555766
18
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/353
Pagina verder
1
Gefeliciteerd met de keuze van dit product!
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit product. Lees deze Gebruiksaanwijzing aandachtig om het
beste resultaat uit het apparaat te halen en om verzekerd te zijn van veilig en correct gebruik.
Bewaar deze Gebruiksaanwijzing daarna samen met het garantiebewijs op een veilige plek.
Lees onderstaande voordat u het product in
gebruik neemt
Voor het maken van mooie borduurontwerpen
Met dit systeem kunt u een groot aantal borduurontwerpen maken en kunt u een breed scala
aan naai-eigenschappen instellen (draaddichtheid, steeklengte, enzovoort). Het uiteindelijke
resultaat hangt echter af van het model naaimachine dat u gebruikt. Wij raden u aan een
proeflapje te naaien met de door u ingestelde naaigegevens voordat u op de uiteindelijke stof
naait.
Voor een veilig gebruik
Sla geen bestanden op de “Software dongle voor PE-DESIGN” op om over te zetten of op te
slaan.
Plaats de “Software dongle voor PE-DESIGN” niet in uw naaimachine.
Voor een langere levensduur
Plaats de “Software dongle voor PE-DESIGN” niet in direct zonlicht of op een plek met een
hoge luchtvochtigheid. Plaats de “Software dongle voor PE-DESIGN” niet in de buurt van een
verwarming, een strijkijzer of andere hete voorwerpen.
Zorg dat u geen water of andere vloeistof morst op de “Software dongle voor PE-DESIGN”.
Zorg dat u de “Software dongle voor PE-DESIGN” niet laat vallen en er niet tegen stoot.
Voor reparatie of aanpassingen
Neem contact op met de dichtstbijzijnde onderhoudsinstelling in het geval een storing
optreedt of aanpassingen nodig zijn.
Opmerking
Aangezien deze “Software dongle voor PE-DESIGN” vereist is om de software uit te voeren,
is de vervangingswaarde gelijk aan de detailhandelsprijs van de software. Bewaar deze op
een veilige plek als u hem niet gebruikt.
In deze Gebruiksaanwijzing en de Naslaggids staat geen uitleg over het gebruik van uw
computer onder Windows
®
. Raadpleeg hiervoor de gebruiksaanwijzingen van Windows
®
.
Erkenning auteursrechten
Windows
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation. Andere productnamen die
worden genoemd in de Gebruiksaanwijzing en de Naslaggids zijn mogelijk handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van de respectievelijke bedrijven en worden hierbij erkend.
Waarschuwing
De software die bij dit product wordt geleverd, is auteursrechtelijk beschermd. Deze software mag
alleen worden gebruikt of verveelvoudigd in overeenstemming met de auteursrechtelijke wetten.
Extra productinformatie en updates vindt u op onze website:
http://www.brother.com/ of http://support.brother.com/
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES
Dit product is bedoeld voor huishoudelijk gebruik.
2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave................................2
Gebruik van gebruiksaanwijzingen
....4
Ondersteuning/service....................5
Technische dienst .............................................5
Online registratie ...............................................5
Controleren op nieuwe versies van het
programma........................................................6
Software dongle voor PE-DESIGN
...7
Vergelijking van typen gegevens die
zijn gemaakt met PE-DESIGN 10....8
Toepassingen opstarten/afsluiten
...9
Toepassing starten............................................9
De toepassing afsluiten.....................................9
Over de startwizard .........................................10
Informatie over vensters...............11
Venster Layout & Editing.................................11
Voorbeeld van het importeren van
borduurgegevens ............................................13
Basissoftware-instellingen...........14
De instellingen van de ontwerppagina
opgeven ..........................................................14
Werken met de stofselector ............................17
Basisweergave-instellingen opgeven..............18
Basisbewerkingen in Layout &
Editing ............................................22
Lesgids 1: Vormen tekenen om een
borduurontwerp te maken ...............................23
Borduurontwerpen bewerken ..........................31
Garenkleuren en naaitypen opgeven voor lijnen
en gebieden ....................................................46
Vormen tekenen..............................................60
Borduurpatronen een andere vorm geven ...... 66
Een steekpatroon bewerken ...........................71
Borduurpatronen controleren ..........................77
Borduurontwerpen openen/importeren ...........90
Opslaan en afdrukken .....................................95
Borduurpatronen maken
die tekst bevatten ........................100
Lesgids 2: werken met sjablonen ..................101
Sjabloonfunctie..............................................104
Lesgids 3: Tekst invoeren..............................105
Geavanceerde procedures voor het invoeren van
tekst...............................................................106
Lesgids 4: Monogrammen.............................120
Geavanceerde bewerkingen voor het invoeren
van monogrammen........................................123
Lesgids 5: tekstplaatsing creëren..................124
Functie Tekstplaatsing (tekst vervangen)......127
Borduurpatronen maken met
afbeeldingen ................................130
Steek-wizard: Afbeelding automatisch
converteren tot borduurpatroon .....................131
Lesgids 6-1: Automatisch perforeren.............132
Functies van Automatisch perforeren............134
Lesgids 6-2: Kruissteek .................................135
Functies van Kruissteek ................................137
Lesgids 6-3: Fotosteek 1 ...............................139
Functies van Fotosteek 1 ..............................142
Lesgids 6-4: Fotosteek 2 ...............................144
Functies van Fotosteek 2 ..............................146
Geavanceerde bewerkingen voor
Steekwizard...................................................147
Beeldgegevens importeren............................150
