
Klippert
Brandt
Rode bedrijfsindicator
*
De indicator wordt
ook in het beeldscherm
getoond wanneer de
flitser klaar is om de
flitsen.
63
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Veranderen van de flitssterkte instelling
Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te
veranderen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. [̇]
en [̈].
3.
Selecteer de Flash Intensity (flitsintensiteit)
m.b.v. [̆] en [̄] en druk vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instellingen
te selecteren en druk daarna op [SET].
BELANGRIJK!
De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het
onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera
bevindt.
Om de flitsintensiteit op
deze manier te veranderen:
Sterker
Normaal
Zwakker
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
Gebruik van de flitserassistent
(Flash Assist)
Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten
het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er
donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet
genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht
dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de
helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren
zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende
was.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. [̇]
en [̈].
Flitserassistent wordt
niet gebruikt
Flitserassistent wordt
wel gebruikt
64
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
3.
Selecteer Flash Assist (flitserassistent)
m.b.v. [̆] en [̄] en druk op [̈].
4.
Selecteer Auto (automatisch) m.b.v. [̆] en
[̄] en druk op [SET].
Door van Off (uit) te selecteren wordt de
flitserassistent uitgeschakeld.
BELANGRIJK!
De flitserassistent kan bij bepaalde types
onderwerpen niet de gewenste resultaten opleveren.
De flitserassistent kan mogelijk weinig effect hebben
op uw beeld als u één van de volgende instellingen
veranderde terwijl u aan het opnemen was.
Flitssterkte (pagina 63)
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
(pagina 77)
ISO gevoeligheid (pagina 98)
Contrast (pagina 102)
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
Let erop dat uw vingers de
flitser niet blokkeren terwijl u
de camera vasthoudt.
Afdekken van de flitser zal
het effect grotendeels teniet
doen.
U kunt de gewenste resultaten
mogelijk niet verkrijgen met de
flitser als het onderwerp zich
te ver weg of juist te dicht bij
bevindt.
De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 10
seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij
geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het
batterijniveau, de temperatuur en andere omstandigheden.
De flitser flitst niet wanneer opgenomen wordt met de
volgende functies: oneindig ( ), scherpstelfunctie
(pagina 74), doorlopende sluiter (pagina 81), filmfunctie
(Movie) (pagina 93). De (flitser uit) icoon in het
beeldscherm geeft aan dat de flitser uitgeschakeld is.
De flitsereenheid kan zich mogelijk niet geheel opladen
als de batterijspanning laag is. Als de batterijspanning
laag is, wordt dit aangegeven door (Flash Off - flitser
uit) in het beedscherm en wanneer de flitser niet goed
flitst hetgeen een slechte belichting van het beeld tot
gevolg zal hebben. Mochten dergelijk symptomen te
bespeuren zijn, vervang dan de batterijen van de camera
zo snel mogelijk.
Flitser
65
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Als de flitser uitgeschakeld is ( ) , bevestig dan de
camera op een statief om beelden op te nemen op een
plaats waar de hoeveelheid beschikbare belichting aan
de lage kant is. Het opnemen van beelden bij weinig
belichting zonder flits kan leiden tot digitale ruis waardoor
de beelden er groffer uitzien.
Bij selectie de van rode ogen-effect verminderingsfunctie
( ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in
overeenstemming met de belichting. De flitser kan
mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp
reeds helder verlicht is.
Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere
lichtbron (daglicht, TL-verlichting, enz.) kan leiden tot
abnormale beeldkleuren.
Wanneer de flitser samen met groothoekzoom (pagina
57) of met de macrofunctie (pagina 73) gebruikt wordt,
kan het licht van de flitser geblokkeerd worden wat
ongewenste schaduwen kan veroorzaken op uw beeld.
Schaduwen zijn in het bijzonder merkbaar wanneer u de
flitser gebruikt samen met de macrofunctie.
Gebruiken van de zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2
seconden of 10 seconden selecteren voordat de
sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluitertoets
indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de
zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken
om drie beelden op te nemen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [̇] en [̈] om de REC (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de Self-timer
(zelfontspanner) te selecteren en druk
vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste
zelfontspannertijd te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Als Off (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de
zelfontspanner uitgeschakeld.
66
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Om dit te doen:
Specificeer een 10 seconden
zelfontspanner
Specificeer een 2 seconden
zelfontspanner
Specificeer een drievoudige
zelfontspanner
Schakel de zelfontspanner uit
Selecteer deze
instelling:
10 sec
2 sec
X3
Off (uit)
Met de drievoudige zelfontspanner neemt de camera
een serie van drie beelden op in de hieronder
beschreven volgorde.
1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt
dan het eerste beeld op.
2. De camera bereidt zich voor om het volgende
beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd
voor die voorbereiding hangt af van de huidige
Size (afmetingen) en Quality (kwaliteit)
instellingen, het type geheugen (ingebouwd of
een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het
opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet
opgeladen dient te worden.
3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt
1sec op het beeldscherm en het volgende beeld
wordt dan 1 seconde later opgenomen.
4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om
het derde beeld op te nemen.
5.
Neem het beeld op.
Bij indrukken van de
sluitertoets gaat de
zelfontspannerindicator
knipperen terwijl de
timer blijft aftellen en de
sluiter ontspant zich
nadat de zelfontspanner
het aftellen heeft
voltooid.
U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat
moment stop zetten door op de sluitertoets te
drukken terwijl de zelfontspannerindicator aan het
knipperen is.
Zelfontspannerindicator
67
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
LET OP
De 2 sec instelling voor de zelfontspanner is het
beste voor het opnemen met een langzame
sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen
van vlekkerige beelden doordat de camera wordt
bewogen.
Tijdens de drievoudige zelfontspanner verschijnt de
indicator 1sec op het beeldscherm tussen de
opname van elk beeld om aan te geven dat er een
pauze van 1 seconde is tussen elk beeld dat wordt
opgenomen. De feitelijke hoeveelheid tijd die nodig
is tussen het opnemen van de beelden hangt echter
nauw samen met de huidige camera instellingen
voor Size (grootte) en Quality (kwaliteit) alsmede
van het type geheugen dat gebruikt wordt en of de
flitser al dan niet wordt gebruikt.
De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner.
Coupling Shot (pagina 87), Pre-shot (pagina 89),
Business Shot (pagina 91)
Specificeren van de beeldgrootte
Beeldgrootte is de grootte van het beeld uitgedrukt als het
aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een
beeldpunt is één van de vele kleine puntjes die samen het
beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details
wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal
beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand
groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een
beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor
een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [̇] en [̈] om de REC (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [̆] en [̄] om Size (afmetingen) te
selecteren en druk vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
68
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
De aangegeven afmetingen zijn enkel ruwe
benaderingen.
De bovenstaande papierformaten geven alle
benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een
resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per inch).
Gebruik een hogere instelling als u met een hogere
resolutie wilt afdrukken of wanneer u een groter formaat
afdruk wilt maken.
Door de 2816
×
1872 (3:2) beeldgrootte te selecteren
worden beelden opgenomen met een 3:2 (horizontaal :
verticaal) breedte-hoogte verhouding, die optimaal is voor
het afdrukken op papier met een 3:2 breedte-hoogte
verhouding.
Afdrukformaat
A3 Print
A3 Print (3:2 horizontaal-
verticaal verhouding)
A4 Print
×
7˝ Print
3.5˝
×
5˝ Print
E-mail (optimaal format bij
toevoegen van een beeld
bijlage aan E-mail
Groter
Kleiner
Beeldgrootte/
beeldformaat
2816
×
2112
2816
×
1872
(3:2)
2048
×
1536
1600
×
1200
1280
×
960
640
×
480
Specificeren van de beeldkwaliteit
Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan
dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt
gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De
beeldkwaliteitinstelling specificeert de
compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een
beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een
beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor
een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [̇] en [̈] om de REC (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [̆] en [̄] om Quality (kwaliteit) te
selecteren en druk vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
69
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BELANGRIJK!
De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type
beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende
beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven
wordt niet precies klopt (pagina’s 28, 204).
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
Fine (Fijn)
Normal
(Normaal)
Economy
(Economisch)
Hoge kwaliteit, groot
bestandformaat
Normale beeldkwaliteit en
normal bestandformaat
Lage beeldkwaliteit, klein
bestandformaat
Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling:
70
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Dit hoofdstuk beschrijft de andere indrukwekkende
kenmerken en functies die beschikbaar staan voor het
opnemen.
Selecteren van de scherpstelfunctie
U kunt vier verschillende scherpstelfuncties selecteren:
Auto Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro
(groothoek), Infinity (oneindig) en Manual (handmatig).
1.
Druk [̆] ( ) in tijdens
de opnamefunctie (REC).
Telkens bij indrukken van [̆]
( ) wordt naar de
volgende instelling van de
scherpstelfunctie doorgegaan
in een oneindige lus zoals
hieronder aangegeven.
[
̆
] ( )
Om de camera in te stellen om dit te
doen:
Automatisch scherpstellen (Autofocus)
Close-up scherpstelling uitvoeren (Macro)
Scherpstellen op oneindig (oneindig)
Met de hand scherpstellen
(handmatig scherpstellen)
Selecteer deze
instelling:
Geen
Scherpstelfunctie indicator
71
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op
het beeld.
Er is niet scherpgesteld
op het beeld.
3.
Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld
op te nemen.
LET OP
De camera schakelt automatisch over naar het
bereik van de macrofunctie (pagina 73) wanneer het
niet mogelijk is goed scherp te stellen omdat het
onderwerp zich dichter bij bevindt dan mag voor het
bereik van Auto Focus (automatische scherpstelling).
Gebruik van autofocus
In het Engels betekent het woord focus scherpstellen, dus
Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen
in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term
autofocus aanhouden. Werking van autofocus begint
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik
van autofocus is als volgt.
Bereik: Ca. 60cm
1.
Houd [̆] ( ) ingedrukt totdat de
focusindicator uit de display is verdwenen.
2.
Voer compositie van het
beeld zodanig uit dat
hoofdonderwerp zich
binnen het
scherpstelkader bevindt
en druk vervolgens de
sluitertoets halverwege
in.
U kunt controleren of op
het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader
en de groene
bedrijfsindicator te
bekijken.
Groene bedrijfsindicator
1200
1200
1600
1600
NORMAL
NORMAL
99
99
04
04
/12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
1 / 1000
1 / 1000
F2.6
F2.6
Scherpstelkader
72
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van het bereik van autofocus
U kunt de volgende procedure gebruiken om het
autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie
en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het
scherpstelkader verandert in overeenstemming met het
door u geselecteerde autofocusbereik.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer AF Area (autofocusbereik) op de
REC (opname) tab en druk vervolgens op
[̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om het gewenste
autofocus kader te selecteren en druk daarna
op [SET].
Voor dit type autofocusbereik:
Bijzonder beperkt bereik in het midden
van het scherm.
De instellingen werken goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 76).
Automatische keuze van het
scherpstelbereik waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt.
Bij deze stand verschijnt er op het
beeldscherm eerst een scherpstelkader
met zeven scherpstelpunten. Wanneer u
de sluitertoets halverwege indrukt, kiest
de camera automatisch het
scherpstelpunt waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt en op
dat punt verschijnt ook een
scherpstelkader.
Deze instelling werkt goed voor het
maken van groepfotos.
Selecteer deze
instelling:
Spot
(puntmeten)
Multi
(multipatroon
meting)
ScherpstelkaderScherpstelkader
Spot (puntmeten) Multi (multipatroon meting)
73
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Het gebruik van de flitser samen met een groothoek
zoom of met de macrofunctie kan er de oorzaak van
zijn dat het licht van de flitser geblokkeerd raakt
hetgeen ongewenste schaduwen kan produceren in
het resulterende beeld.
LET OP
Wanneer de macrofunctie niet goed kan
scherpstellen omdat het onderwerp te ver weg is, zal
de camera automatisch overschakelen naar het
scherpstelbereik van de autofocus (pagina 71).
Wanneer u tijdens het opnemen met de macrofunctie
een optische zoombewerking (pagina 57) uitvoert,
verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals
hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik
mee te delen.
Voorbeeld: 10 cm - 50 cm
Gebruik van de macrofunctie
De macrofunctie laat u automatisch scherpstellen op close-
up onderwerpen. Het automatische scherpstellen begint
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik
van het scherpstelbereik van de macrofunctie is als volgt.
Bereiken: 10 cm 70 cm bij de groothoekstand
60 cm 70 cm bij de telefotostand
1.
Houd [̆] ( ) ingedrukt totdat de
scherpstelfunctie indicator aangeeft.
2.
Neem het beeld op.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader en de groene
bedrijfsindicator te bekijken. De aanduidingen van
het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator
zijn hetzelfde als bij de autofocus functie.
74
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Houd [̆] ( )
ingedrukt totdat de
scherpstelfunctie
indicator
aangeeft.
Op dit ogenblik verschijnt
er ook een kader in de
display om het gedeelte
van het beeld aan te
geven dat gebruikt wordt
voor handmatig
scherpstellen.
Gebruik van handmatig scherpstellen
Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand
op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen de
scherpstelbereiken tijdens de groothoekfunctie voor de
twee optische zoomfactoren.
Optische zoomfactor
1X
3X
Benadering van scherpstelbereik
10 cm tot oneindig ()
60 cm tot oneindig ()
Gebruik van de oneindig-functie
Gebruik deze functie voor het opnemen van landschappen
en van andere beelden die zich op grote afstand bevinden.
1.
Houd [̆] ( ) ingedrukt totdat de
scherpstelfunctie indicator aangeeft.
2.
Neem het beeld op.
Kader
75
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2.
Terwijl u het beeld via
het beeldscherm
bekijkt, gebruikt u [̇]
en [̈] om scherp te
stellen.
Door op [̇] of [̈] te drukken zal het gedeelte binnen
het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel
vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken.
Enkele ogenblikken later zal het normale beeld
opnieuw verkregen worden.
3.
Neem het beeld op.
BELANGRIJK!
Tijdens de handmatige scherpstelfunctie stellen de
[̇] en [̈] toetsen scherp zelfs als u toetsaanpassing
gebruikt om andere functie aan deze toetsen toe te
wijzen (pagina 104).
Om dit te doen:
Stel scherp op het voorwerp
Stel scherp van het onderwerp weg
Doe dit:
Druk op [̇].
Druk op [̈].
LET OP
Wanneer u tijdens het opnemen met handmatige
scherpstelling een optische zoombewerking (pagina
57) uitvoert, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het
scherpstelbereik mee te delen.
Voorbeeld: MF 10 cm -
Handmatige scherpstelstand
76
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt
gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich
niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld
aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling
gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de
macrofunctie ( ).
1.
Voer de compositie
van het beeld op het
beeldscherm zodanig
uit dat het
hoofdonderwerp zich
binnen het scherp-
stelkader bevindt en
druk vervolgens de
sluitertoets
halverwege in.
2.
Houd de sluitertoets
halverwege ingedrukt
en voer
hercompositie van
het beeld uit zoals u
dat schikt.
1200
1200
1600
1600
NORMAL
NORMAL
99
99
04
04
/12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
1 / 1000
1 / 1000
F2.6
F2.6
Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het
onderwerp dat zich op dat moment in het
scherpstelkader bevindt.
3.
Wanneer u nu hercompositie van het beeld
naar wens uitgevoerd heeft, druk de
sluitertoets geheel in om het op te nemen.
LET OP
Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de
belichting ook vergrendeld.
Hoofdonderwerp
1200
1200
1600
1600
NORMAL
NORMAL
99
99
04
04
/12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
1 / 1000
1 / 1000
F2.6
F2.6
Scherpstelkader
Hoofdonderwerp
77
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling
(EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan
de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij
het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van
onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp
binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere
achtergrond.
Belichtingscompensatiebereik: 2.0EV + 2.0EV
Stappen: 1/3EV
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC
(opname) tab,
selecteer EV Shift
(EV verschuiving) en
druk dan op [̈].
Belichtingscompensatiewaarde
3.
Gebruik [̆] en [̄] om
de belichtingscom-
pensatiewaarde te
veranderen en druk
vervolgens op [SET].
Door op [SET] te drukken
wordt de aangegeven
waarde geregistreerd.
[̆] : Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde wordt
het beste gebruikt voor lichtgekleurde onderwerpen en
onderwerpen met tegenlicht.
[̄] : Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde wordt
het beste gebruikt voor donker-gekleurde
onderwerpen en voor het opnemen buiten op een
heldere dag.
EV waarde
78
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u
de waarde bij te stellen tot 0.0.
4.
Neem het beeld op.
BELANGRIJK!
Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist
lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen
bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u
belichtingscompensatie.
LET OP
Bij uitvoeren van een EV verschuiving tijdens het
gebruik van meervoudig meten (pagina 99) zal de
functie automatisch overschakelen naar centrum-
georiënteerd meten (pagina 99). Terugstellen van de
EV verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie
terugschakelen naar multi-patroon meten.
U kunt toetsaanpassing (pagina 104) gebruiken om
de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [̇] of [̈] drukt tijdens de
opnamefunctie (REC).
Bijstellen van de witbalans
De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de
verschillende lichtbronnen (daglicht, gloeilamp, enz.) kan
de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt
opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen
maken om te compenseren voor de verschillende types
verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te
maken.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC
(opname) tab,
selecteer White
Balance (witbalans)
en druk op [̈].
79
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Tijdens opnemen onder deze
omstandigheden:
Normale omstandigheden
Buiten met daglicht op een heldere dag
Buiten met daglicht op een bewolkte
of regenachtige dag, in de schaduw
van een boom, enz.
In de schaduw van een gebouw of op
een andere plaats waar de
kleurtemperatuur hoog is.
Onder witte of daglicht witte TL
verlichting (onderdrukt kleurmist)
Onder daglicht TL verlichting
(onderdrukt kleurmist)
Bij licht van gloeilampen
Moeilijke verlichting die handmatige
bediening vereist (Zie Handmatig
configureren van de witbalans).
Selecteer deze
instelling:
Auto (automatisch)
1
2
Manual (handmatig)
LET OP
Wanneer Auto (automatisch) geselecteerd is als de
instelling van de witbalans bepaalt de camera
automatisch het witpunt van het onderwerp.
Bepaalde kleuren van de onderwerp en bepaalde
belichtingsomstandigheden kunnen echter
problemen veroorzaken wanneer de camera dit
witpunt probeert vast te stellen, hetgeen het dan
moeilijk maakt om een goede afregeling van de
witbalans te krijgen. Mocht dit gebeuren gebruik dan
daglicht, bewolkt of één van de andere vaste
instellingen voor de witbalans om het type belichting
te specificeren dat wel beschikbaar is.
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 104)
gebruiken om de camera zodanig te configureren
zodat de witbalansinstelling verandert wanneer u op
[̇] of [̈] drukt terwijl een opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is.
80
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Handmatig configureren van de witbalans
Bepaalde complexe lichtbronnen en andere condities in de
omgeving kunnen het onmogelijk maken om goede resultaten
te verkrijgen wanneer de Auto stand of één van de andere
vast lichtbroninstellingen wordt gebruikt voor de witbalans. U
kunt dan de witbalans met de hand bijregelen voor een
bepaalde lichtbron en/of andere condities in de omgeving.
Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren
onder dezelfde omstandigheden als wanneer u
daadwerkelijk aan het opnemen bent. U dient ook een wit
stuk papier of een dergelijk voorwerp bij de hand te hebben
om handmatige witbalans uit te voeren.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
vervolgens White Balance (witbalans) en
druk daarna op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om
Manual (handmatig)
te selecteren.
Hierdoor verschijnt het
voorwerp dat u het laatst
gebruikte voor het
instellen van de
handmatige witbalans op
het beeldscherm.
4.
Richt de camera op een wit papier of een
soortgelijk voorwerp onder dezelfde
lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans
in wilt stellen en druk vervolgens op de
sluitertoets.
Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van
de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is,
verschijnt de boodschap Complete op het
beeldscherm.
5.
Druk op [SET].
Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug
naar de op dat moment geselecteerde
opnamefunctie.
Wit papier
81
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de snelle doorlopende
sluiterfunctie
U kunt de camera zodanig configureren dat slechts één
enkel beeld wordt opgenomen telkens bij indrukken van de
sluitertoets of om te blijven op te nemen zolang u de
sluitertoets ingedrukt houdt.
Opnamesnelheid: drie beelden per seconde (de pauzes
tussen achtereenvolgende beelden is
langer wanneer bij een langzamere
sluitersnelheid wordt opgenomen)
Maximaal aantal beelden: 3
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Continuous (doorlopend) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Selecteer On (aan) m.b.v. [̆] en [̄] en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor verschijnt (snelle doorlopende
sluiterfunctie) op het beeldscherm.
Selecteer Off (uit) als u de snelle doorlopende
sluiterfunctie uit wilt schakelen.
LET OP
Nadat u de witbalans met de hand ingesteld heeft,
blijft deze instelling van kracht totdat u de instelling
verandert of wanneer u de camera uitschakelt.
82
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de BESTSHOT functie
Door één van de 23 BESTSHOT achtergronden te
selecteren wordt de camera automatisch klaar gemaakt
voor het opnemen van een soortgelijk beeld.
Décor nummer
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
Décor naam
Portrait (Portret)
Scenery (Landschap)
Portrait With Scenery (Portret met landschap)
Coupling Shot (Combinatieshot) (pagina 87)
Pre-shot (Vooropname) (pagina 89)
Children (Kinderen)
Candlelight Portrait (Portret met kaarslicht)
Party (Feestje)
Pet (Huisdier)
Flower (Bloem)
Natural Green (Natuurlijk groen)
Sundown (Zonneergang)
Night Scene (Nachtdécor)
Night Scene Portrait (Portret met nachtdécor)
Fireworks (Vuurwerk)
Food (Voedsel)
Text (Tekst)
Collection (Collectie)
Monochrome (Monochroom)
4.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
Het opnemen blijft doorgaan zolang u de sluitertoets
ingedrukt houdt. Laat de sluitertoets los om te
stoppen met opnemen.
BELANGRIJK!
Er wordt niets op het beeldscherm getoond tijdens
het uitvoeren van de opname.
De opname wordt tijdelijk onderbroken en de
boodschap Busy.... Please wait... (wachten a.u.b.)
verschijnt op het beeldscherm nadat drie beelden
opgenomen zijn.
De flitser wordt uitgeschakeld bij inschakelen van de
snelle doorlopende sluiterfunctie.
U kunt de drievoudige zelfontspanner niet in
combinatie gebruiken met de snelle doorlopende
sluiterfunctie (pagina 81).
