• Er bestaan nog andere aanduidingen of symbolen die de rekenmachine gebruikt. Indien
nodig zullen die besproken worden op het ogenblik dat ze voorkomen in deze handleiding.
3. Berekeningen invoeren en wijzigen
I Berekeningen invoeren
Als u klaar bent om een berekening in te toetsen, druk dan eerst op om het scherm leeg
te maken. Toets vervolgens de gewenste berekeningsformules in, precies zoals ze (van links
naar rechts) opgeschreven zijn. Druk ten slotte op U om het resultaat te krijgen.
1-66
Voorbeeld 2 + 3 – 4 + 10 =
ABC@?U
I Veranderen van berekeningen
Gebruik B en C om de cursor op de plaats te zetten waar u iets wilt veranderen, en ga dan
verder zoals in de gevallen hieronder beschreven. Als u de verandering hebt aangebracht,
kunt u de berekening opnieuw laten uitvoeren door op U te drukken. U kunt ook C
gebruiken om naar het einde van de berekening te gaan en meer in te voeren.
• U kunt invoegen of overschrijven selecteren als invoer*
1
. Bij overschrijven, vervangt de tekst
die u invoert de tekst op de huidige plaats van de cursor. U kunt schakelen tussen invoegen
en overschrijven door de bewerking: #(INS). De cursor verschijnt als “
I
” voor
invoegen en als “ ” voor overschrijven.
*
1
Bij alle modellen is schakelen tussen invoegen en overschrijven alleen mogelijk als de
Lineaire invoer/uitvoer modus (pagina 1-27) is geselecteerd.
S Een stap wijzigen
Voorbeeld Verander cos60 in sin60
AE?
BBB
#
Q
S Een stap wissen
Voorbeeld Vervang 369 ss 2 door 369 s 2
BEHA
B#
In de invoegmodus werkt de toets # als Backspace-toets.
S Een stap invoegen
Voorbeeld Vervang 2,36
2
door sin2,36
2
ABEV
BBBBB
Q
1-77
I Gebruik van de herhalingsfunctie
De herhalingsfunctie slaat de invoer van de laatste berekening op in het herhalingsgeheugen.
De inhoud van het herhalingsgeheugen verschijnt als u drukt op B of op C.
Als u drukt op C, verschijnt de berekening met de cursor aan het begin. Als u drukt op
B verschijnt de berekening met de cursor op het einde. U kunt de invoer wijzigen en de
berekening opnieuw uitvoeren.
• Het herhalingsgeheugen kan enkel gebruikt worden tijdens de Lineaire invoer/uitvoer modus.
Tijdens de Math invoer/uitvoer modus wordt de geschiedenisfunctie gebruikt in plaats van
het herhalingsgeheugen. Zie de “Geschiedenisfunctie” (pagina 1-17) voor nadere details.
Voorbeeld 1 Bereken achtereenvolgens
4,12 s 6,4 = 26,368
4,12 s 7,1 = 29,252
C@AECU
BBBB
#(INS)
F@
U
Na het drukken op , kunt u door te drukken op D of op A de vorige berekeningen, in
orde van de laatste naar de eerste (multi-herhalingsfunctie), oproepen. Met C en/of B kunt
u de cursor in één van die berekeningen verplaatsen om veranderingen aan te brengen en
een nieuwe berekening te maken.
Voorbeeld 2
@ABCDEU
ABCDEFU
D (De laatst ingevoerde berekening)
D (De voorlaatst ingevoerde berekening)
• Het herhalingsgeheugen wordt pas gewist als er een nieuwe bewerking wordt gemaakt.
• Het herhalingsgeheugen wordt dus niet gewist wanneer u drukt op . U kunt dus een
invoer opnieuw oproepen nadat u op hebt gedrukt.
I Iets veranderen in een originele invoer
Voorbeeld 14 w 0 s 2,3 is ingevoerd in plaats van 14 w 10 s 2,3
@C?AB
1-88
U
Druk op ).
De cursor gaat automatisch op de plaats van
de fout staan.
Verander de invoer waar nodig.
B@
Laat opnieuw berekenen.
U
I Gegevens kopiëren en plakken via het klembord
U kunt een functie, commando of andere invoer naar het klembord kopiëren (of plakken), en
de inhoud van het klembord vervolgens op een andere plaats plakken.
• De volgende procedures gebruiken de Lineaire invoer/uitvoer modus. Voor meer details
over kopiëren en plakken in de Math invoer/uitvoer modus, zie “Kopiëren en plakken via het
klembord in de Math invoer/uitvoer modus” (pagina 1-18).
S Het kopieerbereik opgeven
1. Plaats de cursor (
I
) bij het begin of het einde van het bereik met de te knippen tekst, en
druk op G(CLIP). Hierdoor verandert het normale cursorteken in “”.
2. Gebruik de cursortoetsen om de cursor te verplaatsen en het bereik met de te kopiëren
tekst aan te klikken.
3. Druk op (COPY) om de geselecteerde tekst naar het klembord te kopiëren, en de modus
om het kopieerbereik op te geven te verlaten.
De geselecteerde karakters
veranderen niet tijdens het
kopiëren.
Als u de tekstselectie wilt annuleren zonder te kopiëren, drukt u op ).
S Tekst knippen
1. Plaats de cursor (
I
) bij het begin of het einde van het bereik met de te knippen tekst, en
druk op G(CLIP). Hierdoor verandert het normale cursorteken in “”.
1-99
2. Gebruik de cursortoetsen om de cursor te verplaatsen en het bereik met de te knippen tekst
te selecteren.
3. Druk op (CUT) om de geselecteerde tekst naar het klembord te knippen.
Bij het knippen worden de
oorspronkelijke karakters
gewist.
S Tekst plakken
Plaats de cursor op de positie waar u de tekst wilt plakken, en druk op H(PASTE). De
inhoud van het klembord wordt op de cursorpositie geplakt.
H(PASTE)
I Catalogusfunctie
De catalogus is een alfabetische lijst met alle beschikbare commando's op dit rekenmachine.
U kunt een commando invoeren door de catalogus op te roepen en vervolgens het commando
te selecteren.
S De catalogus gebruiken om een commando in te voeren
1. Druk op C(CATALOG) om een alfabetische catalogus weer te geven van de
commando’s.
• Het scherm dat eerst verschijnt, is het laatste dat u gebruikte voor invoer van een
commando.
2. Druk op (CTGY) om de categorielijst te openen.
• Ukuntdezestapoverslaanendirectdoorgaannaar U kunt deze stap overslaan en direct doorgaan naarU kunt deze stap overslaan en direct doorgaan naar
stap 5, indien u wilt.
3. Gebruik de cursortoetsen (D, A) om de commandocategorie te markeren; en vervolgens
te drukken op (EXE) of U.
• Naar aanleiding hiervan wordt een lijst met commando’s weergegeven, in de categorie die
u selecteerde.
4. Druk op de eerste letter van het commando dat u wilt invoeren. Dit geeft het eerste
commando weer dat begint met die letter.
5. Gebruik de cursortoetsen (D, A) om de commandocategorie te markeren; en vervolgens
te drukken op (INPUT) of U.
1-1010
Voorbeeld De catalogus gebruiken om het commando ClrGraph in te voeren
C(CATALOG)((C)A~AU
Drukken op ) of )(QUIT) sluit de catalogus.
4. De Math invoer/uitvoer modus gebruiken
Wanneer u in het configuratiescherm “Math” als “Input/Output” modus selecteert (zie pagina
1-27), wordt de Math invoer/uitvoer modus ingeschakeld. Hier kunt u bepaalde functies
weergeven en in natuurlijke schrijfwijze intoetsen zoals die in uw handboek staan.
• De bewerkingen in dit deel worden uitgevoerd in de Math invoer/uitvoer modus.
- De oorspronkelijke standaardinstelling voor de GRAPH 95/GRAPH 75/GRAPH 35+ is de
Math invoer/uitvoer modus. Als u de Lineaire invoer/uitvoer modus wijzigt, schakel terug
naar de Math invoer/uitvoer modus voordat u bewerkingen uitvoert in dit deel. Zie “Werken
met het configuratiescherm” (pagina 1-26) voor informatie over hoe te schakelen tussen de
modi.
- De oorspronkelijke standaardinstelling voor de GRAPH 85 SD/GRAPH 85 is de Lineaire
invoer/uitvoer modus. Schakel naar de Math invoer/uitvoer modus vooraleer bewerkingen
uit te voeren in dit deel. Zie “Werken met het configuratiescherm” (pagina 1-26) voor
informatie over hoe te schakelen tussen de modi.
• In de Math invoer/uitvoer modus worden alle gegevens in invoegmodus (niet in
overschrijfmodus) ingevoerd. Let op: de bewerking #(INS) (zie pagina 1-6) die u in
de Lineaire invoer/uitvoer modus gebruikt om gegevens in invoegmodus in te voeren, heeft
een totaal andere functie in de Math invoer/uitvoer modus. Meer informatie vindt u onder
“Waarden en uitdrukkingen gebruiken als argumenten” (pagina 1-14).
• Tenzij uitdrukkelijk ander aangegeven, worden alle bewerkingen in dit deel in de modus
RUN•MAT • MAT•MAT MATMAT uitgevoerd.