Afbeeldingsinstellingen wijzigen....................152
Lesgids 7: print en borduur............................154
Bewerkingen voor specifieke
toepassingen ...............................160
Lesgids 8-1: applicaties maken .....................161
Lesgids 8-2: geborduurde lapjes maken .......166
Lesgids 8-3: Een open-borduurwerkpatroon
maken gevuld met netstructuursteken...........169
Werken met de open-borduurwerkfuncties....173
Lesgids 9-1: Gesplitste borduurontwerpen
maken............................................................177
Lesgids 9-2: Ontwerp maken voor universele
ringen.............................................................183
Lesgids 9-3: borduren met het jumboraam....188
3
Inhoudsopgave
Aangepaste naai-eigenschappen opgeven/
opslaan..........................................................192
Werken met de functie Handmatige
borduurinstellingen ........................................197
Gegevens overbrengen .............. 200
Borduurontwerpen overbrengen naar
machines .......................................................201
Met de functie Link (Verbinding) borduren vanaf
de computer...................................................204
Design Center.............................. 210
Basisbewerkingen in Design Center..............211
Venster Design Center ..................................221
Origineel-beeldstadium..................................222
Lijntekeningstadium.......................................224
Stadium lijnen bewerken ...............................226
Naai-instellingenstadium ...............................231
Design Database ......................... 240
Venster Design Database..............................241
Design Database opstarten...........................242
Borduurontwerpen indelen ............................243
Borduurontwerpen openen............................245
Borduurontwerpen overbrengen naar
machines .......................................................246
Borduurontwerp zoeken ................................251
Borduurontwerpbestanden converteren naar
verschillende bestandstypen .........................252
Borduurontwerpen controleren ......................253
Catalogus van borduurontwerpen uitvoeren
...255
Programmable Stitch Creator .... 258
Basisbewerkingen in Programmable Stitch
Creator...........................................................259
Vulling-/stempelsteekpatronen maken ..........260
Een patroon bewerken in de modus Vullen/
Stempel .........................................................264
Een motiefsteekpatroon maken.....................266
Een patroon bewerken in de modus Motief ...269
Venster Programmable Stitch Creator...........270
Een sjabloon openen.....................................271
Voorbeeldvenster ..........................................272
Patronen opslaan ..........................................272
Instellingen wijzigen.......................................273
Font Creator ................................ 274
Basisbewerkingen in Font Creator ................275
Venster Font Creator.....................................282
Een bestand openen..................................... 284
Een teken selecteren en het sjabloon
voorbereiden................................................. 285
Een letterpatroon maken .............................. 287
Punten van een letterpatroon bewerken....... 288
De gemaakte letterpatronen controleren ...... 289
Letterpatronen opslaan................................. 291
Instellingen wijzigen...................................... 292
Bijvoegsel.................................... 294
Voor basisbewerkingen ................................ 295
Meer over instellingen................................... 297
Diverse instellingen wijzigen......................... 298
Deze toepassing effectief gebruiken............. 303
Menu’s/functies en referentie .... 306
Layout & Editing............................................ 307
Design Center............................................... 312
Design Database .......................................... 315
Programmable Stitch Creator ....................... 317
Font Creator.................................................. 318
Naai-eigenschappen..................................... 320
Lettertypelijst................................................. 340
Problemen oplossen ..................................... 344
Nieuwe functies van PE-DESIGN 10............ 346
Index............................................. 348
4
Gebruik van gebruiksaanwijzingen
De onderstaande gebruiksaanwijzingen worden met de software meegeleverd.
Lees deze gids alvorens de software te gebruiken. In deze gids vindt u aanwijzingen en voorzorgsmaatregelen
die nodig zijn om de software te kunnen gebruiken. De tweede helft bevat lesgidsen waarin borduurpatronen
en projectvoorbeelden worden uitgelegd, met gebruik van belangrijke functies.
Deze handleiding bevat instructies voor het gebruik van de PE-DESIGN-software.
Lees eerst “Software dongle voor PE-DESIGN”, “Toepassing starten/afsluiten”, “Vergelijking van typen
gegevens die zijn gemaakt met PE-DESIGN 10”, “Voorbeeld van importeren borduurgegevens” en “Inzicht in
Windows” om algemeen inzicht te krijgen in elementaire softwaretoepassingen.
Lees vervolgens “Basisbewerkingen in Layout & Editing”. In dit hoofdstuk maken we borduurpatronen als
voorbeeld voor basisbewerkingen in Layout & Editing en het overbrengen van patronen naar de
borduurmachine. Volg de procedures om echte borduurpatronen te maken.
In de hoofdstukken die zijn gewijd aan de diverse toepassingen vindt u beschrijvingen van de nuttige functies
en de diverse instellingen. Door de beschrijvende titels vindt u de gemakkelijk de informatie die u nodig hebt.
In de hoofdstukken met lesgidsen volgt u de betreffende procedures om de diverse bewerkingen te oefenen.
Daarna leest u de uitvoerige beschrijvingen.
In de volgende hoofdstukken wordt extra informatie geleverd. Lees zo nodig het betreffende hoofdstuk.
Ondersteuning/Service: dit hoofdstuk bevat informatie over de garantie voor dit product en over de procedure
voor software-updates.