Tijdens het uitvoeren van Coupling Shot
(combinatieshot), Pre-shot (vooropname) of
Business Shot opname (paginas 87, 89, 91) kunt u
de snelle doorlopende sluiterfunctie niet gebruiken.
Houd de camera tijdens het gebruik van de snelle
doorlopende sluiterfunctie stil totdat alle opnamen
voltooid zijn.
De werking van de snelle doorlopende sluiterfunctie
kan halverwege worden onderbroken als de
geheugencapaciteit te weinig vrije ruimte heeft.
83
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Décor nummer
20
21
22
23
Retro (Retro)
Twilight (Schemer)
Business cards and documents
(Naamkaartje en documenten) (pagina 91)
White board, etc. (Wit bord, enz.) (pagina 91)
Register User Scene
(Registeren van gebruikersdécor) (pagina 85)
Décor naam
1.
Schakel de
opnamefunctie (REC)
in en selecteer
BESTSHOT als de
opnamefunctie (pagina
50).
Hierdoor wordt de BESTSHOT functie ingeschakeld
en wordt een voorbeelddécor getoond.
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 104) gebruiken
om de camera te configureren om de BESTSHOT
functie in te schakelen telkens wanneer u op [̇] of
[̈] drukt tijdens een opnamefunctie (REC).
2.
Gebruik [̇] en [̈] om de gewenste voorbeeld
achtergrond te selecteren en druk vervolgens
op [SET].
3.
Neem het beeld op.
84
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
BESTSHOT achtegronden werden niet met deze
camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld.
De beelden die u opneemt met een BESTSHOT
achtergrond kunnen mogelijk niet de verwachte
resultaten opleveren. Dit kan o.a. komen door de
omstandigheden tijdens het opnemen en talloze
andere factoren.
Na selecteren van een BESTSHOT décor kunt u
naar een ander décor overstappen door op [SET] te
drukken en daarna m.b.v. [̇] en [̈] door de
beschikbare décors bladeren. Druk op [SET]
wanneer het getoonde décor wilt gebruiken.
U kunt de instellingen van de camera veranderen die
u gemaakt had bij het selecteren van een
BESTSHOT scène. Merk echter op dat de default
waarden van de BESTSHOT instellingen altijd
opnieuw worden verkregen wanneer u een andere
BESTSHOT scène selecteert, van opnamefunctie
verandert of de camera uitschakelt.
Ruisonderdrukking vindt automatisch plaats wanneer
u een nachtscène, vuurwerk of een ander beeld
opneemt dat een langzame sluitertijd vereist. Dat is
de reden waarom het langer duurt om beelden op te
nemen bij een langzame sluitersnelheid. Zorg er voor
dat u geen cameratoetsen bedient totdat het
uitvoeren van beeldopname voltooid is. Zorg er voor
dat u geen cameratoetsen bedient totdat het
uitvoeren van beeldopname voltooid is.
Bij het opnemen van een beeld van een nachtdécor,
vuurwerk of een ander beeld waarbij u een langzame
sluitersnelheid nodig heeft wordt het gebruik van een
statief aanbevolen om handbewegingen te
voorkomen.
LET OP
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 104) gebruiken
om de camera te configureren om de BESTSHOT
functie in te schakelen telkens wanneer u op de [̇]
of [̈] toets drukt tijdens de opnamefunctie (REC).
Aanwijzingen voor het
gebruik en het op dat
moment geselecteerde
BESTSHOT dècor
verschijnen gedurende
ongeveer twee seconden
in de display nadat u op
deze manier de
BESTSHOT functie
ingeschakeld heeft of als
de BESTSHOT functie
reeds ingeschakeld is op
het moment dat u de
camera inschakelt.
85
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Creëren van uw eigen BESTSHOT instelling
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een
instelling van een door u opgenomen beeld op te slaan om
dat beeld later weer op te roepen wanneer u het nodig
heeft. Bij oproepen van een instelling die u eerder heeft
opgeslagen zal de camera automatisch weer zo worden
ingesteld.
1.
Schakel de opnamefunctie (REC) in en
selecteer BESTSHOT als de
opnamefunctie (pagina 50).
Hierdoor wordt de BESTSHOT functie ingeschakeld
en wordt een voorbeelddécor getoond.
2.
Gebruik [̇] en [̈]
om Register User
Scene
(gebruikersinstelling
registreren) te
selecteren.
3.
Druk op [SET].
4.
Gebruik [̇] en [̈] om
het beeld te tonen dat
u wilt registreren als
een BESTSHOT
achtergrond.
5.
Gebruik [̆] en [̄] om
Save (opslaan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de
instelling geregistreerd.
Nu kunt u de procedure
op pagina 83 gebruiken
om uw
gebruikersinstelling te
selecteren voor het
maken van een opname.
86
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Instellingen die u registreerde als BESTSHOT
voorbeeld achtergronden bevinden zich na de
ingebouwde voorbeeld achtergronden.
Merk op dat het formatteren van het ingebouwde
geheugen (pagina 143) alle BESTSHOT
gebruikersinstellingen uitwist.
LET OP
Hieronder volgen de instellingen die zich bevinden
onder de BESTSHOT gebruikersinstellingen.
Focusfunctie, EV verschuivingswaarde, filterfunctie,
meetfunctie, witbalansfunctie, flitsintensiteit, flitshulp,
scherpte, verzadiging, contrast, flitsfunctie en ISO
gevoeligheid.
Merk op dat enkel beelden die opgenomen worden
met deze camera kunnen worden gebruikt om een
BESTSHOT gebruikersinstelling te creëren.
U kunt op hetzelfde moment maximaal 999
BESTSHOT gebruikersinstellingen hebben in het
ingebouwde geheugen van de camera.
U kunt de huidige instelling van een achtergrond
controleren door verschillende instelmenus te tonen.
Wanneer u een BESTSHOT gebruikersinstelling
registreert wordt daaraan automatisch een
bestandnaam toegewezen middels het formaat
UQR62nnn.JPE (n=0 to 9).
Wissen van een BESTSHOT functie
gebruikersinstelling
1.
Schakel de opnamefunctie (REC) in en
selecteer BESTSHOT als de
opnamefunctie (pagina 50).
2.
Gebruik [̇] en [̈] om de gebruikersinstelling
te tonen die u wilt uitwissen.
3.
Druk op [̄] ( ) om de gebruikersinstelling
te wissen.
4.
Selecteer Delete (wissen) m.b.v. [̆] en [̄].
5.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
6.
Druk op [MENU].
87
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Combineren van shots van twee mensen tot een
enkel beeld (Coupling Shot (combinatieshot))
De Coupling Shot (combinatieshot) functie stelt u in staat
om beelden op te nemen van twee mensen en die dan te
combineren tot een enkel beeld. Dit maakt het mogelijk om
uzelf in een groep te plaatsen zelfs als er niemand in de
buurt is om dat beeld voor u op te nemen. Coupling Shot
(Combinatieshot) is beschikbaar tijdens de BESTSHOT
functie (pagina 82).
Eerste
beeld
Dit is het deel
van het beeld
waarbij de
persoon die het
eerste beeld
opneemt, niet
zelf in beeld is.
Tweede
beeld
Let erop dat de
achtergrond van
het beeld correct
aansluit en neem
het beeld op van
de persoon die
het eerste beeld
opnam.
Gecombineerde
beelden
1.
Schakel de opnamefunctie (REC) in en
selecteer BESTSHOT als de
opnamefunctie (pagina 50).
2.
Gebruik [̇] en [̈] om Coupling Shot
(combinatieshot) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
3.
Lijn eerst het
scherpstelkader in het
beeldscherm uit met
het onderwerp dat u
aan de linkerkant van
het beeld wilt.
Scherpstelkader
88
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Terwijl Coupling Shot (combinatiefoto) geselecteerd
is, zal de instelling voor AF Area (autofocusbereik)
(pagina 72) automatisch overschakelen naar Spot
(puntmeten).
4.
Druk op de sluitertoets om de linkerkant van
het beeld op te nemen.
De instellingen voor de scherpstelling, de belichting,
de witbalans, de zoom en de flitser zijn bij dit type
beeld vastgezet (onveranderbaar).
5.
Lijn vervolgens het
scherpstelkader uit
met het onderwerp
dat u aan de
rechterkant van het
beeld wilt en let er
daarbij op dat de
achtergrond van deze
opname uitgelijnd is
met de achtergrond van het halfdoorzichtige
beeld van het eerste beeld dat op het
beeldscherm wordt getoond.
Halfdoorzichtige
achtergrond
Wanneer [MENU] ingedrukt wordt op welk moment
dan ook na stap 4 van de bovenstaande procedure,
zal dit het eerste beeld annuleren en wordt
teruggekeerd naar stap 3.
6.
Is alles dan goed uitgelijnd, neem dan de
rechterkant van het beeld op.
BELANGRIJK!
De Coupling Shot (combinatiefoto) functie gebruikt
het geheugen tijdelijk om data in op te slaan. U kunt
mogelijk een foutlezing krijgen tijdens de Coupling
Shot functie als er niet genoeg bestandgeheugen
beschikbaar is om de vereiste data op te slaan.
Mocht dit het geval zijn, wis dan beelden uit die u
niet langer nodig heeft en probeer het nogmaals.
89
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van een onderwerp over een bestaand
achtergrondbeeld (Pre-shot (vooropname))
De Pre-shot (vooropname) functie helpt bij het verkrijgen
van de gewenste achtergrond zelfs als u iemand anders
moet vragen om het beeld voor u op te nemen. In principe
is Pre-shot (vooropname) een tweestaps procedure.
1. U stelt de compositie voor de gewenste achtergrond
samen en drukt op de sluitertoets waardoor een
halfdoorzichtig beeld van de achtergrond op het
beeldscherm blijft staan.
2. Vraag dan iemand om een foto van u te maken met de
oorspronkelijke achtergrond en vertel hem om de
compositie van het beeld te maken m.b.v. het half-
doorzichtige beeldscherm als gids.
De camera slaat enkel het beeld op dat in stap 2
geproduceerd wordt.
De achtergrond kan iets afwijken van die u in stap 1
samengesteld had afhankelijk van hoe de compositie
van het beeld in stap 2 wordt gemaakt.
Merk op dat de Pre-shot (vooropname) functie enkel
beschikbaar is tijdens de BESTSHOT functie (pagina 82).
Zet de achtergrond stil op
het beeldscherm.
Neem het beeld op m.b.v.
de achtergrond in het
beeldscherm als gids.
Alleen het tweede beeld
wordt opgenomen.
90
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Schakel de opnamefunctie (REC) in en
selecteer BESTSHOT als de
opnamefunctie (pagina 50).
2.
Gebruik [̇] en [̈] om Pre-shot te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
3.
Voer compositie op het beeldscherm uit van
de gewenste achtergrond en druk vervolgens
op de sluitertoets om die tijdelijk als
referentiebeeld op te nemen.
Door deze bewerking verschijnt een halfdoorzichtig
beeld van de achtergrond op het beeldscherm maar
wordt het weergegeven beeld niet opgeslagen in het
geheugen van de camera.
Voor dit type beeld liggen de instellingen voor de
scherpstelling, de witbalans, zoomen en het flitsen.
4.
Nu kunt u zelf op de
voorgrond treden en
iemand anders
vragen om uw foto te
nemen waarbij de
halfdoorzichtige
achtergrond op het
beeldscherm fungeert
als leidraad.
U kunt op dit moment op [MENU] drukken om de
halfdoorzichtige achtergrond van het beeldscherm te
wissen. Nu kunt u stap 3 herhalen om een nieuwe
achtergrond op te nemen.
5.
Na uitvoeren van het laatste beeld (met
gebruik van de halfdoorzichtige achtergrond
als leidraad) dient de persoon met de camera
op de sluitertoets te drukken om het beeld op
te nemen.
Merk op dat het beeld van de halfdoorzichtige
achtergrond die u tijdelijk opneemt in stap 3 enkel
fungeert voor het uitvoeren van de compositie. Het
uiteindelijk beeld bevat enkel wat zich voor de
camera bevindt wanneer de sluitertoets ingedrukt
wordt in stap 5.
Halfdoorzichtige
achtergrond
91
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van beelden van naamkaartjes
en documenten (Business Shot)
Wanneer beelden van naamkaartjes, documenten, een
witbord of soortgelijke voorwerpen vanuit een hoek worden
opgenomen kunnen deze onderwerpen er vervormd uitzien
in het beeld dat als resultaat is opgenomen. De Business
Shot instelling corrigeert rechthoekige vormen automatisch
zodat ze er uitzien alsof ze opgenomen zijn met de camera
recht voor het onderwerp.
Voor aanbrengen van
de keystone correctie
Na aanbrengen van
de keystone correctie
White board, etc.
(Witbord, enz.)
Business cards and
documents
(Naamkaartjes en
documenten)
Beelden van instelvoorbeelden
92
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Voordat u begint met de opname dient u eerst de
compositie van het beeld zo in te richten zodat het
contour van het onderwerp dat u wilt opnemen zich
in het geheel op het beelscherm bevindt. De camera
kan de vorm van het onderwerp niet correct
signaleren tenzij het zich in het geel op het scherm
bevindt.
De camera kan de vorm van het onderwerp ook niet
signaleren als het dezelfde kleur heeft als de
achtergrond. Zorg ervoor dat het onderwerp een
contour heft dat afsteekt tegen de achtergrond.
LET OP
Wanneer de camera zich in een hoek bevindt t.o.v.
naamkaartje of document dat u aan het opnemen
bent, dan kan de vorm van het naamkaartje of het
document er vervormd uit zien als beeld. De
automatische Keystone (hoeksteen) correctiefunctie
komt dan in actie om die vervorming te corrigeren
waardoor de onderwerpen er normaal uitzien zelfs
als u vanuit een hoek opneemt.
Gebruiken van de Business Shot
instelling
1.
Schakel de opnamefunctie (REC) in en
selecteer daarna BESTSHOT als de
opnamefunctie (pagina 50).
2.
Selecteer het gewenste Business Shot beeld
m.b.v. [̇] en [̈] en druk vervolgens op [SET].
3.
Opnemen van het beeld.
Hierdoor wordt een
scherm verkregen dat
alle onderwerpen in het
beeld weergeeft die
kwalificeren als
kandidaten voor keystone
(hoeksteen) correctie.
Er verschijnt een foutlezing (pagina 202) als de
camera geen geschikte kandidaat in beeld kan
vinden voor de keystone functie. Na enkele
ogenblikken zal het oorspronkelijke beeld zonder
aanpassingen opgeslagen worden in het geheugen.
93
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4.
Selecteer m.b.v. [̇] en [̈] de kandidaat die u
wilt corrigeren.
5.
Selecteer Correct
(corrigeren) m.b.v. [̆]
en [̄] en druk op
[SET].
Door Cancel
(annuleren) te selecteren
i.p.v. Correct
(corrigeren) wordt het
oorspronkelijke beeld
zonder aanpassingen
opgeslagen in het
geheugen.
BELANGRIJK!
Het maximal beeldformaat voor Business Shot
beelden is 1600
×
1200 beeldpunten zelfs als de
camera geconfigureerd is voor een groter
beeldformaat. Als de beeldinstelling kleiner is dan
1600
×
1200 beeldpunten worden beelden
opgenomen met het gespecificeerde formaat.
Gebruiken van de filmfunctie
U kunt filmpjes opnemen. Een enkel filmpje kan zo lang zijn
als de beschikbare geheugencapaciteit toelaat.
Bestandsformaat: AVI
Het AVI formaat voldoet aan het Motion JPEG formaat
dat wordt verbreid door de Open DML groep.
Beeldgrootte: 320
×
240 beeldpunten
Filmbestand grootte: ca. 300KB/seconde
Maximale filmlengte
Eén filmpje:
Zolang de beschikbare geheugencapaciteit dit toelaat.
Totale filmtijd:
30 seconden met het ingebouwde geheugen; 205
seconden met de 64MB SD geheugenkaart
LET OP
U kunt filmpjes weergeven die opgenomen zijn op
uw computer met de filmfunctie m.b.v. Windows
Media Player.
94
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Schakel de
opnamefunctie (REC)
in en selecteer
Movie (film) als de
opnamefunctie
(pagina 50).
Hierdoor wordt de
filmfunctie ingeschakeld
en verschijnt de
indicator op het
beeldscherm.
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 104) gebruiken
om de camera te configureren om de filmfunctie in te
schakelen telkens wanneer u op [̇] of [̈] drukt
tijdens de opnamefunctie (REC).
2.
Richt de camera op het
onderwerp en druk
daarna op de
sluitertoets.
De filmopname duurt
zolang de beschikbare
geheugencapaciteit dit
toelaat of totdat u de
opname stopt door
nogmaals op de
sluitertoets te drukken.
De resterende opnametijd wordt afgeteld en de
verstreken tijd loopt door op het beeldscherm terwijl
u aan het opnemen bent.
De optische zoom wordt uitgeschakeld als een
filmopnamefunctie wordt ingeschakeld. Alleen
digitale zoom is beschikbaar wanneer een
filmopname aan het plaats vinden is. Wilt u de
optische zoom gebruiken voor het opnemen van een
film, voer dan het zoomen uit voordat u begint met
het uitvoeren van de opname.
3.
Het filmbestand wordt in het geheugen
opgeslagen wanneer een filmopname voltooid
is.
BELANGRIJK!
De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie.
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd
nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden
verloren kunnen gaan. De indicaties en
REC
knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm
om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is
gegaan.
Filmopname indicator
Opnametijd
Resterende opnametijd
95
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van het histogram
U kunt de [DISP] toets gebruiken voor het tonen van een
histogram op het beeldscherm. Het histogram stelt u in staat
de belichtingsomstandigheden te controleren tijdens het
opnemen van beelden (pagina 31). U kunt ook het histogram
van een opgenomen beeld tonen tijdens de weergavefunctie
(PLAY).
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een
beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De
vertikale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de
horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het
histogram gebruiken om te bepalen of een beeld
schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en
verlichting (rechts) omvat om voldoende beelddetail tot
uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er om de
één of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de
EV verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om
de balans naar links of rechts te bewegen en zo een
betere balans te verkrijgen. Optimale belichting kan
worden verkregen door de belichting te corrigeren zodat
de grafiek zo veel mogelijk rond het midden is
geconcentreerd.
Een RGB histogram wordt ook weergegeven dat de
verdeling van R (rood), G (groen) en B (blauw) aangeeft.
Dit histogram kan gebruikt worden om te bepalen of er te
veel of te weinig van elk van de kleurcomponenten in het
beeld is.
LET OP
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 104) gebruiken
om de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [̇] of [̈] drukt tijdens een
opnamefunctie (REC). Doet u dit dan kunt de
belichtingscompansatie bijstellen tijdens het bekijken
van het in-beeld histogram (pagina 77).
Histogram
96
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Neigt het histogram te veel
naar links, dan betekent dit dat
er te veel donkere beeldpunten
zijn. Dit type histogram is het
resultaat van een beeld dat in
het algemeen te donker is. De
donkere gedeelten van het
beeld kunnen zelfs verduisterd
worden als het histogram te
ver naar links toe neigt.
Neigt het histogram te veel
naar rechts, dan betekent dit
dat er te veel lichte
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te licht is. De lichte gedeelten
van het beeld kunnen zelfs
geheel wit worden als het
histogram te ver naar rechts
toe neigt.
Een histogram dat in het
midden geconcentreerd is
duidt op een goede verdeling
van lichte en donkere
beeldpunten. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat over het geheel
genomen een optimale
helderheid heeft.
97
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als
toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u
voor een bepaald onderwerp niet precies deze
vormen kunt verkrijgen.
Een op het midden geconcentreerd histogram is
geen garantie voor optimale belichting. Het
opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht
zijn zelfs als het histogram rond het midden is
geconcenteerd.
U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie
verkrijgen door de beperkingen van de
belichtingscompensatie.
Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname
omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat
het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van
de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de
opname.
De histogram verschijnt niet wanneer u de
combinatiefunctie (Coupling Shot) (pagina 87) of de
vooropnamefunctie (Pre-shot) (pagina 89) gebruikt.
Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel
voor snapshots (fotos) aangegeven. Tijdens de
filmfunctie verschijnt enkel de verdelingshistogram
voor de luminantie op het beeldscherm.
Camera instellingen van de
opnamefunctie (REC)
Volgend zijn de instellingen die u kunt configureren voordat
u een beeld opneemt m.b.v. een opnamefunctie (REC).
ISO gevoeligheid
Meten
Kleurfiltratie
Scherpte
Verzadiging
Contrast
Raster aan/uit
Beeldcontrole aan/uit
Icoonhulp aan/uit
L/R toetsinstelling
Default instelling bij inschakelen
van de spanning
Terugstellen van de camera (reset)
LET OP
U kunt ook de hieronder beschreven instellingen
configureren. Zie de referentiepaginas voor nadere
informatie.
Grootte (pagina 67)
Kwaliteit (pagina 68)
Witbalans (pagina 78)
Autofocusbereik (pagina 72)
Flitsniveau (pagina 63)
Flitsassistent (pagina 63)
Digitale zoom (pagina 59)
98
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van de ISO gevoeligheid
U kunt de ISO gevoeligheidsinstelling veranderen voor
betere beelden op plaatsen waar de belichting laag is of
wanneer u een snelle sluitersnelheid wilt gebruiken.
De ISO gevoeligheid wordt uitgedrukt door waarden die
oorspronkelijk de lichtgevoeligheid uitdrukte van normale
fotografische film. Een hogere waarde geeft een grotere
gevoeligheid aan hetgeen beter is voor het maken van
opnamen wanneer de hoeveelheid beschikbaar licht
weinig is.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
ISO en druk daarna op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
Onder bepaalde omstandigheden kan een hoge
sluitersnelheid in combinatie met een hoge ISO
gevoeligheid leiden tot digitale ruis waardoor het
beeld er grof uitziet. Voor het maken van mooie
beelden van goede kwaliteit kunt u het beste de
laagst mogelijke ISO gevoeligheidsinstelling
gebruiken.
Het gebruik van een hoge ISO gevoeligheid in
combinatie met de flitser kan er bij het opnemen van
een onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp
onjuist belicht wordt.
LET OP
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 104)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de instelling voor de ISO gevoeligheid verandert
telkens wanneer u tijdens de opnamefunctie (REC)
op [̇] of [̈] drukt.
