291028
163
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/260
Pagina verder
INSTRUCTIEHANDLEIDING
Deze instructiehandleiding is geldig vanaf januari 2010. Voor informatie over de
compatibiliteit van de camera met accessoires en objectieven van na deze datum,
kunt u zich wenden tot een Canon Service Center.
CEL-SP4EA280 © CANON INC. 2010 GEDRUKT IN DE EU
CANON UK LTD
For technical support, please contact the Canon Help Desk:
Canon UK, RCC Customer Service
Unit 130, Centennial Park, Elstree, Herts, WD6 3SE, UK
Helpdesk: 0844 369 0100 (5 pence/min from a BT landline, other costs may vary)
Fax: 020 8731 4164
www.canon.co.uk
CANON INC.
30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
Europa, Afrika & Midden-Oosten
CANON EUROPA N.V.
PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen,
Nederland
CANON FRANCE SAS
17, quai du Président Paul Doumer
92414 Courbevoie cedex,
Frankrijk
Hot line 0170480500
www.canon.fr
CANON DEUTSCHLAND GmbH
Europark Fichtenhain A10, 47807 Krefeld,
Duitsland
Helpdesk: 069 2999 3680
www.canon.de
CANON ITALIA S.P.A.
Via Milano 8, I-20097 San Donato Milanese (MI),
Italië
Servizio clienti: 848 800519 (0,0787 €+ 0,0143 €/min)
Fax: 02-8248.4600
www.canon.it
CANON ESPAÑA S.A.
Avenida de Europa nº 6. 28108 Alcobendas (Madrid)
Helpdesk: 901.900.012 (€0,039/min)
Fax: (+34) 91 411 77 80
www.canon.es
CANON BELGIUM N.V. / S.A.
Berkenlaan 3, B – 1831 Diegem,
België
Helpdesk : (02) 620.01.97 (0,053 € + 0,053 €/min)
Fax: (02) 721.32.74
www.canon.be
CANON LUXEMBOURG S.A.
Rue des Joncs 21, L-1818 Howald,
Luxemburg
Helpdesk : 27 302 054 (0,12 €/min)
Fax: (352) 48 47 96232
www.canon.lu
CANON NEDERLAND N.V.
Bovenkerkerweg 59-61
1185 XB Amstelveen
Nederland
Helpdesk: 020 7219 103
www.canon.nl
CANON DANMARK A/S
Knud Højgaards Vej 1, DK-2860 Søborg,
Denemarken
Helpdesk: 70 20 55 15 (0,25 DKK + 0,25 DKK/min)
Fax: 70 155 025
www.canon.dk
CANON NORGE as
Hallagerbakken 110, Postboks 33, Holmlia, 1201 Oslo,
Noorwegen
Helpdesk: 23 50 01 43 (0,89 NOK + 0,49 NOK/min)
www.canon.no
CANON OY
Kuluttajatuotteet, Huopalahdentie 24, PL1, 00351 Helsinki, Finland
Helpdesk: 020 366 466 (0,0821 €+ 0,0149 €/min)
www.canon.fi
CANON SVENSKA AB
Gustav III:s Boulevard 26, S-169 88 Solna,
Zweden
Helpdesk: +46 (0)8 519 923 69 (0,23 SEK + 0,45 SEK/min)
Fax: +46 (0)8 97 20 01
www.canon.se
CANON (SCHWEIZ) AG
Industriestrasse 12, 8305 Dietlikon,
Zwitserland
Helpdesk: 0848 833 838 (0,08 CHF/min)
www.canon.ch
CANON AUSTRIA GmbH
Oberlaaer Strasse 233, A – 1110 Wien,
Oostenrijk
Helpdesk: 0810 081009 (0,07 €/min)
www.canon.at
CANON PORTUGAL, S.A.
Rua Alfredo Silva, 14 - Alfragide, 2610-016 Amadora, Portugal
Helpdesk: +351 21 42 45 190 (€0,0847 + €0,031/min)
www.canon.pt
WEB SELF-SERVICE: www.canon-europe.com
INSTRUCTIE-
HANDLEIDING
NEDERLANDS
De 'Verkorte handleiding' en 'Verkorte softwarehandleiding'
bevinden zich achter in deze handleiding.
2
De EOS 550D is een hoogwaardige digitale spiegelreflexcamera met
een uiterst nauwkeurige CMOS-sensor met 18,0 effectieve megapixels,
DIGIC 4, uiterst nauwkeurige en snelle scherpstelling met 9 AF-punten,
continue opnamen met ongeveer 3,7 frames per seconde, Live view-
opnamen en filmopnamen in Full HD (Full High-Definition).
De camera reageert uiterst snel bij alle opnamesituaties, biedt tal van
geavanceerde opnamefuncties en nog veel meer.
Maak een aantal testopnamen om vertrouwd te raken met
de camera
Met een digitale camera kunt u de opname die u hebt gemaakt direct
bekijken. Maak een aantal testopnamen terwijl u deze handleiding
doorneemt en bekijk het resultaat. U zult de camera dan beter begrijpen.
Lees eerst de Veiligheidsmaatregelen (pag. 233 en 234) en Tips en
waarschuwingen voor het gebruik (pag. 12 en 13) om slechte foto's
en ongelukken te voorkomen.
De camera testen voor gebruik en aansprakelijkheid
Bekijk de opnamen nadat u deze hebt gemaakt en controleer of deze
goed zijn vastgelegd. Wanneer de camera of de geheugenkaart
gebreken vertoont en de opnamen niet kunnen worden vastgelegd of
naar een computer kunnen worden gedownload, is Canon niet
verantwoordelijk voor eventueel verlies of ongemak.
Copyright
Mogelijk verbiedt de wet op het auteursrecht in uw land het gebruik
van opnamen van mensen en bepaalde onderwerpen voor andere
doeleinden dan privégebruik. Ook kan het maken van opnamen van
bepaalde openbare optredens, exposities en dergelijke zelfs voor
privégebruik verboden zijn.
Inleiding
Deze camera is compatibel met SD-geheugenkaarten, SDHC-
geheugenkaarten en SDXC-geheugenkaarten. In deze handleiding
wordt naar al deze kaarten verwezen met
'kaart'.
* Bij de camera is geen kaart voor het opslaan van opnamen
meegeleverd. Deze dient u apart aan te schaffen.
3
Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van
de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er
iets ontbreekt.
* Batterijoplader LC-E8 of LC-E8E is meegeleverd. (Bij de LC-E8E is een
netsnoer meegeleverd.)
Als u een objectievenset hebt gekocht, controleer dan of het objectief is
meegeleverd.
Mogelijk is er een instructiehandleiding meegeleverd, afhankelijk van het
type objectievenset.
Bewaar bovengenoemde zaken zorgvuldig.
Controlelijst onderdelen
Batterij
LP-E8
(met beschermdeksel)
Batterijoplader
LC-E8/LC-E8E*
Interfacekabel Stereo-AV-kabel
AVC-DC400ST
EOS DIGITAL
Solution Disk
(software)
EOS DIGITAL
Software Instruction
Manuals Disk
Instructiehandleiding
voor de camera
(dit document)
Brede draagriem
EW-100DB III
Camera
(met oogschelp en cameradop)
4
Pictogrammen in deze handleiding
<6> : Het hoofdinstelwiel.
<V> <U> : De pijltjestoetsen <S>.
<0> : De instelknop.
0, 9, 7 en 8 :
Hiermee wordt aangeduid dat de desbetreffende
functie respectievelijk 4, 6, 10 of 16 seconden
actief blijft nadat u de knop loslaat.
* De pictogrammen en markeringen in deze handleiding die verwijzen naar
knoppen, instelwielen en instellingen op de camera, komen overeen met
de pictogrammen en markeringen op de camera en het LCD-scherm.
3 : Hiermee wordt verwezen naar een functie die u kunt
wijzigen door op de knop <M> te drukken en de
instelling te wijzigen.
M : Indien het sterretje rechtsboven op de pagina wordt
weergegeven, is de functie alleen beschikbaar in de
creatieve modi (pag. 20).
(pag. **): Referentiepaginanummers voor meer informatie.
: Tip of advies voor betere opnamen.
: Advies voor het oplossen van problemen.
: Waarschuwing om opnameproblemen te voorkomen.
: Aanvullende informatie.
Basisveronderstellingen
Bij alle handelingen die in deze handleiding worden beschreven,
wordt ervan uitgegaan dat de aan-uitschakelaar al is ingesteld
op <1> (pag. 27).
Er wordt aangenomen dat alle menu-instellingen en persoonlijke
voorkeuzen staan ingesteld op de standaardinstellingen.
Ter verduidelijking is er in de afbeeldingen van de instructies een
EF-S 18-55mm f/3.5-5.6 IS-objectief op de camera bevestigd.
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt
5
Voor nieuwe DSLR-gebruikers worden in hoofdstuk 1 en 2 de
basisbediening en opnameprocedures voor de camera uitgelegd.
Hoofdstukken
Inleiding
Algemene informatie over de camera.
2
Aan de slag
23
Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen
Volautomatisch opnamen maken van verschillende onderwerpen
45
Creatieve opnamen
Basisfuncties voor opnamen van bepaalde soorten onderwerpen
59
Geavanceerde opnamen
Geavanceerde opnamefuncties.
77
Opnamen maken met het LCD-scherm (Live view-opnamen)
107
Filmopnamen
123
Handige functies
Handige menufuncties
137
Opnamen weergeven
155
Opnamen afdrukken
175
De camera aanpassen aan uw voorkeuren
189
Referentie
201
Laatste pagina's: Verkorte handleiding en Verkorte softwarehandleiding
243
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
6
2
1
Inleiding 2
Controlelijst onderdelen..................................................................................... 3
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt .................... 4
Hoofdstukken .................................................................................................... 5
Inhoudsoverzicht ............................................................................................. 10
Tips en waarschuwingen voor het gebruik ...................................................... 12
Verkorte handleiding ....................................................................................... 14
Namen van onderdelen ................................................................................... 16
Aan de slag 23
De batterij opladen .......................................................................................... 24
De batterij plaatsen en verwijderen ................................................................. 26
De camera inschakelen ................................................................................... 27
De datum en tijd instellen ................................................................................ 29
De interfacetaal selecteren.............................................................................. 30
De SD-kaart plaatsen en verwijderen.............................................................. 31
Een objectief bevestigen en verwijderen ......................................................... 33
Objectieven met Image Stabilizer (beeldstabilisatie)....................................... 35
Basisbediening ................................................................................................ 36
Q Het scherm Snel instellen gebruiken ......................................................... 38
3 Menugebruik......................................................................................... 40
De kaart formatteren........................................................................................ 42
Wisselen van scherm op het LCD-scherm ...................................................... 44
Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen
45
1 Volautomatisch opnamen maken .............................................................. 46
1 Volautomatische technieken ..................................................................... 48
7 De flitser uitschakelen ............................................................................... 49
2 Portretfoto's maken .................................................................................... 50
3 Landschapsfoto's maken........................................................................... 51
4 Close-ups maken ....................................................................................... 52
5 Foto's maken van bewegende onderwerpen ............................................ 53
6 's Avonds portretfoto's maken .................................................................... 54
C Creatieve automatische opnamen ............................................................ 55
x Opnamen weergeven ................................................................................ 58
Inhoud
7
Inhoud
4
3
Creatieve opnamen 59
d: Program AE................................................................................................60
Z: De ISO-snelheid wijzigen .........................................................................62
D De ingebouwde flitser gebruiken ..................................................................64
E: De AF-modus wijzigen ..............................................................................66
S Het AF-punt selecteren ..............................................................................68
MF: Handmatig scherpstellen .......................................................................69
i Continue opnamen maken .........................................................................70
j De zelfontspanner gebruiken ......................................................................71
De opnamekwaliteit instellen............................................................................72
A Een beeldstijl selecteren ..........................................................................75
Geavanceerde opnamen 77
s: Actiefoto's .................................................................................................78
f: De scherptediepte wijzigen......................................................................80
Scherptedieptecontrole .................................................................................82
a: Manual exposure .......................................................................................83
8: Automatische scherptediepte AE .........................................................85
q De lichtmeetmethode wijzigen ...................................................................86
Oy Belichtingscompensatie instellen .......................................................87
Reeksopnamen met automatische belichting ..................................................89
A Een beeldstijl aanpassen .........................................................................91
A Een beeldstijl vastleggen .........................................................................94
De kleurruimte instellen....................................................................................96
A AE-vergrendeling ........................................................................................97
A FE-vergrendeling ........................................................................................98
B: De witbalans instellen..............................................................................99
2 Witbalanscorrectie ....................................................................................101
Auto Lighting Optimizer (Auto Helderheid Optimalisatie) ...............................103
Correctie helderheid randen...........................................................................104
Bewegingsonscherpte voorkomen .................................................................106
Inhoud
8
5
8
6
7
Opnamen maken met het LCD-scherm (Live view-opnamen)
107
A Opnamen maken met het LCD-scherm .................................................. 108
Instellingen voor de opnamefunctie............................................................... 111
Automatisch scherpstellen............................................................................. 113
Handmatig scherpstellen ............................................................................... 120
Filmopnamen 123
k Filmopnamen........................................................................................... 124
Instellingen voor de opnamefunctie............................................................... 130
Handige functies 137
Handige functies............................................................................................ 138
De pieptoon uitzetten ................................................................................. 138
Kaartwaarschuwing .................................................................................... 138
De kijktijd instellen...................................................................................... 138
De tijd voor automatisch uitschakelen instellen.......................................... 139
De helderheid van het LCD-scherm aanpassen ........................................ 139
Methoden voor bestandsnummering.......................................................... 140
Verticale opnamen automatisch draaien .................................................... 142
B Camera-instellingen controleren ....................................................... 143
De standaardinstellingen van de camera herstellen .................................. 144
Voorkomen dat het LCD-scherm automatisch wordt uitgeschakeld........... 146
De kleur van het scherm met opname-instellingen wijzigen ...................... 146
De flitser instellen .......................................................................................... 147
f Automatische sensorreiniging................................................................ 150
Stofwisdata toevoegen .................................................................................. 151
Handmatige sensorreiniging.......................................................................... 153
Opnamen weergeven 155
HI Snel opnamen zoeken......................................................................... 156
u/y Vergrote weergave .............................................................................. 158
b De opname draaien.................................................................................. 159
k Genieten van films................................................................................... 160
k Films afspelen ......................................................................................... 162
X De eerste en laatste beelden van de film bewerken ................................ 164
9
Inhoud
11
10
9
Diavoorstelling (automatische weergave) ......................................................165
Opnamen op de tv bekijken ...........................................................................167
K Opnamen beveiligen ................................................................................170
L Opnamen wissen ......................................................................................171
B Weergave met opname-informatie........................................................173
Opnamen afdrukken 175
Het afdrukken voorbereiden...........................................................................176
wAfdrukken..................................................................................................178
De opname bijsnijden .................................................................................183
W Digital Print Order Format (DPOF) ...........................................................185
Rechtstreeks afdrukken met DPOF ...............................................................188
De camera aanpassen aan uw voorkeuren 189
Persoonlijke voorkeuzen instellen..................................................................190
Persoonlijke voorkeuze-instellingen ..............................................................192
My Menu vastleggen ......................................................................................198
Copyrightinformatie instellen..........................................................................199
Referentie 201
Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld ..................................202
Een gewoon stopcontact gebruiken ...............................................................203
Opnamen maken met de afstandsbediening .................................................204
Externe Speedlites .........................................................................................206
Eye-Fi-kaarten gebruiken...............................................................................208
Tabel met beschikbare functies voor opnamemodi........................................210
Menu-instellingen ...........................................................................................212
Systeemoverzicht...........................................................................................216
Problemen oplossen ......................................................................................218
Foutcodes ......................................................................................................224
Specificaties ...................................................................................................225
Index ..............................................................................................................237
Laatste pagina's: Verkorte handleiding en Verkorte softwarehandleiding
243
10
Inhoudsoverzicht
Opnamen maken
Automatisch opnamen maken Î pag. 45 - 57 (Basismodi)
Continue opnamen maken
Î pag. 50, 53 en 70
(
i
Continue opnamen)
Een opname van uzelf maken in een groep
Î pag. 71 (j Zelfontspanner)
De actie bevriezen
De actie onscherp maken
Î pag. 78 (s Shutter priority AE)
De achtergrond onscherp maken
De achtergrond scherp houden
Î pag. 80
(
f
Aperture priority AE)
De helderheid van de opname aanpassen (belichting)
Î pag. 87 (Belichtingscompensatie)
Opnamen maken bij slecht licht
Î pag. 46, 62 en 64
(
D
Flitsfotografie)
Opnamen maken zonder flitser Î pag. 49 (7 Flitser uit)
's Avonds vuurwerk fotograferen
Î pag. 84 (Bulb-belichting)
Opnamen maken terwijl u op het LCD-scherm kijkt
Î pag. 108
(
A
Live view-opnamen)
Films opnemen Î pag. 124 (k Filmopnamen)
Opnamekwaliteit
Opnamen maken met beeldeffecten
die bij het onderwerp passen
Î pag. 75 (Een beeldstijl selecteren)
11
Een opname groot afdrukken Î pag. 72 (73, 83 en 1)
Veel opnamen maken Î pag. 72 (76 en 86)
Scherpstellen
Het scherpstelpunt wijzigen Î pag. 68
(
S
AF-puntselectie)
Opnamen maken van een bewegend onderwerp
Î pag. 53 en 67 (AI Servo AF)
Weergave
De opnamen bekijken op de camera
Î pag. 58 (x Weergave)
Snel opnamen zoeken Î pag. 156
(
H
Indexweergave)
Voorkomen dat belangrijke opnamen
per ongeluk worden gewist
Î pag. 170
(
K
Wisbeveiliging)
Overbodige opnamen verwijderen Î pag. 171 (L Verwijderen)
De opnamen op een tv bekijken Î pag. 167 (Video OUT)
De helderheid van het LCD-scherm instellen
Î pag. 139 (LCD-helderheid)
Afdrukken
Eenvoudig opnamen afdrukken Î pag. 175
(Rechtstreeks afdrukken)
12
Omgaan met de camera
Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel
deze niet bloot aan fysieke schokken.
De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Neem direct
contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera per
ongeluk in het water laat vallen. Droog de camera af met een droge doek als er
waterspatten op de camera zijn gekomen. Wrijf de camera grondig schoon met een
licht vochtige doek als deze in aanraking is gekomen met zoute lucht.
Houd de camera buiten het bereik van apparaten met sterke magnetische velden,
zoals magneten of elektrische motoren. Houd de camera eveneens uit de buurt van
apparaten die sterke radiogolven uitzenden, zoals grote antennes. Sterke magnetische
velden kunnen storingen veroorzaken en opnamegegevens beschadigen.
Laat de camera niet achter in een extreem warme omgeving, zoals in een auto die
in direct zonlicht staat. Door de hoge temperaturen kan de camera defect raken.
De camera bevat elektronische precisieschakelingen. Probeer de camera
nooit zelf te demonteren.
Gebruik een blaasbuisje om stof van de lens, zoeker, reflexspiegel of het matglas
te blazen. Gebruik geen reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camerabehuizing of lens schoon te vegen. Neem voor het verwijderen van
hardnekkig vuil contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center.
Raak de elektrische contactpunten van de camera nooit met uw vingers aan.
Als u dat wel doet, kunnen de contactpunten gaan roesten. Roest op de
contactpunten kan ertoe leiden dat de camera niet goed meer functioneert.
Als de camera plotseling van een koude in een warme omgeving
terechtkomt, kan zich condens vormen op de camera en op de inwendige
delen. Voorkom condensvorming door de camera eerst in een afgesloten
plastic tas te plaatsen. Zorg ervoor dat de camera is aangepast aan de
hogere temperatuur voordat u de camera uit de tas haalt.
Gebruik de camera niet als zich hierop condens heeft gevormd. Zo voorkomt
u beschadiging van de camera. Als zich condens heeft gevormd, verwijdert
u het objectief, de kaart en de batterij uit de camera. Wacht tot de condens is
verdampt voordat u de camera gebruikt.
Verwijder de batterij en berg de camera op een koele, droge en goed
geventileerde plaats op als u deze gedurende langere tijd niet gaat gebruiken.
Ook als de camera is opgeborgen, moet u de sluiter zo nu en dan enkele
malen bedienen om te controleren of de camera nog goed functioneert.
Vermijd opslag op plaatsen waar bijtende chemicaliën worden gebruikt,
zoals een donkere kamer of een laboratorium.
Als de camera langere tijd niet is gebruikt, test u alle functies voordat u de
camera weer gaat gebruiken. Als u de camera langere tijd niet hebt gebruikt
en opnamen wilt gaan maken van een belangrijke gebeurtenis, is het
raadzaam de camera te laten controleren door uw Canon-dealer of zelf te
controleren of de camera goed functioneert.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik
13
Tips en waarschuwingen voor het gebruik
LCD-scherm
Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie
en meer dan 99,99% effectieve pixels heeft, kunnen er onder de 0,01%
resterende pixels enkele dode pixels voorkomen. Dode pixels hebben altijd
dezelfde kleur, bijvoorbeeld zwart of rood. Dit is geen defect. De dode pixels
zijn ook niet van invloed op de vastgelegde opnamen.
Als het LCD-scherm lange tijd aan blijft staan, kan het scherm inbranden en
zijn er restanten van de eerdere weergave te zien. Dit is echter een tijdelijk
effect dat verdwijnt als de camera enkele dagen niet wordt gebruikt.
Bij lage of hoge temperaturen kan het LCD-scherm langzamer reageren of er
zwart uitzien. Bij kamertemperatuur functioneert het scherm weer normaal.
Kaarten
Let op het volgende om de kaart en vastgelegde gegevens te beschermen:
Laat de kaart niet vallen of nat worden en buig de kaart niet. Oefen geen druk
op de kaart uit en stel deze niet bloot aan fysieke schokken en trillingen.
Gebruik of bewaar de kaart niet in de buurt van voorwerpen met sterke
magnetische velden zoals tv's, luidsprekers en magneten. Mijd ook plaatsen
met statische elektriciteit.
Plaats de kaart niet in direct zonlicht of in de buurt van hittebronnen.
Bewaar de kaart in een houder.
Bewaar de kaart niet op hete, stoffige of vochtige plaatsen.
Objectief
Nadat u het objectief hebt losgedraaid van de camera,
bevestigt u de lensdoppen of plaatst u het objectief met de
achterkant naar boven om krassen op het lensoppervlak en
de elektrische contactpunten te voorkomen.
Waarschuwingen bij langdurig gebruik
Als u lange tijd achtereen continue opnamen, Live view-
opnamen of filmopnamen maakt, kan de camera heet
worden. Dit is geen defect. Het langdurig vasthouden van
een hete camera kan echter wel een lichte verbranding van
de huid veroorzaken.
Vuil aan de voorzijde van de sensor
Behalve dat er stof van buitenaf de camera kan binnendringen, kan er in
zeldzame gevallen ook smeermiddel van de interne onderdelen van de camera
op de sensor terechtkomen. Wanneer er na de automatische sensorreiniging
nog vlekken zichtbaar zijn, kunt u de sensor het best laten reinigen door een
Canon Service Center.
Contactpunten
14
Verkorte handleiding
1
Plaats de batterij. (pag. 26)
Ga voor meer informatie over het
opladen van de batterij naar
pagina 24.
2
Bevestig het objectief. (pag. 33)
Plaats de witte of rode markering op
het objectief op gelijke hoogte met de
markering van dezelfde kleur op de
camera.
3
Stel de focusinstellingsknop op
het objectief in op <AF>.
(pag. 33)
4
Open het klepje van de
kaartsleuf en plaats een
kaart.
(pag. 31)
Plaats de kaart met de
etiketzijde naar u toe in de sleuf.
5
Zet de aan-uitschakelaar op
<1>.
(pag. 27)
Zie pagina 29 als het LCD-scherm
het scherm met datum/tijd-instelling
weergeeft.
Witte markering Rode markering
15
Verkorte handleiding
6
Stel het programmakeuzewiel
in op <1> (Automatisch).
(pag. 46)
Alle camera-instellingen worden
automatisch ingesteld.
7
Stel scherp op het onderwerp.
(pag. 37)
Kijk door de zoeker en richt het midden
van de zoeker op het onderwerp. Druk
de ontspanknop half in; de camera stelt
vervolgens scherp op het onderwerp.
Indien noodzakelijk komt de ingebouwde
flitser automatisch te voorschijn.
8
Maak de opname. (pag. 37)
Druk de ontspanknop helemaal in
om de opname te maken.
9
Bekijk de opname. (pag. 138)
De opname wordt ongeveer 2 seconden
op het LCD-scherm weergegeven.
Druk op de knop <x> om de opname
nogmaals weer te geven (pag. 58).
De opname-instellingen op het LCD-scherm worden uitgeschakeld
als u met uw oog in de buurt komt van het zoekeroculair.
Zie pagina 107 voor het maken van opnamen terwijl u op het
LCD-scherm kijkt.
Ga voor meer informatie over het verwijderen van een opname
naar 'Opnamen wissen' (pag. 171).
16
De vetgedrukte onderdelen worden vermeld in het gedeelte tot
'Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen'.
Namen van onderdelen
Aansluiting
afstandsbediening (pag. 205)
IN-aansluiting externe
microfoon (pag. 134)
HDMI mini
OUT-aansluiting (pag. 167)
Aansluiting audio/video
OUT/digitaal (pag. 169, 176)
Flitserschoen (pag. 206)
EF-objectiefbevestigingsmarkering (pag. 33)
Greep
Sensor
afstandsbediening
(pag. 106, 204)
Contactpunten voor flitssynchronisatie
Ontspanknop
(pag. 37)
Objectiefvergrendelingsstift
Objectiefbevestiging
Contactpunten (pag. 13)
Knop voor scherptediepte-
controle (pag. 82)
Ingebouwde flitser/AF-hulplicht
(pag. 64/147)
Lampje voor
rode-ogenreductie/
zelfontspanner
(pag. 65/71)
Bevestigingspunt
draagriem
(pag. 23)
Objectiefontgrendelingsknop
(pag. 34)
Aansluitingen-
klepje
Spiegel (pag. 106, 153)
Programmakeuzewiel (pag. 20)
<D>
Flitsknop
(pag. 64)
Microfoon
(pag. 134)
<6> Hoofdinstelwiel
(pag. 4)
<Z> Knop voor
ISO-snelheid (pag. 62)
EF-S-objectiefbevestigingsmarkering (pag. 33)
Aan-uitschakelaar (pag. 27)
<V>
Scherpstelvlak-
markering (pag. 52)
Cameradop (pag. 33)
17
Namen van onderdelen
Statiefbevestigingspunt
Lees-/schrijfindicator
(pag. 32)
Ontgrendelknop
batterijcompartiment
(pag. 26)
Klepje batterijcompartiment
(pag. 26)
<O> Knop voor
diafragma/belichtings-
compensatie (pag. 83/87)
Zoekeroculair
Schermuitschakelingssensor
(pag. 146)
Oogschelp (pag. 205)
Knop voor dioptrische aanpassing
(pag. 36)
Klepje van
kaartsleuf
(pag. 31)
Kaartsleuf (pag. 31)
LCD-scherm
(pag. 40, 139)
<A> Knop voor Live view-/
filmopnamen (pag. 108/124)
<S/u>
Knop voor AF-
puntselectie/vergroten
(pag. 68/158, 183)
<A/I> Knop voor
AE-vergrendeling/
FE-vergrendeling/
index/verkleinen
(pag. 97/98/156/158, 183)
<M>
Menuknop
(pag. 40)
<B> Knop voor
scherm met opname-
instellingen
(pag. 44, 110, 126,
143, 173)
<x> Weergaveknop (pag. 58)
<L> Wisknop (pag. 171)
<0> Instelknop (pag. 40)
Aansluitpunt
DC-snoer
(pag. 203)
Luidspreker
(pag. 162)
<Q/l> Knop voor Snel
instellen/Direct print (pag. 38/181)
<S> Pijltjestoetsen (pag. 40)
<WB> Knop voor witbalansselectie (pag. 99)
<XA> Knop voor beeldstijlselectie (pag. 75)
<Yi/Q> Knop voor transportmodusselectie (pag. 70, 71)
<ZE> Knop voor AF-modusselectie (pag. 66)
Namen van onderdelen
18
Scherm met opname-instellingen
* Wordt weergegeven als een Eye-Fi-kaart wordt gebruikt.
Alleen de instellingen die momenteel zijn toegepast worden weergegeven.
Diafragma
ISO-snelheid (pag. 62)
Sluitertijd
Opnamemodus
Witbalans (pag. 99)
Q Auto
W Daglicht
E Schaduw
R Bewolkt
Y Kunstlicht
U Wit TL licht
I Flitser
O Custom
2 Witbalanscorrectie (pag. 101)
B Reeksopnamen met automatische
witbalans (pag. 102)
Flitsbelichtings-
compensatie (pag. 88)
Indicator belichtingsniveau
Waarde belichtingscompensatie (pag. 87)
AEB-bereik (pag. 89)
Resterende opnamen
Timer zelfontspanner
Bulb-belichtingstijd
Resterende opnamen tijdens reeks-
opnamen met automatische witbalans
Meetmethode (pag. 86)
q Meervlaks meting
w Deelmeting
r Spotmeting
e Centrum gew. gemiddeld
Opnamekwaliteit
(pag. 72)
73 Groot/Fijn
83
Groot/Normaal
74
Middelgroot/Fijn
84
Middelgroot/Normaal
76 Klein/Fijn
86 Klein/Normaal
1 RAW
1+73 RAW+Groot/Fijn
Transportmodus (pag. 70, 71)
u Enkelbeeld
i Continue
opname
Q
Zelfontspanner/
Afstandsbediening
l
Zelfontspanner:2 sec
q Zelfontspanner:
Continu
AF-modus (pag. 66)
X 1-beeld AF
9 AI Focus AF
Z AI Servo AF
g
Handmatig scherpstellen
Batterijniveau (pag. 28)
zxcn
Eye-Fi-overdrachtstatus* (pag. 208)
Beeldstijl (pag. 75)
Pictogram Snel instellen
(pag. 38)
c Instelwielwijzer (pag. 77)
Lichte tonen prioriteit
(pag. 194)
Auto Lighting Optimizer
(Auto Helderheid
Optimalisatie) (pag. 103)
19
Namen van onderdelen
Zoekerinformatie
Alleen de instellingen die momenteel zijn toegepast worden weergegeven.
Diafragma
Indicator voor AF-puntactivatie < >
AF-punten
<Z>
ISO-snelheid
<o>
Focusbevestigings-
lampje
Max. opnamereeks
<2>
Witbalanscorrectie
ISO-snelheid
<
0
>
Monochroomopnamen
Indicator belichtingsniveau
Waarde belichtingscompensatie
AEB-bereik
Indicator rode-ogenreductielampje
Waarschuwing volle kaart (FuLL)
Waarschuwing kaartfout (Err)
Waarschuwing geen kaart (Card)
<A>
AE-vergrendeling/
AEB actief
<D> Flitser gereed
Waarschuwing voor
onjuiste
FE-vergrendeling
<e>
Snelle synchronisatie
(FP-flits)
<d> FE-vergrendeling/
FEB actief
<y> Flitsbelichtings-
compensatie
Sluitertijd
FE-vergrendeling (FEL)
Bezig (buSY)
Ingebouwde flitser opladen
(D buSY)
Matglas
Spotmetingscirkel
<A> Lichte tonen prioriteit
Namen van onderdelen
20
Programmakeuzewiel
Op het programmakeuzewiel vindt u de basismodi, de creatieve modi
en de filmmodus.
Basismodi
U hoeft alleen maar de ontspanknop
in te drukken. De instellingen worden
automatisch aangepast aan het
onderwerp.
1: Automatisch (pag. 46)
C: Automatisch/creatief (pag. 55)
Creatieve modi
Met deze modi is het eenvoudiger om
verschillende onderwerpen vast te leggen.
d : Program AE (pag. 60)
s : Shutter priority AE (pag. 78)
f :
Aperture priority AE (pag. 80)
a :
Manual exposure (pag. 83)
8: Automatische
scherptediepte
AE (pag. 85)
Standaardmodi
7: Flitser uit (pag. 49)
2 : Portret (pag. 50)
3: Landschap (pag. 51)
4 : Close-up (pag. 52)
5: Sport (pag. 53)
6 : Nacht portret (pag. 54)
k: Filmopnamen
(pag. 123)
21
Namen van onderdelen
Objectief
Objectief zonder focusafstandsschaal
Objectief met focusafstandsschaal
Focusinstellingsknop (pag. 33)
Objectiefbevestigingsmarkering (pag. 33)
Contactpunten (pag. 13)
Bevestigingspunt
zonnekap
(pag. 231)
Filteraansluiting
(voorkant objectief)
(pag. 231)
Focusring (pag. 69, 120)
Zoomring (pag. 34)
Zoompositiemarkering (pag. 34)
Schakelaar voor Image Stabilizer
(beeldstabilisatie) (pag. 35)
Focusinstellingsknop (pag. 33)
Focusring (pag. 69, 120)
Schakelaar voor Image Stabilizer
(beeldstabilisatie) (pag. 35)
Bevestigingspunt
zonnekap
(pag. 231)
Filteraansluiting
(voorkant objectief)
(pag. 231)
Zoomring (pag. 34)
Contactpunten (pag. 13)
Objectiefbevestigingsmarkering (pag. 33)
Zoompositiemarkering
(pag. 34)
Focusafstandsschaal
Namen van onderdelen
22
Batterijoplader LC-E8
Oplader voor batterij LP-E8 (pag. 24).
Batterijoplader LC-E8E
Oplader voor batterij LP-E8 (pag. 24).
Batterijcompartiment
Stekker
Oplaadlampje
Lampje 'volledig
opgeladen'
Deze voedingseenheid kan verticaal of horizontaal worden gebruikt.
Netsnoer
Netsnoeraansluiting
Batterijcompartiment
Oplaadlampje
Lampje 'volledig
opgeladen'
23
1
Aan de slag
In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen
en de basisbediening van de camera uitgelegd.
De riem bevestigen
Haal het uiteinde van de riem van
onderaf door de draagriemring.
Haal het uiteinde daarna door de
gesp van de riem zoals afgebeeld
in de illustratie. Trek de riem strak
en zorg ervoor dat deze goed
vastzit in de gesp.
De oculairdop is ook aan de riem
bevestigd (pag. 205).
Oculairdop
24
1
Verwijder het beschermdeksel.
2
Plaats de batterij.
Plaats de batterij op juiste manier
(zie illustratie).
Om de batterij te verwijderen,
herhaalt u de bovenstaande
procedure in omgekeerde volgorde.
3
Laad de batterij op.
Voor LC-E8
Klap de contactpunten van de
batterijoplader naar buiten, in de
richting van de pijl, en steek ze in
het stopcontact.
Voor LC-E8E
Sluit het netsnoer aan op de oplader
en steek de stekker in het
stopcontact.
X Het opladen begint automatisch en
het oplaadlampje wordt oranje.
X Als de batterij volledig is opgeladen,
wordt het lampje 'volledig opgeladen'
groen.
Het duurt ongeveer 2 uur om een volledig uitgeputte batterij
helemaal op te laden bij 23 °C. Hoe lang het duurt om de batterij
op te laden, is afhankelijk van de omgevingstemperatuur en het
laadniveau van de batterij.
Om veiligheidsredenen duurt opladen bij lage temperaturen
(6 °C - 10 °C) langer (tot 4 uur).
De batterij opladen
LC-E8
LC-E8E
25
De batterij opladen
Het verdient aanbeveling om de batterij op te laden op de dag
dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor.
Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen
batterij geleidelijk aan leeg.
Verwijder de batterij na het opladen en haal de batterijoplader
uit het stopcontact.
Verwijder de batterij wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij langere tijd in de camera blijft zitten, is er sprake van
een kleine lekstroom, waardoor de batterij verder wordt ontladen en
minder lang meegaat. Bewaar de batterij met het beschermdeksel
bevestigd. Als u de batterij opbergt nadat u deze volledig hebt
opgeladen, kunnen de prestaties van de batterij teruglopen.
De batterijoplader kan ook in het buitenland worden gebruikt.
De batterijoplader is compatibel met een stroombron van 100 V AC
t/m 240 V AC 50/60 Hz. Indien nodig kunt u een in de handel
verkrijgbare stekkeradapter voor het desbetreffende land of de
desbetreffende regio gebruiken. Sluit geen draagbare
spanningsomvormer aan op de batterijoplader. Dit kan de
batterijoplader beschadigen.
Als de batterij snel leeg raakt, zelfs nadat deze volledig
is opgeladen, moet de batterij worden vervangen.
Koop een nieuwe batterij.
Tips voor het gebruik van de batterij en batterijoplader
Gebruik alleen LP-E8-batterijen.
Batterij LP-E8 is uitsluitend geschikt voor producten van Canon.
Wanneer u deze oplaadt met een batterijoplader of een ander product
dat niet compatibel is, kunnen zich defecten of ongelukken voordoen
waarvoor Canon geen aansprakelijkheid aanvaardt.
26
Plaats een volledig opgeladen LP-E8-batterij in de camera.
1
Open het klepje van het
batterijcompartiment.
Schuif het schuifje in de richting
van de pijl en open het klepje.
2
Plaats de batterij.
Steek het uiteinde met de
batterijcontacten in de camera.
Schuif de batterij in de camera
totdat deze vastzit.
3
Sluit het klepje.
Druk op het klepje totdat het
dichtklikt.
Open het klepje en verwijder
de batterij.
Druk het batterijontgrendelingsschuifje
in de richting van de pijl en verwijder
de batterij.
Plaats het beschermdeksel op de
batterij om kortsluiting te voorkomen.
De batterij plaatsen en verwijderen
De batterij plaatsen
De batterij verwijderen
Pas op dat u bij het openen van het batterijcompartiment het klepje niet te
ver naar achter drukt. Het scharnier zou anders kunnen breken.
27
Als het scherm met datum/tijd-instelling wordt weergegeven
wanneer u de camera aanzet, raadpleeg dan pagina 29 voor het
instellen van de datum en tijd.
<1> : De camera is ingeschakeld.
<2> : De camera is uitgeschakeld en
werkt niet. Zet de aan-
uitschakelaar op deze positie
wanneer u de camera niet
gebruikt.
Wanneer u de aan-uitschakelaar op <1> of <2> zet, wordt de
sensorreiniging automatisch uitgevoerd. Tijdens het reinigen van de
sensor wordt <f> op het LCD-scherm weergegeven. Zelfs tijdens
het reinigen van de sensor kunt u opnamen maken. Door de
ontspanknop half in te drukken (pag. 37), stopt u het reinigen van
de sensor en kunt u een opname maken.
Als u met de aan-uitschakelaar snel achter elkaar tussen <1>
en <2> wisselt, wordt het pictogram <f> mogelijk niet
weergegeven. Dit is normaal en is geen defect.
Om de batterij te sparen, wordt de camera automatisch
uitgeschakeld nadat deze ongeveer 30 seconden niet is gebruikt.
Om de camera weer in te schakelen, drukt u gewoon de
ontspanknop half in (pag. 37).
U kunt de automatische uitschakeltijd wijzigen door middel van de
menu-instelling [5 Uitschakelen] (pag. 139).
De camera inschakelen
De zelfreinigende sensor
Automatisch uitschakelen
Als u de aan-uitschakelaar op <2> zet terwijl een opname op de kaart
wordt opgeslagen, wordt [Opslaan...] weergegeven en wordt de camera
uitgeschakeld nadat de opname op de kaart is opgeslagen.
De camera inschakelen
28
Wanneer de aan-uitschakelaar op <1> staat, heeft het batterijniveau
een van de volgende vier niveaus:
z : De batterij is vol.
x : Het batterijniveau is iets gezakt,
maar er is nog genoeg stroom
over.
c : De batterij is bijna leeg.
n : De batterij moet worden
opgeladen.
Levensduur batterij
De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen
LP-E8-batterij, zonder Live view-opnamen, en de testcriteria van de CIPA
(Camera & Imaging Products Association).
Batterijgreep BG-E8 verdubbelt het aantal mogelijke opnames ongeveer
met twee geplaatste LP-E8-batterijen. Met AA/LR6-alkalinebatterijen is
het aantal mogelijke opnamen bij 23 °C circa 470 opnamen zonder flits
en circa 270 opnamen met een flitsgebruik van 50%.
Het batterijniveau controleren
Temperatuur Bij 23 °C Bij 0 °C
Geen flits Ca. 550 opnamen Ca. 470 opnamen
50% flits Ca. 440 opnamen Ca. 400 opnamen
Het aantal mogelijke opnamen neemt af bij een van de volgende bewerkingen:
• Wanneer de ontspanknop voor langere tijd half wordt ingedrukt.
• Wanneer AF vaak wordt geactiveerd zonder dat er een opname wordt gemaakt.
• Wanneer het LCD-scherm vaak wordt gebruikt.
• Wanneer Image Stabilizer (beeldstabilisatie) van het objectief wordt gebruikt.
Voor de bediening van het objectief wordt ook stroom van de batterij
gebruikt. Afhankelijk van het gebruikte objectief kan het maximumaantal
opnamen lager zijn.
Zie pagina 109 voor informatie over de gebruiksduur van de batterij bij
het maken van Live view-opnamen.
29
Als u de camera voor de eerste keer inschakelt of als de datum- en
tijdsinstellingen zijn gereset, wordt het instelscherm Datum/Tijd weergegeven.
Volg stap 3 en 4 om de datum en tijd in te stellen.
Houd er rekening mee dat de
datum en tijd die aan opnamen worden toegevoegd, worden gebaseerd op
de ingestelde datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum en tijd instelt.
1
Geef het menu weer.
Druk op de knop <M> om het
menu weer te geven.
2
Selecteer op het tabblad [6] de
optie [Datum/Tijd].
Druk op de toets <U> om het
tabblad [6] te selecteren.
Druk op de toets <
V
> om [
Datum/Tijd
]
te selecteren en druk vervolgens op <
0
>.
3
Stel de datum en de tijd in.
Druk op de toets <U> om het getal
van de datum of tijd te selecteren.
Druk op <
0
> zodat <
a
> wordt weergegeven.
Druk op de toets
<V>
om het getal in
te stellen en druk vervolgens op
<0>
.
(Hiermee gaat u terug naar b.)
4
Verlaat de instelling.
Druk op de toets <
U
> om [
OK
] te
selecteren en druk vervolgens op <
0
>.
X De datum en tijd worden ingesteld.
Druk op de knop <
M
> om terug te gaan
naar de weergave met opname-instellingen.
3 De datum en tijd instellen
De ingestelde datum en tijd worden van kracht wanneer u bij stap 4 op <
0
> drukt.
Als u de camera zonder batterij opbergt of als de batterij van de camera
leeg raakt, gaat de datum/tijdinstelling mogelijk verloren. Als dit gebeurt,
stelt u de datum en tijd opnieuw in.
30
1
Geef het menu weer.
Druk op de knop <M> om het
menu weer te geven.
2
Selecteer op het tabblad [6] de
optie [TaalK].
Druk op de toets <U> om het
tabblad [6] te selecteren.
Druk op de toets <V> om [Taal
K]
te selecteren (het derde item van
boven) en druk op <0>.
3
Stel de gewenste taal in.
Druk op de toets <V> om de taal
te selecteren en druk vervolgens
op <0>.
X De interfacetaal wordt gewijzigd.
Druk op de knop <M> om terug
te gaan naar de weergave met
opname-instellingen.
3 De interfacetaal selecteren
31
De opnamen worden opgeslagen op de kaart (afzonderlijk verkrijgbaar).
Zorg ervoor dat het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart
omhoog staat, zodat schrijven/wissen mogelijk is.
1
Open het klepje.
Schuif het klepje in de richting van
de pijl om het te openen.
2
Plaats de kaart.
Plaats de kaart met de etiketzijde
naar u toe, zoals in de afbeelding
wordt weergegeven, en schuif de
kaart in de camera totdat deze
vastklikt.
3
Sluit het klepje.
Sluit het klepje en schuif het in de
richting van de pijl totdat het dichtklikt.
Als u de aan-uitschakelaar op <1>
zet, wordt het aantal mogelijke
opnamen weergegeven op het
LCD-scherm.
De SD-kaart plaatsen en verwijderen
De kaart plaatsen
Schuifje voor schrijfbeveiliging
Maximumaantal opnamen
Het aantal mogelijke opnamen is afhankelijk van de resterende
capaciteit van de kaart, de instelling voor de opnamekwaliteit, de ISO-
snelheid, enzovoort.
Door de menuoptie [
1
Ontspan sluiter zonder kaart
] in te stellen op
[
Uitschakelen
], voorkomt u dat u vergeet een kaart te plaatsen (pag. 138).
De SD-kaart plaatsen en verwijderen
32
1
Open het klepje.
Zet de aan-uitschakelaar op <2>.
Controleer of 'Opslaan...' niet wordt
weergegeven op het LCD-scherm.
Controleer of de lees-/
schrijfindicator uit is en open
vervolgens het klepje.
2
Verwijder de kaart.
Duw de kaart voorzichtig in de
camera en laat de kaart vervolgens
los. De kaart steekt uit de camera.
Trek de kaart recht uit de camera en
sluit het klepje.
De kaart verwijderen
Lees-/schrijfindicator
Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, betekent dit dat
er opnamen op de kaart worden gelezen, opgeslagen of gewist, of dat
gegevens worden overgebracht. Wanneer de lees-/schrijfindicator
brandt of knippert, worden de volgende handelingen ten zeerste
afgeraden. Als u deze handelingen toch uitvoert, kunnen de
opnamegegevens beschadigd raken. Ook de kaart of de camera
kan beschadigd raken.
• Het klepje van de kaartsleuf openen.
• De batterij verwijderen.
• De camera schudden of ergens tegenaan stoten.
Als er op de kaart al opnamen zijn opgeslagen, kan het zijn dat het
opnamenummer niet begint bij 0001 (pag. 140).
Raak de contactpunten van de kaart niet aan met uw vingers of met
metalen voorwerpen.
Als er een kaartfout op het LCD-scherm wordt weergegeven, verwijdert
u de kaart en plaatst u deze opnieuw. Gebruik een andere kaart als het
probleem aanhoudt.
Als u alle opnamen op de kaart kunt overbrengen naar een computer,
breng deze dan over en formatteer vervolgens de kaart met de camera
(pag. 42). De kaart functioneert dan wellicht weer normaal.
33
1
Verwijder de doppen.
Verwijder de achterste lensdop en de
cameradop door ze los te draaien in
de richting die door de pijlen wordt
aangegeven.
2
Bevestig het objectief.
Plaats de witte of rode markering op
het objectief op gelijke hoogte met de
markering van dezelfde kleur op de
camera. Draai het objectief in de
richting van de pijl totdat het vastklikt.
3
Stel op het objectief de
focusinstellingsknop in op <AF>
(automatisch scherpstellen).
Als de knop is ingesteld op <MF>
(handmatig scherpstellen), kan niet
automatisch worden scherpgesteld.
4
Verwijder de voorste lensdop.
Een objectief bevestigen en verwijderen
Een objectief bevestigen
Witte markering
Rode markering
Stof vermijden
Vervang objectieven op een plaats die zoveel mogelijk stofvrij is.
Breng de cameradop aan op de camera wanneer u deze zonder objectief
bewaart.
Verwijder stof van de cameradop voordat u deze bevestigt.
Een objectief bevestigen en verwijderen
34
Om in of uit te zoomen draait u de
zoomring op het objectief met uw
vingers.
Als u wilt in- of uitzoomen, doe dit dan
voordat u scherpstelt. Wanneer u na
het scherpstellen aan de zoomring
draait, kan de scherpstelling
enigszins verloren gaan.
Druk op de objectiefontgrendelings-
knop en draai het objectief in de
richting van de pijlen.
Draai het objectief totdat dit niet
meer verder kan en koppel het
objectief los.
Bevestig de achterste lensdop
op het losgekoppelde objectief.
In- en uitzoomen
Het objectief verwijderen
Kijk niet rechtstreeks naar de zon door een lens. Dit kan het
gezichtsvermogen beschadigen.
Als het voorste deel (de focusring) van het objectief tijdens het
automatisch scherpstellen draait, raak het draaiende deel dan niet aan.
Beeldconversiefactor
Het beeldsensorformaat is
kleiner dan bij het 35mm-
filmformaat, waardoor de
brandpuntsafstand van het
objectief 1,6 keer zo lang lijkt.
Grootte beeldsensor
(22,3 x 14,9 mm)
Beeldformaat 35 mm
(36 x 24 mm)
35
Wanneer u de ingebouwde Image Stabilizer (beeldstabilisatie) van
het IS-objectief gebruikt, wordt bewegingsonscherpte gecorrigeerd
voor scherpere opnamen. Bij de hier uitgelegde procedure wordt
het EF-S 18-55mm f/3.5-5.6 IS-objectief als voorbeeld gebruikt.
* IS betekent Image Stabilizer (beeldstabilisatie).