Bijvoegsel: dit hoofdstuk bevat een inleiding op de functies, bijzonderheden over de instellingen die
beschikbaar zijn in het dialoogvenster [Opties] en procedures om problemen op te lossen. Ook krijgt u hier
tips en maatregelen om deze software optimaal te gebruiken.
Menu’s/functies en referentie: dit hoofdstuk bevat lijsten met naaitypen, naai-eigenschappen en lettertypen,
en de verschillende opdrachten.
De procedures in deze handleiding zijn geschreven voor gebruik in Windows
®
8.1. Als u deze software
gebruikt op een ander besturingssysteem dan Windows
®
8.1, verschillen de procedures en het uiterlijk van de
vensters mogelijk enigszins.
De Gebruiksaanwijzing (PDF-versie) openen
Deze handleiding wordt geleverd als PDF-bestand op de bijgeleverde “Software dongle voor PE-DESIGN”.
De Gebruiksaanwijzing wordt ook geïnstalleerd met de software.
Klik op de pijl omlaag linksonder in het [Start]-scherm om de weergave [Alle toepassingen] te tonen. Klik
vervolgens op [Gebruiksaanwijzing] onder de titel [PE-DESIGN 10] op het scherm. (Gebruikers van
Windows
®
7 of Windows Vista
®
: klik achtereenvolgens op [Alle programma´s], [PE-DESIGN 10] en
[Gebruiksaanwijzing].)
Bij een andere toepassing dan Design Database klikt u op en vervolgens op [Gebruiksaanwijzing].
Bij Design Database klikt u op [Help] en vervolgens op [Gebruiksaanwijzing].
Naslaggids
Gebruiksaanwijzing
b
U hebt Adobe
®
Reader
®
nodig om de PDF-versie van de Gebruiksaanwijzing weer te geven en af te drukken.
•Als Adobe
®
Reader
®
zich niet op uw computer bevindt, moet u dit programma installeren. U kunt het
programma downloaden van de website (http://www.adobe.com/).
5
Ondersteuning/service
Technische dienst
Neem contact op met de Technische dienst wanneer u problemen ondervindt. Raadpleeg de bedrijfswebsite
(http://www.brother.com/) als u de Technische dienst in uw omgeving zoekt. Als u de FAQ en informatie over
software-updates wilt bekijken, bezoekt u Brother Solutions Center (http://support.brother.com/).
Online registratie
Wilt u op de hoogte worden gehouden van updates en andere belangrijke informatie, zoals ontwikkeling van
toekomstige producten en verbeteringen? Registreer dan uw product online via een eenvoudige
registratieprocedure.
Klik op in Layout & Editing en vervolgens op [Online registratie] om de geïnstalleerde webbrowser te
starten en de pagina voor online registratie op onze website te openen.
Die registratiepagina van de website verschijnt wanneer u onderstaand adres opgeeft in de adresbalk van de
webbrowser.
http://www.brother.com/registration/
a
Zorg dat u de informatie bij de hand hebt wanneer u contact opneemt met de Technische dienst.
Zorg dat het besturingssysteem van uw computer is bijgewerkt met alle updates.
Houd het merk en model van uw computer en het Windows
®
-besturingssysteem bij de hand.
(Raadpleeg de Naslaggids voor systeemvereisten.)
Informatie betreffende foutmeldingen die op het scherm worden weergegeven. Met deze informatie
kunnen uw vragen sneller worden afgehandeld.
Zorg dat PE-DESIGN 10 bij blijft met updates.
b
Online registratie is misschien niet mogelijk in sommige landen.
6
Ondersteuning/service
Controleren op nieuwe versies van het
programma
Klik op in Layout & Editing en vervolgens op [Zoeken naar beschikbare updates].
Uw software wordt gecontroleerd om vast te stellen of u de laatste versie hebt.
Als onderstaand bericht verschijnt, gebruikt u niet de nieuwste versie van de software.
Als onderstaand bericht wordt weergegeven, gebruikt u niet de nieuwste versie van de software. Klik op [Ja]
en download vervolgens de nieuwste versie van de software van de website.
b
Als het selectievakje [Bij opstarten altijd controleren op recentste versie] is geselecteerd, wordt telkens
bij het opstarten gecontroleerd of u de nieuwste software hebt.
7
Software dongle voor PE-DESIGN
Als u PE-DESIGN 10 wilt gebruiken moet u de meegeleverde “Software dongle voor PE-DESIGN” in een USB-
poort van de computer plaatsen.
De “Software dongle voor PE-DESIGN” voorkomt ongeoorloofd gebruik van deze software. U kunt de software
niet starten als de “Software dongle voor PE-DESIGN” niet is geplaatst.
a
U kunt de “Software dongle voor PE-DESIGN” niet gebruiken als USB-medium. Sla op de “Software
dongle voor PE-DESIGN” geen borduurbestanden op om te bewaren of over te brengen.
Wanneer u de “Software dongle voor PE-DESIGN” in een USB-poort van de computer plaatst, verschijnt
het dialoogvenster [Automatisch afspelen]. Gebruik dit dialoogvenster niet. Klik op om het
dialoogvenster te sluiten. Start vervolgens PE-DESIGN 10.
Wanneer het bericht “Wilt u verwisselbare schijf (F:) controleren en herstellen ?” verschijnt, selecteert u
[Doorgaan zonder controleren]. Vervolgens start u PE-DESIGN 10. De stationsnaam voor de
Verwisselbare schijf kan verschillen per computer.
Als u de “Software dongle voor PE-DESIGN” uit de computer wilt nemen, klikt u op [Start] - [Computer].