I Bewerkingen invoeren in de Math invoer/uitvoer modus
S Functies en symbolen in de Math invoer/uitvoer modus
Met de hieronder aangegeven functies en symbolen kunt u in natuurlijke schrijfwijze gegevens
invoeren in de Math invoer/uitvoer modus. In de kolom “Bytes” staat het aantal geheugenbytes
dat voor de invoer in de Math invoer/uitvoer modus wordt gebruikt.
Functie/symboolIntoetsenBytes
Onechte breuk
9
Gemengde breuk*
1
()
14
Macht
,
4
Square
V
4
Negatieve macht (reciproke of
omgekeerde)
(
x
–1
)
5
1-1111
Functie/symboolIntoetsenBytes
V()
6
Derdemachtswortel
(
3
)
9
Machtswortel
,(
x
)
9
e
x
((e
x
)
6
10
x
J(10
x
)
6
log(a,b)(Invoer via het menu MATH*
2
)7
Abs (absolute waarde)(Invoer via het menu MATH*
2
)6
Eerste afgeleide*
3
(Invoer via het menu MATH*
2
)7
Tweede Afgeleide*
3
(Invoer via het menu MATH*
2
)7
Integraal*
3
(Invoer via het menu MATH*
2
)8
Sommatieberekening (3)*
4
(Invoer via het menu MATH*
2
)11
Matrix(Invoer via het menu MATH*
2
)14*
5
Haakjes
en
1
Accolades (gebruikt tijdens lijstinvoer)
( { ) en ( } )
1
Vierkante haken (gebruikt tijdens
matrixinvoer)
( [ ) en ( ] )
1
*
1
Gemengde breuken zijn alleen mogelijk in de Math invoer/uitvoer modus.
*
2
Meer informatie over de invoer van functies via het functiemenu MATH vindt u onder
“Gebruik van het menu MATH” hieronder.
*
3
In de Math invoer/uitvoer modus kunt u geen tolerantiewaarde opgeven. Kies de Lineaire
invoer/uitvoer modus om tolerantiewaarden op te geven.
*
4
Voor sommatieberekeningen (3) in de Math invoer/uitvoer modus is de toename (pitch)
altijd 1. Kies de Lineaire invoer/uitvoer modus als u een andere toename wilt gebruiken.
*
5
Dit is het aantal bytes voor een matrix van 2 × 2.
S Gebruik van het menu MATH
Druk in de modus RUN • MAT op (MATH) om het menu MATH te openen. Via dit menu
kunt u matrices, afgeleiden, integralen enz. in natuurlijke schrijfwijze invoeren.
• {MAT} ... {opent het submenu MAT voor invoer van matrices in natuurlijke schrijfwijze}
• {2s2} ... {invoer van een matrix van 2 × 2}
• {3s3} ... {invoer van een matrix van 3 × 3}
• {
msn} ... {invoer van een matrix met m rijen en n kolommen (tot 6 × 6)}
• {log
a
b} ... {invoer van de logaritime logaritime logitime log
a
b in natuurlijke schrijfwijze}
• {Abs} ... {invoer van de absolute waarde |X| in natuurlijke schrijfwijze}
• {
d/dx} ... {invoer van eerste afgeleide in natuurlijke schrijfwijze
dx
d
f
(
x
)
x
=
a
}
• {
d
2
/dx
2
} ... {invoer van tweede afgeleide in natuurlijke schrijfwijze
dx
2
d
2
f
(
x
)
x
=
a
}
• {°
dx} … {invoer van integraal in natuurlijke schrijfwijze
f
(
x
)
dx
a
b
}
• {3(} … {invoer van sommatie (3) in natuurlijke schrijfwijze
f
(
x
)
x=A
B
A
3
}
1-1212
S Invoervoorbeelden in de Math invoer/uitvoer modus
In dit deel vindt u enkele voorbeelden van het functiemenu MATH en andere toetsen die u in
de Math invoer/uitvoer modus kunt gebruiken. Let altijd op de juiste cursorpositie wanneer u
getallen en gegevens invoert.
Voorbeeld 1 Voer 2
3
+ 1
A,
B
C
@
U
Voorbeeld 2 Voer de volgende bewerking in
(
)
1+
2
5
2
@
AA
D
C
V
U
Voorbeeld 3 Voer de volgende bewerking in
1+x+ 1dx
0
1
@(MATH)(E)(
°
dx
)
1-1313
T@
C?
D@
C
U
Voorbeeld 4 Voer de volgende bewerking in
2 ×
1
2
2
1
2
2
A(MATH)(MAT)(2×2)
@AA
CC
V()AC
CV()ACC@AA
U
S Als de berekening niet past in het weergavevenster
Een pijl naar rechts, naar links, omlaag of omhoog
betekent dat de berekening doorgaat in de door de pijl
aangegeven richting.
Als u een pijl ziet, kunt u met de cursortoetsen naar het
scherm bladeren en de gewenste gegevens bekijken.
1-1414
S Invoerbeperkingen in de Math invoer/uitvoer modus
Door bepaalde uitdrukkingen kan een rekenformule verticaal breder zijn dan één schermregel.
De maximaal toegestane verticale breedte van een rekenformule bedraagt ongeveer twee
weergaveschermen (120 pixels). Uitdrukkingen die groter zijn, kunt u niet invoeren.
S Waarden en uitdrukkingen gebruiken als argumenten
Een waarde of een uitdrukking die reeds werd ingevoerd, kan worden gebruikt als het
argument van een functie. Nadat u “(2+3)” heeft ingevoerd, bijvoorbeeld, kunt u dit omvormen
tot het argument van , resulterend in
(2+3)
.
Voorbeeld
1. Plaats de cursor links van het gedeelte van de uitdrukking waarvan u het argument van de
ingevoegde functie wilt maken.
2. Druk op #(INS).
• Hierdoor verandert het normale cursorteken in een invoegteken ().
3. Druk op V() om de functie in te voegen.
• wordt ingevoegd en de uitdrukking tussen haakjes wordt het argument van deze
functie.
Zoals hierboven aangetoond, de waarde of de uitdrukking aan de rechterkant van de cursor
wordt, na indrukken van #(INS) het argument van de functie die daarna wordt bepaald.
Het bereik bevat als het argument is alles tot de eerste open haakjes aan de rechterkant, als
er een is, of alles tot de eerste functie aan de rechterkant (sin(30), log2(4), enz.).
Deze capaciteit kan worden gebruikt met de volgende functies.
FunctieIntoetsen
Oorspronkelijke
uitdrukking
Uitdrukking na
invoeging
Onechte breuk
Macht
,
V()
Derdemachtswortel
(
3
)
Machtswortel
,(
x
)
e
x
((e
x
)
10
x
J(10
x
)
log(a,b)
(MATH)(log
a
b)
Absolute waarde
(MATH)(Abs)
1-1515
FunctieIntoetsen
Oorspronkelijke
uitdrukking
Uitdrukking na
invoeging
Eerste afgeleide
(MATH)(
d/dx)
Tweede afgeleide
(MATH)(
d
2
/dx
2
)
Integraal
(MATH)(E)(°
dx)
Sommatie 3
(MATH)(E)(3( )
• Druk in de Lineaire invoer/uitvoer modus op #(INS) om de invoegmodus te activeren.
Zie pagina 1-6 voor meer informatie.
S Berekeningen wijzigen in de Math invoer/uitvoer modus
Om berekeningen in de Math invoer/uitvoer modus te wijzigen gaat u vrijwel op dezelfde
manier te werk als in de Lineaire invoer/uitvoer modus. Meer informatie vindt u onder
“Veranderen van berekeningen” op pagina 1-6.
Houd rekening met de volgende verschillen tussen de Math en Lineaire invoer/uitvoer modus.
• In de Lineaire invoer/uitvoer modus kunt u gegevens in overschrijfmodus invoeren, in de
Math invoer/uitvoer modus niet. In de Math invoer/uitvoer modus worden de gegevens altijd
op de huidige cursorpositie ingevoegd.
• Als u in de Math invoer/uitvoer modus op # drukt, gaat de cursor één spatie achteruit.
• Merk de volgende bewerkingen van de cursor op die u kunt gebruiken bij het invoeren van
een berekening met de Math invoer/uitvoer modus.
Om dit te doen:Drukt u op:
Verplaats de cursor van het einde van de berekening naar het begin
C
Verplaats de cursor van het begin van de berekening naar het einde
B
I Bewerkingen annuleren en opnieuw uitvoeren
U kunt de volgende procedures gebruiken tijdens de berekeningsinvoer in de Math invoer/
uitvoer modus (tot u drukt op de toets U) om de laatste bewerking met de toets ongedaan te
maken en de toetsbewerking opnieuw uit te voeren die u net heeft ongedaan gemaakt.
- Als u het laatste gebruik van de toetsen wilt annuleren, drukt u op: ?#(UNDO).
- Om het intoetsen opnieuw uit te voeren dat u net heeft geannuleerd, drukt u opnieuw op:
?#(UNDO).
• U kunt ook UNDO gebruiken om intoetsen van te annuleren. Na indrukken van om
een uitdrukking te wissen die u heeft ingevoerd, drukt u op ?#(UNDO) wat het scherm
herstelt naar de weergave voordat u drukt op .
• U kunt ook UNDO gebruiken om intoetsen van te annuleren. Als u drukt op C tijdens de
invoer en vervolgens drukt op ?#(UNDO), keert de cursor terug naar de positie voordat
u drukte op C.
• De UNDO bewerking is uitgschakeld als het toetsenbord alfanumeriek is vergrendeld.