1
Zet de IS-schakelaar op <1>.
Zet ook de aan-uitschakelaar van
de camera op <1>.
2
Druk de ontspanknop half in.
X Image Stabilizer (beeldstabilisatie)
werkt nu.
3
Maak de opname.
Als de opname er onbewogen uitziet
in de zoeker, drukt u de ontspanknop
volledig in om de opname te maken.
Objectieven met Image Stabilizer (beeldstabilisatie)
Image Stabilizer (beeldstabilisatie) werkt wellicht niet als het onderwerp
beweegt tijdens het belichtingsmoment.
Image Stabilizer (beeldstabilisatie) is mogelijk niet effectief bij overmatige
beweging, zoals op een schommelende boot.
Image Stabilizer (beeldstabilisatie) werkt als de focusinstellingsknop is
ingesteld op <f> of <g>.
Als de camera op een statief is geplaatst, kunt u de batterij sparen door
de IS-schakelaar op <2> te zetten.
De Image Stabilizer (beeldstabilisatie) is zelfs effectief wanneer de
camera is bevestigd op een monopod.
Met bepaalde IS-objectieven kunt u de IS-modus automatisch afstemmen
op de opnameomstandigheden. De EF-S 18-55mm f/3.5-5.6 IS- en EF-S
18-135mm f/3.5-5.6 IS-objectieven wisselen echter automatisch van
IS-modus.
36
Draai aan de knop voor
dioptrische aanpassing.
Draai de knop naar links of rechts
totdat de negen AF-punten in de
zoeker scherp zijn.
Voor scherpe opnamen houdt u de camera stil om
bewegingsonscherpte te minimaliseren.
1. Pak met uw rechterhand de camera stevig vast.
2. Houd het objectief onderaan vast met uw linkerhand.
3.
Druk de ontspanknop voorzichtig in met de wijsvinger van uw rechterhand.
4. Duw uw armen en ellebogen licht tegen de voorkant van uw lichaam.
5. Voor een stabiele houding plaatst u een voet voor de andere.
6. Druk de camera tegen uw gezicht en kijk door de zoeker.
Basisbediening
De scherpte van de zoeker aanpassen
De camera vasthouden
Als het beeld in de zoeker na de dioptrische aanpassing van de camera nog
niet scherp is, wordt aanbevolen om de dioptrische aanpassingslens E te
gebruiken (10 typen, afzonderlijk verkrijgbaar).
Verticaal fotograferen
Horizontaal fotograferen
Zie pagina 107 voor het maken van opnamen terwijl u op het LCD-scherm kijkt.
37
Basisbediening
De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half
indrukken en u kunt de ontspanknop helemaal indrukken.
Half indrukken
Hiermee activeert u de automatische
scherpstelling en de automatische
lichtmeting die de sluitertijd en het
diafragma instelt.
De belichtingsinstelling (sluitertijd
en diafragma) wordt in de zoeker
weergegeven (0).
Helemaal indrukken
De sluiter ontspant en de opname wordt
gemaakt.
Bewegingsonscherpte voorkomen
Het bewegen van de camera tijdens het belichtingsmoment kan leiden
tot bewegingsonscherpte. Onscherpe opnamen kunnen hiervan het
resultaat zijn. Let op het volgende om bewegingsonscherpte te
voorkomen:
Houd de camera goed vast zoals weergegeven op de vorige
pagina.
Druk de ontspanknop half in om automatisch scherp te stellen
en druk de ontspanknop vervolgens langzaam volledig in.
Ontspanknop
Als u de ontspanknop helemaal indrukt zonder deze eerst half in te
drukken, of als u de ontspanknop half indrukt en direct daarna volledig,
zal de opname iets worden vertraagd.
Zelfs wanneer een menu of opname wordt weergegeven of wanneer u
een opname maakt, kunt u direct teruggaan naar de opnamemodus door
de ontspanknop half in te drukken.
38
U kunt de opnamefuncties die worden weergegeven op het LCD-
scherm rechtstreeks selecteren en instellen. Dit wordt het scherm
Snel instellen genoemd.
1
Geef het scherm Snel instellen
weer.
Druk op de knop <Q> wanneer de
opname-instellingen worden
weergegeven.
X Het scherm Snel instellen wordt
geactiveerd (7).
2
Stel de gewenste optie in.
Druk op de toets <S> om de in te
stellen functie te selecteren.
In de basismodi (met uitzondering
van C) kunt u bepaalde
transportmodi (pag. 70) en de
opnamekwaliteit (pag. 72) selecteren.
X De geselecteerde functie wordt onder
in het scherm weergegeven.
Draai aan het instelwiel <6> om de
instelling te wijzigen.
3
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
Q Het scherm Snel instellen gebruiken
Basismodi
Creatieve modi
39
Q Het scherm Snel instellen gebruiken
Selecteer de functie in het scherm
Snel instellen en druk op <0>.
Het bijbehorende instellingenscherm
wordt weergegeven (met uitzondering
van de sluitertijd en het diafragma).
Draai aan het instelwiel <6> om de
instelling te wijzigen. U kunt ook op
de toets <U> drukken om de
instelling te wijzigen.
Druk op <0> om de instelling te
voltooien en ga terug naar het
scherm Snel instellen.
Namen van onderdelen in het scherm Snel instellen
Weergave met functie-instellingen
Sluitertijd (pag. 78)
Diafragma (pag. 80)
ISO-snelheid (pag. 62)
Lichte tonen
prioriteit* (pag. 194)
Opnamemodus* (pag. 20)
Belichtingscompensatie/
AEB-instelling
(pag. 89)
Flitsbelichtings-
compensatie (pag. 88)
Beeldstijl (pag. 75)
Witbalans (pag. 99)
Auto Lighting Optimizer
(Auto Helderheid
Optimalisatie) (pag. 103)
Opnamekwaliteit
(pag. 72)
AF-modus (pag. 66)
Transportmodus (pag. 70)
Lichtmeetmethode (pag. 86)
Functies met een sterretje kunnen niet worden ingesteld via het scherm
Snel instellen.
<0>
Î
40
U kunt verschillende functies instellen met de menu's, zoals de opnamekwaliteit, datum/
tijd, enzovoort. Terwijl u naar het LCD-scherm kijkt, gebruikt u de knop
<M>
,
de pijltjestoetsen
<S>
en de knop
<0>
op de achterzijde van de camera.
3 Menugebruik
<S> Pijltjestoetsen
Tabblad
Menu-items
Menu-
instellingen
1 Opname
Knop <M>
LCD-scherm
5 Instellingen
9 My Menu
Knop <0>
3 Weergave
* In de basismodi en de filmmodus worden andere tabbladen en
menuopties weergegeven.
Menuscherm
Basismodi Filmmodus
Creatieve modi
41
3 Menugebruik
1
Geef het menu weer.
Druk op de knop <M> om
het menu weer te geven.
2
Selecteer een tabblad.
Druk op de toets <U> om een
tabblad te selecteren.
U kunt ook aan het instelwiel <6>
draaien om een tabblad te selecteren.
3
Selecteer het gewenste item.
Druk op de toets <V> om het
item te selecteren en druk vervolgens
op <0>.
4
Selecteer de instelling.
Druk op de toets <
V
> of <
U
> om de
gewenste instelling te selecteren. (Voor het
selecteren van bepaalde instellingen dient u
op de toets <
V
> of <
U
> te drukken.)
De huidige instelling wordt blauw
weergegeven.
5
Stel de gewenste optie in.
Druk op <
0
> om de instelling vast te leggen.
6
Verlaat de instelling.
Druk op de knop <M> om terug
te gaan naar de weergave met
opname-instellingen.
Procedure voor menu-instellingen
In de beschrijvingen van de menufuncties hieronder wordt er vanuit gegaan
dat u op de knop <
M
> hebt gedrukt om het menuscherm weer te geven.
Op pagina 212 vindt u een lijst met menufuncties.
42
Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera
of computer, moet u de kaart met de camera formatteren.
Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle
opnamen en gegevens op de kaart verwijderd. Zelfs beveiligde
opnamen worden verwijderd dus controleer of er geen
opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren. Breng de
opnamen indien nodig over naar een computer of een ander
opslagmedium voordat u de kaart formatteert.
1
Selecteer [Formatteren].
Selecteer [Formatteren] op het
tabblad [5] en druk vervolgens
op <0>.
2
Formatteer de kaart.
Selecteer [OK] en druk vervolgens
op <0>.
X De kaart wordt geformatteerd.
X Wanneer de kaart is geformatteerd,
keert u terug naar het menu.
Druk voor low-level-formattering op
de knop <L> om [Low level format]
van een <X> te voorzien en
selecteer [OK].
3 De kaart formatteren
43
3 De kaart formatteren
De kaart is nieuw.
De kaart is geformatteerd met een andere camera of een
computer.
De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens.
Er wordt een kaartfout weergegeven (pag. 224).
Gebruik [Formatteren] in de volgende gevallen:
Low-level-formattering
Voer een low-level-formattering uit als de opname- of leessnelheid van
de kaart laag is.
Aangezien bij low-level-formattering alle sectoren op de kaart die opname-
informatie kunnen bevatten worden gewist, duurt het formatteren wat
langer dan normale formattering.
U kunt de low-level-formattering stoppen door [Annuleer] te selecteren.
Ook in dat geval is de normale formatteerprocedure voltooid en kunt u de
kaart gewoon gebruiken.
Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd of wanneer gegevens
worden gewist, verandert alleen de bestandsbeheerinformatie. De
eigenlijke gegevens worden niet volledig gewist. Houd hier rekening mee
wanneer u de kaart verkoopt of weggooit. Als u de kaart weggooit, dient
u een low-level-formattering uit te voeren of de kaart fysiek onbruikbaar
te maken om te voorkomen dat persoonlijke gegevens in handen van
derden kunnen komen.
Voordat u een nieuwe Eye-Fi-kaart gebruikt, moet de software voor de
kaart op uw computer worden geïnstalleerd. Vervolgens formatteert u de
kaart met de camera.
De capaciteit van de geheugenkaart die in het formatteringsscherm wordt
weergegeven, kan lager zijn dan de capaciteit die op de kaart staat.
Dit apparaat maakt gebruik van exFAT-technologie, waarvoor een
licentie is verleend door Microsoft.
44
Op het LCD-scherm kunnen de opname-instellingen, het menu,
opnamen, enzovoort worden weergegeven.
Dit scherm wordt weergegeven als de
camera is ingeschakeld.
Als u met uw oog in de buurt van het zoekeroculair
komt, schakelt de schermuitschakelingssensor
(pag. 17 en 146) het LCD-scherm automatisch uit.
Hierdoor wordt voorkomen dat het heldere LCD-
scherm uw zicht hindert. Het LCD-scherm wordt
weer ingeschakeld als u met uw oog weggaat van
het zoekeroculair.
Zolang het menuscherm of een opname wordt weergegeven, zoals hieronder
getoond, kunt u onmiddellijk teruggaan naar het scherm met opname-
instellingen (boven getoond) door de ontspanknop half in te drukken.
Als u op de knop <
B
> drukt, wordt het scherm in- of uitgeschakeld.
Wisselen van scherm op het LCD-scherm
Opname-instellingen
Als u door de zoeker kijkt met een zonnebril op, wordt het LCD-scherm
mogelijk niet automatisch uitgeschakeld. Druk in dat geval op de knop
<B> om het scherm uit te schakelen.
In de buurt van fluorescerend licht wordt het LCD-scherm mogelijk uitgeschakeld.
Als dit gebeurt, gaat u met de camera weg van het fluorescerende licht.
De menufuncties worden weergegeven
wanneer u op de knop <
M
>
drukt. Druk nogmaals op de knop om
terug te keren naar het vorige scherm.
Opnamen worden weergegeven
als u op de knop <
x
> drukt. Druk
nogmaals op de knop om terug te
keren naar het vorige scherm.
Menufuncties Opname
45
2
Basisfuncties voor het maken
en weergeven van opnamen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de basismodi op het programmakeuzewiel
kunt gebruiken voor de beste resultaten en hoe u opnamen kunt weergeven.
In de basismodi hoeft u de camera alleen maar op het onderwerp te richten en de
opname te maken; de camera stelt alles automatisch in
(pag. 210) Bovendien kunnen de
belangrijkste opname-instellingen in de volautomatische modi niet worden gewijzigd,
zodat slechte opnamen als gevolg van foutieve handelingen worden voorkomen. De
instellingen die niet door de gebruiker kunnen worden ingesteld (automatisch ingestelde
functies), worden grijs weergegeven.
B
a
s
i
s
m
o
d
i
De functie Auto Lighting Optimizer (Auto Helderheid Optimalisatie)
In de basismodi past de functie Auto Lighting Optimizer (Auto Helderheid Optimalisatie)
de opname automatisch aan zodat de helderheid en het contrast optimaal worden
ingesteld. Deze functie is ook standaard ingeschakeld in de creatieve modi (pag. 103).
46
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <1>.
2
Richt een AF-punt op het onderwerp.
Bij het scherpstellen worden alle AF-
punten gebruikt. Meestal wordt er
scherpgesteld op het dichtstbijzijnde
object.
Het scherpstellen kan worden
vereenvoudigd door het middelste
AF-punt op het onderwerp te richten.
3
Stel scherp op het onderwerp.
Druk de ontspanknop half in. Het
objectief past nu de scherpstelling
aan.
X
De stip in het AF-punt waarop wordt
scherpgesteld, knippert kort rood. Op
hetzelfde moment is een pieptoon te
horen en brandt het focusbevestigings-
lampje <
o
> in de zoeker.
X Indien noodzakelijk komt de
ingebouwde flitser automatisch te
voorschijn.
4
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
X
De opname wordt ongeveer 2 seconden
op het LCD-scherm weergegeven.
Als de ingebouwde flitser automatisch te
voorschijn is gekomen, kunt u deze met
uw vingers weer naar binnen drukken.
1 Volautomatisch opnamen maken
AF-punt
Focusbevestigingslampje
47
1 Volautomatisch opnamen maken
Het focusbevestigingslampje
<o>
knippert en er is niet
scherpgesteld op het onderwerp.
Richt het AF-punt op een gedeelte met goed contrast en druk de
ontspanknop vervolgens half in (pag. 202). Ga iets achteruit als u te
dicht bij het onderwerp bent en probeer het opnieuw.
Soms knipperen meerdere AF-punten tegelijk.
In dat geval is op al deze AF-punten scherpgesteld. Wanneer het AF-punt
behorend bij het gewenste onderwerp knippert, maakt u de opname.
De pieptoon blijft zachtjes aanhouden. (Het
focusbevestigingslampje <o> brandt niet.)
Dit geeft aan dat de camera voortdurend scherpstelt op een bewegend onderwerp.
(Het focusbevestigingslampje <
o
> brandt niet.) Zolang de pieptoon klinkt, kunt u de
ontspanknop volledig indrukken om een opname te maken van een bewegend onderwerp.
Er wordt niet op het onderwerp scherpgesteld als u de ontspanknop half indrukt.
Wanneer de focusinstellingsknop op het objectief is ingesteld op
<MF>
(handmatig scherpstellen), stelt de camera niet scherp. Stel de
focusinstellingsknop in op
<AF>
(automatisch scherpstellen).
De flitser komt te voorschijn bij daglicht.
Bij een onderwerp met tegenlicht kan de flitser te voorschijn komen
om donkere schaduwen op het onderwerp te voorkomen.
Bij slecht licht flitst de ingebouwde flitser meerdere keren.
Als u de ontspanknop half indrukt, flitst de flitser mogelijk meerdere keren,
zodat beter automatisch kan worden scherpgesteld. Dit wordt AF-hulplicht
genoemd. Het AF-hulplicht heeft een bereik van ongeveer 4 meter.
De opname is donker, ook al is de flitser gebruikt.
Het onderwerp was te ver weg. Het onderwerp moet zich binnen
5 meter van de camera bevinden.
De flitser is gebruikt, maar het onderste gedeelte van de opname is onnatuurlijk donker.
Het onderwerp bevond zich te dicht bij de camera en het objectief heeft een
schaduw veroorzaakt. Het onderwerp moet minstens 1 meter van de
camera verwijderd zijn. Als een zonnekap op het objectief is bevestigd,
moet deze worden verwijderd voordat u een opname maakt met de flitser.
Veelgestelde vragen
48
Positioneer het onderwerp links of rechts, afhankelijk van de gehele opname,
om te zorgen voor een gebalanceerde achtergrond en een goed perspectief.
In de modus <1> (Automatisch) drukt u de ontspanknop half in om
scherp te stellen op een niet-bewegend onderwerp. De scherpstelling
wordt vergrendeld. U kunt de compositie vervolgens opnieuw bepalen
en de ontspanknop volledig indrukken om de opname te maken.
Dit heet 'focusvergrendeling'. Focusvergrendeling is ook mogelijk
in andere basismodi (behalve <5> Sport).
Als in de modus <1> (Automatisch) het onderwerp tijdens of na
het scherpstellen beweegt en de afstand tot de camera verandert,
treedt AI Servo AF in werking om voortdurend scherp te stellen op
het onderwerp. Zolang u het AF-punt op het onderwerp blijft richten
terwijl u de ontspanknop half indrukt, wordt voortdurend scherpgesteld.
Druk de ontspanknop volledig in om de opname te maken.
1 Volautomatische technieken
De compositie opnieuw bepalen
Opnamen maken van een bewegend onderwerp
49
Op plaatsen waar het gebruik van een flitser niet is toegestaan, gebruikt
u de modus <7> (Flitser uit). Deze modus is ook geschikt wanneer u
opnamen maakt bij kaarslicht en u het omgevingslicht wilt vastleggen.
Als de nummerweergave in de zoeker knippert, dient u ervoor
te zorgen dat bewegingsonscherpte wordt voorkomen.
Bij slecht licht, wanneer de kans op bewegingsonscherpte groter is,
knippert de sluitertijd in de zoeker. Houd de camera stil of gebruik
een statief. Als u een zoomlens gebruikt, gebruik dan de
groothoekzijde om te voorkomen dat de opname onscherp wordt
doordat de camera wordt bewogen.
Portretopnamen maken zonder flitser.
Bij slecht licht mag de persoon niet bewegen totdat de opname is
gemaakt. Als de persoon beweegt tijdens de belichting, kan hij of zij
onscherp op de opname komen te staan.
7 De flitser uitschakelen
Opnametips
50
De modus <
2
> (Portret) maakt de achtergrond onscherp, zodat
personen duidelijker naar voren komen. Ook worden de tinten van de
huid en het haar zachter gemaakt dan in de modus <
1
> (Automatisch).
Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond,
hoe beter.
Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe
waziger de achtergrond eruit ziet. Het onderwerp steekt ook beter af
tegen een effen, donkere achtergrond.
Gebruik een teleobjectief.
Als u over een zoomlens beschikt, kunt u de telezijde gebruiken om
het frame te vullen met het onderwerp vanaf het middel. Kom indien
nodig dichterbij.
Stel scherp op het gezicht.
Controleer of het AF-punt op het gezicht rood knippert.
2 Portretfoto's maken
Opnametips
Als u de ontspanknop ingedrukt houdt, kunt u continue opnamen
maken van verschillende poses en gelaatsuitdrukkingen.
(maximaal circa 3,7 opnamen per seconde)
Indien noodzakelijk komt de ingebouwde flitser automatisch te voorschijn.
51
Gebruik de modus <3> (Landschap) voor panoramafoto's, opnamen
in de avond of om op alles van dichtbij tot veraf scherp te stellen.
Groene en blauwe tinten worden levendiger en scherper dan bij <1>
(Automatisch).
Gebruik de groothoekzijde wanneer u een zoomlens gebruikt.
Wanneer u de groothoekzijde van een zoomlens gebruikt, wordt
beter scherpgesteld op onderwerpen die dichtbij of ver weg zijn dan
met de telezijde. Het geeft landschappen ook meer breedte.
's Avonds opnamen maken.
De modus <3> is ook erg geschikt voor
opnamen in de avonduren omdat de
ingebouwde flitser is uitgeschakeld.
Gebruik een statief om
bewegingsonscherpte te voorkomen.
Als u 's avonds een opname van een
persoon wilt maken, zet u het
programmakeuzewiel op <6> (Nacht
portret) en gebruikt u een statief (pag. 54).
3 Landschapsfoto's maken
Opnametips
52
Wanneer u bloemen of kleine onderwerpen van dichtbij wilt
fotograferen, gebruikt u hiervoor de modus <4> (Close-up). Gebruik
een macro-objectief (afzonderlijk verkrijgbaar) om kleine onderwerpen
veel groter te laten uitkomen.
Gebruik een eenvoudige achtergrond.
Bloemen en dergelijke steken beter af tegen een eenvoudige
achtergrond.
Nader het onder onderwerp zo dicht mogelijk.
Controleer de minimale scherpstelafstand van het objectief.
Sommige objectieven hebben indicaties, zoals <40.25m>.
De minimale focusafstand van het objectief wordt gemeten vanaf
de scherpstelvlakmarkering <V> op de camera tot het onderwerp.
Als u te dicht bij het onderwerp staat, knippert het
focusbevestigingslampje <o>.
Bij weinig licht gaat de ingebouwde flitser af. Als u te dicht bij het
onderwerp staat en de onderzijde van de opname er donker uitziet,
dient u de afstand tussen u en het onderwerp te vergroten.
Gebruik bij een zoomlens de telezijde.
Het onderwerp ziet er groter uit als u bij een zoomlens de telezijde gebruikt.
4 Close-ups maken
Opnametips
53
Gebruik de modus <
5
> (Sport) voor het fotograferen van een bewegend
onderwerp, bijvoorbeeld een rennend kind of een rijdende auto.
Gebruik een teleobjectief.
Het gebruik van een teleobjectief wordt aanbevolen, omdat u
hiermee op grote afstand kunt fotograferen.
Gebruik het middelste AF-punt om scherp te stellen.
Richt het middelste AF-punt op het onderwerp en druk de
ontspanknop vervolgens half in om automatisch scherp te stellen.
Tijdens het automatisch scherpstellen blijft u een zachte pieptoon
horen. Als niet kan worden scherpgesteld, gaat het
focusbevestigingslampje <o> knipperen.
Druk de ontspanknop volledig in om de opname te maken. Als u de
ontspanknop ingedrukt houdt, worden continue opnamen (maximaal
circa 3,7 opnamen per seconde) en automatisch scherpstellen actief.
5
Opnamen maken van bewegende onderwerpen
Opnametips
Bij weinig licht, wanneer de kans op bewegingsonscherpte groter is,
knippert de sluitertijd in de linkerbenedenhoek. Houd de camera stil
en maak de opname.
54
Gebruik de modus <6> (Nacht portret) als u 's avonds iemand wilt
fotograferen en een natuurlijk uitziende belichting in de achtergrond
wilt hebben.
Gebruik een groothoekobjectief en een statief.
Als u een zoomlens gebruikt, gebruik dan de groothoekzijde om in
het donker een panorama-effect te verkrijgen. Gebruik een statief
om bewegingsonscherpte te voorkomen.
De persoon moet zich binnen 5 meter van de camera bevinden.
Bij slecht licht gaat de ingebouwde flitser automatisch af voor een
goede belichting van de persoon. De effectieve afstand van de
ingebouwde flitser is 5 meter van de camera.
Maak ook opnamen met <1> (Automatisch).
Omdat bewegingsonscherpte vaker voorkomt bij avondopnamen,
wordt aanbevolen om tevens te fotograferen met <
1
> (Automatisch).
6 's Avonds portretfoto's maken
Opnametips
Laat het onderwerp zich niet bewegen, ook niet nadat er is geflitst.
Als u ook de zelfontspanner gebruikt, knippert het lampje van de
zelfontspanner kort wanneer de opname wordt gemaakt.
55
In alle basismodi behalve <
C
> (Automatisch/creatief) wordt alles
automatisch ingesteld. In de creatieve automatische modus <
C
>
daarentegen kunt u eenvoudig de helderheid van de opname, de
scherptediepte, de kleurtoon (beeldstijl), enzovoort aanpassen. De
standaardinstellingen zijn hetzelfde als in de modus <
1
> (Automatisch).
* CA staat voor Creative Auto (Automatisch/creatief).
1
Stel het programmakeuzewiel in op <
C
>.
X
Het scherm Automatisch/creatief wordt
op het LCD-scherm weergegeven.
2
Druk op de knop <Q>.
U kunt met de toets <S> de functie
(7) selecteren.
Zie pagina 56-57 voor informatie over
iedere functie.
3
Stel de gewenste optie in.
Druk op de toets <S> om de in te
stellen functie te selecteren.
X Onder aan het scherm wordt een
korte beschrijving van de
geselecteerde functie weergegeven.
Draai aan het instelwiel <6> om de
instelling te wijzigen.
Druk de ontspanknop half in om terug
te keren naar het scherm van stap 2.
4
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
C Creatieve automatische opnamen
Als u de opnamemodus wijzigt of de camera wordt uitgeschakeld via de
automatische uitschakelfunctie (pag. 139) of doordat u de aan-uitschakelaar
op <2> zet, worden de standaardinstellingen voor creatieve
automatische opnamen hersteld. De instellingen voor de opnamekwaliteit,
de zelfontspanner en de afstandsbediening blijven echter behouden.
C Creatieve automatische opnamen
56
(1) Flitsen
<a> (Autom. flits), <D> (Flitser aan) of <b> (Flitser uit) kunnen
worden geselecteerd.
Zie 'De flitser uitschakelen' op pagina 49 als u <b> (Flitser uit) wilt
instellen.
(2) De achtergrond onscherper/scherper maken
Als u de indexmarkering naar links beweegt, wordt de achtergrond
minder scherp weergegeven. Als u de markering naar rechts beweegt,
wordt de achtergrond scherper weergegeven. Zie 'Portretfoto's
maken' op pagina 50 als u de achtergrond onscherp wilt weergeven.
Afhankelijk van het objectief en de opnameomstandigheden ziet de
achtergrond er niet zo onscherp uit. U kunt deze instelling niet
wijzigen (grijs weergegeven) zolang de ingebouwde flitser omhoog
staat. De instelling wordt niet toegepast wanneer u de flitser gebruikt.
(3) De helderheid van een opname aanpassen
Als u de indexmarkering naar links beweegt, wordt de opname
donkerder weergegeven. Als u de markering naar rechts beweegt,
wordt de opname lichter weergegeven.
Sluitertijd en diafragma
(1)
(2)
(3)
(5)
(6)
Batterijniveau
Maximumaantal
opnamen
(4)
57
C Creatieve automatische opnamen
(4) Opname-effecten
Naast het standaardopname-effect kunt u een effect instellen voor
portretten, landschappen of zwart-witopnamen. (pag. 75: Beeldstijl)
<P> (Standaard): standaardopname-effect dat geschikt is voor
de meeste omstandigheden.
<Q> (Egale huidtinten): gebruik deze instelling voor close-ups
van vrouwen en kinderen.
<R> (Helderblauwe en -groene kleuren): voor indrukwekkende
landschapsfoto's.
<V> (Monochroom beeld): voor zwart-witopnamen.
(5) Enkele opname, continue opnamen en opnamen met de
zelfontspanner
<i> (Continue opname): er worden onafgebroken opnamen
gemaakt met ongeveer 3,7 frames per seconde (fps).
<Q> (Zelfontspanner/Afstandsbed.): zie de opmerking ( ) in het
gedeelte 'De zelfontspanner gebruiken' op pag. 71. Ook
opnamen met de afstandsbediening zijn mogelijk (pag. 204).
<q> (Zelfontspanner:Continu): na 10 seconden wordt het
ingestelde aantal opnamen achter elkaar gemaakt. Druk op
de toets <V> om het aantal (2 - 10) opnamen in te stellen
dat u met de zelfontspanner wilt maken.
* Door op <0> te drukken, kunt u het selectiescherm [Transport mode]
weergeven en dezelfde opties instellen.
(6) Opnamekwaliteit
Zie 'De opnamekwaliteit instellen' op pagina 72-74 om de
opnamekwaliteit in te stellen. Door op <0> te drukken, kunt u
het selectiescherm [Kwaliteit] weergegeven en dezelfde opties
instellen.
58
Hieronder wordt beschreven hoe u opnamen het eenvoudigst kunt
weergeven. Zie pagina 155 voor meer informatie over de weergaveprocedure.
1
Geef de opname weer.
Als u op de knop <x> drukt,
wordt de laatstgemaakte opname
weergegeven.
2
Selecteer de opname.
Als u opnamen vanaf de laatste opname
wilt weergeven, drukt u op de toets <
Y
>.
Als u opnamen vanaf de eerste opname (de
oudste) wilt weergeven, drukt u op de toets <
Z
>.
Telkens als u op de knop <
B
> drukt,
wordt het weergaveformaat gewijzigd.
3
Beëindig de opnameweergave.
Druk op de knop <
x
> om de opnameweergave
te beëindigen en terug te gaan naar de weergave
met opname-instellingen.
x Opnamen weergeven
Geen informatie weergegeven
Histogramweergave
Basisinformatie weergegeven
Gedetailleerde informatie weergegeven
59
3
Creatieve opnamen
Om mislukte opnamen te voorkomen, worden in de
basismodi de meeste functies automatisch ingesteld.
Deze kunnen niet worden gewijzigd. In de <d>-modus
(Program AE) kunt u diverse functies instellen en
creatievere opnamen maken.
In de <d>-modus (Program AE) stelt de camera de
sluitertijd en het diafragma automatisch in om een
standaardbelichting te verkrijgen.
Het verschil tussen de basismodi en <d> wordt uitgelegd
op pagina 210.
* <d> staat voor Program (programma).
* AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
60
Om een goede belichting te verkrijgen, stelt de camera de belichting
(sluitertijd en diafragma) automatisch in. Dit heet Program AE.
1
Stel het programmakeuzewiel
in op <d>.
2
Stel scherp op het onderwerp.
Kijk door de zoeker en richt het
geselecteerde AF-punt op het
onderwerp. Druk de ontspanknop
vervolgens half in.
X De stip in het AF-punt waarop is
scherpgesteld, knippert gedurende
korte tijd rood en het
focusbevestigingslampje <o>
rechtsonder in de zoeker licht op
(bij 1-beeld AF + automatische
AF-puntselectie).
X De sluitertijd en het diafragma
worden automatisch ingesteld
en in de zoeker weergegeven.
3
Controleer de weergegeven
sluitertijd en diafragmawaarde.
De belichting is correct zolang de
waarden voor de sluitertijd en het
diafragma niet knipperen.
4
Maak de opname.
Bepaal de compositie en druk
de ontspanknop helemaal in.
d: Program AE
61
d: Program AE
Wijzig de ISO-snelheid of gebruik de ingebouwde flitser.
Om de belichting af te stemmen op het omgevingslicht en het
onderwerp, kunt u de ISO-snelheid wijzigen (pag. 62) of de
ingebouwde flitser gebruiken (pag. 64). In de modus <d> gaat
de ingebouwde flitser niet automatisch af. Bij weinig licht drukt
u daarom op de flitsknop <I>, zodat de flitser omhoog komt.
U kunt het programma aanpassen (programmakeuze).
Nadat u de ontspanknop half hebt ingedrukt, draait u aan het
instelwiel <6> om de combinatie van sluitertijd- en diafragma-
instelling (het programma) te wijzigen. Nadat u de opname hebt
gemaakt, wordt de programmakeuze geannuleerd.
Programmakeuze is niet mogelijk wanneer u de flitser gebruikt.
Opnametips
Verschillen tussen <d> en <1> (Automatisch)
Met <1> worden veel functies, zoals de AF-modus, de transportmodus en
de ingebouwde flitser automatisch ingesteld om slechte opnamen te
voorkomen. U kunt slechts een beperkt aantal functies instellen. Met <d>
worden alleen de sluitertijd en het diafragma automatisch ingesteld. U kunt
de AF-modus, de transportmodus en de ingebouwde flitser naar wens
instellen (pag. 210).
Wanneer u bij zeer weinig of fel licht de ontspanknop half
indrukt, knipperen de waarden voor de sluitertijd en het
diafragma (zie afbeelding). Verhoog bij weinig licht
(30" 3.5) de ISO-snelheid (pag. 62) of gebruik de flitser
(pag. 64). Verlaag de ISO-snelheid bij fel licht (4000 22).
62
Stel de ISO-snelheid (lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de
waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt
de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 63).
1
Druk op de knop <Z>. (9)
X [ISO snelheid] wordt weergegeven.
2
Stel de ISO-snelheid in.
Draai aan het instelwiel <6> of
druk op de toets <U> om de ISO-
snelheid te selecteren.
U kunt de ISO-snelheid ook in de zoeker instellen
door aan het instelwiel <
6
> te draaien.
Als u '
AUTO
' selecteert, wordt de ISO-
snelheid automatisch ingesteld (pag. 63).
Richtlijnen voor de ISO-snelheid
Z: De ISO-snelheid wijzigenN
ISO-snelheid
Opnamesituatie
(geen flits)
Flitsbereik
100 - 400 Zonnig, buiten
Hoe hoger de ISO-
snelheid, hoe groter het
flitsbereik (pag. 64).
400 - 1600 Bewolkt of 's avonds
1600 - 6400, H Donker, binnen of 's avonds
Als in het menu [7 Persoonlijke voorkeuze (C.Fn)] de optie [Lichte
tonen prioriteit] is ingesteld op [1: Inschakelen], ligt het instelbare
ISO-snelheidsbereik tussen ISO 200 en 6400 (pag. 194).
Als u een hoge ISO-snelheid gebruikt of opnamen maakt bij hoge temperaturen,
kunnen de opnamen er korreliger uitzien. Lange belichtingstijden kunnen ook
afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben.
Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis
(strepen, lichte puntjes, enzovoort) optreden.
Als in het menu [
7
Persoonlijke voorkeuze (C.Fn)
] de optie [
ISO vergroten
]
is ingesteld op [
1: Aan
], kan '
H
' (gelijk aan ISO 12800) ook worden ingesteld (pag. 192).
63
Z: De ISO-snelheid wijzigenN
Als u de ISO-snelheid instelt op 'AUTO',
wordt de werkelijk in te stellen ISO-
snelheid weergegeven wanneer u de
ontspanknop half indrukt. Zoals
hieronder wordt aangegeven, wordt de
ISO-snelheid automatisch aangepast
aan de opnamemodus.
*1: afhankelijk van de maximale ISO-snelheid die is ingesteld.
*2:
indien invulflitsen tot overbelichting leidt, wordt ISO 100 of een hogere ISO-snelheid ingesteld.
*3: in de modi <d/8> en de basismodi <behalve 6> wordt ISO 400 - 1600
automatisch ingesteld als reflectieflitsen wordt gebruikt met een externe
Speedlite. Als de maximale ISO-snelheid wordt ingesteld op [400] of [800],
wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld binnen dit bereik.
Voor Auto ISO kunt u de maximale ISO-snelheid instellen op een
waarde tussen ISO 400 en ISO 6400.
Selecteer op het tabblad [y] de optie
[ISO auto] en druk op <0>. Selecteer
de ISO-snelheid en druk op <0>.
'AUTO' voor automatische ISO-snelheid
Opnamemodus Instelling ISO-snelheid
1/7/3/4/5/6/C
Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 3200
d/s/f/a/8
Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 6400
*1
2 Vastgesteld op ISO 100
Met flitser Vastgesteld op ISO 400
*2*3
3 De maximale ISO-snelheid instellen voor Auto ISON
Als '
AUTO
' is ingesteld, wordt de ISO-snelheid in volledige stappen van 100,
200, 400, 800, 1600 of 3200 weergegeven. De daadwerkelijke ISO-snelheid
kan echter nauwkeuriger worden ingesteld. In de opname-informatie kan
daarom een ISO-snelheid van bijvoorbeeld 125 of 640 worden weergegeven.
64
Als u binnen bent of te maken hebt met weinig licht of tegenlicht,
kunt u de ingebouwde flitser omhoog klappen en op de ontspanknop
drukken om opnamen met de flitser te maken. In de modus <d> wordt
de sluitertijd automatisch ingesteld op een waarde tussen 1/60 seconde
en 1/200 seconde om bewegingsonscherpte te voorkomen.
1
Druk op de knop <D>.
In de creatieve modi kunt u altijd op
de knop <D> drukken om opnamen
met de flitser te maken.
Terwijl de flitser wordt opgeladen,
wordt in de zoeker 'DbuSY' en op het
LCD-scherm [BUSYD] weergegeven.
2
Druk de ontspanknop half in.
Controleer linksonder in de zoeker
of het pictogram <D> oplicht.
3
Maak de opname.
De flitser gaat af zodra is
scherpgesteld en u de ontspanknop
volledig indrukt.
Effectief flitsbereik [bij benadering in meter]
D De ingebouwde flitser gebruiken
ISO-snelheid
EF-S 18-55mm f/3.5-5.6 IS-objectief/EF-S 18-135mm f/3.5-5.6 IS-objectief
Groothoek Tele
100 1 - 3,5 1 - 2,5
200 1 - 5,5 1 - 3,5
400/AUTO 1 - 7,5 1 - 4,5
800 1 - 11 1 - 6,5
1600 1 - 15 1 - 9,5
3200 1 - 21 1 - 13
6400 1 - 30 1 - 19
H: 12800 1 - 42 1 - 26
65
D De ingebouwde flitser gebruiken
Verhoog de ISO-snelheid als het onderwerp ver weg is.
Door de ISO-snelheid te verhogen, kunt u het flitsbereik vergroten.
Verlaag de ISO-snelheid bij fel licht.
Verlaag de ISO-snelheid als de belichtingsinstelling in de zoeker knippert.
Verwijder de zonnekap van het objectief en bewaar een afstand
van minstens 1 meter van het onderwerp.
Als er een zonnekap op het objectief is aangebracht of als u te dicht bij het
onderwerp staat, kan de onderzijde van de opname er donker uitzien
doordat de flitser wordt belemmerd. Controleer bij belangrijke opnamen op
het LCD-scherm of de flitsbelichting er goed uit ziet (niet donker onderaan).
Rode ogen kunnen worden geminimaliseerd door een rode-ogenreductie-
lampje te gebruiken voordat u een opname met de flitser maakt.
Rode-ogenreductie kan in iedere opnamemodus worden ingesteld
behalve in <7> <3> <5> en <k>.
Selecteer op het tabblad [1] de
optie [R.ogen Aan/Uit] en druk op
<0>. Selecteer [Inschakelen] en
druk vervolgens op <0>.
Als u de ontspanknop half indrukt wanneer
u opnamen maakt met de flitser, gaat het
rode-ogenreductielampje branden. Wanneer
u vervolgens de ontspanknop helemaal
indrukt, wordt de opname gemaakt.
Opnametips
3 Rode-ogenreductie gebruiken
Rode-ogenreductie is het effectiefst als het onderwerp naar het rode-ogenreductielampje
kijkt in een goed verlichte ruimte of wanneer u het onderwerp dichter nadert.
Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt de
zoekerweergave onderaan geleidelijk uitgeschakeld.
Voor het beste resultaat maakt u de opname nadat deze
weergave is uitgeschakeld.
De effectiviteit van de rode-ogenreductie is afhankelijk van het onderwerp.
66
U kunt de AF-modus selecteren die bij de opnameomstandigheden
en het onderwerp past. In de basismodi wordt de optimale AF-modus
automatisch ingesteld.
1
Op het objectief stelt u de
focusinstellingsknop in op <AF>.
2
Druk op de knop <ZE>.
X [AF Mode] wordt weergegeven.
3
Selecteer de AF-modus.
Druk op de toets <U> om de
AF-modus te selecteren, en druk
vervolgens op <0>.
4
Stel scherp op het onderwerp.
Richt het AF-punt op het onderwerp
en druk de ontspanknop half in. De
camera stelt vervolgens automatisch
scherp in de geselecteerde AF-modus.
Geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de
ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp.
Zodra is scherpgesteld, knippert de stip in het AF-punt waarop is
scherpgesteld gedurende korte tijd rood en licht tevens het
focusbevestigingslampje <o> in de zoeker op.
Bij meervlaksmeting (pag. 86) wordt de belichting ingesteld op het
moment dat op het onderwerp is scherpgesteld.
Wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt, wordt de
scherpstelling vergrendeld. U kunt dan desgewenst een nieuwe
beeldcompositie maken.
E: De AF-modus wijzigenN
1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen
67
E: De AF-modus wijzigenN
Deze AF-modus is geschikt voor bewegende onderwerpen waarbij
de scherpstelafstand telkens verandert. Zolang u de ontspanknop
half ingedrukt houdt, blijft de camera continu op het onderwerp
scherpstellen.
De belichting wordt ingesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt.
Bij automatische AF-puntselectie (pag. 68) stelt de camera scherp op
het middelste AF-punt. Als het onderwerp zich tijdens het scherpstellen
van het middelste AF-punt af beweegt, blijft de camera het onderwerp
volgen zolang dit nog binnen het bereik van een ander AF-punt valt.
In de modus AI Focus AF schakelt de AF-modus automatisch van
1-beeld AF over op AI Servo AF als het onderwerp in beweging komt.
Als het onderwerp in beweging komt nadat er in de modus 1-beeld
AF op is scherpgesteld, signaleert de camera deze beweging en
schakelt de AF-modus automatisch over naar AI Servo AF.
AI Servo AF voor bewegende onderwerpen
AI Focus AF voor automatisch wisselen van AF-modus
Als u niet kunt scherpstellen, gaat het focusbevestigingslampje <o> in
de zoeker knipperen. In dit geval kan er geen opname worden gemaakt,
ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Maak een nieuwe
beeldcompositie en probeer opnieuw scherp te stellen. Of zie 'Wanneer
niet automatisch kan worden scherpgesteld' (pag. 202).
Als [1 Pieptoon] is ingesteld op [Uitschakelen], hoort u geen pieptoon
als er op het onderwerp is scherpgesteld.
In de modus AI Servo AF hoort u geen pieptoon, zelfs niet als op het onderwerp is
scherpgesteld. Ook gaat het focusbevestigingslampje <
o
> in de zoeker niet branden.
Wanneer in de modus AI Focus AF met actieve Servo-modus op het
onderwerp wordt scherpgesteld, hoort u een zachte pieptoon. Het
focusbevestigingslampje <o> in de zoeker gaat echter niet branden.
68
In de basismodi zijn alle AF-punten actief. In principe wordt
scherpgesteld op het AF-punt bij het dichtstbijzijnde onderwerp.
Daarom stelt de camera niet altijd scherp op het gewenste onderwerp.
In de modi <d> (Program AE), <s>, <f> en <a> kunt u een
AF-punt selecteren waarop u wilt scherpstellen.
1
Druk op de knop <S>. (9)
X Het geselecteerde AF-punt wordt
op het LCD-scherm en in de zoeker
weergegeven.
Als alle AF-punten oplichten, wordt
automatische AF-puntselectie
ingeschakeld.
2
Selecteer het AF-punt.
Druk op de toets <S> om het
AF-punt te selecteren.
Als u in de zoeker kijkt, kunt u het
AF-punt selecteren door aan het
instelwiel <6> te draaien tot het
gewenste AF-punt rood oplicht.
Wanneer u op <0> drukt, wordt er
geschakeld tussen het middelste
AF-punt en automatische AF-
puntselectie.
3
Stel scherp op het onderwerp.
Richt het geselecteerde AF-punt
op het onderwerp en druk de
ontspanknop half in om scherp
te stellen.
S Het AF-punt selecterenN
69
S Het AF-punt selecterenN
Als u van dichtbij een portret wilt maken, gebruikt u 1-beeld AF
en stelt u scherp op de ogen.
Als u eerst op de ogen scherpstelt, kunt u de compositie vervolgens
opnieuw bepalen terwijl het gezicht scherp blijft.
Als het moeilijk is om scherp te stellen, selecteert en gebruikt
u het middelste AF-punt.
Het middelste AF-punt is het gevoeligste AF-punt van de negen.
Met een snel objectief van f/1.0 tot f/2.8 kunt u bovendien via het
middelste AF-punt uiterst nauwkeurig scherpstellen.
Stel de camera in op automatische AF-puntselectie en AI Servo
AF om gemakkelijker op een bewegend onderwerp te kunnen
scherpstellen.
Gebruik eerst het middelste AF-punt om scherp te stellen. Als het
onderwerp van het middelste AF-punt af beweegt, blijven de overige
AF-punten het onderwerp automatisch volgen.
1
Stel de focusinstellingsknop
op het objectief in op <MF>.
2
Stel scherp op het onderwerp.
Stel scherp door de focusring op het
objectief te draaien totdat u het
onderwerp scherp in de zoeker ziet.
Opnametips
MF: handmatig scherpstellen
Focusring
Als u bij handmatige scherpstelling de ontspanknop half indrukt, knippert
het AF-punt waarop is scherpgesteld gedurende korte tijd rood, klinkt de
pieptoon en licht het focusbevestigingslampje <o> in de zoeker op.
70
U kunt maximaal ongeveer 3,7 opnamen per seconde maken.
Deze functie kunt u gebruiken als een kind naar u toe rent en
u de verschillende gezichtsuitdrukkingen wilt vastleggen.
1
Druk op de knop <YiQ>.
2
Selecteer <i>.
Druk op de toets <U> om <i>
te selecteren en druk vervolgens
op <0>.
3
Maak de opname.
De camera maakt voortdurend
opnamen terwijl u de ontspanknop
volledig ingedrukt houdt.
Stel ook de AF-modus in die bij het onderwerp past.
• Voor bewegende onderwerpen
Als Al Servo AF is ingesteld, wordt er tijdens continue opnamen
voortdurend scherpgesteld.
• Voor niet-bewegende onderwerpen
Als 1-beeld AF is ingesteld, stelt de camera tijdens continue
opnamen slechts eenmaal scherp.
U kunt ook de flitser gebruiken.
Aangezien de flitser oplaadtijd nodig heeft, worden de continue
opnamen minder snel na elkaar gemaakt.
i Continue opnamenN
Opnametips
Als [Hoge ISO-ruisreductie] (pag. 193) in het menu [7 Persoonlijke
voorkeuze (C.Fn)] wordt ingesteld op [2: Sterk], is de maximale
opnamereeks voor continue opnamen aanzienlijk kleiner.
In de modus AI Servo AF neemt de snelheid van continue opnamen mogelijk
enigszins af, afhankelijk van het onderwerp en het gebruikte objectief.
De snelheid bij continue opnamen kan ook lager liggen wanneer u
binnenshuis of bij weinig licht opnamen maakt.
71
1
Druk op de knop <YiQ>.
2
Selecteer de zelfontspanner.
Druk op de toets <
U
> om de gewenste
instelling voor de zelfontspanner te
selecteren en druk vervolgens op <
0
>.
Q: Zelfontspanner (10 sec.)
U kunt ook de afstandsbediening gebruiken. (pag. 204)
l:
Zelfontspanner: (2 sec.)
N
(pag. 106)
q: Zelfontspanner (10 sec.) en
continue opnamen
Druk op de toets <
V
> om het
aantal (2 - 10) opnamen in te stellen dat
u met de zelfontspanner wilt maken.
3
Maak de opname.
Kijk door de zoeker, stel scherp op het
onderwerp en druk de ontspanknop helemaal in.
X
U kunt in de gaten houden hoe lang het nog duurt
voor de zelfontspanner de opname maakt door
middel van het bijbehorende lampje, de pieptoon en
de aftelweergave (in seconden) op het LCD-scherm.
X
Twee seconden voordat de opname wordt
gemaakt, blijft het lampje van de zelfontspanner
branden en klinkt de pieptoon sneller.
j De zelfontspanner gebruiken
Met
<
q
>
kan het interval tussen de verschillende opnamen worden verlengd afhankelijk
van de instellingen voor opnamefuncties, zoals de opnamekwaliteit of gebruik van de flitser.
Nadat u opnamen met de zelfontspanner hebt gemaakt, dient u te controleren
of de scherpstelling en de belichting van de opname juist zijn (pag. 58).
Als u niet door de zoeker kijkt bij het indrukken van de ontspanknop, kunt u het
beste de oculairdop bevestigen (pag. 205). Als er licht in de zoeker komt wanneer
een opname wordt gemaakt, kan dit een negatief effect hebben op de belichting.
Als u met de zelfontspanner een foto van uzelf maakt, vergrendelt u de scherpstelling (pag. 48)
op een onderwerp dat zich tijdens de opname ongeveer op dezelfde afstand als u bevindt.
Druk op de knop <
YiQ
> om de zelfontspanner uit te schakelen nadat het aftellen is begonnen.
72
U kunt het aantal megapixels (ca. 17,9, 8,0 of 4,5 megapixels) en de
opnamekwaliteit selecteren.
1
Selecteer [Kwaliteit].
Selecteer [Kwaliteit] op het tabblad
[1] en druk vervolgens op <0>.
X [Kwaliteit] wordt weergegeven.
2
Selecteer de opnamekwaliteit.
Het respectieve aantal megapixels (
***M
),
de opnamegrootte in pixels (
****x****
) en
het maximale aantal opnamen
[***]
worden weergegeven. Selecteer de
gewenste kwaliteit en druk op <
0
>.
* Gebaseerd op de testnormen van Canon met een kaart van 4 GB,
ISO 100 en beeldstijl Standaard.
* De bestandsgrootte, het maximale aantal opnamen en de
maximale opnamereeks variëren afhankelijk van het onderwerp,
het merk van de geheugenkaart, de ISO-snelheid, persoonlijke
voorkeuzen en andere instellingen.
3
De opnamekwaliteit instellen
Richtlijnen voor instellingen voor opnamekwaliteit (benadering)
Kwaliteit
Opgeslagen
pixels
Bestandsgrootte
(MB)
Maximumaantal
opnamen
Maximale
opnamereeks
73
Hoge kwaliteit
JPEG
Ca. 17,9
megapixel
(18 M)
6,4 570 34
83 3,2 1120 1120
74
Gemiddelde
kwaliteit
Ca. 8,0
megapixel
(8 M)
3,4 1070 1070
84 1,7 2100 2100
76
Lage kwaliteit
Ca. 4,5
megapixel
(4,5 M)
2,2 1670 1670
86 1,1 3180 3180
1
Hoge kwaliteit
Ca. 17,9
megapixel
(18 M)
24,5 150 6
1+73 24,5+6,4 110 3
73
3 De opnamekwaliteit instellen
Ik wil de opnamekwaliteit selecteren die bij het papierformaat
past waarop ik wil afdrukken.
Raadpleeg het diagram links bij het
kiezen van de opnamekwaliteit. Als u de
opname wilt bijsnijden, wordt het
aanbevolen een hogere kwaliteit (meer
pixels) te selecteren, zoals 73, 83,
1 of 1+73.
Wat is het verschil tussen
7 en 8?
Dit geeft een andere opnamekwaliteit aan als gevolg van een
andere compressie. Zelfs met hetzelfde aantal pixels heeft de
opname die met
7 is gemaakt een hogere opnamekwaliteit. Als 8 is
geselecteerd, is de opnamekwaliteit iets lager, maar kunnen er meer
opnamen op de kaart worden opgeslagen.
Ik heb meer opnamen gemaakt dan het aangegeven maximumaantal opnamen.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kunt u mogelijk meer
opnamen maken dan is aangegeven. Minder is echter ook mogelijk.
Het weergegeven aantal mogelijke opnamen is slechts een schatting.
Geeft de camera de maximale opnamereeks weer?
De maximale opnamereeks wordt rechts in de zoeker weergegeven.
Aangezien de indicator slechts één cijfer weergeeft (0 - 9), wordt elk
getal dat hoger is dan 9 weergegeven als '
9
'. Dit getal wordt echter ook
weergegeven als er geen kaart in de camera is geplaatst. Pas op dat
u geen opnamen maakt als er zich geen kaart in de camera bevindt.
Wanneer moet ik 1 gebruiken?
1
-opnamen moeten met de computer worden bewerkt. Zie voor meer informatie
'Informatie over
1
' en 'Informatie over
1+73
' op de volgende pagina.
Andere opnamen dan 1-opnamen zijn van het type JPEG, dat
veelal wordt gebruikt door digitale camera's.
Veelgestelde vragen
A4 (29,7 x 21 cm)
74
84
A3 (42,0 x 29,7 cm)
73
83
1
1+73
76
86
Papierformaat
17,8 x 12,7 cm
14,8 x 10 cm
3 De opnamekwaliteit instellen
74
1
-opnamen zijn onbewerkte opnamegegevens die nog moeten worden omgezet
in
73
of andere afbeeldingen. Hoewel voor het weergeven van
1
-opnamen op
de computer software als Digital Photo Professional (meegeleverd) nodig is, kunnen
op
1
-opnamen erg eenvoudig bewerkingen worden toegepast die bij andere
soorten opnamen niet mogelijk zijn.
1
is geschikt als u de opname zelf
nauwkeurig wilt bewerken of opnamen van een belangrijk onderwerp wilt maken.
Met
1
+
73
wordt er door slechts één opname te maken zowel een
1
- als een
73
-
opname opgeslagen. De twee opnamen worden gelijktijdig op de kaart opgeslagen. De twee
opnamen worden opgeslagen in dezelfde map met hetzelfde bestandsnummer (bestandsextensie
.JPG voor .JPEG en .CR2 voor RAW).
73
-opnamen kunnen zelfs worden weergegeven of
afgedrukt met een computer waarop de meegeleverde software niet is geïnstalleerd.
Informatie over 1
Informatie over 1+73
1
73
0001 . JPG
0001 . CR2
Bestandsnummer
Bestandsextensie
-opname
-opname
[Hoge ISO-ruisreductie] in het menu 1, 1+73 en
[7 Persoonlijke voorkeuze (C.Fn)]
Hoewel de instellingen (Standaard/Zwak/Sterk/Deactiveren) voor [Hoge
ISO-ruisreductie] (pag. 193) in het menu [7 Persoonlijke
voorkeuze(C.Fn)] op de opnamen worden toegepast, is de ruisreductie niet
zichtbaar wanneer de opnamen op het LCD-scherm of een televisie worden
weergegeven of rechtstreeks vanaf de camera worden afgedrukt. (Ruis is
mogelijk zichtbaar in de opnamen.) U kunt met Digital Photo Professional
(meegeleverde software) het effect van de ruisreductie controleren of
opnamen met toegepaste ruisreductie afdrukken.
RAW-opnamen kunnen mogelijk niet worden weergegeven in commerciële
software van derden. We raden u aan om de meegeleverde software te gebruiken.
75
Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opname-effecten verkrijgen
die passen bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp.
1
Druk op de knop <XA>.
X [Beeldstijl] wordt weergegeven.
2
Selecteer een beeldstijl.
Druk op de toets <U> om een