Vervolgens klikt u met de rechtermuisknop op “Software dongle voor PE-DESIGN” en op [Uitwerpen].
Formatteer de “Software dongle voor PE-DESIGN” niet.
We adviseren u een back-up te maken van deze software, met het oog op onvoorziene problemen.
8
Vergelijking van typen gegevens die
zijn gemaakt met PE-DESIGN 10
In PE-DESIGN 10 worden drie typen gegevens gebruikt.
Steekpatroon: ingebouwde borduurgegevens (gemaakt via een conversie in PE-DESIGN 10)
Tekstpatroon: gegevens die zijn gemaakt met de [Tekst]-functies
Vormpatroon (omtrekpatroon): gegevens die zijn gemaakt met de [Vormen]-functies. Een uniforme
naairichting of meerdere naairichtingen wordt/worden toegepast op het hele gebied.
Alle gegevens kunnen worden geconverteerd naar een ander type, zoals hieronder aangegeven. De pijlen
geven aan in welke richting gegevens kunnen worden geconverteerd. De methoden om de gegevens te
bewerken verschillen per gegevenstype.
Steekpatroon
U kunt punten (naaldposities) bewerken (een andere
vorm geven door punten te verplaatsen/verwijderen
of lijnen op punten te splitsen/verbinden) en steken
splitsen; maar u kunt niet de naaitypen gebied naaien
of lijn naaien, of naai-eigenschappen opgeven.
Tekstpatroon
U kunt tekst bewerken door letters op te geven/te
verwijderen, teksteigenschappen opgeven (zoals
het lettertype of de omvormstijl) en naai-
eigenschappen opgeven.
Vormpatroon
U kunt naaitypen gebied en lijn en naai-
eigenschappen opgeven, paden bewerken (door
punten te verplaatsen/te verwijderen, een andere
vorm te geven door de handvatten te verplaatsen of
door lijnen te splitsen/verbinden bij punten), de
naairichting wijzingen, stempels plaatsen/
bewerken, reliëf-/graveereffecten toepassen,
overlappende gebieden verwijderen/samenvoegen,
overlapping van twee kleurgebieden instellen,
omtrekken splitsen en verschuivingslijnen en
bloempatronen maken.
Bijvoorbeeld: wanneer een steekpatroon wordt
geconverteerd naar vormen, kunt u de naaitypen en
naai-eigenschappen wijzigen en de vormen
gemakkelijk bewerken en vergroten/verkleinen.
Wanneer een tekstpatroon wordt geconverteerd
naar vormen, kunt u de naairichting en lettervormen
bewerken en verschuivingslijnen creëren.
Functies die niet beschikbaar zijn voor het ene
gegevenstype, kunt u misschien uitvoeren nadat de
gegevens zijn geconverteerd tot een ander type.
Converteer gegevens naar het type waarin u de
bewerkingen kunt uitvoeren die nodig zijn om de
gewenste borduurgegevens te creëren.
Vormpatroon
Steekpatroon
Tekstpatroon
Verander de vorm
door paden te
bewerken.
Verander de vorm door de
naaldposities te bewerken.
Bewerkt de tekst of
wijzig het lettertype.
9
Toepassingen opstarten/afsluiten
Toepassing starten
Klik op de pijl omlaag linksonder in het [Start]-scherm om de weergave [Alle toepassingen] te tonen. Klik
vervolgens op [PE-DESIGN 10 (Layout & Editing)] onder de titel [PE-DESIGN 10] op het scherm.
Wanneer u de toepassing start, verschijnt de startwizard.
cc “Over de startwizard” op pagina 10
De toepassing afsluiten
Klik op en op [Afsluiten].
b
Gebruikers van Windows
®
7 of Windows Vista
®
: klik achtereenvolgens op , [Alle programms],
[PE-DESIGN 10] en [PE-DESIGN 10 (Layout & Editing)].
17
Basissoftware-instellingen
Werken met de stofselector
Een groep naai-eigenschapinstellingen voor de belangrijke typen stof kunt u oproepen in het dialoogvenster
[Stofkiezer]. Selecteer de stof waarop u gaat borduren om een beschrijving van de stof te bekijken, en advies
over het borduren.
1 Klik op en op [Stofkiezer].
2 Selecteer de groep instellingen die u wilt
oproepen.
a Selecteer het type stof waarop u wilt
borduren om de aanbevolen instellingen
voor die stof op te geven.
Wanneer u een type stof selecteert,
verschijnt een beschrijving.
3 Klik op [OK].
Wanneer u vormen en tekst opgeeft, worden
de naai-eigenschappen ingesteld zoals
aanbevolen voor de geselecteerde stof.
cc “Naai-eigenschappen opgeven” op
pagina 54
a
a
De naai-eigenschappen voor geïmporteerde
vormen en tekst worden niet gewijzigd.
Borduur een proeflapje voordat u uw project
uitvoert.
cc “Voor basisbewerkingen” op pagina 295
b
Originele instellingen kunt u opslaan om later te
gebruiken in de [Stofkiezer]. Klik op op het
tabblad [Naai-eigenschappen]; klik op [Opslaan
als] en vervolgens op [OK] zonder de naam voor
de instellingen te wijzigen. Een groep instellingen
die u hebt opgeslagen verschijnt met “*” naast de
naam.
cc “Instellingen opslaan in een lijst” op
pagina 192
18
Basissoftware-instellingen
Basisweergave-instellingen opgeven
U kunt een raster van stippellijnen of ononderbroken
lijnen weergeven of verbergen en de afstand tussen
de rasterlijnen aanpassen.