Drukken op ?#(UNDO) als het toetsenbord alfanumeriek is vergrendeld, voert dezelfde
annulatiebewerking uit als de toets # alleen.
1-1616
Voorbeeld
@@C
#
?#(UNDO)
A
?#(UNDO)
I Resultaten weergeven in de Math invoer/uitvoer modus
Breuken, matrices, en lijsten die in de Math invoer/uitvoer modus worden aangemaakt,
worden in natuurlijke schrijfwijze weergegeven, zoals die in uw handboek staan.
Voorbeeldweergave van resultaten
• Breuken worden weergegeven als onechte breuken of als gemengde breuken, afhankelijk
van de instelling “Frac Result” in het configuratiescherm. Zie “Werken met het
configuratiescherm” (pagina 1-26) voor nadere details.
• Matrices worden weergegeven in natuurlijke notatie, tot 6 × 6. Een matrix met meer dan zes
rijen of kolommen wordt weergegeven in het scherm MatAns, dat ook in de Lineaire invoer/
uitvoer modus wordt gebruikt.
• Lijsten worden weergegeven in natuurlijke notatie tot 20 elementen. Een lijst met meer dan
20 elementen wordt weergegeven in het scherm ListAns, dat ook in de Lineaire invoer/
uitvoer modus wordt gebruikt.
• Een pijl naar links, naar rechts, omlaag of omhoog betekent dat meer gegevens staan in de
door de pijl aangegeven richting.
Met de cursortoetsen kunt u in het scherm bladeren en de gewenste gegevens bekijken.
• Als u drukt op (DEL)(DEL
•
L) terwijl een resultaat is geselecteerd, worden het
resultaat en de gebruikte berekening gewist.
1-1717
• Het vermenigvuldigingsteken mag niet worden weggelaten direct vóór een onechte breuk of
een gemengde breuk. Voer in dit geval altijd het vermenigvuldigingsteken in.
Voorbeeld:
2s
2
5
AAD
• A ,, V, of (
x
–1
) intoetsen kan niet onmiddellijk gevolgd worden door opnieuw
intoetsen van ,, V, of (
x
–1
). Gebruik in dit geval haakjes om de toetscombinaties
gescheiden te houden.
Voorbeeld: (3 (3(3
2
)
–1
BV(x
–1
)
I Geschiedenisfunctie
De geschiedenisfunctie bewaart de geschiedenis van rekenuitdrukkingen en resultaten van
de Math invoer/uitvoer modus. Er worden maximaal 30 paar rekenuitdrukkingen en resultaten
bewaard.
@AU
AU
U kunt de rekenuitdrukkingen die bewaard worden door de geschiedenisfunctie ook bewerken
en opnieuw laten berekenen. Hierdoor worden alle uitdrukkingen opnieuw berekend, te
beginnen met de bewerkte uitdrukking.
Voorbeeld Om “1+2” naar “1+3” te veranderen en de berekening opnieuw uit te
voeren
Voer de volgende bewerking uit a.h.v. het bovenstaande voorbeeld.
DDDDB#BU
• De waarde die opgeslagen is in het laatste resultaatgeheugen hangt altijd af van
het resultaat dat verkregen werd a.h.v. de laatst uitgevoerde bewerking. Als de
geschiedenisinhoud bewerkingen omvat die het laatste resultaatgeheugen gebruiken,
kan het bewerken van een berekening invloed hebben op de waarde in het laatste
resultaatgeheugen die gebruikt wordt in navolgende berekeningen.
- Als er een serie berekeningen is die het laatste resultaatgeheugen gebruiken met
inbegrip van de resultaten van de vorige berekening in de volgende berekening, dan
zal het bewerken van een berekening invloed hebben op de resultaten van all andere
berekeningen die er op volgen.
- Als de inhoud van het laatste resultaatgeheugen deel uitmaakt van de eerste berekening
van de geschiedenis, is de inhoud van het laatste resultaatgeheugen “0” omdat er geen
berekening bestaat voor de eerste in de geschiedenis.
1-1818
I Kopiëren en plakken via het klembord in de Math invoer/uitvoer modus
U kunt een functie, commando of andere invoer naar het klembord kopiëren (of plakken), en
de inhoud van het klembord vervolgens op een andere plaats plakken.
• In de Math invoer/uitvoer modus kunt u slechts één regel bepalen als het kopieerbereik.
• Het commando CUT wordt alleen in de Lineaire invoer/uitvoer modus ondersteund. Deze
functie wordt niet in de Math invoer/uitvoer modus ondersteund.
S Tekst kopiëren
1. Gebruik de cursortoetsen om de cursor te plaatsen in de regel die u wilt kopiëren.
2. Druk op G(CLIP). De cursor verandert in “
”.
3. Druk op (CPY · L) om de geselecteerde tekst naar het klembord te kopiëren.
S Tekst plakken
Plaats de cursor op de positie waar u de tekst wilt plakken, en druk op H(PASTE). De
inhoud van het klembord wordt op de cursorpositie geplakt.
I Bewerkingen in de Math invoer/uitvoer modus
Dit deel geeft berekeningsvoorbeelden van de Math invoer/uitvoer modus.
• Voor details over berekeningen, zie “Hoofdstuk 2 Manuele berekeningen”.
S Berekeningen uitvoeren in de Math invoer/uitvoer modus
VoorbeeldInvoer
=
4×5
6
10
3
=
3
2
1
( )
cos
(Hoekeenheid: Rad)
645U
A(P)3CU
log
2
8 = 3
123 = 1,988647795
7
2 + 3 ×
3
64 − 4 = 10
(MATH)(log
a
b) 2C8U
,(
x
) 7C123U
23,(
x
) 3C64C4U
4
3
= 0,1249387366log
(MATH)(Abs)J34U
20
73
5
2
+ 3 =
4
1
10
23
+
2
3
1,5 + 2,3
i
=
i
25C3()1C4U
1.52.3?(
i)U,
dx
d
( )
x
3
+ 4
x
2
+
x
− 6
x = 3
= 52
(MATH)(d/dx)T,3C4
TVT6C3U
2
x
2
+ 3
x
+ 4
dx
=
3
404
5
1
(MATH)(E)(°dx)
2TV3T4C1C5U
(
k
2
− 3
k
+ 5
)
= 55
∑
k
=2
6
(MATH)(E)(3)?(K)V
3?(K)5C?(K)C2C6U
1-1919
I Matrixberekeningen in de Math invoer/uitvoer modus
S De dimensies van een matrix vastleggen
1. Druk in de modus RUN•MAT • MAT•MAT MATMAT op K(SET UP)(Math)).
2. Druk op (MATH) om het menu MATH te openen.
3. Druk op (MAT) om het volgende menu te openen.
• {2s2} … {invoer van een matrix van 2 × 2}
• {3s3} … {invoer van een matrix van 3 × 3}
• {
msn} … {invoer van een matrix met m rijen en × n kolommen (tot 6 × 6)}
Voorbeeld Maak een matrix van 2 rijen s 3 kolommen
(
msn)
Voer het aantal rijen in.
AU
Voer het aantal kolommen in.
BU
U
S Elk element van een matrix een waarde toekennen
Voorbeeld Voer de onderstaande berekening uit
De volgende bewerking is het vervolg van het rekenvoorbeeld op de vorige pagina.
@C@ACCBBC
@BCCCD
CECGU
× 8
33
65
1
13
4
1
2
× 8
33
65
1
13
4
1
2
1-2020
S Een matrix die in natuurlijke schrijfwijze is opgemaakt aan een matrix in de
Math invoer/uitvoer modus toewijzen
Voorbeeld Wijs het resultaat toe aan Mat J
A(Mat)(Ans)?
A(Mat)?(J)U
• Als u drukt op # terwijl de cursor linksboven in de matrix staat, wordt de volledige matrix
gewist.
#
I Graph modi en EQUA modus gebruiken in de Math invoer/uitvoer
modus
Met de Math invoer/uitvoer modus in de volgende modi kunt u numerieke uitdrukkingen
invoeren zoals die worden geschreven in uw tekstboek en berekeningsresultaten weergeven
in natuurlijke schrijfwijze.
Modi die invoer van uitdrukkingen ondersteunen zoals ze voorkomen in tekstboeken:
RUN • MAT, e • ACT, GRAPH, DYNA, TABLE, RECUR, EQUA (SOLV)
Modi die de natuurlijke schrijfwijze ondersteunen:
RUN • MAT, e • ACT, EQUA
De volgende verklaringen tonen Math invoer/uitvoer modus bewerkingen in de modi GRAPH,
DYNA, TABLE, RECUR en EQUA, en natuurlijke weergave van resultaten in de modus
EQUA.
• Zie de delen die iedere berekening behandelen voor details hierover.
• Zie “Bewerkingen invoeren in de Math invoer/uitvoer modus” (pagina 1-10) en “Berekeningen
uitvoeren in de Math invoer/uitvoer modus” (pagina 1-18) voor details over berekeningen in
de Math invoer/uitvoer modus en weergave van de resultaten in de modus RUN • MAT.
e • ACT modus invoerbewerkingen en resultaten zijn dezelfde als die in de modus RUN • MAT.
Voor details over berekeningen e • ACT modus, zie “Hoofdstuk 10 eActivity”.
Belangrijk!
