D-21
• De bovenstaande procedure geeft een foutmelding als
u vectoren specificeert van verschillende dimensies.
k Berekenen van het scalar product van
een vector
Gebruik de onderstaande procedure om het scalar product
(vaste meervoud) te verkrijgen van een vector.
• Voorbeeld: Vermenigvuldig Vector C = (–7,8 9) met 5.
(Resultaat:
(–39 45)
)
(2-dimensionale Vector C) A
z
1(Dim)
3(C)
2 =
(Invoeren van elementen) D 7 l 8 =
9 = t
(5҂VctC) 5 - A
z
3(Vct)
3(C)
=
k Berekenen van het binnenproduct van
twee vectoren
Gebruik de onderstaande procedure om het binnenproduct
(
⋅
) te verkrijgen van twee vectoren.
• Voorbeeld: Om het binnenproduct te verkrijgen van Vec-
tor A en Vector B. (Resultaat:
–24
)
(VctA
⋅
VctB) A
z
3(Vct)
1(A)
A
z
r
1(Dot)
A
z
3(Vct)
2(B)
=
• De bovenstaande procedure geeft een foutmelding als
u vectoren specificeert van verschillende dimensies.
k Berekenen van het buitenproduct van
twee vectoren
Gebruik de onderstaande procedure om het buitenproduct
te verkrijgen van twee vectoren.
• Voorbeeld: Om het buitenproduct te verkrijgen van Vec-
tor A en Vector B. (Resultaat:
(–3, 18, 13)
)
(VctA҂VctB) A
z
3(Vct)
1(A) -
A
z
3(Vct)
2(B) =
• De bovenstaande procedure geeft een foutmelding als
u vectoren specificeert van verschillende dimensies.