1 Klik op de tab [Weergave].
2 Geef de rasterinstellingen op.
a Raster weergeven
Schakel dit selectievakje in als u het
raster wilt weergeven.
b met assen
Schakel dit selectievakje in als u het
raster wilt weergeven als ononderbroken
lijnen.
c Interval
Geef de rasterafstand op.
d Uitlijnen op raster
Schakel dit selectievakje in als u patronen
wilt uitlijnen met het raster. De functie
Uitlijnen op raster werkt ongeacht of het
raster wel of niet wordt weergegeven.
U kunt de liniaal weergeven of verbergen.
1 Klik op de tab [Weergave].
2 Als u de liniaal wilt weergeven, schakelt u het
selectievakje [Liniaal] in de groep [Liniaal] in.
Als u de liniaal wilt verbergen, schakelt u het
selectievakje [Liniaal] uit.
Rasterinstellingen wijzigen
b
U kunt ook met de knop schakelen tussen
raster tonen/verbergen.
a
b
d
c
Liniaalinstellingen
wijzigen
b
Klik op om te schakelen tussen maateenheden
in millimeter en inch.
24
Lesgids 1: Vormen tekenen om een borduurontwerp te maken
Basisbewerkingen in Layout & Editing
1 Knop Lijnkleur
2 Naaitype lijn selector
3 Knop Gebiedskleur
4 Naaitype gebied selector
5 Geselecteerde garenkleur en kleurnaam
6 Garenkleurenpalet
1 Teken de stengel.
(A) Klik op de tab [Beginscherm].
(B) Klik op [Vormen] in de groep [Functies]
en vervolgens op .
(C) Klik op de tab [Kleur] om het kleurenpalet
te openen.
(D) Klik op [LIMOENGROEN].
Als de gewenste kleur niet wordt
weergegeven, schuift u de schuifbalk
totdat deze kleur verschijnt.
(E) Klik op de selector [Naaitype lijn] en
selecteer [Zigzagsteek].
(F) Klik op beginpunt 1 en dubbelklik
vervolgens op eindpunt 2.
12
34
56
b
Als u de garenkleuren wilt weergeven in een lijst
zodat u eenvoudiger de gewenste kleur kunt
vinden, klikt u op [Naar lijstmodus].
cc “Naaitype instellen” op pagina 49
b
U kunt de kleur, naai-eigenschappen en grootte
ook wijzigen nadat de vorm is getekend.
1
2
26
Lesgids 1: Vormen tekenen om een borduurontwerp te maken
Basisbewerkingen in Layout & Editing
2
Klap het gedupliceerde blaadje horizontaal om.
(A) Klik met de rechtermuisknop op het
gedupliceerde blaadje.
Een vervolgkeuzemenu verschijnt.
(B) Klik op [Omklappen] en vervolgens op
[Horizontaal].
3 Sleep het gedupliceerde blaadje naar de
linkerkant van de stengel.
4
Lijn de blaadjes aan de linker- en rechterkant uit.
(A) Terwijl u de toets
<Ctrl>
ingedrukt houdt, klikt u
op het blaadje aan de rechterzijde en vervolgens
op het blaadje aan de linkerzijde om beide
blaadjes te selecteren. Klik vervolgens met de
rechtermuisknop op de geselecteerde blaadjes.
(B) Klik met de rechtermuisknop op de bladeren.
Klik vervolgens op
[Uitlijnen]
en op
[Boven]
.
Nu gaan we de bloem en een cirkel in het midden
maken. Vervolgens passen we een instelling toe
zodat de overlappende gebieden niet tweemaal
worden genaaid.
1 Maak de bloemblaadjes.
(A) Klik op de tab [Importeren].
(B) Selecteer [BS_shapes26.pes] en klik op
[Importeren].
(C) Klik op de tab [Vormen].
b
Als u een object horizontaal wilt verplaatsen, houdt u
de
<Shift>
-toets ingedrukt terwijl u het object sleept.
b
U kunt meerdere borduurpatronen selecteren op
een van de volgende manieren.
Klik op het eerste patroon en houd de <Ctrl>
-toets ingedrukt terwijl u op het volgende
patroon klikt.
Sleep de aanwijzer om een selectiekader te
tekenen rondom de patronen die u wilt
selecteren.
Omgeklapte kopieën kunt u ook maken door te
klikken op [Kopie plaatsen] in de groep
[Klembord] van het tabblad [Beginscherm] en
vervolgens te klikken op [Verticaal
gespiegelde kopie].
cc “Werken met de functie voor spiegelkopieën”
op pagina 35.
Stap 3 Overlapping van twee
kleurgebieden opgeven
27
Lesgids 1: Vormen tekenen om een borduurontwerp te maken
(D) Selecteer [ROOD] in het kleurenpalet als
lijnkleur en [Zigzagsteek] als naaitype
a.
(E) Selecteer [Radiaalsteek] als naaitype
b.
(F) Sleep het handvat (c) om de
bloemblaadjes het gewenste formaat te
geven.
(G) Sleep de bloemblaadjes om hun positie
aan te passen.
2 Maak de cirkel in het midden.
(A) Klik op de tab [Importeren].
(B) Selecteer [BS_shapes01.pes] en klik op
[Importeren].
(C) Klik op de tab [Vormen].