• Voor een model waarvan het besturingssysteem werd bijgewerkt tot OS 2.00 uit een oudere
OS-versie, worden de Math invoer/uitvoer modus en de resultaatweergave in geen enkele
modus, tenzij de modi RUN • MAT en e • ACT.
S Invoer van Math invoer/uitvoer modus in de modus GRAPH
U kunt gebruik maken van de Math invoer/uitvoer modus om grafieken in te voeren in de modi
GRAPH, DYNA, TABLE en RECUR.
1-2121
Voorbeeld 1 In de modus GRAPH, voer de functie
y
=
−−1
2
x
2
'
2
x
'
in, en teken
vervolgens de grafiek.
Zorg er voor dat de standaardinstellingen zijn geconfigureerd in het
weergavevenster (V-Window).
KGRAPHTVV()A\
CCTV()ACC\
@U
(DRAW)
Voorbeeld 2 In de modus GRAPH, voer de functie
y
=
x
2
−
x
−1
dx
x
4
1
2
1
0
in, en teken
vervolgens de grafiek.
Zorg er voor dat de standaardinstellingen zijn geconfigureerd in het
weergavevenster (V-Window).
KGRAPH*(CALC)(°
dx)
@CCTV@AC
T@C?CTU
(DRAW)
• Invoer van Math invoer/uitvoer modus en weergave van resultaten in de
modus EQUA
U kunt de Math invoer/uitvoer modus in de modus EQUA gebruiken voor invoer en weergave
zoals in onderstaande voorbeelden geïllustreerd wordt.
• In geval van stelsels eerstegraadsvergelijkingen ((SIML)) en die van een hogere graad
((POLY)), worden de oplossingen weergegeven in natuurlijke schrijfwijze (breuken, , P
worden weergegeven met het natuurlijke weergaveformaat) indien dit mogelijk is.
• In het geval van Solver ((SOLV)), kunt u de natuurlijke invoer van de Math invoer/uitvoer
modus gebruiken.
Voorbeeld Om de vierkantsvergelijking
x
2
+ 3x + 5 = 0 op te lossen in de EQUA
modus
KEQUAK(SET UP)
AAAA(Complex Mode)
(a+b
i))
(POLY)(2)@UBUDUU
1-2222
5. Menu Optie (OPTN)
In het optiemenu vindt u wetenschappelijke functies en notaties die niet op het toetsenbord
van de rekenmachine zijn aangeduid. De inhoud van het optiemenu hangt af van de modus
waarin u zich bevindt als u op * drukt.
• Als het toestel is ingesteld voor het twee-, acht-, tien- of zestientallig talselsel, dan verschijnt
het optiemenu niet als u drukt op *.
• Voor details over de commando’s bevat in het optiemenu (OPTN), zie het onderwerp “*
toets” in de “Lijst met commando’s in de modus PRGM” (pagina 8-39).
• De betekenis van het optiemenu wordt toegelicht in het overeenkomstige deel voor elke
werkmodus.
De volgende lijst toont het optiemenu dat wordt weergegeven als de RUN•MAT • MAT•MAT MATMAT of PRGM
modus wordt geselecteerd.
• {LIST} ... {functiemenu i.v.m. lijsten}
• {MAT} ... {menu i.v.m. de bewerkingen op matrices}
• {CPLX} ... {menu i.v.m. berekeningen met complexe getallen}
• {CALC} ... {menu i.v.m. het onderzoeken van functies}
• {STAT} ... {menu voor geschatte warden voor statistieken met twee variabelen, verdeling, {menu voor geschatte warden voor statistieken met twee variabelen, verdeling,{menu voor geschatte warden voor statistieken met twee variabelen, verdeling,
S Variable (instellen voor het maken van tabellen en grafieken)
• {RANG}/{LIST} ... {domein van de variabele in een tabel}/{berekenen van de
tabelwaarden}
S3 Display (instellen voor de weergave van partieelsommen 3)
• {On}/{Off} ... {weergave}/{geen weergave}
S Slope (instellen van de weergave van de richtingscoëfficiënt (m) van de
raaklijn in een punt van een kegelsnede)
• {On}/{Off} ... {weergave}/{geen weergave}
S Payment (berekenen van een betalingsperiode)
• {BGN}/{END} ... berekent het {begin}/{einde} van een betalingsperiode
S Date Mode (instellen van het aantal dagen in een jaar)
• {365}/{360} ... interestberekening voor een jaar met {365}*
1
/{360} dagen
*
1
Umoeteenjaarmet365dagengebruikenbijdatumberekeningindefinanciëlemodus U moet een jaar met 365 dagen gebruiken bij datumberekening in de financiële modusU moet een jaar met 365 dagen gebruiken bij datumberekening in de financiële modus
TVM. Zo niet verschijnt een foutmelding.
S Periods/YR. (specificaties van de betalingsinterval)
• {Annu}/{Semi} ... {jaarlijks}/{halfjaarlijks}
S Ineq Type (ongelijke opvulspecificatie)
• {AND}/{OR} ... Bij het maken van een grafiek van meerdere ongelijkheden, {vul zones
waar alle ongelijkheidscondities worden voldaan}/{vul zones waar iedere
ongelijkheidsconditie wordt voldaan}
S Simplify (resultaat auto/manuele herleidingsspecificatie)
• {Auto}/{Man} ... {automatisch verminderen en weergeven}/{weergeven zonder
verminderen}
S Q1Q3 Type (Q
1
/Q
3
berekeningsformules)
• {Std}/{OnData} ... {Deel totale populatie in zijn centerpunt tussen boven- en onder-
groepen, met de mediaan van de ondergroep Q1 en de mediaan van de bovengroep
Q3}/{Bereken de waarde van het element waarvan de cumulatieve
frequentieverhouding groter is dan 1/4 en dichtst bij 1/4 Q1 en de waarde van het
element waarvan de cumulatieve frequentieverhouding groter is dan 3/4 en dichtst bij
3/4 Q3}
Op een GRAPH 85 serie rekenmachine die vanuit een vorige versie OS is bijgewerkt tot
een OS 2.00, is “Std” de eerste standaard instelling.
Niet inbegrepen in de GRAPH 35+.
S Auto Calc (automatische spreadsheet-berekening)
• {On}/{Off} ... de formules automatisch {uitvoeren}/{niet uitvoeren}
S Show Cell (weergave van cellen in spreadsheet)
• {Form}/{Val} ... {formule}*
1
/{waarde}
S Move (richting van de cursor in cel van spreadsheet)*
2
• {Low}/{Right} ... {naar beneden}/{naar rechts}
1-3030
*
1
Selectie van “Form” (formule) doet een formule in de cel als een formule verschijnen. Het
“Form” heeft geen effect op de overige gegevens in de cel.
*
2
Geef aan in welke richting de celcursor beweegt als u drukt op U om de celinvoer op
te slaan, wanneer het commando Sequence een getallentabel aanmaakt, en wanneer u
gegevens uit het lijstgeheugen oproept.
9. Schermgegevens vastleggen
Tijdens de bediening van de rekenmachine kunt u de huidige scherminhoud vastleggen en
opslaan in een intern geheugen.
S De scherminhoud vastleggen
1. Bedien de rekenmachine en open het scherm dat u wilt vastleggen.
2. Druk op A(CAPTURE).
• Er wordt een dialoogvenster geopend waarin u het
geheugengebied kunt selecteren.
3. Geef een waarde van 1 tot 20 in en druk daarna op U.
• De scherminhoud wordt vastgelegd en opgeslagen in het geheugengebied “Capt
n” (n =
de ingevoerde waarde).
• U kunt de inhoud niet vastleggen van een scherm met de melding dat een fout is opgetreden
of dat gegevens worden overgebracht.
• Als er onvoldoende ruimte in het hoofdgeheugen is om de scherminhoud op te slaan, wordt
een geheugenfout weergegeven.
S De scherminhoud uit het geheugen oproepen
Deze bewerking kan enkel gebruikt worden tijdens de Lineaire invoer/uitvoer modus.
1. In de RUN • MAT modus, druk op *(E)(E)
(CAPT)(RCL).
2. Voer een geheugencijfer in van 1 tot 20, en druk vervolgens op U.
• Geeft het beeld weer van het intern geheugen dat door het nummer wordt aangeduid.
3. Druk op ) om het invoerscherm te sluiten en terug te keren naar het scherm waar u
startte in stap 1.
• U kunt ook het commando RclCapt gebruiken om de scherminhoud uit het geheugen op te
roepen.
1-3131
10. Als er een probleem blijft bestaan…
Als u met de rekenmachine problemen ondervindt, doe dan eerst het volgende alvorens ervan
uit te gaan dat het toestel niet goed werkt.
I Opnieuw naar de standaardinstellingen
1. Kies in het hoofdmenu de modus SYSTEM.
2. Druk op (RSET).
3. Druk op (STUP), en druk daarna op (Yes).
4. Druk op )K om terug te keren naar het hoofdmenu.
Kies nu opnieuw de modus waarin u wilt werken en voer de berekening nogmaals uit terwijl u
controleert wat op het scherm gebeurt.
I Opnieuw starten en initialiseren
S Opnieuw starten
Indien de rekenmachine abnormaal werkt, kunt u opnieuw starten door te drukken op de knop
RESTART (knop P). Merk echter op dat u de knop RESTART alleen kunt gebruiken als een
laatste redmiddel. Normaal, start het drukken op de knop RESTART het besturingssysteem
van de rekenmachine, dus blijven programma’s, grafische functies en andere gegevens in het
geheugen van de rekenmachine behouden.