beeldstijl te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
3
Maak de opname.
Stel scherp en druk de ontspanknop
helemaal in. De opname wordt gemaakt
met de geselecteerde beeldstijl.
P Standaard (C: Standaard)
Het beeld ziet er levendig, scherp en helder uit. Dit is een algemene
beeldstijl die in de meeste omstandigheden geschikt is.
Q Portret (C: Egale huidtinten)
Voor mooie huidskleurtinten. De opname heeft zachtere kleuren.
Gebruik deze instelling voor close-ups van vrouwen en kinderen.
Deze beeldstijl wordt ook automatisch geselecteerd wanneer u het
programmakeuzewiel instelt op <2>.
Door de [Kleurtoon] te wijzigen (pag. 92), kunt u de huidskleurtint
aanpassen.
R Landschap (C: Helderblauwe en -groene kleuren)
Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere
opnamen. Gebruik deze instelling voor indrukwekkende
landschappen. Deze beeldstijl wordt ook automatisch geselecteerd
wanneer u het programmakeuzewiel instelt op <3>.
A Een beeldstijl selecterenN
Beeldstijleffecten
A Een beeldstijl selecterenN
76
S Neutraal
Deze beeldstijl is geschikt voor gebruikers die er de voorkeur aan
geven om opnamen met de computer te bewerken. Voor natuurlijke
kleuren en ingetogen opnamen.
U Natuurlijk
Deze beeldstijl is geschikt voor gebruikers die er de voorkeur aan
geven om opnamen met de computer te bewerken. Wanneer het
onderwerp wordt vastgelegd bij een kleurtemperatuur van 5200 K,
wordt de kleur colorimetrisch aangepast aan de kleur van het
onderwerp. De foto is mat en ingetogen.
V Monochroom (C: Monochroom beeld)
Voor zwart-witopnamen.
W Gebruiker 1-3
U kunt een standaardstijl, zoals [Portret], [Landschap], een
beeldstijlbestand, enzovoort opslaan en deze naar wens aanpassen
(pag. 91). Een niet-aangepaste beeldstijl onder Gebruiker 1, 2 of
3 heeft dezelfde instellingen als de beeldstijl Standaard.
Anders dan bij 1-opnamen, kan de zwart-witopname niet worden
teruggezet naar kleur. Als u later opnamen in kleur wilt maken, dient
u ervoor te zorgen dat de instelling [Monochroom] is geannuleerd.
Wanneer [Monochroom] is geselecteerd, wordt <0>
weergegeven in de zoeker.
77
4
Geavanceerde
opnamen
Dit hoofdstuk is een aanvulling op het vorige hoofdstuk. U leest in dit
hoofdstuk op welke manieren u nog meer creatief kunt fotograferen.
In het eerste gedeelte van dit hoofdstuk wordt uitgelegd
hoe u de modi <
s
> <
f
> <
a
> <
8
> op het
programmakeuzewiel kunt gebruiken. Met uitzondering van
<
8
> kunnen alle opnamemodi worden gebruikt in
combinatie met de functies die in hoofdstuk 3 zijn besproken.
In het tweede gedeelte van dit hoofdstuk, dat begint met 'De
lichtmeetmethode wijzigen', wordt uitgelegd hoe de belichting
en beeldstijlen kunnen worden aangepast. Alle functies die in
dit hoofdstuk worden besproken, kunnen ook worden
gebruikt met de modus <
d
> (Program AE) uit hoofdstuk 3.
De instelwielwijzer <c> wordt samen
met de sluitertijd, het diafragma of de
waarde voor belichtingscompensatie
weergegeven en geeft aan dat u het
instelwiel <6> kunt draaien om de
desbetreffende instelling aan te passen.
c De instelwielwijzer
78
Met de modus <s> (Shutter-priority AE) op het programmakeuzewiel
kunt u de actie óf bevriezen óf onscherp maken.
* <s> staat voor Time value (tijdwaarde).
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <s>.
2
Stel de gewenste sluitertijd in.
Zie 'Opnametips' voor advies over het
instellen van de sluitertijd.
Als u het instelwiel <6> naar rechts
draait, stelt u een kortere sluitertijd in.
Als u de knop naar links draait, stelt u
een langere sluitertijd in.
3
Maak de opname.
Wanneer u scherpstelt en de
ontspanknop volledig indrukt,
wordt de opname gemaakt met
de geselecteerde sluitertijd.
s
:
Actiefoto's
Bevroren actie
(korte sluitertijd: 1/2000 seconde)
Onscherp gemaakte beweging
(lange sluitertijd: 1/30 seconde)
Weergegeven sluitertijd
Op het LCD-scherm wordt de sluitertijd als een breuk weergegeven. In de
zoeker wordt echter alleen de noemer weergegeven. Verder betekent '0"5'
een sluitertijd van 0,5 seconden en '15"' een sluitertijd van 15 seconden.
79
s: Actiefoto's
Een actie of bewegend onderwerp bevriezen.
Gebruik een korte sluitertijd, bijvoorbeeld 1/4000 seconde tot 1/500 seconde.
Een rennend kind of dier onscherp maken, zodat de indruk
wordt gewekt dat het onderwerp snel beweegt.
Gebruik een gemiddelde sluitertijd, bijvoorbeeld tussen 1/250 en 1/30 seconde.
Volg het bewegende onderwerp met de zoeker en druk de ontspanknop in om
de opname te maken. Wanneer u gebruikmaakt van een teleobjectief, dient u
dit goed vast te houden om bewegingsonscherpte te voorkomen.
Een stromende rivier of fontein onscherp maken.
Gebruik een lange sluitertijd van 1/15 seconde of langer.
Gebruik een statief om bewegingsonscherpte te voorkomen.
De sluitertijd zo instellen dat de diafragmawaarde niet knippert in de zoeker.
Wanneer u de ontspanknop half indrukt en de
sluitertijd wijzigt terwijl het diafragma wordt
weergegeven, wordt de diafragmawaarde ook
gewijzigd. Op die manier wordt dezelfde belichting
(hoeveelheid licht die op de beeldsensor valt)
gehandhaafd. Wanneer u het aanpasbare
diafragmabereik overschrijdt, knippert de diafragmawaarde om aan
te geven dat de standaardbelichting niet kan worden verkregen.
Bij onderbelichting knippert de maximale diafragmawaarde (laagste
getal). Als dit gebeurt, draait u het instelwiel <6> naar links om
een langere sluitertijd in te stellen of verhoogt u de ISO-snelheid.
Bij overbelichting knippert de minimale diafragmawaarde (hoogste
getal). Als dit gebeurt, draait u het instelwiel <6> naar rechts om
een kortere sluitertijd in te stellen of verlaagt u de ISO-snelheid.
Om de juiste flitsbelichting te verkrijgen, wordt het flitsvermogen
automatisch zo ingesteld (automatische flitsbelichting) dat dit met het
automatisch ingestelde diafragma overeenkomt. De flitssynchronisatietijd
kan worden ingesteld van 1/200 seconde tot 30 seconden.
Opnametips
De ingebouwde flitser gebruiken
80
Om een onscherpe achtergrond te verkrijgen of om onderwerpen die
dichtbij of ver weg zijn scherp te krijgen, stelt u het programmakeuzewiel
in op <
f
> (Aperture-priority AE). Zo kunt u de scherptediepte
(het bereik van een acceptabele scherpstelling) aanpassen.
* <f> staat voor Aperture Value (diafragmawaarde). Dit is de grootte van de
diafragmaopening binnen het objectief.
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <f>.
2
Stel het gewenste diafragma in.
Hoe hoger het f-getal van het
diafragma, hoe scherper de foto bij
een bredere scherptediepte.
U stelt een hoger f-getal in als u het instelwiel
<
6
> naar rechts draait en een lager f-getal
in als u het instelwiel naar links draait.
3
Maak de opname.
Stel scherp en druk de ontspanknop
helemaal in. De opname wordt gemaakt
met het geselecteerde diafragma.
f
:
De scherptediepte wijzigen
Onscherpe achtergrond
(Met een laag f-getal van het diafragma: f/5.6)
Scherpe voorgrond en achtergrond
(Met een hoog f-getal van het diafragma: f/32)
Weergegeven diafragmawaarde
Hoe hoger het f-getal, hoe kleiner de diafragmaopening. De weergegeven
diafragma's kunnen variëren. Dit is afhankelijk van het objectief. Als er geen
objectief op de camera is bevestigd, wordt '
00
' weergegeven als diafragmawaarde.
81
f: De scherptediepte wijzigen
Wanneer u een diafragma met een hoog f-getal gebruikt, kan er
bewegingsonscherpte optreden wanneer u opnamen maakt bij slecht licht.
Bij een hoger f-getal van het diafragma is de sluitertijd langer.
Bij slechte lichtomstandigheden kan de sluitertijd wel 30 seconden
bedragen. Verhoog in dat geval de ISO-snelheid en houd de camera
stil of gebruik een statief.
De scherptediepte is niet alleen afhankelijk van het diafragma,
maar ook van het objectief en de afstand tot het onderwerp.
Aangezien groothoekobjectieven een brede scherptediepte hebben
(d.w.z. een groot bereik aan acceptabele focuswaarden hoger en
lager dan die van het scherpstelpunt), hoeft u geen hoog f-getal van
het diafragma in te stellen om van voorgrond tot achtergrond een
scherpe opname te krijgen. Een teleobjectief daarentegen heeft
een smalle scherptediepte.
En hoe dichterbij het onderwerp, hoe smaller de scherptediepte.
Een onderwerp dat zich verder weg bevindt, heeft een bredere
scherptediepte.
Stel het diafragma zo in dat de weergave van de sluitertijd niet
knippert in de zoeker.
Wanneer u de ontspanknop half indrukt en het
diafragma wijzigt terwijl de sluitertijd wordt
weergegeven, wordt de sluitertijd ook gewijzigd. Op
die manier wordt dezelfde belichting (de hoeveelheid
licht die op de beeldsensor valt) gehandhaafd.
Wanneer u het aanpasbare sluitertijdbereik
overschrijdt, knippert de sluitertijd om aan te geven
dat de standaardbelichting niet kan worden verkregen.
Bij onderbelichting knippert de sluitertijd van 30 seconden ('
30"
'). Als dit
gebeurt, draait u het instelwiel <
6
> naar links om een lager f-getal
van het diafragma in te stellen of verhoogt u de ISO-snelheid.
Bij overbelichting knippert de sluitertijd van 1/4000 seconde ('
4000
').
Als dit gebeurt, draait u het instelwiel <
6
> naar rechts om een hoger
f-getal van het diafragma in te stellen of verlaagt u de ISO-snelheid.
Opnametips
f: De scherptediepte wijzigen
82
Om de juiste flitsbelichting te verkrijgen, wordt het flitsvermogen
automatisch afgestemd op het ingestelde diafragma (automatische
flitsbelichting). De sluitertijd wordt automatisch ingesteld tussen
1/200 seconde en 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden.
Bij weinig licht wordt het hoofdonderwerp belicht met de automatische
flitser. De achtergrond wordt belicht met de automatisch ingestelde
langere sluitertijd. Zowel het onderwerp als de achtergrond zien er goed
belicht uit (automatische lange flitssynchronisatietijd). Wanneer u de
camera in de hand houdt, dient u deze goed stil te houden om
bewegingsonscherpte te voorkomen. U wordt aangeraden een statief
te gebruiken.
Als u niet wilt dat een lange sluitertijd wordt gebruikt, stelt u in het menu
[7 Persoonlijke voorkeuze (C.Fn)] [Flitssynchronisatiesnelheid in
Av-modus] in op [1: 1/200-1/60 sec. auto] of [2: 1/200 sec. (vast)]
(pag. 192).
Druk op de scherptedieptecontroleknop
om de huidige diafragma-instelling te
selecteren voor het objectief. U kunt
vervolgens de scherptediepte (het bereik
van de acceptabele scherpstelling)
controleren door de zoeker.
De ingebouwde flitser gebruiken
ScherptedieptecontroleN
Het scherptediepte-effect is duidelijk te zien op de Live view-opname als u het
diafragma wijzigt en op de knop voor scherptedieptecontrole (pag. 112) drukt.
83
U kunt zowel de sluitertijd als het diafragma handmatig naar wens
instellen. Bij gebruik van de flitser wordt de flitsbelichting automatisch
zodanig ingesteld dat deze overeenkomt met het ingestelde diafragma.
De flitssynchronisatietijd kan worden ingesteld op een waarde tussen
1/200 seconde en 1/30 seconde of op bulb.
* <a> staat voor Manual (handmatig).
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <a>.
2
Stel de sluitertijd en het diafragma in.
Draai aan het instelwiel <6> om de
sluitertijd in te stellen.
Houd de knop <O> ingedrukt en
draai aan het instelwiel <6> om het
diafragma in te stellen.
3
Stel de belichting in en maak de
opname.
Op de indicator voor het
belichtingsniveau in de zoeker wordt
het belichtingsniveau aangegeven tot
±2 stops vanaf de standaard-
belichtingsindex in het midden.
De belichtingsniveaumarkering
verschuift wanneer u de sluitertijd en het
diafragma wijzigt. U kunt zelf bepalen
welk belichtingsniveau u instelt. Indien
het ingestelde aantal hoger ligt dan
±2 stops, wordt bij het uiteinde van de
indicator voor het belichtingsniveau <
I
>
of <
J
> weergegeven.
a
:
Manual exposure
<6>
<O> + <6>
Markering belichtingsniveau
Standaardbelichtingsindex
Als [2 Auto Lighting Optimizer/Auto Helderheid Optimalisatie]
(pag. 103) is ingesteld op iets anders dan [Deactiveren], kan de opname
nog steeds licht zijn, zelfs wanneer er een kortere belichting is ingesteld.
a: Manual exposure
84
Bij stap 2 op de vorige pagina, draait
u het instelwiel <6> naar links om
<BULB> in te stellen. Bij bulb-belichting
blijft de sluiter geopend zolang u de
ontspanknop ingedrukt houdt. U kunt
bulb-belichting onder andere gebruiken
voor het fotograferen van vuurwerk.
De verstreken belichtingstijd wordt op
het LCD-scherm weergegeven.
Bulb-belichting
Aangezien bulb-opnamen meer ruis produceren dan normaal, kan de
opname er een beetje korrelig uitzien.
U kunt de ruis verminderen door in het menu [7 Persoonlijke
voorkeuze (C.Fn)] de optie [Ruisreductie lange sluitertijd] in te stellen
op [1: Automatisch] of [2: Aan] (pag. 193).
Voor bulb-belichting wordt het gebruik van een statief en een
afstandsbediening (pag. 204 en 205) aanbevolen.
U kunt ook een afstandsbediening (afzonderlijk verkrijgbaar, pag. 204)
gebruiken voor bulb-belichting. Wanneer u op de overdrachtsknop van
de afstandsbediening drukt, wordt de bulb-belichting onmiddellijk of na
2 seconden gestart. Druk nogmaals op de knop om de bulb-belichting
te stoppen.
85
Er wordt automatisch scherpgesteld op objecten op de voorgrond en op
de achtergrond. Alle AF-punten functioneren om het onderwerp waar te
nemen en het diafragma dat vereist is voor de benodigde
scherptediepte, wordt automatisch ingesteld.
* <8> staat voor Auto-Depth (automatische scherptediepte). In deze modus
wordt de scherptediepte automatisch ingesteld.
1
Stel het programmakeuzewiel
in op <8>.
2
Stel scherp op het onderwerp.
Richt de AF-punten op de onderwerpen
en druk de ontspanknop half in (
0
).
Er wordt scherpgesteld op alle
onderwerpen die onder de AF-punten
vallen die rood knipperen.
3
Maak de opname.
De diafragmawaarde in de zoeker knippert.
De belichting is goed, maar de gewenste scherptediepte kan niet
worden verkregen. Gebruik een groothoekobjectief of ga verder
van het onderwerp af staan.
De sluitertijd in de zoeker knippert.
Als de sluitertijd '30"' knippert, is het onderwerp onderbelicht.
Verhoog de ISO-snelheid. Als de sluitertijd '4000' knippert,
is het onderwerp overbelicht. Verlaag de ISO-snelheid.
Er is een lange sluitertijd ingesteld.
Gebruik een statief om de camera stabiel neer te zetten.
Ik wil de flitser gebruiken.
De flitser kan worden gebruikt, maar dit geeft hetzelfde resultaat
als het gebruik van de modus <d> met flitser. De gewenste
scherptediepte kan niet worden verkregen.
8: Automatische scherptediepte AE
Veelgestelde vragen
86
Met de lichtmeetmethode wordt de helderheid van het onderwerp en daarmee
de juiste belichting bepaald. Meestal wordt meervlaksmeting aanbevolen.
1
Selecteer [Meetmethode].
Op het tabblad [2] selecteert
u[Meetmethode] en drukt u
vervolgens op <0>.
2
Stel de lichtmeetmethode in.
Druk op de toets <U> om de
lichtmeetmethode te selecteren
en druk vervolgens op <0>.
q Meervlaks meting
Dit is een algemene meetmethode die geschikt is voor
portretten en zelfs onderwerpen met tegenlicht. De camera past
de belichting automatisch aan het onderwerp aan. Deze
lichtmeetmethode wordt automatisch ingesteld in de basismodi.
w Deelmeting
Deze methode is effectief wanneer de achtergrond veel helderder
is dan het onderwerp (bijvoorbeeld bij tegenlicht). Het grijskleurige
gebied in de afbeelding is het gebied waar de helderheid wordt
gemeten om de standaardbelichting te verkrijgen.
r Spotmeting
Hiermee kunt u een lichtmeting uitvoeren voor een specifiek
gedeelte van het onderwerp. Het grijskleurige gebied in de
afbeelding links is het gebied waar de helderheid wordt
gemeten om de standaardbelichting te verkrijgen.
Deze meetmethode is voor geavanceerde gebruikers.
e Centrum gew. gemiddeld
De helderheid wordt in het midden gemeten,
waarna een gemiddelde voor de gehele
opname wordt berekend. Deze meetmethode
is voor geavanceerde gebruikers.
q De lichtmeetmethode wijzigenN
87
Stel de belichtingscompensatie in wanneer de belichting (zonder flitser) anders uitvalt dan
gewenst. Deze functie kan worden gebruikt in de creatieve modi (met uitzondering van
<a>
). De belichtingscompensatie kan worden ingesteld op ±5 stops met tussenstappen
van 1/3 stop. De belichtingscompensatie-indicator in de zoeker kan de instelling alleen tot
±2 stops weergeven. Als u de belichtingscompensatie wilt instellen op een andere waarde
dan ±2 stops, volgt u de instructies voor
[2 Bel. corr./AEB]
op pagina 89.
Lichter maken:
Houd de knop <O> ingedrukt
en draai het instelwiel <6> naar
rechts. (langere belichting)
Donkerder maken:
Houd de knop <O> ingedrukt en
draai het instelwiel <6> naar links.
(kortere belichting)
X Zoals in de afbeelding is te zien,
wordt het belichtingsniveau op het
LCD-scherm en in de zoeker
weergegeven.
Houd nadat u de opname hebt
gemaakt de knop <O> ingedrukt
en draai het instelwiel <6> om de
belichtingscompensatie terug te
zetten op nul.
Belichtingscompensatie instellenN
O Belichtingscompensatie instellen
Kortere belichting voor een donkerdere opname
Langere belichting voor een lichtere opname
Indien het ingestelde aantal hoger ligt dan ±2 stops, wordt bij het uiteinde
van de indicator voor het belichtingsniveau <I> of <J> weergegeven.
Korte belichting Lichter dankzij langere belichting
Belichtingscompensatie instellenN
88
Stel de flitsbelichtingscompensatie in wanneer de belichting van het
onderwerp anders uitvalt dan gewenst. U kunt de flitsbelichtingscompensatie
instellen op maximaal ±2 stops met tussenstappen van 1/3 stop.
1
Geef het scherm Snel instellen weer.
Druk op de knop <
Q
> wanneer de opname-
instellingen worden weergegeven (pag. 38).
X Het scherm Snel instellen wordt
geactiveerd (7).
2
Selecteer [y].
Druk op de toets <
S
> om [
y*
] te selecteren.
X [Flitsbelichtingscomp.] wordt
onderin weergegeven.
3
Stel de waarde voor de
flitsbelichtingscompensatie in.
Draai het instelwiel
<6>
naar rechts om de
flitsbelichting helderder te maken. (hogere belichting)
Of draai het instelwiel
<6>
naar links om de
flitsbelichting donkerder te maken. (kortere belichting)
X Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt <y> weergegeven
in de zoeker.
Nadat u een opname hebt gemaakt, voert u stap 1 t/m 3 uit om de
waarde voor de flitsbelichtingscompensatie terug te zetten op nul.
y FlitsbelichtingscompensatieN
Als [
2
Auto Lighting Optimizer/Auto Helderheid Optimalisatie
] (pag. 103)
is ingesteld op iets anders dan [
Deactiveren
], kan de opname nog steeds licht zijn,
zelfs als een kleinere belichtingscompensatie of flitsbelichtingscompensatie is ingesteld.
U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen en annuleren met
de optie [Func.inst. interne flitser] in het menu [1 Flitsbesturing].
Selecteer [Flitsbel. comp.] (pag. 149).
De belichtingscompensatie kan ook worden ingesteld met het menu
[2 Bel.corr./AEB] (pag. 89).
89
Deze functie gaat een stap verder met belichtingscompensatie door de
belichting automatisch te variëren in drie opnamen (±2 stops met tussenstappen
van 1/3 stop), zoals hieronder wordt afgebeeld. U kunt vervolgens de beste
belichting kiezen. Dit heet AEB (Reeksopnamen met automatische belichting).
1
Selecteer [Bel.corr./AEB].
Selecteer op het tabblad [
2
] de optie [
Bel.
corr./AEB
] en druk vervolgens op <
0
>.
2
Stel een waarde voor AEB in.
Draai aan het instelwiel <
6
> om het
aantal reeksopnamen met automatische
belichting (AEB) in te stellen.
Druk op de toets <
U
> om de waarde voor
de belichtingscompensatie in te stellen.
Wanneer AEB wordt gecombineerd met
belichtingscompensatie, wordt AEB toegepast
met de belichtingscompensatie als basis.
Druk op <
0
> om de instelling vast te leggen.
Als u de ontspanknop half indrukt,
wordt de waarde voor AEB
weergegeven op het LCD-scherm.
3
Maak de opname.
Stel scherp en druk de ontspanknop
helemaal in. De drie opnamen van de
reeks worden in deze volgorde
gemaakt: standaardbelichting, kortere
belichting en langere belichting.
3
Reeksopnamen met automatische belichting
N
Standaardbelichting
Donkerdere belichting
(kortere belichting)
Fellere belichting
(langere belichting)
Aantal reeksopnamen met
automatische belichting
3 Reeksopnamen met automatische belichtingN
90
Volg stap 1 en 2 als u de AEB-waarde niet wilt weergeven.
De AEB-instelling wordt automatisch geannuleerd als de aan-
uitschakelaar is ingesteld op <2>, als de flitser is opgeladen,
enzovoort.
Gebruik van AEB bij het maken van continue opnamen.
Als <i> continue opnamen (pag. 70) is ingesteld en u de
ontspanknop volledig indrukt, wordt er een reeks van drie opnamen
achter elkaar gemaakt in deze volgorde: standaardbelichting,
kortere belichting en langere belichting.
Gebruik van AEB bij het maken van een <u> enkele opname.
Druk de ontspanknop drie keer in om drie reeksopnamen te maken.
De drie reeksopnamen worden in deze volgorde belicht:
standaardbelichting, kortere belichting en langere belichting.
Gebruik van AEB bij belichtingscompensatie.
AEB wordt uitgevoerd met de belichtingscompensatie als basis.
Gebruik van AEB met de zelfontspanner of draadloze
afstandsbediening.
Met de zelfontspanner of de draadloze afstandsbediening
(<Q> of <l>) kunt u drie opnamen achter elkaar maken.
Als <q> is ingesteld, wordt het aantal continue opnamen
drie maal het ingestelde aantal (pag. 57).
AEB annuleren
Opnametips
Flits- noch bulb-belichting kan worden gebruikt met AEB.
Als in het menu [2 Auto Lighting Optimizer/Auto Helderheid
Optimalisatie] (pag. 103) een andere instelling dan [Deactiveren]
wordt gekozen, is het effect van AEB minimaal.
91
U kunt de beeldstijl naar wens aanpassen door individuele parameters te
wijzigen, bijvoorbeeld [
Scherpte
] en [
Contrast
]. Maak proefopnamen om het
resultaat te bekijken. Zie pagina 93 voor het aanpassen van [
Monochroom
].
1
Selecteer [Beeldstijl].
Selecteer [Beeldstijl] op het tabblad
[2] en druk vervolgens op <0>.
X Het keuzescherm voor beeldstijlen
wordt weergegeven.
2
Selecteer een beeldstijl.
Selecteer een beeldstijl en druk
vervolgens op <B>.
X Het scherm Detail inst. wordt
weergegeven.
3
Selecteer een parameter.
X Selecteer een parameter,
bijvoorbeeld [Scherpte], en druk
vervolgens op <0>.
4
Stel de parameter in.
Druk op de toets <U> om de
parameter naar wens aan te passen
en druk vervolgens op <0>.
Druk op de knop <M> om de
aangepaste parameters op te slaan.
Het keuzescherm voor beeldstijlen
verschijnt weer.
X Parameterinstellingen die afwijken
van de standaardinstelling worden
blauw weergegeven.
A Een beeldstijl aanpassenN
A Een beeldstijl aanpassenN
92
Scherpte
Hiermee kunt u de scherpte van de opname aanpassen.
Als u de opname minder scherp wilt maken, stelt u de scherpte in naar de kant
met
E
. Hoe dichter de markering zich bij
E
bevindt, hoe zachter de opname.
Als u de opname scherper wilt maken, stelt u de scherpte in naar de kant
met
F
. Hoe dichter de aanwijzer zich bij
F
bevindt, hoe scherper de opname.
Contrast
Hiermee kunt u het beeldcontrast en de levendigheid van de
kleuren aanpassen.
Als u het contrast wilt verlagen, stelt u het contrast in naar de kant met het
minteken. Hoe dichter de markering zich bij
G
bevindt, hoe zachter de opname.
Als u het contrast wilt verhogen, stelt u het contrast in naar de kant met het
plusteken. Hoe dichter de aanwijzer zich bij
H
bevindt, hoe scherper de opname.
Verzadiging
Hiermee kunt u de kleurverzadiging van de opname aanpassen.
Als u de kleurverzadiging wilt verlagen, stelt u de markering in naar
de kant van het minteken.
Hoe dichter de markering zich bij
G
bevindt, hoe zwakker de kleuren.
Als u de kleurverzadiging wilt verhogen, stelt u het contrast in naar de kant met het
plusteken. Hoe dichter de markering zich bij
H
bevindt, hoe sprekender de kleuren.
Kleurtoon
Hiermee kunt u huidskleurtinten aanpassen.
Als u de huidskleurtinten roder wilt maken, stelt u de markering in
naar de kant met het minteken. Hoe dichter de aanwijzer zich bij G
bevindt, hoe roder de huidskleur.
Als u de huidskleurtinten minder rood wilt maken, stelt u de
markering in naar de kant met het plusteken. Hoe dichter de
aanwijzer zich bij H bevindt, hoe geler de huidskleur.
Parameterinstellingen en -effecten
Door [Stand.inst.] te selecteren in stap 3, kunt u de standaard-
parameterinstellingen van de respectieve beeldstijl herstellen.
Bovenstaande aanpassingen worden niet toegepast op de beeldstijlen
die in de modus <C> (Automatisch/creatief) worden gebruikt.
93
A Een beeldstijl aanpassenN
Voor Monochroom kunt u naast [Scherpte] en [Contrast] (zoals op
de vorige pagina is beschreven) ook [Filtereffect] en [Toningeffect]
instellen.
kFiltereffect
U kunt op een monochrome opname
witte wolken of groene bomen meer
laten afsteken door een filtereffect toe
te passen.
lToningeffect
Door een toningeffect toe te passen
kunt u een monochrome opname in de
desbetreffende kleur maken. Hierdoor
kan de opname er indrukwekkender
uitzien.
U kunt de volgende opties selecteren:
[N:Geen] [S:Sepia] [B:Blauw] [P:Paars]
[G:Groen].
Monochroom aanpassen
Filter Voorbeeldeffecten
N: Geen Normale zwart-witopname zonder filtereffecten.
Ye: G eel
De blauwe lucht ziet er natuurlijker uit en witte wolken lijken
scherper.
Or: Oranje
De blauwe lucht ziet er iets donkerder uit. De zonsondergang ziet
er stralender uit.
R: Rood
De blauwe lucht ziet er behoorlijk donker uit. Herfstbladeren zien
er scherper en helderder uit.
G: Groen
Huidskleur en lippen zien er goed uit. Boombladeren zien er
scherper en helderder uit.
Wanneer u het [Contrast] aanpast, wordt het filtereffect duidelijker.
94
U kunt een basisbeeldstijl selecteren, zoals [Portret] of [Landschap],
de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens
vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3].
U kunt beeldstijlen maken met andere parameterinstellingen voor
bijvoorbeeld scherpte en contrast. U kunt ook de parameters
aanpassen van een beeldstijl die met de meegeleverde software
op de camera is vastgelegd.
1
Selecteer [Beeldstijl].
Selecteer [Beeldstijl] op het tabblad
[2] en druk vervolgens op <0>.
X Het keuzescherm voor beeldstijlen
wordt weergegeven.
2
Selecteer [Gebruiker].
Selecteer [Gebruiker *] en druk
vervolgens op de knop <B>.
X Het scherm Detail inst. wordt
weergegeven.
3
Druk op <0>.
Als [Beeldstijl] is geselecteerd,
drukt u op <0>.
4
Selecteer de basisbeeldstijl.
Druk op de knop <V> om de
basisbeeldstijl te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
Als u de parameters wilt aanpassen
van een beeldstijl die met de
meegeleverde software op de camera
is vastgelegd, selecteert u hier de
beeldstijl.
A Een beeldstijl vastleggenN
95
A Een beeldstijl vastleggenN
5
Selecteer een parameter.
Selecteer een parameter,
bijvoorbeeld [Scherpte], en druk
vervolgens op <0>.
6
Stel de parameter in.
Druk op de knop <U> om de
parameter naar wens aan te passen
en druk vervolgens op <0>.
Zie 'Een beeldstijl aanpassen' op
pagina 91 - 93 voor meer informatie.
Druk op de knop <M> om de
nieuwe beeldstijl vast te leggen.
Het keuzescherm voor beeldstijlen
verschijnt weer.
X De basisbeeldstijl wordt rechts
van [Gebruiker *] weergegeven.
X De naam van een beeldstijl met
gewijzigde instellingen (afwijkend
van de standaardinstellingen) die is
vastgelegd onder [Gebruiker *],
wordt blauw weergegeven.
Als er al een beeldstijl is vastgelegd onder [Gebruiker *], worden de
parameterinstellingen van de vastgelegde beeldstijl ongedaan gemaakt
wanneer u de basisbeeldstijl in stap 4 wijzigt.
Als u [Wis alle camera-instellingen] (pag. 144) uitvoert, worden de
standaardinstellingen voor [Gebruiker *] hersteld.
Als u opnamen wilt maken met de vastgelegde beeldstijl, volgt u stap 2 op
pagina 75 om [Gebruiker *] te selecteren. Nu kunt u opnamen gaan maken.
96
De kleurruimte verwijst naar het bereik van reproduceerbare kleuren.
Met deze camera kunt u de kleurruimte voor opnamen instellen op
sRGB of Adobe RGB. Voor normale opnamen wordt sRGB aanbevolen.
Bij de basismodi wordt sRGB automatisch ingesteld.
1
Selecteer [Kleurruimte].
Selecteer op het tabblad [2]
de optie [Kleurruimte] en druk
vervolgens op <0>.
2
Stel de gewenste kleurruimte in.
Selecteer [sRGB] of [Adobe RGB]
en druk vervolgens op <0>.
Deze kleurruimte wordt voornamelijk gebruikt voor commercieel
drukwerk en andere bedrijfsmatige toepassingen. Als u geen kennis
hebt van beeldbewerking, Adobe RGB en Design rule for Camera File
System 2.0 (Exif 2.21), kunt u deze instelling beter niet gebruiken.
De opname ziet er zeer ingetogen uit op sRGB-computers en -printers
die niet compatibel zijn met Design rule for Camera File System 2.0
(Exif 2.21). Het wordt daarom aangeraden de opname te bewerken
met software.
3 De kleurruimte instellenN
Adobe RGB
Als de foto is genomen terwijl de kleurruimte is ingesteld op Adobe RGB,
begint de bestandsnaam met '_MG_' (het eerste teken is een
onderstrepingsteken).
Het ICC-profiel wordt niet toegevoegd. Raadpleeg de software-
instructiehandleiding (pdf) op de cd-rom voor meer informatie over
het ICC-profiel.
97
Gebruik AE-vergrendeling wanneer het gebied waarop u wilt scherpstellen afwijkt van het
lichtmetingsgebied, of wanneer u meerdere foto's wilt nemen met dezelfde belichtingsinstelling.
Druk op de knop
<A>
om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de
opname. Dit heet AE-vergrendeling. AE-vergrendeling is geschikt voor onderwerpen met tegenlicht.
1
Stel scherp op het onderwerp.
Druk de ontspanknop half in.
X
De belichtingsinstelling wordt weergegeven.
2
Druk op de knop <A>. (0)
X Het pictogram <A> licht op in de
zoeker om aan te geven dat de
belichtingsinstelling is vergrendeld
(AE-vergrendeling).
Iedere keer dat u op de knop <A>
drukt, wordt de huidige instelling voor
automatische belichting vergrendeld.
3
Bepaal de compositie opnieuw
en maak de opname.
Als u de AE-vergrendeling wilt
behouden terwijl u nog meer opnamen
maakt, houdt u de knop <
A
> ingedrukt
en drukt u op de ontspanknop om nog
een opname te maken.
* Als de focusinstellingsknop op het objectief is ingesteld op <MF>, wordt
AE-vergrendeling toegepast bij het middelste AF-punt.
A AE-vergrendelingN
AE-vergrendelingseffecten
Meetmethode
(pag. 86)
AF-puntselectiemethode (pag. 68)
Automatische selectie Handmatige selectie
q*
AE-vergrendeling wordt toegepast bij
het AF-punt waarop is scherpgesteld.
AE-vergrendeling wordt toegepast
bij het geselecteerde AF-punt.
wre
AE-vergrendeling wordt toegepast bij het middelste AF-punt.
98
Met FE-vergrendeling wordt de instelling voor flitsbelichting vergrendeld in het gewenste gebied van
het onderwerp. Deze functie kan ook worden gebruikt met een Canon Speedlite uit de EX-serie.
* FE staat voor Flash Exposure (flitsbelichting).
1
Druk op de knop <D> om de
ingebouwde flitser te voorschijn
te laten komen.
Druk de ontspanknop half in en kijk
in de zoeker of het pictogram <D >
brandt.
2
Stel scherp op het onderwerp.
3
Druk op de knop <A>. (8)
Richt de spotmetingscirkel op het
onderwerp en druk op de knop <A>.
X
De flitser flitst kort voor, waarna het
benodigde flitsvermogen wordt berekend
en opgeslagen in het geheugen.
X In de zoeker wordt 'FEL' kort
weergegeven en licht <d> op.
Elke keer dat u op de knop <
A
> drukt,
wordt er voorgeflitst waarna het
benodigde flitsvermogen wordt berekend
en opgeslagen in het geheugen.
4
Maak de opname.
Bepaal de compositie en druk de
ontspanknop helemaal in.
X Er wordt geflitst om de foto te maken.
A FE-vergrendelingN
Als het onderwerp zich te ver weg en buiten het effectieve bereik van de flitser bevindt, gaat het
pictogram <
D
> knipperen. Ga dichter bij het onderwerp staan en herhaal de stappen 2 t/m 4.
Spotmetingscirkel
99
Witbalans (WB) zorgt ervoor dat witte gebieden er wit uitzien. Bij de
instelling <Q> (Auto) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans
worden ingesteld. Als u met de instelling <Q> geen natuurlijke kleuren
krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de
witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp
te maken. Bij de basismodi wordt automatisch de instelling <Q>
gebruikt.
1
Druk op de knop <WB>.
X [Witbalans] wordt weergegeven.
2
Selecteer de witbalans.
Druk op de toets <U> om de
gewenste witbalans te selecteren en
druk vervolgens op <0>.
'Ca. ****K' (K: Kelvin) die wordt
weergegeven voor de geselecteerde
witbalans <W> <E> <R> <Y>
<U>, is de desbetreffende
kleurtemperatuur.
De handmatige witbalans wordt gebruikt om voor een specifieke
lichtbron handmatig de witbalans in te stellen en zo de nauwkeurigheid
te verbeteren. Voer deze procedure uit bij de lichtbron die u
daadwerkelijk gaat gebruiken.
1
Fotografeer een wit object.
Het effen witte object moet de cirkel
voor spotmeting vullen.
Stel handmatig scherp en stel de
standaardbelichting in voor het
witte object.
U kunt elke witbalans instellen.
B: De witbalans instellenN
O Handmatige witbalans
Spotmetingscirkel
B: De witbalans instellenN
100
2
Selecteer [Handmatige
witbalans].
Selecteer op het tabblad [2] de
optie [Handmatige witbalans] en
druk vervolgens op <0>.
X Het scherm voor handmatige selectie
van de witbalans wordt weergegeven.
3
Importeer de witbalansgegevens.
Selecteer de opname die u bij stap 1
hebt gemaakt en druk op <0>.
X In het dialoogvenster dat wordt
weergegeven selecteert u [OK].
De gegevens worden geïmporteerd.
Wanneer het menu opnieuw wordt
weergegeven, drukt u op de knop
<M> om het menu te sluiten.
4
Selecteer de handmatige
witbalans.
Druk op de knop <
WB
>.
Druk op de toets <U> om <O>
te selecteren en druk vervolgens
op <0>.
Als de bij stap 1 verkregen belichting sterk afwijkt, kan dit een incorrecte
witbalans tot gevolg hebben.
Als de opname is opgeslagen terwijl de beeldstijl was ingesteld op
[Monochroom] (pag. 76), kan deze niet worden geselecteerd in stap 3.
In plaats van een wit object kan een kaart met 18% grijs (in de handel
verkrijgbaar) een nauwkeurigere witbalans opleveren.
De persoonlijke witbalans die is vastgelegd met de meegeleverde
software, wordt vastgelegd onder <O>. Als u stap 3 uitvoert, worden
de gegevens voor de geregistreerde persoonlijke witbalans gewist.
101
U kunt de ingestelde witbalans corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect
als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter
of kleurcompensatiefilter. Elke kleur kan in negen niveaus worden gecorrigeerd.
Deze functie is voor geavanceerde gebruikers die bekend zijn met het
gebruik van kleurtemperatuurconversie- of kleurcompensatiefilters.
1
Selecteer [WB SHIFT/BKT].
Selecteer op het tabblad [2] de
optie [WB SHIFT/BKT] en druk
vervolgens op <0>.
X Het scherm voor witbalanscorrectie/
reeksopnamen met automatische
witbalans wordt weergegeven.
2
Stel de witbalanscorrectie in.
Druk op de toets <S> om de
markering ' ' naar de gewenste
positie te verplaatsen.
B staat voor blauw, A voor amber, M voor
magenta en G voor groen. De kleur in de
desbetreffende richting wordt gecorrigeerd.
Rechtsboven in het scherm wordt
onder 'Shift' de richting en de mate
van correctie aangegeven.
Als u op de knop <B> drukt,
worden alle instellingen voor
[WB SHIFT/BKT] geannuleerd.
Druk op <
0
> om de instelling af te
sluiten en terug te keren naar het menu.
2 WitbalanscorrectieN
Witbalanscorrectie
Voorbeeldinstelling: A2, G1
Tijdens de witbalanscorrectie wordt <2> weergegeven in de zoeker en
op het LCD-scherm.
Eén correctieniveau voor blauw/amber is gelijk aan 5 mireds van een
kleurtemperatuurconversiefilter. (Mired: een maateenheid voor de
dichtheid van een kleurtemperatuurconversiefilter.)
2 WitbalanscorrectieN
102
Het is mogelijk om met één opname tegelijkertijd drie opnamen met een
verschillende kleurbalans op te slaan. De opname wordt niet alleen
opgeslagen met de kleurtemperatuur van de huidige witbalansinstelling,
maar ook met meer blauw/amber of magenta/groen. Dit worden
reeksopnamen met automatische witbalans genoemd (WB-BKT).
Reeksopnamen met automatische witbalans zijn mogelijk in ±3 hele stappen.
Stel het aantal reeksopnamen met
automatische witbalans in.
Als u in stap 2 voor de witbalanscorrectie aan
het instelwiel <
6
> draait, verandert de
markering ' ' op het scherm in ' ' (3 punten).
Als u het instelwiel naar rechts draait, wordt
blauw/amber (B/A) ingesteld, en als u het wiel
naar links draait magenta/groen (M/G).
X Rechtsboven in het scherm wordt
onder 'Bracket' de richting en de
mate van correctie aangegeven.
Als u op de knop
<B>
drukt, worden
alle instellingen voor
[WB SHIFT/BKT]
geannuleerd.
Druk op <
0
> om de instelling af te
sluiten en terug te keren naar het menu.
Volgorde van de opnamereeks
De opnamen worden in deze volgorde in de reeks gezet:
1. Standaardwitbalans, 2. Meer blauw (B) en 3. Meer amber (A) of
1. Standaardwitbalans, 2. Meer magenta (M) en 3. Meer groen (G).
Reeksopnamen met automatische witbalans
B/A ±3 niveaus
Tijdens reeksopnamen met witbalans is de maximale opnamereeks voor continue opnamen
lager en neemt het maximumaantal opnamen eveneens af tot een derde van het normale aantal.
Aangezien voor iedere opname drie afbeeldingen worden opgeslagen,
kost het opslaan van de opname op de geheugenkaart meer tijd.
'BKT' staat voor bracketing (reeksopnamen).
103
Als de opname te donker wordt of als het contrast te laag is, kunnen de helderheid
en het contrast van de opname automatisch worden verbeterd. Bij JPEG-opnamen
wordt de correctie uitgevoerd wanneer de opname is gemaakt. Voor RAW-opnamen
kan dit worden gecorrigeerd met Digital Photo Professional (meegeleverde software).
De standaardinstelling is [Standaard].
1
Selecteer [
Auto Lighting Optimizer/
Auto Helderheid Optimalisatie]
.
Selecteer op het tabblad [2] de
optie [Auto Lighting Optimizer/Auto
Helderheid Optimalisatie] en druk
vervolgens op <0>.
2
Configureer de correctie-instelling.
Druk op de knop <U> om de
gewenste instelling te selecteren
en druk vervolgens op <0>.
3
Maak de opname.
De opname wordt indien nodig vastgelegd
met gecorrigeerd(e) helderheid en contrast.
3
Auto Lighting Optimizer (Auto Helderheid Optimalisatie)
N
Voorbeeld van gecorrigeerde helderheid
Î
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan beeldruis toenemen.
Indien een andere optie dan [
Deactiveren
] is ingesteld en u gebruikmaakt van
belichtingscompensatie, flitsbelichtingscompensatie of handmatige belichting om
de opname donkerder te maken, kan de opname nog steeds licht uitvallen. Indien
een kortere belichting wilt, dient u deze optie eerst op [
Deactiveren
] in te stellen.
Bij de basismodi wordt [Standaard] automatisch ingesteld.
104
Als gevolg van de fysieke eigenschappen van de lens lijken de vier hoeken van
de opname mogelijk donkerder. Dit wordt verval van het lenslicht of verminderde
helderheid van de randen genoemd. Bij JPEG-opnamen wordt de correctie
uitgevoerd wanneer de opname is gemaakt. Voor RAW-opnamen kan dit worden
gecorrigeerd met Digital Photo Professional (meegeleverde software).
De standaardinstelling is [Inschakelen].
1
Selecteer [Correctie helderheid randen].
Selecteer op het tabblad [1]
[Correctie helderheid randen]
en druk vervolgens op <0>.
2
Configureer de correctie-instelling.
Controleer of op het scherm [
Correctie-
gegevens beschikbaar
] wordt
weergegeven bij het gebruikte objectief.
Als [Correctiegeg.niet beschikbaar]
wordt weergegeven, raadpleegt u
'Correctiegegevens voor het objectief'
op de volgende pagina.
Druk op de toets <
V
> om [
Inschakelen
]
te selecteren en druk vervolgens op <
0
>.
3
Maak de opname.
De opname wordt vastgelegd met de
gecorrigeerde helderheid van de randen.
3
Correctie helderheid randen
Correctie ingeschakeld Correctie uitgeschakeld
105
3 Correctie helderheid randen
De camera bevat reeds correctiegegevens voor de helderheid van de
randen voor ongeveer 25 objectieven. Als u in stap 2 [Inschakelen]
selecteert, worden de correctiegegevens voor de helderheid van de
randen automatisch toegepast voor elk objectief waarvoor
correctiegegevens in de camera zijn vastgelegd.
U kunt met EOS Utility (meegeleverde software) controleren voor welke
objectieven correctiegegevens zijn vastgelegd in de camera. U kunt ook
correctiegegevens voor niet-geregistreerde objectieven vastleggen.
Raadpleeg de EOS Utility Instructiehandleiding (pdf op de cd-rom)
voor meer informatie.
Correctiegegevens voor het objectief
Voor JPEG-opnamen die al zijn vastgelegd, kan de correctie voor de
helderheid van de randen niet worden toegepast.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden treedt mogelijk ruis op in de
randen van een opname.
Wanneer u een objectief van een ander merk dan Canon gebruikt,
wordt aanbevolen de correctie in te stellen op [Uitschakelen], zelfs
als [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven.
Correctie voor de helderheid van de randen wordt toegepast, zelfs
wanneer er een extender is geplaatst.
Als de correctiegegevens voor het bevestigde objectief niet zijn
vastgelegd in de camera, geeft dit hetzelfde resultaat als wanneer de
correctie is ingesteld op [Uitschakelen].
De toegepaste mate van correctie is iets lager dan de maximale correctie
die kan worden ingesteld met Digital Photo Professional (meegeleverde
software).
Wanneer geen informatie over de opnameafstand voor het objectief
beschikbaar is, is de mate van correctie lager.
Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie.
106
De camerabeweging die door de reflexspiegelactie wordt veroorzaakt, kan foto's
die zijn genomen met een superteleobjectief of een macro-objectief (close-up)
onscherp maken. In dit geval kan het nuttig zijn de spiegel op te klappen.
U kunt het opklappen van de spiegel inschakelen door in het menu
[7 Persoonlijke voorkeuze (C.Fn)] [Spiegel opklappen] te
selecteren en in te stellen op [1: Activeren] (pag. 195).
1
Stel scherp op het onderwerp en druk de ontspanknop helemaal in.
X De spiegel wordt opgeklapt.
2 Druk de ontspanknop nogmaals helemaal in.
X
De opname wordt gemaakt en de spiegel wordt weer naar beneden geklapt.
Gebruik de zelfontspanner <l> bij een opgeklapte spiegel.
Wanneer u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt, wordt de spiegel
opgeklapt en wordt twee seconden later de opname gemaakt.
Maak opnamen met de afstandsbediening.
Aangezien u de camera niet aanraakt tijdens het fotograferen, kunnen een
opgeklapte spiegel en gebruik van de afstandsbediening bewegingsonscherpte
nog beter voorkomen. Met afstandsbediening RC-6 ingesteld op een vertraging
van twee seconden, drukt u op de verzendknop, zodat de spiegel wordt
opgeklapt en twee seconden later de opname wordt gemaakt.
Bewegingsonscherpte voorkomenN
Opnametips
Richt de camera niet direct op de zon. De warmte van de zon kan de
interne onderdelen van de camera beschadigen.
Als u de zelfontspanner en de spiegelopklapfunctie gebruikt in combinatie met bulb-belichting, moet u de
ontspanknop volledig ingedrukt blijven houden (gedurende de vertragingstijd van de zelfontspanner en
de bulb-belichtingstijd). Als u de ontspanknop loslaat tijdens het aftellen van de zelfontspanner, klinkt er
een geluid dat aangeeft dat de ontspanknop is losgelaten, maar wordt er geen opname gemaakt.
Zelfs als <
i
> (continue opnamen) is ingesteld, wordt er slechts één opname gemaakt.
Als er 30 seconden verstrijken nadat de spiegel is opgeklapt, klapt deze
weer automatisch omlaag. Als u de ontspanknop nogmaals helemaal
indrukt, wordt de spiegel opnieuw opgeklapt.
107
5
Opnamen maken met het LCD-
scherm (Live view-opnamen)
U kunt opnamen maken terwijl het beeld op het LCD-
scherm van de camera wordt weergegeven. Dit wordt
'Live view-opnamen' genoemd.
Live view-opnamen zijn geschikt voor niet-bewegende
onderwerpen.
Wanneer u de camera in de hand houdt en opnamen
maakt terwijl u op het LCD-scherm kijkt, kan het bewegen
van de camera onscherpe opnamen tot gevolg hebben.
U wordt aangeraden een statief te gebruiken.
Op afstand Live view-opnamen maken
Als u EOS Utility (meegeleverde software) op uw pc installeert,
kunt u de camera op de pc aansluiten en op afstand opnamen
maken met behulp van het computerscherm. Voor meer informatie
verwijzen we u naar de instructiehandleiding (pdf) op de cd-rom.
108
1
Geef de Live view-opname weer.
Druk op de knop <A>.
X De Live view-opname wordt
weergegeven op het LCD-scherm.
In de Live view-opname wordt het
helderheidsniveau van de feitelijk
gemaakte opname nauwkeurig
weergegeven.
Het weergaveoppervlak van de
opname is ongeveer 100%.
2
Stel scherp op het onderwerp.
Voordat u een opname maakt, stelt
u handmatig of automatisch scherp
(pag. 113 - 120).
Wanneer u de ontspanknop half
indrukt, stelt de camera scherp
met de huidige AF-modus.
3
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in.
X De foto wordt gemaakt en de
vastgelegde opname wordt op het
LCD-scherm weergegeven.
X Nadat de opname is weergegeven,
keert de camera automatisch terug
naar de modus voor het maken van
Live view-opnamen.
Druk op de knop <A> om de Live
view-opname te beëindigen.
A Opnamen maken met het LCD-scherm
109
A Opnamen maken met het LCD-scherm
Stel [Live view opname.] bij [6 Live
view functie inst.] in op [Inschakelen].
Levensduur batterij bij Live view-opnamen
[geschat aantal opnamen]
De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen LP-E8-
batterij en op de testcriteria van de CIPA (Camera & Imaging Products
Association).
Continue Live view-opnamen zijn mogelijk gedurende ongeveer 1 uur en 30 min.
bij 23 °C (met een volledig opgeladen LP-E8-batterij).
Live view-opnamen inschakelen
Temperatuur
Opnameomstandigheden
Geen flits 50% flits
Bij 23 °C 200 180
Bij 0 °C 170 150
Richt het objectief tijdens het maken van Live view-opnamen niet direct
op de zon. De warmte van de zon kan de interne onderdelen van de
camera beschadigen.
Zie pagina 121 - 122 voor aandachtspunten bij Live view-opnamen.
Bij gebruik van de flitser klinken er twee sluitergeluiden. Er wordt echter
maar één opname gemaakt.
110
A Opnamen maken met het LCD-scherm
Telkens als u op de knop <B> drukt, wordt het informatiedisplay
vernieuwd.
Het informatiedisplay
Vergrotingskader
ISO-snelheid
Indicator belichtingsniveau/
AEB-bereik
Diafragma
Sluitertijd
Beeldstijl
Batterijniveau
Belichtings-
simulatie
Opnamekwaliteit
Witbalans
Flitsbelichtingscompensatie
AF-punt (Quick mode)
AEB
FEB
Lichte tonen
prioriteit
Histogram
Transportmodus
AE-vergrendeling
Flitser gereed
Auto Lighting
Optimizer (Auto
Helderheid Optimalisatie)
AF-modus
d : Live mode
c :
Live mode met
gezichtsherkenning
f : Quick mode
Resterende opnamen
Als <g> wit wordt weergegeven, is de helderheid van het Live view-
beeld bijna gelijk aan de helderheid van de daadwerkelijke opname.
Wanneer <
g
> knippert, geeft dit aan dat de Live view-opname niet wordt weergegeven
met de juiste helderheid vanwege te donkere of te lichte lichtomstandigheden. De
belichtingsinstelling is zichtbaar in het daadwerkelijk opgenomen beeld.
Als de flitser wordt gebruikt of bulb is ingesteld, worden het pictogram
<
g
> en het histogram grijs weergegeven (ter referentie). Mogelijk wordt
het histogram bij weinig of juist heel fel licht niet goed weergegeven.
111
In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor
Live view-opnamen.
Wanneer u op de knop <Q> drukt terwijl de opname wordt
weergegeven op het LCD-scherm, kunt u de opnamekwaliteit,
de transportmodus en de AF-modus instellen. In de creatieve modi
kunt u ook de witbalans, de beeldstijl en Auto Lighting Optimizer
(Auto Helderheid Optimalisatie) instellen.
1
Druk op de knop <Q>.
X De instelbare functies zijn blauw
gemarkeerd.
Als <f> is geselecteerd, worden
ook de AF-punten weergegeven.
2
Selecteer een functie en stel
deze in.
Druk op de toets <S> om de in te
stellen functie te selecteren.
X De instelling van de geselecteerde
functie wordt onderaan weergegeven.
Draai aan het instelwiel <6> om de
instelling te wijzigen.
Instellingen voor de opnamefunctie
Q Snel instellen
112
Instellingen voor de opnamefunctie
De opties in het menu [Live view
functie inst.] op het tabblad [6]
worden hieronder toegelicht.
De functies die kunnen worden ingesteld in dit
menuscherm zijn uitsluitend van toepassing
tijdens het maken van Live view-opnamen.
Deze functies worden niet toegepast bij het
maken van opnamen met de zoeker.
Rasterweergave
Met [Raster 1l] of [Raster 2m] kunt u rasterlijnen weergeven.
Meettimer