(D) Selecteer [GEEL] in het kleurenpalet als
lijnkleur en [Zigzagsteek] als naaitype
a.
(E) Selecteer [GEEL] in het kleurenpalet als
gebiedskleur en [Concentrische
cirkelsteek] als naaitype b.
(F) Sleep de cirkel naar het midden van de
bloembladen.
(G) Terwijl u de toets <Shift> ingedrukt houdt,
sleept u het handvat (c) om de cirkel het
gewenste formaat te geven.
3 Selecteer de patronen waarop overlapping
van twee kleurgebieden moet worden
toegepast.
(A) Houd de toets <Ctrl> ingedrukt terwijl u
op de gele cirkel
a en de bloemblaadjes
b klinkt.
a
b
c
a
Als u de toets <Shift> ingedrukt houdt terwijl u het
handvat sleept, wordt het patroon vergroot of
verkleind vanuit het middelpunt van het patroon.
a
b
c
a
b
29
Lesgids 1: Vormen tekenen om een borduurontwerp te maken
2 Geef de naai-eigenschappen op.
(A) Klik op de tab [Naai-eigenschappen].
Als het deelvenster [Naai-
eigenschappen] niet wordt
weergegeven, klikt u op de tab
[Weergave] en vervolgens op
[Eigenschappen] en op [Naai-
eigenschappen].
(B) Er zijn twee weergavemodi beschikbaar
voor het deelvenster [Naai-
eigenschappen]. In dit voorbeeld geven
we de instellingen op in de
beginnersmodus.
(C) In het kader [Dichtheid] typt u “5.0”.
(D) In het gedeelte [Richting] sleept u de
rode pijl naar 90°. Ook kunt u “90” typen.
(E) Klik op in het gedeelte
[Programmeerbare
vulsteek]
.
(F) Selecteer [net4] en klik op [OK].
(G) Typ “7.6” om het patroonformaat op te geven.
1
Het geselecteerde patroon wordt weergegeven.
U kunt een voorbeeld weergeven van de
effecten van de opgegeven instellingen. U kunt
dit voorbeeld weergeven/verbergen door te
klikken op de knop Hint weergeven/Hint
verbergen.
Klik op deze knop om de
standaardinstelling van de
eigenschap te herstellen.
(C)
(B)
(D)
(A)
(E)
b
Wanneer het dialoogvenster wordt weergegeven in de
expertmodus, klikt u op
[Naar beginnersmodus]
om het
dialoogvenster weer te geven in de beginnersmodus.
In de expertmodus kunt u meer gedetailleerde
instellingen opgeven.
cc “Naai-eigenschappen opgeven” op pagina 54
1
30
Lesgids 1: Vormen tekenen om een borduurontwerp te maken
Basisbewerkingen in Layout & Editing
Nu gaan we een hoek van de vijfhoek verwijderen
om een bloempot te maken.
1 Sleep het handvat om de bloempot het
gewenste formaat te geven.
Sleep de bloempot om de positie aan te
passen.
2 Verwijder een punt.
(A) Klik op de tab [Beginscherm].
(B) Klik op [Selecteren] in de groep
[Selecteren] en vervolgens op .
(C) Klik op de vorm voor de bloempot.
De punten in de vorm worden
weergegeven.
(D) Klik met de rechtermuisknop op het
bovenste punt dat u wilt verwijderen en
klik vervolgens op [Verwijderen].
Het punt wordt verwijderd zodat een
onregelmatige vierhoek wordt gevormd.
Als u wilt opslaan of exporteren
cc Zie “Opslaan” op pagina 95 voor meer
informatie over het opslaan van
borduurpatronen. Voor meer
bijzonderheden over het overbrengen
van ontwerpen naar een
borduurmachine, zie “Borduurontwerpen
overbrengen naar machines” op
pagina 201.
Stap 5 Punten bewerken en
vormen wijzigen
(A)
(B)
(D)
(C)
32
Borduurontwerpen bewerken
Basisbewerkingen in Layout & Editing
Borduurpatronen naar het midden
verplaatsen
1 Selecteer het patroon/de patronen en klik op
de tab [Beginscherm].
2 Klik op [Opstelling] in de groep [Bewerken]
en vervolgens op [Lay-out] en [Verplaatsen
naar midden].
Borduurpatronen uitlijnen
1 Selecteer de patronen en klik op de tab
[Beginscherm].
2 Klik op [Opstelling] in de groep [Bewerken],
klik op [Lay-out] en vervolgens op de
gewenste opdracht onder [Horizontaal] of
[Verticaal].
De geselecteerde patronen worden als
volgt uitgelijnd.
1 Boven
2 Midden
3 Onder
4 Links
5 Centreren
6 Rechts
Formaat handmatig aanpassen
1 Selecteer het patroon/de patronen.
1 Handvatten
2 Sleep het handvat om de geselecteerde
patronen de gewenste grootte te geven.
Formaat van patronen
aanpassen
a
We adviseren u het formaat van patronen die zijn
geïmporteerd van originele kaarten niet aan te
passen.
1
2
3
45 6
1
33
Borduurontwerpen bewerken
Formaat numeriek aanpassen
1 Selecteer het patroon/de patronen en klik op
de tab [Beginscherm].
2 Klik op [Opstelling] in de groep [Bewerken]
en vervolgens op [Afmeting].