Om dit te verkrijgen:
Automatische
gevoeligheidsselectie
Voldoet aan ISO 64
Voldoet aan ISO 125
Voldoet aan ISO 250
Voldoet aan ISO 500
Selecteer deze instelling:
Auto (automatisch)
ISO 64
ISO 125
ISO 250
ISO 500
99
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de meetfunctie
Gebruik de volgende procedure om multi-patroon meten,
puntmeten of centrum-georiënteerd meten als
meetmethode te specificeren.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Metering (meten) en druk op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Multi (Multi-patroon meten)
Multi-patroon meten verdeelt het beeld in
raster onderdelen en meet het licht bij
elke sectie voor een gebalanceerde
belichtingaflezing. De camera bepaalt
automatisch de opname omstandigheden
in overeenkomst met de gemeten
lichtpatronen en stelt de
belichtingsinstelling daarmee in
overeenkomst af. Dit type meten voorziet
u van foutvrije belichtingsinstellingen
voor een groot bereik aan opname
omstandigheden.
Center weighted (Centrum-georiënteerd meten)
Centrum-georiënteerd meten concentreert
zich op het midden van het
scherpstelkader en meet het licht daar.
Gebruik deze meetmethode als u wat
controle wilt uitoefenen over de belichting zonder de
instellingen geheel over te laten aan de camera.
Spot (Puntmeten)
Puntmeten neemt aflezingen van een
bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze
meetmethode wanneer u de belichting
ingesteld wilt hebben op de helderheid van
een bepaald onderwerp zonder te worden beïnvloed
door omringende omstandigheden.
100
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de filterfunctie
Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van
een beeld veranderen tijdens het opnemen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Filter (filter) en druk daarna op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:
Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia, Red (rood), Green
(groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink (roze),
Purple (paars)
BELANGRIJK!
Door de filterfunctie van de camera te gebruiken
wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het
monteren van een kleurfilter op de lens.
BELANGRIJK!
Als Multi (multi-patroon meten) als meetmethode
wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures de
instelling voor de meetfunctie automatisch
veranderen zoals hieronder beschreven.
Door de belichtingscompensatie instelling (pagina
77) te veranderen naar een waarde anders dan 0.0
verandert de meetfunctie naar Center Weighted
(centrum-georiënteerd meten). Als u de de
belichtingscompensatie instelling terugverandert
naar 0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderen
naar Multi (multi-patroon meten).
101
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van kleurverzadiging
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te
regelen van het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Saturation (verzadiging) en druk daarna op
[̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Speciferen van de contourscherpte
Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de
contouren in het beeld te regelen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Sharpness (scherpte) en druk daarna op
[̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoge kleurverzadiging (intensiteit)
Normale kleurverzadiging (intensiteit)
Lage kleurverzadiging (intensiteit)
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
Om dit te verkrijgen:
Uitmuntende scherpte
Normale scherpte
Weinig scherpte
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
102
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
In- en uitschakelen van het in-beeld
raster
U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te
helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van
te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden
wordt.
Om dit te doen:
Toon het raster
Verberg het raster
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Grid (raster) en druk daarna op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Specificeren van het contrast
Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil
tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van
het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Contrast (contrast) en druk daarna op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Hoog contrast
Normaal contrast
Laag contrast
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
103
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
In- en uitschakelen van beeldcontrole
Beeldcontrole laat de door u opgenomen beelden zien op
het beeldscherm zodra u ze opneemt. Gebruik de volgende
procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Review (controleren) en druk vervolgens op
[̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Toon beelden op het beeldscherm
voor ongeveer een halve seconde
onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn
Toon geen beelden onmiddellijk nadat
ze opgenomen zijn
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
Gebruik van icoonhulp
Icoonhulp toont begeleidende tekst over een icoon
wanneer u deze selecteert op het beeldscherm tijdens een
opnamefunctie (REC) (pagina 28).
De icoonhulptekst wordt aangegeven voor de volgende
functies: Huidige opnamefunctie (REC), flitserfunctie,
scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner, meetfunctie.
Merk echter op dat de icoonhulptekst voor huidige
opnamefunctie (REC), witbalans en zelfontspanner enkel
verschijnt wanneer de opnamefunctie (REC Mode), de
witbalans (White Balance) of de zelfontspanner (Self-
timer) toegewezen is aan de [̇] en [̈] toetsen met de
toetsaanpassingsfunctie (pagina 104).
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Icon Help (icoonhulp) en druk vervolgens
op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk op [SET].
104
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Toewijzen van functies aan de [̇] en [̈]
toetsen
Een functie voor toetsaanpassing stelt u in staat de [̇]
en [̈] toetsen te configureren zodat deze de camera
instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden
tijdens de opnamefunctie (REC). Na het configureren van
de [̇] en [̈] toetsen kunt u de instellingen veranderen die
er aan zijn toegewezen zonder door het menuscherm te
lopen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
L/R Key (linker/rechter toets) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
Door één van de volgende instellingen te selecteren
verschijnen de icoon en de betreffende icoontekst
tijdelijk op het beeldscherm. Na enige tijd verdwijnen
de icoon en de tekst.
Flitserfunctie (automatisch) icoon (pagina 60)
Scherpstelfunctie (automatische
scherpstelling) icoon (pagina 70)
Witbalans
AWB
(automatisch) icoon (pagina 78)
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Toon begeleidende tekst wanneer u
een icoon selecteert op het
beeldscherm
Schakel icoonhulp uit
105
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning
Met het functiegeheugen van deze camera kunt u de
default instellingen bij inschakelen van de spanning
afzonderlijk instellen voor de opnamefunctie (REC),
flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalansfunctie, ISO
gevoeligheid, autofocusbereik, meetfunctie, zelfontspanner,
flitsintensiteit, digitale zoomfunctie, handmatige
scherpstelstand en zoompositie. Het inschakelen van het
functiegeheugen voor een bepaalde functie is een
boodschap aan de camera om de status te onthouden van
die functie wanneer u de camera uitschakelt om dezelfde
status opnieuw te verkrijgen wanneer de camera weer
ingeschakeld wordt. Wanneer het functiegeheugen
uitgeschakeld is, stelt de camera automatisch de
oorspronkelijke defaultinstellingen voor de betreffende
functie in die ingesteld waren in de fabriek.
De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het
functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt.
Wanneer u deze functie wilt toewijzen
aan de [̇] en [̈] toetsen:
Opnamefunctie
[̇] en [̈] gaan door de
opnamefunctie cyclus: Snapshot,
BESTSHOT (beste shot), Movie (film)
(pagina 50).
Belichtingscompensatie
[̇] verlaagt de compensatie, [̈]
verhoogt de compensatie (pagina 77).
Witbalansinstelling
[̇] en [̈] gaan door de
witbalansinstellingen (pagina 78).
ISO gevoeligheid
[̇] en [̈] gaan door de ISO
gevoeligheidsinstellingen (pagina 98).
Zelfontspannerfunctie
[̇] en [̈] gaan door de
zelfontspannerinstellingen (pagina 65).
Geen functie toegewezen
Selecteer deze
instelling:
REC Mode
(opnamefunctie)
EV Shift
(EV verschuiving)
White Balance
(witbalans)
ISO
(ISO gevoeligheid)
Self-timer
(zelfontspanner)
Off (uit)
106
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Memory (geheugen) tab m.b.v.
[̇] en [̈].
3.
Selecteer het item dat u wilt veranderen
m.b.v. [̆] en [̄] en druk vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel het functiegeheugen in
zodat de instellingen worden
herkregen bij inschakelen van
de spanning
Schakel het functiegeheugen
uit zodat de instellingen worden
teruggesteld bij inschakelen
van de spanning
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Functie
REC Mode
(opnamefunctie)
Flash (Flitser)
Focus (Scherpstellen)
White Balance
(Witbalans)
ISO
AF Area
(autofocusbereik)
Metering (meten)
Self-timer (Zelfontspanner)
Flash Intensity
(flitsintensiteit)
Digital Zoom
(Digitale zoom)
MF Position (MF stand)
Zoom Position
(Zoompositie)*
Aan
Instelling
wanneer de
camera
uitgeschakeld
is
Uit
Snapshot
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Spot (puntmeten)
Multi (multipatroon meting)
Off (Uit)
0
On (Aan)
Laatste autofocus stand
die van kracht was
voordat u
overschakelde op
handmatig scherpstellen
Wide Angel
(Breedhoek)
* Alleen de stand van de optische zoom wordt onthouden.
107
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Wanneer u verandert van voorbeelddëcorselectie
van de BESTSHOT functie of als u de camera
uitschakelt tijdens de BESTSHOT functie dan zullen
de instellingen (behalve voor REC mode en Zoom
position) geconfigureerd worden in overeenkomst
met de instelingen voor het BESTSHOT
voorbeelddécor wanneer u de camera opnieuw
inschakelt. Dit is zo ongeacht de aan/uit instelling
van het functiegeheugen.
Als u de camera uitschakelt tijdens de filmfunctie, zal
de flitser uitgeschakeld zijn wanneer u de camera
opnieuw inschakelt, ongeacht de aan/uit instelling
voor de flitser van het functiegeheugen.
Terugstellen (reset) van de camera
Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de
camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke
defaultwaarden zoals aangegeven bij Menureferentie op
pagina 192.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Reset (terugstellen) en druk
daarna op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om Reset (terugstellen)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) en druk op [SET] als
u deze procedure wilt annuleren zonder de camera
terug te stellen.
108
WEERGAVE
WEERGAVE
U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera
gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft
opgenomen.
Elementaire weergavebediening
Gebruik de volgende procedure om door bestanden te
bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen
zijn.
1.
Druk op [ ] (PLAY) om de
camera in te schakelen.
Hierdoor wordt de
weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld en verschijnt
een beeld of een boodschap
op het beeldscherm.
2.
Gebruik [̈] (voorwaarts) of [̇] (achterwaarts)
om door de bestanden te bladeren op het
beeldscherm.
[ ]
LET OP
Door [̇] of [̈] ingedrukt te houden wordt versneld
door de beelden gebladerd.
Om sneller bladeren door de weergavebeelden
mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk
verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere
kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het
werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na
het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij
beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale
camera.
109
WEERGAVE
Inzoomen op het weergegeven beeld
Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het
beeld dat zich op dat moment op het beeldscherm.
Inzoomen kan tot maximaal vier maal de oorspronkelijke
grootte worden uitgevoerd.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[̇] en [̈] om het gewenste beeld te tonen.
2.
Schuif de
zoomregelaar naar
om het beeld te
vergroten.
Dit toont een indicator die
de nuidige zoomfactor
laat zien.
U kunt d.m.v. de [DISP]
toets heen en weer
schakelen tussen
weergeven en niet
weergeven van de
zoomfactor.
3.
Verschuif het beeld d.m.v. [̆], [̄], [̇] en [̈]
naar boven, naar beneden, naar links of naar
rechts.
4.
Druk op [MENU] om het beeld terug te
brengen naar de oorspronkelijke grootte.
BELANGRIJK!
Op een filmbeeld kan niet worden ingezoomd.
Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het
opgenomen beeld kan het niet mogelijk om tot vier
maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een
beeld in de display.
Huidige zoomfactor
110
WEERGAVE
3.
Gebruik [̇] of [̈] om door de beelden te
bladeren en dat beeld te tonen waarvan de
afmetingen heraangepast dienen te worden.
4.
Gebruik [̆] of [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en klik dan op [SET].
Om dit te doen:
Heraanpassen tot
1600
×
1200
beeldpunten (UXGA)
Heraanpassen tot 1280
×
960
beeldpunten (SXGA)
Heraanpassen tot 640
×
480
beeldpunten (VGA)
Heraanpassen annuleren
Selecteer deze instelling:
1600
×
1200
1280
×
960
640
×
480
Cancel
Afmetingen van een beeld heraanpassen
U kunt de volgende procedure gebruiken om een beeld te
veranderen naar één van de drie volgende afmetingen.
1600
×
1200 beeldpunten UXGA maat
1280
×
960 beeldpunten SXGA maat
640
×
480 beeldpunten VGA maat
VGA is de optimale afmeting voor bijlagen aan e-mail
boodschappen of gebruik binnen webpaginas.
1.
Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Resize
(afmetingen
heraanpassen) en druk
daarna op [̈].
Merk op dat deze
bewerking alleen mogelijk
is wanneer een snapshot
beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
111
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Door de afmetingen van een beeld her aan te passen
wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het beeld
bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert. Het
bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook in het
geheugen.
Van beelden kleiner dan 640
×
480 beeldpunten
kunnen de afmetingen niet worden heraangepast.
Van beelden die opgenomen zijn in het 2816
×
1872
(3:2) beeldformaat kunnen de afmetingen niet
worden aangepast.
Van de beeldenv van de filmfunctie (Movie) kunnen
de afmetingen niet worden heraangepast.
Heraanpassen van de afmetingen wordt alleen
ondersteund voor beelden die opgenomen zijn met
deze camera.
Als de boodschap This function is not supported for
this file (deze functie wordt niet ondersteund voor dit
bestand) verschijnt, houdt dat in dat de afmetingen
van het huidige beeld niet kunnen worden
heraangepast.
De functie voor heraanpassen van de afmetingen kan
niet worden uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is
om het heraangepaste beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn
heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de
camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de afmetingen van het beeld heraangepast werden.
Trimmen van een beeld
Gebruik de volgende procedure wanneer u een bepaald
gedeelte van een vergroot beeld wilt trimmen en het
resterende deel van het beeld wilt gebruiken als e-mail
bijlage, enz.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[̇] en [̈ ] om door de beelden te bladeren en
het beeld te tonen dat u wilt tonen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Trimming
(trimmen) en druk
daarna op [̈].
Hierdoor wordt een
trimkader verkregen.
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
4.
Gebruik de zoomregelaar om het trimkader te
vergroten of te verkleinen.
De afmetingen van het trimkader hangen af van de
afmetingen van het beeld op de display.
112
WEERGAVE
5.
Gebruik om het trimkader te verplaatsen [̆],
[̄], [̇] en [̈] totdat het gebied van het beeld
dat u wilt extraheren zich binnen het kader
bevindt.
6.
Druk op [SET] om het deel van het beeld te
extraheren dat zich binnen het trimkader
bevindt.
Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven
moment toch wilt annuleren.
BELANGRIJK!
Door een beeld te trimmen wordt een nieuw bestand
gecreëerd dat het getrimde beeld bevat. Het bestand
met het oorspronkelijke beeld blijft ook in het
geheugen.
De grootte van het kader dat u kunt selecteren met het
trimgrens is beperkt bij kleinere beeldgroottes.
Voor een beeld met een grootte van 640
×
480
beeldpunten, kunt u de grootte van de trimgrens in het
geheel niet veranderen.
Van beelden die opgenomen zijn in het 2816
×
1872
(3:2) beeldformaat kunnen de afmetingen niet worden
aangepast.
Een filmfunctie beeld kan niet worden getrimd.
Een beeld dat opgenomen is met een ander model
camera kan niet worden getrimd.
Als de boodschap This function is not supported for
this file (deze functie wordt niet ondersteund voor dit
bestand) verschijnt, houdt dat in dat de afmetingen van
het huidige beeld niet kunnen worden getrimd.
Het trimmen kan niet worden uitgevoerd als er niet
genoeg ruimte in het geheugen is om het getrimde
beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via
het beeldscherm van de camera, geven de datum en
de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd werd.
113
WEERGAVE
BELANGRIJK!
U kunt een film niet herhaaldelijk weergeven. Om
een film meer dan eens weer te geven, dient u de
stappen van de bovenstaande procedure te
herhalen.
Om dit te doen:
Snel vooruit- of
achteruitspoelen van de film
Pauzeren en hervatten van
de film weergave.
Eén beeld vooruit- of
achteruit springen terwijl de
weergave is gepauzeerd.
De weergave annuleren.
Doe dit:
Houd [̇] of [̈] ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [̇] of [̈].
Druk op [MENU].
Weergeven van een film
Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven
die opgenomen werd met de filmfunctie.
1.
Gebruik tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) [̇] en [̈] om
door de beelden te
bladeren totdat de
gewenste film getoond
wordt.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt de weergave van de film gestart.
U kunt de volgende bediening uitvoeren terwijl de
film weergegeven wordt.
Filmicoon
114
WEERGAVE
Tonen van een 9-beelden scherm
Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden
tegelijkertijd op het beeldscherm.
1.
Schuif tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
zoomregelaar even naar ( ) en laat de
regelaar dan los.
Dit toont het 9-beelden scherm met een
selectiekader er om heen met in het midden het
beeld dat zich op het beeldscherm bevond in stap 2.
Zijn er minder dan negen beelden in het geheugen
dan worden ze weergegeven te beginnen vanaf de
linker bovenhoek. Het selectiekader bevindt zich bij
het beeld dat weergegeven werd voordat u
overschakelde naar het 9-beelden scherm.
2.
Gebruik [̆], [̄], [̇] en [̈] om het
selectiekader te verplaatsen naar het
gewenste beeld. Door op [̈] te drukken
terwijl het selectiekader zich in de
rechterkolom bevindt of op [̇] te drukken
terwijl het selectiekader zich in de
linkerkolom bevindt, wordt doorgebladert
naar het volgende scherm met 9-beelden.
2 3
17 18 19
20 1 2
345
678
91011
12 13 14
15 16 17
18 19 20
1
3.
Door op een willekeurige toets anders dan
[̆], [̄], [̇] en [̈] te drukken wordt een
volledige versie van het beeld op ware grootte
getoond van het beeld waar het selectiekader
zich bevindt.
Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het
geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt
weergegeven.
115
WEERGAVE
Tonen van het kalenderscherm
Gebruik de volgende procedure om een kalender van 1
maand te tonen. Elke dag toont het eerste bestand dat op
die dag was opgenomen wat het gemakkelijker maakt om
het gewenste bestand te vinden.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[̆] ( ).
2.
Gebruik [̆], [̄], [̇] en
[̈] om de datum-
selectiecursor te
verplaatsen.
Volg de procedure onder
Veranderen van de
datumopmaak op pagina
137 om het datumformaat
te specificeren.
Het getoonde bestand op
de kalender voor elke
dag is het eerste bestand
dat op die datum was
opgenomen.
Selecteren van een specifiek beeld in het
9-beelden scherm
1.
Toon het 9-beelden scherm.
2.
Gebruik om het
selectiekader te
verplaatsen [̆], [̄],
[̇] en [̈] totdat het
zich op het beeld
bevindt dat u wilt
bekijken.
3.
Door op een
willekeurige toets
anders dan [̆], [̄],
[̇] en [̈] te drukken
wordt het
geselecteerde beeld
getoond.
Dit toont de de versie
van het geselecteerde
beeld op ware grootte.
Selectiekader
Jaar/Maand
Datumselectiecursor
116
WEERGAVE
Door het indrukken van [̆] terwijl de
datumselectiecursor zich op de bovenste regel van
de kalender bevindt, wordt de vorige maand in beeld
verkregen.
Door het indrukken van [̄] terwijl de
datumselectiecursor zich op de onderste regel van
de kalender bevindt, wordt de volgende maand in
beeld verkregen.
Druk op [MENU] of op [DISP] om het
kalenderscherm te verlaten.
verschijnt in plaats van het beeld wanneer de
datum data bevat die niet kan worden getoond door
deze camera.
3.
Verplaats de datumselectiecursor naar de
datum en druk op [SET] om een vergrootte
versie te verkrijgen van het bestand van die
datum.
Dit toont het eerste bestand dat genomen was op de
geselecteerde datum.
Spelen van een Slideshow (diashow)
De Slideshow (diashow) speelt beelden automatisch af in
volgorde en met vaste tussenpauzes.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Slideshow (diashow) en druk vervolgens op
[̈].
117
WEERGAVE
3.
Configureer de instellingen voor de diashow.
Zie de aangegeven paginas voor nadere informatie.
4.
Gebruik [̆] en [̄] om Start (starten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de slideshow (diashow) gestart.
5.
Druk op [SET] om de slideshow (diashow) te
stoppen.
De diashow stopt ook automatisch nadat de
hoeveelheid tijd verstreken is die u specificeerde
voor Time (tijd).
Voor informatie aangaande
deze instelling:
Images (beelden)
Time (tijd)
Interval (tussenpauze)
Verwijs naar het volgende:
Specificeren van de
slideshow (diashow) beelden
op pagina 118.
Specificeren van de
slideshow (diashow) tijd op
pagina 119.
Specificeren van de
slideshow (diashow)
tussenpauze op pagina 119.
BELANGRIJK!
Merk op dat alle toetsen onbedienbaar zijn terwijl
een beeldverandering aan de gang is. Wacht totdat
een beeld stilstaat op het beeldscherm voordat u een
toets probeert te bedienen of houd de toets ingedrukt
totdat het beeld stil gaat staan.
Door tijdens de slideshow op [̇] te drukken wordt
teruggegaan naar het vorige beeld terwijl door
indrukken van [̈] doorgegaan wordt naar het
volgende beeld.
Wanneer de slideshow een filmbestand treft, wordt
de film eenmaal getoond waarna wordt doorgegaan
naar het volgende bestand.
Bij beelden die u van een andere digitale camera of
van een computer heeft gekopiëerd kan het ietwat
langer duren dan de gespecificeerde tussenpauzetijd
voordat ze verschijnen.
Als er indicators in de display zijn dan kunt u deze
uitzetten door op [DISP] te drukken (pagina 31).
Om de slideshow (diashow) instelling te annuleren
en het scherm te verlaten, selecteert u Cancel
m.b.v. [̆] en [̄] en drukt u daarna op [SET].
118
WEERGAVE
Specificeren van de slideshow (diashow)
beelden
1.
Gebruik [̆] en [̄] om Images (beelden) te
selecteren en druk vervolgens op [̈].
2.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om Start (starten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Dit start de diashow.
Om dit te doen:
Alle beelden in het beeldgeheugen in
de diashow tonen.
Toon een enkel beeld.
Alle beelden in de FAVORITE map
(pagina 126) in de diashow tonen.
Selecteer deze
instelling:
All images
(alle beelden)
One image
(één beeld)
Favorites
(favorieten)
Selecteren van een enkel beeld voor een
diashow
Wanneer u One image (één beeld) selecteert as het type
diashow dan zal de diashow enkel één beeld tonen zonder
dit te veranderen.
1.
Selecteer One image (één beeld) en druk
vervolgens op [̈].
2.
Gebruik [̇] en [̈] om door de beelden te
bladeren totdat het gewenste beeld zich op
het beeldscherm bevindt.
3.
Druk op [SET] om de
selectie te registreren
en terug te keren naar
het menuscherm.
Door op [MENU] te
drukken in plaats van op
[SET] wordt teruggegaan
naar het menuscherm
zonder de instelling te
registreren.
