17
De ontdooifunctie wordt geactiveerd om ijsvorming op de
lucht-warmtewisselaar te voorkomen. Tijdens de ontdooi-
cyclus worden de ventilatoren van dat circuit afgeschakeld
en de 4-weg koudemiddelklep wordt omgekeerd waardoor
de unit in koelbedrijf gaat werken. Tijdens de ontdooicyclus
kan de ventilator tijdelijk worden herstart. De ontdooicyclus
verloopt volledig automatisch en heeft geen instelling nodig.
Als optie kan de warmtepomp maximaal vier extra
elektrische verwarmingstrappen aansturen.
De verwarmingstrappen worden geactiveerd als aanvulling
op de verwarmingscapaciteit wanneer aan de volgende
voorwaarden is voldaan:
• De unit gebruikt 100% van de beschikbare verwarmings-
capaciteit, of de unit wordt in zijn werking begrensd
door een beveiliging (lage zuiggastemperatuur, heetgas
of ontdooicyclus in werking). In alle gevallen kan niet
aan de verwarmingsvraag worden voldaan.
• De buitenluchttemperatuur is lager dan een ingesteld
limiet (zie HCCONFIG-menu, 4.9.20).
• De capaciteitsbegrenzing is niet actief.
De laatste beschikbare verwarmingstrap kan door de
gebruiker worden geconfigureerd als veiligheidstrap. In dit
geval komt de veiligheidstrap alleen in na de andere trappen
bij een machine-storing die gebruik van de verwarmings-
capaciteit verhindert. De andere elektrische verwarmings-
trappen blijven functioneren zoals hierboven beschreven.
De unit kan het starten van een verwarmingsketel regelen.
Zodra de verwarmingsketel in werking is wordt de warmte-
pomp afgeschakeld. Een warmtepomp en een verwarmings-
ketel kunnen niet gelijktijdig werken.
De uitgang van de verwarmingsketel wordt geactiveerd bij
de volgende condities:
• Een storing voorkomt gebruik van de verwarmings-
capaciteit.
• De unit werkt bij zeer lage buitentemperatuur waardoor
de verwarmingscapaciteit onvoldoende is. De limiet
van de buitentemperatuur voor toepassing van de
verwarmingsketel is vast ingesteld op -10°C maar deze
waarde kan worden gewijzigd in HCCONFIG-menu
(4.9.20).
OPMERKING: Voor slave-units is regeling van elektrische
verwarmingstrappen of een verwarmingsketel niet toege-
staan.
De 61AF units beschikken over een Eco-functie. Deze
functie is gebaseerd op de circulerende koelmiddelstroom
en laat toe dat het oververhittingssetpoint in stand wordt
gehouden. De functie is niet beschikbaar tijdens ontdooien
en de eerste minuut van het bedrijf.
Het doel van deze functie is om een betere prestatie en
hoger rendement te behalen.
MASTER/SLAVE INSTELLINGEN WORDEN DOOR
CARRIER SERVICE INGESTELD.
Twee Pro-Dialog+ units kunnen in een Master-Slave-
opstelling worden gekoppeld, waarbij de beide units via de
CCN-Bus verbonden moeten worden. Alle parameters die
nodig zijn voor de master/slave functie moeten worden
ingesteld door Carrier Service.
Bij wateruittrede regeling van de warmtewisselaar moet
voor Master-Slave bedrijf een extra temperatuuropnemer
(optie) van elke machine worden aangesloten op de
verzamelleiding. Dit is niet nodig bij waterintrede regeling.
De Master-Slave opstelling kan werken met constante of
variabele waterhoeveelheid. Bij variabele waterhoeveelheid
moet elke unit zijn eigen waterpomp regelen en de pomp
automatisch afschakelen bij een koelcapaciteit van nul.
Bij constante waterhoeveelheid moeten de pompen van
alle units continu in werking zijn wanneer het systeem
werkt. De master-unit kan een gezamenlijke pomp regelen
die wordt geactiveerd wanneer het systeem wordt gestart.
In dit geval wordt de pomp van de slave-unit niet gebruikt.
Alle regelcommando’s naar het Master-Slave-systeem
(Start/Stop, setpoint, capaciteitsafschakeling etc.) worden
verwerkt door de als “Master” geconfigureerde unit en
moeten daarom alleen aan de Master-unit worden gegeven.
Van daaruit worden ze dan automatisch naar de slave-unit
doorgegeven.
De master-unit kan lokaal, op afstand of via CCN worden
geregeld. Om de units te starten hoeft alleen het bedrijfs-
type van de master-unit (Master) te worden geactiveerd.
Als de master-unit is geconfigureerd voor regeling op afstand
gebruik dan de potentiaal-vrije contacten op afstand voor
start/stop.
De slave-unit moet continu in CCN-regeling blijven. Kies,
om de master/slave units af te schakelen, Lokaal Uit
(Local Off) op de master-unit of gebruik, als de unit is
geconfigureerd voor afstandsregeling, de potentiaalvrije
contacten op afstand.