3 Geef het formaat op en klik op [OK].
a Kies of de breedte en hoogte worden
ingesteld als percentage (%) of als
afmeting (millimeter of inch). Stel de
breedte en de hoogte in.
b Als u de breedte en hoogte proportioneel
wilt wijzigen, schakelt u het selectievakje
[Verhouding behouden] in.
c Als u het geselecteerde patroon wilt
vergroten/verkleinen met behoud van de
oorspronkelijke dichtheid en het
vulpatroon, schakelt u het selectievakje
[Dichtheid en vulpatroon behouden] in.
Handmatig roteren
1 Selecteer het patroon/de patronen.
2 Sleep het rotatiehandvat.
a De aanwijzer verandert in
b roteren
1 Rotatiehandvat
b
Als u de toets <Shift> ingedrukt houdt terwijl u
het handvat sleept, wordt het patroon vergroot of
verkleind vanuit het middelpunt van het patroon.
Terwijl u het handvat sleept, wordt de huidige
grootte weergegeven op de statusbalk.
Wanneer u het formaat van steekpatronen
wijzigt, blijft het aantal steken gelijk, waardoor
kwaliteitsverlies optreedt. Als u de dichtheid en
het vulpatroon van het borduurpatroon wilt
behouden, houdt u de toets <Ctrl> ingedrukt
terwijl u het formaat aanpast. Zelfs
steekpatronen met een niet-uniforme
steekdichtheid en naaldposities kunt u
vergroten/verkleinen met behoud van dichtheid
en vulpatroon.
cc “Steekpatronen vergroten/verkleinen” op
pagina 295.
a
b
c
b
Het selectievakje [Dichtheid en vulpatroon
behouden] is alleen beschikbaar als het
steekpatroon is geselecteerd.
cc “Steekpatronen vergroten/verkleinen” op
pagina 295
Patronen roteren
b
Als u het patroon wilt roteren in stappen van 15°
houdt u de toets <Shift> ingedrukt terwijl u het
handvat sleept.
a
b
1
39
Borduurontwerpen bewerken
Wanneer het selectievakje is uitgeschakeld
De lengte-breedteverhouding van het
decoratieve patroon verandert met de lengte-
breedteverhouding van het geselecteerde
borduurpatroon.
Patronen groeperen
1 Selecteer enkele patronen en klik op het
tabblad [Beginscherm].
2
Klik op
[Groep maken]
in de groep
[Bewerken]
en vervolgens op
[Groep maken]
.
Groepering van patronen opheffen
1 Selecteer gegroepeerde patronen en klik op
het tabblad [Beginscherm].
2 Klik op [Groep maken] in de groep
[Bewerken] en vervolgens op [Groep
opheffen].
Gegroepeerde patronen
individueel bewerken
Zelfs als patronen gegroepeerd zijn, kunt u ze
afzonderlijk bewerken.
1 Als u één patroon binnen een groep wilt
selecteren, houdt u de toets <Alt> ingedrukt
terwijl u op het patroon klikt.
2 Bewerk het patroon.
Door overlapping van twee kleurgebieden in te
stellen zorgt u dat de overlappende gebieden niet
tweemaal worden genaaid. U kunt overlapping van
twee kleurgebieden alleen instellen wanneer een
gebied een ander gebied geheel omsluit.
Borduurpatronen die zijn gemaakt met de functie
Vormen kunt u selecteren om overlapping van twee
kleurgebieden in te stellen.
1 Wordt eenmaal genaaid
2 Wordt tweemaal genaaid
b
Als er geen patroon is geselecteerd, wordt de knop
weergegeven als de knop [Importeren]. Wanneer
u op deze knop klikt, wordt het decoratieve
patroon geïmporteerd in zijn standaardformaat.
Groepering van
borduurpatronen maken/
opheffen
Overlapping van twee
kleurgebieden
Overlapping van twee
kleurgebieden is niet
ingesteld
Overlapping van twee
kleurgebieden is ingesteld
1
2
40
Borduurontwerpen bewerken
Basisbewerkingen in Layout & Editing
1 Selecteer een patronenpaar, bijvoorbeeld een
ster omgeven door een vijfhoek.
Houd de toets <Ctrl> ingedrukt, klik op de ster
en vervolgens op de vijfhoek.
1 Geldig
2 Ongeldig
2 Klik op de tab [Beginscherm].
3 Klik op [Overlap wijzigen] in de groep
[Bewerken] en vervolgens op [Overlapping
van 2 kleurgebieden instellen].
Overlapping van twee
kleurgebieden annuleren
1 Selecteer een patroon dat is ingesteld op
overlapping van twee kleurgebieden.
2 Klik op de tab [Beginscherm].
3 Klik op [Overlap wijzigen] in de groep
[Bewerken] en vervolgens op [Overlapping
van 2 kleurgebieden annuleren].
Borduurpatronen die zijn gemaakt met de functie
Vormen kunt u selecteren om overlappende
gebieden te verwijderen of samen te voegen.
Overlappende gebieden
verwijderen
U kunt patronen die worden overlapt zo instellen dat
het overlappende gebied wordt verwijderd.
1 Houd de toets <Ctrl> ingedrukt en klik op twee
of meer overlappende patronen om deze te
selecteren.
2 Klik op de tab [Beginscherm].
a
Overlapping van twee kleurgebieden kunt u niet
opgeven voor onderstaande vormpatronen.
Patronen met een omtrek die zichzelf kruist.