119
WEERGAVE
Specificeren van de slideshow (diashow)
tijd
1.
Gebruik [̆] en [̄] om Time (tijd) te
selecteren.
2.
Gebruik [̇] en [̈] om de gewenste
tijdinstelling te selecteren en druk vervolgens
op [SET].
U kunt de tijd specificeren van 1 tot en met 60
minuten.
3.
Gebruik [̆] en [̄] om Start (starten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de diashow gestart.
Specificeren van de slideshow (diashow)
tussenpauze
1.
Gebruik [̆] en [̄] om Interval
(tussenpauze) te selecteren.
2.
Gebruik [̇] en [̈] om de gewenste
tussenpauze instelling te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
U kunt MAX (maximaal) specificeren of een waarde
tussen 1 en 30 seconden als de tussenpauze.
Als MAX wordt geselecteerd als de pauze wordt
alleen het eerste beeld van filmbestanden
weergegeven.
3.
Gebruik [̆] en [̄] om Start (starten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de diashow gestart.
120
WEERGAVE
4.
Gebruik [̆] of [̄] om
Rotate (roteren) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het beeld
90° naar rechts
geroteerd.
5.
Druk nadat u klaar bent met het configureren
van de instellingen op [MENU] om het
instelscherm te verlaten.
BELANGRIJK!
U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt u
toch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerst
onbeveiligd te maken.
U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als het
opgenomen was met een ander type digitale camera.
U kunt filmbeelden niet roteren.
Roteren van het displaybeeld
Gebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden te
roteren en de rotatie informatie samen met het beeld te
registreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijd
getoond worden in de geroteerde oriëntatie.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Rotation (rotatie) en druk vervolgens op
[̈].
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [̇] en [̈] om door de beelden te
bladeren totdat het beeld dat u wilt roteren op
het beeldscherm te zien is.
121
WEERGAVE
Gebruik van beeldroulette
Beeldroulette circuleert de beelden zoals een munt- of
fruitautomaat op de display voordat één ervan stopt.
Wanneer u de beeldroulettefunctie inschakelt, zullen
beelden willekeurig op het scherm verschijnen. Eerst gaan
de beelden met hoge snelheid. Maar na verloop zullen de
beelden langzamer gebladerd worden totdat een enkel
beeld op het beeld stopt. Het beeld dat verschijnt is naar
willekeur gekozen.
1.
Houd terwijl de camera uitgeschakeld is de
[̇] toets ingedrukt terwijl u op [ ] (PLAY)
drukt om de camera in te schakelen.
Houd de [̇] toets ingedrukt totdat beelden op het
beeldscherm verschijnen.
Hierdoor wordt de beeldroulettefunctie ingeschakeld
die beelden over de display laat verschijnen en
verdwijnen waarbij er uiteindelijk één beeld blijft
staan.
2.
Door op de [̇] of [̈] toets te drukken wordt
de beeldroulettefunctie opnieuw gestart.
3.
Druk om beeldroulette uit te schakelen op de
[ ] (REC) toets om de opnamefunctie (REC)
in te schakelen of druk op de spanningstoets
om de camera uit te schakelen.
BELANGRIJK!
De beeldroulettefunctie geeft geen filmbestanden
weer.
De beeldroulettefunctie werkt niet wanneer er slechts
één beeld beschikbaar is.
Merk op dat de beeldroulettefunctie enkel werkt bij
beelden die opgenomen zijn met deze camera. De
beeldroulettefunctie kan mogelijk niet goed werken
wanneer er zich beelden van een ander type in het
geheugen bevinden.
Als u de beeldroulettefunctie niet opnieuw start
ongeveer een seconde nadat het laatste beeld
verschenen is dan zal de beeldroulettefunctie
automatisch geannuleerd en de normale
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld worden.
WISSEN VAN BESTANDEN
122
WISSEN VAN BESTANDEN
U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestanden
wissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden.
BELANGRIJK!
Merk op dat het wissen van bestanden niet
ongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestand
eenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Let
er dus goed op dat u een bestand echt niet meer
nodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldt
dit voor het wissen van alle bestanden - controleer
eerst alle bestanden voordat u deze handeling
uitvoert.
Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Om
een bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligd
te maken (pagina 125).
Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle
bestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina
126).
U kunt de procedures in dit hoofdstuk niet gebruiken
om beelden te wissen uit de FAVORITE map. Zie de
procedures op pagina 129 voor details aangaande
het wissen van de inhoud van de FAVORITE map.
Wissen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) op [̄] ( ).
2.
Gebruik [̇] of [̈] om door de bestanden te
bladeren totdat het te wissen bestand wordt
getoond.
3.
Gebruik [̆] of [̄] om Delete (wissen) te
selecteren.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
4.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere
bestanden te wissen, indien gewenst.
5.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
WISSEN VAN BESTANDEN
123
BELANGRIJK!
Als een bestand om een bepaalde reden niet gewist
kan worden verschijnt de boodschap This function is
not supported for this file (deze functie wordt niet
ondersteund voor dit bestand) wanneer u dat
bestand probeert te wissen.
Wissen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[̄] ( ).
2.
Gebruik [̆] of [̄] om All File Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [̆] of [̄] om Yes (ja) te selecteren.
Selecteer No (nee) om de wisfunctie te verlaten
zonder een bestand uit te wissen.
4.
Druk op [SET] om alle bestanden uit te
wissen.
De boodschap There are no files. (er zijn geen
bestanden) verschijnt op het scherm nadat alle
bestanden gewist zijn.
BEHEER VAN BESTANDEN
124
BEHEER VAN BESTANDEN
Dankzij de mogelijkheden van de camera voor
bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog
houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds
wissen en de gewenste bestanden opslaan in het
ingebouwde geheugen van de camera.
Mappen
Uw camera creëert automatisch mappen in het ingebouwde
flash-geheugen of op de geheugenkaart.
Geheugenmappen en -bestanden
Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in
een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt
maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het
geheugen houden. Mapnamen worden als volgt
gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van de 100ste map
Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten.
Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een
map, wordt automatisch de volgende map met het
volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden
als volgt gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand
Extensie
CIMG0026.JPG
Serienummer (4 cijfers)
De map- en bestandnamen die hier worden beschreven
verschijnen wanneer u mappen en bestanden via uw
computer bekijkt. Zie pagina 30 voor informatie
betreffendevoor informatie over hoe de camera map- en
bestandnamen aangeeft.
Het feitelijke aantal bestanden dat u op een
geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen
voor de beeldkwaliteit, de beeldgrootte, de
kaartcapaciteit, enz.
Zie voor details aangaande de mapstructuur
“Geheugenmapstructuur” op pagina 172.
100CASIO
Serienummer (3 cijfers)
BEHEER VAN BESTANDEN
125
Beschermen van bestanden
Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet
worden gewist (pagina 122). U kunt bestanden afzonderlijk
beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen
beveiligen door een enkele bedieningshandeling.
Beveiligen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Protect”
(beveiligen) en druk
daarna op [̈].
3.
Gebruik [̇] of [̈] om door de bestanden de
bladeren en dat beeld te tonen dat u wilt
beveiligen.
4.
Gebruik [̆] of [̄] om
“On” (aan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Een beveiligd bestand
wordt aangegeven door
het teken.
Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u
“Off” (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET].
5.
Druk op de [MENU] toets om het menuscherm
te verlaten.
BEHEER VAN BESTANDEN
126
Gebruik van de FAVORITE map
U kunt landschapfoto’s, foto’s van uw familie of andere
speciale beelden van een bestandsopslagmap (pagina
172) kopiëren naar de FAVORITE map in het ingebouwde
geheugen (pagina 172). Beelden in de FAVORITE map
worden niet getoond tijdens normale weergave om op die
manier persoonlijke foto’s privé te houden terwijl u ze toch
bij u kunt hebben. De beelden in de FAVORITE map
worden niet gewist wanneer u van geheugenkaart wisselt
zodat u de foto’s altijd bij de hand heeft.
Kopiëren van een bestand naar de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Favorites”
(favorieten) en druk op
[̈].
Beveiligen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Protect” (beveiligen) en druk daarna op [̈].
3.
Gebruik [̆] of [̄] om “All Files : On” (Alle
bestanden : aan) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op
[SET] in stap 3 zodat de instelling “All Files : Off”
(alle bestanden uit) laat zien.
4.
Druk op de [MENU] toets om het menuscherm
te verlaten.
BEHEER VAN BESTANDEN
127
LET OP
Door een beeldbestand volgens de bovenstaande
procedure te kopiëren wordt een beeld maat QVGA
van 320
×
240 beeldpunten naar de FAVORITE map
gekopieerd.
Een bestand dat naar de FAVORITE map wordt
gekopieerd krijgt automatisch een bestandnaam
toegewezen dat een serienummer is. Hoewel het
serienummer begint met 0001 en op kan lopen tot
9999, hangt de feitelijke bovengrens van het bereik
af van de capaciteit van het ingebouwde geheugen.
Denk eraan dat het maximale aantal beelden dat
opgeslagen kan worden in het ingebouwde
geheugen afhangt van de grootte van elk beeld en
van andere factoren.
BELANGRIJK!
Merk op dat een beeld dat naar de FAVORITE map
gekopieerd is en waar daarna de afmetingen van zijn
aangepast niet meer kan terugkeren naar het
oorspronkelijke formaat.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet naar
een geheugenkaart worden gekopieerd.
3.
Gebruik [̆] of [̄] om
“Save” (opslaan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de
namen van de
bestanden in het
ingebouwde geheugen
of op de ingelegde
geheugenkaart
getoond.
4.
Gebruik [̇] of [̈] om het bestand te
selecteren dat u naar de FAVORITE map wilt
kopiëren.
5.
Gebruik [̆] of [̄] om “Save” (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de getoonde bestanden naar de
FAVORITE map gelopieerd.
6.
Gebruik na het kopiëren van alle gewenste
bestanden [̆] en [̄] om “Cancel”
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
BEHEER VAN BESTANDEN
128
5.
Druk nadat u klaar bent met het bekijken van
de bestanden tweemaal op [MENU] om deze
functie te verlaten.
LET OP
Door [̇] of [̈] ingedrukt te houden wordt versneld
door de beelden gebladerd.
BELANGRIJK!
Merk op dat een FAVORITE map enkel gecreërd
wordt in het ingebouwde geheugen van de camera.
Er wordt geen FAVORITE map gecreëerd op een
geheugenkaart mocht u die gebruiken. Als u de
inhoud van de FAVORITE map op het beeldscherm
van een computer wilt bekijken dient u eerst de
geheugenkaart (als u die gebruikt) uit de camera te
verwijderen voordat u de USB kabel aansluit om het
overbrengen van data te beginnen (pagina’s 160,
166).
Tonen van een bestand in de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Favorites” (favorieten) en druk op [̈].
3.
Gebruik [̆] of [̄] om “Show” (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
De boodschap “No Favorites File!” (geen favouriet
bestand) verschijnt als de FAVORITE map leeg is.
4.
Gebruik [̈]
(voorwaarts) of [̇]
(achterwaarts) om door
de bestanden in de
FAVORITE map te
bladeren.
Bestandsnaam
FAVORITE (favorite) mapicoon
BEHEER VAN BESTANDEN
129
Wissen van een bestand uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Favorites” (favorieten) en druk op [̈].
3.
Gebruik [̆] of [̄] om “Show” (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [̄] ( ).
5.
Gebruik [̇] of [̈] om het bestand te
selecteren dat u uit de FAVORITE map wilt
wissen.
6.
Gebruik [̆] of [̄] om “Delete” (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer “Cancel” (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
7.
Gebruik na het wissen van alle gewenste
bestanden [̆] en [̄] om “Cancel”
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
Wissen van alle bestanden uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Favorites” (favorieten) en druk op [̈].
3.
Gebruik [̆] of [̄] om “Show” (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [̄] ( ).
5.
Gebruik [̆] en [̄] om “All File Delete” (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk dan
op [SET].
BELANGRIJK!
U kunt de Standard bedieningshandelingen voor
wissen op pagina 122 niet gebruiken om beelden uit
de FAVORITE map te wissen. Echter door
formatteren van het geheugen (pagina 143) worden
de bestanden in de FAVORITE map gewist.
ANDERE INSTELLINGEN
130
ANDERE INSTELLINGEN
Specificeren van de bestandsnaam
serienummer generatiemethode
Gebruik de volgende procedure om de methode te
specificeren voor het genereren van het serienummer dat
gebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 124).
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of
tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “File No.” (bestandsnaam) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Verander de instelling m.b.v. [̆] en [̄] en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Continue
(voortzetten)
Reset
(terugstellen)
Om dit te doen voor een juist
opgeslagen bestand:
Sla het laatste gebruikte
bestandnummer op en verhoog dit
met één ongeacht of bestanden
uitgewist zijn of de geheugenkaart
door een nieuwe werd vervangen.
Zoek het hoogste bestandnummer in
de huidige map op en verhoog het
met één.
In- en uitschakelen van de toetstoon
Gebruik de volgende procedure om de toon die klinkt bij
indrukken van een toets in of uit te schakelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of
tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “Beep” (pieptoon) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Verander de instelling m.b.v. [̆] en [̄] en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Schakel de toetstoon in
Schakel de toetstoon uit
ANDERE INSTELLINGEN
131
Specificeren van een beeld voor het
beginscherm
U kunt een opgenomen beeld specificeren als het beeld voor
het beginscherm, waardoor dit voor ongeveer 2 seconden
op het beeldscherm verschijnt telkens wanneer u de camera
inschakelt. Door op de spanningstoets of op [ ] (REC) te
drukken. Het beginscherm verschijnt niet wanneer u [ ]
(PLAY) indrukt om de camera in te schakelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of
tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “Startup” (start) en druk vervolgens
op [̈].
3.
Toon m.b.v. [̇] en [̈] het beeld dat u wilt
gebruiken voor het beginscherm.
4.
Verander de instelling m.b.v. [̆] en [̄]en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Gebruik het beeld dat op het
moment wordt getoond als het
beginschermbeeld
Schakel het beginscherm uit
BELANGRIJK!
U kunt elk van de volgende types beelden selecteren
als het startbeeldscherm.
Het ingebouwde beeld van de camera
Een snapshot dat u met de camera opnam
Een film die u met de camera opnam maar
waarvan de bestandgrootte kleiner is dan de
hoeveelheid ongebruikte ruimte in het
ingebouwde geheugen.
Het snapshot beeld of het filmpje dat u als het
beginschermbeeld selecteert, wordt opgeslagen in
het ingebouwde geheugen van de camera. Er kan
per keer slechts één beeld opgeslagen zijn in het
beginschermbeeldgeheugen. Als een nieuw
beginschermbeeld wordt geselecteerd, zal dat
nieuwe beeld het eerdere beeld uit het
beginschermbeeldgeheugen verdringen. Daarom
dient u een gescheiden kopie van het beeld in het
standaard beeldopslaggeheugen van de camera te
hebben opgeslagen als u naar een eerder
beginschermbeeld wilt teruggaan. Merk op dat het
niet mogelijk is een beeld uit het
beginschermbeeldgeheugen kunt wissen. U kunt het
enkel vervangen door een ander (nieuw) beeld.
Het oorspronkelijke startbeeld wordt gewist wanneer
het geheugen wordt geformatteerd (pagina 143).
ANDERE INSTELLINGEN
132
Configureren van de instellingen voor het
spanningsuitschakelbeeld
Met de spanningsuitschakelbeeldfunctie kunt u de camera
zodanig configureren dat bij het uitschakelen van de
spanning een bepaalde snapshot of een filmpje verschijnt
die in het beeldgeheugen van de camera opgeslagen ligt.
U kunt een foto of een filmpje specificeren als het
spanningsuitschakelbeeld.
De instellingen voor het
spanningsuitschakelbeeld configureren
1.
Gebruik de USB kabel om de camera aan te
sluiten op uw computer (pagina 160).
2.
Verplaats de beelddata die u wenst te
gebruiken als spanning-uitvalbeeld tot
bovenaan de bovenmap van het ingebouwde
flash-geheugen van de camera.
De bestandnaamextensie wordt niet weergegeven
als uw computer zodanig geconfigureerd is dat hij de
bestandnaamextensies verbergt.
Voorbeeld: CIMG0001
Als het spanningsuitschakelbeeld op een
geheugenkaart opgeslagen ligt, let er dan op het
beeld te kopiëren naar het ingebouwde geheugen
voordat u de geheugenkaart uit de camera haalt.
3.
Verander de naam van het bestand tot één
van de volgende.
Beeld van een snapshot: ENDING.JPG
Filmbeeld: ENDING.AVI
Het is niet nodig de bestandnaamextensie (JPG of
AVI) in te voeren als uw computer geconfigureerd is
om bestandnamen te verbergen.
Bestandnaam: ENDING
Uw camera is nu geconfigureerd om het spanning-
uitvalbeeld weer te geven. Dit beeld zal telkens
verschijnen wanneer u de spanningstoets indrukt om
de camera uit te schakelen. Het spannings-
uitvalbeeld verschijnt ongeacht of de camera al dan
niet een geheugenkaart bevat.
ANDERE INSTELLINGEN
133
BELANGRIJK!
Er kunnen uitsluitend snapshot- (JPEG) of
filmbestanden (AVI) gebruikt worden als het
spanningsuitschakelbeeld.
Merk op dat de spanningsuitschakelbeeldfunctie
enkel werkt bij beelden die opgenomen zijn met deze
camera. De spanningsuitschakelbeeldfunctie kan
mogelijk niet goed werken wanneer er een ander
type beeld gespecificeerd is als het
spanningsuitschakelbeeld.
Het formatteren van het flash-geheugen van de
camera wist het spanningsuitschakelbeeld uit
(pagina 143).
Wanneer zowel een stilbeeld als een film
beschikbaar is als het spanningsuitschakelbeeld, zal
de film gebruikt worden.
Merk op dat de spanningsuitschakelbeeldfunctie niet
onderbroken kan worden wanneer hij eenmaal in
werking is gesteld. Daarom is het verstandig een
relatief korte film te selecteren als u een filmbestand
selecteerd als spanningsuitschakelbeeld.
Uitschakelen van de
spanningsuitschakelbeeldfunctie
1.
Gebruik de USB kabel om de camera aan te
sluiten op uw computer (pagina 160).
2.
Verander de naam van het huidige
spanningsuitschakelbeeld van ENDING.JPG
of ENDING.AVI naar iets anders of wis het
huidige spanningsuitschakelbeeld uit het
flash-geheugen.
ANDERE INSTELLINGEN
134
Gebruiken van het alarm
U kunt maximaal drie alarmtijden configureren die de
camera een pieptoon laat geven en een gespecificeerd
beeld laat zien op het tijdstip dat u specificeerde.
U kunt maximaal drie alarmtijdens configureren die
“Alarm 1”, “Alarm 2” en “Alarm 3” heten.
Instellen van een alarm
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab en
selecteer “Alarm” en druk vervolgens op [̈].
3.
Selecteer m.b.v. [̆] en [̄] het alarm
(1, 2 of 3) waarvan u de instelling wilt
configureren en druk daarna op [̈].
4.
Selecteer m.b.v. [̇] en [̈] de instelling die u
wilt veranderen en verander de geselecteerde
instelling m.b.v. [̆] en [̄].
U kunt een alarmtijd instellen en het alarm
configureren om af te gaan ofwel slechts één keer
(Once) ofwel op hetzelfde tijdstip elke dag (Daily). U
kunt het alarm ook in- en uitschakelen.
5.
Druk op [DISP].
U kunt op [SET] drukken in plaats van op [DISP] als
u het alarm wilt configureren zonder beeld.
6.
Selecteer m.b.v. [̇] en [̈] het décor dat u
wilt laten verschijnen op de alarmtijd en druk
daarna op [SET].
7.
Druk op [SET] nadat alle instellingen naar
wens zijn.
ANDERE INSTELLINGEN
135
Stoppen van het alarm
Als een alarmtijd bereikt wordt terwijl de camera
uitgeschakeld is, zal het alarm voor ongeveer één minuut
afgaan (of totdat u het alarm afzet) waarna de camera
ingeschakeld wordt. Om het alarm te stoppen nadat het
begonnen is kunt u op willekeurige welke toets drukken.
BELANGRIJK!
Merk op dat het alarm niet afgaat als de alarmtijd
bereikt wordt terwijl aan minstens één van de
volgende voorwaarden voldaan wordt.
Terwijl de camera ingeschakeld is.
Terwijl USB datacommunicatie aan de gang is.
Instellen van de klok
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om een
thuistijdzone te selecteren en om de instellingen voor de
datum en de tijd te veranderen. Als u enkel de tijd- en
datuminstellingen wilt veranderen zonder de thuistijdzone
te veranderen, voer dan alleen de procedures uit onder
“Instellen van de huidige tijd en datum” (pagina 137).
BELANGRIJK!
Let erop dat u de thuistijdzone (de zone waar u zich
op het moment bevindt) selecteert voordat u de
instellingen verandert voor de tijd en de datum.
Anders zullen de instellingen voor de tijd en de
datum automatisch veranderen wanneer u een
andere tijdzone selecteert.
ANDERE INSTELLINGEN
136
Selecteren van uw thuistijdzone
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk
vervolgens op [̈].
Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone
aangegeven.
3.
Gebruik [̆] en [̄] om “Home” (thuistijd) te
selecteren en druk daarna op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om “City” (stad) te
selecteren en druk vervolgens op [̈].
5.
Gebruik [̆], [̄], [̇] en [̈] om de het
geografische gebied te selecteren dat de
plaats bevat die u wenst voor de thuistijdzone
en druk vervolgens op [SET].
6.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk na het selecteren van de gewenste stad
op [SET] om de bijbehorende zone als uw
thuistijdzone te registreren.
ANDERE INSTELLINGEN
137
Veranderen van de datumopmaak
U kunt een selectie maken uit drie verschillende opmaken
van het tonen van de datum.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of
tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “Date Style” (datumstijl) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Druk op [̆] en [̄] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2004
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
04/12/24
24/12/04
12/24/04
Instellen van de huidige tijd en datum
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of
tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “Adjust” (bijstellen) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Stel de huidige tijd en de tijd in.
Doe dit:
Druk op [̆] en [̄].
Druk op [̇] en [̈].
Druk op [DISP].
Om dit te doen:
Veranderen van de instelling op de
plaats waar de cursor zich bevindt
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
4.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om ze te registreren en het
instelscherm te verlaten.
ANDERE INSTELLINGEN
138
Gebruiken van wereldtijd
U kunt het wereldtijdscherm gebruiken om een tijdzone te
bekijken die anders is van de thuistijdzone wanneer u op
vakantie gaat, enz. De wereldtijd kan de tijd tonen voor 162
steden en 32 tijdzones.