Belangrijk!
De rekenmachine maakt een back-up van gebruikersgegevens (hoofdgeheugen) als u het
uitschakelt en laadt deze gegevens opnieuw op bij het inschakelen.
Als u drukt op de knop RESTART, start de rekenmachine opnieuw en laadt de gegevens
uit de back-up. Dit betekent dat als u op de knop RESTART drukt na het bewerken van
een programma, een grafische functie, of andere gegevens, alle gegevens zonder back-up
verloren gaan.
S Initialiseren
Gebruik initialiseren als u alle huidige gegevens uit het geheugen wilt verwijderen en alle
modi-instellingen doen terugkeren naar de standaardinstellingen.
Maak voor de initialisatie eerst een schriftelijke kopie van alle belangrijke gegevens. Voor
S Een grafische voorstelling opslaan in het grafiekgeheugen
1. Druk na het tekenen van de grafieken in de modus GRAPH op *(PICT)(STO) om
het pop-up-venster te openen.
2. Druk op een cijfertoets om op te geven in welk grafiekgeheugen u de grafische voorstelling
wilt opslaan. Druk daarna op U. Druk op @U om de grafische voorstelling op te slaan
in het eerste grafiekgeheugen (Pict 1).
• Er zijn 20 grafiekgeheugens: Pict 1 tot Pict 20.
• Slaat u de gegevens van een grafische voorstelling op in een grafiekgeheugen waarin
reeds een grafische voorstelling werd opgeslagen, dan zal de reeds opgeslagen grafische
voorstelling overschreven worden.
• Een grafische voorstelling op een uitgesplitst scherm kan niet opgeslagen worden in het
grafiekgeheugen.
S Een grafische voorstelling opnieuw oproepen
1. Druk na het tekenen van de grafieken in de modus GRAPH op *(PICT)(RCL) om
het pop-up-venster te openen.
2. Druk op een cijfertoets om op te geven uit welk grafiekgeheugen u de grafische voorstelling
wilt oproepen. Druk daarna op U. Druk op @U om de grafische voorstelling op te
roepen uit het eerste grafiekgeheugen (Pict 1).
• Als u de inhoud van het grafiekgeheugen oproept, wordt de momenteel weergegeven
grafiek overschreven.
• Met de functie Sketch Cls (pagina 5-29) kunt u een grafiek wissen die uit het
afbeeldingsgeheugen is opgeroepen.
5. Twee grafieken op hetzelfde scherm tekenen
I De grafiek naar het deelscherm kopiëren
Dit toestel heeft de mogelijkheid om het scherm uit te splitsen in twee delen. In elk deelscherm
kunt u een grafiek tekenen van twee verschillende voorschriften, of een grafiek op normale
grootte en ernaast dezelfde grafiek uitvergroot tekenen. Zo ontstaan dubbele grafieken
waarmee u grafiek kunt analyseren.
Dubbele grafieken bieden interessante mogelijkheden bij het onderzoeken van grafieken. De
linkerkant van het scherm wordt “hoofdscherm” genoemd, de rechterkant “deelscherm”.
5-1212
S Hoofdscherm
De grafiek op het hoofdscherm wordt van een voorschrift getekend.
S Deelscherm
De grafiek op het deelscherm wordt gemaakt door de grafiek op het hoofdscherm te
kopiëren of erop te zoomen. U kunt zelfs verschillende instellingen voor het weergavevenster
opgeven voor het hoofdscherm en het deelscherm.
S Om de grafiek in het deelscherm te kopiëren
1. Kies in het hoofdmenu de modus GRAPH.
2. Kies in het configuratiescherm “G+G” voor de optie Dual Screen. + G”voordeoptieDualScreen.+G” voor de optie Dual Screen. G”voordeoptieDualScreen.G” voor de optie Dual Screen.
3. Stel het weergavevenster voor het hoofdscherm in.
Druk op (RIGHT) om het menu te openen waarin u de grafiek op het deelscherm kunt
instellen. Druk op (LEFT) om terug te keren naar het hoofdscherm.
4. Sla het voorschrift op en teken hiervan de grafiek in het hoofdscherm.
5. Teken de gewenste dubbele grafiek.
*(COPY) ... Kopieert de grafiek in het hoofdscherm naar het deelscherm
*(SWAP) ... Verwisselt het hoofdscherm en het deelscherm, met hun inhoud, van
plaats
• Aanduidingen verschijnen rechts naast de formules in de lijst met grafiekvoorschriften om
aan te geven waar grafieken worden getekend met Dual Graph.
Geeft een grafiek op het deelscherm aan (op
rechterkant van het scherm)
Geeft een grafiek op beide kanten van het scherm
aan
Het tekenen van een grafiek met de functie “
R
” uit het bovenstaande scherm zorgt ervoor
dat de grafiek wordt getekend op de rechterkant van het scherm. De fuctie “
B
” geeft aan
dat de grafiek op beide kanten is getekend.
Als u drukt op (SEL) terwijl een van de functies’ is aangeklikt, zou ervoor zorgen dat
zijn “
R
”- of “
B
”-aanduiding wordt verwijderd. Een functie zonder een aanduiding wordt
getekend als een grafiek op het hoofdscherm (op de rechterkant van het scherm).
Voorbeeld Teken de grafiek van
y = x(x + 1)(x – 1) in het hoofdscherm en in het
deelscherm.
Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster (V-Window).
(Hoofdscherm)Xmin = −2, Xmax = 2, Xscale = 0,5
Ymin = −2, Ymax = 2, Yscale = 1
(Deelscherm)Xmin = −4, Xmax = 4, Xscale = 1
Ymin = −3, Ymax = 3, Yscale = 1
K GRAPH
K(SET UP) AAAA(G + G))
(V-WIN) AUAU?DUA
AUAU@U
(RIGHT) CUCU@UA
BUBU@U)
5-1313
(TYPE)(Y=)TT@
T@U
(DRAW)
*(COPY)
• Druk terwijl een grafiek op het scherm staat op om terug te keren naar het scherm in
stap 4.
6. Handmatig tekenen
I Grafiek met voorschrift in cartesische coördinaten
Met het commando GRAPH in de modus RUN • MAT kunt u grafieken met voorschriften in
cartesische coördinaten tekenen.
1. Kies in het hoofdmenu de modus RUN•N •MATAT.
2. Stel het weergavevenster in (V-Window).
3. Voer de commando’s in om de grafiek met voorschrift in cartesische coördinaten te
tekenen.
4. Voer het voorschrift in.
VoorbeeldGraph
y = 2x
2
+ 3x – 4.
Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster (V-Window).
Xmin = −5, Xmax = 5, Xscale = 2
Ymin = −10, Ymax = 10, Yscale = 5
K RUN•MAT • MAT•MAT MATMAT
(V-WIN) DUDUAUA
@?U@?UDU)
(SKTCH)(Cls)U
(GRPH)(Y=)
ATVBTCU
• Van bepaalde functies kunnen gemakkelijk grafieken worden getekend d.m.v. ingebouwde
functiegrafieken.
• U kunt ook grafieken laten tekenen van volgende wetenschappelijke functies.
5-1414
Grafiek met voorschrift in cartesische
coördinatenGrafiek met poolcoördinaten
• sin x • cos x • tan x • Asn x
• Acs x • Atn x • sinh x • cosh x
• tanh x • sinh
–1
x • cosh
–1
x • tanh
–1
x
• x • x
2
• log x • lnx
• 10
x
• e
x
• x
–1
•
3
x
• • •
• sin
Q
• cos
Q
• tan
Q
• Asn
Q
• Acs
Q
• Atn
Q
• sinh
Q
• cosh
Q
• tanh
Q
• sinh
–1
Q
• cosh
–1
Q
• tanh
–1
Q
•
Q
•
Q
2
• log
Q
• ln
Q
• 10
Q
• e
Q
•
Q
–1
•
3
Q
- Het invoeren voor de x en
Q
variabelen is niet nodig voor een ingebouwde functie.
- Bij het invoeren van een ingebouwde functie kunnen andere operatoren of waarden niet
worden ingevoerd.
I Meerdere grafieken op hetzelfde scherm tekenen
Ga als volgt te werk om diverse waarden toe te kennen aan een variabele in een voorschrifte werk om diverse waarden toe te kennen aan een variabele in een voorschrift
en de bijbehorende grafieken op het scherm te overschrijven.
1. Kies in het hoofdmenu de modus GRAPH.
2. Wijzig in het configuratiescherm de instelling voor “Dual Screen” in “Off”.
3. Stel het weergavevenster in (V-Window).
4. Geef het voorschrifttype op en voer het voorschrift in. De syntax voor de invoer van het
voorschrift is de volgende:
Voorschrift met één variabele ( [ ) variabele (=)
waarde waarde ... waarde ( ] )
5. Teken de grafiek.afiek.
Voorbeeld Teken de grafiek van
y = Ax
2
– 3 wanneer de parameter A verandert in
de reeks 3, 1, –1.
Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster (V-Window).
Xmin = −5, Xmax = 5, Xscale = 1
Ymin = −10, Ymax = 10, Yscale = 2
K GRAPH
K(SET UP) AAAA(Off))
(V-WIN) DUDU@UA\
@?U@?UAU)
(TYPE)(Y=)?T(A)TVB
( [ )?T(A)(=)B@@
( ] )U
(DRAW)
• U kunt slechts de waarde van één van de variabelen in de uitdrukking veranderen.
