14
2.7. KOELAANSLUITING
2.7.1. Installatie op hetzelfde niveau
Installatie
op hetzelfde
niveau
Afb. 10
2.7.2. Installatie op verschillende niveaus
Als de remote groep hoge dan de apparatuur geïnstal-
leerd is (afb. 12), dan moet een sifon geplaatst worden bij
ieder vertrek of stijging (a), om de 1,8 meter niveauver-
schil langs de terugkeerleiding en bij iedere aankomst (b).
Als de remote groep lager dan de apparatuur geïnstal-
leerd is, is geen enkele sifon nodig (Afb. 11).
Afb. 11 Afb. 12
Installatie
op verschillende
niveaus
2%
COMPRESSORE
COMPRESSOR
Afb. 7
Afb. 8
Afb. 9
Algemene criteria die in acht genomen moeten worden
bij de installatie van de remote groepen:
1)
Helling van de leidingen (Afb.7).
2)
Vastzetten van beugels op geïsoleerde buizen (Afb.8).
3)
Hermetische lassen (Afb. 9).
4)
Totstandbrenging van het vacuüm (0,03mBar) in
de verbindingsleidingen (afgifte en aanzuiging).
Decondensatie-unit is geladen met freon tenzij
anders aangegeven.
5)
Verificatie afdichting van vacuüm van de leidingen.
6)
Opening van de sluitkranen op de condensatie-unit.
7)
Controle lekken.
8)
Controle van de exacte lading van het gas via
het controleraampje voor de passage van de vloeistof
op de condensatie-unit.
9)
Controle van de circulatie en de druk van het conden-
satiewater (installaties met watercondensatie).
Genoemde criteria zijn voldoende voor installa-
ties op hetzelfde niveau (Afb. 10).
De leidingen moeten geïnstalleerd zijn zodat hun lengte
vrij aangepast kan worden, gebruik hiervoor houders
die het verschuiven toelaten en voldoende plaats voor-
zien in de buurt van de wanden en andere verbindin-
gen.
Indien de warmtewisselaars van de snelkoeler/ bewaar-
installatie van de rest van de installatie aan de hand van
kleppen afgesloten kunnen worden, moeten deze warm-
tewisselaars beschermd worden via geschikte veilig-
heidsvoorzieningen zoals voorzien door de norm
EN378-2:2008+A1:2009 hoofdstuk 6.2.6.8.
Voor de watergecondenseerde groepen of groepen met
warmterecuperatie: voor de keuze en installatie van de
waterleidingen moet men de plaatselijke bepalingen en
reglementen volgen met betrekking tot de constructie en
de veiligheidsnormen. De installateur moet de mechani-
sche koppeling van de aansluitingen voorzien met afme-
tingen die geschikt zijn voor het systeem, hij moet ook
controleren of de aansluitingen voor inlaat en uitlaat van
het water overeenkomen met het ontwerp van de afme-
tingen en met de zelfklevers die op de aansluitingen zijn
aangebracht. De leiding moet ondersteund zijn om het
gewicht en de spanning op de aansluitingen te vermin-
deren. Op de leiding bij de ingang naar de warmtewisse-
laar moet een inspecteerbare filter geïnstalleerd worden,
om vaste stoffen uit te filteren. Indien het lawaai en de
trillingen kritiek zijn, moet men de installatie van antitril-
koppelingen voorzien op de waterleidingen bij de inlaat
en uitlaat uit de warmtewisselaars.