Tonen van het wereldtijdscherm
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of
tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk
vervolgens op [̈].
Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone getoond.
3.
Druk op [̆] en [̄] om “World” (wereld) te
selecteren.
4.
Druk nogmaals op [SET] om het instelscherm
te verlaten.
Selecteer dit:
Home (thuistijd)
World (wereldtijd)
Om dit te doen:
Toon de tijd in uw thuistijdzone
Toon de tijd in de zone die op dat
moment geselecteerd is op het
wereldtijdscherm.
Configureren van wereldtijdinstellingen
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of
tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk
vervolgens op [̈].
Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone getoond.
3.
Druk op [̆] en [̄] om “World” (wereld) te
selecteren en druk vervolgens op [̈].
4.
Druk op [̆] en [̄] om “City” (stad) te
selecteren en druk vervolgens op [̈].
5.
Selecteer m.b.v. [̆],
[̄], [̇] en [̈ ] het
gewenste geografische
gebied en druk
vervolgens op [SET].
ANDERE INSTELLINGEN
139
6.
Druk op [̆] en [̄] om
de gewenste stad te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de huidige
tijd getoond in de stad die
u selecteerde.
7.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om de instellingen toe te passen en het
instelscherm te verlaten.
Configureren van de
zomertijdinstellingen (DST)
Zomertijd wordt gebruikt in bepaalde gebieden om de
huidige instelling van de tijd één uur vooruit te zetten
tijdens de zomermaanden.
Het gebruik van zomertijd hangt samen met plaatselijke
gebruiken en de wetgeving.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of
tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk
vervolgens op [̈].
Hierdoor wordt de huidige instellingen van de
wereldtijd getoond.
3.
Druk op [̆] en [̄] om “World” (wereld) te
selecteren en druk vervolgens op [̈].
Selecteer “Home” (thuis) als u de instellingen voor de
thuistijd wilt configureren.
4.
Gebruik [̆] en [̄] om “DST”
(zomertijdinstelling) te selecteren en druk
vervolgens op [̈].
ANDERE INSTELLINGEN
140
Veranderen van de displaytaal
U kunt de volgende procedure gebruiken om één van de
onderstaande tien talen te selecteren als de displaytaal.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of
tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “Language” (taal) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Druk op [̆], [̄], [̇] en [̈] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
: Japans
English : Engels
Français : Frans
Deutsch : German
Español : Spaans
Italiano : Italiaans
Português : Portugees
: Chinees (complex)
: Chinees (vereenvoudigd)
: Koreaans
5.
Druk op [̆] en [̄] om de gewenste
zomertijdinstelling (DST) te selecteren.
Selecteer dit:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Zet de huidige tijdinstelling een uur vooruit.
Toon de huidige tijd zoals hij werkelijk is
6.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET].
Hierdoor wordt de huidige tijd getoond
overeenkomstig uw instelling.
7.
Druk nogmaals op [SET] om het instelscherm
te verlaten.
ANDERE INSTELLINGEN
141
Veranderen van het protocol van de USB
poort
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om het
communicatieprotocol te veranderen van de USB poort van
de camera wanneer u aansluit op een computer, een
printer of op een ander toestel. Selecteer het protocol dat
past bij het toestel waarop u aansluit.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “USB” en druk vervolgens op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)*
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT (pagina 154)
Printer compatibel met PictBridge
(pagina 154)
* “PTP” is de afkorting van “Picture Transfer Protocol”
(Protocol voor het overzenden van beelden).
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
ANDERE INSTELLINGEN
142
Configureren van de [ ] (REC) en [ ]
(PLAY) toets en spanning aan/uit functies
U kunt de volgende procedure gebruiken om de [ ] (REC)
en de [ ] (PLAY) toetsen te configureren zodat de
spanning in- of uitgeschakeld wordt telkens bij indrukken
van deze toetsen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “REC/PLAY” (opname/weergave) en
druk daarna op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
Wanneer de stand “Power On/Off” (spanning aan/uit)
geselecteerd is, wordt de camera uitgeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) tijdens de opnamefunctie
(REC) of bij indrukken van
[ ]
(PLAY)
tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Bij indrukken van [ ] (REC) tijdens de
weergavefunctie (PLAY). Wordt overgeschakeld naar
de opnamefunctie (REC) terwijl bij indrukken van
[ ]
(PLAY)
tijdens de opnamefunctie (REC) naar de
weergavefunctie (PLAY) wordt geschakeld.
LET OP
De oorspronkelijke defaultinstelling is “Power On”
(spanning aan).
Selecteer deze
instelling:
Power On
(spanning aan)
Power On/Off
(spanning aan/uit)
Disable
(niet geactiveerd)
Om deze bewerking te configureren:
De spanning wordt ingeschakeld bij
indrukken van [
] (REC) of [ ]
(PLAY) (maar wordt niet uitgeschakeld)
De spanning wordt in- of uitgeschakeld
bij indrukken van [
] (REC) tijdens
de opnamefunctie (REC) of bij
indrukken van [
] (PLAY) tijdens de
weergavefunctie (PLAY)
De spanning wordt niet in- of
uitgeschakeld bij indrukken van [
]
(REC) of [
] (PLAY)
ANDERE INSTELLINGEN
143
Formatteren van het ingebouwde geheugen
Mocht u het ingebouwde geheugen formatteren dan wordt
alle opgeslagen data uitgewist.
BELANGRIJK!
Merk op dat data die gewist is door formatteren niet
meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u
geen enkele data in het geheugen nodig heeft
voordat u het gaat formatteren.
Het formatteren van het geheugen wist alle
bestanden uit het geheugen, inclusief bestanden uit
de FAVORITE map (pagina 126), beveiligde
bestanden (pagina 125), BESTSHOT
gebruikersinstellingen (pagina 85), het startbeeld
(pagina 131) en het spanningsuitschakelbeeld
(pagina 132).
1.
Controleer dat er geen geheugenkaart in de
camera geladen is.
Mocht er zich toch een geheugenkaart in de camera
bevinden, verwijder deze dan (pagina 146).
2.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of
tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
3.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “Format” (formatteren) en druk
vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de “Format”
(formatteren) te selecteren en druk daarna op
[SET].
Selecteer “Cancel” (annuleren) om de formatteerfunctie
te verlaten zonder te formatteren.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
144
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
U kunt de opslagmogelijkheden van
uw camera uitbreiden door een los
verkrijgbare geheugenkaart (SD
geheugenkaart of MultiMediaCard)
te gebruiken. U kunt ook bestanden
kopiëren van het ingebouwde flash-
geheugen naar een geheugenkaart
en van een geheugenkaart naar
flashgeheugen.
Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het flash-
geheugen. Wanneer u echter een geheugenkaart
insteekt, zal de camera automatisch bestanden op de
kaart opslaan.
Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in het
ingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in de
camera gestoken is.
BELANGRIJK!
Gebruik bij deze camera enkel een SD
geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC). Voor
andere types kaarten wordt een juiste werking niet
gegarandeerd.
Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaart
voor informatie hoe u deze kunt gebruiken.
Bepaalde types kaarten kunnen de
verwerkingssnelheid afremmen.
SD geheugenkaarten hebben een
schrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt gebruiken
voor beveiliging tegen onverhoeds uitwissen van
beelddata. Merk echter op dat als u een SD
geheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging dient
te verwijderen telkens wanneer u op de kaart wilt
opnemen, hem wilt formatteren of eventueel
bestanden wilt uitwissen.
Elektrostatische lading, elektrische storing en andere
fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data
beschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg er
altijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data op
andere media te backuppen (CD-R, CD-RW, MO
disk, harde schijf van een computer, enz.)
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
145
2.
Plaats de
geheugenkaart zodanig
dat de achterkant in
dezelfde richting wijst
als het monitorscherm
van de camera en
schuif de kaart
vervolgens in de
kaartgleuf. Schuif de
kaart geheel in totdat
deze met een
klikgeluid stevig op
zijn plaats zit.
3.
Sluit het
batterijencompartimentdeksel
en schuif het vervolgens in
de door de pijl aangegeven
richting.
Gebruiken van een geheugenkaart
BELANGRIJK!
Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u
een geheugenkaart insteekt of verwijdert.
Let er op dat u de camera in de juiste richting
insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de
sleuf te drukken terwijl u weerstand voelt.
Insteken van een geheugenkaart in de
camera
1.
Druk tegen het
batterijencompartimentdeksel
aan de onderkant van de
camera, schuif het deksel in
de door de pijl aangegeven
richting en open het dan.
AchterkantVoorkant
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
146
Formatteren van een geheugenkaart
Mocht u een geheugenkaart formatteren dan wordt alle
data uitgewist die is opgeslagen op de kaart.
BELANGRIJK!
Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaart
altijd de camera. Formatteren van een
geheugenkaart kan ook met een computer worden
uitgevoerd maar dat zal dataverwerking door de
camera vertragen. Bij een SD kaart, als u deze op
een computer geformatteerd wordt, kan dit er toe
leiden dat de kaart niet meer voldoet aan het SD
formaat, problemen veroorzaken met de
compatibiliteit en andere problemen met de werking.
Merk op dat data die gewist is door formatteren van
een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen.
Controleer dus dat u geen enkele data op de
geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat
formatteren.
Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
bestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn
(pagina 125).
BELANGRIJK!
Steek nooit een ander voorwerp dan een
geheugenkaart in de kaartsleuf van de camera. Dit
kan namelijk schade toebrengen aan zowel de
camera als de kaart.
Mocht water of een ongepast voorwerp ooit de
kaartgleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk
de camera uit, verwijder de batterijen en neem
contact op met de dealer of met de dichtstbijzijnde
erkende CASIO onderhoudswerkplaats.
Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de
bedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor kan het
opslaan van een bestand namelijk mislukken en zelfs
schade toegebracht worden aan de geheugenkaart.
Verwijderen van een geheugenkaart uit
de camera
1.
Druk de geheugenkaart in
de richting van de camera
en laat hem dan los.
Hierdoor komt de kaart
gedeeltelijk uit de camera.
2.
Trek de geheugenkaart uit de sleuf.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
147
Voorzorgsmaatregelen voor de
geheugenkaart
Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan
zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw
gerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer
dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de
camera op een plaats ver van uw huis of kantoor
gebruikt.
Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren
voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of
wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn
van abnormale beelden.
Naarmate u meer data opneemt op en wist van een SD
geheugenkaart, verliest deze langzamerhand het
vermogen om data te behouden. Het wordt daarom
aanbevolen om SD geheugenkaarten geregeld te
formatteren.
Let er op een nieuwe set batterijen in te leggen voordat u
start met de formatteerbewerking. Mocht de stroom
namelijk uitvallen tijdens het formatteren dan kan dit
onjuist formatteren van de disk tot gevolg hebben maar
bovendien de geheugenkaart beschadigen en
onbruikbaar maken.
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in. Schakel vervolgens de
opnamefunctie (REC) in en druk op de
[MENU] toets.
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Format (formatteren) en druk
vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] of [̄] om Format (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
148
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Copy
(kopiëren) en druk
vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] of [̄] om Built-in Card
(ingebouwd geheugen geheugenkaart) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy....Please Wait... (bezig....wachten
a.u.b. ...) getoond.
Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldscherm
het laatste bestand in de map.
Kopiëren van bestanden
Gebruik de onderstaande procedures om bestanden tussen
het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart te
kopiëren.
BELANGRIJK!
Enkel snapshots en filmbestanden die met deze
camera zijn opgenomen kunnen worden gekopiëerd.
Andere bestanden kunnen niet worden gekopiëerd.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet
worden gekopieerd.
Kopiëren van alle bestanden in het
ingebouwde geheugen naar een
geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in. Schakel de
weergavefunctie (PLAY) in en druk op
[MENU].
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
149
Kopiëren van een specifiek bestand van
een geheugenkaart naar het ingebouwde
geheugen
1.
Voer de stappen 1 tot en met 3 van de
procedure onder Kopiëren van alle
bestanden in het ingebouwde geheugen naar
een geheugenkaart uit.
2.
Gebruik [̆] of [̄] om Card Built-in
(geheugenkaart ingebouwd geheugen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [̇] of [̈] om het bestand te
selecteren dat u wilt kopiëren.
4.
Gebruik [̆] of [̄] om Copy (kopiëren) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.Please Wait…” (bezig....wachten
a.u.b. ...) getoond.
Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldscherm
nadat het kopiëren voltooid is.
Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueel
andere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is.
5.
Druk op [MENU] om de kopieerfunctie te
verlaten.
LET OP
Bestanden worden gekopieerd naar de map in het
ingebouwde geheugen waarvan de naam het
grootste nummer heeft.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
150
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
Een digitale camera geeft u een aantal verschillende
methoden voor het afdrukken van de beelden die hij heeft
opgenomen. De drie belangrijkste afdrukmethoden worden
hieronder beschreven. Gebruik de methode die het beste
past bij uw behoefte.
Professionele afdrukdienst
Met de DPOF functie van de camera kunt u specificeren
welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt
hebben. Zie DPOF (pagina 151) voor nadere details.
Direct afdrukken met een printer die
uitgerust is met een kaartgleuf of die USB
DIRECT-PRINT of PictBridge ondersteunt
Gebruik de DPOF functie van de camera om de beelden te
specificeren die u wilt afdrukken en om te specificeren
hoeveel kopieën u wilt laten afdrukken. Om de beelden
vervolgens af te drukken kunt u de geheugenkaart in de
printer steken die voorzien is van een kaartgleuf of u kunt
de camera aansluiten op een printer die USB DIRECT-
PRINT of PictBridge ondersteunt. Zie DPOF (pagina 151)
en Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT
(pagina 154) voor nadere details.
Afdrukken met een computer
Windows gebruikers
De camera wordt geleverd met de Photo Loader en
Photohands applicaties (pagina 184) die op een Windows
computer geïnstalleerd kunnen worden voor het
oversturen, het beheren en het afdrukken van beelden. Zie
Bekijken van beelden met een computer (pagina 160) en
Installeren van de software van de CD-ROM (pagina 183)
voor nadere details.
BELANGRIJK!
Zie de paginas waaraan gerefereerd wordt in de
bovenstaande informatie voor nadare toelichting over
het aansluiten van de camera op een computer. De
procedures voor het beheren van beelden worden in
de volgende paginas van dit hoofdstuk gegeven.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
151
Macintosh gebruikers
De camera wordt geleverd met Photo Loader voor
Macintosh die geïnstalleerd kan worden voor het
oversturen en het beheren van beelden maar niet voor het
afdrukken ervan. Gebruik los in de handel verkrijgbare
software voor het afdrukken van de beelden met een
Macintosh. Zie Bekijken van beelden met een computer
(pagina 160) en Installeren van de software van de CD-
ROM (pagina 183) voor nadere details.
BELANGRIJK!
Zie de referentiepaginas hierboven voor informatie
aangaande hoe u de camera aan kunt sluiten op uw
Macintosh. Procedures voor beeldbeheer komen in
de volgende paginas van dit hoofdstuk aan bod.
DPOF
De letters DPOF zijn de afkorting van Digital
Print Order Format hetgeen een formaat is
voor opnemen op een geheugenkaart of een
ander medium met informatie welke digitale
camerabeelden afgedrukt dienen te worden
en hoeveel kopieën.
Daarna kunt u op een DPOF-compatibele
printer of bij een professionele drukkerij
afdrukken maken overeenkomstig de
instellingen voor de bestandsnaam en het
aantal kopieën zoals opgeslagen is op de
kaart.
Met deze camera kunt u beelden selecteren door ze te
bekijken via het beeldscherm zonder dat het nodig is dat u
de bestandnamen en hun locatie in het geheugen, enz.
dient te onthouden.
DPOF instellingen
Bestandsnaam,
aantal kopieën,
datum
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
152
5.
Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [̆] en
[̄].
U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal
kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt
wilt hebben.
6.
Druk op [DISP] zodat
12
12
1
wordt getoond om
datumafstempeling voor de afdrukken in te
schakelen.
12
12
1
geeft aan dat tijdsvastlegging (date stamping)
ingeschakeld is.
Druk op [DISP] zodat
12
12
1
niet wordt getoond om de
datumafstempeling uit te schakelen.
Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u andere
beelden wilt configureren voor het afdrukken.
7.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor een enkel beeld
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer DPOF en
druk vervolgens op
[̈].
3.
Selecteer Select images (selecteer beelden)
m.b.v. [̆] en [̄] en druk daarna op [̈].
4.
Toon het te gewenste
beeld m.b.v. [̇] en [̈].
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
153
5.
Druk op [DISP] zodat
12
12
1
wordt getoond om
datumafstempeling voor de afdrukken in te
schakelen.
12
12
1
geeft aan dat datumafstempeling (date stamping)
ingeschakeld is.
Druk op [DISP] zodat
12
12
1
niet wordt getoond om de
datumafstempeling uit te schakelen.
6.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
BELANGRIJK!
Brengt u een geheugenkaart naar een professionele
afdrukdienst vergeet dan niet te vertellen dat de
kaart DPOF instellingen bevat met informatie over
het aantal afdrukken. Als u die informatie niet
doorgeeft kunnen ze mogelijk onverhoeds alle
beelden op de kaart afdrukken inclusief eventuele
beelden die u niet nodig heeft.
Merk op dat sommige professionele afdrukdiensten
DPOF drukken niet ondersteunen. Controleer dit
voordat u een bestelling plaatst bij die afdrukdienst.
Sommige printers kunnen instellingen hebben die de
tijdsvastlegging (date stamp) en/of het DPOF
afdrukken uitschakelen. Zie de gebruiksaanwijzing
van de printer voor details aangaande het
inschakelen van deze functies.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor alle beelden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
DPOF en druk vervolgens op [̈].
3.
Selecteer All images (alle beelden) m.b.v.
[̆] en [̄] en druk daarna op [̈].
4.
Specificeer het aantal
kopieën m.b.v. [̆] en
[̄].
U kunt maximaal 99
specificeren voor het
aantal kopieën.
Specificeer 00 als u het
beeld niet afgedrukt wilt
hebben.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
154
Afdrukken van een enkel beeld
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of
tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Gebruiken van PictBridge en USB
DIRECT-PRINT
U kunt de camera direct op een
printer aansluiten die PictBridge of
USB DIRECT-PRINT ondersteunt
waarna u beelden kunt selecteren
en afdrukken m.b.v. het
beeldscherm en de
bedieningsorganen van de camera.
Met de DPOF ondersteuning
(pagina 151) kunt u ook
specificeren welke beelden u wilt
afdrukken en hoeveel afdrukken u
wilt hebben.
PictBridge is een standaard die
samengesteld werd door de
Camera en Imaging Products
Association (CIPA).
USB DIRECT-PRINT is een
standaard die voorgesteld werd
door de Seiko Epson
maatschappij.
BELANGRIJK!
Het gebruik van de los verkrijgbare netadapter (AD-
C30) wordt aanbevolen wanneer u afdrukt m.b.v.
PictBridge USB DIRECT-PRINT.
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT
Printer compatibel met PictBridge
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
155
4.
Sluit de los verkrijgbare netadapter aan op de
camera.
Als u batterijen gebruikt om de camera van spanning
te voorzien, controleer dan dat de batterijen volledig
opgeladen zijn.
Merk op dat de camera geen spanning verkrijgt via
de USB kabel.
USB
USB
Netadapter
5.
Gebruik de met de camera meegeleverde USB
kabel om de camera aan te sluiten op een
printer.
6.
Schakel de printer in.
7.
Leg papier in de printer voor het afdrukken
van beelden.
8.
Druk op de
spanningstoets van de
camera.
Dit toont het afdrukmenu
op het beeldscherm van
de camera.
9.
Selecteer Paper Size (papierformaat) m.b.v.
[̆] en [̄] en druk op [̈].
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
156
10.
Selecteer het papierformaat dat u wilt
gebruiken om af te drukken m.b.v. [̆] en [̄]
en druk op [SET].
Hieronder volgen de afdrukformaten die beschikbaar zijn.
3.5˝
×
5˝
5˝
×
7˝
A4
4˝
×
6˝
By Printer (door de printer)
Door selecteren van By Printer (door de printer)
wordt afgedrukt op het papierformaat dat op de
printer wordt geselecteerd.
Welke papierformaatinstellingen beschikbaar zijn
hangt af van de aangesloten printer. Zie de
gebruiksaanwijzing die met de printer wordt mee
geleverd voor volledige details.
11.
Selecteer 1 Image in
het afdrukmenu m.b.v.
[̆] en [̄] en druk dan
op [SET].
Selecteer het beeld dat
u wilt afdrukken.b.v. [̇]
en [̈].
U kunt datumafstempeling (time stamp) van het
beeld in- en uitschakelen door op [DISP] te drukken.
De
12
12
1
icoon geeft aan dat datumafstempeling
ingeschakeld is.
12.
Gebruik [̆] en [̄] op het beeldscherm van de
camera om Print (afdrukken) te selecteren
en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de
boodschap Busy. Please wait…” (wachten aub)
op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd
verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds
plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt
terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de
boodschap opnieuw.
Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is
voltooid.
Herhaal deze stap als u opnieuw afdrukken wilt
maken.
13.
De camera schakelt zichzelf automatisch uit
nadat het afdrukken voltooid is. Mocht dit het
geval zijn, verbreek dan de aansluiting tussen
de USB kabel en de camera.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
157
Afdrukken van een groep beelden
1.
Volg de DPOF procedure op pagina 152 om de
beelden in het bestandsgeheugen te
specificeren die u wilt afdrukken.
2.
Voer de stappen 1 tot en met 10 van de
procedure Afdrukken van een enkel beeld
uit op pagina 154.
3.
Selecteer DPOF in het afdrukmenu m.b.v.
[̆] en [̄] en druk dan op [SET].
4.
Gebruik [̆] en [̄] op het beeldscherm van de
camera om Print (afdrukken) te selecteren
en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de
boodschap Busy. Please wait…” (wachten aub)
op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd
verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds
plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt
terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de
boodschap opnieuw.
Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is
voltooid.
Hierdoor wordt automatisch het afdrukken van de
beelden gestart die u eerder gespecificeerd had
m.b.v. de DPOF procedure.
5
. Herhaal het bovenstaande vanaf stap 3 om
opnieuw af te drukken.
Er verschijnt een boodschap op het beeldscherm
gevolgd door het DPOF instelscherm (pagina 152)
als er op het moment geen DPOF instellingen
geconfigureerd zijn bij de camera om de controle
over het afdrukken uit te voeren. Mocht dit het geval
zijn, configureer dan de gewenste DPOF instellingen
en probeer dan opnieuw afdrukken te maken.