• Voor de naam van de variabele mag u de volgende tekens niet gebruiken: X, Y, r,
Q
, T.
dx
(
x
)
d
dx
(
x
)
d
dx
2
(
x
)
d
2
dx
2
(
x
)
d
2
x
d
x
x
d
x
5-1515
• U kunt geen variabele toewijzen aan de variabele in het voorschrift.
• Als de optie Simul Graph is ingeschakeld, worden alle grafieken voor de opgegeven
waarden van variabelen gelijktijdig getekend.
• Overschrijven is mogelijk voor het tekenen van grafieken met voorschrift in cartesische
coördinaten, voorschrift in poolcoördinaten, voorschrift waarin
x en y afhangen van een
parameter, en voorschrift van ongelijkheden.
I Kopiëren en plakken gebruiken om de grafiek van een voorschrift te
tekenen
U kunt een grafiek van een voorschrift tekenen door deze naar het klembord te kopiëren en
vervolgens in het grafisch scherm te plakken.
U kunt twee voorschrifttypes in het grafisch scherm plakken.
Type 1 (Y= voorschrift)
Een voorschrift met de variabele Y links van het gelijkteken wordt getekend als Y=
voorschrift.
Voorbeeld: Plak het voorschrift Y=X en teken hiervan de grafiek
• Spaties links van Y worden genegeerd.
Type 2 (voorschrift)
Dit voorschrifttype plakken voor grafieken Y= voorschrift.
Voorbeeld: Plak voorschrift X en teken de grafiek van Y=X
• Spaties links van het voorschrift worden genegeerd.
S Om een functie te tekenen met kopiëren en plakken
1. Kopieer het voorschrift waarvan u de grafiek wilt tekenen naar het klembord.
2. Kies in het hoofdmenu de modus GRAPH.
3. Wijzig in het configuratiescherm de instelling voor “Dual Screen” in “Off”.
4. Stel het weergavevenster in (V-Window).
5. Teken de grafiek.
6. Plak het voorschrift.
Voorbeeld Plak, terwijl de grafiek van
y = 2x
2
+ 3x – 4 wordt weergegeven, het
eerder gekopieerde voorschrift Y=X van het klembord
Gebruik de volgende instellingen van het weergavevenster (V-Window).
Xmin = −5, Xmax = 5, Xscale = 2
Ymin = −10, Ymax = 10, Yscale = 5
K RUN
•
MAT
?(Y)(=)T
G(CLIP)BBB(COPY)
K GRAPH
K(SET UP) AAAA(Off))
5-1616
(V-WIN) DUDUAUA\
@?U@?UDU)
(TYPE)(Y=)ATVBTCU
(DRAW)
H(PASTE)
• Plakken wordt alleen ondersteund wanneer de optie “Dual Screen” in het configuratiescherm
is ingesteld op “Off”.
• Het aantal grafieken dat u kunt tekenen door een voorschrift te plakken is in principe
onbeperkt. De functie Trace en andere functies kunt toepassen op in totaal 30 grafieken
(aantal getekende grafieken met voorschrift 1 tot 20, plus grafieken die getekend worden
door voorschriften te plakken).
• Voor de grafiek van een geplakt voorschrift wordt het grafiekvoorschrift dat verschijnt
wanneer u de functie Trace of andere functies uitvoert, als volgt weergegeven: Y =
voorschrift: Y= uitdrukking.
• Als u opnieuw een grafiek tekent zonder het grafisch scherm leeg te maken, worden alle
grafieken opnieuw getekend, ook die welke gemaakt zijn door voorschriften te plakken.
7. Tabellen gebruiken
Kies de modus TABLE door het pictogram TABLE aan te klikken in het hoofdmenu.
I Opslaan en opmaken van een tabel
S Een voorschrift opslaan
Voorbeeld Sla het voorschrift y = 3x
2
– 2 op in de geheugenzone Y1
Gebruik D en A om de lijst met tabelvoorschriften te verplaatsen naar de geheugenzone
waar u het voorschrift wilt opslaan. Voer daarna het voorschrift in en druk op U om dit op te
slaan.
S Definitie van het argument
Om waarden toe te kennen aan het argument (= de variabele x) en er dan tabellen mee te
maken zijn er twee mogelijkheden:
• Het interval en de toename van het argument definiëren
Hiermee legt u interval en toename van het argument vast.
• Lijst (Xlist, Ylist)
Hiermee kent u aan het argument
xde waarden van een lijst toe die opgeslagen was in
een lijstgeheugen.
5-1717
S Een tabel opmaken door interval en toename van het argument te definiëren
Voorbeeld Ken aan het argument x het interval –3 tot 3 en de toename 1 toe
K TABLE
(SET)
BUBU@U
Het interval en de toename bepalen welke waarden het argument
x zal krijgen in de tabel.
Start ............Beginwaarde van het argument
x
End .............Eindwaarde van het argument x
Step ............Toename (per stap) van het argument x
Nadat deze gegevens zijn ingevoerd drukt u op ) om terug te keren naar de lijst met
tabelvoorschriften.
S Een tabel opmaken door een lijst te gebruiken
1. Roep het configuratiescherm op terwijl de lijst met tabelvoorschriften wordt weergegeven.
2. Klik de rubriek Variable aan en druk dan op (LIST) om het pop-up-venster te openen.
3. Kies de lijst met waarden die u wilt toekennen voor het argument
x.
• OmbijvoorbeeldList6tekiezen,druktuop Om bijvoorbeeld List 6 te kiezen, drukt u opOm bijvoorbeeld List 6 te kiezen, drukt u opEU. Op het configuratiescherm ziet u dat
aan de rubriek Variable de gekozen lijst wordt toegekend (List 6).
4. Nadat de gewenste lijst op het configuratiescherm staat, drukt u op ) om terug te keren
naar het vorige scherm.
S Opmaak van een tabel
Voorbeeld Maak een tabel voor de voorschriften die opgeslagen zijn in de
geheugenzones Y1 en Y3 van de lijst met tabelvoorschriften
Gebruik D en A om de voorschriften aan te klikken
waarvoor u een tabel wilt maken, en druk dan op (SEL)
tom uw keuze vast te leggen.
Voor elk uitgekozen voorschrift blijft op het venster het
symbool “=”. Als u de selectie van een voorschrift wilt
opheffen, klikt u dit aan en drukt u nogmaals op (SEL).
Druk op (TABL) om de tabel met de geselecteerde
voorschriften op te maken. De waarde van het argument
x varieert afhankelijk van het interval of de inhoud van de
lijst die u hebt opgegeven. In dit voorbeeldscherm ziet u
de resultaten op basis van de inhoud van Lijst 6 (–3, –2,
–1, 0, 1, 2, 3).
Elk element kan maximaal zes cijfers bevatten, inclusief het minteken.
5-1818
S Een tabel opmaken waarin ook de afgeleide getallen zijn opgenomen
Op het configuratiescherm klikt u de rubriek “Derivative” aan en zet u deze aan (ON). In de
tabellen wordt dan ook een kolom opgenomen met de afgeleide getallen.
Bevindt de cursor zich op een afgeleid
getal, dan wordt dit linksboven aangeduid
door “
dy/dx”.
• Er verschijnt een foutmelding als een voorschrift met
een gedefinieerd interval of een voorschrift met een
parameter is uitgekozen.
S Definitie van het voorschrifttype
U kunt voor volgende voorschrifttypes tabellen definiëren:
• Een voorschrift in cartesische coördinaten (Y=)
• Een voorschrift in poolcoördinaten (
r=)
• Een voorschrift waarin
x en y afhangen van een parameter (Parm)
1. Druk terwijl de lijst met voorschriften wordt weergegeven op (TYPE).
2. Druk op de cijfertoets voor het voorschrifttype dat u wilt opgeven.
• De tabel wordt alleen gemaakt voor het voorschrifttype dat is opgegeven in de lijst met
voorschriften (Table Func). U kunt geen tabel maken voor een combinatie van verschillende
voorschrifttypes.
I Weergeven van een tabel
Het submenu dat onder de tabellen verschijnt, biedt de volgende mogelijkheden:
• Veranderen van de waarden van het argument
x
• Wijzigen (wissen, invoegen en toevoegen) van de rijen
• Wissen van de tabel
• Tekenen van een grafiek door middel van verbonden punten
• Tekenen van een grafiek door middel van discrete punten
•CON}/{G•PLT} ... tekenen van een grafiek door middel van {verbonden punten}/
{discrete punten}
• Probeert u een getal in kolom
x te veranderen door er een niet-toegelaten operatie op uit te
voeren (bijvoorbeeld delen door 0), dan krijgt u een foutmelding en het getal in kolom
x wordt
dan niet veranderd.
• Een getal uit een andere kolom (niet
x) kan niet rechtstreeks veranderd worden.
5-1919
I Kopiëren van een kolom van een tabel naar een lijst
Het is mogelijk om een kolom van een tabel te kopiëren naar een lijst.
Gebruik B en C om de cursor op de kolom te zetten die u wilt kopiëren. U mag om het
even welke kolom kiezen om te kopiëren.
S Een tabel naar een lijst kopiëren
Voorbeeld Kopieer de inhoud van kolom x naar List 1
*(LMEM)
Voer het nummer in van de lijst die u wilt kopiëren en druk dan op U.
