Bedrade verbinding
a
De verbinding voorbereiden
Voordat u begint met het instellen van een bekabelde verbinding
1. Zorg dat de printer is ingeschakeld.
Wanneer het apparaat is ingeschakeld, brandt het AAN/UIT-lampje (A).
Opmerkingen over bedrade verbinding
Zorg dat de computer en de router (A) (of het toegangspunt) verbonden zijn.
De con guratie, routerfuncties, instellingsprocedures en beveiligingsinstellingen van het netwerkapparaat hangen af van
uw besturingssysteem. Raadpleeg de handleiding van het netwerkapparaat voor meer informatie of neem contact op met
de fabrikant.
Als u het apparaat op kantoor gebruikt, vraagt u de netwerkbeheerder om deze informatie.
Wees extra waakzaam als u verbinding maakt met een netwerk waarop geen beveiligingsmaatregelen zijn getroffen,
aangezien u het risico loopt gegevens, zoals uw persoonlijke gegevens, aan derden openbaar te maken.
Deze printer kan niet tegelijk worden gebruikt via een draadloze en een bekabelde verbinding.
Wanneer u een router gebruikt, moet u de printer en de computer aansluiten aan de LAN-zijde (zelfde netwerksegment).
b
Kabelverbinding
U hebt een Ethernet-kabel nodig (afzonderlijk verkrijgbaar).
1. Verwijder het kapje (A) van de bovenste poort links op de achterzijde van de printer.
2. Verbind de printer en een netwerkapparaat (router, enzovoort) met een Ethernet-kabel (A).
Zorg ervoor dat u de juiste poort aan de achterkant van de printer gebruikt. Sluit deze niet aan op de USB-poort.
•
•
•
•
•
•