U kunt wijzigen hoe lang de belichtingsinstelling wordt weergegeven (AE-vergrendelingstijd).
AF mode
U kunt [Live mode] (pag. 113), [u Live mode] (pag. 114) of [Quick
mode] (pag. 118) selecteren.
3 Menufunctie-instellingen
Zelfs wanneer de Live view-opname wordt weergegeven, kunt u de
<M>-functies instellen en opnamen weergeven <x>. Als u
[y Stofwisdata], [6 Sensorreiniging], [7 Wis instellingen] of
[7 Firmware versie] selecteert, wordt de Live view-opname beëindigd.
De lichtmeetmethode wordt voor Live view-opnamen ingesteld op meervlaksmeting.
In de creatieve modi kunt u de scherptediepte controleren door op de
knop voor scherptedieptecontrole te drukken.
Tijdens continue opnamen wordt de belichting die is ingesteld voor de
eerste opname ook toegepast op alle volgende opnamen.
Het gebruik van <8> is gelijk aan het gebruik van <d>.
Als de camera lange tijd niet is gebruikt, wordt deze automatisch
uitgeschakeld wanneer [
5
Uitschakelen
] actief is (pag. 139).
Als [
5
Uitschakelen
] is ingesteld op [
Uit
], wordt het maken van Live view-
opnamen na 30 minuten automatisch gestopt (de camera blijft ingeschakeld).
U kunt de meegeleverde AV-kabel of een HDMI-kabel (afzonderlijk verkrijgbaar)
gebruiken om de Live view-opname op een tv-scherm weer te geven (pag. 167 en 169).
U kunt ook een afstandsbediening gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar,
pag. 204) voor Live view-opnamen.
113
De beschikbare AF-modi zijn [Live mode], [u Live mode]
(met gezichtsherkenning, pag. 114) en [Quick mode] (pag. 118).
Wanneer u nauwkeurig wilt scherpstellen, stelt u de focusinstellingsknop op het
objectief in op <
MF
>, vergroot u de opname en stelt u handmatig scherp (pag. 120).
Selecteer de AF-modus.
Selecteer onder [6 Live view
functie inst.] de optie [AF mode].
Wanneer de Live view-opname wordt
weergegeven, drukt u op de knop
<Q> om de AF-modus te selecteren
in het scherm Snel instellen.
De beeldsensor wordt gebruikt om scherp te stellen. Hoewel automatisch
scherpstellen mogelijk is terwijl de Live view-opname wordt weergegeven,
duurt dat in deze modus langer dan in de Quick mode
.
Scherpstellen is in deze modus ook lastiger dan in de Quick mode.
1
Geef de Live view-opname weer.
Druk op de knop <A>.
X De Live view-opname wordt
weergegeven op het LCD-scherm.
X
Het AF-punt < > wordt weergegeven.
2
Verplaats het AF-punt.
Druk op de knop <S> om het AF-
punt te verplaatsen naar de positie
waarop u wilt scherpstellen (het AF-
punt kan niet worden verplaatst naar
de randen van het beeld).
Druk op de knop <
L
> om het AF-punt
weer naar het midden te verplaatsen.
Automatisch scherpstellen
De AF-modus selecteren
Live mode: d
AF-punt
114
Automatisch scherpstellen
3
Stel scherp op het onderwerp.
Richt het AF-punt op het onderwerp
en druk de ontspanknop half in.
X Als de scherpstelling is bereikt,
wordt het AF-punt groen en klinkt
er een pieptoon.
X Als de scherpstelling niet wordt
bereikt, wordt het AF-punt oranje.
4
Maak de opname.
Controleer de scherpstelling en
belichting en druk de ontspanknop
helemaal in om de opname te maken
(pag. 108).
In deze modus worden gezichten herkend en wordt hierop
scherpgesteld met dezelfde AF-methode als in de Live mode.
De persoon moet wel in de richting van de camera kijken.
1
Geef de Live view-opname weer.
Druk op de knop <A>.
X De Live view-opname wordt
weergegeven op het LCD-scherm.
Wanneer er een gezicht wordt
herkend, wordt het kader <p>
weergegeven over het gezicht
waarop zal worden scherpgesteld.
Wanneer meerdere gezichten worden
herkend, wordt <q> weergegeven.
Druk op de toets <U> om het
kader <q> over het gezicht te
plaatsen.
u Live mode (met gezichtsherkenning): c
115
Automatisch scherpstellen
2
Stel scherp op het onderwerp.
Druk de ontspanknop half in; de camera
stelt vervolgens scherp op het gezicht
dat door het kader <
p
> wordt bedekt.
X
Als de scherpstelling is bereikt, wordt het
AF-punt groen en klinkt er een pieptoon.
X Als de scherpstelling niet wordt
bereikt, wordt het AF-punt oranje.
Als er geen gezicht kan worden
herkend, wordt het AF-punt < >
weergegeven en wordt scherpgesteld
op het midden.
3
Maak de opname.
Controleer de scherpstelling en
belichting en druk de ontspanknop
helemaal in om de opname te maken
(pag. 108).
Als de scherpstelling helemaal verloren is gegaan, is gezichtsherkenning niet
mogelijk. Als u handmatig kunt scherpstellen met het objectief wanneer de
focusinstellingsknop op het objectief is ingesteld op <
f
>, draait u de focusring om
ruw scherp te stellen. Het gezicht wordt dan herkend en <
p
> wordt weergegeven.
Het is mogelijk dat een ander object dan een menselijk gezicht als gezicht wordt herkend.
Gezichtsherkenning werkt niet wanneer het gezicht een erg klein of erg
groot deel van het beeld beslaat, te helder of te donker is, horizontaal of
diagonaal is gekanteld, of gedeeltelijk is verborgen.
Het scherpstelkader <
p
> dekt mogelijk slechts een gedeelte van het gezicht.
Als u op de knop
<L>
drukt, schakelt de AF-modus over naar de Live mode (pag. 113).
U kunt op de knop
<S>
drukken om het AF-punt te verplaatsen. Druk nogmaals op de
knop
<L>
om terug te keren naar de
u
Live mode (met gezichtsherkenning).
Aangezien niet automatisch kan worden scherpgesteld op een gezicht dat zich dicht bij de rand
van het beeld bevindt, wordt <
p
> in dat geval grijs weergegeven. Wanneer u de ontspanknop
dan half indrukt, wordt het middelste AF-punt < > gebruikt om scherp te stellen.
116
Automatisch scherpstellen
Automatisch scherpstellen
Het duurt iets langer om scherp te stellen.
Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Tijdens en na de automatische scherpstelling kan de helderheid van
de opname veranderen.
Als de lichtbron tijdens de weergave van de Live view-opname
verandert, kan het beeldscherm flikkeren en kan mogelijk moeilijk
worden scherpgesteld. Als dit gebeurt, stopt u de Live view-opname
en stelt u eerst automatisch scherp bij de huidige lichtbron.
Als u in de Live mode op de knop <u> drukt, wordt de opname
vergroot bij het AF-punt. Als het lastig is om scherp te stellen in de
vergrote weergave, keert u terug naar de normale weergave en kiest
u voor automatisch scherpstellen. De snelheid waarmee
automatisch wordt scherpgesteld, kan afwijken in de normale of
vergrote weergave.
Wanneer u automatisch scherpstelt in de normale weergave van de
Live mode en de opname vervolgens vergroot, wordt mogelijk geen
juiste scherpstelling bereikt.
Als u in de u Live mode op de knop <u> drukt, wordt de opname
niet vergroot.
Opmerkingen over de Live mode en de
u
Live mode (met gezichtsherkenning)
Als u in de Live mode of u Live mode (met gezichtsherkenning) een
onderwerp vastlegt in het buitengebied en er niet is scherpgesteld op het
onderwerp, richt u het middelste AF-punt op het onderwerp om scherp te
stellen en neemt u vervolgens de foto.
Het AF-hulplicht wordt niet ingeschakeld.
117
Automatisch scherpstellen
Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden
scherpgesteld:
Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen,
platte oppervlakken.
Onderwerpen in slecht licht.
Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast.
Een lichtbron waarvan de helderheid, de kleur en het patroon
steeds verandert.
Avondopnamen of opnamen bij fel licht.
Fluorescerend licht of wanneer de opname flikkert.
Hele kleine onderwerpen.
Onderwerpen aan de rand van het beeld.
Onderwerpen die licht sterk reflecteren.
Het AF-punt is tegelijk op een onderwerp dichtbij en een onderwerp
veraf gericht (bijvoorbeeld een dier in een kooi).
Onderwerpen die binnen het AF-punt blijven bewegen en wanneer
de camera niet stil kan worden gehouden.
Onderwerpen die de camera naderen of er vandaan bewegen.
Automatisch scherpstellen wanneer het onderwerp zeer onscherp is.
Wanneer met een soft-focus-objectief een soft-focus-effect wordt
toegepast.
Wanneer een filter voor speciale effecten wordt gebruikt.
118
Automatisch scherpstellen
De speciale AF-sensor wordt gebruikt om in de modus 1-beeld AF
(pag. 66) op dezelfde manier scherp te stellen als bij het maken van
opnamen door de zoeker.
Hoewel u snel kunt scherpstellen op het gewenste gebied, wordt de
Live view-opname tijdens automatisch scherpstellen met AF even
onderbroken.
1
Geef de Live view-opname weer.
Druk op de knop <A>.
X De Live view-opname wordt
weergegeven op het LCD-scherm.
De kleine vakken op het scherm zijn
de AF-punten en het grotere vak is
het vergrotingskader.
2
Selecteer het AF-punt. N
Wanneer u op de knop <Q> drukt,
wordt het scherm Snel instellen
weergegeven.
X De instelbare functies zijn blauw
gemarkeerd.
Druk op de toets <U> om het
AF-punt te kunnen selecteren.
Draai aan het instelwiel <6>
om het AF-punt te selecteren.
Quick mode: f
AF-punt
Vergrotingskader
119
Automatisch scherpstellen
3
Stel scherp op het onderwerp.
Richt het AF-punt op het onderwerp
en druk de ontspanknop half in.
X De Live view-opname wordt
uitgeschakeld, de reflexspiegel wordt
neergeklapt en er wordt automatisch
scherpgesteld.
X Wanneer is scherpgesteld, laat de
camera een pieptoon horen en keert
u terug naar de Live view-opname.
X Het AF-punt dat u hebt gebruikt om
scherp te stellen, licht rood op.
4
Maak de opname.
Controleer de scherpstelling en
belichting en druk de ontspanknop
helemaal in om de opname te maken
(pag. 108).
U kunt geen opnamen maken tijdens automatische scherpstelling. Maak de
opname alleen terwijl de Live view-opname wordt weergegeven.
120
U kunt de opname vergroten en handmatig nauwkeurig scherpstellen.
1
Stel de focusinstellingsknop op
het objectief in op <MF>.
Draai de focusring van het objectief
om ruw scherp te stellen.
2
Verplaats het vergrotingskader.
Druk op de toets <
S
> om het
vergrotingskader te verplaatsen naar
de positie waarop u wilt scherpstellen.
Druk op de knop <L> om het
vergrotingskader weer naar het
midden te verplaatsen.
3
Vergroot de opname.
Druk op de knop <u>.
X
Het gedeelte binnen het vergrotingskader
wordt vergroot weergegeven.
Telkens wanneer u op de knop <
u
> drukt,
wordt de weergave als volgt gewijzigd:
4
Stel handmatig scherp.
Draai terwijl u naar de vergrote
opname kijkt de focusring van het
objectief om scherp te stellen.
Nadat u hebt scherpgesteld, drukt u
op de knop <u> om terug te keren
naar de normale weergave.
5
Maak de opname.
Controleer de scherpstelling en
belichting en druk de ontspanknop in
om de opname te maken (pag. 108).
Handmatig scherpstellen
Vergrotingskader
AE-vergrendeling
Positie van vergroot gebied
Vergroting
5x 10x
Normale weergave
121
Opmerkingen over de Live view-opname
Bij weinig of juist heel fel licht wordt in de Live view-opname mogelijk
niet de helderheid van de feitelijk gemaakte opname weergegeven.
Als de lichtbron in de opname verandert, kan het beeldscherm flikkeren.
Als dit het geval is, stopt u met het maken van Live view-opnamen en
gaat u hiermee verder bij de lichtbron die u daadwerkelijk gaat
gebruiken.
Wanneer u de camera in een andere richting houdt, wordt de helderheid
van de Live view-opname mogelijk even niet juist weergegeven. Wacht
met het maken van opnamen totdat het helderheidsniveau is
gestabiliseerd.
Als er zich een zeer felle lichtbron in de opname bevindt (bijvoorbeeld
de zon), kan het heldere gedeelte op het LCD-scherm zwart lijken.
Op de gemaakte opname zelf wordt het heldere gedeelte wél goed
weergegeven.
Wanneer u bij weinig licht [6 LCD helderheid] instelt op een heldere
instelling, kan er chrominantieruis in de Live view-opname optreden.
De chrominantieruis wordt echter niet vastgelegd in de opname.
Wanneer u de opname vergroot, lijkt deze mogelijk scherper dan hij
daadwerkelijk is.
Het pictogram <E>
Als de interne temperatuur van de camera te hoog wordt, wordt het
pictogram <E> op het scherm weergegeven. Als u doorgaat met het
maken van Live view-opnamen, kan de beeldkwaliteit afnemen. Stop
met het maken van Live view-opnamen en laat de camera enige tijd
afkoelen.
Als u Live view-opnamen blijft maken terwijl het
waarschuwingspictogram <E> wordt weergegeven en de temperatuur
binnen de camera verder oploopt, wordt de functie voor Live view-
opnamen automatisch uitgeschakeld. U kunt pas weer Live view-
opnamen maken als de temperatuur in de camera is gedaald.
122
Opmerkingen over de opnameresultaten
Als u lange tijd doorlopend opnamen maakt met de Live view-functie,
kan de temperatuur binnen de camera oplopen, waardoor de
opnamekwaliteit mogelijk minder wordt. Schakel Live view uit wanneer
u geen opnamen maakt.
Als u met een lange sluitertijd wilt werken, schakelt u Live view tijdelijk
uit en wacht u enkele minuten totdat u een opname maakt. Zo voorkomt
u dat de opnamekwaliteit afneemt.
Het maken van Live view-opnamen bij hoge temperaturen en hoge
ISO-snelheden kan resulteren in ruis of afwijkende kleuren.
Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis
(strepen, lichte puntjes, enzovoort) optreden.
Als u de foto in de vergrote weergave neemt, is het mogelijk dat de
belichting niet naar wens is. Keer voordat u een foto neemt terug naar de
normale weergave. In de vergrote weergave worden de sluitertijd en het
diafragma rood weergegeven. Zelfs als u de foto in de vergrote
weergave neemt, wordt de opname in de normale weergave gemaakt.
Als [2 Auto Lighting Optimizer/Auto Helderheid Optimalisatie]
(pag. 103) is ingesteld op iets anders dan [Deactiveren], kan de opname
nog steeds licht zijn, zelfs als een kleinere belichtingscompensatie of
flitsbelichtingscompensatie is ingesteld.
Opmerkingen over persoonlijke voorkeuzen
Tijdens het maken van Live view-opnamen worden bepaalde
persoonlijke voorkeuze-instellingen uitgeschakeld (pag. 191).
Opmerkingen over objectieven en de flitser
De functie voor scherpstellingsvoorkeuze bij superteleobjectieven kan
niet worden gebruikt.
Flitsbelichtingsvergrendeling is niet mogelijk wanneer de ingebouwde
flitser of een externe Speedlite wordt gebruikt. U kunt niet voorflitsen
en testflitsen als u een externe Speedlite gebruikt.
123
6
Filmopnamen
Stel het programmakeuzewiel
in op <k> om filmopnamen
te maken. De opname-indeling
voor films is MOV.
Kaarten waarop films kunnen worden opgeslagen
Voor het opnemen van films moet u een SD-geheugenkaart
met een hoge capaciteit en van snelheidsklasse 6 ' '
of hoger gebruiken.
Als u voor het opnemen van films een kaart met een lage
schrijfsnelheid gebruikt, kan het zijn dat de film niet goed wordt
opgeslagen. En als u een film afspeelt op een kaart met een lage
leessnelheid, wordt de film mogelijk niet goed weergegeven.
Ga naar de website van de fabrikant van de kaart als u de lees-/
schrijfsnelheid van de kaart wilt weten.
Full HD 1080
Full HD 1080 duidt op compatibiliteit met High-
Definition met 1080 verticale pixels (scanlijnen).
124
U wordt aangeraden de camera op een televisie aan te sluiten als
u films wilt afspelen (pag. 167 en 169).
1
Stel het programmakeuzewiel
in op <k>.
X De reflexspiegel maakt een geluid en
de opname verschijnt op het LCD-
scherm.
2
Stel scherp op het onderwerp.
Stel voordat u een filmopname maakt
automatisch of handmatig scherp
(pag. 113 - 120).
Wanneer u de ontspanknop half
indrukt, stelt de camera scherp met
de huidige AF-modus.
3
Neem de film op.
Druk op de knop <A> om een
filmopname te starten. Druk
nogmaals op <A> om de
filmopname te stoppen.
X Terwijl de film wordt opgenomen,
wordt de markering 'o' in de
rechterbovenhoek van het scherm
weergegeven.
k Filmopnamen
Opnamen maken met automatische belichting
Richt de lens tijdens filmopnamen niet op de zon. De warmte van de zon
kan de interne onderdelen van de camera beschadigen.
Aandachtspunten voor filmopnamen vindt u op pagina 135 en 136.
Lees indien nodig ook de aandachtspunten voor Live view-
opnamen op pagina 121 en 122.
125
k Filmopnamen
Eén achtereen opgenomen filmopname wordt als één bestand
opgeslagen.
Tijdens de filmopname hebben het bovenste en onderste gedeelte
en het linker- en rechtergedeelte van het scherm een semitransparant
masker. Het gebied dat wordt bedekt door het semitransparante masker,
is de filmopname die wordt vastgelegd. De grootte van het
semitransparante masker is afhankelijk van de instelling [n Movieopn.
formaat] (pag. 131). Als u Movie bijsnijden gebruikt, worden de niet-
opgenomen opnamegebieden weergegeven in een zwart masker.
U kunt de automatische belichting vergrendelen door op de knop <A>
te drukken (pag. 97). Als u tijdens het opnemen van een film AE-
vergrendeling wilt annuleren, drukt u op de knop <S>.
De ISO-snelheid, de sluitertijd en het diafragma worden automatisch
ingesteld.
U kunt de belichtingscompensatie instellen door de knop <O>
ingedrukt te houden en aan het instelwiel <6> te draaien.
Als u de ontspanknop half indrukt, worden de sluitertijd en het diafragma
(pag. 126) linksonder op het scherm weergegeven. Dit is de
belichtingsinstelling voor foto's.
Het geluid wordt door de ingebouwde microfoon van de camera in mono
opgenomen (pag. 16).
Opname in stereogeluid is mogelijk door een externe microfoon met
een ministereostekker (diameter van 3,5 mm) aan te sluiten op de IN-
aansluiting voor externe microfoons op de camera (pag. 16).
Het geluidsopnameniveau wordt automatisch aangepast.
De opnameduur met een volledig opgeladen LP-E8-batterij is als volgt:
bij 23 °C: Circa 1 uur. 40 min., bij 0 °C: Circa 1 uur. 20 min.
k Filmopnamen
126
Telkens als u op de knop <B> drukt, wordt het informatiedisplay
vernieuwd.
* Heeft betrekking op één filmclip.
Het informatiedisplay
Resterende tijd*/verstreken tijd
voor filmopname
Filmopname
Vergrotingskader
AF-punt (Quick mode)
Belichtingsmodus
L:
Automatische
belichting
K: Manual
exposure
ISO-snelheid
Waarde belichtingscompensatieDiafragma
Sluitertijd
Beeldstijl
Opnamekwaliteit
Witbalans
Movieopn.formaat
AE-vergrendeling
Auto Lighting Optimizer
(Auto Helderheid
Optimalisatie)
AF-modus
d : Live mode
c :
Live mode met
gezichtsherkenning
f : Quick mode
Maximumaantal opnamen
Batterijniveau
Framesnelheid
Als er geen kaart in de camera is geplaatst, wordt de resterende
filmopnameduur rood weergegeven.
Wanneer de filmopname wordt gestart, wordt de resterende opnameduur
gewijzigd in de verstreken tijd.
127
k Filmopnamen
U kunt de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid voor
filmopnamen handmatig instellen. Het handmatig instellen van de
belichting voor filmopnamen is bedoeld voor geavanceerde gebruikers.
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <k>.
X
De reflexspiegel maakt een geluid en de
opname verschijnt op het LCD-scherm.
2
Selecteer [Moviebelicht.].
Op het tabblad [o] selecteert u
[Moviebelicht.] en drukt u vervolgens
op <0>.
3
Selecteer [Handmatig].
Selecteer [Handmatig] en druk
vervolgens op <0>.
4
Stel de sluitertijd en het diafragma in.
Draai aan het instelwiel <6> om de
sluitertijd in te stellen. De instelbare
sluitertijden zijn afhankelijk van de
framesnelheid <9>.
8 / 7 :
1/4000 - 1/60 sec.
6 / 5 / 4:
1/4000 - 1/30 sec.
Houd de knop
<O>
ingedrukt en
draai aan het instelwiel
<6>
om het
diafragma in te stellen.
5
Stel de ISO-snelheid in.
Druk op de knop <Z> en gebruik de
knop <6> of <U>om de ISO-
snelheid te selecteren.
Automatische ISO-instelling: ISO 100 - 6400
Handmatige ISO-instelling: ISO 100 - 6400
Opnamen maken met handmatige belichting
<6>
<O> + <6>
k Filmopnamen
128
6
Stel scherp en start de
filmopname.
De procedure is dezelfde als stap 2
en 3 voor 'Opnamen maken met
automatische belichting' (pag. 124).
Bij het maken van opnamen met handmatige belichting kunnen de
AE-vergrendeling en belichtingscompensatie niet worden ingesteld.
U kunt het diafragma tijdens de filmopname beter niet wijzigen, omdat
variaties in de belichting worden opgenomen vanwege de
objectiefsturing van het diafragma.
Als u een objectief gebruikt waarvan het diafragma verandert wanneer u
zoomt, moet u niet in-/uitzoomen terwijl u filmopnamen maakt. Wanneer
u tijdens het maken van filmopnamen zoomt, kan de belichting wijzigen.
Indien u een film opneemt met fluorescerend licht, kan de film flikkeren.
Bij automatische ISO wordt meestal automatisch de juiste belichting voor
films verkregen, zelfs als het lichtniveau verandert.
Bij het opnemen van een film of een bewegend onderwerp wordt een
sluitertijd van 1/30 tot 1/125 seconde aanbevolen. Hoe korter de sluitertijd,
hoe minder vloeiend de beweging van het onderwerp eruit zal zien.
Wanneer u de film afspeelt met 'Weergave met opname-informatie'
(pag. 173), worden de opnamemodus, de sluitertijd en het diafragma niet
weergegeven. De opname-informatie (Exif) slaat de instellingen op die
werden gebruikt toen werd begonnen met het opnamen van de film.
129
k Filmopnamen
Tijdens het maken van filmopnamen
kunt u nog altijd foto's maken door de
ontspanknop volledig in te drukken.
Foto's maken tijdens filmopnamen
De foto omvat het volledige scherm, inclusief het semitransparante
masker.
Als u tijdens filmopnamen een foto maakt, staat de filmopname
gedurende ongeveer 1 seconde stil.
De gemaakte foto wordt op de kaart opgeslagen en de filmopname
wordt automatisch hervat wanneer de Live view-opname wordt
weergegeven.
De film en foto worden als aparte bestanden op de kaart
opgeslagen.
Functies die specifiek voor filmfoto's zijn, worden hieronder
weergegeven. Overige functies zijn hetzelfde als voor filmopnamen.
Foto's maken
Functie Instellingen
Opnamekwaliteit Zoals ingesteld in het menu [1 Kwaliteit].
Belichtingsinstelling
Sluitertijd en diafragma worden automatisch
ingesteld (of handmatig ingesteld voor handmatige
belichting).
Wordt weergegeven wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt.
AEB Geannuleerd
Transportmodus Enkelbeeld (zelfontspanner niet mogelijk)
Flitser Flitser uit
130
In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor
filmopnamen.
Wanneer u op de knop <Q> drukt terwijl de opname op het LCD-
scherm wordt weergegeven, kunt u de witbalans, de beeldstijl, Auto
Lighting Optimizer (Auto Helderheid Optimalisatie), de opnamekwaliteit
(voor foto's), de filmopnamegrootte en de AF-modus instellen.
1
Druk op de knop <Q>.
X De instelbare functies zijn blauw
gemarkeerd.
Als <f> is geselecteerd, worden
ook de AF-punten weergegeven.
2
Selecteer een functie en stel
deze in.
Druk op de toets <S> om de in te
stellen functie te selecteren.
X De naam van de geselecteerde
functie wordt onderaan weergegeven.
Draai aan het instelwiel <6> om de
instelling te wijzigen.
Open het filmmenu.
De menu-opties op de tabbladen
[n] en [o] worden hieronder
toegelicht.
Instellingen voor de opnamefunctie
Q Snel instellen
3 Menufunctie-instellingen
De instelling voor de opnamekwaliteit is zichtbaar in alle opnamemodi.
131
Instellingen voor de opnamefunctie
[n] Menu
Movieopn.formaat
U kunt de opnamegrootte [****x****] en de framesnelheid [9]
(aantal opgenomen frames per seconde) selecteren. De 9
(framesnelheid) zoals weergegeven in het scherm
[Movieopn.formaat] wisselt automatisch, afhankelijk van de
instelling voor [6 Videosysteem].
• Opnamegrootte
[1920x1080]:
Full HD-opnamekwaliteit (Full High-Definition).
[1280x720] : HD-opnamekwaliteit (High-Definition).
[640x480] : SD-opnamekwaliteit (Standard Definition).
De beeldverhouding is 4:3.
[Bijsn. 640x480]:
SD-opnamekwaliteit (Standard Definition).
De beeldverhouding is 4:3. Dit geeft een
teleobjectiefeffect van ongeveer 7x. Deze
opnamemodus wordt Movie bijsnijden genoemd.
• Framesnelheid (fps: frames per seconde)
[8] [6] : voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van NTSC
(Noord-Amerika, Japan, Korea, Mexico, enz.).
[7] [5] : voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van PAL
(Europa, Rusland, China, Australië, enz.).
[4] : Voornamelijk voor films.
Opmerkingen bij Movie bijsnijden
Gebruik een statief om bewegingsonscherpte te voorkomen.
De bijgesneden filmopname kan niet worden vergroot voor scherpstellen.
Zelfs als de AF-modus is ingesteld op [Quick mode], wordt tijdens
filmopnamen overgeschakeld naar de [Live mode]. Bovendien wordt
in de [Live mode] het AF-punt groter weergegeven dan bij andere
opnameformaten.
Ruis en lichte puntjes kunnen beter zichtbaar zijn dan bij andere
opnameformaten.
Scherpstellen kan moeilijk zijn wanneer het AF-punt zowel een nabij
als een ver object beslaat.
Er kunnen geen foto's worden gemaakt.
Instellingen voor de opnamefunctie
132
Totale opnameduur voor film en bestandsgrootte per minuut
AF mode
De AF-modi werken hetzelfde als beschreven op pagina 113 - 119.
U kunt [Live mode], [u Live mode] of [Quick mode] selecteren.
Voortdurend scherpstellen op een bewegend onderwerp is niet
mogelijk.
AF tijdens k
Wanneer [Inschakelen] wordt ingesteld, is automatische
scherpstelling mogelijk tijdens filmopnamen. Continu automatisch
scherpstellen is echter niet mogelijk. Als u automatisch scherpstelt
tijdens filmopnamen, kan de scherpstelling tijdelijk helemaal
verloren kan gaan of de belichting worden gewijzigd.
Als de AF-modus de [Quick mode] is, wordt automatisch
scherpgesteld in de Live mode.
Filmopnamegrootte
Totale opnameduur
Bestandsgrootte
Kaart van 4 GB Kaart van 16 GB
[1920x1080]
6
12 min. 49 min. 330 MB/min.5
4
[1280x720]
8
12 min. 49 min. 330 MB/min.
7
[640x480]
[Bijsn. 640x480]
8
24 min. 1 uur 39 min. 165 MB/min.
7
Nadat u bent begonnen met het opnemen van een film, wordt de filmopname
automatisch gestopt als de bestandsgrootte 4 GB bereikt of als de filmtijd
29 minuten en 59 seconden bereikt. Als u weer wilt beginnen met opnemen,
drukt u op de knop <
A
>. (Er wordt een nieuw filmbestand gemaakt.)
Het semitransparante of zwarte masker aan de boven- en onderzijde en
linker- en rechterzijde wordt niet opgenomen.
Met ZoomBrowser EX/ImageBrowser (meegeleverde software) kunt u
een filmopname omzetten in een foto. De kwaliteit van de foto is als
volgt: Circa 2 megapixels bij [1920x1080], circa 1 megapixel bij
[1280x720] en circa 300.000 pixels bij [640x480].
133
Instellingen voor de opnamefunctie
kSluiter/AE vergrendelknop
U kunt de functie wijzigen die is toegewezen aan de AE-
vergrendelingsknop en aan het half indrukken van de ontspanknop.
• AF/AE vergrendel:
Normale functie. Druk de ontspanknop half in om automatisch
scherp te stellen. Druk op de knop <w> voor AE-vergrendeling.
• AE vergrendel/AF:
Druk de ontspanknop half in voor AE-vergrendeling. Voor
automatische scherpstelling drukt u op de knop <w>. Dit komt
van pas als u wilt meten en scherpstellen op verschillende delen
van de opname.
• AF/AF vergrendel, geen AE:
Druk de ontspanknop half in om automatisch scherp te stellen.
Terwijl u de knop <w> ingedrukt houdt, drukt u op de ontspanknop
om een foto te maken zonder automatische scherpstelling.
Dit komt van pas als u niet automatisch wilt scherpstellen wanneer
u een foto maakt tijdens filmopnamen. AE-vergrendeling is niet
mogelijk.
• AE/AF, geen AE:
Druk de ontspanknop half in om een lichtmeting uit te voeren.
Voor automatische scherpstelling drukt u op de knop <w>.
AE-vergrendeling is niet mogelijk.
Opnamen maken met de afstandsbediening
U kunt de afstandsbediening RC-6 (afzonderlijk verkrijgbaar,
pag. 204) gebruiken om de filmopname te starten en te stoppen.
Zet de tijdschakelaar op <2> en druk op de verzendknop. Als u de
schakelaar hebt ingesteld op <o> (onmiddellijk opnemen), wordt
het maken van foto's ingeschakeld.
De AF-modusinstelling is ook zichtbaar in Live view-opnamen.
Instellingen voor de opnamefunctie
134
[o] Menu
Moviebelicht.
Gewoonlijk stelt u deze optie in op [Auto].
Wanneer u [Moviebelicht.] instelt op [Handmatig], kunt u de ISO-
snelheid, de sluitertijd en het diafragma voor filmopnamen
handmatig instellen (pag. 127).
Rasterweergave
Met [Raster 1l] of [Raster 2m] kunt u rasterlijnen weergeven.
Meettimer
U kunt wijzigen hoe lang de belichtingsinstelling wordt weergegeven
(AE-vergrendelingstijd).
Geluidsopname
Wanneer u Geluidsopname instelt op [
Aan
], wordt via de
ingebouwde microfoon monogeluid opgenomen. Opname in
stereogeluid is mogelijk door een externe microfoon (in de handel
verkrijgbaar) met een ministereostekker (diameter van 3,5 mm) aan
te sluiten op de IN-aansluiting voor externe microfoons op de camera
(pag. 16). Het geluidsopnameniveau wordt automatisch aangepast.
kLichte tonen prioriteit
Dit kan alleen worden ingesteld wanneer [Moviebelicht.] is
ingesteld op [Handmatig].
Als [
Inschakelen
] wordt ingesteld, worden de details in lichte tinten
verbeterd. Het dynamische bereik wordt uitgebreid van het standaard
18% grijs naar heldere lichte tinten. De overgang tussen grijstinten en
lichte tinten wordt geleidelijker. Het bereik voor de ISO-snelheid is ISO
200 - 6400. Auto Lighting Optimizer (Auto Helderheid Optimalisatie) wordt
automatisch ingesteld op [
Deactiveren
] en kan niet worden gewijzigd.
De rasterweergave en instellingen voor de meettimer zijn ook zichtbaar in Live view-opnamen.
135
Menu [2 Opname 2]
De functies die kunnen worden ingesteld in dit
menuscherm zijn uitsluitend van toepassing
wanneer het programmakeuzewiel is
ingesteld op <
k
>. Deze functies hebben in
andere opnamemodi geen effect.
Opmerkingen over filmopnamen
Opname- en beeldkwaliteit
Als het gebruikte objectief Image Stabilizer (beeldstabilisatie) heeft, werkt
Image Stabilizer (beeldstabilisatie) altijd, zelfs als u de ontspanknop niet half
indrukt. Image Stabilizer (beeldstabilisatie) gebruikt daarbij stroom van de
batterij, waardoor de totale filmopnametijd of het aantal mogelijke opnamen
kan afnemen. Als u een statief gebruikt of als Image Stabilizer
(beeldstabilisatie) niet nodig is, moet u de IS-schakelaar instellen op <
2
>.
Met de ingebouwde microfoon worden ook camerageluiden opgenomen.
Als u een in de handel verkrijgbare externe microfoon gebruikt, kunt u
voorkomen dat deze geluiden worden opgenomen (of het geluid dempen).
Sluit geen ander apparaat dan een externe microfoon aan op de IN-
aansluiting voor externe microfoons op de camera.
Als filmopname niet mogelijk is omdat de resterende capaciteit van de
kaart onvoldoende is, worden de filmopnamegrootte en de resterende
filmopnameduur (pag. 126) rood weergegeven.
Als u een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, wordt
tijdens filmopnamen rechts in het scherm mogelijk een
indicator met vijf niveaus weergegeven. Deze geeft aan
hoeveel gegevens nog niet naar de kaart zijn geschreven
(beschikbare capaciteit van het interne buffergeheugen). Hoe
langzamer de kaart, hoe sneller de indicator stijgt. Als de
indicator vol raakt, wordt de filmopname automatisch gestopt.
Als de kaart een hoge schrijfsnelheid heeft, wordt de
indicator ofwel niet weergegeven of het niveau (indien
weergegeven) zal nauwelijks omhoog gaan. Maak eerst een paar
testfilms om te zien of de schrijfsnelheid van de kaart hoog genoeg is.
Als u tijdens de filmopname foto's maakt, wordt de filmopname mogelijk
gestopt. Wanneer u een lage instelling gebruikt voor de opnamekwaliteit
van de foto's, doet dit probleem zich wellicht niet voor.
Indicator
136
Opmerkingen over filmopnamen
Toename van de cameratemperatuur en een lagere opnamekwaliteit
Als de interne temperatuur van de camera te hoog wordt, wordt het
pictogram <E> op het scherm weergegeven. Schakel de camera uit als
u geen opnamen maakt.
Als u foto's maakt terwijl het pictogram <E> op het scherm wordt
weergegeven, kan de opnamekwaliteit afnemen. Dit is niet van invloed
op de opnamekwaliteit van films.
Als het pictogram <E> wordt weergegeven en u opnamen blijft maken
zodat de interne temperatuur van de camera nog verder oploopt, wordt
de filmopname automatisch gestopt. U kunt in dat geval geen opnamen
meer maken totdat de interne temperatuur van de camera is gedaald.
Schakel de camera uit en laat deze enige tijd afkoelen.
Weergeven en aansluiten op een tv
Als de helderheid tijdens filmopnamen verandert, ziet dat gedeelte er
mogelijk kortstondig uit als een foto wanneer u de film weergeeft.
Als u de camera met een HDMI-kabel (pag. 167) op een tv aansluit en
een film opneemt in [1920x1080] of [1280x720], wordt de film tijdens het
opnemen in klein formaat op de tv weergegeven. De daadwerkelijke film
wordt echter met de ingestelde filmopnamegrootte opgenomen.
Als u de camera op een tv aansluit (pag. 167 en 169) en een film
opneemt, wordt tijdens de opname op de tv geen geluid afgespeeld.
Het geluid wordt echter wel goed opgenomen.
137
7
Handige functies
De pieptoon uitzetten (pag. 138)
Kaartwaarschuwing (pag. 138)
De kijktijd instellen (pag. 138)
De tijd voor automatisch uitschakelen instellen (pag. 139)
De helderheid van het LCD-scherm aanpassen (pag. 139)
Methoden voor bestandsnummering (pag. 140)
Verticale opnamen automatisch draaien (pag. 142)
Camera-instellingen controleren (pag. 143)
De standaardinstellingen van de camera herstellen
(pag. 144)
Voorkomen dat het LCD-scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (pag. 146)
De kleur van het scherm met opname-instellingen wijzigen
(pag. 146)
De flitser instellen (pag. 147)
Automatische sensorreiniging (pag. 150)
Stofwisdata toevoegen (pag. 151)
Handmatige sensorreiniging (pag. 153)
138
U kunt voorkomen dat er een pieptoon afgaat zodra is scherpgesteld of
bij het gebruik van de zelfontspanner.
Selecteer op het tabblad [
1
] de optie [
Pieptoon
]
en druk vervolgens op <
0
>. Selecteer
[
Uitschakelen
] en druk vervolgens op <
0
>.
Hiermee voorkomt u dat u opnamen maakt zonder dat er een kaart in
de camera is geplaatst.
Selecteer op h
et tabblad [
1
] de optie
[Ontspan sluiter zonder kaart] en druk
op <0>. Selecteer [Uitschakelen] en
druk vervolgens op <0>.
Als er geen kaart is geplaatst en u
op de ontspanknop drukt, wordt 'Card'
weergegeven in de zoeker en kunt u de
sluiter niet ontspannen.
U kunt instellen hoe lang de foto direct na de opname op het LCD-scherm
wordt weergegeven. Als [
Uit
] is ingesteld, wordt de opname niet direct na
het maken weergegeven. Als [
Vastzetten
] is ingesteld, wordt de opname
weergegeven totdat de tijd van de instelling [
Uitschakelen
] is verstreken.
De weergave van de opname wordt beëindigd als u knoppen of wielen
van de camera gebruikt, bijvoorbeeld als u de ontspanknop half indrukt.
Selecteer op het tabblad [1] de optie
[Kijktijd] en druk vervolgens op <0>.
Selecteer de gewenste kijktijd en druk
op <0>.
Handige functies
3 De pieptoon uitzetten
3 Kaartwaarschuwing
3 De kijktijd instellen
139
Handige functies
Om de batterij te sparen, wordt de camera automatisch uitgeschakeld nadat
deze gedurende een bepaalde ingestelde tijd niet is gebruikt. U kunt de
tijdsduur voor automatisch uitschakelen instellen. Als de camera is
uitgeschakeld als gevolg van een automatische uitschakeling, kunt u de
camera weer activeren door de ontspanknop half in te drukken of door op een
van de volgende knoppen te drukken: <
M
> <
B
> <
x
> enzovoort.
Als [
Uit
] is ingesteld, schakelt u de camera zelf uit of drukt u op de knop <
B
> om
de weergave van opname-instellingen uit te schakelen en zo de batterij te sparen.
Als [
Uit
] is ingesteld en de camera gedurende 30 minuten niet wordt
gebruikt, wordt het LCD-scherm automatisch uitgeschakeld. U kunt het
LCD-scherm weer inschakelen door op de knop <
B
> te drukken.
Selecteer op het tabblad [5] de optie
[Uitschakelen] en druk vervolgens
op <0>. Selecteer de gewenste
uitschakeltijd en druk op <0>.
U kunt de helderheid van het LCD-scherm aanpassen, zodat het
gemakkelijker te lezen is.
Selecteer op het tabblad [
6
] de optie [
LCD
helderheid
] en druk vervolgens op <
0
>. Druk
als het scherm voor aanpassing wordt weergegeven
op de toets <
U
> om de helderheid aan te
passen en druk vervolgens op <
0
>.
Stel bij het controleren van de
belichtingstijd van een opname de
helderheid van het LCD-scherm op 4 in
en zorg dat omgevingslicht geen invloed
op het beeld heeft.
3 De tijd voor automatisch uitschakelen instellen
3 De helderheid van het LCD-scherm aanpassen
Handige functies
140
Het bestandsnummer is te vergelijken met het beeldnummer op een
fotorolletje. De opnamen krijgen opeenvolgende bestandsnummers van
0001 tot 9999 en worden opgeslagen in één map. U kunt instellen hoe
het bestandsnummer wordt toegewezen.
Het bestandsnummer wordt op een pc in de volgende notatie
weergegeven: IMG_0001.JPG.
Selecteer op het tabblad [5] de optie
[Bestandnr.] en druk vervolgens op
<0>. De beschikbare instellingen
worden hieronder beschreven.
Selecteer een instelling en druk
vervolgens op <0>.
[Continu]: de bestanden worden opvolgend genummerd,
zelfs nadat de kaart is vervangen.
Zelfs nadat u de kaart hebt vervangen, gaat de opeenvolgende
bestandsnummering door tot 9999. Dit is handig wanneer u
afbeeldingen met nummers tussen 0001 en 9999 op meerdere
kaarten in één map op de computer wilt opslaan.
Als de vervangende kaart opnamen bevat die eerder zijn gemaakt,
kan de bestandsnummering van de nieuwe opnamen worden
voortgezet vanaf de bestandsnummers van de bestaande opnamen
op de kaart. Als u een doorlopende bestandsnummering wilt gebruiken,
moet elke keer een opnieuw geformatteerde kaart worden gebruikt.
3 Methoden voor bestandsnummering
0051 0052
Kaart-1 Kaart-2
Volgende opeenvolgende bestandsnummer
Bestandsnummering na het vervangen van de kaart
141
Handige functies
[Auto reset]: de bestandsnummering begint weer bij 0001
wanneer de kaart wordt vervangen.
Telkens wanneer u de kaart vervangt, begint de bestandsnummering
weer bij 0001. Dit is handig als u de opnamen wilt archiveren per kaart.
Als de vervangende kaart opnamen bevat die eerder zijn gemaakt,
kan de bestandsnummering van de nieuwe opnamen worden
voortgezet vanaf de bestandsnummers van de bestaande opnamen
op de kaart. Als u de bestandsnummering opnieuw wilt starten vanaf
0001, dient u een opnieuw geformatteerde kaart te gebruiken.
[M-reset]:
de bestandsnummering wordt handmatig teruggezet op 0001
of er wordt begonnen met het bestandsnummer 0001 in een nieuwe map.
Wanneer u de bestandsnummering handmatig opnieuw instelt, wordt
er automatisch een nieuwe map gemaakt en begint de nummering
van de opnamen die in die map worden opgeslagen bij 0001.
Dit is bijvoorbeeld handig wanneer u verschillende mappen wilt gebruiken voor
opnamen van gisteren en opnamen van vandaag. Nadat de bestandsnummering
handmatig opnieuw is ingesteld, keert deze terug naar Continu of Auto reset.
0051 0001
Kaart-1 Kaart-2
Bestandsnummering na het vervangen van de kaart
Bestandsnummer opnieuw ingesteld
Als het bestandsnummer in de map met nummer 999 het nummer 9999
bereikt, kunt u geen opnamen meer maken, zelfs niet als de kaart nog
opslagcapaciteit heeft. Op het LCD-scherm wordt dan een bericht
weergegeven dat de kaart moet worden vervangen. Vervang de kaart.
Voor zowel JPEG- als RAW-opnamen begint de bestandsnaam met 'IMG_'.
Filmbestandsnamen beginnen met 'MVI_'. De extensie is '.JPG' voor JPEG-
opnamen, '.CR2' voor RAW-opnamen en '. MOV' voor films.
Handige functies
142
Verticale opnamen worden automatisch gedraaid, zodat
ze verticaal in plaats van horizontaal op het LCD-scherm
van de camera of op de pc worden weergegeven.
De instelling van deze functie kan worden veranderd.
Selecteer op het tabblad [
5
] de optie [
Beeld
omkeren
] en druk vervolgens op <
0
>. De
beschikbare instellingen worden hieronder beschreven.
Selecteer een instelling en druk vervolgens op <
0
>.
[AanPD] :
de verticale opname wordt tijdens de weergave
automatisch gedraaid op zowel het LCD-scherm als de pc.
[AanD] :
de verticale opname wordt alleen op de pc automatisch gedraaid.
[Uit] :
de verticale opname wordt helemaal niet automatisch gedraaid.
De verticale opname wordt niet gedraaid wanneer u de foto
direct na de opname bekijkt.
Druk op de knop <x> om de opname gedraaid weer te geven.
[AanPD]
is ingesteld, maar de opname wordt niet gedraaid bij weergave.
Verticale opnamen die zijn gemaakt terwijl [
Beeld omkeren
] was
ingesteld op [
Uit
], kunnen niet automatisch worden gedraaid. Verder kan
het zijn dat de opname niet automatisch wordt gedraaid als er een verticale
opname is gemaakt terwijl de camera naar boven of naar beneden werd
gehouden. Raadpleeg in dat geval 'De opname draaien' op pagina 159.
Ik wil op het LCD-scherm van de camera een opname draaien
die is gemaakt met [AanD].
Stel [AanPD] in en geef de opname vervolgens weer. De opname
wordt dan gedraaid.
De verticale opname wordt niet gedraaid op het scherm van de pc.
De gebruikte software is niet compatibel met de functie voor draaien van
opnamen. Gebruik in plaats daarvan de software die bij de camera is geleverd.
3 Verticale opnamen automatisch draaien
Veelgestelde vragen
143
Handige functies
Druk terwijl het menu wordt weergegeven op de knop <B> om de
belangrijkste functie-instellingen van de camera weer te geven.
Druk terwijl het menu wordt
weergegeven op de knop <B>
om de instellingen weer te geven.
Druk nogmaals op de knop <B>
om terug te keren naar het menu.
Druk de ontspanknop half in om terug
te gaan naar de weergave met
opname-instellingen.
B Camera-instellingen controleren
Datum/tijd (pag. 29)
Witbalanscorrectie (pag. 101)/Reeksopnamen
met automatische witbalans (pag. 102)
Kleurruimte (pag. 96)
Automatische beeldrotatie (pag. 142)
Automatisch uitschakelen (pag. 139)
Resterende capaciteit van kaart
Opname-instellingen
LCD-scherm automatisch
uitschakelen (pag. 146)
Rode-ogenreductie (pag. 65)
Pieptoon (pag. 138)
Sensorreiniging (pag. 150)
Live view-opnamen (pag. 107)
Handige functies
144
De opname-instellingen van de camera en de persoonlijke voorkeuzen
worden teruggezet op de standaardwaarden. Dit werkt in de modus
<d> en in andere creatieve modi.
1
Selecteer [Wis instellingen].
Selecteer op het tabblad [7] de optie
[Wis instellingen] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer de gewenste instelling.
Als u de standaardwaarden voor de
opname-instellingen wilt herstellen,
selecteert u [Wis alle camera-
instellingen] en drukt u vervolgens
op <0>.
Om de instellingen voor de
persoonlijke voorkeuzen terug te
zetten op de standaardinstellingen,
selecteert u [Wis pers. voorkeuze
(C.Fn)] en drukt u op <0>.
3
Selecteer [OK].
Selecteer [OK] en druk vervolgens
op <0>.
X Wanneer u [Wis alle camera-
instellingen] selecteert, worden alle
standaardinstellingen (zoals vermeld
op de volgende pagina) van de
camera hersteld.
3
De standaardinstellingen van de camera herstellen
N
145
Handige functies
Opname-instellingen
Instellingen voor opnamekwaliteit
AF mode 1-beeld AF Kwaliteit 73
AF punt selectie
Automatische selectie
Beeldstijl Standaard
Meetmethode
q (Meervlaks
meting)
Auto Lighting Optimizer (Auto
Helderheid Optimalisatie)
Standaard
ISO snelheid
AUTO (automatisch)
Correctie
helderheid randen
Inschakelen/
correctiegegevens
blijven behouden
Transport mode u
(Enkelbeeld)
Bel.corr./AEB Geannuleerd
Kleurruimte sRGB
Flitsbelichtings-
compensatie
0 (Nul)
Witbalans Q (Auto)
Witbalanscorrectie Geannuleerd
Persoonlijke voorkeuzen
Ongewijzigd WB-BKT Geannuleerd
Bestandnr. Continu
Auto. reiniging Inschak.
Stofwisdata
Gewist
Camera-instellingen
Instellingen voor Live view-opnamen
Uitschakelen 30 sec. Live view opname Inschakelen
Pieptoon Inschakelen Rasterweergave Uit
Ontspan sluiter
zonder kaart
Inschakelen
Meettimer 16 sec.
AF mode Live mode
Kijktijd 2 sec.
Histogram Helderheid
Instellingen voor filmopnamen
spring m/
6
10 beelden
Movieopn.formaat
1920x1080
Beeld omkeren AanzD AF mode Live mode
LCD helderheid
AF tijdens k
Uitschakelen
Datum/Tijd Ongewijzigd
k
Sluiter/
AE-vergrendelknop
AF/AE
vergrendel
Taal Ongewijzigd
Videosysteem Ongewijzigd Afst.bediening Uitschakelen
Copyrightinformatie
Ongewijzigd
Moviebelicht. Auto
Rasterweergave Uit
Eye-Fi trans. Uit Meettimer 16 sec.
My Menu instellingen
Ongewijzigd Geluidsopname Aan
kLichte
tonen prioriteit
Uitschakelen
Handige functies
146
Hiermee kunt u voorkomen dat de sensor voor het uitschakelen van het
scherm automatisch de weergave met opname-instellingen uitschakelt
wanneer u met uw oog in de buurt van het zoekeroculair komt.
Selecteer [LCD auto uit].
Selecteer op het tabblad [5] de optie
[LCD auto uit] en druk vervolgens op
<0>. Selecteer [Deactiveren] en
druk vervolgens op <0>.
U kunt de achtergrondkleur van het scherm met opname-instellingen
wijzigen.
Selecteer [Schermkleur].
Selecteer op het tabblad [5] de optie
[Schermkleur] en druk vervolgens op
<0>.
Selecteer de gewenste kleur en druk
vervolgens op <0>.
Als u het menu verlaat, wordt het
scherm met opname-instellingen in
de geselecteerde kleur weergegeven.
3
Voorkomen dat het LCD-scherm automatisch wordt uitgeschakeld
3
De kleur van het scherm met opname-instellingen wijzigen
147
De instellingen voor de ingebouwde flitser en de externe Speedlite
kunnen via het menu worden ingesteld. De opties in het menu
[*** externe flitser] voor externe Speedlites zijn alleen van toepassing
op een op de camera bevestigde Speedlite uit de EX-serie die
compatibel is met de desbetreffende functies.
De instellingsprocedure is hetzelfde als voor het instellen van een
menufunctie van de camera.
Selecteer [Flitsbesturing].
Selecteer op het tabblad [1]
de optie [Flitsbesturing] en druk
vervolgens op <0>.
X Het scherm voor flitsbesturing wordt
weergegeven.
Stel deze optie normaliter in op [
Inschake
].
Als [Uitschak] is ingesteld, flitst
zowel de ingebouwde flitser als de
externe Speedlite niet. Dit is nuttig
wanneer u alleen het AF-hulplicht van
de flitser wilt gebruiken.
Met de menu's [Func.inst. interne flitser] en [Func.inst. externe
flitser] kunt u de functies die op de volgende pagina worden vermeld,
instellen. De functies die bij [Func.inst. externe flitser] worden
weergegeven, verschillen per Speedlite-model.
Selecteer [Func.inst. interne flitser]
of [Func.inst. externe flitser].
X De functies van de flitser worden
weergegeven. De functies die niet
grijs worden weergegeven, kunnen
worden geselecteerd en ingesteld.
3 De flitser instellenN
[Flitsen]
[Func.inst. interne flitser] en [Func.inst. externe flitser]
3 De flitser instellenN
148
Instelbare functies voor [Func.inst. interne flitser] en [Func.inst.
externe flitser]
* Raadpleeg voor meer informatie over de [
FEB
] (reeksopnamen met flitsbelichting),
[
In-/uitzoomen
] en [
Draadloze inst.
] de instructiehandleiding van de Speedlite.
Flits mode
Met een externe Speedlite kunt u de flitsmodus selecteren die
geschikt is voor het maken van opnamen met de flitser.
[
E-TTL II
] is de standaardmodus voor het
maken van opnamen met de automatische
flitser met Speedlites uit de EX-serie.
Met [
Manual flash
] kunt u het flitsvermogen zelf
instellen. Deze instelling is voor geavanceerde gebruikers.
*
Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite
voor meer informatie over andere flitsmodi.
Sluiter sync.
Stel deze optie normaliter in op [1e gordijn] zodat er direct na de
belichting wordt geflitst.
Als [
2e gordijn
] wordt ingesteld, wordt er vlak voor het einde van de belichting geflitst.
Wanneer dit wordt gecombineerd met een lange synchronisatietijd, kunt u een lichtspoor
maken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de koplampen van een auto 's avonds. Met de 2e-
gordijnsynchronisatie wordt er twee keer geflitst: één keer wanneer u de ontspanknop
helemaal indrukt en een tweede keer vlak voor het einde van de belichting. Met kortere
sluitertijden dan 1/30 seconde werkt de 1e-gordijnsynchronisatie echter automatisch.
Als er een externe Speedlite is bevestigd, kunt u ook [
Hi-speed
] instellen.
Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie.
Functie
[Func.inst.
interne flitser]
[Func.inst.
externe flitser]
Pagina
Flits mode E-TTL II (vast) k 148
Sluiter sync. k 148
FEB* k
Flitsbel. comp. k 88
E-TTL II k 149
In-/uitzoomen* k
Draadloze inst.* k
149
3 De flitser instellenN
Flitsbelichtingscompensatie
Zie 'y Flitsbelichtingscompensatie' op pagina 88.
E-TTL II
Voor normale flitsbelichtingen stelt u deze optie in op [Evaluatief].
Als [Gemiddeld] is ingesteld, wordt het gemiddelde van de gehele
gemeten scène berekend voor de flitsbelichting, net als met een
externe functie voor flitslichtmeting. Flitsbelichtingscompensatie
kan afhankelijk van de scène noodzakelijk zijn en is daarom bedoeld
voor geavanceerde gebruikers.
Wis flitser instellingen
Druk in het scherm [Func.inst. externe flitser] op de knop <B>
