61
Geavanceerde functies -
Opnemen
Ne
Gebruik van digitale effecten
Faders 64
Begin of eindig scènes met een fade (overgang) vanaf of naar zwart.
Het beeld wordt geleidelijk zichtbaar.
Het beeld verdwijnt geleidelijk.
Fade-start (FADE-T)
Het beeld begint als een verticale lijn in het
midden en wordt naar de zijkanten groter
totdat het gehele scherm hiermee gevuld is.
Het beeld wordt vanaf beide zijden van
het scherm dichtgeschoven.
Schuiven (WIPE)
Het beeld verschijnt vanaf de hoeken
totdat het gehele scherm hiermee gevuld
is.
Het beeld wordt dichtgeschoven vanaf
de hoeken.
Verschuiving vanuit de hoeken (CORNER)
Vanaf de linkerzijde verschijnt een klein beeld
dat naar het midden springt en groter wordt
totdat het gehele scherm hiermee gevuld is.
Het beeld krimpt, springt vanaf het
midden naar links en verdwijnt.
Sprong (JUMP)
Het beeld zwaait het scherm op.
Het beeld zwaait het scherm uit.
Zwaai (FLIP)