@U
I Een grafiek tekenen op basis van een tabel
Ga als volgt te werk om een tabel te maken en vervolgens een grafiek te tekenen op basis van
de getalwaarden in de tabel.
1. Kies in het hoofdmenu de modus TABLE.
2. Stel het weergavevenster in (V-Window).
3. Sla de voorschriften op.
4. Geef het interval van de tabel op.
5. Maak de tabel.
6. Selecteer het voorschrifttype en teken hiervan de grafiek.
(G
• CON) ... lijngrafiek
(G
• PLT) ... puntgrafiek
• Na het tekenen van de grafiek drukt u op (G j T) of op om terug te keren naar
het scherm met de tabel.
Voorbeeld Sla de twee onderstaande voorschriften op, maak een tabel en teken
hiervan de lijngrafiek. Geef een interval van –3 tot 3 op, en een toename
van 1.
Y1 = 3
x
2
– 2, Y2 = x
2
Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster (V-Window).
Xmin = 0, Xmax = 6, Xscale = 1
Ymin = −2, Ymax = 10, Yscale = 2
K TABLE
(V-WIN) ?UEU@UAAU_
@?UAU)
5-2020
(TYPE)(Y=) BTVAUTVU
(SET)BUBU@U)
(TABL)
(G • CON)
• Na het tekenen van een grafiek kunt u de functies Trace, Zoom of Sketch gebruiken.
I Een tabel en een grafiek gelijktijdig weergeven
Als u in het configuratiescherm “T+G” opgeeft voor de optie “Dual Screen”, kunt u een tabel en
grafiek gelijktijdig weergeven.
1. Kies in het hoofdmenu de modus TABLE.
2. Stel het weergavevenster in (V-Window).
3. Kies in het configuratiescherm T+G voor de optie Dual Screen.
4. Voer het voorschrift in.
5. Geef het interval van de tabel op.
6. De tabel wordt weergegeven in het deelscherm aan de rechterkant.
7. Geef het grafiektype op en teken de grafiek.
(G
• CON) ... lijngrafiek
(G
• PLT) ... puntgrafiek
Voorbeeld Sla het voorschrift Y1 = 3
x
2
– 2 op en geef de tabel en lijngrafiek
gelijktijdig weer. Geef een interval van –3 tot 3 op, en een toename van 1.
Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster (V-Window).
Xmin = 0, Xmax = 6, Xscale = 1
Ymin = −2, Ymax = 10, Yscale = 2
K TABLE
(V-WIN) ?UEU@UAAU@?UAU)
K(SET UP) AAA(T+G))
(TYPE)(Y=)BTVAU
(SET)
BUBU@U)
(TABL)
(G
• CON)
• De instelling van de optie “Dual Screen” in het configuratiescherm wordt toegepast in de
modus TABLE en RECUR.
• U kunt de tabel activeren door te drukken op *(CHNG) of op .
5-2121
8. Dynamisch tekenen
I Gebruik van dynamische grafieken
Met dynamische grafieken kunt u een interval van waarden opgeven voor de coëfficiënten vanfieken kunt u een interval van waarden opgeven voor de coëfficiënten van
een voorschrift, en op het scherm bekijken hoe de grafiek verandert. Zo kunt u nagaan hoe de
vorm en positie van een grafiek worden beïnvloed door de coëfficiënten en termen waaruit het
voorschrift is samengesteld.
1. Kies in het hoofdmenu de modus DYNA.
2. Stel het weergavevenster in (V-Window).
3. Kies in het configuratiescherm voor Dynamic Type.
(Cnt) ... Continu blijven tekenen
(Stop) ... Automatisch stoppen na 10 maal tekenen
4. Gebruik de cursortoetsen om het voorschrifttype in de lijst te selecteren.*
1
5. Geef de coëfficiëntwaarden op en bepaal welke coëfficiënt de actieve parameter is.*
2
6. Geef de beginwaarde, de eindwaarde en de toename op.
7. Bepaal de tekensnelheid.
(SPEED) (
) ....Wacht na iedere tekenhandeling (Stop&Go)
() ......De heflt van de normale snelheid (Slow)
() ......De snelheid waarop het toestel ingesteld is (Normal)
() ....Het dubbele van de normale snelheid (Fast)
8. Teken de dynamische grafiek.
*
1
Het menu met de modelvoorschriften bevat de volgende zeven voorschriften:
• Y=AX+B • Y=A(X+B)
2
+C • Y=AX
2
+BX+C • Y=AX^3+BX
2
+CX+D
• Y=Asin(BX+C) • Y=Acos(BX+C) • Y=Atan(BX+C)
Druk op (TYPE) en selecteer het gewenste voorschrifttype. Daarna kunt u het eigenlijken selecteer het gewenste voorschrifttype. Daarna kunt u het eigenlijke
voorschrift invoeren.
*
2
U kunt hier ook drukken op U om het menu met de parameterinstellingen te openen.
• Wanneer geen dynamische functie meer getekend kan worden, dan verschijnt op het scherm
“Too Many Functions”.
Voorbeeld Teken de dynamische grafiek van
y = A(x – 1)
2
– 1, als de actieve
parameter A verandert van 2 naar 5 met een toename van 1. De grafiek
wordt 10 keer getekend.
K DYNA
(V-WIN)(INIT))
K(SET UP) A(Stop))
(B-IN)A(SEL)
(VAR)AU@U@U
(SET)AUDU@U)
(SPEED)(
))
(DYNA)
5-2222
Herhaaltvan HerhaaltvanHerhaalt van naar .
I Over elkaar tekenen
Kies voor “Locus” om de dynamische grafiek over elkaar op hetzelfde weergavevenster te
tekenen door de coëfficiëntwaarden te veranderen.
1. Kies in het hoofdmenu de modus DYNA.
2. Stel het weergavevenster in (V-Window).
3. Kies in het configuratiescherm “On” voor de optie “Locus”.
4. Gebruik de cursortoetsen om het voorschrifttype in de lijst te selecteren.
5. Leg de coëfficiëntwaarden vast en bepaal welke coëfficiënt de actieve parameter is.
6. Geef de beginwaarde, de eindwaarde en de toename op.
7. Kies de normale tekensnelheid.
8. Teken de dynamische grafiek.
Voorbeeld Teken de dynamische grafiek van
y = Ax, als de actieve parameter A
verandert van 1 naar 4 met een toename van 1. De grafiek wordt 10 keer
getekend.
K DYNA
(V-WIN)(INIT))
K(SET UP) AA(On))
(B-IN)(SEL)
(VAR)@U?U
(SET)@UCU@U)
(SPEED)(
))
(DYNA)
1
4
2
3
1
4
2
3
····
····
····
····
5-2323
I Grafiek berekenen met de functie DOT Switching
Met deze functie kunt u alle punten op de X-as van de dynamische grafiek of elk ander punt
tekenen. Deze instelling is alleen geldig voor “Dynamic Func Y= graphic”.
1. Druk op K(SET UP) om het configuratiescherm weer te geven.
2. Druk op AAA om de tekensnelheid te kiezen (Y=Draw Speed).
3. Kies de methode om de grafiek te tekenen.
(Norm) … Alle punten op de X-as tekenen. (standaard instelling)
(High) … Elk ander punt op de X-as tekenen (hoger tekensnelheid dan normaal)
4. Druk op ).
I Gebruik van dynamische grafieken
U kunt in het geheugen voor dynamische grafieken de voorwaarden voor het tekenen
en de instelling van het weergavevenster opslaan, zodat u deze gegevens opnieuw kunt
oproepen als u ze nodig hebt. Daarmee wint u heel wat tijd, want dan kunt u na het oproepen
onmiddellijk met het tekenen beginnen. U kunt echter niet meer dan één set gegevens
opslaan.
S Gegevens opslaan in het geheugen voor dynamische grafieken
1. Terwijl de dynamische grafiek getekend wordt, drukt u op om het menu te openen
waarin u de tekensnelheid kunt aanpassen.
2. Druk op (STO). Druk op (Yes) wanneer u wordt gevraagd of u de gegevens wilt
opslaan.
S Gegevens oproepen uit het geheugen voor dynamische grafieken
1. Roep de lijst op met de voorschriften voor dynamische functies.
2. Druk op (RCL) om de opgeslagen gegevens over dynamische grafieken op te roepen.
9. Een grafiek tekenen van een rijvoorschrift
I Een tabel met getalwaarden maken op basis van een rijvoorschrift
U kunt drie rijvoorschriften invoeren en een tabel met getalwaarden maken.
• Algemene term van de rij {
a
n
}, bestaande uit a
n
, n
• Lineaire recursie tussen twee termen bestaande uit a
n
+1
, a
n
, n
• Lineaire recursie tussen drie termen bestaande uit a
n
+2
, a
n
+1
, a
n
, n
5-2424
1. Kies in het hoofdmenu de modus RECUR.
2. Geef het voorschrifttype op.
(TYPE)(
a
n
) ... {algemene term van de rij a
n
}
(
a
n
+1
) ... {Lineaire recursie tussen twee
termen}
(
a
n
+2
) ... {lineaire recursie tussen drie
termen}
3. Voer het rijvoorschrift in.
4. Geef het interval van de tabel op. Geef een begin- en eindpunt op voor
n. Geef indien nodig
een beginterm op en een beginpunt voor de cursor als u de grafiek van dit voorschrift wilt
tekenen.