om het scherm weer te geven voor het wissen van de
flitserinstellingen. Wanneer u [OK] selecteert, worden de instellingen
voor de interne en externe Speedlite gewist.
1
Geef de persoonlijke voorkeuze
weer.
Selecteer [C.Fn-inst. externe flitser]
en druk op <0>.
2
Stel de persoonlijke voorkeuze in.
Druk op de toets <U> en druk op
<0>. De procedure is hetzelfde als
voor het instellen van de persoonlijke
voorkeuzen van de camera
(pag. 190).
Als u alle persoonlijke voorkeuze-
instellingen wilt wissen, selecteert
u bij stap 1 [Wis C.Fn's externe
flitser].
De persoonlijke voorkeuzen voor de externe Speedlite instellen
150
Als u de aan-uitschakelaar op <1> of <2> zet, verwijdert de
zelfreinigende sensor automatisch het stof van de voorzijde van de
sensor. Normaal gesproken is de reinigingseenheid actief zonder dat u
daar iets van merkt. U kunt de sensorreiniging echter op ieder gewenst
moment activeren of uitschakelen.
1
Selecteer [Sensorreiniging].
Selecteer [Sensorreiniging] op het
tabblad [6] en druk vervolgens
op <0>.
2
Selecteer [Reinig nuf].
Selecteer [Reinig nuf] en druk
vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] in het dialoogvenster
en druk op <0>.
X Op het scherm wordt aangegeven dat
de sensor wordt gereinigd. Er klinkt
een sluitergeluid, maar er wordt geen
foto gemaakt.
Selecteer bij stap 2 [Auto. reinigingf] en selecteer vervolgens
[Uitschak.].
X De sensor wordt niet meer gereinigd als u de aan-uitschakelaar
op <1> of <2> zet.
f Automatische sensorreiniging
De sensor nu reinigen
Automatisch reinigen van de sensor uitschakelen
Voor het beste resultaat plaatst u de camera tijdens de sensorreiniging
met de onderkant op een tafel of een ander plat oppervlak.
Wanneer u de sensorreiniging een aantal keren herhaalt, wordt het
resultaat niet echt verbeterd. Direct na het reinigen van de sensor is
de optie [Reinig nu
f] tijdelijk niet beschikbaar.
151
De zelfreinigende sensor zal er gewoonlijk voor zorgen dat er nauwelijks
stof zichtbaar is op opnamen. Als er echter zichtbaar stof achterblijft, kunt
u stofwisdata aan de opname toevoegen om naderhand stofvlekken te
verwijderen. Digital Photo Professional (meegeleverde software) gebruikt
de stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen.
Neem een effen wit object (bijvoorbeeld een vel papier).
Stel de brandpuntsafstand van het objectief in op 50 mm of meer.
Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op <MF> en zet
de scherpstelling op oneindig (
). Als het objectief geen
focusafstandsschaal heeft, kijkt u naar de voorkant van het
objectief en draait u de focusring helemaal met de klok mee.
1
Selecteer [Stofwisdata].
Selecteer [Stofwisdata] op het
tabblad [y] en druk vervolgens
op <0>.
2
Selecteer [OK].
Selecteer [OK] en druk op <0>.
Nadat de automatische zelfreiniging
van de sensor is uitgevoerd, wordt
een bericht weergegeven. Er klinkt
een sluitergeluid, maar er wordt geen
foto gemaakt.
3 Stofwisdata toevoegenN
Voorbereiding
Stofwisdata verkrijgen
3 Stofwisdata toevoegenN
152
3
Fotografeer een effen wit object.
Vul de zoeker op een afstand van 20-
30 cm met een effen wit object zonder
patroon en maak een opname.
X
De foto wordt in de modus Aperture priority
AE gemaakt met een diafragma van f/22.
Aangezien de opname niet wordt opgeslagen,
kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald,
ook al is er geen kaart in de camera geplaatst.
X
Nadat de foto is gemaakt, verzamelt de
camera de stofwisdata. Zodra de
stofwisdata zijn verkregen, wordt er een
bericht weergegeven.
Nadat u
[OK]
hebt geselecteerd, wordt
het menu opnieuw weergegeven.
Als de gegevens niet zijn verkregen,
wordt een waarschuwing weergegeven.
Volg de stappen bij 'Voorbereiding' op
de vorige pagina en selecteer
vervolgens
[OK]
. Maak de foto opnieuw.
Nadat de stofwisdata zijn verzameld, worden deze aan alle toekomstige JPEG-
en RAW-opnamen toegevoegd. Als u een belangrijke opname gaat maken, kunt
u het beste eerst de stofwisdata bijwerken door deze opnieuw te verzamelen.
Raadpleeg de software-instructiehandleiding (pdf op de cd-rom) voor informatie
over het automatisch verwijderen van stofvlekken met de meegeleverde software.
De grootte van de stofwisdata die aan de opname worden toegevoegd,
is zo gering dat het toevoegen nauwelijks invloed heeft op de
bestandsgrootte van de opname.
Stofwisdata
Zorg ervoor dat u een effen wit object gebruikt, zoals een nieuw vel wit papier. Als
het papier een patroon bevat, kan dit voor stof worden aangezien en zodoende de
nauwkeurigheid van de stofverwijdering door de software nadelig beïnvloeden.
153
Stof dat na de automatische sensorreiniging is achtergebleven, kunt
u handmatig verwijderen met een blaasbuisje of een vergelijkbaar
hulpmiddel.
Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Wij raden
u aan om fysieke reiniging van de sensor bij een Canon Service
Center te laten uitvoeren.
Haal het objectief van de camera voordat u de sensor gaat reinigen.
1
Selecteer [Sensorreiniging].
Selecteer [Sensorreiniging] op het
tabblad [6] en druk vervolgens
op <0>.
2
Selecteer [Reinig handmatig].
Selecteer [Reinig handmatig] en
druk vervolgens op <0>.
3
Selecteer [OK].
Selecteer [OK] en druk vervolgens
op <0>.
X De reflexspiegel wordt opgeklapt en
de sluiter wordt geopend.
4
Beëindig het reinigen.
Zet de aan-uitschakelaar op <2>.
3 Handmatige sensorreinigingN
Als de stroomvoorziening wordt de AC-adapterset ACK-E8 (afzonderlijk
verkrijgbaar) aanbevolen.
Als u een batterij gebruikt, moet deze volledig zijn opgeladen.
Handmatige sensorreiniging is niet mogelijk als de batterijgreep
met AA/LR6-batterijen is bevestigd.
3 Handmatige sensorreinigingN
154
Tijdens het reinigen van de sensor moet u geen van de
onderstaande handelingen verrichten. Als de stroomvoorziening
wordt onderbroken, gaat de sluiter dicht en kunnen de
sluitergordijnen en de beeldsensor beschadigd raken.
• De aan-uitschakelaar op <2> zetten.
• Het klepje van het batterijcompartiment openmaken.
• Het klepje van de kaartsleuf openmaken.
Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Reinig de sensor
voorzichtig.
Gebruik een gewoon blaasbuisje zonder borsteltje. Een borsteltje kan
het oppervlak van de sensor beschadigen.
Steek het blaasbuisje niet verder dan de objectiefbevestiging in de
camera. Als de stroom wordt onderbroken, gaat de sluiter dicht en
kunnen de sluitergordijnen of de reflexspiegel worden beschadigd.
Gebruik nooit lucht of gas uit flessen om de sensor schoon te maken.
De druk kan de sensor beschadigen en de nevel kan op de sensor
achterblijven.
Als er vuil blijft zitten dat niet met een blaasbuisje kan worden verwijderd,
kunt u de sensor het best laten reinigen door een Canon Service Center.
155
8
Opnamen weergeven
In dit hoofdstuk worden de functies voor het bekijken
van foto's en video's uitgelegd, waarbij dit onderwerp
uitgebreider aan bod komt dan in hoofdstuk 2
'Basisfuncties voor het maken en weergeven van
opnamen', waarin de weergaveprocedure werd
besproken. Hier vindt u informatie over hoe u foto's en
films op de camera kunt weergeven en wissen en op de
tv kunt bekijken.
Opnamen die met een andere camera zijn gemaakt
Opnamen die met een andere camera zijn gemaakt of waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd, worden mogelijk niet correct op de
camera weergeven.
156
Snel naar opnamen zoeken met de indexweergave, waarbij vier of
negen opnamen op één scherm worden weergegeven.
1
Geef de opname weer.
Als u op de knop <x> drukt, wordt
de laatstgemaakte opname
weergegeven.
2
Schakel over naar de indexweergave.
Druk op de knop <I>.
X
Er verschijnt een index van vier opnamen.
De momenteel geselecteerde opname is
gemarkeerd met een blauw kader.
Druk nogmaals op de knop <
I
> als u
wilt overschakelen naar een index met
negen opnamen. Met de knop <
u
>
schakelt u tussen de weergave met negen
opnamen, vier opnamen en één opname.
3
Selecteer de opname.
Druk op de toets <
S
> om het blauwe kader te
verplaatsen om zo de opname te selecteren.
Draai aan het instelwiel <6>
om het volgende scherm met
geïndexeerde opnamen te bekijken.
Druk op <
0
> om de geselecteerde opname
weer te geven als een enkele opname.
x Snel opnamen zoeken
H
Meerdere opnamen weergeven op één scherm (indexweergave)
ÎÎ
157
x Snel opnamen zoeken
Bij de weergave van afzonderlijke opnamen kunt u aan het instelwiel
<6> draaien om snel door de opnamen te bladeren.
1
Selecteer de sprongmethode.
Kies in het menu [4 spring m/6]
de gewenste sprongmethode uit
[1 beeld/10 beelden/100 bldn/
Datum/Movie/Foto's] en druk
op <0>.
2
Navigeer door te springen.
Druk op de knop <x> om de
opname weer te geven.
Draai in de weergave van één
opname aan het instelwiel <6>.
X De opnamesprong wordt voortgezet
op basis van de geselecteerde
sprongmethode.
X Rechtsonder in het scherm worden
de sprongmethode en de huidige
opnamelocatie weergegeven.
Druk op de toets <V> om de
sprongmethode te wijzigen.
I Door opnamen navigeren (opnamesprong)
Opnamelocatie
Sprongmethode
Selecteer [Datum] om opnamen te zoeken op opnamedatum. Draai aan
het instelwiel <6> om de opnamedatum weer te geven.
Als de kaart zowel films als foto's bevat, selecteert u [Movie] of [Foto's]
om alleen films respectievelijk alleen foto's weer te geven.
158
Opnamen kunnen op het LCD-scherm 1,5 tot 10 maal worden uitvergroot.
1
Vergroot de opname.
Druk tijdens de opnameweergave
op de knop <u>.
X De opname wordt vergroot.
Als u de knop <u> ingedrukt houdt,
wordt de opname steeds verder
vergroot tot de maximale vergroting
is bereikt.
Druk op de knop <I> om de
vergroting te reduceren. Als u de
knop ingedrukt houdt, wordt de
vergroting steeds verder verkleind
totdat het normale formaat van de
opname is bereikt.
2
Schuif over de opname.
Gebruik de toets <S> om door de
vergrote weergave te schuiven.
Als u de vergrote weergave wilt
beëindigen, drukt u op de knop
<x>. U keert dan terug naar de
weergave van een afzonderlijke
opname.
u/y Vergrote weergave
Positie van vergroot gebied
Draai aan het instelwiel <6> om een andere opname met dezelfde
vergroting weer te geven.
U kunt het beeld dat direct na het nemen van een foto wordt
weergegeven, niet vergroten.
Een film kan niet worden vergroot.
159
U kunt de weergegeven opname in de gewenste positie draaien.
1
Selecteer [Roteren].
Selecteer [Roteren] op het tabblad
[3] en druk vervolgens op <0>.
2
Selecteer de opname.
Druk op de toets <U> om de
opname te selecteren die u wilt
draaien.
U kunt ook een opname selecteren
in de indexweergave.
3
Draai de opname.
Elke keer dat u op <0> drukt, wordt
de opname als volgt naar rechts
gedraaid: 90° 270°
Als u nog een opname wilt draaien,
herhaalt u stap 2 en 3.
Als u de functie wilt afsluiten en wilt
terugkeren naar het menu, drukt u op
de knop <M>.
b De opname draaien
Als u voorafgaand aan het maken van verticale opnamen de optie
[5 Beeld omkeren] hebt ingesteld op [AanzD] (pag. 142), hoeft
u de opnamen niet meer op bovenstaande wijze te draaien.
Als de gedraaide opname tijdens de opnameweergave niet gedraaid
wordt weergegeven, stelt u de menuoptie [5 Beeld omkeren] in op
[AanzD].
Een film kan niet worden gedraaid.
160
Er zijn in principe drie manieren om films die u hebt opgenomen af te
spelen.
Gebruik de meegeleverde AV-kabel of
een HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk
verkrijgbaar) om de camera op een tv
aan te sluiten. U kunt de films en foto's
dan op uw tv bekijken.
Als u over een HD-televisie beschikt
en uw camera met een HDMI-kabel
aansluit, kunt u films in Full HD
(Full High-Definition: 1920x1080) en HD
(High-Definition: 1280x720) bekijken
met een hogere beeldkwaliteit.
U kunt films afspelen op het LCD-scherm
van de camera en zelfs de eerste en
laatste beelden bewerken. U kunt foto's
en films op de kaart weergeven als een
automatische diavoorstelling.
k Genieten van films
Afspelen op een tv
(pag. 167 en 169)
Afspelen op het LCD-scherm van de camera
(pag. 162 - 166)
Films op een kaart kunnen alleen worden afgespeeld op apparaten die
MOV-bestanden kunnen afspelen.
Omdat recorders met vaste schijf geen HDMI IN-poort hebben, kan de
camera niet worden aangesloten met behulp van een HDMI-kabel.
Ook wanneer de camera via een USB-kabel op een recorder met vaste
schijf is aangesloten, kunnen films en foto's niet worden afgespeeld of
opgeslagen.
Een film die op een computer is bewerkt, kan niet opnieuw op de kaart
worden opgeslagen en op de camera worden afgespeeld.
161
k Genieten van films
(Zie de instructiehandleiding in pdf-formaat voor ZoomBrowser EX/
ImageBrowser)
De filmbestanden op de kaart kunnen
worden overgezet naar een computer
en worden afgespeeld of bewerkt met
ZoomBrowser EX/ImageBrowser
(meegeleverde software).
U kunt bovendien een enkel frame uit
de film halen en opslaan als foto.
Afspelen en bewerken op een computer
Gebruik voor een vloeiende weergave een krachtige pc. Raadpleeg
de pdf-instructiehandleiding van ZoomBrowser EX/ImageBrowser voor
meer informatie over de hardwarevereisten voor de computer.
Als u commerciële software van derden wilt gebruiken om de films af te
spelen of te bewerken, moet u controleren of de software compatibel is
met MOV-bestanden. Voor meer informatie over commerciële software
van derden raadpleegt u de fabrikant van de software.
162
1
Geef de opname weer.
Druk op de knop <x> om de
opname weer te geven.
2
Selecteer een film.
Druk op de toets <U> om een film
te selecteren.
Tijdens de weergave van één opname geeft
het pictogram <
1s
>, dat linksboven
wordt weergegeven, aan dat het een film is.
In de indexweergave geeft de perforatie
links van de opname aan dat het een film is.
Films kunnen niet in de indexweergave
worden weergegeven. Druk dus op
<
0
> om over te schakelen op de
weergave van één opname.
3
Druk op <0>.
Druk in de weergave van één
opname op <0>.
X Onderaan verschijnt het paneel voor
het weergeven van films.
4
Geef de film weer.
Selecteer [7] (Afspelen) en druk
vervolgens op <0>.
X De film wordt afgespeeld.
U kunt de filmweergave pauzeren
door op <0> te drukken.
Tijdens de filmweergave kunt u het
geluidsvolume aanpassen door aan
het instelwiel <6> te draaien.
Zie de volgende pagina voor meer
informatie over de weergaveprocedure.
k Films afspelen
Luidspreker
163
k Films afspelen
Functie Beschrijving van weergave
2 Afsluiten Hiermee keert u terug naar de weergave van één opname.
7 Afspelen
Door op <0> te drukken, kunt u schakelen tussen
weergeven en stoppen.
8 Vertraagd
Pas de vertragingssnelheid aan door op de toets <U>
te drukken. De vertragingssnelheid wordt rechtsboven
weergegeven.
5 Eerste beeld Hiermee wordt het eerste beeld van de film weergegeven.
3 Vorig beeld
Elke keer dat u op <0> drukt, wordt één beeld eerder
weergegeven. Als u <0> ingedrukt houdt, wordt de film
teruggespoeld.
6 Volgend beeld
Elke keer dat u op <0> drukt, wordt de film beeld voor
beeld weergegeven. Als u <0> ingedrukt houdt, wordt de
film vooruit gespoeld.
4 Laatste beeld Hiermee wordt het laatste beeld van de film weergegeven.
X Bewerken
Hiermee wordt het bewerkingsscherm geopend
(pag. 164).
Weergavepositie
mm’ ss” Weergavetijd
9 Volume
U kunt het geluidsvolume van de ingebouwde luidspreker
(pag. 162) aanpassen door aan het instelwiel <6 > te
draaien.
De duur van ononderbroken weergave met een volledig opgeladen
LP-E8-batterij bij 23°C is: circa 2 uur en 30 min.
Druk tijdens de weergave van één opname op de knop <B> om de
weergave met opname-informatie te wijzigen (pag. 173).
Als u een foto hebt gemaakt toen u de film opnam, wordt de foto tijdens
de filmweergave gedurende ongeveer 1 seconde weergegeven.
Als u de camera op een tv (pag. 167 en 169) aansluit om een film weer
te geven, moet u het geluidsvolume via de tv aanpassen. (U kunt het
geluidsvolume niet aanpassen door aan het instelwiel <6> te draaien.)
164
U kunt de eerste en laatste beelden van een film bewerken in tussenstappen van 1 seconde.
1
Selecteer [
X
] in het filmweergavescherm.
X
Het bewerkingsscherm wordt weergegeven.
2
Geef aan welk deel moet worden verwijderd.
Selecteer [U] (Snijden begin) of [V]
(Snijden eind) en druk op <0>.
Druk op de toets <
U
> om de vorige of
volgende frames te zien. Als u de knop ingedrukt
houdt, worden de beelden vooruitgespoeld.
Nadat u hebt bepaald welk deel u wilt
verwijderen, drukt u op
<0>.
Het deel
dat boven in het scherm blauw is
gemarkeerd, is het deel dat overblijft.
3
Controleer de bewerkte film.
Selecteer
[
7
]
en druk op
<0>
om het
blauw gemarkeerde deel af te spelen.
Ga terug naar stap 2 om de bewerking te wijzigen.
Om de bewerking te annuleren,
selecteert u [2] en drukt u op <0>.
4
Sla de film op.
Selecteer [
W
] en druk vervolgens op <
0
>.
X
Het scherm Opslaan wordt weergegeven.
Om het bestand als een nieuwe film op te slaan,
selecteert u [
Nieuw bestand
]. Om het
bestand op te slaan en het originele filmbestand te
overschrijven, selecteert u [
Overschrijven
].
Druk vervolgens op <
0
>.
X
De eerste en laatste beelden van de film bewerken
Aangezien bewerking alleen in tussenstappen van 1 seconde mogelijk is
(de positie wordt aangegeven met [X]), kan de exacte positie waar de
film wordt bewerkt iets afwijken van de positie die u hebt aangegeven.
Als er te weinig ruimte op de kaart beschikbaar is, kan [
Nieuw bestand
] niet worden geselecteerd.
Er zijn meer bewerkingsfuncties beschikbaar in ZoomBrowser EX/
ImageBrowser (meegeleverde software).
165
U kunt de opnamen op de kaart als een automatische diavoorstelling
weergeven.
1
Selecteer [Diavoorstelling].
Selecteer [Diavoorstelling] op
het tabblad [3] en druk vervolgens
op <0>.
2
Selecteer de opnamen die u wilt
afspelen.
Druk op de toets <V> om het
bovenste menu-item te selecteren en
druk vervolgens op <0>. Druk op de
toets <V> om een van de volgende
opties te selecteren: [jAlle bldn/
iDatum/kMovie/zFoto's].
Druk vervolgens op <0>.
Als u [iDatum] hebt geselecteerd,
drukt u op de knop <B> wanneer
<zH> wordt gemarkeerd.
Het scherm [Selecteer datum] wordt
weergegeven. Druk op de toets
<V> om de datum te selecteren en
druk vervolgens op <0>.
3
Diavoorstelling (automatische weergave)
Aantal weer te geven opnamen
Optie Beschrijving van weergave
jAlle bldn Alle foto's en films op de geheugenkaart worden weergegeven.
iDatum
De foto's en films die zijn vastgelegd op de geselecteerde
opnamedatum, worden weergegeven.
kMovie Alleen de films op de geheugenkaart worden weergegeven.
zFoto's Alleen de foto's op de geheugenkaart worden weergegeven.
3 Diavoorstelling (automatische weergave)
166
3
Stel de weergavetijd en de optie voor herhalen in.
Druk op de toets <
V
> om [
Stel in
] te
selecteren en druk vervolgens op <
0
>.
Stel de opties voor [Weergaveduur]
en [Herhalen] in voor foto's en druk
vervolgens op de knop <M>.
4
Start de diavoorstelling.
Druk op de toets <
V
> om [
Start
] te
selecteren en druk vervolgens op <
0
>.
X
Nadat de tekst [
Laden van beeld...
] is
weergegeven, begint de diavoorstelling.
5
Sluit de diavoorstelling af.
Als u de diavoorstelling wilt afsluiten en wilt
terugkeren naar het instellingenscherm,
drukt u op de knop <
M
>.
[Weergaveduur][Herhalen]
Als u de diavoorstelling wilt onderbreken drukt u op
<0>
. Tijdens de
onderbreking wordt
[
G
]
in de linkerbovenhoek van de opname weergegeven.
Druk nogmaals op
<0>
om weer verder te gaan met de diavoorstelling.
U kunt het weergaveformaat van foto's wijzigen door tijdens de
automatische weergave op de knop <B> te drukken.
Tijdens de filmweergave kunt u het geluidsvolume aanpassen door aan <
6
> te draaien.
Tijdens de onderbreking kunt u op de toets <U> drukken om een
andere opname weer te geven.
Tijdens de diavoorstelling werkt de functie voor het automatisch uitschakelen van de camera niet.
De weergavetijd kan variëren, afhankelijk van de opname.
Zie pagina 167 en 169 als u de diavoorstelling op een tv wilt bekijken.
167
U kunt de foto's en films ook weergeven op een tv. Schakel, voordat u de
kabel tussen de camera en de tv aansluit of verwijdert, de camera en de tv uit.
* Pas het geluidsvolume van de film aan op de tv.
* Op bepaalde televisies worden de weergegeven opnamen mogelijk afgesneden.
Hiervoor hebt u de HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) nodig.
1
Sluit de HDMI-kabel aan op de camera.
Sluit de HDMI-kabel aan op de
<D>-aansluiting van de
camera.
Sluit de stekker met het <
dHDMI MINI
>-
logo naar de voorzijde van de camera gericht
aan op de <
D
>-aansluiting.
2
Sluit de HDMI-kabel aan op de tv.
Sluit de HDMI-kabel aan op de HDMI
IN-poort van de tv.
3
Schakel de tv in en verander de video-
invoer van de tv in de aangesloten poort.
4
Zet de aan-uitschakelaar van de
camera op <1>.
5
Druk op de knop <x>.
X De opname wordt op het tv-scherm
weergegeven. (Het LCD-scherm van
de camera blijft leeg.)
De opnamen worden automatisch
weergegeven met de optimale resolutie
van de tv.
U kunt het weergaveformaat wijzigen
door op de knop <B> te drukken.
Zie pagina 162 als u films wilt
weergeven.
Opnamen op de tv bekijken
Opnamen bekijken op een HD-tv (High-Definition)
Opnamen op de tv bekijken
168
Voor HDMI CEC-tv's
Wanneer een tv die compatibel is met HDMI CEC* met de HDMI-kabel op de camera
wordt aangesloten, kunt u de afstandsbediening van de tv gebruiken voor het afspelen.
*
Een functie die het mogelijk maakt om meerdere HDMI-apparaten met één afstandsbediening te bedienen.
1
Selecteer [Ctrl over HDMI].
Selecteer op het tabblad [
4
] de optie [
Ctrl over
HDMI
] en druk vervolgens op <
0
>. Selecteer
[
Inschakelen
] en druk vervolgens op <
0
>.
X
Wanneer de camera is aangesloten op een tv,
zal de tv automatisch overschakelen naar de
HDMI-poort waarmee de camera is
verbonden. Wanneer u op de knop <
x
> van
de camera drukt, kunt u de afstandsbediening
van de tv gebruiken voor het afspelen.
2
Selecteer de opname.
Richt de afstandsbediening op de tv en
druk op de knop
/
om de opname te
selecteren. Druk vervolgens op Enter.
X
Het menu wordt weergegeven. Voor foto's en
films worden verschillende menu's weergegeven.
Druk op
/
om een optie te
selecteren en druk vervolgens op Enter.
X
Voor een diavoorstelling drukt u op
/
op de afstandsbediening om een optie
te selecteren. Druk vervolgens op Enter.
Selecteer
[Terug]
en druk op Enter. Het
menu verdwijnt en u kunt
/
gebruiken
om een opname te selecteren.
Sluit geen andere apparaten aan op de <D>-aansluiting van
de camera. Als u dit toch doet, kan er een storing worden veroorzaakt.
Op bepaalde tv's kunnen de vastgelegde opnamen mogelijk niet worden weergeven.
Gebruik in dat geval de meegeleverde AV-kabel om de camera op de tv aan te sluiten.
De <q/C>-aansluiting en de <D>-aansluiting
van de camera kunnen niet tegelijk worden gebruikt.
169
Opnamen op de tv bekijken
1
Sluit de meegeleverde AV-kabel
aan op de camera.
Sluit de AV-kabel aan op de <
q/
C
>-aansluiting van de camera.
Sluit de stekker met het <
Canon
>-logo naar
de achterzijde van de camera gericht aan op
de <
q/C
>-aansluiting.
2
Sluit de AV-kabel aan op de tv.
Sluit de AV-kabel aan op de video IN-aansluiting
en de audio IN-aansluiting van de tv.
3
Schakel de tv in en verander de video-
invoer van de tv in de aangesloten poort.
4
Zet de aan-uitschakelaar van de camera op
<1>.
5
Druk op de knop <x>.
X De opname wordt op het tv-scherm
weergegeven. (Het LCD-scherm van
de camera blijft leeg.)
Zie pagina 162 als u films wilt weergeven.
Opnamen bekijken op een tv zonder HD (High-Definition)
Bij bepaalde tv's moet u eerst de HDMI CEC-verbinding activeren.
Raadpleeg de instructiehandleiding bij de tv voor meer informatie.
Bepaalde tv's, waaronder zelfs tv's die compatibel zijn met HDMI CEC, functioneren
wellicht niet naar behoren. In dat geval stelt u de menuoptie
[
4
Ctrl over HDMI]
in op
[Uitschakelen]
en gebruikt u de camera om het afspelen te bedienen.
(rood)
(wit)
(geel)
Gebruik alleen de meegeleverde AV-kabel. Als u een andere kabel
gebruikt, worden de opnamen mogelijk niet weergegeven.
Als het videosysteem niet overeenkomt met de tv, worden de opnamen
niet correct weergeven. Stel het juiste videosysteem in met de
menuoptie [6 Videosysteem].
170
Door opnamen te beveiligen, voorkomt u dat deze per ongeluk worden
verwijderd.
1
Selecteer [Beveilig beelden].
Selecteer [Beveilig beelden] op
het tabblad [3] en druk vervolgens
op <0>.
X
Het scherm met beveiligingsinstellingen
wordt weergegeven.
2
Selecteer de opname en beveilig
deze.
Druk op de toets <U> om de
gewenste opname te selecteren en
druk vervolgens op <0>.
X Als een opname is beveiligd, wordt
het pictogram <K> boven in het
scherm weergegeven.
Als u de wisbeveiliging ongedaan wilt
maken, druk dan nogmaals op de
knop <0>. Het pictogram <K>
verdwijnt dan.
Als u nog een opname wilt beveiligen,
herhaalt u stap 2.
Als u de functie voor het beveiligen
van opnamen wilt afsluiten, drukt u op
de knop <M>. Het menu wordt
weer weergegeven.
K Opnamen beveiligen
Opnamebeveiligingspictogram
Als u de kaart formatteert
(pag. 42)
, worden ook de beveiligde opnamen verwijderd.
Als een opname eenmaal is beveiligd, kan deze niet worden verwijderd
met de wisfunctie van de camera. Als u een beveiligde opname wilt
wissen, moet u eerst de beveiliging opheffen.
Als u alle opnamen wist (pag. 172), blijven alleen de beveiligde opnamen
over. Dit is handig als u in één keer alle overbodige opnamen wilt wissen.
171
U kunt opnamen één voor één of in een batch selecteren en wissen.
Beveiligde opnamen (pag. 170) worden niet gewist.
Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden
teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet
meer nodig hebt. Beveilig belangrijke opnamen om te voorkomen dat
deze per ongeluk worden gewist. Als u een
1+73
-afbeelding
verwijdert, verwijdert u zowel de RAW- als de JPEG-afbeelding.
1
Geef de opname die u wilt wissen weer.
2
Druk op de knop <L>.
X Het dialoogvenster voor het wissen
verschijnt onder in het scherm.
3
Wis de opname.
Selecteer [Wissen] en druk
vervolgens op <0>.
De weergegeven opname wordt
gewist.
Door de selectievakjes van te wissen opnamen in te schakelen, kunt u
meerdere opnamen tegelijk wissen.
1
Selecteer [Wis beelden].
Selecteer [Wis beelden] op het
tabblad [3] en druk vervolgens
op <0>.
L Opnamen wissen
Een afzonderlijke opname wissen
3
Opnamen selecteren <
X
> die in een batch moeten worden gewist
L Opnamen wissen
172
2
Selecteer [Selecteer en wis
beelden].
Selecteer [
Selecteer en wis beelden
]
en druk vervolgens op <
0
>.
X De opnamen worden weergegeven.
Druk op de knop <I> voor de
weergave van drie opnamen. Als u
wilt terugkeren naar de weergave van
een enkele opname, drukt u op de
knop <u>.
3
Selecteer de opnamen die u wilt
wissen.
Selecteer de opnamen die u wilt
wissen en druk vervolgens op de
toets <V>.
X Het pictogram <X> verschijnt in de
linkerbovenhoek.
Herhaal stap 3 om nog meer
opnamen te wissen.
4
Wis de opnamen.
Druk op de knop <L>.
Selecteer [OK] en druk vervolgens
op <0>.
X De geselecteerde opnames worden
gewist.
U kunt ook alle opnamen op de kaart wissen. Als het menu [3 Wis
beelden] is ingesteld op [Alle beelden op kaart], worden alle opnamen
op de kaart gewist.
3 Alle opnamen op de kaart wissen
Als u ook beveiligde opnamen wilt wissen, dient u de kaart te formatteren (pag. 42).
173
Wanneer u tijdens de weergave van één opname op de knop <B>
drukt, kunt u de weergave met opname-informatie wijzigen. De meest
gedetailleerde opname-informatie vindt u hieronder.
Overbelichtingswaarschuwing
Wanneer de opname-informatie wordt weergegeven, gaan
overbelichte gedeelten van de opname knipperen. Voor meer detail
in de overbelichte gedeelten stelt u de belichtingscompensatie in op
een negatieve waarde en maakt u opnieuw een opname.
B Weergave met opname-informatie
Waarde flitsbelichtings-
compensatie
Meetmethode
Opnamemodus/
film
ISO-snelheid
Witbalans
Opnamedatum
en -tijd
Opnameverificatiegegevens
opgeslagen
Witbalanscorrectie
Histogram
(helderheid/RGB)
Kleurruimte
Beeldstijl en
instellingen
Bestandsgrootte
Nummer van de opname/
totaalaantal opgeslagen
opnamen
Mapnummer -
bestandsnummer
Diafragma
Sluitertijd/
opnametijd
Beveiliging
Waarde belichtingscompensatie
* Bij 1+73-opnamen wordt de bestandsgrootte van 73 weergegeven.
* Bij filmbestanden wordt het filmpictogram <k/ >, de opname-indeling <D>,
de opnamegrootte <A/B/C> en de framesnelheid <8/7/6/5/4>
weergegeven. De sluitertijd en het diafragma worden niet weergegeven.
* Bij foto's die tijdens een filmopname zijn gemaakt, wordt <G> weergegeven.
Lichte tonen
prioriteit
Opnamekwaliteit/
filmopnamegrootte
B Weergave met opname-informatie
174
Het histogram
Het helderheidshistogram toont de verdeling van het belichtingsniveau
en de algehele helderheid. Het RGB-histogram is geschikt voor
controle van de kleurverzadiging en -gradatie. De histogramweergave
kan worden gewisseld via het menu [
4
Histogram
].
Weergave [Helderheid]
Dit histogram toont in grafiekvorm de verdeling van
het helderheidsniveau van de opname. De
horizontale as geeft het helderheidsniveau aan
(donkerder aan de linkerkant en lichter aan de
rechterkant) en de verticale as geeft aan hoeveel
pixels er voor ieder helderheidsniveau bestaan. Hoe
meer pixels aan de linkerkant, hoe donkerder de
afbeelding. Hoe meer pixels aan de rechterkant,
hoe lichter de afbeelding. Als er te veel pixels aan
de linkerkant zijn, zult u in de donkere gedeelten
weinig details kunnen onderscheiden. Als er te veel
pixels aan de rechterkant zijn, zijn de lichte
gedeelten vaag. De tussengelegen gradaties worden gereproduceerd.
Aan de hand van de opname en het helderheidshistogram van de opname
kunt u het belichtingspatroon en de algehele gradatie controleren.
Weergave [RGB]
Dit histogram toont de verdeling van het helderheidsniveau van
elke primaire kleur in de opname (RGB, of rood, groen en blauw).
De horizontale as geeft het helderheidsniveau van de kleur aan
(donkerder aan de linkerkant en lichter aan de rechterkant) en de
verticale as geeft aan hoeveel pixels er voor het helderheidsniveau
van elke kleur zijn. Hoe meer pixels aan de linkerkant, hoe
donkerder en minder helder de kleur is. Hoe meer pixels aan de
rechterkant, hoe lichter en helderder de kleur. Als er te veel pixels
aan de linkerkant zijn, ontbreekt de informatie over de respectieve
kleuren. Als er te veel pixels aan de rechterkant zijn, zijn de kleuren
oververzadigd en gaan details verloren. Aan de hand van het RGB-
histogram van een opname kunt u de kleurverzadiging, de
kleurgradatie en het witbalanseffect controleren.
Voorbeeldhistogrammen
Donkere opname
Normale helderheid
Heldere opname
175
9
Opnamen afdrukken
Afdrukken (pag. 176)
U kunt de camera rechtstreeks op een printer aansluiten
en de opnamen op de kaart afdrukken. De camera is
compatibel met 'wPictBridge', de standaard voor
rechtstreeks afdrukken.
Digital Print Order Format (DPOF) (pag. 185)
Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u opnamen die
op de kaart staan, afdrukken volgens uw afdrukinstructies,
zoals de opnameselectie, het aantal exemplaren,
enzovoort. U kunt meerdere opnamen in één batch
afdrukken of de afdruktaak doorgeven aan een foto-
ontwikkelaar.
176
De procedure voor rechtstreeks afdrukken wordt helemaal via het
LCD-scherm van de camera uitgevoerd.
1
Zet de aan-uitschakelaar van de
camera op <2>.
2
Installeer de printer.
Raadpleeg de instructiehandleiding
van de printer voor meer informatie.
3
Sluit de camera op een printer
aan.
Gebruik de interfacekabel die bij de
camera is geleverd.
Als u de kabel in de aansluiting
<q/C> van de camera
steekt, moet het pictogram <D> van
de stekker naar de voorzijde van de
camera wijzen.
Raadpleeg de instructiehandleiding
van de printer voor
aansluitinstructies.
4
Schakel de printer in.
5
Zet de aan-uitschakelaar van
de camera op <1>.
X Bepaalde printers kunnen een
pieptoon laten horen.
Het afdrukken voorbereiden
De camera op een printer aansluiten
177
Het afdrukken voorbereiden
6
Geef de opname weer.
Druk op de knop <x>.
X De opname wordt weergegeven en
het pictogram <w> dat in de
linkerbovenhoek van het scherm
verschijnt, geeft aan dat de camera
op een printer is aangesloten.
w
PictBridge
U kunt films niet afdrukken.
De camera kan niet worden gebruikt met printers die alleen compatibel
zijn met CP Direct of Bubble Jet Direct.
Gebruik alleen de meegeleverde interfacekabel.
Als u bij stap 5 een lange pieptoon hoort, is er een probleem met de
printer. Ga als volgt te werk om te achterhalen wat er aan de hand is:
1. Druk op de knop <x> om de opname weer te geven.
2. Druk op <0>.
3. Selecteer [Print] in het scherm met afdrukinstellingen.
Het foutbericht wordt op het LCD-scherm weergegeven (pag. 184).
Als u een batterij als voeding voor de camera gebruikt, moet deze
volledig opgeladen zijn. Met een volledig opgeladen batterij kan
maximaal ongeveer 4 uur worden afgedrukt.
Schakel eerst de camera en de printer uit voordat u de kabel verwijdert.
Pak bij het verwijderen van de kabel de stekker vast en niet de kabel zelf.
Bij rechtstreeks afdrukken wordt aanbevolen om de camera aan te
sluiten met de AC-adapterset ACK-E8 (afzonderlijk verkrijgbaar).
178
De schermweergave en instellingsopties kunnen per printer
verschillen. Bepaalde instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar.
Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie.
1
Selecteer de opname die u wilt
afdrukken.
Controleer of linksboven in het LCD-
scherm het pictogram <w> wordt
weergegeven.
Druk op de toets <U> om de
opname te selecteren die u wilt
afdrukken.
2
Druk op <
0
>.
X Het scherm met afdrukinstellingen
wordt weergegeven.
3
Selecteer [Papier inst.].
Selecteer [Papier inst.] en druk
vervolgens op <0>.
X Het scherm met papierinstellingen
wordt weergegeven.
wAfdrukken
Pictogram aangesloten printer
Scherm met
afdrukinstellingen
*
Afhankelijk van de printer zijn bepaalde instellingen, bijvoorbeeld het afdrukken
van de datum en het bestandsnummer en bijsnijden, mogelijk niet beschikbaar.
Hiermee stelt u de afdrukeffecten in (pag. 180).
Hiermee schakelt u het afdrukken van datum
of bestandsnummer in of uit.
Hiermee stelt u het aantal af te drukken exemplaren in.
Hiermee stelt u het bijsnijden in (pag. 183).
Hiermee stelt u het papierformaat, de papiersoort en de indeling in.
Hiermee gaat u terug naar het scherm in stap 1.
Hiermee start u het afdrukken.
Het papierformaat, de papiersoort en de pagina-indeling die u hebt ingesteld, worden weergegeven.
179
wAfdrukken
Selecteer het formaat van het papier
dat in de printer is geplaatst en druk
vervolgens op <0>.
X Het scherm met papiersoorten wordt
weergegeven.
Selecteer het type papier dat in de printer
is geplaatst en druk vervolgens op <
0
>.
Als u een printer en papier van Canon
gebruikt, raadpleegt u de instructiehandleiding
van de printer voor geschikte papiersoorten.
X Het scherm voor de pagina-indeling
wordt weergegeven.
Selecteer de pagina-indeling en druk
vervolgens op <0>.
X Het scherm met afdrukinstellingen
verschijnt weer.
* Van de Exif-gegevens worden de cameranaam, objectiefnaam, opnamemodus,
sluitertijd, het diafragma, de mate van belichtingscompensatie, ISO-snelheid,
witbalans, enzovoort afgedrukt.
QHet papierformaat instellen
YDe papiersoort instellen
UDe pagina-indeling instellen
Randen Op de afdruk is een witte rand zichtbaar rondom de opname.
Randloos
De afdruk heeft geen randen. Als uw printer niet zonder randen
kan afdrukken, wordt de opname met randen afgedrukt.
Randenc
De opname-informatie* wordt bij afdrukken van het formaat
9 x 13 cm en groter afgedrukt langs de rand van het papier.
xx-plus Optie om 2, 4, 8, 9, 16 of 20 opnamen op één vel af te drukken.
20-plusc
35-plusp
Op papier van A4- of Letter-formaat worden 20 of 35 miniatuur-
afbeeldingen van de opnamen afgedrukt via DPOF (pag. 185).
• Bij [20-plusc] wordt de opname-informatie* afgedrukt.
Standaard
De pagina-indeling is afhankelijk van het model of de instellingen van de printer.
wAfdrukken
180
4
Stel de afdrukeffecten in.
Geef de gewenste instellingen op. Ga naar
stap 5 als u geen afdrukeffecten wilt instellen.
De schermweergave kan per
printer verschillen.
Selecteer de optie in de rechterbovenhoek
(omcirkeld in de schermafbeelding) en
druk vervolgens op <
0
>.
Selecteer het gewenste afdrukeffect
en druk vervolgens op <0>.
Als het pictogram <
e
> naast
<
z
> wordt weergegeven, kunt u
het afdrukeffect aanpassen (pag. 182).
*
Wijzigingen in de afdrukeffecten zijn zichtbaar in het beeld dat linksboven wordt
weergegeven. Het beeld dat wordt afgedrukt, kan er iets anders uitzien dan het
weergegeven beeld. Het weergegeven beeld is slechts een benadering. Dit geldt
ook voor de instellingen [
Helderheid
] en [
Levels aanp.
] op pagina 182.
Afdrukeffect Beschrijving
EAan
De opname wordt afgedrukt in overeenstemming met de
standaardkleuren van de printer. De Exif-gegevens van de opname
worden gebruikt voor het maken van automatische correcties.
EUit Er wordt geen automatische correctie uitgevoerd.
EVivid
De opname wordt afgedrukt met een hogere verzadiging, voor
levendige blauw- en groentinten.
ENR
De beeldruis wordt vóór het afdrukken verminderd.
0 Z/W
Opnamen worden afgedrukt in zwart-wit, waarbij zwart echt zwart is.
0 Koele toon
Opnamen worden afgedrukt in zwart-wit, met koele,
blauwachtige zwarttinten.
0
Warme toon
Opnamen worden afgedrukt in zwart-wit, met warme, gelige zwarttinten.
zNatuurlijk
Opnamen worden afgedrukt met de oorspronkelijke kleuren en het oorspronkelijke
contrast. Er worden geen automatische kleuraanpassingen gemaakt.
zNatuurl. M
De afdrukkenmerken zijn hetzelfde als voor de instelling 'Natuurlijk'. Met deze
instelling zijn fijnere aanpassingen voor het afdrukken mogelijk dan met 'Natuurlijk'.
EStandaard
De afdrukken verschillen per printer. Raadpleeg de
instructiehandleiding van de printer voor meer informatie.
181
wAfdrukken
5
Stel het afdrukken van de datum
en het bestandsnummer in.
Geef de gewenste instellingen op.
Selecteer <
I
> en druk vervolgens op <
0
>.
Kies de gewenste instelling en druk
vervolgens op <0>.
6
Stel het aantal exemplaren in.
Geef de gewenste instellingen op.
Selecteer [
R] en druk vervolgens
op <0>.
Stel het aantal exemplaren in en druk
vervolgens op <0>.
7
Begin met afdrukken.
Selecteer [Print] en druk vervolgens
op <0>.
Met de functie voor eenvoudig afdrukken kunt u nog een opname met
dezelfde instellingen afdrukken. U hoeft de opname alleen maar te
selecteren en op de knop <
l
> te drukken. Bij de functie voor eenvoudig
afdrukken is het aantal exemplaren altijd 1. (U kunt het aantal exemplaren
niet instellen.) Ook worden bijsnijdbewerkingen (pag. 183) niet toegepast.
Bij de instelling [
Standaard
] voor afdrukeffecten en andere opties worden de
standaardinstellingen van de printer gebruikt zoals deze door de fabrikant zijn ingesteld.
Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer voor de [
Standaard
]-instellingen.
Afhankelijk van de bestandsgrootte en de opnamekwaliteit kan het even
duren voordat het afdrukken begint nadat u [Print] hebt geselecteerd.
Als kantelcorrectie (pag. 183) op de opname is toegepast, duurt het
langer voordat de opname wordt afgedrukt.
Als u het afdrukken wilt beëindigen, drukt u op <
0> terwijl [Stop] wordt
weergegeven. Vervolgens selecteert u [OK].
Als u [Wis alle camera-instellingen] (pag. 144) uitvoert, worden de
standaardinstellingen hersteld.
wAfdrukken
182
Selecteer het afdrukeffect zoals
beschreven bij stap 4 op pagina 180.
Druk op de knop <
B
> wanneer naast
<
z
> het pictogram <
e
> wordt
weergegeven. Vervolgens kunt u het
afdrukeffect aanpassen. De selectie die u
bij stap 4 hebt gemaakt, bepaalt wat u kunt
aanpassen en wat er wordt weergegeven.
Helderheid
Hier stelt u de helderheid van de opname in.
Levels aanp.
Als u [Manual] selecteert, kunt u de spreiding
van het histogram wijzigen en de helderheid
en het contrast van de opname aanpassen.
Wanneer het scherm voor aanpassing van de
levels wordt weergegeven, drukt u op de knop
<
B
> om de positie van <
h
> te wijzigen. Druk
op de toets <
U
> om de niveaus voor schaduw
(0 - 127) en lichte plekken (128 - 255) naar wens aan te passen.
kVerhelderen
Effectief bij tegenlicht, dat ervoor kan zorgen dat het gezicht van de
gefotografeerde persoon er donker uitziet. Als [Aan] is ingesteld,
wordt het gezicht voor het afdrukken helderder gemaakt.
Rode ogen co.
Effectief bij rode ogen op foto's die met een flitser zijn gemaakt. Als
[
Aan
] is ingesteld, worden rode ogen voor het afdrukken gecorrigeerd.
e Afdrukeffecten aanpassen
De effecten [
kVerhelderen
] en [
Rode ogen co.
] worden niet op het scherm weergegeven.
Selecteer [
Detail inst.
] om het [
Contrast
], de [
Verzadiging
], de [
Kleurtoon
]
en de [
Kleurbalans
] aan te passen. Als u [
Kleurbalans
] wilt aanpassen,
gebruikt u de toetsen <
S
>. B staat voor blauw, A voor amber, M voor magenta
en G voor groen. De kleur in de desbetreffende richting wordt gecorrigeerd.
Als u [
Wis alle
] selecteert, worden de standaardinstellingen van alle afdrukeffecten hersteld.
183
wAfdrukken
U kunt de opname bijsnijden en alleen
het bijgesneden gedeelte afdrukken, net
alsof de compositie opnieuw is bepaald.
Snijd de opname bij vlak voordat u
deze afdrukt. Als u bijsnijdt en
vervolgens de afdrukinstellingen instelt,
moet u mogelijk opnieuw bijsnijden.
1
Selecteer [
Afstellen
] op het scherm met afdrukinstellingen.
2 Stel de grootte, positie en beeldverhouding in.
Het gedeelte van de opname dat binnen het bijsnijdkader valt, wordt afgedrukt.
U kunt de beeldverhouding van het bijsnijdkader wijzigen met [
Papier inst.
].
De grootte van het bijsnijdkader wijzigen
Met de knop <
u
> of <
I
> wijzigt u de grootte van het bijsnijdkader. De
vergroting van de opname neemt toe naarmate het bijsnijdkader kleiner wordt.
Het bijsnijdkader verplaatsen
Druk op de toets <S> als u het kader horizontaal of verticaal over
de opname wilt bewegen. Verplaats het bijsnijdkader tot het
gewenste gebied binnen het kader wordt weergegeven.
Het kader draaien
Telkens wanneer u op de knop
<B>
drukt, wisselt het
bijsnijdkader van verticaal naar horizontaal en omgekeerd. Op deze
wijze kunt u van een horizontale opname een verticale afdruk maken.
Opnamekanteling corrigeren
Als u aan het instelwiel <
6
> draait, kunt u de kantelhoek ±10 graden
aanpassen in stappen van 0,5 graad. Wanneer u de opnamekanteling
aanpast, wordt het pictogram <
O
> op het scherm blauw.
3 Druk op <0> om de optie voor bijsnijden af te sluiten.
XHet scherm met afdrukinstellingen verschijnt weer.
U kunt de bijgesneden opname in de linkerbovenhoek van het
scherm met afdrukinstellingen bekijken.
De opname bijsnijden
Kantelcorrectie
wAfdrukken
184
Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden gedeelte
van de opname niet wordt afgedrukt zoals u hebt opgegeven.
De afgedrukte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader
verkleint.
Controleer de opname tijdens het bijsnijden op het LCD-scherm van de
camera. Op een tv-scherm wordt het bijsnijdkader mogelijk niet correct
weergegeven.
Printerproblemen oplossen
Als het afdrukken niet wordt hervat nadat u een printerfout hebt opgelost
(geen inkt, geen papier, enzovoort) en [Doorgaan] hebt geselecteerd,
gebruik dan de knoppen op de printer om het afdrukken te hervatten.
Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie
over het hervatten van het afdrukken.
Foutberichten
Wanneer er tijdens het afdrukken een fout optreedt, wordt er een foutbericht
op het LCD-scherm van de camera weergegeven. Druk op <
0> om het
afdrukken te onderbreken. Nadat het probleem is opgelost, kunt u het
afdrukken hervatten. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor
informatie over het oplossen van een afdrukprobleem.
Papierfout
Controleer of het papier op de juiste manier in de printer is geplaatst.
Inktfout
Controleer het inktniveau van de printer en de afvaltank.
Hardware fout
Controleer of er andere problemen met de printer zijn dan papierstoringen
en problemen met de inkt.
Bestandsfout
De geselecteerde opname kan niet via PictBridge worden afgedrukt.
Opnamen die met een andere camera zijn gemaakt of met een computer
zijn bewerkt, kunnen mogelijk niet worden afgedrukt.
185
U kunt het afdruktype instellen en instellen of de datum en het
bestandsnummer moeten worden afgedrukt. De afdrukinstellingen
worden toegepast op alle opnamen die zijn geselecteerd om te worden
afgedrukt. (Ze kunnen niet voor elke opname afzonderlijk worden
ingesteld.)
1
Selecteer [Print opties].
Selecteer [Print opties] op het
tabblad [3] en druk vervolgens
op <0>.
2
Selecteer [Stel in].
Selecteer [Stel in] en druk vervolgens
op <0>.
3
Stel de optie naar wens in.
Stel [Afdruktype], [Datum] en
[File No.] in.
Selecteer de optie die u wilt instellen
en druk op <0>. Selecteer de
gewenste instelling en druk op <0>.
W Digital Print Order Format (DPOF)
De afdrukopties instellen
[Afdruktype][Datum][File No.]
W Digital Print Order Format (DPOF)
186
4
Verlaat de instelling.
Druk op de knop <7>.
X Het scherm met afdrukopties wordt
weer weergegeven.
Vervolgens kiest u voor het afdrukken
uit een van de opties [Sel.Beeld] of
[Alle bldn].
Afdruktype
K
Standaard Er wordt één opname afgedrukt per vel.
L
Index
Er worden meerdere miniatuurafbeeldingen
afgedrukt per vel.
K
L
Beide
Er worden zowel standaard- als indexafdrukken
gemaakt.
Datum
Aan
Bij [Aan] wordt de datum van de opname afgedrukt.
Uit
File No.
Aan
Bij [Aan] wordt het bestandsnummer van de opname
afgedrukt.
Uit
Zelfs als [Datum] en [File No.] zijn ingesteld op [Aan], worden de datum
en het bestandsnummer mogelijk niet afgedrukt. Dit is afhankelijk van
het afdruktype en het printermodel.
Wanneer u afdrukken maakt met DPOF, moet u de kaart gebruiken
waarvoor de afdrukopties zijn ingesteld. Het werkt niet als u opnamen
van de kaart haalt en deze probeert af te drukken.
Mogelijk kunnen bepaalde met DPOF compatibele printers en photofinishers
de opnamen niet afdrukken zoals u hebt aangegeven. Raadpleeg in dat geval
de instructiehandleiding van uw printer, of neem contact op met uw foto-
ontwikkelaar en informeer naar de compatibiliteit wanneer u afdrukken bestelt.
Probeer geen kaart in de camera te plaatsen waarvoor de afdrukopties op een
andere camera zijn ingesteld en vervolgens een afdrukbestelling op te geven. De
afdruktaak kan mogelijk niet worden uitgevoerd of de opdracht wordt overschreven.
Afhankelijk van de bestandsindeling van de opnamen kan afdrukken onmogelijk zijn.
RAW-opnamen en films kunnen niet worden geselecteerd voor afdrukken.
Als het afdruktype is ingesteld op [Index], kunnen [Datum] en [File No.]
niet beide worden ingesteld op [Aan].
187
W Digital Print Order Format (DPOF)
Sel.Beeld
Selecteer een voor een opnamen en
voeg ze aan de afdruktaak toe.
Druk op de knop <
I
> voor de
weergave van drie opnamen. Als u wilt
terugkeren naar de weergave van een
enkele opname, drukt u op de knop <
u
>.
Druk na voltooiing van de afdruktaak op
de knop <M> om de afdruktaak op
de kaart op te slaan.
[Standaard] [Beide]
Druk op de toets <V> om het aantal
exemplaren in te stellen dat u van de
weergegeven opname wilt afdrukken.
[Index]
Druk op de knop <V> om het
selectievakje in te schakelen <X>.
De opname wordt nu in de indexafdruk
opgenomen.
Alle bldn
Als u [Markeer alles op de kaart] selecteert, wordt van alle
opnamen op de kaart één afdruk gemaakt. Als u [Verwijder alles op
de kaart] selecteert, wordt de printopdracht voor alle opnamen op
de kaart gewist.
Afdrukopties opgeven
Aantal
Totaalaantal geselecteerde opnamen
Indexpictogram
Selectieteken
Zelfs als u 'Alle bldn' selecteert, worden RAW-opnamen en films niet aan
de afdruktaken toegevoegd.
Als u een PictBridge-printer gebruikt, kunt u maximaal 400 opnamen
afdrukken per afdruktaak. Als u een groter aantal opgeeft, worden
mogelijk niet alle opnamen afgedrukt.
188
Met een PictBridge-printer kunt u
opnamen eenvoudig met DPOF
afdrukken.
1 Bereid het afdrukken voor.
Zie pagina 176. Volg de procedure 'De camera op een printer
aansluiten' tot stap 5.
2 Selecteer [Print opties] op het tabblad [3].
3 Selecteer [Print].
[Print] wordt alleen weergegeven als de camera op een printer is
aangesloten en afdrukken mogelijk is.