6.
De camera schakelt zichzelf automatisch uit
nadat het afdrukken voltooid is. Mocht dit het
geval zijn, verbreek dan de aansluiting tussen
de USB kabel en de camera.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
158
Voorzorgsmaatregelen voor het
afdrukken
Zie de documentatie niet met uw printer wordt
meegeleverd voor informatie aangaande de drukkwaliteit
en de papierinstellingen.
Neem contact op met de fabrikant van de printer voor
nadere informatie aangaande modellen die PictBridge en
USB DIRECT-PRINT en opwaarderingen (upgrade), enz.
ondersteunen.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel en
bedien de camera nooit tijdens het afdrukken. Hierdoor
zal namelijk een foutlezing optreden bij de printer.
PRINT Image Matching III
Beelden bevatten PRINT Image
Matching III data (functie instelling en
andere camera instelinformatie). Een
printer die Print Image Matching III
ondersteunt, leest deze data en stelt
het afgedrukte beeld automatisch bij
zodat de beelden worden afgedrukt op
de manier die u in gedachten had toen
u de beelden opnam.
Seiko Epson Corporation heeft de auteursrechten voor
PRINT Image Matching en PRINT Image Matching III.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
159
Exif Print
Exif Print is een
internationaal ondersteund,
open standaard
bestandformaat waarmee
het mogelijk is om
levendige digitale beelden
met getrouwe kleuren weer
te geven. Bij Exif 2.2
bevatten bestanden een
groot aantal data
aangaande de opname
omstandigheden die door
een Exif Print printer
kunnen worden
geïnterpreteerd om
afdrukken te produceren die
er beter uit zien.
BELANGRIJK!
Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif
Print compatibele printermodellen kan verkregen
worden bij elke fabrikant van printers.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
160
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
Na de USB kabel te hebben gebruikt om een USB
aansluiting te maken tussen de camera en de computer,
kunt u de computer gebruiken om beelden in het
bestandsgeheugen te bekijken en een kopie op te slaan op
de harde schijf van de computer of een ander
opslagmedium. Om dit te bewerkstelligen dient u eerst de
USB driver te installeren op de computer vanaf de CD-
ROM die meegeleverd wordt met de camera.
Merk op dat de procedure die u dient te volgen afhangt van
of u een computer gebruikt die onder Windows (zie
hieronder) of onder Macintosh (zie pagina 166) draait.
Gebruik van de camera met een Windows
computer
Hieronder volgende de algemene stappen voor het
bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die
draait onder Windows. U kunt details aangaande elke
bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder
uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te
verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt
met uw computer voor overige informatie aangaande de
USB aansluitingen, enz.
1. Als uw computer onder Windows 98, Me of 2000
draait, installeer dan het USB aanstuurprogramma op
uw computer.
U hoeft deze stap slechts eenmaal uit te voeren,
nameljk de eerste maal dat u op uw computer
aansluit.
Als u Windows XP gebruikt is het overbodig om het
USB aanstuurprogramma te installeren.
2. Gebruik de USB kabel om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en de computer.
3. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
161
1.
Wat u het eerst dient te doen hangt af van of
uw computer draait onder Windows 98, Me,
2000 of XP.
Windows 98/Me/2000 gebruikers
Start vanaf stap 2 om het USB aanstuurprogramma
te installeren.
Merk op dat de voorbeeldinstallatie die hier wordt
gepresenteerd Windows 98 gebruikt.
Windows XP gebruikers
Het installeren van het USB aanstuurprogramma is
overbodig zodat u meteen door kunt gaan naar stap 6.
2.
Leg de gebundelde CD-ROM op de CD-ROM
drive van uw computer.
3.
Klik op Nederlands in het menuscherm dat
verschijnt.
BELANGRIJK!
Bij een lage accuspanning kan de camera plotseling
uitgeschakeld worden tijdens het uitvoeren van
datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de
speciale netadapter te gebruiken om de camera van
stroom te voorzien tijdens datacommunicatie.
Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat de USB kabel aansluit.
Breng geen aansluiting tot stand tussen de camera
en de computer voordat u de USB driver installeert
bij de computer. Doet u dat wel dan zal de computer
niet in staat zijn de camera te herkennen.
Bij het gebruik van Windows 98, Me en 2000 is het
nodig om de USB driver te installeren. Sluit de camera
niet aan op een computer die onder één van de
bovengenoemde besturingssystemen draait zonder de
USB driver eerst te installeren.
Wanneer u Windows XP gebruikt is het niet nodig om
de USB driver te installeren.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
162
6.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 3V] (3V gelijkspanning ingang) aansluiting
van de camera en steek de stekker in het
stopcontact.
Gebruikt u batterijen om de camera van stroom te
voorzien, controleer dan dat de batterijen volledig
opgeladen zijn.
4.
Klik [USB driver] en vervolgens [Installeer].
Hierdoor wordt het installeren gestart.
De volgende stappen laten zien hoe het installeren in
zijn werk gaat bij de Engelse versie van Windows.
5.
Selecteer op het scherm dat verschijnt nadat
het installeren voltooid is het aankruisvakje
Yes, I want to restart my computer now (Ja,
ik wil mijn computer opnieuw starten) en klik
[Finish] (Beëindigen) om uw computer te
herstarten.
Merk op dat u de meegeleverde CD-ROM in de CD-
ROM drive van uw computer dient te laten wanneer
u herstart.
Stekker
Aansluitingsdeksel
[DC IN 3V]
(3V gelijkspanningsingang)
Netsnoer
Netadapter
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
163
7.
Schakel de camera in en druk dan op de
[MENU] toets.
Het maakt geen verschil of de opnamefunctie (REC)
of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij de
camera.
8.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [̈].
9
.
Selecteer de Mass Storage (USB DIRECT-
PRINT) (massageheugen) m.b.v. [̆] en [̄]
en druk vervolgens op [SET].
USB
USB poort
Stekker (A)
USB kabel
(gebundeld)
Stekker
(Ministekker B)
[USB]
10
.
Schakel de camera uit en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
camera en op de USB poort van uw computer.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
camera en uw computer. USB poorten en
kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar
op één manier past.
Steek de USB kabelstekkers stevig en zover
mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet
goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking
niet plaats kunnen vinden.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
164
11.
Schakel de camera in.
Hierdoor verschijnt het New Hardware…” (nieuwe
hardware installeren) dialoogvenster op het scherm
van de computer wanneer de computer automatisch
het bestandgeheugen van de camera ontdekt. Nadat
u de USB driver eenmaal geïnstalleerd heeft, zal het
New Hardware…” (nieuwe hardware installeren)
dialoogvenster niet langer verschijnen wanneer u de
bovenstaande stappen uitvoert om een USB
aansluiting tot stand te brengen.
De groene bedrijfsindicator van de camera gaat
branden (pagina 195).
Op dit moment zullen bepaalde besturingssystemen
(OS) het Removable Disk (losse disk)
dialoogvenster geven. Sluit het dialoogvenster als uw
computer dat doet.
Groene bedrijfsindicator
12
.
Dubbelklik Deze computer op uw computer.
Als uw computer onder Windows XP draait, klik dan
op [Start] en vervolgens op [Mijn computer].
13.
Dubbelklik Verwisselbare schijf.
Uw computer ziet het bestandengeheugen als een
uitneembare disk.
14.
Dubbelklik de Dcim map.
15.
Dubbelklik de map die het gewenste beeld
bevat.
16.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie Geheugenmapstructuur op pagina 172 voor
informatie aangaande bestandnamen.
17.
Voer afhankelijk van het besturingssysteem
één van de volgende procedures uit om de
bestanden op te slaan, indien u dat wilt.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
165
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een foutlezing verkregen
worden bij de waarde die getoond wordt door de
camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden
eerst naar het geheugen van uw computer voordat u
ze bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt.
18.
Gebruik afhankelijk van de versie van
Windows die u gebruikt één van de volgende
procedures om de USB aansluiting tot een
einde te brengen.
Windows Me/98/XP gebruikers
Druk op de spanningstoets van de camera. Na u er
zich eerst te hebben overtuigd van dat de groene
bedrijfsindicator van de camera niet brandt, kunt u de
aansluiting tussen de camera en de computer
verbreken.
Windows 2000 gebruikers
Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel het
drivenummer uit dat toegewezen is aan de camera.
Verbreek vervolgens de aansluiting van de USB kabel
en de camera en schakel de camera pas daarna uit.
Windows 98, 2000, Me
1.Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de Dcim map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopie] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Dubbelklik op [Mijn Documenten] om dit te openen.
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn Documenten
op [Invoegen].
Hierdoor wordt de Dcim map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de Mijn
Documenten map.
Windows XP
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de Dcim map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopie] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Klik op [Start] en daarna op [Mijn Documenten].
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn Documenten
op [Invoegen].
Hierdoor wordt de Dcim map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de Mijn
Documenten map.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
166
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer
Hieronder volgend de algemene stappen voor het bekijken
en kopiëren van bestanden van een computer die draait
onder Macintosh.
U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden
in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk
op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie
die meegeleverd wordt met uw Macintosh voor overige
informatie aangaande de USB aansluiting, enz.
BELANGRIJK!
Deze camera ondersteunt bediening niet met een
computer die draait onder Mac OS 8.6 of eerder, of
Mac OS X 10.0. Als u een Macintosh computer
gebruikt dat runt op Mac OS 9 of OS X (10.1, 10.2 of
10.3), gebruik dan de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met uw besturingssysteem (OS).
1. Gebruik de USB kabel om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en uw Macintosh.
2. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld inbranden op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera nooit terwijl data communicatie aan de gang
is. Hierdoor kan data beschadigd raken.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
167
BELANGRIJK!
Bij een lage batterijspanning kan de camera
plotseling zichzelf beginnen uit te schakelen tijdens
datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de los
verkrijgbare netadapter te gebruiken om tijdens
datacommunicatie met een computer.
Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat u de USB kabel aansluit.
1.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 3V] (3V gelijkspanning ingang) aansluiting
van de camera en steek de stekker in het
stopcontact.
Gebruikt u batterijen om de camera van stroom te
voorzien, controleer dan dat de batterijen volledig
opgeladen zijn.
Aansluitingsdeksel
[DC IN 3V]
(3V gelijkspanningsingang)
Netsnoer
Netadapter
Stekker
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
168
2.
Schakel de camera in en druk dan op de
[MENU] toets.
Het maakt geen verschil of de opnamefunctie (REC)
of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij de
camera.
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [̈].
4.
Selecteer de Mass Storage (USB DIRECT-
PRINT) (massageheugen) m.b.v. [̆] en [̄]
en druk vervolgens op [SET].
USB
USB poort
Stekker (A)
USB kabel
(gebundeld)
Stekker
(Ministekker B)
[USB]
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
camera en uw computer. USB poorten en
kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar
op één manier past.
Steek de USB kabel stevig en zover mogelijk in de
poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn
gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen
vinden.
5.
Schakel de camera uit en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
camera en op de USB poort van uw computer.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
169
6.
Schakel de camera in.
Uw computer ziet het bestandengeheugen als een
uitneembare disk.
Het uiterlijk van de drive icoon hangt af van de Mac
OS versie die u in gebruik heeft.
Na het installeren van het USB aanstuurprogramma
zal uw Macintosh het bestandgeheugen zien als een
drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot
stand brengt tussen deze twee apparaten.
7.
Dubbelklik de drive icoon voor het
bestandengeheugen, de DCIM map en dan
de map die het gewenste beeld bevat.
8.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie Geheugenmapstructuur op pagina 172 voor
informatie aangaande bestandnamen.
9.
Sleep de DCIM map naar de gewenste map
op uw computer om alle bestanden in het
bestandengeheugen te kopiëren naar de
harde schijf van uw Macintosh.
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een grote afwijking
verkregen worden in de waarde die getoond wordt
door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de
beelden eerst naar uw computer voordat u ze
bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt.
10
.
Sleep de drive icoon die de camera voorstelt
naar de vuilnisbak om de USB aansluiting tot
een einde te brengen. Verbreek vervolgens de
aansluiting van de USB kabel en de camera
en schakel de camera pas daarna uit.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
170
Bediening die u kunt uitvoeren vanaf uw
computer
Hieronder volgen de bedieningshandelingen die u kunt
uitvoeren terwijl er een USB aansluiting tot stand gebracht
is tussen uw camera en een computer. Zie de
referentiepaginas voor nadere informatie aangaande elke
bedieningshandeling.
Bekijk beelden in albumformaat
. Zie Gebruik van de albumfunctie op pagina 175.
Druk beelden af in albumformaat
. Zie Gebruik van de albumfunctie op pagina 175.
Automatisch overzetten van beelden naar uw computer
en het beheren van beelden
. Zie
Installeren van de software van de CD-ROM
op
pagina 183 voor informatie aangaande het installeren
van Photo Loader.
Bijwerken van beelden
. Zie
Installeren van de software van de CD-ROM
op
pagina 183 voor informatie aangaande het installeren
van Photohands.
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld inbranden op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera nooit terwijl data communicatie aan de gang
is. Hierdoor kan data beschadigd raken.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
171
Gebruiken van een geheugenkaart om
beelden over te schrijven naar een computer
De procedures in dit hoofdstuk beschrijven hoe beelden
van de camera m.b.v. een geheugenkaart kunnen worden
overgeschreven naar uw computer.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde SD
geheugenkaartsleuf
Steek de SD geheugenkaart direct in de sleuf.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde PC
kaartsleuf
Gebruik een los verkrijgbare PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC).
Zie voor volledige details de gebruikersdocumentatie die
meegeleverd wordt met de PC kaartadapter en die van de
computer.
Gebruiken van een los verkrijgbare SD geheugenkaart
lezer/schrijver
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de SD
geheugenkaart lezer/schrijver.
Gebruiken van een los verkrijgbare PC kaart lezer/
schrijver en de PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC)
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
172
Geheugendata
Met deze camera opgenomen beelden en andere data
worden in het geheugen opgeslagen m.b.v. het DCF
(Design rule for Camera File system) protocol. Het DCF
protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om
beelden en andere data uit te wisselen tussen digitale
cameras en andere apparaten.
DCF protocol
DCF apparaten (digitale cameras, printers, enz.) kunnen
beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert
een formaat voor beeldbestanddata en de mapstructuur
voor het camerageheugen zodat beelden bekeken kunnen
worden met een DCF camera van een andere fabrikant of
afgedrukt kunnen worden met een DCF printer.
. . . . . .
. . .
. . .
Geheugenmapstructuur
Mapstructuur
DCIM (DCIM map)
100CASIO (Opslagmap)
CIMG0001.JPG (Beeldbestand)
CIMG0002.AVI (Filmbestand)
101CASIO (Opslagmap)
102CASIO (Opslagmap)
ALBUM (Albummap)
INDEX.HTM (Album HTML bestand)
FAVORITE
*
(FAVORITE map)
CIMG0001.JPG (Opslagbestand)
CIMG0002.JPG (Opslagbestand)
MISC (DPOF bestandmap)
AUTPRINT.MRK (DPOF bestand)
SCENE
*
(BESTSHOT map)
UQR62001.JPE (Gebruikersinstellingsbestand)
UQR62002.JPE (Gebruikersinstellingsbestand)
. . .
* Deze mappen worden enkel in het ingebouwde geheugen
gecreëerd.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
173
Inhoud van mappen en bestanden
DCIM map
Map die alle digitale camerabestanden opslaat
Opslagmap
Map voor het opslaan van bestanden die zijn gecreëerd
met de digitale camera
Beeldbestand
Bestand dat een beeld bevat dat opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: JPG)
Filmbestand
Bestand dat een film bevat die opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: AVI)
Albummap
Map die bestanden bevat die gebruikt worden door de
albumfunctie.
Album HTML bestand
Bestand gebruikt door de albumfunctie
(Bestandnaam extensie: HTM)
FAVORITE map
Map die favoriete beeld bestanden bevat
(Beeldgrootte: 320 × 240 beeldpunten)
DPOF bestandmap
Map die DPOF bestanden bevat
BESTSHOT map (alleen voor het ingebouwde geheugen)
Map die de BESTSHOT gebruikersinstellingsbestanden
bevat
Gebruikersinstellingsbestand
(alleen voor het ingebouwde geheugen)
Bestanden die BESTSHOT gebruikersinstellingen
bevatten
Door de camera ondersteunde
beeldbestanden
Beeldbestanden die opgenomen zijn met deze camera
Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol
Bepaalde DCF functies worden mogelijk niet ondersteund.
Het tonen van een beeld dat opgenomen was met een
ander cameramodel kan lang op zich laten wachten
voordat het op het beeldscherm verschijnt.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
174
Voorzorgsmaatregelen voor het
ingebouwde geheugen en de
geheugenkaart
Merk op dat de map die DCIM heet, de bovenliggende
(bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen.
Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naar
een harde schijf, een CD-R een MO disk of andere
externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de
DCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij
elkaar te houden. U kunt de naam van de DCIM map op
uw computer veranderen. Het veranderen van de naam
naar een datum is een goede manier om op de hoogte te
blijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijd
voor de naam van de DCIM map altijd terug te
veranderen naar DCIM voordat u deze terug kopiëert
naar het geheugen voor weergave via de camera. De
camera herkent geen andere mapnaam dan DCIM.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
175
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
De albumfunctie van de camera creëert bestanden die het
mogelijk maken voor u om beelden te bekijken op uw
computer in een foto album layout. U kunt de applicaties
die op de met de camera gebundelde CD-ROM staan, ook
gebruiken om het overzetten van beelden te automatiseren
en om beelden bij te werken.
Gebruik van de albumfunctie
De albumfunctie creëert een HTML foto album layout die
uw beelden toont. U kunt de HTML layout gebruiken om uw
beelden in een web pagina te plakken of voor het
afdrukken van beelden.
Album
Index Info
U kunt de onderstaande web browser gebruiken voor het
bekijken of afdrukken van de inhoud van een album. Merk
op voor het bekijken van een film via de computer waarop
Windows 2000, of 98 draait, u DirectX dient te installeren
van de meegeleverde CD-ROM.
Microsoft Internet Explorer Ver. 5.5 of later
Creëren van een album
BELANGRIJK!
Denk eraan dat het creëren van een ALBUM map
(pagina 172) er voor zorgt dat er verschillende
formaten van elk beeld in het geheugen worden
aangemaakt. Als er een ALBUM map in het
beeldgeheugen is wanneer u specificeert dat alle
beelden afgedrukt dienen te worden door een
professionele afdrukdienst of bij een printer, dan kan
het best gebeuren dat u met ongewenste kopieën
komt te zitten van hetzelfde beeld. Gebruik om dit
probleem te kop in te drukken de procedure onder
Wissen van een album op pagina 183 om de
ALBUM map te wissen.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
176
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer daarna
Create Album (creëer
album) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Selecteer Create (creëren) m.b.v. [̆ ] en [̄]
en druk vervolgens op [SET].
Dit start het creëren van het album en doet de
boodschap Busy....Please Wait... (bezig. wachten
a.u.b.) verschijnen op het beeldscherm.
Het weergavefunctiescherm (PLAY) verschijnt
opnieuw nadat het aanmaken van het album voltooid
is.
Door een album te creëren wordt een bestandmap
die ALBUM heet aangemaakt, die een bestand met
de naam INDEX.HTM en andere bestanden bevat.
Deze bestanden worden aangemaakt in het
camerageheugen of op de geheugenkaart.
Voorbeeld layout
BELANGRIJK!
Open het batterijencompartimentdeksel of verwijder
de geheugenkaart van de camera nooit terwijl een
album aangemaakt wordt. Dit brengt niet enkel het
risico met zich mee dat bepaalde albumbestanden
worden overgeslagen maar het kan er bovendien de
oorzaak van zijn dat beelddata en andere data in het
geheugen worden beschadigd.
Als het geheugen vol raakt tijdens het creëren van
een album, verschijnt de boodschap Memory Full
(geheugen vol) op het beeldscherm en het
aanmaken van het album wordt stop gezet.
Een album zal niet juist worden gecreëerd als de
batterijen leeg raakt terwijl het aanmaken van een
album juist aan de gang is.
Door indrukken van [SET] in stap 3 van de
bovenstaande procedure wordt een album gecreëerd
ongeacht of de functie voor automatisch aanmaken
van een album al dan niet ingeschakeld is (pagina
179).
Beelden in de ALBUM map (pagina 172) kunnen niet
worden bekeken op het beeldscherm van de camera.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
177
Configureren van gedetailleerde
albuminstellingen
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
daarna Create Album (creëer album) en
druk vervolgens op [̈].
3.
Selecteer Set Up (instelling) m.b.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [̈].
4.
Selecteer de te
veranderen items
m.b.v. [̆] en [̄] en
druk vervolgens op
[̈].
Details aangaande de
verschillende
instellingen worden
gegeven in de volgende
paragrafen.
5.
Selecteer de instelling items m.b.v. [̆] en [̄]
en druk vervolgens op [SET].
Selecteren van een album layout
Voor een album kunt u een selectie maken uit 10
verschillende layouts.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
daarna Create Album (creëer album) en
druk vervolgens op [̈].
3.
Selecteer Layout m.b.v. [̆] en [̄].
4.
Selecteer de gwenste layout m.b.v. [̇] en [̈].
Door de layout te veranderen zal ook het layout
voorbeeld aan de rechterkant van het beeldscherm
veranderen.
BELANGRIJK!
Het layout voorbeeld toont de opstelling van de items
en de achtergrondkleur. Het voorbeeld toont niet of
de layout een lijstweergave gebruikt of een
gedetailleerde weergave of de instelling van het
beeldtype van het huidige beeld.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
178
Beeldtype gebruik
Deze instelling laat u selecteren van drie verschillende
gebruiken voor het beeldtype zoals hieronder beschreven.
Selecteer het beeldtype dat het beste past bij de manier
waarop u het beeld van plan bent te gaan gebruiken.
Deze instelling
selecteren:
View
WEB
Print
Voor dit doeleinde:
Kleinere beelden voor album browsen,
Webside thumbnails of het archiveren op een
CD-R of andere media waarbij het beeld op
volledige grootte wordt getoond bij aanklikken
van de thumbnail.
Deze instelling kan gebruikt worden voor het
browsen van thumbnails. Door een thumbnail
aan te klikken wordt een vergrootte versie
verkregen om te bekijken of om af te drukken.
Kleine beeldbestanden enkel te gebruiken voor
album browsen of uploaden naar een Website,
enz.