5. Roep de tabel van dit rijvoorschrift op.
Voorbeeld Maak een tabel van de lineaire recursie tussen drie termen uitgedrukt
door
a
n
+2
= a
n
+1
+ a
n
, met een beginterm van a
1
= 1, a
2
= 1 (de rij van
Fibonacci), terwijl n verandert van 1 naar 6.
K RECUR
(TYPE)(
a
n
+2
)
(n.a
n
··)(a
n
+1
)(a
n
)U
(SET)(a
1
)@UEU@U@U)
(TABL)
* Deeerstetweewaarden De eerste twee waardenDe eerste twee waarden
komen overeen met a
1
= 1 en
a
2
= 1.
• Druk op (FORM) om terug te keren naar het scherm waarin u rijvoorschriften opslaat.
• Als u de optie 3Display in het configuratiescherm op “On” instelt, wordt de som van elke term
in de tabel berekend.
I Een grafiek tekenen van een rijvoorschrift
Als u een tabel voor een rijvoorschrift hebt gemaakt, kunt u de waarden tekenen op een lijn-of
een puntgrafiek.
1. Kies in het hoofdmenu de modus RECUR.
2. Stel het weergavevenster in (V-Window).
3. Geef het voorschrifttype op en voer het voorschrift in.
4. Geef het tabelinterval en de begin- en eindwaarden voor
n op. Geef indien nodig de
beginterm en het beginpunt van de cursor op.
5. Selecteer het lijntype voor de grafiek.
6. Roep de tabel van dit rijvoorschrift op.
7. Geef het grafiektype op en teken de grafiek.
(G
• CON) ... lijngrafiek
(G
• PLT) ... puntgrafiek
5-2525
Voorbeeld Maak een tabel van de lineaire recursie tussen twee termen uitgedrukt
door a
n
+1
= 2a
n
+
1, met een beginterm van a
1
= 1, wanneer n verandert
van 1 naar 6. Gebruik de getalwaarden in de tabel om een lijngrafiek te
tekenen.
Gebruik de volgende instellingen van het weergavevenster (V-Window).
Xmin = 0, Xmax = 6, Xscale = 1
Ymin = –15, Ymax = 65, Yscale = 5
K RECUR
(V-WIN) ?UEU@UA\
@DUEDUDU)
(TYPE)(
a
n
+1
)A(a
n
)@U
(SET)(a
1
)@UEU@U)
(SEL+S)D())
(TABL)
(G • CON)
• Na het tekenen van een grafiek kunt u de functies Trace, Zoom en Sketch uitvoeren.
• Druk op om terug te keren naar het scherm met de tabel.. Na het tekenen van een
grafiek kunt u wisselen tussen het scherm met de tabel en het grafiekvenster door op
(GjT) te drukken.
I Een fase plot maken uit twee numerieke reeksen
U kunt de fase plot tekenen voor numerieke reeksen die zijn gegenereerd door twee
expressies die zijn ingevoerd in de RECUR modus met één waarde op de horizontale as
en de andere waarde op de verticale as. Voor a
n
(a
n
+1
, a
n
+2
), b
n
(b
n
+1
, b
n
+2
), c
n
(c
n
+1
, c
n
+2
), de
numerieke reeks van de alfabetisch eerste uitdrukking staat op de horizontale as en de daarop
volgende numerieke reeks staat op de verticale as.
1. Kies in het hoofdmenu de modus RECUR.
2. Stel het weergavevenster in (V-Window).
3. Voer twee rijvoorschriften in en kies ze beide voor het maken van een tabel.
4. Stel de instellingen voor het maken van een tabel in.
Specificeer de begin- en eindwaarden voor variabele
n en de beginterm voor ieder
rijvoorschrift.
5. Roep de tabel van dit rijvoorschrift op.
6. Teken de fase plot.
Voorbeeld Om de twee reeksformules voor regressie tussen twee termen in te
voeren
a
n
+1
= 0,9a
n
en b
n
+1
= b
n
+ 0,1
n
− 0,2, en specificeer eerste termen
a
1
= 1 en b
1
= 1 voor elk. Maak een getallentabel wanneer de waarde
van de n variabele van 1 tot 10 gaat en gebruik dit om een fase plot te
tekenen.
Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster (V-Window).
- Coëfficiënten en berekeningsresultaten van EQUA modus gelijktijdige lineaire
vergelijkingen en berekeningen van een hogere orde*
1
- Geschiedenisgegevens (Inclusief het “SYSTEM” geheugenitem.)*
1
- Lijstgegevens
- Matrixgegevens*
1
• De volgende numerieke gegevens die in de Math invoer/uitvoer modus worden ingevoerd,
worden geconverteerd naar de Lineiare invoer/uitvoer modus, voordat ze worden verzonden.
- Grafiekuitdrukkingen die in de DYNA modus en de RECUR modus staan*
1
- Solve-uitdrukkingen die in de EQUA modus staan
- Grafiekuitdrukkingen die in de GRAPH modus en TABLE modus staan*
1
*
1
Kunnen niet worden ontvangen door een GRAPH 25+ rekenmachine.
S Gegevens versturen van een GRAPH 85 SD, GRAPH 85 rekenmachine
naar een OS 2.00 rekenmachine
Verzender : GRAPH 85 SD, GRAPH 85
Ontvanger : OS 2.00 rekenmachine
• X=c type uitdrukkingen worden geconverteerd naar X= type uitdrukkingen.
13-1111
S Gegevens versturen van een GRAPH 65 rekenmachine naar een OS 2.00
rekenmachine
Verzender : GRAPH 65
Ontvanger : OS 2.00 rekenmachine
• X=c type uitdrukkingen worden geconverteerd naar X= type uitdrukkingen.
• V-Window Xmin en Xmax warden worden één op één verzonden. Aangezien de Xdot-waarde
niet op de GRAPH 65 rekenmachine bestaat, converteert de OS 2.00 rekenmachine deze
automatisch van de Xmin en Xmax waarden die ze versturen.
• Door het uitvoeren van de gegevensoverdracht worden het grafische geheugen en het
dynamische gehuegen teruggezet in de eerste standaard instelling.
• Als er van een GRAPH 65 rekenmachine grafische expressiegegevens worden ontvangen,
worden de lijninstellinge als volgt geconverteerd : Blauw : Normaal ; Oranje :
Vet ; Groen : (Stippellijn)
5. Versturen van schermafbeeldingen
Als u op (CAPT) drukt terwijl het hoofdmenu van de gegevenscommunicatie wordt
weergegeven, wordt het “Capture Set Mode” scherm weergegeven. U kunt dit scherm
gebruiken om de modus schermafbeelding verzenden te kiezen.
• (Mem) ... {modusselectie voor gegevensoverdracht met PC (schermafbeelding verzenden {modusselectie voor gegevensoverdracht met PC (schermafbeelding verzenden{modusselectie voor gegevensoverdracht met PC (schermafbeelding verzenden
is uitgeschakeld)}
• (Capt) ... {modusselectie voor het verzenden van de schermafbeelding van de {modusselectie voor het verzenden van de schermafbeelding van de{modusselectie voor het verzenden van de schermafbeelding van de
rekenmachine naar een PC, door middel van de FA-124 scherm-capturefunctie
(handmatig verzenden van een schermafbeelding is ingeschakeld)}
• (Proj) ... {modusselectie om de schermafbeelding naar een CASIO OHP-eenheid of {modusselectie om de schermafbeelding naar een CASIO OHP-eenheid of{modusselectie om de schermafbeelding naar een CASIO OHP-eenheid of
CASIO projector te versturen (automatisch versturen van schermafbeelding is
uitgeschakeld)}
• (Recv) ... {modusselectie voor het verzenden van de schermcaptures van de {modusselectie voor het verzenden van de schermcaptures van de{modusselectie voor het verzenden van de schermcaptures van de
rekenmachine naar een PC, door middel van de GRAPH 85 Manager PLUS
scherm-ontvangerfunctie (automatisch verzenden van een schermafbeelding is
ingeschakeld)}
I Kies het Verbindingmodusscherm
U kunt deze handelingen voor modusselectie ook uitvoeren als het scherm voor de Capture-
instellingenmodus in het “Select Connection Mode” dialoogvenster staat, dat verschijnt als u
de USB-kabel in de rekenmachine steekt.
13-1212
De opties in het scherm Kies Verbindingsmodus komen als volgt overeen met de opties in
het scherm Capture-instellingenmodus: (DataTrans) = (Mem), (ScreenCapt) =
Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.
Product:
Spelregels forum
Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:
lees eerst de handleiding door;
controleer of uw vraag al eerder door iemand anders is gesteld;
probeer uw vraag zo duidelijk mogelijk te stellen;
heeft u een probleem en al geprobeerd om dit op te lossen, vermeld dit erbij aub;
heeft u een oplossing gekregen van een bezoeker dan horen wij dat graag in dit forum;
wilt u een reactie geven op een vraag of antwoord, gebruik dan niet dit formulier maar klik op de knop 'reageer op deze vraag';
uw vraag wordt direct op de website gezet; vermijd daarom persoonlijke gegevens in te vullen;
Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.
Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.
Abonneren
Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Casio GRAPH 95 bij:
nieuwe vragen en antwoorden
nieuwe handleidingen
U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.
Ontvang uw handleiding per email
Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Casio GRAPH 95 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.
De handleiding is 3,11 mb groot.
U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.
Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email
Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.
Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.
Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken
U heeft geen emailadres opgegeven
Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.
Uw vraag is op deze pagina toegevoegd
Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.