4 Stel de optie [Papier inst.] in (pag. 178).
Stel indien nodig de afdrukeffecten (pag. 180) in.
5 Selecteer [OK].
W Rechtstreeks afdrukken met DPOF
Vergeet niet het papierformaat in te stellen voordat u gaat afdrukken.
Bepaalde printers kunnen het bestandsnummer niet afdrukken.
Als [
Randen
] is ingesteld, is het mogelijk dat de datum op de rand wordt afgedrukt.
Afhankelijk van de printer kan de datum er licht uitzien als deze op een
heldere achtergrond of op de rand wordt afgedrukt.
[Manual] kan niet worden geselecteerd in [Levels aanp.].
Als u het afdrukken hebt onderbroken en de resterende opnamen nog wilt
afdrukken, selecteert u [
Hervat
]. Het afdrukken wordt niet hervat als u het
afdrukken onderbreekt en een van de volgende situaties zich voordoet:
Voordat u het afdrukken hervatte, hebt u de afdruktaak gewijzigd of
opnamen verwijderd die waren geselecteerd om te worden afgedrukt.
Bij het instellen van de index hebt u de papierinstelling gewijzigd
voordat u het afdrukken hervatte.
Toen u het afdrukken onderbrak, was de resterende capaciteit van de kaart laag.
Zie pagina 184 als zich tijdens het afdrukken problemen voordoen.
189
10
De camera aanpassen
aan uw voorkeuren
U kunt verschillende camerafuncties aanpassen aan uw
opnamevoorkeuren. Hiervoor gebruikt u persoonlijke
voorkeuzen. Persoonlijke voorkeuzen kunnen alleen
worden ingesteld en gebruikt in creatieve modi.
C
r
e
a
t
i
e
v
e
m
o
d
i
190
1
Selecteer [Persoonlijke
voorkeuze(C.Fn)].
Selecteer op het tabblad [7] de optie
[Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] en
druk vervolgens op <0>.
2
Selecteer het nummer van
de persoonlijke voorkeuze.
Druk op de toets <U> om het
nummer van de persoonlijke
voorkeuze te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
3
Wijzig de instelling.
Druk op de toets <U> om de
instelling (het nummer) te selecteren
en druk vervolgens op <0>.
Herhaal de stappen 2 en 3 als u andere
persoonlijke voorkeuzen wilt instellen.
De ingestelde persoonlijke
voorkeuzen worden onder in het
scherm vermeld, onder de
respectieve functienummers.
4
Verlaat de instelling.
Druk op de knop <M>.
X Het scherm van stap 1 wordt weer
weergegeven.
In het menu [7 Wis instellingen] selecteert u [Wis pers.
voorkeuze(C.Fn)] om alle persoonlijke voorkeuze-instellingen
te wissen (pag. 144).
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN
Nummer van persoonlijke voorkeuze
Persoonlijke voorkeuzen wissen
191
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN
* De instelling voor C.Fn I -1 wordt ook toegepast op filmopnamen.
Persoonlijke voorkeuzen
C.Fn I: Belichting
A LV-
opnamen
1 Belichtingsniveauverhogingen
pag. 192
k
2 ISO vergroten k
3 Flitssynchronisatiesnelheid in Av-modus k
C.Fn II: Beeld
4 Ruisreductie lange sluitertijd
pag. 193
k
5 Hoge ISO-ruisreductie k
6 Lichte tonen prioriteit pag. 194 k
C.Fn III: Autofocus/Drive
7 AF-hulplicht pag. 194 k
8 Spiegel opklappen pag. 195
C.Fn IV: Bediening/Overig
9 Sluiter/AE-vergrendelknop pag. 195 k
10 Wijs SET-knop toe
pag. 196
11 LCD-display bij inschakelen k
12 Voeg beeldverificatiegegevens toe pag. 197 k
Grijs weergegeven persoonlijke voorkeuzen werken niet tijdens Live view-
opnamen (LV-opnamen). (De instellingen zijn uitgeschakeld.)
192
De persoonlijke voorkeuzen zijn op basis van functietype in
vier groepen ondergebracht: C.Fn I: Belichting, C.Fn II: Beeld,
C.Fn III: Autofocus/Drive en C.Fn IV: Bediening/Overig.
3
Persoonlijke voorkeuze-instellingen
N
C.Fn I: Belichting
C.Fn-1 Belichtingsniveauverhogingen
0: 1/3-stop
1: 1/2-stop
Hier stelt u verhogingen in stappen van 1/2 stop in voor de sluitertijd,
het diafragma, de flitsbelichtingscompensatie, AEB, enzovoort. Dit is
effectief als u de belichting wilt regelen in grotere stappen dan 1/3 stop.
C.Fn-2 ISO vergroten
0: Uit
1: Aan
Voor de ISO-snelheid kan 'H' (gelijk aan ISO 12800) worden
geselecteerd.
C.Fn-3
Flitssynchronisatiesnelheid in Av-modus (Aperture priority AE)
0: Automatisch
De flitssynchronisatiesnelheid wordt automatisch ingesteld in een bereik
van 1/200 tot 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden.
1: 1/200-1/60sec. auto
Wanneer de flitser wordt gebruikt met automatische belichting met
diafragmaprioriteit (f), voorkomt u dat bij weinig licht automatisch
een lage flitssynchronisatiesnelheid wordt ingesteld. Hiermee kunt u
onscherpe opnamen voorkomen. De achtergrond wordt echter donker,
terwijl het onderwerp goed door de flitser wordt belicht.
2: 1/200 sec. (vast)
De flitssynchronisatiesnelheid wordt vast ingesteld op 1/200 sec. Hiermee
kunt u onscherpe opnamen effectiever voorkomen dan met instelling 1.
De achtergrond kan echter wel donkerder worden dan met instelling 1.
Het belichtingsniveau wordt als volgt weergegeven in de zoeker en op het
LCD-scherm.
193
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
C.Fn II: Beeld
C.Fn-4 Ruisreductie lange sluitertijd
0: Uit
1: Automatisch
Bij een belichtingstijd van 1 seconde of langer wordt ruisreductie automatisch
uitgevoerd wanneer ruis veroorzaakt door lange belichting wordt gedetecteerd.
De instelling [
Automatisch
] is in de meeste gevallen effectief.
2: Aan
Ruisreductie wordt uitgevoerd bij alle belichtingstijden van 1 seconde of
langer. De instelling [Aan] kan geschikt zijn voor ruis die niet kan worden
gedetecteerd of verminderd met de instelling [Automatisch].
C.Fn-5 Hoge ISO-ruisreductie
Vermindert de ruis die in een opname ontstaat. Hoewel ruisreductie wordt
toegepast bij alle ISO-snelheden, is de functie vooral effectief bij hoge ISO-
snelheden. Bij lage ISO-snelheden wordt de ruis in schaduwpartijen verder
gereduceerd. Wijzig de instelling zodat deze aansluit op het ruisniveau.
0: Standaard
1: Zwak
2: Sterk
3: Deactiveren
Als 1 of 2 is ingesteld, kan snelle synchronisatie niet met een externe Speedlite worden gebruikt.
Bij instelling 1 en 2 duurt het reduceren van ruis na het maken van de
opname ongeveer even lang als het instellen van de juiste belichting.
U kunt pas weer opnamen maken als het ruisreductieproces is voltooid.
Bij ISO 1600 en hoger is er mogelijk meer ruis bij instelling 2 dan bij de instellingen 0 of 1.
Als een opname wordt gemaakt met instelling 2 en een lange belichting
tijdens Live view-weergave, wordt 'BUSY' weergegeven tijdens het
ruisreductieproces. De Live view-weergave verschijnt pas wanneer
het ruisreductieproces is voltooid. (U kunt niet nog een foto nemen.)
Bij instelling 2 neemt de maximale opnamereeks voor continue opnamen
aanzienlijk af.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
194
C.Fn-6 Lichte tonen prioriteit
0: Uitschakelen
1: Inschakelen
Verbetert de details in lichte tinten. Het dynamische bereik wordt
uitgebreid van het standaard 18% grijs naar heldere lichte tinten.
De overgang tussen grijstinten en lichte tinten wordt geleidelijker.
C.Fn III: Autofocus/Drive
C.Fn-7 AF-hulplicht
Het AF-hulplicht kan door de ingebouwde flitser van de camera of door een
externe Speedlite voor EOS-camera's worden geactiveerd.
0: Inschakelen
1: Uitschakelen
Het AF-hulplicht wordt niet ingeschakeld.
2: Alleen externe flitser
Als er een externe Speedlite voor EOS-camera's is bevestigd, activeert
deze indien nodig het AF-hulplicht. Het AF-hulplicht wordt niet door de
ingebouwde flitser van de camera geactiveerd.
3: Alleen IR AF-hulplicht
Alleen Speedlites voor EOS-camera's met een infrarood AF-hulplicht
kunnen het hulplicht activeren. Dit voorkomt dat een Speedlite die een
reeks kleine flitsen gebruikt (zoals de ingebouwde flitser) een AF-
hulplicht laat branden.
Met instelling 1 wordt de instelling [
Deactiveren
] automatisch ingesteld voor Auto Lighting
Optimizer (Auto Helderheid Optimalisatie) (pag. 103). Dit kan niet worden aangepast.
Bij instelling 1 kan iets meer ruis dan normaal optreden.
Bij instelling 1 ligt het instelbare ISO-snelheidsbereik tussen 200 en 6400.
Daarnaast wordt het pictogram <A> op het LCD-scherm en in de zoeker
weergegeven wanneer de prioriteit voor lichte tonen is ingeschakeld.
Als de persoonlijke voorkeuze [AF-hulplicht] voor de externe, speciale
EOS-Speedlite is ingesteld op [Uitschakelen], activeert de Speedlite het
AF-hulplicht niet, zelfs niet als C.Fn-7-0/2/3 op de camera is ingesteld.
195
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
C.Fn-8 Spiegel opklappen
0: Deactiveren
1: Activeren
Hierdoor wordt cameratrilling door de reflexspiegelactie voorkomen.
Deze beweging kan hinderlijk zijn bij het maken van opnamen met
superteleobjectieven en het maken van close-ups (macro).
Zie pagina 106 voor informatie over het opklappen van de spiegel.
C.Fn IV: Bediening/Overig
C.Fn-9 Sluiter/AE-vergrendelknop
0: AF/AE vergrendel
1: AE vergrendel/AF
Dit is handig wanneer u afzonderlijk wilt scherpstellen en meten.
Druk op de knop <A> om automatisch scherp te stellen en druk de
ontspanknop half in om de automatische belichting te vergrendelen.
2: AF/AF vergrendel, geen AE
In de modus AI Servo AF kunt u op de knop <A> drukken om het
automatisch scherpstellen tijdelijk te stoppen. Hierdoor voorkomt u
dat een onjuiste scherpstelling wordt verkregen door een obstakel
dat tussen de camera en het onderwerp passeert. De belichting
wordt ingesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt.
3: AE/AF, geen AE
Dit komt van pas als een voorwerp herhaaldelijk beweegt en weer
stilstaat. In de modus AI Servo AF kunt u op de knop <A> drukken
om het voortdurend automatisch scherpstellen te starten of te stoppen.
De belichting wordt ingesteld op het moment dat de opname wordt
gemaakt. Zo weet u zeker dat de scherpstelling en belichting steeds
optimaal zijn terwijl u op het juiste moment wacht.
Wanneer 1 of 3 wordt ingesteld, werkt het half indrukken van de
afstandsbediening (pag. 205) niet.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
196
C.Fn-10 Wijs SET-knop toe
U kunt aan <0> een functie toewijzen die u veel gebruikt. Druk op de
knop <0> als de camera gereed is voor opname.
0: Normaal (uitgeschakeld)
1: Beeldkwaliteit
Druk op <0> om het instellingenscherm voor de opnamekwaliteit op
het LCD-scherm weer te geven.
Druk op de toets <S> om de opnamekwaliteit te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
2: Flitsbelichtingscompensatie
Wanneer u op <0> drukt, wordt het scherm voor de
flitsbelichtingscompensatie weergegeven.
3: LCD-monitor aan/uit
Heeft dezelfde functie als de knop <B>.
4: Menu-display
Heeft dezelfde functie als de knop <M>.
5: ISO-snelheid
Heeft dezelfde functie als de knop <Z>.
C.Fn-11 LCD-display bij inschakelen
0: Display aan
Als de camera wordt ingeschakeld, worden de opname-instellingen
weergegeven (pag. 44).
1: Vorige display status
Als u op de knop <B> hebt gedrukt en de camera hebt uitgeschakeld
terwijl het LCD-scherm was uitgeschakeld, worden de opname-
instellingen niet weergegeven wanneer u de camera weer inschakelt.
Hierdoor spaart u de batterij. De menuschermen en de
opnameweergave worden nog steeds op het LCD-scherm weergegeven
wanneer ze worden gebruikt.
Als u op de knop <B> hebt gedrukt en de camera hebt uitgeschakeld
terwijl het LCD-scherm was ingeschakeld, worden de opname-
instellingen weergegeven wanneer u de camera weer inschakelt.
197
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
C.Fn-12 Voeg beeldverificatiegegevens toe
0: Uitschakelen
1: Inschakelen
De gegevens die aangeven dat de opnamen origineel zijn, worden
automatisch aan de opnamen toegevoegd. Als de opnamegegevens
van een opname waaraan verificatiegegevens zijn toegevoegd,
worden weergegeven (pag. 173), verschijnt het pictogram <L>.
U hebt de beveiligingsset voor originele gegevens OSK-E3
(afzonderlijk verkrijgbaar) nodig om te kunnen controleren of een
opname origineel is.
De opnamen zijn niet compatibel met de coderings-/decoderingsfuncties
van de beveiligingsset voor originele gegevens OSK-E3.
198
Op het tabblad My Menu kunt u tot zes menuopties en persoonlijke
voorkeuzen vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt.
1
Selecteer [My Menu instellingen].
Selecteer [My Menu instellingen] op
het tabblad [9] en druk vervolgens
op <0>.
2
Selecteer [Register in My Menu].
Selecteer [Register in My Menu] en
druk op <0>.
3
Leg de gewenste items vast.
Selecteer het item dat u wilt
vastleggen en druk op <0>.
Selecteer [OK] in het
bevestigingsvenster en druk op <0>
om het item vast te leggen.
U kunt tot zes items vastleggen in My Menu.
Druk op de knop <M> om terug
te keren naar het scherm van stap 2.
Sorteer
U kunt de volgorde van de in My Menu vastgelegde items wijzigen. Selecteer
[
Sorteer
] en het item waarvan u de volgorde wilt wijzigen. Druk vervolgens
op <
0
>. Als [
z
] wordt weergegeven, kunt u de volgorde wijzigen door
achtereenvolgens op de toets <
V
> en de toets <
0
> te drukken.
Verwijder item/items en Verwijder alle items
U kunt alle vastgelegde items verwijderen. Met [Verwijder item/
items] verwijdert u één item tegelijk, met [Verwijder alle items]
alle items in één keer.
Weergave van My Menu
Als [Inschak.] is ingesteld, wordt het tabblad [9] eerst
weergegeven wanneer u het menuscherm opent.
3 My Menu vastleggenN
My Menu instellingen
199
Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie
aan de opname toegevoegd.
1
Selecteer [Copyrightinformatie].
Selecteer op het tabblad [7] de optie
[Copyrightinformatie] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer de gewenste optie.
Druk op de toets <V> om [Voer
naam van auteur in] of [Voer
copyrightdetails in] te selecteren
en druk vervolgens op <0>.
X Het tekstinvoerscherm wordt
geopend.
Selecteer [Geef copyrightinfo weer]
om de momenteel ingestelde
copyrightinformatie te controleren.
Selecteer [Verwijder copyrightinfo]
om de momenteel ingestelde
copyrightinformatie te verwijderen.
3
Voer tekst in.
Raadpleeg 'Tekstinvoerprocedure'
op de volgende pagina en voer de
copyrightinformatie in.
Voer maximaal 63 alfanumerieke
tekens en symbolen in.
4
Verlaat de instelling.
Nadat u de tekst hebt ingevoerd,
drukt u op de knop <M> om
de instelling te verlaten.
3 Copyrightinformatie instellenN
3 Copyrightinformatie instellenN
200
Het invoergebied wijzigen
Druk op de knop <Q> om tussen het
bovenste en onderste invoergebied te
wisselen.
De cursor verplaatsen
Druk op de toets <U> om de
cursor te verplaatsen.
Tekst invoeren
Druk terwijl de cursor in het onderste invoergebied staat op de toets
<S> om een teken te selecteren en druk vervolgens op <0> om
het in te voeren.
Een teken verwijderen
Druk op de knop <L> om een teken te verwijderen.
Afsluiten
Nadat u klaar bent met het invoeren van de tekst, drukt u op de
knop <M> om terug te keren naar het scherm uit stap 2.
De tekstinvoer annuleren
Om de tekstinvoer te annuleren, drukt u op de knop <B>
om terug te keren naar het scherm uit stap 2.
Tekstinvoerprocedure
U kunt de copyrightinformatie ook invoeren met behulp van EOS Utility
(meegeleverde software).
201
11
Referentie
Dit hoofdstuk bevat naslaginformatie over de functies
van de camera, systeemaccessoires en andere zaken.
Het hoofdstuk bevat achterin een index om het
opzoeken van informatie te vereenvoudigen.
202
Soms kan niet automatisch worden scherpgesteld (het focus-
bevestigingslampje <o> knippert). Dit kan onder meer bij de
volgende onderwerpen voorkomen:
Onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld
Onderwerpen met erg weinig contrast
(bijvoorbeeld strakblauwe luchten, muren met een effen kleur,
enzovoort)
Onderwerpen bij zeer weinig licht
Reflecterende onderwerpen of onderwerpen met heel veel
tegenlicht
(bijvoorbeeld auto's met een zeer reflecterende carrosserie,
enzovoort)
Onderwerpen die zowel dichtbij als veraf worden gedekt door een
AF-punt
(bijvoorbeeld een dier in een kooi, enzovoort)
Zich herhalende patronen
(bijvoorbeeld vensters in een wolkenkrabber, toetsenborden,
enzovoort)
Ga in dergelijke situaties op een van de volgende manieren te werk:
(1) Stel in de modus 1-beeld AF scherp op een object dat op dezelfde
afstand staat als het onderwerp en vergrendel de scherpstelling
vóórdat u de compositie opnieuw bepaalt (pag. 48).
(2) Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op <MF> en stel
handmatig scherp.
Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld
Als er een extender (afzonderlijk verkrijgbaar) is bevestigd en het
maximale diafragma van het objectief f/5.6 of kleiner (hoger f/-nummer)
is, is automatisch scherpstellen niet mogelijk (behalve in de Live mode/
u Live mode AF). Raadpleeg de instructiehandleiding bij de extender
voor meer informatie.
Raadpleeg pagina 117 voor situaties waarin automatisch scherpstellen
in de Live mode/u Live mode AF wellicht niet mogelijk is.
203
Met de AC-adapterset ACK-E8 (afzonderlijk verkrijgbaar) kunt
u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact en hoeft
u het batterijniveau niet in de gaten te houden.
1
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan zoals in de
afbeelding wordt weergegeven.
Verwijder na gebruik van de camera
het netsnoer uit het stopcontact.
2
Sluit de DC-koppeling aan.
Sluit de stekker op de DC-koppeling
aan.
3
Plaats de DC-koppeling.
Open het klepje en schuif de
DC-koppeling naar binnen tot
deze vastklikt.
4
Duw het DC-snoer in de
uitsparing.
Open het klepje van de uitsparing
voor het DC-snoer en plaats het
snoer zoals aangegeven.
Sluit het klepje.
Een gewoon stopcontact gebruiken
Sluit het netsnoer niet aan en verwijder het niet terwijl de aan-uitschakelaar
van de camera op <
1> staat.
204
Met deze afstandsbediening kunt u draadloos opnamen maken op
maximaal 5 meter afstand van de camera. U kunt de opname direct
maken of na een vertraging van twee seconden.
Stel de zelfontspanner in op <Q> (pag. 71).
Richt de afstandsbediening op de sensor voor de afstandsbediening
op de camera en druk op de verzendknop.
X De camera stelt vervolgens automatisch scherp.
X Als de scherpstelling is verkregen, gaat het lampje van de
zelfontspanner branden en wordt de opname gemaakt.
Opnamen maken met de afstandsbediening
Afstandsbediening RC-6 (afzonderlijk verkrijgbaar)
Sensor van afstandsbediening
Bepaalde typen fluorescerend licht kunnen ervoor zorgen dat de camera niet
meer goed functioneert. Houd de camera uit de buurt van fluorescerende
lichtbronnen wanneer u de camera op afstand draadloos bedient.
De afstandsbediening RC-1/RC-5 (afzonderlijk verkrijgbaar) kan ook
worden gebruikt.
205
Opnamen maken met de afstandsbediening
Deze afstandsbediening heeft een snoer van 60 cm en stelt u in staat
om de ontspanknop half of helemaal in te drukken. U kunt deze
aansluiten op de afstandsbedieningsaansluiting op de camera.
Als u een opname maakt zonder door de zoeker te kijken, kan er licht
door het oculair vallen, wat een nadelige invloed heeft op de belichting.
Om dit te voorkomen, gebruikt u de oculairdop (pag. 23) die aan de
draagriem van de camera is bevestigd.
U hoeft de oculairdop niet te bevestigen voor Live view-opnamen
en filmopnamen.
1
Verwijder de oogschelp.
Duw de onderkant van de oogschelp
omhoog.
2
Bevestig de oculairdop.
Schuif de oculairdop omlaag in de
oculairgleuf om deze te bevestigen.
Afstandsbediening RS-60E3 (afzonderlijk verkrijgbaar)
De oculairdop gebruiken
206
Deze Speedlites functioneren als een ingebouwde flitser, zodat ze
gemakkelijk kunnen worden bediend.
Wanneer een Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) op de
camera is bevestigd, wordt de automatische flitsbediening praktisch
volledig door de camera geregeld. Dit is dus een hoogwaardige flitser
die extern wordt bevestigd en de rol van de ingebouwde flitser
overneemt.
Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite uit de EX-
serie voor gedetailleerde instructies. Deze camera is een camera
van het type A en daarom geschikt voor alle functies van Speedlites
uit de EX-serie.
Externe Speedlites
EOS-Speedlites uit de EX-serie
Speedlites voor op de
cameraschoen
Macro Lites
Bij gebruik van een Speedlite uit de EX-serie die niet compatibel is met
functie-instellingen voor de flitser (pag. 147), kunnen alleen [Flitsbel.
comp.] en [E-TTL II meting] worden ingesteld voor [Func.inst. externe
flitser]. (Bij bepaalde Speedlites uit de EX-serie kan ook [Sluiter sync.]
worden ingesteld.)
Als flitsbelichtingscompensatie voor de externe Speedlite is ingesteld,
verandert het bijbehorende pictogram op het LCD-scherm van de
camera van y in .
Als de flitsmeetmethode via het persoonlijke flitsvoorkeuzemenu van de
Speedlite op de automatische TTL-flitsmodus wordt ingesteld, werkt de
flitser alleen op volledig vermogen.
207
Externe Speedlites
Wanneer Speedlites uit de EZ-, E-, EG-, ML- en TL-serie worden
ingesteld op de automatische TTL- of A-TTL-flitsmodus, werkt
de flitser alleen op volledig vermogen.
Stel de opnamemodus van de camera in op <a> (Manual
exposure) of <f> (Aperture priority AE) en pas de diafragma-
instelling aan voordat u de opname maakt.
Als u een Speedlite gebruikt die over een modus voor handmatig
flitsen beschikt, maakt u de opname in de modus voor handmatig
flitsen.
Synchronisatiesnelheid
De camera kan synchroniseren met compacte flitsers van andere
merken bij een sluitertijd van 1/200 seconde of langzamer. Test de
flitser van tevoren om er zeker van te zijn dat deze correct
synchroniseert met de camera.
Live view-opnamen: waarschuwing
Een flitser van een ander merk dan Canon flitst niet tijdens Live view-
opnamen.
Canon Speedlites die niet tot de EX-serie behoren
Flitsers van een ander merk gebruiken
De camera werkt mogelijk niet goed als deze wordt gebruikt in
combinatie met een flitser of flitsaccessoire van een ander merk.
Plaats geen hogespanningsflitser op de flitserschoen van de camera.
Deze werkt dan mogelijk niet.
208
Met een in de handel verkrijgbare en reeds geconfigureerde Eye-Fi-kaart kunt
u opnamen automatisch overbrengen naar een pc of uploaden naar een
onlineservice via een draadloos LAN.
De opnameoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor informatie over
het configureren en gebruiken van de kaart en het oplossen van eventuele
problemen met de opnameoverdracht, raadpleegt u de instructiehandleiding
bij de Eye-Fi-kaart of neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.
Voor dit product wordt ondersteuning van Eye-Fi-kaartfuncties
(waaronder draadloze overdracht) niet gegarandeerd. Neem in geval van
problemen met een Eye-Fi-kaart contact op met de fabrikant van de kaart.
In bepaalde landen of regio's is het gebruik van Eye-Fi-kaarten aan
goedkeuring onderhevig. Zonder goedkeuring is het gebruik van de kaart niet
toegestaan. Neem contact op met de fabrikant van de kaart als onduidelijk is
of de kaart is goedgekeurd voor gebruik in het desbetreffende gebied.
1
Plaats een Eye-Fi-kaart (pag. 31).
2
Selecteer [Eye-Fi instellingen].
Selecteer op het tabblad [5] de optie
[Eye-Fi instellingen] en druk
vervolgens op <0>.
Dit menu wordt alleen weergegeven
wanneer een Eye-Fi-kaart in de
camera is geplaatst.
3
Schakel de Eye-Fi-overdracht in.
Druk op <
0
>, stel [
Eye-Fi trans.
] in
op [
Aan
] en druk vervolgens op <
0
>.
Als u [
Uit
] instelt, wordt de automatische
overdracht niet uitgevoerd, ook al is er
een Eye-Fi-kaart geplaatst (pictogram
voor de overdrachtstatus
I
).
4
Geef de verbindingsinformatie weer.
Selecteer [Verbindingsinfo] en druk
vervolgens op <0>.
Eye-Fi-kaarten gebruiken
209
Eye-Fi-kaarten gebruiken
5
Controleer de instelling [
Toegangspunt SSID:
].
Controleer of een toegangspunt wordt
weergegeven voor [
Toegangspunt SSID:
].
U kunt ook het MAC-adres en de firmware-
versie van de Eye-Fi-kaart controleren.
Druk drie keer op de knop <M>
om het menu af te sluiten.
6
Maak de opname.
De opname wordt overgebracht en
het pictogram <H> verandert van
grijs (Niet verbonden) in een van de
onderstaande pictogrammen.
Voor overgebrachte opnamen wordt
weergegeven in het scherm met
gedetailleerde informatie (pag. 58).
H (grijs) Niet verbonden : geen verbinding met het toegangspunt.
H (knippert) Verbinden :
de verbinding met het toegangspunt wordt tot stand gebracht.
H
(weergegeven)
Verbonden
: er is verbinding met het toegangspunt.
H ( ) Verplaatsen : de opnameoverdracht naar het
toegangspunt wordt uitgevoerd.
Aandachtspunten voor het gebruik van Eye-Fi-kaarten
Als 'J' wordt weergegeven, is er een fout opgetreden bij het ophalen
van de kaartinformatie. Schakel de camera uit en weer in.
Zelfs als [
Eye-Fi trans.
] is ingesteld op [
Uit
] zendt de kaart wellicht nog steeds een
signaal uit. In ziekenhuizen, op vliegvelden en op andere plaatsen waar draadloze
gegevensoverdracht verboden is, dient u de Eye-Fi-kaart uit de camera te verwijderen.
Als de opnameoverdracht niet werkt, controleert u de instellingen van de Eye-Fi-
kaart en de pc. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de kaart voor meer informatie.
Afhankelijk van de verbinding van het draadloze LAN kan de
opnameoverdracht lang duren of worden onderbroken.
Door de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart erg warm worden.
De batterij gaat sneller leeg.
Tijdens de opnameoverdracht werkt de functie voor het automatisch
uitschakelen van de camera niet.
Pictogram voor de
overdrachtstatus
210
o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen : niet in te stellen
Tabel met beschikbare functies voor opnamemodi
k
k
k
o
o
o
o
k
o
o
o
o
k
k
k
o
o
o
o
k
o
o
o
o
k
k
k
o
o
o
o
k
o
o
o
o
k
k
k
o
o
o
o
k
o
o
o
o
k
k
k
o
o
o
o
k
o
o
o
k
k
k
o
o
o
o
k
o
o
o
k
k
k
o
k
k
k
k
o
o
k
o
o
o
o
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
o
o
k
k
k
k
o
o
o
o
k
o
o
o
Foto's
k
k
*
1
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
o
o
k
k
1234567 C dsfa
8
k
Programmakeuzewiel
Basismodi Creatieve modi
JPEG
RAW
RAW + 73
Auto
Handmatig
Standaard
Portret
Landschap
Neutraal
Natuurlijk
Monochroom
Gebruiker
Automatische witbalans
Vooraf ingestelde witbalans
Handmatige witbalans
Witbalanscorrectie
1-beeld
AI Servo
AI Focus
Automatisch
Handmatig
AF-hulplicht
AF-
punt-
selectie
AF
Witbalans
Beeldstijl
Kwaliteit
ISO-
snelheid
Ruisreductie lange sluitertijd
Correctie helderheid randen
Film-
opnamen
Reeksopnamen met
automatische witbalans
Auto Lighting Optimizer
(Auto Helderheid Optimalisatie)
211
Tabel met beschikbare functies voor opnamemodi
*1: alleen voor handmatige belichting.
*2: verwijst naar '(2) De achtergrond onscherper/scherper maken' op pagina 56.
*3: verwijst naar '(3) De helderheid van een opname aanpassen' op pagina 56.
*4: alleen voor automatische belichting.
*5: in het menu voor filmopnamen kunt u [Afst.bediening] instellen.
o
o
k
k
o
k
o
k
o
o
k
k
o
k
o
k
o
o
k
k
o
k
o
k
o
o
k
k
o
k
o
k
o
o
k
k
o
o
k
o
o
k
k
o
o
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
o
k
*
2
k
*
3
k
k
k
k
k
k
k
k
k
*
3
o
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
o
o
k
k
o
o
k
k
*
4
k
*
4
Foto's
k
*
5
o
o
o
1234567 C dsfa
8
k
Programmakeuzewiel
Basismodi Creatieve modi
Meervlaksmeting
Deelmeting
Spotmeting
Programmakeuze
AEB
AE-vergrendeling
Scherptedieptecontrole
Enkelbeeld
Continu
Zelfontspanner:2 sec.
Zelfontspanner:Continu
Automatisch
Handmatig
Flitser uit
Rode-ogencorrectie
FE-vergrendeling
sRGB
Adobe RGB
Live view-opnamen
Flitsbelichtings-
compensatie
Gemiddelde meting
met nadruk op midden
TransportBelichting
Meet-
methode
Ingebouwde flitser
Belichtings-
compensatie
Film-
opnamen
Kleur-
ruimte
Zelfontspanner/
afstandsbediening
212
1 Opname 1 (rood) Pagina
2 Opname 2 (rood)
Menu-instellingen
Kwaliteit
73 / 83 / 74 / 84 / 76 / 86 / 1+73 /
1
72
Pieptoon
Inschakelen / Uitschakelen 138
Ontspan sluiter
zonder kaart
Inschakelen / Uitschakelen 138
Kijktijd
Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec. / Vastzetten 138
Correctie helderheid
randen
Inschakelen / Uitschakelen 104
R.ogen Aan/Uit
Uitschakelen / Inschakelen 65
Flitsbesturing
Flitsen / Func.inst. interne flitser / Func.inst.
externe flitser / C.Fn-inst. externe flitser /
Wis C.Fn's externe flitser
147
Bel.corr./AEB
Verhogingen in stappen van 1/3 stop, ±5 stops
(AEB: ±2 stops)
89
Auto Lighting
Optimizer
(Auto Helderheid
Optimalisatie)
Deactiveren / Zwak / Standaard / Sterk 103
Meetmethode q / w / r / e 86
Handmatige
witbalans
De witbalans handmatig instellen 99
WB SHIFT/BKT
WB-correctie: witbalanscorrectie
WB-BKT: reeksopnamen met automatische
witbalans
101
102
Kleurruimte sRGB / Adobe RGB 96
Beeldstijl
PStandaard / QPortret / RLandschap /
SNeutraal / UNatuurlijk /
VMonochroom / WGebruiker 1, 2, 3
75
91
94
De schermen (tabbladen) [
2
] Opname 2, [
y
] Opname 3, [
7
]
Instellingen 3 en [
9
] My Menu worden niet weergegeven in de basismodi.
Grijze menu-items worden niet weergegeven in de basismodi.
213
Menu-instellingen
y Opname 3 (rood) Pagina
3 Weergave 1 (blauw)
4 Weergave 2 (blauw)
5 Instellingen 1 (geel)
* Wordt alleen weergegeven wanneer een Eye-Fi-kaart wordt gebruikt.
Stofwisdata Verzamelt data voor stofwissen met software 151
ISO auto
Max. 400 / Max. 800 / Max. 1600 / Max. 3200 /
Max. 6400
63
Beveilig beelden
Opnamen beveiligen tegen wissen 170
Roteren
Verticale opnamen roteren 159
Wis beelden
Opnamen wissen 171
Print opties
Aangeven welke opnamen moeten worden
afgedrukt (DPOF)
185
Diavoorstelling
De opnamen selecteren en de instellingen voor
de weergaveduur en herhalen instellen voor
automatische weergave
165
Histogram
Helderheid / RGB 174
Spring m/6
1 beeld / 10 beelden / 100 bldn / Datum /
Movie / Foto's
157
Ctrl over HDMI
Uitschakelen / Inschakelen 168
Uitschakelen
30 sec. / 1 min. / 2 min. / 4 min. / 8 min. /
15 min. / Uit
139
Beeld omkeren
AanPD / AanD / Uit 142
Formatteren
Hiermee kunt u gegevens op de kaart
initialiseren en wissen
42
Bestandnr.
Continu / Auto reset / M-reset 140
LCD auto uit
Activeren / Deactiveren 146
Schermkleur
De achtergrondkleur selecteren 146
Eye-Fi instellingen*
Eye-Fi trans.: Uit / Aan
Verbindingsinfo
208
Menu-instellingen
214
6 Instellingen 2 (geel) Pagina
7 Instellingen 3 (geel)
9 My Menu (groen)
LCD helderheid Zeven helderheidsniveaus beschikbaar 139
Datum/Tijd
De datum (jaar, maand, dag) en tijd (uur, min.,
sec.) instellen
29
Taal
Selecteer de interfacetaal 30
Videosysteem
NTSC / PAL 169
Sensorreiniging
Auto. reiniging: Inschak. / Uitschak.
150
Reinig nu
Reinig handmatig 153
Live view functie inst.
Live view opname. / Rasterweergave /
Meettimer / AF mode
108
Persoonlijke
voorkeuze(C.Fn)
Hiermee past u de camerafuncties aan uw
persoonlijke voorkeuren aan
190
Copyrightinformatie
Geef copyrightinfo weer / Voer naam van
auteur in / Voer copyrightdetails in / Verwijder
copyrightinfo
199
Wis instellingen
Wis alle camera-instellingen / Wis pers.
voorkeuze(C.Fn)
144
Firmware versie
Voor het bijwerken van de firmware
My Menu instellingen
Hier kunt u vaakgebruikte menu-items en
persoonlijke voorkeuzen opslaan
198
215
Menu-instellingen
n Film 1 (rood) Pagina
o Film 2 (rood)
*
Wordt alleen weergegeven wanneer [
Moviebelicht.
] is ingesteld op [
Handmatig
].
Menu voor filmopnamen
Movieopn.formaat
1920x1080 (6 / 5 / 4) /
1280x720 (8 / 7) /
640x480 (8 / 7) /
Bijsn. 640x480 (8 / 7)
131
AF mode
Live mode / u Live mode / Quick mode 132
AF tijdens k
Uitschakelen / Inschakelen 132
kSluiter/AE-
vergrendelknop
AF/AE vergrendel / AE vergrendel/AF /
AF/AF vergr. geen AE vergr.
AE/AF, geen AE vergrendel
133
Afst.bediening
Uitschakelen / Inschakelen 133
Moviebelicht.
Auto / Handmatig 134
Rasterweergave
Uit / Raster 1l / Raster 2m 134
Meettimer
4 sec. / 16 sec. / 30 sec. / 1 min. / 10 min. /
30 min.
134
Geluidsopname
Aan / Uit 134
kLichte tonen
prioriteit*
Uitschakelen / Inschakelen 134
Het menuscherm in de filmmodus
De schermen (tabbladen) [n] Film 1 en [o] Film 2 worden alleen
weergegeven in de filmmodus.
De schermen (tabbladen) [y] Opname 3, [7] Instellingen 3 en [9] My
Menu worden niet weergegeven.
Op het tabblad [2] verandert de optie [Bel.corr./AEB] in
[Bel.correctie].
De volgende menu-items worden niet weergegeven:
• [1]: R.ogen Aan/Uit, Flitsbesturing
• [2]: Meetmethode, WB SHIFT/BKT, Kleurruimte
• [5]: LCD auto uit, Schermkleur
• [6]: Sensorreiniging, Live view functie inst.
216
Systeemoverzicht
Oogschelp Ef
Rubberframe Ef
Oculairverlengstuk
EP-EX15ll
Hoekzoeker C
Dioptrische
aanpassingslenzen E-serie
Brede draagriem
EW-100DB lll
270EXST-E2 430EX II 580EX II Macro Ring Lite
MR-14EX
Macro Twin Lite
MT-24EX
Semi-harde cameratas
EH19-L
Batterij
LP-E8
Batterijgreep
BG-E8
Batterijoplader
LC-E8E of LC-E8E
Compacte
stroomadapter
CA-PS700
Batterijmagazijn
BGM-E8A voor
AA/LR6-batterijen
Batterijmagazijn
BGM-E8L voor twee
LP-E8-batterijen
DC-koppeling
DR-E8
Standaard-
accessoires
AC-adapterset
ACK-E8
217
Systeemoverzicht
EF-S-objectieven
EF-objectieven
Afstandsbediening
RS-60E3
Afstands-
bediening
RC-6
Tv/video
Interfacekabel
Stereo-AV-kabel
AVC-DC400ST
EOS DIGITAL
Solution Disk
EOS DIGITAL
Software Instruction
Manuals Disk
HDMI-kabel
HTC-100
Windows 7
Windows Vista
Windows XP
Mac OS X
Met PictBridge compatibele printer
Computer
Pc-kaartsleuf
USB-poort
Kaartlezer
PCMCIA-adapter
Beveiligingsset voor
originele gegevens
OSK-E3
SD-geheugenkaart/
SDHC-geheugenkaart/
SDXC-geheugenkaart
Interfacekabel IFC-200U/500U
Externe microfoon
218
Raadpleeg bij problemen eerst dit gedeelte Problemen oplossen.
Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact
op met uw dealer of Canon Service Center.
Laad alleen originele LP-E8-batterijen van Canon op.
De batterij is niet correct in de camera geplaatst (pag. 26).
Laad de batterij op (pag. 24).
Controleer of het klepje van het batterijcompartiment is gesloten
(pag. 26).
Controleer of het klepje van de kaartsleuf is gesloten (pag. 31).
Druk op de knop <B> (pag. 44).
Als er een probleem is met de batterijoplader, wordt het opladen
beëindigd en gaat het oplaadlampje oranje knipperen. Als dit gebeurt,
verwijdert u de stekker van de oplader uit het stopcontact en verwijdert
u de batterij. Plaats de batterij terug in de oplader en wacht even voor
u de stekker van de oplader weer in het stopcontact steekt.
Als het apparaat wordt uitgeschakeld wanneer er een opname op
de kaart wordt opgeslagen, blijft de lees-/schrijfindicator een paar
seconden knipperen. Wanneer de opname is voltooid, wordt de
camera automatisch uitgeschakeld.
Problemen oplossen
Stroomgerelateerde problemen
De batterij kan niet worden opgeladen met de meegeleverde
batterijoplader.
De camera werkt niet, zelfs niet als de aan-uitschakelaar
op <1> staat.
Het lampje van de batterijoplader knippert.
De lees-/schrijfindicator blijft knipperen, zelfs wanneer
de aan-uitschakelaar op <2> staat.
219
Problemen oplossen
Gebruik een volledig opgeladen batterij (pag. 24).
De prestaties van de oplaadbare batterij nemen na verloop van tijd af.
Koop een nieuwe batterij.
Als u lange tijd achtereen Live view- of filmopnamen maakt (pag. 107
en 123), neemt het maximale aantal opnamen af.
De functie voor automatisch uitschakelen is geactiveerd. Als u niet wilt
dat de camera zichzelf uitschakelt, stelt u [
5
Uitschakelen
] in op [
Uit
].
Zelfs als [5 Uitschakelen] is ingesteld op [Uit], wordt het LCD-
scherm uitgeschakeld als de camera 30 minuten niet is gebruikt.
Druk op de knop <B> om het LCD-scherm in te schakelen.
De kaart is niet correct geplaatst (pag. 31).
Vervang de kaart als deze vol is of wis overbodige opnamen om ruimte
vrij te maken (pag. 31 en 171).
Als u probeert om scherp te stellen in de modus 1-beeld AF terwijl
het focusbevestigingslampje <o> in de zoeker knippert, kan er geen
opname worden gemaakt. Druk de ontspanknop nogmaals half in
om scherp te stellen of stel handmatig scherp (pag. 37 en 69).
Schuif het schuifje voor schrijfbeveiliging van de kaart naar de stand
voor schrijven/wissen (pag. 31).
Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op <AF> (pag. 33).
Druk voorzichtig op de ontspanknop om bewegingsonscherpte te
voorkomen (pag. 36 en 37).
Als het objectief een Image Stabilizer (beeldstabilisatie) heeft, stelt u
de IS-schakelaar in op <1>.
De batterij raakt snel leeg.
De camera schakelt zichzelf uit.
Opnamegerelateerde problemen
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen.
De opname is niet scherp.
Problemen oplossen
220
Zie pagina 42 of 224 als er een kaartfout wordt weergegeven.
Stel [Hoge ISO-ruisreductie] in het menu [7 Persoonlijke
voorkeuze(C.Fn)] in op [Standaard], [Zwak] of [Deactiveren].
Als u de optie [Sterk] instelt, is de maximale opnamereeks voor
continue opnamen aanzienlijk kleiner (pag. 193).
Als u opnamen maakt van een onderwerp met fijne details (bijvoorbeeld
een grasveld), is het bestand groter en de daadwerkelijke maximale
opnamereeks mogelijk kleiner dan wordt vermeld op pagina 72.
Als [
Lichte tonen prioriteit
] in het menu [
7
Persoonlijke
voorkeuze(C.Fn)
] is ingesteld op [
Inschakelen
], kan ISO 100 niet worden
ingesteld. Wanneer [
Lichte tonen prioriteit
] is ingesteld op [
Uitschakelen
],
kan ISO 100 worden ingesteld (pag. 194). Dit geldt ook voor filmopnamen (pag. 134).
Als [Lichte tonen prioriteit] in het menu [7 Persoonlijke voorkeuze
(C.Fn)] is ingesteld op [Inschakelen], kan Auto Lighting Optimizer
(Auto Helderheid Optimalisatie) niet worden ingesteld. Wanneer
[Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Uitschakelen], kan Auto
Lighting Optimizer (Auto Helderheid Optimalisatie) wel worden
ingesteld (pag. 194). Dit geldt ook voor filmopnamen (pag. 134).
Als u avondopnamen maakt wanneer de achtergrond donker is, wordt
de sluitertijd automatisch langer (opname met trage synchronisatie)
om zowel het onderwerp als de achtergrond goed te kunnen belichten.
Als u geen lange sluitertijd wilt instellen, stelt u in het menu
[7 Persoonlijke voorkeuze (C.Fn)] de optie
[Flitssynchronisatiesnelheid in Av-modus] in op 1 of 2 (pag. 192).
De kaart kan niet worden gebruikt.
De maximale opnamereeks is lager bij continue opnamen.
ISO 100 kan niet worden ingesteld.
Auto Lighting Optimizer (Auto Helderheid Optimalisatie) kan niet worden ingesteld.
Wanneer ik de modus <
f
> gebruik in combinatie met de flitser, neemt de sluitertijd toe.
221
Problemen oplossen
Als u continu en met slechts korte tussenpozen opnamen maakt met
de ingebouwde flitser, kan de flitser mogelijk tijdelijk niet worden
gebruikt om de flitsereenheid te beschermen.
Het uitschuifmechanisme van de flitser beweegt een beetje.
Dit is normaal.
Als u de flitser gebruikt, maakt de sluiter bij iedere opname twee
geluiden (pag. 109).
Als de schrijfsnelheid van de kaart laag is, wordt de filmopname
mogelijk automatisch beëindigd. Gebruik een kaart met SD-
snelheidsklasse 6 ' ' of een snellere kaart. Zie de website
van de fabrikant voor informatie over de lees-/schrijfsnelheid van de
kaart.
Als een filmbestand de grootte van 4 GB bereikt of de opnameduur
29 minuten en 59 seconden is, wordt de filmopname automatisch
beëindigd.
Als u tijdens filmopnamen aan de instelwielen draait of het objectief
instelt, wordt ook het bijbehorende geluid opgenomen. Het is
raadzaam om een externe microfoon (afzonderlijk verkrijgbaar)
te gebruiken (pag. 135).
De ingebouwde flitser werkt niet.
De camera maakt geluid wanneer deze wordt geschud.
De sluiter maakt bij Live view-opnamen twee opnamegeluiden.
De filmopname wordt automatisch beëindigd.
Bij het afspelen van een film is het geluid van de camera
te horen.
Problemen oplossen
222
Indien het LCD-scherm vuil is, dient u een zachte doek te gebruiken
om het schoon te maken.
Bij lage of hoge temperaturen kan het LCD-scherm langzamer
reageren of er zwart uitzien. Bij kamertemperatuur functioneert
het scherm weer normaal.
In de basismodi en de filmmodus worden bepaalde tabbladen en
menuopties niet weergegeven. Stel de opnamemodus in op een
creatieve modus (pag. 40).
Als de opname tegen wissen is beveiligd, kan deze niet worden
verwijderd (pag. 170).
Stel de kleurruimte in op sRGB. Als Adobe RGB is ingesteld,
is het eerste teken een onderstrepingsteken (pag. 96).
Als u een kaart gebruikt waarop al beelden zijn opgenomen, begint
de bestandsnummering mogelijk na de laatste opname op de kaart
(pag. 140).
Problemen met weergave en bediening
De weergave op het LCD-scherm is onduidelijk.
Het menuscherm geeft weinig tabbladen en opties weer.
De opname kan niet worden gewist.
Het eerste teken van de bestandsnaam is een
onderstrepingsteken ('_MG_').
De bestandsnummering begint niet met 0001.
223
Problemen oplossen
De juiste datum en tijd zijn nog niet ingesteld (pag. 29).
Controleer of de stekker van de AV-kabel of HDMI-kabel helemaal
in de aansluiting is gestoken (pag. 167 en 169).
Stel het video-uitvoersysteem (NTSC/PAL) in op hetzelfde
videosysteem als de tv (pag. 214).
Gebruik de AV-kabel die bij de camera is geleverd (pag. 169).
Afhankelijk van de kaartlezer en het gebruikte besturingssysteem
van de computer worden SDXC-kaarten mogelijk niet correct
gedetecteerd. In dat geval moet u uw camera en de computer met
de meegeleverde interfacekabel op elkaar aansluiten en de opnamen
overbrengen naar uw computer met behulp van EOS Utility
(meegeleverde software).
[Eye-Fi instellingen] wordt alleen weergeven wanneer een Eye-Fi-
kaart in de camera is geplaatst. Als de Eye-Fi kaart een
schrijfbeveiligingslipje heeft en dit lipje in de vergrendelde stand staat,
kunt u de verbindingsstatus van de kaart niet controleren en kunt u de
overdracht van de Eye-Fi-kaart niet uitschakelen.
De schermweergave kan per printer verschillen. In deze instructie-
handleiding worden alle beschikbare afdrukeffecten vermeld (pag. 180).
De weergegeven datum en tijd van opname zijn onjuist.
Er worden geen opnamen weergegeven op het tv-scherm.
De kaartlezer detecteert de kaart niet.
Het menu-item [Eye-Fi instellingen] wordt niet weergeven.
Problemen met afdrukken
Er zijn minder afdrukeffecten dan in de instructiehandleiding
wordt vermeld.
224
Als er zich een probleem met de camera
voordoet, wordt er een foutbericht
weergegeven. Volg de instructies op het
scherm.
* Als de fout blijft aanhouden, noteert u het foutnummer en neemt u contact
op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center.
Foutcodes
Nr. Foutbericht en oplossing
01
Communicatie tussen camera en lens is foutief.
Reinig lenscontacten.
Î Maak de elektrische contactpunten op de camera en het objectief
schoon en gebruik een objectief van Canon (pag 13 en 16).
02
Geen toegang tot kaart. Herplaats/vervang kaart of form. kaart
met deze camera.
Î Verwijder en plaats de kaart opnieuw of vervang of formatteer de
kaart (pag. 31 en 42).
04
Kan beelden niet opslaan omdat kaart vol is. Vervang kaart.
Î Vervang de kaart, verwijder overbodige opnamen of formatteer de
kaart (pag. 31, 171 en 42).
05
Kan ingebouwde flitser niet uitklappen. Schakel de camera uit en
weer in.
Î Schakel de camera uit en weer in (pag. 27).
06
Kan de sensor niet reinigen. Schakel de camera uit en weer in.
Î Schakel de camera uit en weer in (pag. 27).
10, 20,
30, 40,
50, 60,
70, 80
Opname is niet mogelijk vanwege een fout. Schakel de camera uit
en weer in. of herplaats batterij.
Î Schakel de camera uit en weer in, verwijder de batterij en plaats
deze opnieuw of gebruik een objectief van Canon (pag. 27 en 26).
Foutnr.
Maatregelen
225
•Type
Type:
digitale AF/AE-spiegelreflexcamera met ingebouwde flitser
Opnamemedia: SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXC-
geheugenkaart
Grootte beeldsensor: 22,3 x 14,9 mm
Compatibele objectieven
: Canon EF-objectieven (inclusief EF-S-objectieven)
(voor deze objectieven geldt dat de 35mm-equivalente
brandpuntsafstand met ongeveer 1,6 moet worden
vermenigvuldigd)
Objectiefbevestiging: EF-vatting van Canon
Beeldsensor
Type: CMOS-sensor
Effectieve pixels: circa 18,00 megapixels
Beeldverhouding: 3:2
Stofwisfunctie: automatisch, handmatig, stofwisdata toevoegen
Opnamesysteem
Opname-indeling: Design rule for Camera File System 2.0
Opnametype: JPEG, RAW (14-bits Canon-origineel)
gelijktijdige opnamen van RAW+JPEG mogelijk
Vastgelegde pixels: groot : circa 17,90 megapixels (5184 x 3456)
middelgroot : circa 8,00 megapixels (3456 x 2304)
klein : circa 4,50 megapixels (2592 x 1728)
RAW : circa 17,90 megapixels (5184 x 3456)
Beeldverwerking
Beeldstijl: Standaard, Portret, Landschap, Neutraal, Natuurlijk,
Monochroom, Gebruiker 1 - 3
Witbalans:
Auto, vooraf ingesteld (Daglicht, Schaduw, Bewolkt,
Kunstlicht, Wit TL licht, Flitser), Custom Witbalanscorrectie
en reeksopnamen met automatische witbalans mogelijk
*
Overdracht van informatie over de kleurtemperatuur ingeschakeld
Ruisreductie: van toepassing op lange belichtingstijden en opnamen
met een hoge ISO-snelheid
Automatische
helderheidscorrectie: Auto Lighting Optimizer (Auto Helderheid Optimalisatie)
Lichte tonen prioriteit: beschikbaar
Correctie helderheid
randen: beschikbaar
Specificaties
Specificaties
226
•Zoeker
Type: pentaspiegel met vast oogniveau
Dekking: verticaal /horizontaal circa 95%
Vergroting: circa 0,87x (-1 m
-1
met 50mm-objectief bij oneindig)
Gezichtspunt:
circa 19 mm (vanaf het midden van de oculairlens bij -1 m
-1
)
Ingebouwde dioptrische
aanpassing: -3,0 - +1,0 m
-1
(dpt)
Matglas: vast, precisiemat
Spiegel: snel terugklappend
Scherptedieptecontrole: beschikbaar
Automatische scherpstelling
Type: TTL secundaire beeldregistratie, fasedetectie
AF-punten: 9 AF-punten
Meetbereik: BW -0,5 - 18 (bij 23 °C, ISO 100)
Scherpstelmodi: 1-beeld AF, AI Servo AF, AI Focus AF, handmatig
scherpstellen (MF)
AF-hulplicht: kleine serie flitsen door de ingebouwde flitser
Belichting
Meetmethoden: TTL-meting met volledige diafragmaopening en 63 zones
• Meervlaksmeting (koppelbaar aan elk AF-punt)
• Deelmeting (circa 9% van de zoeker in het midden)
• Spotmeting (circa 4% van de zoeker, gecentreerd)
• Gemiddelde meting met nadruk op het midden
Meetbereik:
BW 1 - 20 (bij 23 °C met EF 50 mm f/1.4 USM-objectief, ISO 100)
Belichtingscontrole: Program AE (Automatisch, Portret, Landschap, Close-
up, Sport, Nacht portret, Flitser uit, Automatisch/creatief,
Program), Shutter priority AE, Aperture priority AE,
automatische scherptediepte AE, manual exposure
ISO-snelheid: basismodi: ISO 100 - 3200 automatisch ingesteld
(Aanbevolen creatieve modi: ISO 100 - 6400 (in volledige stappen),
belichtingsindex) ISO 100 - 6400 Auto of ISO-snelheid
verhoogd tot ISO 12800
Belichtingscompensatie
: handmatig en AEB (kan worden ingesteld in combinatie
met handmatige belichtingscompensatie) instelbare
waarden: ±5 stops met tussenstappen van 1/3 of 1/2 stop
AE-vergrendeling: automatisch: toegepast in de modus 1-beeld AF met
meervlaksmeting als het onderwerp is
scherpgesteld.
handmatig: met AE-vergrendelknop
227
Specificaties
Sluiter
Type: elektronisch gestuurde focal-plane-sluiter
Sluitertijden: 1/4000 sec. tot 1/60 sec. (Automatisch), X-synchronisatie
bij 1/200 sec.
1/4000 sec. tot 30 sec., bulb (totaal sluitertijdbereik.
Beschikbaar bereik varieert per opnamemodus.)
Flitser
Ingebouwde flitser: intrekbare, automatische flitser
Richtgetal: 13 meter (bij ISO 100)
Flitsbereik: beeldhoek 17 mm-lens
Oplaadtijd circa 3 sec.
Externe flitser: Speedlite uit EX-serie (flitsfuncties kunnen met de
camera worden ingesteld)
Flitsmeting: automatische E-TTL II-flits
Flitsbelichtingscompensatie
: ±2 stops met tussenstappen van 1/3 of 1/2 stop
FE-vergrendeling: beschikbaar
Pc-aansluiting: geen
Transportsysteem
Transportmodus: Enkelbeeld, continue opnamen, zelfontspanner met 10
of 2 seconden vertraging en 10 seconden vertraging bij
continue opnamen
Snelheid continue opnamen
: max. ca. 3,7 opnamen/seconde
Max. opnamereeks: JPEG Groot/Fijn: ca. 34 opnamen
RAW: ca. 6 opnamen
RAW+JPEG Groot/Fijn: ca. 3 opnamen
* De getallen zijn gebaseerd op de testnormen van
Canon (ISO 100 en beeldstijl Standaard) met een kaart
van 4 GB.
Live view-opnamen
Scherpstellen: Live mode, Live mode met gezichtsherkenning
(contrastdetectie)
Quick mode (faseverschildetectie)
handmatig scherpstellen (vergroting van 5x/10x mogelijk)
Meetmethoden: meervlaksmeting met de beeldsensor
Meetbereik: BW 0 - 20 (bij 23 °C met EF 50mm f/1.4 USM-objectief,
ISO 100)
Rasterweergave: twee typen
Specificaties
228
Filmopnamen
Filmcompressie: MPEG-4 AVC/H.264
Variabele (gemiddelde) bitsnelheid
Opname-indeling audio: lineaire PCM
Opname-indeling: MOV
Grootte en framesnelheid
van opname
: 1920x1080 (Full HD) :
30p/25p/24p
1280x720 (HD) : 60p/50p
640x480 (SD) :