Deze optie toont enkel de beelden met een
klein bestand (geplaatst in de ALBUM map
van de camera). Kleinere bestanden kunnen
sneller uploaden via het internet.
Bij selectie van dit beeld kunnen de beelden
niet worden vergroot en films kunnen niet
worden gespeeld.
Afdrukken (hoge resolutie)
Beelden met een hoge resolutie nemen meer
tijd in beslag voordat ze op uw
computerscherm verschijnen.
U kunt beelden niet vergroten door een
thumbnail aan te klikken of of filmpjes weer te
geven wanneer dit beeld geselecteerd is.
Achtergrondkleur
U kunt als kleur voor de achtergrond van het album wit,
zwart of grijs specificeren onder de procedure
Configureren van gedetailleerde albuminstellingen.
Albumtype
Er zijn twee soorten albums: Normal (normaal) en Index/
Info (index/informatie).
Normal (normaal) type : Dit type toont beelden in
overeenstemming met
de momenteel
geselecteerde layout.
Index/Info (index/informatie) type: Naast het normale
albumscherm, bevat dit
type album ook
thumbnails van beelden
en gedetailleerde
informatie aangaande
elk beeld.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
179
LET OP
Afhankelijk van het aantal beelden in het geheugen
kan het wel enige tijd duren voordat automatische
albumcreatie voltooid is nadat u de camera
uitgeschakeld heeft. Bent u niet van plan de
albumfunctie te gebruiken dan wordt het aanbevolen
de automatische albumcreatiefunctie uitgeschakeld
te houden. Dit zal namelijk tijd besparen wanneer de
camera uitgeschakeld wordt.
Selecteer deze optie:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Schakel automatisch albumcreatie aan
Schakel automatisch albumcreatie uit
Automatisch album creatie aan/uit
Deze instelling regelt of een album automatisch wordt
gecreëerd telkens wanneer u de camera uitschakelt.
Bij inschakelen van automatisch albumcreatie wordt een
album automatisch gecreëerd in het ingebouwde
geheugen of op de geheugenkaart telkens bij
uitschakelen van de canera.
BELANGRIJK!
Bij uitschakelen van de camera terwijl de
automatisch albumcreatiefunctie ingeschakeld is, zal
het beeldscherm uit gaan maar de bedrijfsindicator
blijft nog enkele seconden knipperen om aan te
geven dat albumcreatie plaatsvindt. Open het
batterijencompartimentdeksel. Open nooit het
batterijencompartimentdeksel en verwijder nooit de
geheugenkaart van de camera terwijl de groene
bedrijfsindicator knippert.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
180
4.
Als u het album creëerde na selecteren van
het Normal (normale) type of Index/Info
(index/informatie) als albumtype onder
Configureren van gedetailleerde
albuminstellingen op pagina 177, dan kunt u
één van de volgende displaymogelijkheden
aanklikken.
Album : Toont een album dat gecreëerd is door de
camera.
Index : Toont een lijst van beelden die opgeslag zijn in
een map.
Info : Toont informatie aangaande ellk beeld.
Als bij Use (gebruik) (pagina 178) View (bekijken)
is geselecteerd kunt u dubbelklikken op een beeld
van het beeldscherm om de versie op volledige
grootte te tonen.
Album
Bekijken van albumbestanden
U kunt albumbestanden bekijken en afdrukken via de web
browser applicatie van uw computer.
1.
Verkrijg toegang tot de data in het
ingebouwde geheugen of op de
geheugenkaart m.b.v. uw computer of verkrijg
toegang tot de geheugenkaart via uw
computer (paginas 160, 171).
2.
Open de ALBUM map in het ingebouwde
geheugen of de ALBUM map op de
geheugenkaart die zich bevindt in de map
DCIM.
3.
Open m.b.v. de web
browser van uw
computer het bestand
dat INDEX.HTM heet.
Dit toont een lijst van
mappen in het
ingebouwde geheugen of
op de geheugenkaart.
Index/informatie albumtype
BestandsnaamBeeld
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
181
Het volgende beschrijft de informatie die op het
informatiescherm komt te staan.
Dit informatiescherm item:
File Size
Resolution
Quality
Recording mode
AE
Light metering
Shutter speed
Aperture stop
Exposure comp
Focusing mode
Flash mode
AF area
Sharpness
Saturation
Contrast
White balance
Sensitivity
Filter
Enhancement
Flash intensity
Digital zoom
World
Date
Model
Laat dit zien:
Grootte van het beeldbestand
Resolutie
Kwaliteit
Opnamefunctie
Belichtingsfunctie
Lichtmeetfunctie
Sluitersnelheid
Lensopening stop
Belichtingscompensatie
(EV verschuiving)
Scherpstelfunctie
Flitserfunctie
Automatisch scherpstelkader
Scherpte
Verzadiging
Contrast
Witbalans
Gevoeligheid
Filterinstelling
Verbeteringsinstelling
Flitsintensiteit
Digitale zoominstelling
Plaats
Opgenomen datum en tijd
Camera modelnaam
Index
Info (informatie)
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
182
Opslaan van een album
Om een album op te slaan, kopiëert u de DCIM map van
het camerageheugen of de geheugenkaart naar de harde
schijf van de computer, naar een CD-R, een MO diskette
of een ander opslagmedium. Merk op dat het kopiëren
van alleen de ALBUM de beelddata en andere nodige
bestanden niet kopieert.
Na kopiëren van de DCIM map mag u geen van de
bestanden in de map veranderen of uitwissen. Het
toevoegen van nieuwe beelden of het wissen van
bestaande bestanden kan leiden tot abnormale weergave
van het album.
Als u van plan bent de geheugenkaart nogmaals te
gebruiken na opslaan van het album er op, wis dan eerst
alle bestanden er van uit of formatteer hem voordat u
hem in de camera steekt.
Het album toont enkel de kleinere beeldbestanden die
opgeslagen zijn in de ALBUM map als u WEB
geselecteerd heeft voor het Use (beeldtype gebruik).
Dergelijke beelden kunnen sneller naar het internet
worden geupload.
LET OP
Bij afdrukken van een beeld van een albumscherm
dient u de Web browser op te zetten zoals hieronder
beschreven.
Selecteer het browser kader waar de beelden
geselecteerd worden.
Stel de marges in op de laagst mogelijke
waarden.
Stel de achtergrondkleur in op een kleur die
afgedrukt kan worden.
Zie de documentatie die meegeleverd is met uw web
browser applicatie voor details betreffende het
afdrukken en het configureren van de instellingen
daarvoor.
De inhoud van een album (titels, commentaren, enz.)
kunnen niet worden bewerkt via de camera. Gebruik
een in de handel verkrijgbare HTML bestandeditor
om de inhoud van het album te bewerken.
5.
Verlaat nadat u klaar bent met bekijken van
het album de web browser applicatie.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
183
Wissen van een album
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Create Album (creëer een album) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Selecteer de Delete (wissen) m.b.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Dit wist het album uit waarna teruggekeerd wordt
naar het scherm van de weergavefunctie (PLAY).
Installeren van de software van de CD-ROM
Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige
applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in
combinatie met uw computer. Installeer de applicaties die u
nodig heeft op uw computer.
Aangaande de gebundelde CD-ROM
De CD-ROM die met de camera gebundeld is, bevat de
volgende software. Het installeren van deze applicaties is
naar keus en u dient alleen maar die applicaties te
installeren die u inderdaad gaat gebruiken.
USB driver voor massale opslag (voor Windows)
Dit is de software die het mogelijk maakt voor de camera
om zich met uw persoonlijke computer te onderhouden via
een USB aansluiting.
Gebruikt u echter Windows XP, gebruik dan niet de USB
driver van de CD-ROM. Bij Windows XP kunt u USB
communicatie uitvoeren door eenvoudigweg de camera
aan te sluiten op uw computer m.b.v. de USB kabel.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
184
Photo Loader (voor Windows/Macintosh)
Deze applicatie stuurt automatisch beeldbestanden, over
van de camera naar uw computer. Photo Loader slaat
automatisch overgestuurde bestanden op in mappen die
genoemd worden naar de huidige datum (jaar, maand,
dag) en genereert HTML bestanden die het mogelijk
maken om beelden te bekijken via een web browser. Photo
Loader (alleen de Windows versie) bevat tevens een
functie die het gemakkelijker maakt om beelden toe te
voegen aan e-mail.
Zie de gebruikersdocumentatie (PDF) op de
meegeleverde CASIO Digital Camera Software CD-
ROM voor details aangaande Photo Loader.
Photohands (voor Windows)
Photohands bevat tevens tools voor het retoucheren van
beelden inclusief het bijregelen van de kleuren, het
contrast, de helderheid, het aanpassen van de afmetingen
en voor het veranderen van de oriëntatie van het beeld. U
kunt Photohands ook gebruiken voor het afdrukken van
beelden en voor het toevoegen van een datumafstempeling
(date stamp) aan afgedrukte beelden.
Zie de gebruikersdocumentatie (PDF) op de
meegeleverde CASIO Digital Camera Software CD-
ROM voor details aangaande Photohands.
DirectX (voor Windows)
Deze software voorziet in een uitgebreide toolset inclusief
een codec (compressor/decompressor)die Windows 98 en
Windows 2000 in staat stellen een film te hanteren die met
een digitale camera is opgenomen. Het is niet nodig
DirectX te installeren als u Windows XP of Me runt.
Adobe Reader (voor Windows)
Dit is een applicatie waarmee u PDF bestanden kunt lezen.
Gebruik het om de gebruikersdocumentatie te lezen die
met de camera, Photo Loader en Photohands worden
meegeleverd op de gebundelde CD-ROM.
Zie de gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) op de
gebundelde CD-ROM voor details aangaande het gebruik
van Photo Loader en Photohands. Zie Bekijken van
gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) op pagina 188
(Windows) en op pagina 190 (Macintosh) van deze
gebruiksaanwijzing voor meer informatie.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
185
Computersysteem vereisten
De computersysteem vereisten hangen af van de
applicaties zoals hieronder beschreven.
Windows
Photo Loader
9
Minstens 32MB
Minstens 3MB
De USB aansluiting wordt ondersteunt bij een Macintosh die
draait onder besturingssysteem OS 9, 10.1, 10.2 of 10.3. De
werking wordt ondersteund door de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met het besturingssysteem. U hoeft dus
alleen maar de camera m.b.v. de USB kabel aan te sluiten op uw
Macintosh.
*
1
Bij Windows 2000 heeft u een databestand nodig dat het gebruik
mogelijk maakt onder de standaard USB driver van het
besturingssysteem. U hoeft geen speciale USB driver te
installeren. Een juiste werking wordt niet gegarandeerd bij een
computer die opgewaardeerd is van Windows 95 of 3.1 naar
Windows Me of 98, of van Windows 95 of NT naar Windows
2000.
*
2
Gebruik bij Windows XP de USB driver die meegeleverd wordt
met het besturingssysteem. U hoeft dan niet de USB driver te
gebruiken die met de camera wordt meegeleverd.
Besturingssysteem
Geheugen
Harde schijf
Photo Loader
XP/2000/Me/
98
Minstens
16MB
Minstens
7MB
USB driver*
1
XP*
2
/2000/
Me/98
Besturingssysteem
Geheugen
Harde schijf
(HD)
Photohands
XP/2000/Me/
98
Minstens
64MB
Minstens
10MB
Macintosh
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
186
Installeren van de software van de CD-ROM
in Windows
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om software te
installeren van de gebundelde CD-ROM naar uw computer.
LET OP
Mocht u reeds één van de gebundelde applicaties
geïnstalleerd hebben op uw computer, controleer
dan de versie. Als de gebundelde versie nieuwer is
dan de versie die u heeft, oninstalleer dan de oude
en installeer de nieuwe versie.
De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie
voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM
menuscherm om te zien of applicaties en
gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een
bepaalde taal.
BELANGRIJK!
Zie voor details aangaande de minimale vereisten
van het Windows systeem het Readme bestand op
de CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) die
meegeleverd wordt met de camera.
Voor de details aangaande de minimale vereisten
van het Macintosh systeem gebruikt u een web
browser applicatie om het Readme bestand te
lezen op de CD-ROM (CASIO Digital Camera
Software) die meegeleverd wordt met de camera.
De software op de CD-ROM (CASIO Digital Camera
Software) die meegeleverd wordt met de camera
ondersteunt geen werking onder Mac OS X (10.0).
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
187
Bekijken van het Lees mij bestand
U dient altijd eerst het Lees mij bestand te lezen voordat
u een applicatie installeert. Het Lees mij bestand bevat
informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het
installeren van de applicatie.
1.
Klik op de Lees mij toets voor de applicatie
die u gaat installeren.
BELANGRIJK!
Lees altijd eerst het Lees mij bestand voor
informatie aangaande het behouden van bestaande
bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat
upgraden of opnieuw gaat installeren bij een andere
computer.
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
188
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
1.
Klik in het Handleiding gebied de naam aan
van de gebruiksaanwijzing die u wilt lezen.
BELANGRIJK!
Om de gebruikersdocumentatiebestanden te kunnen
lezen dient u Adobe Reader geïnstalleerd te hebben
op uw computer. Als u Adobe Reader niet reeds
geïnstalleerd heeft dan kunt u deze software
installeren vanaf de gebundelde CD-ROM.
Installeren van een applicatie
1.
Klik op de Installeer toets voor de applicatie
die u wilt installeren.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
BELANGRIJK!
Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u
een fout maakt tijdens het installeren van Photo
Loader dan is het mogelijk dat u reeds bestaande
bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer
kunt browsen die automatisch gecreëerd worden
door Photo Loader. In sommige gevallen kunnen
beeldbestanden zelfs verloren gaan.
Gebruikt u een ander besturingssysteem dan
Windows XP, sluit dan de camera nooit aan op de
computer zonder eerst de USB driver van de CD-
ROM te installeren.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
189
Installeren van software van de CD-ROM
op een Macintosh computer
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om software te
installeren van de gebundelde CD-ROM naar uw computer.
Installeren van software
Gebruik de volgende procedures om de software te
installeren.
Installeren van Photo Loader
1.
Open de folder die Photo Loader heet.
2.
Open de map die English (Engels) heet en
open vervolgens het bestand dat Important
(belangrijk) heet.
3.
Open de map die Installer (installeerder)
heet en open het bestand dat readme
(leesme) heet.
4.
Volg de aanwijzingen in het readme (leesme)
bestand om Photo Loader te installeren.
Gebruikersregistratie
U kunt het registreren als gebruiker via het Internet
uitvoeren. Om dat te kunnen doen, dient u natuurlijk wel te
kunnen aansluiten op het internet via uw computer.
1.
Klik op de Registratie toets.
Hierdoor wordt uw Web browser gestart en verkrijgt
u toegang tot de registratie website. Volg de
aanwijzingen die op uw computerscherm verschijnen
om het registreren uit te voeren.
Verlaten van de menu applicatie
1.
Klik op het menuscherm op Uitgang om het
menu te verlaten.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
190
BELANGRIJK!
Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de
nieuwe versie van Photo Loader en u wilt
bibliotheekbeheer (library management) data en
HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden
met de oude versie van Photo Loader, lees dan het
Important (belangrijk) bestand in de Photo Loader
map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om de
bestaande bibliotheekbeheer bestanden te
gebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dan
kan dit resulteren in het verlies van of schade aan
uw bestaande bestanden.
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
Om de volgende procedure uit te voeren dient u Adobe
Reader geïnstalleerd te hebben op uw Macintosh. U kunt
de nieuwste versie van Adobe Reader downloaden door de
website van Adobe Systems te bezoeken.
Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de
camera
1.
Open op de CD-ROM het Manual bestand.
2.
Open de Digital Camera map en open dan
de map voor de taal waarvan u de
gebruiksaanwijzing wilt bekijken.
3.
Open het bestand dat camera_xx.pdf heet.
•“xx is de taalcode (Voorbeeld: camera_e.dpf is voor
Engels, camera_g.dpf is voor Duits (German in het
Engels), enz.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
191
Om de gebruiksaanwijzing van de Photo
Loader te bekijken
1.
Open de Manual (handleiding) map op de
CD-ROM.
2.
Open de Photo Loader folder en open
vervolgens de English map.
3.
Open PhotoLoader_english.
Registreren als cameragebruiker
Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund.
Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:
http://world.casio.com/qv/register/
APPENDIX
192
Spot (puntmeten) / Multi (multipatroon meting)
Multi (multi-patroon) / Center weighted
(centrum-georiënteerd) / Spot (puntmeten)
Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia / Red (rood) /
Green (groen) / Blue (blauw) / Yellow (geel) /
Pink (roze) / Purple (paars)
+2 / +1 /
0 / –1 / –2
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
+2 / +1 /
0 / –1 / –2
Auto (automatisch) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
REC Mode (opnamefunctie) / EV Shift (EV
verschuiving) / White Balance (witbalans) /
ISO / Self-timer (zelfontspanner) /
Off (uit)
AF Area
(autofocusbereik)
Metering
(lichtmeting)
Filter
Sharpness
(scherpte)
Saturation
(verzadiging)
Contrast
Flash Intensity
(flitsintensiteit)
Flash Assist
(Flitserassistent)
Grid (raster)
Digital Zoom
(digitale zoom)
Review
(beeldcontrole)
Icon Help
(icoonhulp)
L/R Key
(L/R toets)
APPENDIX
Menureferentie
De volgende tabellen tonen de items die verschijnen in de
opnamefunctie (REC) en weergavefunctie (PLAY) samen
met hun instellingen.
Onderstreepte items in de onderstaande tabellen zijn
fabrieksinstellingen (default).
Opnamefunctie (REC)
REC (opname) tabmenu
Snapshot / BESTSHOT /
Movie (film)
On (aan) /
Off (uit)
10 sec / 2 sec / X3 / Off
2816
×
2112 / 2816
×
1872 (3:2) / 2048
×
1536 /
1600
×
1200 /
1280
×
960 / 640
×
480
Fine (fijn) / Normal (normaal) /
Economy (economie)
–2.0 / –1.7 / –1.3 / –1.0 / –0.7 / –0.3 /
0.0 /
+0.3 / +0.7 / +1.0 / +1.3 / +1.7 / +2.0
Auto (automatisch) / (daglicht) /
(bewolkt) / (schaduw) /
1
(TL-verlichting 1) /
2
(TL-verlichting 2) /
(gloeilamp) / Manual (handmatig)
Auto (automatisch) / ISO 64 / ISO 125 /
ISO 250 / ISO 500
REC mode
(opnamefunctie)
Coutiuuous
(doorlopend)
Self-timer
(zelfontspanner)
Size
(afmetingen/grootte)
Quality
(kwaliteit)
EV Shift
(EV verschuiving)
White Balance
(witbalans)
ISO
APPENDIX
193
Instellingen tabmenu
Beep (pieptoon)
Startup
(startscherm)
File No.
(bestandnummer)
World Time
(wereldtijd)
Date Style
(datumopmaak)
Adjust (bijstellen)
Language (taal)
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreking)
REC/PLAY
(opname/weergave)
USB
Format (formatteren)
Reset (terugstellen)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) (instelbaar beeld) /
Off (uit)
Continue (doorgaan) / Reset (terugstellen)
Home (thuis) / World (wereld)
Thuistijd instelling (stad, DST, enz.)
Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.)
YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY
Tijdinstelling
(Japans) / English (Engels) /
Français (Frans) / Deutsch (German) /
Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) /
Português (Portugees) /
(Chinees
(complex) /
(Chinees (vereenvoudigd)
/ (Koreaans)
30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit)
2 min / 5 min
Power On (spanning aan) / Power On/Off
(spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd)
Mass Storage(Massageheugen) (USB
DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge)
Format (formatteren) / Cancel (annuleren)
Reset (terugstellen) /
Cancel (annuleren)
Geheugen tabmenu
REC mode
(opnamefunctie)
Flash (flits)
Focus
(scherpstellen)
White Balance
(witbalans)
ISO
AF Area
(autofocusgebied)
Metering
(lichtmeting)
Self-timer
(zelfontspanner)
Flash Intensity
(flitsintensiteit)
Digital Zoom
(digitale zoom)
MF Position
(handmatige
scherpstelstand)
Zoom Position
(Zoompositie)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) /
Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
APPENDIX
194
Instellingen tabmneu
Beep (pieptoon)
Startup
(startscherm)
File No.
(bestandnummer)
World Time
(wereldtijd)
Date Style
(datumopmaak)
Adjust (bijstellen)
Language (taal)
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreking)
REC/PLAY
(opname/weergave)
USB
Format (formatteren)
Reset (terugstellen)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) (instelbaar beeld) /
Off (uit)
Continue (doorgaan) / Reset (terugstellen)
Home (thuis) / World (wereld)
Thuistijd instelling (stad, DST, enz.)
Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.)
YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY
Tijdinstelling
(Japans) / English (Engels) /
Français (Frans) / Deutsch (German) /
Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) /
Português (Portugees) /
(Chinees
(complex) /
(Chinees (vereenvoudigd)
/ (Koreaans)
30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit)
2 min / 5 min
Power On (spanning aan) / Power On/Off
(spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd)
Mass Storage(Massageheugen) (USB
DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge)
Format (formatteren) / Cancel (annuleren)
Reset (terugstellen) /
Cancel (annuleren)
Weergavefunctie (PLAY)
PLAY (weergave) tabmenu
Start (starten) / Images (beelden) /
Time (tijd) / Interval (tussenpauze) /
Cancel (annuleren)
Show (weergeven) / Save (opslaan) /
Cancel (annuleren)
Select images (Selecteer beelden) / All
images (alle beelden) / Cancel (annuleren)
On (aan) / All Files : On (alle bestanden :
aan) / Cancel (annuleren)
Rotate (roteren) / Cancel (annuleren)
1600
×
1200 / 1280
×
960 / 640
×
480 /
Cancel (annuleren)
Create (creëren) / Delete (wissen) / Layout
(lay-out) / Set Up (instellingen) /
Cancel (annuleren)
Alarminstellingen
Built-in (ingebouwd)
Card (kaart) /
Card (kaart)
Built-in (ingebouwd) /
Cancel (annuleren)
Slideshow
(diashow)
Favorites
(favoriet)
DPOF
Protect
(beveiligen)
Rotation
(rotatie)
Resize (afmetingen
heraanpassen)
Trimming
(trimmen)
Create Album
(creëer album)
Alarm (alarm)
Copy (kopiëren)
APPENDIX
195
Opnamefunctie (REC)
Bedrijfsindicator
Groen
Brandt
Brandt
Patroon 3
Brandt
Patroon 2
Patroon 1
Rood
Patroon 3
Brandt
Patroon 1
Patroon 2
Rood
Patroon 1
Patroon 2
Werking (spanning aan, opname
mogelijk)
Flitser is aan het opladen.