60p/50p
Bijsn. 640x480 (SD) :
60p/50p
*
30p: 29,97 frames per seconde, 25p: 25,00 frames per seconde,
24p: 23,976 frames per seconde, 60p: 59,94 frames per seconde,
50p: 50,00 frames per seconde
Bestandsgrootte: 1920x1080 (30p/25p/24p) : circa 330 MB/min.
1280x720 (60p/50p) : circa 330 MB/min.
640x480 (60p/50p) : circa 165 MB/min.
Bijsn. 640x480 (60p/50p) : circa 165 MB/min.
Scherpstellen: hetzelfde als scherpstellen bij Live view-opnamen
Meetmethoden: gemiddelde meting met nadruk op het midden en
meervlaksmeting met de beeldsensor
* Automatisch ingesteld door de scherpstelmodus
Meetbereik: BW 0 - 20 (bij 23 °C met EF 50mm f/1.4 USM-objectief,
ISO 100)
Belichtingscontrole: Program AE (belichtingscompensatie mogelijk) voor films
en handmatige belichting
ISO-snelheid: bij opnamen met automatische belichting:
automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 6400
Bij handmatige belichting:
handmatig instelbaar tussen ISO 100 en 6400 (in volledige
stappen), ISO auto
Geluidsopname: ingebouwde monomicrofoon
Aansluiting voor externe stereomicrofoon beschikbaar
Rasterweergave: twee typen
•LCD-scherm
Type: TFT LCD-kleurenscherm
Schermformaat en punten
: 7,7 cm (3 inch) met ongeveer 1,04 miljoen punten
Dekking: circa 100%
Aanpassing helderheid: handmatig (7 niveaus)
Interfacetalen: 25
229
Specificaties
Opnamen weergeven
Weergaveformaten voor opnamen
:
enkele opname, enkele opname met informatie
(basisinformatie, uitgebreide informatie, histogram), index met
4 opnamen, index met 9 opnamen, opname roteren mogelijk
Zoomvergroting: circa 1,5x - 10x
Navigatiemethoden
: enkele opname, sprong met 10 of 100 opnamen,
op opnamedatum, op film of op foto's
Overbelichtingswaarschuwing
: overbelichte gedeelten knipperen
Filmweergave:
ingeschakeld (LCD-scherm, video/audio OUT, HDMI OUT)
ingebouwde luidspreker
Rechtstreeks afdrukken
Compatibele printers: met PictBridge compatibele printers
Opnamen die kunnen worden afgedrukt
: JPEG- en RAW-opnamen
Afdrukopties opgeven: compatibel met DPOF versie 1.1
Persoonlijke voorkeuzen
Persoonlijke voorkeuzen
:12
My Menu vastleggen: beschikbaar
Copyrightinformatie: invoer en invoegen mogelijk
Interface
Audio/video OUT/
Digitale aansluiting:
analoge video (compatibel met NTSC/PAL)/stereo-audio-output
voor computercommunicatie en rechtstreeks afdrukken
(gelijk aan Hi-Speed USB)
HDMI mini OUT-aansluiting
:
type C (automatisch wisselen van resolutie), compatibel met CEC
Aansluiting voor
externe microfoon: stereo mini-aansluiting (diameter 3,5 mm)
Aansluiting afstandsbediening
: voor afstandsbediening RS-60E3
Draadloze afstandsbediening
: afstandsbediening RC-6
Voeding
Batterij: batterij LP-E8 (1 stuk)
* Netvoeding via de AC-adapterset ACK-E8
* Als batterijgreep BG-E8 is bevestigd, kunnen AA/LR6-
batterijen worden gebruikt
Levensduur batterij: bij het maken van opnamen met de zoeker:
(op basis van testcriteria
circa 440 opnamen bij 23 °C, circa 400 opnamen bij 0 °C
van de CIPA)
met Live view-opnamen:
circa 180 opnamen bij 23 °C, circa 150 opnamen bij 0 °C
Specificaties
230
Afmetingen en gewicht
Afmetingen (B x H x D)
: 128,8 x 97,5 x 75,3 mm
Gewicht: circa 530 gram (CIPA-testnormen)
circa 475 gram (alleen behuizing)
Gebruiksomgeving
Bedrijfstemperatuur: 0 °C - 40 °C
Luchtvochtigheid
tijdens gebruik: 85% of lager
•Batterij LP-E8
Type: oplaadbare lithium-ionbatterij
Nominale spanning: 7,2 V DC
Batterijcapaciteit: 1120 mAh
Bedrijfstemperatuur: tijdens opladen: 6 °C - 40 °C
tijdens opnamen: 0 °C - 40 °C
Luchtvochtigheid
tijdens gebruik: 85% of lager
Afmetingen (B x H x D)
: 37,1 x 15,4 x 55,2 mm
Gewicht: circa 52 gram
Batterijoplader LC-E8
Compatibele batterij: batterij LP-E8
Oplaadtijd: circa 2 uur (bij 23 °C)
Nominaal ingangsvermogen
: 100-240 V AC (50/60 Hz)
Nominaal uitgangsvermogen
: 8,4 V DC / 720 mA
Bedrijfstemperatuur: 6 °C - 40 °C
Luchtvochtigheid
tijdens gebruik: 85% of lager
Afmetingen (B x H x D)
: 69 x 28 x 87,5 mm
Gewicht: circa 82 gram
Batterijoplader LC-E8E
Compatibele batterij: batterij LP-E8
Oplaadtijd: circa 2 uur (bij 23 °C)
Nominaal ingangsvermogen
: 100-240 V AC (50/60 Hz)
Nominaal uitgangsvermogen
: 8,4 V DC / 720 mA
Bedrijfstemperatuur: 6 °C - 40 °C
Luchtvochtigheid
tijdens gebruik: 85% of lager
Afmetingen (B x H x D)
: 69 x 28 x 87,5 mm
Gewicht: circa 82 gram
231
Specificaties
EF-S 18-55mm f/3.5-5.6 IS
Beeldhoek: diagonaal bereik: 74°20’ - 27°50’
horizontaal bereik: 64°30’ - 23°20’
verticaal bereik: 45°30’ - 15°40’
Objectiefconstructie: 11 elementen in 9 groepen
Minimaal diafragma: f/22 - 36
Kortste focusafstand
: 0,25 m (vanaf beeldsensorvlak)
Maximale vergroting: 0,34x (bij 55 mm)
Weergaveoppervlak: 207 x 134 - 67 x 45 mm (op 0,25 m)
Image Stabilizer (beeldstabilisatie)
:type lensverschuiver
Filtergrootte: 58 mm
Lensdop: E-58
Maximale diameter x lengte
:68,5 x 70,0 mm
Gewicht: circa 200 g
Zonnekap: EW-60C (afzonderlijk verkrijgbaar)
Objectiefkoker: LP814 (afzonderlijk verkrijgbaar)
EF-S 18-135mm f/3.5-5.6 IS
Beeldhoek: diagonaal bereik: 74°20’ - 11°30’
horizontaal bereik: 64°30’ - 9°30’
verticaal bereik: 45°30’ - 6°20’
Objectiefconstructie: 16 elementen in 12 groepen
Minimaal diafragma: f/22 - 36
Kortste scherpstelafstand
*
:
op brandpuntsafstand van 18 mm: 0,49 m (327 x 503 mm weergaveoppervlak)
op brandpuntsafstand van 135 mm: 0,45 m (75 x 112 mm weergaveoppervlak)
* Afstand vanaf beeldsensorvlak
Maximale vergroting: 0,21x (bij 135 mm)
Image Stabilizer (beeldstabilisatie)
: type lensverschuiver
Filtergrootte: 67 mm
Lensdop: E-67U
Maximale diameter x lengte
: 75,4 x 101 mm
Gewicht: circa 455 g
Zonnekap: EW-73B (afzonderlijk verkrijgbaar)
Objectiefkoker: LP1116 (afzonderlijk verkrijgbaar)
Alle bovenstaande specificaties zijn gebaseerd op de testnormen van Canon.
De specificaties en de vormgeving van het product kunnen zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Als er zich een probleem voordoet met een objectief van een ander merk dat
op de camera is bevestigd, dient u contact op te nemen met de fabrikant van
het objectief.
232
Handelsmerken
Adobe is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated.
Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft
Corporation in de Verenigde Staten en andere landen.
Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken
van Apple Inc. in de Verenigde Staten en andere landen.
Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
Alle overige bedrijfs- en productnamen en handelsmerken die in deze
handleiding worden genoemd, zijn eigendom van de respectieve eigenaren.
* Deze digitale camera ondersteunt Design rule for Camera File System 2.0 en Exif 2.21 (ook wel 'Exif
Print' genoemd). Exif Print is een standaard voor een betere compatibiliteit tussen digitale camera's
en printers. Wanneer de camera op een printer die compatibel is met Exif Print wordt aangesloten,
wordt er informatie over de opnamen overgebracht om de afdrukkwaliteit te optimaliseren.
Over MPEG-4-licenties
'Dit product is in licentie gegeven krachtens AT&T-patenten voor de MPEG-4-standaard en kan
worden gebruikt voor het coderen van MPEG-4-video en/of het decoderen van voor MPEG-4-video
die uitsluitend is gecodeerd (1) voor een persoonlijk en niet-commercieel doeleinde of (2) door een
videoleverancier die krachtens de AT&T-patenten bevoegd is om MPEG-4-video te leveren.
Er wordt geen licentie verleend of geïmpliceerd voor enig ander gebruik van de MPEG-4-standaard.'
About MPEG-4 Licensing
"This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard and may be
used for encoding MPEG-4 compliant video and/or decoding MPEG-4 compliant video
that was encoded only (1) for a personal and non-commercial purpose or (2) by a
video provider licensed under the AT&T patents to provide MPEG-4 compliant video.
No license is granted or implied for any other use for MPEG-4 standard."
* Notice displayed in English as required.
Het gebruik van echte Canon-accessoires wordt aanbevolen
Dit product levert uitstekende prestaties wanneer het wordt gebruikt met echte Canon-
accessoires. Canon is niet verantwoordelijk voor enige schade aan dit product en/of
ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door accessoires die niet
van Canon zijn (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Deze garantie is
niet van toepassing op reparaties die het gevolg zijn van defecten in accessoires die
niet van Canon zijn. U kunt dergelijke reparaties aanvragen tegen vergoeding.
233
Veiligheidsmaatregelen
Voorkom letsel, dodelijke ongevallen of schade aan materiaal door deze veiligheids-
maatregelen op te volgen en de apparatuur op de juiste manier te gebruiken.
Voorkomen van ernstig letsel en dodelijke ongevallen
Voorkom brand, oververhitting, lekkage van chemische stoffen en explosies door de
onderstaande veiligheidsmaatregelen op te volgen:
- Gebruik geen batterijen, voedingsbronnen of accessoires die niet in deze
handleiding worden genoemd. Gebruik geen zelfgemaakte of aangepaste batterijen.
- Veroorzaak geen kortsluiting bij de batterij en de reservebatterij en probeer deze niet
te demonteren of aan te passen. Verhit de batterij en de reservebatterij niet en probeer
deze niet te solderen. Stel de batterij en de reservebatterij niet bloot aan vuur of water.
Stel de batterij en de reservebatterij ook niet bloot aan grote fysieke schokken.
- Installeer de batterij en de reservebatterij op de juiste manier (+ –). Plaats nooit oude
en nieuwe of verschillende soorten batterijen bij elkaar.
- Laad de batterij niet op bij een temperatuur die buiten het toegestane bereik van
0 °C - 40 °C ligt. Overschrijd de oplaadtijd niet.
- Steek geen vreemde metalen voorwerpen in de elektrische contactpunten van de
camera, de accessoires, de verbindingskabels en dergelijke.
Houd de reservebatterij buiten het bereik van kinderen. Waarschuw direct een arts als
een kind een batterij heeft doorgeslikt. (De chemicaliën in de batterij kunnen de maag
en ingewanden beschadigen.)
Dek de elektrische contactpunten van de batterij en de reservebatterij af voordat u
deze wegdoet, om te voorkomen dat deze contact maken met andere metalen
voorwerpen of batterijen. Zo voorkomt u brand en explosies.
Voorkom brand door de oplader direct uit het stopcontact te halen en te stoppen met
opladen als er bij het opladen van de batterij grote hitte, rook of schadelijke damp vrijkomt.
Verwijder de batterij of de reservebatterij onmiddellijk als deze lekt, van kleur of vorm
verandert, of als er rook of giftige damp vrijkomt. Pas op dat u hierbij geen
brandwonden oploopt.
Voorkom dat de inhoud van de batterij in aanraking komt met ogen, huid en kleding.
Dit kan blindheid en huidaandoeningen tot gevolg hebben. Als de inhoud van de batterij
in contact komt met uw ogen, huid of kleding, moeten deze direct met overvloedig water
worden afgespoeld zonder te wrijven. Ga daarna meteen naar een arts.
Houd de apparatuur tijdens het opladen buiten bereik van kinderen. Kinderen kunnen
stikken als zij het snoer rond hun nek krijgen of een elektrische schok krijgen.
Houd snoeren altijd uit de buurt van hittebronnen. Door de hitte kan het snoer vervormen
en het isolatiemateriaal smelten, wat brand of elektrische schokken kan veroorzaken.
Flits niet in het gezicht van automobilisten. Door de verblinding kunt u een ongeluk veroorzaken.
Flits niet vlak bij iemands ogen. Het gezichtsvermogen kan hierdoor beschadigd
raken. Houd altijd minimaal 1 meter afstand als u met de flitser een kind fotografeert.
Verwijder de batterij en haal de stekker uit het stopcontact als u de camera of een
accessoire langere tijd niet gebruikt. Zo voorkomt u elektrische schokken,
warmteontwikkeling en brand.
Gebruik de apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u een
explosie of brand.
234
Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de inwendige onderdelen
bloot komen te liggen, raak deze dan niet aan. Deze onderdelen staan mogelijk onder stroom.
Demonteer de apparatuur niet en pas deze ook niet aan. Er staat hoge spanning
op de interne onderdelen en deze kunnen een elektrische schok veroorzaken.
Kijk niet door de camera of de lens naar de zon of een andere felle lichtbron.
Uw gezichtsvermogen kan hierdoor worden aangetast.
Houd de camera buiten het bereik van kleine kinderen. De nekdraagriem kan bij
kinderen tot verstikking leiden.
Berg de apparatuur niet op in een vochtige of stoffige ruimte. Hierdoor voorkomt
u brand en elektrische schokken.
Vraag toestemming voordat u de camera in een vliegtuig of ziekenhuis gebruikt.
De elektromagnetische golven die door de camera worden afgegeven, kunnen storingen
veroorzaken in de instrumenten van vliegtuigen of de medische apparatuur in ziekenhuizen.
Voorkom brand en elektrische schokken door onderstaande veiligheidsmaatregelen in acht te nemen:
- Steek de stekker altijd helemaal in het stopcontact.
- Pak het netsnoer nooit met natte handen vast.
- Trek altijd aan de stekker en niet aan het snoer als u de stekker uit het stopcontact haalt.
- Voorkom beschadigingen aan het netsnoer door er niet in te krassen of te snijden en het
niet te knikken of er een zwaar voorwerp op te plaatsen. Draai of knoop de netsnoeren niet.
- Sluit niet te veel stekkers aan op één stopcontact.
- Gebruik geen snoeren waarvan het isolatiemateriaal is beschadigd.
Haal zo nu en dan de stekker uit het stopcontact en haal met een droge doek het stof
rond het stopcontact weg. In een stoffige, vochtige of vette omgeving kan het stof op
het stopcontact vochtig worden en kortsluiting veroorzaken, wat kan leiden tot brand.
Letsel en schade aan apparatuur voorkomen
Laat de apparatuur niet in een auto achter die in de zon staat of in de nabijheid van
een warmtebron. De apparatuur kan heet worden en brandwonden veroorzaken.
Loop niet met de camera als deze op een statief is bevestigd. Dit kan letsel veroorzaken.
Controleer of het statief stevig genoeg is om de camera en het objectief te dragen.
Laat een objectief of camera met objectief niet zonder lensdop in de zon staan.
De zonnestralen kunnen door de lens worden gebundeld en brand veroorzaken.
Bedek de batterijoplader niet en wikkel deze ook niet in een doek. Hierdoor kan de
warmte niet weg en kan de behuizing vervormen of in brand vliegen.
Verwijder de batterij en de reservebatterij direct als u de camera in het water laat vallen
of als er water in de camera komt. Verwijder de batterijen ook als er metaaldeeltjes in
de camera komen. Hierdoor voorkomt u brand en elektrische schokken.
Gebruik en plaats de batterij en de reservebatterij niet in een hete omgeving. Hierdoor
kan de batterij gaan lekken of kan de levensduur van de batterij afnemen. Ook kunnen
de batterij en de reservebatterij te heet worden en brandwonden veroorzaken.
Gebruik geen verfverdunner, benzeen of andere organische oplosmiddelen om de apparatuur
schoon te maken. Deze stoffen kunnen brand veroorzaken en zijn schadelijk voor de gezondheid.
Neem contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center
als het product niet naar behoren functioneert of moet worden gerepareerd.
235
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie (en EER).
Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product
in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2002/96/
EC), de richtlijn 2006/66/EC betreffende batterijen en
accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin
deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het
normale huisvuil mag worden weggegooid.
Indien onder het hierboven getoonde symbool een
chemisch symbool gedrukt staat, geeft dit in overeenstemming met de richtlijn
betreffende batterijen en accu's aan dat deze batterij of accu een zwaar metaal
bevat (Hg = kwik, Cd = cadmium, Pb = lood) waarvan de concentratie de
toepasselijke drempelwaarde in overeenstemming met de genoemde richtlijn
overschrijdt.
Dit product dient te worden ingeleverd bij een hiervoor aangewezen
inzamelpunt, bijv. door dit in te leveren bij een hiertoe erkend verkooppunt bij
aankoop van een gelijksoortig product, of bij een officiële inzameldienst voor de
recycling van elektrische en elektronische apparatuur (EEA) en batterijen en
accu's. Door de potentieel gevaarlijke stoffen die gewoonlijk gepaard gaan met
EEA, kan onjuiste verwerking van dit type afval mogelijk nadelige gevolgen
hebben voor het milieu en de menselijke gezondheid.
Uw medewerking bij het op juiste wijze weggooien van dit product draagt bij
tot effectief gebruik van natuurlijke bronnen.
Voor verdere informatie over recycling van dit product kunt u contact opnemen
met uw plaatselijke gemeente, afvaldienst, officiële dienst voor klein chemisch
afval of afvalstortplaats, of kunt u terecht op
www.canon-europe.com/environment
.
(EER: Noorwegen, IJsland en Liechtenstein)
236
Als u de camera weg wilt gooien, dient u eerst de interne oplaadbare
lithiumbatterij te verwijderen voor recycling volgens de plaatselijke
regelgeving.
1
Verwijder batterij LP-E8.
2
Wrik het afsluitklepje in het
batterijcompartiment open.
Steek een schroevendraaier met
een platte kop in de gleuf en wrik
het klepje open.
U ziet nu een kleine lithiumbatterij.
3
Verwijder de lithiumbatterij.
Gebruik een smal, puntig voorwerp
om de batterij uit de batterijhouder
te verwijderen.
De camera weggooien
Voer deze procedure alleen uit als u de camera weggooit.
Wees voorzichtig om letsel te voorkomen.
Lever de lithiumbatterij in voor recycling.
237
Cijfers
1280x720 ......................................131
1920x1080 ....................................131
1-beeld AF ......................................66
1e-gordijnsynchronisatie ...............148
2e-gordijnsynchronisatie ...............148
640x480 ........................................131
A
A/V OUT................................160, 169
A-DEP (Automatische
scherptediepte AE) .........................85
Adobe RGB.....................................96
AEB.................................................89
AE-vergrendeling ............97, 112, 134
AF Scherpstellen
Afdrukken......................................176
Afdrukeffecten ..................180, 182
Afdrukopties (DPOF) ................185
Bijsnijden ..................................183
Kanteling corrigeren .................183
Pagina-indeling.........................179
Papierinstellingen .....................179
AI FOCUS (AI Focus AF)................67
AI SERVO (AI Servo AF) ................67
AI Servo AF.....................................67
Aperture priority AE.........................80
Audio/video OUT...................160, 169
Auto Lighting Optimizer (Auto
Helderheid Optimalisatie)........45, 103
Automatisch ....................................46
Automatisch opnamen
weergeven Diavoorstelling
Automatisch/creatief....................... 55
Automatische
scherpstelling Scherpstellen
Av (Aperture priority AE) ................ 80
Avondopname ................................ 51
B
B/W (Monochroom) ........................ 76
Basismodi....................................... 20
Batterij Voeding
Batterijgreep ................................. 216
Beeldstijl
Aanpassen ................................. 91
Gebruiker ................................... 94
Selecteren.................................. 75
Bekijken op tv ....................... 160, 167
Belichtingscompensatie.................. 87
Bestandsgrootte ............. 72, 132, 173
Bestandsnummer ......................... 140
Beveiligen (wisbeveiliging) ........... 170
Bewegingsonscherpte............. 35 - 37
Bijsnijden (afdrukken)................... 183
Bulb ................................................ 84
BULB (Bulb-belichting) ................... 84
C
C Automatisch/creatief................. 55
Camera
Bewegingsonscherpte.............. 106
Camera vasthouden................... 36
Instellingen wissen................... 144
Instellingenscherm................... 143
Close-up ......................................... 52
Index
238
Index
Continue opnamen .........................70
Contrast .......................................... 92
Copyrightinfo.................................199
Correctie helderheid randen .........104
Correctie helderheid randen
objectief ........................................104
Creatieve modi................................20
D
Datum/Tijd ...................................... 29
DC-koppeling................................203
Deelmeting......................................86
Diavoorstelling ..............................165
Digitale aansluiting........................176
Dioptrische aanpassing .................. 36
DPOF............................................185
E
Extensie ........................................ 141
Externe Speedlite.................. 147, 206
Eye-Fi-kaart ..................................208
F
FE-vergrendeling ............................98
Film
Bekijken op tv ...................160, 167
Bestandsgrootte .......................132
Eerste en laatste beeld uit film
verwijderen ............................... 164
Film bijsnijden........................... 131
Foto's nemen............................ 129
Framesnelheid..........................131
Geluidsopname ........................134
Genieten .................................. 160
Opname ................................... 123
Opname met automatische
belichting.................................. 124
Opname met handmatige
belichting.................................. 127
Opnamegrootte........................ 131
Opnametijd .............................. 132
Weergeven .............................. 162
Filtereffect (monochroom) .............. 93
Firmwareversie............................. 214
Flitsbelichtingscompensatie ........... 88
Flitser ............................................. 64
2e-gordijnsynchronisatie.......... 148
Effectief bereik ........................... 64
Externe Speedlite............. 147, 206
FE-vergrendeling ....................... 98
Flitsbelichtingscompensatie....... 88
Flitser uit .............................. 49, 56
Flitssynchronisatiesnelheid...... 192
Ingebouwde flitser...................... 64
Menu-instelling......................... 147
Persoonlijke voorkeuzen.......... 149
Rode-ogenreductie .................... 65
Focusbevestigingslampje............... 46
Focusinstellingsknop................ 33, 69
Focusvergrendeling........................ 48
Formatteren (kaart initialiseren) ..... 42
Foutcodes .................................... 224
Framesnelheid ............................. 131
Full HD ................................. 123, 131
Full High-Definition............... 131, 160
239
Index
G
Geheugenkaart Kaart
Geluidsopname.............................134
Gemiddelde meting met
nadruk op midden ...........................86
H
Handmatig scherpstellen ........69, 120
HDMI.....................................160, 167
HDMI CEC (High-Definition
Multimedia Interface Consumer
Electronics Control).......................168
High-Definition ..............131, 160, 167
Histogram (helderheid/RGB).........174
I
ICC-profiel.......................................96
Indexweergave..............................156
Indexweergave
met 4 of 9 opnamen......................156
Ingebouwde flitser...............64, 79, 82
Instelwiel ...................................16, 77
ISO-snelheid ...................................62
Auto ............................................63
ISO vergroten ...........................192
Maximale ISO-snelheid
met ISO Auto ..............................63
J
JPEG...............................................72
K
Kaart..................................... 2, 13, 31
Eye-Fi....................................... 208
Formatteren ............................... 42
Kaartwaarschuwing............ 31, 138
Probleem............................ 32, 224
SDHC/SDXC................................ 2
Kabel ........................ 3, 160, 167, 169
Kleurruimte ..................................... 96
Kleurtemperatuur............................ 99
Kleurtoon ........................................ 92
Klok Datum/tijd
L
Landschap................................ 51, 75
Lange belichtingstijden Bulb
LCD-scherm ................................... 13
Automatisch uitschakelen ........ 146
Helderheid aanpassen ............. 139
Menuscherm .............................. 40
Opnamen weergeven......... 58, 155
Scherm met
opname-instellingen................... 18
Scherm wisselen........................ 44
Schermkleur............................. 146
Lees-/schrijfindicator ...................... 32
Lichte tonen prioriteit .............. 62, 194
Live mode (AF)............................. 113
Live mode met
gezichtsherkenning (AF) .............. 114
Live view-opnamen ...................... 107
Maximumaantal opnamen........ 109
Rasterweergave....................... 112
Scherpstellen ........................... 113
240
Index
Low level format........................42, 43
Luidspreker ...................................162
M
M (Manual exposure)......................83
Manual exposure ....................83, 127
Maximale opnamereeks..................73
Maximumaantal opnamen ......28, 109
Meervlaksmeting.............................86
Meetmethode..................................86
Meettimer..............................112, 134
Menu
Instellen ......................................40
Menu-instellingen .....................212
My Menu...................................198
MF (Handmatig
scherpstellen) ......................... 69, 120
Microfoon ...................................... 134
Monochroom...................................76
My Menu .......................................198
N
Nacht portret ...................................54
Namen van onderdelen ...........16 - 22
Natuurlijk.........................................76
Neutraal .......................................... 76
NTSC ....................................131, 214
O
Objectief.............................21, 33 - 35
Bevestigen/verwijderen .............. 33
Oculairdop .............................. 23, 205
ONE SHOT (1-beeld AF)................66
Ontspan sluiter zonder kaart .......... 31
Ontspanknop .................................. 37
Opladen.......................................... 24
Opname
Automatische weergave .......... 165
Bekijken op tv .................. 160, 167
Beveiligen ................................ 170
Histogram ................................ 174
Index ........................................ 156
Opname-informatie.......... 110, 173
Opnamesprong (Door beelden
navigeren) ................................ 157
Overbelichtings-
waarschuwing .......................... 173
Roteren ............................ 142, 159
Vergrote weergave................... 158
Verwijderen .............................. 171
Weergave .......................... 58, 155
Opnamegebied............................... 34
Opname-instellingen, scherm ........ 18
Opnamekwaliteit............................. 72
Opnamemodus............................... 20
A-DEP (Automatische
scherptediepte AE) .................... 85
M (Manual exposure) ................. 83
Av (Aperture priority AE) ............ 80
Tv (Shutter priority AE) .............. 78
P (Program AE) ......................... 60
C (Automatisch/creatief).......... 55
1 (Automatisch) ...................... 46
7 (Flitser uit)............................ 49
2 (Portret)................................. 50
3 (Landschap)......................... 51
4 (Close-up) ............................. 52
241
Index
5 (Sport) ..................................53
6 (Nacht portret) .......................54
k (Filmopnamen) ...................123
Opnamen maken met afstands-
bediening ..........57, 71, 133, 204, 205
Opnamesprong .............................157
Opnameverificatiegegevens .........197
Overbelichtingswaarschuwing ......173
P
P (Program AE)...............................60
PAL .......................................131, 214
Papierinstellingen (afdrukken) ......178
Persoonlijke voorkeuzen...............190
Alles wissen..............................190
Lijst ...........................................191
PictBridge......................................175
Pieptoon........................................138
Pixels ..............................................72
Portret .................................50, 54, 75
Program AE ....................................60
Programmakeuze .......................61
Programmakeuzewiel .....................20
Q
Q (Snel instellen) ............................38
Quick mode (AF)...........................118
R
Rasterweergave....................112, 134
RAW........................................ 72 - 74
RAW+JPEG ............................ 72 - 74
Rechtstreeks afdrukken Afdrukken
Reiniging (beeldsensor) ............... 150
Riem ............................................... 23
Rode-ogenreductie......................... 65
Roteren (opname) ................ 142, 159
Ruisreductie
Hoge ISO-snelheid....... 70, 74, 193
Lange sluitertijd.................. 84, 193
S
Scherm met
opname-informatie ....... 110, 126, 173
Scherpstellen
AF-hulplicht ........................ 47, 194
AF-modus .......................... 66, 113
AF-puntselectie .......................... 68
Compositie opnieuw bepalen..... 48
Handmatig scherpstellen ... 69, 120
Moeilijk scherp te stellen
onderwerpen.................... 117, 202
Onscherp ................... 47, 117, 202
Pieptoon................................... 138
Scherpte ......................................... 92
Scherptedieptecontrole .................. 82
SD-/SDHC-/SDXC-kaart Kaart
Sensor reinigen .............. 27, 150, 153
Sepia (monochroom)...................... 93
Shutter priority AE .......................... 78
Snel instellen, scherm .................... 38
Spiegel opklappen................ 106, 195
Sport ............................................... 53
Spotmeting ..................................... 86
sRGB.............................................. 96
Standaard....................................... 75
242
Index
Standaardinstellingen
herstellen ...................................... 144
Standaardmodi................................20
Stof op opnamen voorkomen........151
Stofwisdata ...................................151
Stopcontact ................................... 203
Storingen.......................................218
Systeemoverzicht .........................216
T
Taalselectie .....................................30
Tabel met beschikbare functies ....210
Tonen prioriteit ..............................194
Toningeffect (monochroom) ............93
Transportmodus........................70, 71
Tv (Shutter priority AE) ...................78
U
Uitschakelen ...........................27, 139
V
Veiligheidsmaatregelen.................233
Vergrote weergave................120, 158
Verkleind diafragma ........................82
Verzadiging ..................................... 92
Videosysteem ....................... 169, 214
Voeding
Aan-uitschakelaar.......................27
Batterijniveau..............................28
Maximumaantal
opnamen ............................28, 109
Opladen...................................... 24
Stopcontact...............................203
Uitschakelen....................... 27, 139
Volume (filmweergave)................. 163
W
Waarschuwing detailverlies.......... 173
WB Witbalans
Weergave............................... 58, 155
Weergaveduur opnamen.............. 138
Wissen (opname) ......................... 171
Witbalans ....................................... 99
Correctie .................................. 101
Custom ...................................... 99
Persoonlijk ............................... 100
Reeksopnamen........................ 102
Z
Zelfontspanner ............................... 71
Zelfontspanner, 2 sec..................... 71
Zoeker ............................................ 19
Dioptrische aanpassing ............. 36
Zwart-witopname...................... 76, 93
243
Verkorte handleiding
Menugebruik - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - pag. 244
Q Het scherm Snel instellen - - - - - - - - - - pag. 245
Opnamekwaliteit - - - - - - - - - - - - - - - - - - - pag. 246
Beeldstijl - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - pag. 246
Namen van onderdelen - - - - - - - - - - - - - - pag. 247
Basismodi - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - pag. 249
De ingebouwde flitser gebruiken - - - - - - - - pag. 249
Creatieve modi - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - pag. 250
d: Program AE - - - - - - - - - - - - - - - - - pag. 250
s: Shutter priority AE - - - - - - - - - - - - pag. 250
f: Aperture priority AE- - - - - - - - - - - pag. 250
E: AF-modus- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - pag. 251
S AF-punt- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - pag. 251
Z: ISO-snelheid - - - - - - - - - - - - - - - - - - pag. 252
i Transportmodus - - - - - - - - - - - - - - - - - pag. 252
A Live view-opnamen - - - - - - - - - - - - - - pag. 253
k Filmopnamen- - - - - - - - - - - - - - - - - - - pag. 254
Persoonlijke voorkeuzen- - - - - - - - - - - - - - pag. 254
Opnamen weergeven- - - - - - - - - - - - - - - - pag. 255
Verkorte softwarehandleiding
EOS DIGITAL Solution Disk - - - - - - - - - - - pag. 256
De software installeren - - - - - - - - - - - - pag. 257/258
EOS DIGITAL Software Instruction Manuals Disk
pag.259
244
Verkorte handleiding
Knop
<M>
LCD-
scherm
<S>
pijltjestoetsen
Knop <0>
Creatieve
modi
Basismodi Filmmodus
Menugebruik
Tabblad
Menu-instellingenMenu-items
1. Druk op de knop <M> om het menu weer te geven.
2.
Druk op de toets <
U
> om het tabblad te selecteren en druk
vervolgens op de toets <
V
> om het gewenste item te selecteren.
3. Druk op <0> om de instelling weer te geven.
4. Nadat u het item hebt ingesteld, drukt u op <0>.
245
Verkorte handleiding
Q
Het scherm Snel instellen
Sluitertijd
Diafragma
ISO-snelheid
Auto Lighting Optimizer
(Auto Helderheid
Optimalisatie)
Lichte tonen
prioriteit
Opnamemodus
Belichtings-
compensatie/
AEB-instelling
Flitsbelichtings-
compensatie
Beeldstijl
Witbalans
Lichtmeetmethode
Opnamekwaliteit
AF-modus
Transportmodus
Druk op de knop <Q> wanneer
de opname-instellingen worden
weergegeven.
Het scherm Snel instellen wordt
weergegeven.
Druk op de toets <S> om de functie te selecteren en draai
vervolgens aan het instelwiel <6> om de functie in te stellen.
In de basismodi (behalve C) kunt u bepaalde transportmodi
en de opnamekwaliteit selecteren.
Verkorte handleiding
246
Selecteer [1 Kwaliteit] en druk op <0>.
Druk op de toets <
U
> om de kwaliteit te selecteren en druk vervolgens op <
0
>.
Opnamekwaliteit
Opnamekwaliteit
Pixels
Maximumaantal opnamen
A BeeldstijlN
Druk op de knop <XA>.
Druk op de toets <U> om de
beeldstijl te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
Raadpleeg de instructiehandleiding bij de camera voor meer
informatie over <
S
> (Neutraal) en <
U
> (Natuurlijk).
Stijl
P
Standaard
Q
Portret
R
V
Omschrijving
Levendige kleuren en scherpe opnamen.
Mooie huidskleurtinten en redelijk scherpe opnamen.
Levendige landschappen en blauwe luchten, en zeer scherpe opnamen.
Zwart-witopnamen.
Landschap
Monochroom
247
Verkorte handleiding
Lees-/
schrijfindicator
<O>
Knop voor diafragma/
flitsbelichtingscompensatie
Scherm-
uitschakelings-
sensor
<A> Knop voor Live view-/
filmopnamen
<S> Knop voor
AF-puntselectie
<A> Knop voor
AE-vergrendeling
<0> Instelknop
<S>
pijltjestoetsen
Namen van onderdelen
Focusinstellingsknop
Ontspan-
knop
<Z> Knop voor
ISO-snelheid
Programmakeuzewiel
Aan-uitschakelaar
<D>
Flitsknop
<6>
Hoofdinstelwiel
Verkorte handleiding
248
Diafragma
ISO-snelheid
Sluitertijd
Maximumaantal
opnamen
Witbalans
Auto Lighting
Optimizer
(Auto Helderheid
Optimalisatie)
Lichtmeetmethode
Opnamemodus
Transportmodus
Indicator
belichtingsniveau
AF-modus
Batterijniveau
zxcn
Vol Leeg
Monochroomopnamen
Flitsbelichtings-
compensatie
Sluitertijd
Zoekerinformatie
Scherm met opname-instellingen
ISO-snelheid
Spotmetings-
cirkel
AF-punten
Indicator voor AF-puntactivatie
<•>
Focusbevestigings-
lampje
Diafragma
Max. opnamereeks
AE-vergrendeling
Flitser gereed
Indicator belichtingsniveau
Beeldstijl
Opnamekwaliteit
Pictogram Snel
instellen
249
Verkorte handleiding
Basismodi
D De ingebouwde flitser gebruiken
Creatieve modi
(Wordt alleen weergegeven als <
C
> is ingesteld.)
Alle opname-instellingen worden
automatisch ingesteld. U hoeft
alleen de ontspanknop in te
drukken; de camera doet de rest.
1
Automatisch
C
Automatisch/creatief
7
Flitser uit
2
Portret
3
Landschap
4
Close-up
5
Sport
6
Nacht portret
Druk achtereenvolgens op de
knoppen <Q> en <S> om de
functie te selecteren.
Draai aan het instelwiel <6> om
de functie in te stellen.
Druk op de knop <D> om de
ingebouwde flitser tevoorschijn te
laten komen en maak daarna de
opname.
Basismodi
Indien nodig komt de ingebouwde flitser bij weinig licht of tegenlicht
automatisch omhoog (behalve in de modi
<7>
<3>, en <5>).
B
a
s
i
s
m
o
d
i
Verkorte handleiding
250
Creatieve modi
d: Program AE
s: Shutter priority AE
f: Aperture priority AE
U kunt de camera-instellingen
naar wens aanpassen om
verschillende opnamen te maken.
De camera stelt de sluitertijd en diafragmawaarde
automatisch hetzelfde in als in de modus <1>.
Stel het programmakeuzewiel in op <d>.
Stel het programmakeuzewiel in op
<s>.
Stel het instelwiel <
6
> in op de gewenste
sluitertijd en stel scherp op het onderwerp.
Het diafragma wordt automatisch ingesteld.
Als de diafragmawaarde op het scherm
knippert, draait u aan het instelwiel
<
6
> totdat het knipperen stopt.
Stel het programmakeuzewiel in op
<
f
>.
Draai het instelwiel <6> naar
de gewenste diafragmawaarde
en stel scherp op het onderwerp.
De sluitertijd wordt automatisch ingesteld.
Als de sluitertijd op het scherm
knippert, draait u aan het instelwiel
<
6
> totdat het knipperen stopt.
C
r
e
a
t
i
e
v
e
m
o
d
i
251
Verkorte handleiding
S AF-puntN
E: AF-modusN
Stel de focusinstellingsknop op
het objectief in op <f>.
Druk op de knop <ZE>.
Druk op de toets <U> om de
AF-modus te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
X (1-beeld AF):
Voor niet-bewegende onderwerpen
9 (AI Focus AF):
De AF-modus wisselt automatisch
Z (AI Servo AF):
Voor bewegende onderwerpen
Druk op de knop <S>.
Druk op de toets <S> om het
AF-punt te selecteren.
Als u in de zoeker kijkt, kunt u
het AF-punt selecteren door aan
het instelwiel <6> te draaien
tot het gewenste AF-punt rood
knippert.
Wanneer u op <0> drukt,
wordt er geschakeld tussen het
middelste AF-punt en
automatische AF-puntselectie.
Verkorte handleiding
252
Z
: ISO-snelheidN
i
TransportmodusN
Druk op de knop <Z>.
Draai aan het instelwiel <6>
of druk op de toets <U> om
de ISO-snelheid te selecteren.
Bij 'AUTO' wordt de
ISO-snelheid automatisch
ingesteld. Wanneer u de
ontspanknop half indrukt, wordt
de huidige ISO-snelheid
weergegeven.
Druk op de knop <YiQ>.
Druk op de toets <U> om de
transportmodus te selecteren en
druk vervolgens op <0>.
u : Enkelbeeld
i : Continue opname
Q :
Zelfontspanner/Afstandsbed.
*
l : Zelfontspanner:2 sec.
q : Zelfontspanner: Continu*
* De transportmodi <Q> en
<q> kunnen in alle
opnamemodi worden
geselecteerd.
253
Verkorte handleiding
A
Live view-opnamen
Druk op de knop <A> om de
Live view-opname weer te
geven.
Druk de ontspanknop half in om
scherp te stellen.
Druk de ontspanknop helemaal
in om een opname te maken.
Gebruik het menu [6 Live view functie inst.] om de Live
view-instellingen te wijzigen.
Gebruiksduur batterij bij Live view-opnamen
Temperatuur Geen flits 50% flits
Bij 23 °C Circa 200 opnamen Circa 180 opnamen
Verkorte handleiding
254
k Filmopnamen
Persoonlijke voorkeuzenN
Stel het programmakeuzewiel in
op <k>.
Druk de ontspanknop half in om
scherp te stellen.
Druk op de knop <A> om een
filmopname te starten. Druk
nogmaals op <A> om de
filmopname te stoppen.
Druk de ontspanknop in om
foto's te maken.
1 Belichtings-
niveauverhogingen
2 ISO vergroten
3 Flitssynchronisatie-
snelheid in Av-modus
4 Ruisreductie lange
sluitertijd
5 Hoge ISO-ruisreductie
6 Lichte tonen prioriteit
7 AF-hulplicht
8 Spiegel opklappen
9 Sluiter/
AE-vergrendelknop
10 Wijs SET-knop toe
11 LCD-display bij
inschakelen
12 Voeg beeldverificatie-
gegevens toe
255
Verkorte handleiding
Opnamen weergeven
VergrotenIndex
yuyu
B
Wissen
Weergave
x
L
Opname selecteren
S
Opname-informatie
256
EOS DIGITAL Solution Disk
Deze cd bevat de volgende software voor EOS DIGITAL.
Communicatiesoftware voor de camera en de computer
Opnamen (foto’s/films) die met de camera zijn gemaakt downloaden
naar uw computer.
De camera instellen vanaf uw computer.
Foto's op afstand maken door de camera op uw computer aan te
sluiten.
Software voor het weergeven en bewerken van opnamen
Zeer snel opnamen weergeven, bewerken en afdrukken op uw
computer.
Opnamen bewerken zonder het origineel te wijzigen.
Geschikt voor de meest uiteenlopende gebruikers, van amateurs tot
professionals. Met name aanbevolen voor gebruikers die hoofdzakelijk
RAW-opnamen maken.
Software voor het weergeven en bewerken van opnamen
JPEG-opnamen weergeven, bewerken en afdrukken op uw computer.
Opnamen ordenen en sorteren op opnamedatum of thema.
MOV-films afspelen en bewerken, en filmbeelden omzetten in foto’s.
Aanbevolen voor personen die voor het eerst een digitale camera
gebruiken en amateurfotografen.
Software voor het maken van beeldstijlbestanden
U kunt beeldstijlen aanpassen aan uw eigen specifieke
opnamekenmerken en een origineel beeldstijlbestand maken/opslaan.
a EOS Utility
b Digital Photo Professional
c
ZoomBrowser EX (Windows)/ImageBrowser (Macintosh)
d Picture Style Editor
V
erkorte softwarehandleiding
257
Compatibele besturingssystemen
1
Controleer of de camera niet op uw computer is aangesloten.
2 Plaats de EOS DIGITAL Solution Disk (cd) in het cd-romstation.
3
Klik op
[
Easy Installation/Standaardinstallatie
]
om de installatie te starten.
Volg tijdens het resterende deel van de installatie de vensters die
worden weergegeven.
B
Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt het venster voor stap
4
.
4 Klik op [Restart/Opnieuw opstarten].
5 Verwijder de cd zodra de computer opnieuw is opgestart.
Raadpleeg de EOS Utility Instructiehandleiding (elektronische
handleiding in pdf-indeling) om opnamen van de camera te downloaden.
'WFT Utility' en 'Original Data Security Tools', software voor de
accessoires (apart verkrijgbaar), worden ook geïnstalleerd.
U kunt de software verwijderen als u deze niet nodig hebt.
De software installeren
Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd.
Anders zal de software niet op de juiste manier worden geïnstalleerd.
Windows 7
Windows Vista SP1/SP2/SP3
258
Compatibele besturingssystemen
1
Controleer of de camera niet op uw computer is aangesloten.
2 Plaats de EOS DIGITAL Solution Disk (cd) in het cd-romstation.
Dubbelklik op het bureaublad van uw computer op het cd-
rompictogram en dubbelklik vervolgens op [Canon EOS Digital
Installer/Installatieprogramma Canon EOS Digital].
3 Klik op [Install/Installeren] om de installatie te starten.
Volg tijdens het resterende deel van de installatie de vensters die
worden weergegeven.
Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt het venster voor stap
4
.
4 Klik op [Finish/Voltooien].
5 Verwijder de cd.
Raadpleeg de EOS Utility Instructiehandleiding (elektronische
handleiding in pdf-indeling) om opnamen van de camera te downloaden.
'WFT Utility', software voor de accessoires (apart verkrijgbaar), wordt ook
geïnstalleerd. U kunt de software verwijderen als u deze niet nodig hebt.
De software installeren
MAC OS X 10.4 - 10.6
259
[WINDOWS]
EOS DIGITAL Software Instruction Manuals Disk
Kopieer de instructiehandleidingen (pdf) op de cd naar de computer.
1 Plaats de EOS DIGITAL Software Instruction Manuals Disk (cd) in
het cd-romstation van de computer.
2 Open de cd.
Klik op [Start] X [My Computer/Deze computer] (in andere
versies dan Windows XP dubbelklikt u op [My Computer/Deze
computer] op het bureaublad) en dubbelklik vervolgens op het
cd-romstation waarin u de cd hebt geplaatst.
3 Dubbelklik op de START.pdf-bestanden.
BAdobe Reader wordt gestart en de index van de
instructiehandleidingen wordt weergegeven. Selecteer uw taal.
[MACINTOSH]
EOS DIGITAL Software Instruction Manuals Disk
Kopieer de instructiehandleidingen (pdf) op de cd naar de Macintosh.
1 Plaats de EOS DIGITAL Software Instruction Manuals Disk (cd) in
het cd-romstation van uw Macintosh.
2 Open de cd.
Dubbelklik op het pictogram van de cd.
3 Dubbelklik op de START.pdf-bestanden.
BAdobe Reader wordt gestart en de index van de
instructiehandleidingen wordt weergegeven. Selecteer uw taal.
U dient Acrobat Reader (versie 6.0 of hoger) te installeren om de bestanden van de
instructiehandleiding (pdf-indeling) te bekijken. Installeer Adobe Reader als deze
software nog niet op uw computer is geïnstalleerd.
Als u de handleiding wilt opslaan op uw computer, gebruikt u de functie 'Opslaan' van Adobe Reader.
U dient Acrobat Reader (versie 6.0 of hoger) te installeren om de bestanden van de
instructiehandleiding (pdf-indeling) te bekijken. Installeer Adobe Reader als deze
software nog niet op uw Macintosh is geïnstalleerd.
Als u de handleiding wilt opslaan op uw computer, gebruikt u de functie 'Opslaan' van Adobe Reader.
INSTRUCTIEHANDLEIDING
Deze instructiehandleiding is geldig vanaf januari 2010. Voor informatie over de
compatibiliteit van de camera met accessoires en objectieven van na deze datum,
kunt u zich wenden tot een Canon Service Center.
CEL-SP4EA280 © CANON INC. 2010 GEDRUKT IN DE EU
CANON UK LTD
For technical support, please contact the Canon Help Desk:
Canon UK, RCC Customer Service
Unit 130, Centennial Park, Elstree, Herts, WD6 3SE, UK
Helpdesk: 0844 369 0100 (5 pence/min from a BT landline, other costs may vary)
Fax: 020 8731 4164
www.canon.co.uk
CANON INC.
30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
Europa, Afrika & Midden-Oosten
CANON EUROPA N.V.
PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen,
Nederland
CANON FRANCE SAS
17, quai du Président Paul Doumer
92414 Courbevoie cedex,
Frankrijk
Hot line 0170480500
www.canon.fr
CANON DEUTSCHLAND GmbH
Europark Fichtenhain A10, 47807 Krefeld,
Duitsland
Helpdesk: 069 2999 3680
www.canon.de
CANON ITALIA S.P.A.
Via Milano 8, I-20097 San Donato Milanese (MI),
Italië
Servizio clienti: 848 800519 (0,0787 €+ 0,0143 €/min)
Fax: 02-8248.4600
www.canon.it
CANON ESPAÑA S.A.
Avenida de Europa nº 6. 28108 Alcobendas (Madrid)
Helpdesk: 901.900.012 (€0,039/min)
Fax: (+34) 91 411 77 80
www.canon.es
CANON BELGIUM N.V. / S.A.
Berkenlaan 3, B – 1831 Diegem,
België
Helpdesk : (02) 620.01.97 (0,053 € + 0,053 €/min)
Fax: (02) 721.32.74
www.canon.be
CANON LUXEMBOURG S.A.
Rue des Joncs 21, L-1818 Howald,
Luxemburg
Helpdesk : 27 302 054 (0,12 €/min)
Fax: (352) 48 47 96232
www.canon.lu
CANON NEDERLAND N.V.
Bovenkerkerweg 59-61
1185 XB Amstelveen
Nederland
Helpdesk: 020 7219 103
www.canon.nl
CANON DANMARK A/S
Knud Højgaards Vej 1, DK-2860 Søborg,
Denemarken
Helpdesk: 70 20 55 15 (0,25 DKK + 0,25 DKK/min)
Fax: 70 155 025
www.canon.dk
CANON NORGE as
Hallagerbakken 110, Postboks 33, Holmlia, 1201 Oslo,
Noorwegen
Helpdesk: 23 50 01 43 (0,89 NOK + 0,49 NOK/min)
www.canon.no
CANON OY
Kuluttajatuotteet, Huopalahdentie 24, PL1, 00351 Helsinki, Finland
Helpdesk: 020 366 466 (0,0821 €+ 0,0149 €/min)
www.canon.fi
CANON SVENSKA AB
Gustav III:s Boulevard 26, S-169 88 Solna,
Zweden
Helpdesk: +46 (0)8 519 923 69 (0,23 SEK + 0,45 SEK/min)
Fax: +46 (0)8 97 20 01
www.canon.se
CANON (SCHWEIZ) AG
Industriestrasse 12, 8305 Dietlikon,
Zwitserland
Helpdesk: 0848 833 838 (0,08 CHF/min)
www.canon.ch
CANON AUSTRIA GmbH
Oberlaaer Strasse 233, A – 1110 Wien,
Oostenrijk
Helpdesk: 0810 081009 (0,07 €/min)
www.canon.at
CANON PORTUGAL, S.A.
Rua Alfredo Silva, 14 - Alfragide, 2610-016 Amadora, Portugal
Helpdesk: +351 21 42 45 190 (€0,0847 + €0,031/min)
www.canon.pt
WEB SELF-SERVICE: www.canon-europe.com
INSTRUCTIE-
HANDLEIDING
NEDERLANDS
De 'Verkorte handleiding' en 'Verkorte softwarehandleiding'
bevinden zich achter in deze handleiding.
163

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels
1

Forum

Canon-eos-550d
6
12
18
  • Hallo,
    Ik wil graag wat foto's op mijn kaartje wissen. Als ik het knopje daarvoor indruk geeft de camera aan "is schrijfbeveiligd". Hoe kan ik dit weer terug instellen zodat ik wel foto's kan wissen van mijn kaartej?
    Alvast dank je wel.
    groetjes Arina
    Gesteld op 17-1-2014 om 12:22

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
    • Kijk even op het kaartje zelf daar zit een schuifje op waarmee je je de schrijfbeveiliging kunt instellen
      Schuifje omzetten en je kunt de foto's wissen.

      groetjes Rini Geantwoord op 24-1-2014 om 19:42

      Waardeer dit antwoord (3) Misbruik melden
  • Canon 550d met standaard lens.aan de voorzijde v h toestel displayzijde staan toetsen rechts boven:vergrootglas met + en- in.ik veronderstel dat dit is om in en uit te zoomen.als ik rechts druk zoomt hij x5 als ik nogmaals druk x10.wanneer ik nu een opname maan is de foto niet ingezoomd!ik denk dat behalve aan de lens te draaien dit toestel ook verder moet kunnen zoomen .welke instellingen staan fout?toestel is van mijn dochter in België en ik zit in Namibië! Gesteld op 30-12-2013 om 15:59

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
    • de + en - zijn slechts voor het inzoomen op een op het schermpje getoonde foto; het heeft niets te maken met het opnemen van een foto. Geantwoord op 19-1-2014 om 11:05

      Waardeer dit antwoord Misbruik melden
  • communicatie tussen lens en camera is foutief Gesteld op 13-11-2013 om 08:20

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • De computer herkent het fototoestel niet meer. Als ik het toestel aansluit op de pc, verschijn t er in het scherm van het toestel bovenin BUSY.
    Gesteld op 11-11-2013 om 14:09

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • We hebben alle foto's gewist op camera en hebben vervolgens enkele foto's gemaakt. Nu kunnen we deze foto's ineens niet meer terug vinden op de camera en lijkt de camera evenmin nieuwe foto's op te slaan. Het geheugen kan haast niet vol zijn, aangezien we net de camera hadden leeggemaakt. Kan dit te maken hebben met het mogelijk niet verwijderen van Raw gegevens en wat houdt dat dan in? Gesteld op 3-10-2013 om 13:28

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • Welke kwaliteit instelling is het beste?

    Er staan meerdere opties maar ik weet niet welke ik moet hebben. Soms willen we bestellen via internet maar is de kwaliteit niet goed genoeg.

    Je heb L M S met een gekarteld boogje
    En L M S met een rond boogje
    Raw+rond boogje L en gewoon RAW

    Ik hoop dat jullie mijn advies kunnen geven, hij staat momenteel op rond boogje L

    Groetjes Romina Gesteld op 13-7-2013 om 09:27

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
    • Als je de verschillende instellingen bekijkt in het menu dan zie je hoeveel foto's je kunt nemen .
      Aan de hand daarvan kan je weten welke de beste kwaliteit heeft Geantwoord op 15-11-2013 om 19:31

      Waardeer dit antwoord (10) Misbruik melden
24
  • Mijn camera Canon 550D drukt normaal af op de standaardinstellingen (bv landschap) met normaal geluid (klik klik en laat het beeld zien en daarna het instellingenscherm). Als ik de camera op bv TV of AV zet dan hoor ik maar één klik, daarna zwart scherm en dan instellingenscherm, zo ongeveer 30 seconden daarna de tweede klik en is er geen foto genomen. weet iemand een oplossing. Gesteld op 19-5-2013 om 15:38

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • Kan het sluitergeluid van de EOS 550D uitgezet/stiller gezet worden ? Ik kan dit in de handleiding niet vinden en ook niet op Internet (google) Gesteld op 19-5-2013 om 10:45

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • Ja kan in het menu wel de spiegel alvast klappen voor het nemen van een foto. Dit geeft minder trilling aan het toestel tijdens het nemen van een foto met bijvoorbeeld lange sluitertijd en het maakt minder herrie. Dit staat volgens mij onder de Fn functie in het menu. Geantwoord op 13-3-2014 om 20:46

    Waardeer dit antwoord Misbruik melden
  • slowmotion filmen
    Gesteld op 21-4-2013 om 10:15

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • hoe krijg ik de naam van de fotograaf op de foto's . is dat in te stellen op de camera Gesteld op 20-3-2013 om 14:40

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • de camera blijft steeds opnieuw scherpstellen Gesteld op 12-1-2013 om 23:56

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • Sinds kort heb ik een externe flitser (Metz 44 AF-1). Ik ben nog zoekende hoe hiermee te werken, maar tot nu toe ging dit goed.
    Nu kan ik de interne flits niet meer uitklappen als ik zonder externe flits wil werken. Bij de instellingen krijg ik ook de melding dat het interne flits menu niet geopend kan worden, omdat er een externe flitser is. Wat is hier fout gegaan en hoe kan ik dit weer rechtbreien?
    Gesteld op 25-12-2012 om 00:11

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
30
36

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Canon eos 550d bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Canon eos 550d in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 12,51 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Canon eos 550d

Canon eos 550d Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 260 pagina's

Canon eos 550d Gebruiksaanwijzing - English - 260 pagina's

Canon eos 550d Gebruiksaanwijzing - Français - 260 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info