Opladen van flitser is voltooid.
Autofocus werkt goed.
Autofocus werkt niet.
Beeldscherm is uit.
Opslaan van beeld
Opslaan van filmdata/verwerken
van beelddata
Aftellen van zelfontspanner
(10 - 3 seconden)
Aftellen van zelfontspanner
(3 - 0 seconden)
Opladen van flitser is onmogelijk
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet geformatteerd. /
BESTSHOT instelling kan niet worden
geregistreerd.
Betekenis
Zelfontspan-
nerindicator
* Er zijn drie indicatorflitspatronen. Patroon 1 knippert eens per
seconde, patroon 2 knippert tweemaal per seconde en patroon 3
knippert 4 maal per seconde. De onderstaande tabel geeft een
verklaring van de diepere betekenis van elk flitspatroon.
Indicator referentie
De camera heeft drie indicators: een groene
bedrijfsindicator, een rode bedrijfsindicator en een
zelfontspannerindicator. Deze indicators gaan branden en
knipperen om de huidige status van de camera te tonen.
Bedrijfsindicator
Rode
Groene
Zelfontspannerindicator
APPENDIX
196
Weergavefunctie (PLAY)
Groen
Brandt
Patroon 3
Brandt
Rood
Patroon 2
Brandt
Patroon 3
Rood
Werking (spanning aan, opname
mogelijk)
Eén van de volgende functies vindt
plaats: wissen, DPOF, beeldbeveiliging,
kopiëren, albumcreatie, formatteren,
(langzaam) uitschakelen van de
spanning.
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet geformatteerd.
Geheugenkaart is geblokkeerd. /
map kan niet worden gecreëerd. /
Geheugen is vol.
Lege batterij waarschuwing
USB aansluiting
Bedrijfsindicator
Betekenis
Zelfontspan-
nerindicator
Groen Rood Rood
Patroon 3
Patroon 3
Brandt
BELANGRIJK!
Bij gebruik van de geheugenkaart mag u de kaart
nooit uit de camera verwijderen wanneer de groene
bedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor
kunnen namelijk alle opgenomen beelden verloren
gaan.
Geheugenkaart is geblokkeerd. /
map kan niet worden gecreëerd. /
Geheugen is vol. / Schrijf foutlezing
Lege batterij waarschuwing
Kaart formatteren
Spanning wordt (langzaam)
uitgeschakeld
USB aansluiting
Brandt
Patroon 3
Bedrijfsindicator
Betekenis
Zelfontspan-
nerindicator
APPENDIX
197
Spanning gaat niet aan.
De camera begint zichzelf
ineens uit te schakelen.
Het beeld wordt niet
opgenomen bij indrukken
van de
sluiterontgrendelingstoets.
1) De baterijen zijn niet in de juiste richting gelegd.
2) De batterijen zijn leeg.
3) U gebruikt het verkeerde type netadapter.
1) De automatische stroomonderbreker is
geactiveerd (pagina 43).
2) De batterijen zijn leeg.
1) De weergavefunctie (PLAY) van de camera is
ingeschakeld.
2) De flitsereenheid wordt opgeladen.
3) Het geheugen is vol.
1) Plaats de batterijen in de juiste richting
(pagina 34).
2) Vervang de batterijen (pagina 34).
3) Gebruik enkel het type netadapter (nl. model
AD-C30) dat gespecificeerd wordt voor deze
camera.
1) Schakel de spanning opnieuw in.
2) Vervang de batterijen (pagina 34).
1) Druk op [
] (REC) om de op dat moment
geselecteerde opnamefunctie in te schakelen.
2) Wacht totdat de flitsereenheid stopt met
knipperen.
3) Schrijf bestanden die u wilt houden naar uw
computer en wis daarna de bestanden van het
camerageheugen of gebruik een andere
geheugenkaart.
Syroomvoorziening
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Gids voor het oplossen van moeilijkheden
APPENDIX
198
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Autofocus stelt niet goed
scherp.
Het onderwerp is niet
scherp bij het opgenomen
beeld.
De flitser flitst niet.
De camera schakelt
zichzelf langzaam uit
tijdens het aftellen van de
zelfontspanner.
1) De lens is vuil.
2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden
van het scherpstelkader tijdens de compositie
van het beeld.
3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is
van een type dat niet past bij de
autofocusfunctie (pagina 71).
4) De camera wordt bewogen.
Er was niet scherpgesteld op het beeld.
1)
(flitser uit) is geselecteerd als de
flitsfunctie.
2) De batterijen zijn leeg.
3) De filmfunctie (movie) is ingeschakeld bij de
camera.
4) Een scène die
(flitser uit) selecteert als de
flitsfunctie is geselecteerd bij de BESTSHOT
functie.
De batterijen zijn leeg.
1) Reinig de lens.
2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt tijdens de compositie
van het beeld.
3) Stel met de hand scherp (pagina 74).
4) Zet de camera op een statief.
Bij het maken van de compositie van het beeld
dient u er op te letten dat.
1) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 60).
2) Vervang de batterijen (pagina 34).
3) Selecteer een andere opnamefunctie (REC).
4) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 60)
of een andere BESTSHOT scène (pagina 82).
Vervang de batterijen (pagina 34).
APPENDIX
199
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
1) Stel scherp op het beeld (pagina 75).
2) Gebruik autofocus voor het opnemen van
landschappen en voor het maken van
portretten.
3) Gebruik de macrofunctie ( ) voor close-ups.
1) Wanneer de batterij-indicator
toont, dient u
de batterijen zo snel mogelijk te vervangen
(pagina 34).
2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat het
opslaan voltooid is.
Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct
in de lens kan schijnen.
Gebruik een andere kaart. Deze camera kan niet-
DCF beelden niet tonen die met een andere
digitale camera op een geheugenkaart zijn
opgenomen.
1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie en
u heeft niet scherpgesteld op het beeld.
2) U probeert de macrofunctie (
) te gebruiken
tijdens het opnemen van een landschap of
tijdens het maken van een portret.
3) U probeert autofocus te gebruiken of de
oneindig-functie (
) te gebruiken bij het
opnemen van een close-up shot.
1) De camera schakelt zichzelf uit voordat het
opslaan van beelden naar het geheugen
voltooid is.
2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat het
opslaan voltooid is.
Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt
tijdens het opnemen direct in de lens.
Een geheugenkaart met niet-DCF beelden die
opgenomen zijn met een andere camera bevindt
zich in de camera.
Het beeld op het
beeldscherm is niet scherp.
Opgenomen beelden
worden niet in het
geheugen opgeslagen.
De kleur van het
weergavebeeld verschilt van
het beeld op het beeldscherm
tijdens het opnemen.
Beelden worden niet
getoond.
Beeldopname
Weergave
APPENDIX
200
Geen van de toetsen of
schakelaars werkt.
Het beeldscherm is
uitgeschakeld.
Het is niet mogelijk
bestanden via een USB
aansluiting over te
schrijven.
Problemen met het elektronische circuit hetgeen
veroorzaakt wordt door elektrostatische lading,
een harde stoot, enz. terwijl de camera
aangesloten was op een ander apparaat.
1) USB communicatie vindt plaats.
2) Het beeldscherm wordt uitgeschakeld (tijdens
de opnamefunctie).
1) De USB kabel is niet juist aangesloten.
2) De USB driver is niet geïnstalleerd.
3) De camera is uitgeschakeld.
Haal de batterijen uit de camera, plaats ze weer
terug en probeer opnieuw.
1) Ontkoppel de USB kabel na eerst te hebben
bevestigd dat de computer geen toegang aan
het verkrijgen is tot het geheugen van de
camera.
2) Druk op [DISP] om het beeldscherm in te
schakelen.
1) Controleer alle aansluitingen.
2) Installeer de USB driver op uw computer
(pagina 160).
3) Schakel de camera in.
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Overige
APPENDIX
201
Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver
Merk op dat elders in deze handleiding de USB driver ook als USB aanstuurprogramma wordt aangeduid. U kunt de USB
driver mogelijk niet correct installeren als u de USB kabel gebruikt om de camera op een computer aan te sluiten die draait
onder Windows 98 voordat u de USB driver geïnstalleerd heeft van de CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) die
meegeleverd wordt met de camera, of als reeds een ander type driver geïnstalleerd is. Hierdoor wordt het voor de computer
onmogelijk om de digitale camera te herkennen wanneer deze wordt aangesloten. Mocht dit het geval zijn dan dient u de USB
driver van de camera opnieuw te installeren. Zie het Readme bestand van de USB driver op de CASIO Digital Camera
Software CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera voor informatie aangaande het opnieuw installeren van de USB
driver.
APPENDIX
202
Tonen van boodschappen
Alarm setting
complete.
Battery is low.
Cannot correct
image!
Can not find the file.
Cannot register any
more files
Card ERROR
Deze boodschap verschijnt nadat u de
alarminstelling verandert heeft.
De batterijen zijn leeg.
Keystone correctie kan om de een of andere redden
niet plaatsvinden. Het beeld wordt opgenomen
zoals het is en zonder correctie (pagina 91).
De camera kan een beeld niet vinden dat
gespecificeerd wordt in de diashow Images
(beelden) instelling. Specificeer een ander beeld
(pagina 118).
U probeert een BESTSHOT gebruikersinstelling
op te slaan terwijl de SCENE (décor) map reeds
999 instellingen bevat (pagina 86).
U probeert een FAVORITE (favoriet) bestand te
kopiëren terwijl de FAVORITE map reeds 9999
bestanden bevat (pagina 127).
Er trad een probleem op bij de geheugenkaart.
Schakel de camera uit, verwijder de kaart en steek
hem opnieuw is. Mocht dezelfde boodschap
verschijnen, formatteer dan de geheugenkaart
(pagina 146).
BELANGRIJK!
Het formatteren van de geheugenkaart wist alle
bestanden op de geheugenkaart uit. Probeer
eerst eventuele werkbare bestanden naar een
computer of een ander opslagmedium over te
schrijven voordat u de geheugenkaart
formatteert.
U probeert met de printer af te drukken via een
USB aansluiting die niet compatibel is.
Het bestand kon niet worden opgeslagen doordat
de batterijen leeg zijn.
Deze boodschap verschijnt wanneer u een beeld
probeert op te slaan terwijl er 9999 bestanden
opgeslagen zijn in de 999ste map. Wis bestanden
die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden
wilt opnemen (pagina 122).
Mocht het objectief terwijl het beweegt tegen een
obstakel aan komen, dan verschijnt de boodschap
LENS ERROR (objectief fout). Het objectief trekt
zich terug en de camera schakelt zichzelf uit.
Verwijder het obstakel en schakel de spanning van
de camera opnieuw in.
Tijdens de printerfunctie van de camera als het
papier bij printer op is.
Het geheugen is vol. Wis bestanden die u niet
langer nodig heeft als u meer bestanden wilt
opnemen (pagina 122).
Er is geen FAVORITE bestand aanwezig.
Eén van de volgende problemen trad op tijdens het
afdrukken.
De spanning van de printer is uitgeschakeld.
Interne fout bij printer
Check connections!
File could not be
saved because
battery is low.
Folder cannot be
created.
LENS ERROR
Load paper!
Memory Full
No Favorites file!
Printing Error
-
APPENDIX
203
-
Record Error
Replenish Ink!
SYSTEM ERROR
The card is locked.
There are no files.
There is no image to
register.
There are no printing
images.
Set up DPOF.
This card is not
formatted.
This file cannot be
played.
Tijdens het opslaan van beelddata kon om de één
of andere reden de beelddata niet gecomprimeerd
worden. Voer de opname van het beeld nogmaals
uit.
Tijdens de printerfunctie van de camera als de inkt bij
de printer bijna of geheel op is.
Uw camerasysteem is beschadigd. Neem contact
op met een CASIO onderhoudswerkplaats.
De LOCK schakelaar van de SD geheugenkaart is
vergrendeld. U kunt beelden niet opslaan op of
wissen van een geheugenkaart die vergrendeld is.
Er bevinden zich geen bestanden in het
ingebouwde geheugen of in de geheugenkaart.
U probeert een ongeldig beeld als een BESTSHOT
gebruikersinstelling of als een origineel startbeeld
op te slaan.
Er zijn geen DPOF instellingen die de beelden en
het aantal kopiën ervan specificeren voor elke
drukklus.
Configureer de vereiste DPOF instellingen (zie
pagina 151).
De geheugenkaart in de camera is niet
geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart
(pagina 146).
Het beeldbestand of het audiobestand is
beschadigd of is van een type dat niet door deze
camera kan worden getoond.
This function cannot
be used.
This function is not
supported for this
file.
U probeerde bestanden te kopiëren van het
ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart
terwijl er zich geen geheugenkaart in de camera
bevindt (pagina 148).
De functie die u probeert uit te voeren wordt niet
ondersteund voor het bestand waarop u de functie
probeert uit te voeren.
APPENDIX
204
Geheugencapaciteit en bestandgrootte (naar schatting):
Snapshots
Films (320
×
240 beeldpunten)
* Gebaseerd op Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. producten. De
capaciteit hangt af van de het merk van de geheugenkaart.
* Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte waarde om het
aantal beelden te verkrijgen dat op een geheugenkaart van een andere
capaciteit kan worden opgeslagen.
Datagrootte Max. 300 KB/seconde
Bestandsgrootte
(beeldpunten)
2816
×
2112
2816
×
1872
(3:2)
2048
×
1536
1600
×
1200
(UXGA)
1280
×
960
(SXGA)
640
×
480
(VGA)
Kwaliteit
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
eeldbestandsgrootte
(naar schatting)
2,9 MB
2,3 MB
1,6 MB
2,7 MB
2,1 MB
1,4 MB
1,6 MB
1,2 MB
630 KB
1,05 MB
710 KB
370 KB
680 KB
460 KB
250 KB
190 KB
140 KB
90 KB
Ingebouwd
flash-geheugen
9,7 MB
3 opnamen
4 opnamen
5 opnamen
3 opnamen
4 opnamen
6 opnamen
5 opnamen
7 opnamen
14 opnamen
8 opnamen
12 opnamen
24 opnamen
13 opnamen
20 opnamen
35 opnamen
46 opnamen
61 opnamen
98 opnamen
SD
geheugenkaart*
64 MB
20 opnamen
25 opnamen
36 opnamen
22 opnamen
28 opnamen
41 opnamen
34 opnamen
45 opnamen
88 opnamen
53 opnamen
79 opnamen
154 opnamen
82 opnamen
126 opnamen
221 opnamen
294 opnamen
386 opnamen
618 opnamen
Technische gegevens
Product ............................... Digitale camera
Model .................................. QV-R62
Camerafunctie
Beeldbestandformaat
Snapshots ....................... JPEG (Exif Ver. 2.2); DCF (Design rule
for Camera File systeem)
1.0 standaard; voldoet aan DPOF
Films ................................ AVI (Motion JPEG)
Opnamemedia .................... 9,7MB ingebouwd flash-geheugen
SD geheugenkaart
MultiMediaCard (MMC)
Beeldgrootte
Snapshots ......................... 2816
×
2112 beeldpunten
2816
×
1872 (3:2) beeldpunten
2048
×
1536 beeldpunten
1600
×
1200 beeldpunten
1280
×
960 beeldpunten
640
×
480 beeldpunten
Films .................................... 320
×
240 beeldpunten
APPENDIX
205
Wissen ................................ Enkel bestand, alle bestanden
(met beveiliging)
Effectieve beeldpunten ..... 6,00 miljoen
Beeldelement ..................... 1/1,8-inch vierkant beeldpunten
kleuren CCD
(totale aantal beeldpunten: 6,37 miljoen)
Lens/brandpuntsafstand ... Zeven lenzen in zes groepen,
inclusief een asferische (niet ronde)
lens
F2,8 (groothoek) 4,9 (telelens); f=8
(groothoek) 24mm (telelens)
(gelijkwaardig aan ca. 39 (groothoek)
117mm (telelens) voor 35mm film)
Zoom ................................... 3X optische zoom, 4X digitale zoom
(12X in combinatie met optische zoom)
Scherpstellen ..................... Contrast-type autofocus (AF functie
(Autofocus gebied: punt- of
multipatroon meten) macrofunctie),
oneindig stand,
scherpstelvergrendeling, handmatig
scherpstellen
Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens)
Normaal ........................... 60 cm (oneindig)
Macro .............................. 10 70 cm bij de groothoekstand
60 70 cm bij de telefotostand
Handbediening ................ Optische zoomfactor 1X:
10 cm tot (oneindig)
Optische zoomfactor 3X:
60 cm tot (oneindig)
Belichtingsregeling
Lichtmeting ...................... Multipatroon meten centrum-gewogen,
puntmeten via CCD
Belichting ......................... Programma AE
Belichtingscompensatie ... 2EV +2EV (1/3EV eenheden)
Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter, mechanische
sluiter, 1/8ste - 1/2000ste seconde
(verandert afhankelijk van de
opnamefunctie en de ISO
gevoeligheidsinstelling)
De sluitersnelheid is anders bij de
volgende BESTSHOT scènes
Nachtscène: 4 1/2000 seconde
Vuurwerk: 2 seconden (vast)
Lensopening ...................... Groothoek: F2,8/4,8, automatisch
overschakelen
Telefoto :F4,9/8,4, automatisch
overschakelen
Witbalans ............................ Automatisch, vast ingesteld
(6 functies), handmatig overschakelen
Gevoeligheid ...................... Auto, ISO 64, ISO 125, ISO 250,
ISO 500
Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, drivoudige
zelfontspanner
APPENDIX
206
Ingebouwde flitser
Flitserfuncties .................. AUTO (automatisch), ON (aan), OFF
(uit), rode ogenreductie
Flitsbereik ........................ Groothoek optische zoom:
0,6 2,6 meter
Telefoto optische zoom:
0,6 2,1 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
Opnamefuncties ................ Snapshot (foto); BESTSHOT (beste
shot); Movie (film); snelle doorlopende
sluiterfunctie
Beeldscherm ...................... 2,0-inch TFT kleuren LCD
84.960 beeldpunten (354
×
240)
Zoeker ................................. Beeldscherm en optische zoeker
Tijdbijhoud functies .......... Ingebouwde digitale kwartsklok
Datum en tijd .................... Opgenomen met beelddata
Automatisch kalender ...... Tot 2049
Wereldtijd ........................... City (stad), Date (datum), Time (tijd),
Summer time (zomertijd), 162 steden
in 32 tijdzones
Ingangs/
uitgangsaansluitingen ...... Netadapteraansluiting
(3V gelijkstroomingang)
USB poort (Ministekker B)
Spanningsvereisten
Spanningsvereisten .......... Twee alkaline batterijen
Twee oplaadbare nikkel-metaalhydride
batterijen maat AA (HR-3UA
<nominale capaciteit 2100 mAh> en
HR-3UB <nominale capaciteit 2300
mAh>)
Twee lithiumbatterijen van maat AA
Netadapter (AD-C30)
Geschatte levensduur van de batterijen
De bovenstaande waarden geven de hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden
die hieronder vermeld staan totdat de spanning automatisch uitgeschakeld
wordt doordat de batterijen leeg zijn. Deze waarden zijn echter geen garantie
dat de batterijen inderdaad de aangegeven gebruiksduur zullen verstrekken.
Een lage temperatuur zal de gebruiksduur van de batterijen verkorten.
Bewerking
Aantal fotos,
(CIPA Standaard)*
1
(werkingstijd)
Aantal fotos,
doorlopende
opname*
2
(werkingstijd)
Doorlopende
weergave van
Snapshots*
3
Oplaadbare
nikkelmetaal
hydride
batterijen
280 fotos
(140minuten)
900 fotos
(150 minuten)
260 minuten
Alkaline
batterijen
(LR6)
50 fotos
(25 minuten)
240 fotos
(40 minuten)
150 minuten
Alkaline
batterijen
(MX1500 (AA))
80 fotos
(40 minuten)
270 fotos
(45 minuten)
140 minuten
APPENDIX
207
De bovenstaande cijfers zijn enkel schattingen.
De bovenstaande richtlijnen zijn gebaseerd op de volgende types
batterijen:
Alkaline : LR6 Matsushita Battery Industrial Co., Ltd.
MX1500 (AA) DURACELL ULTRA
Oplaadbare nikkelmetaal hydride
: HR-3UA (nominale capaciteit 2100mAh) SANYO Electric Co.,
Ltd.
De levensduur van batterijen verschilt per merk.
Opslagmedium : SD geheugenkaart
*1 Aantal fotos (CIPA standaard)
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
In- en uitzoomen tussen volledige groothoek en volledige telefoto elke
30 seconden waarbij telkens twee beelden worden opgenomen waarvan
één beeld met flits. De spanning wordt telkens na 10 beelden in- en
uitgeschakeld.
*2 Omstandigheden bij doorlopende opname
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Flitser: Uitgeschakeld
Beeld opgenomen na elke 10 seconden, wisselend tussen volledige
groothoek en volledige telefoto.
*3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave
Temperatuur: 23°C
Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden
Stroomverbruik .................. 3 V gelijkstroom, ca. 3,7 W
Afmetingen ......................... 88,3 (B)
×
60,4 (H)
×
33,4 (D) mm
(exclusief uitsteeksels)
Gewicht ............................... ca. 168 g
(exclusief batterijen en accessoires)
Gebundelde accessoires .. Alkaline batterijen (LR6); USB kabel;
polsriem; CD-ROM; Basisreferentie
Stroomvoorziening
Om deze camera van stroom te voorzien worden oplaadbare nikkel-
metaalhydride batterijen HR-3UA of HR-3UB aanbevolen die geproduceerd
worden door SANYO Electric Co., Ltd. Bij het gebruik van andere batterijen
wordt een juiste werking niet gegarandeerd.
Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok. De instellingen
van de datum en de tijd worden geheel uitgewist wanneer in het geheel
geen stroom wordt toegevoerd (van zowel de batterijen als de netadapter).
Zorg er voor deze instellingen opnieuw te configureren als de stroom wordt
onderbroken (pagina 47).
LCD paneel
Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD fabrikagetechnologie
die een beeldpundeffecttiviteit van 99,99% behaalt. Dat betekent dat minder
dat 0,01% van het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet
branden of ze blijven juist altijd branden.
Lens
U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in bepaalde soorten
beelden waarbij er een kleine buiging optreedt bij lijnen die recht zouden
moeten zijn. Dit komt door de karakteristieken van de lens/het objectief en
duidt niet op een defect van de camera.
189

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Casio QV-R 62 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Casio QV-R 62 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 5,11 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info