Patronen met meerdere naairichtinglijnen
b
Als u beter wilt bekijken wat overlapping van twee
kleurgebieden inhoudt, kunt u een voorbeeld
weergeven van de patronen vóór en na deze
instelling.
cc “Stekenweergave” op pagina 78
1
2
Vormen van overlappende
patronen wijzigen
41
Borduurontwerpen bewerken
3 Klik op [Overlap wijzigen] in de groep
[Bewerken] en vervolgens op [Overlap
verwijderen].
Gedeeltelijke overlapping
•Omsloten
Samenvoegen
U kunt overlappende patronen samenvoegen.
De kleur en het naaitype van het laatst
getekende patroon (bovenste patroon)
wordt toegepast op het samengevoegde
patroon.
1 Houd de toets <Ctrl> ingedrukt en klik op twee
of meer overlappende patronen om deze te
selecteren.
2 Klik op de tab [Beginscherm].
3 Klik op [Overlap wijzigen] in de groep
[Bewerken] en vervolgens op
[Samenvoegen].
Als dit niet kan worden toegepast op de
geselecteerde patronen, wordt een
foutbericht weergegeven.
Gedeeltelijke overlapping
Eerst patroon in de naaivolgorde
Tweede patroon in de naaivolgorde
Derde patroon in de naaivolgorde
b
Nadat u een overlappend gebied van patronen
met opgegeven naairichtingen hebt verwijderd of
samengevoegd, wordt de standaardrichting
uniform hersteld.
cc “Naairichting opgeven” op pagina 51
43
Borduurontwerpen bewerken
3 Klik op [Bloempatroon maken] in de groep
[Bewerken].
Basismodus
1 Sleep de schuif [Dichtheid] om het patroon
aan te passen.
2 Klik op het gewenste patroon en vervolgens
op [OK].
Gedetailleerde modus
In de Gedetailleerde modus kunt u meer
gedetailleerde instellingen opgeven.
1 Klik op [Naar detailmodus] in het
dialoogvenster [Bloempatroon].
2 Sleep de schuif [Dichtheid] en de schuif
[Patroon] om het patroon aan te passen.
Dichtheid 3, Patroon 251 Dichtheid 10,
Patroon 251
Dichtheid 6, Patroon 251 Dichtheid 6, Patroon 0
44
Borduurontwerpen bewerken
Basisbewerkingen in Layout & Editing
3 Wanneer het patroon naar uw wensen is
aangepast, klikt u op [OK].
U kunt lijnstiksel maken in een concentrisch patroon
op basis van de geselecteerde vorm.
1 Teken een vorm en selecteer deze
vervolgens.
2 Klik op de tab [Vormen].
3 Klik op [Verschuivingslijnen maken] in de
groep [Bewerken].
4 Geef de gewenste instellingen op voor het
patroon met verschuivingslijn. Klik vervolgens
op [OK].
b
De stiksteek is opgegeven voor het bloemmotief.
Een patroon met
verschuivingslijn maken
a
Zorg dat u één gesloten lijn selecteert.
cc “Eigenschappen van lijnuiteinden wijzigen” op
pagina 64
45
Borduurontwerpen bewerken
Vschuifricht
Afstand
Aantal vschuiflijnen
Afgeronde hoeken
Naar buiten Naar Binnen
1 mm 5 mm
1 lijn 5 lijnen
Selectievakje
ingeschakeld.
Selectievakje
uitgeschakeld.
46
Garenkleuren en naaitypen opgeven voor lijnen en gebieden
Basisbewerkingen in Layout & Editing
Garenkleuren en naaitypen opgeven voor
lijnen en gebieden
In de groep [Naaien] op het tabblad [Vormen] kunt
u de garenkleur van vormen instellen.
1 Lijnkleur
2 Gebiedskleur
Kleur
Klik op de knop [Kleur] en selecteer de gewenste
kleur in de lijst met garenkleuren.
a De merknaam van het garen of de naam
van gebruikergarenkleurkaart en de
garenkleurkaart daarvan:
Hiermee geeft u de merknaam en de
garenkleurkaart voor het geselecteerde
patroon weer.
b Gebruikte kleuren
Hier worden alle garenkleuren
weergegeven die worden gebruikt in het
borduurontwerp.
c Kleurenpalet weergeven
Klik als u deze wilt weergeven in het
deelvenster [Kleur].
Deelvenster Kleur
Paletmodus
Lijstmodus
Garenkleur instellen
1
2
a
b
c
a
b
c
d
e
f
a
b
c
d
e
f
49
Garenkleuren en naaitypen opgeven voor lijnen en gebieden
In de groep [Naaien] op het tabblad [Vormen] kunt
u het naaitype instellen.
1 Naaitype lijn selector
2 Naaitype gebied selector
Naaitypen lijn
U kunt het naaitype voor lijnen in vormen en tekst
selecteren in de selector [Naaitype lijn].
Klik op de selector [Naaitype lijn] en selecteer het
gewenste naaitype.
a Niet genaaid (lijn)
Selecteer deze instelling als u lijn naaien
wilt uitschakelen (lijn wordt niet genaaid).
b Open borduurwerk
Selecteer deze instelling om een lijn op te
geven als snijlijn in een open-
borduurwerkpatroon.
cc “Naai-eigenschappen opgeven” op
pagina 54, “Praktisch gebruik van de
satijnsteek en snijlijn” op pagina 168 en
“Lijnnaai-eigenschappen” op pagina 325
Naaitypen gebied
U kunt het naaitype voor gebieden in vormen en
tekst selecteren in de selector [Naaitype gebied].
Klik op de selector [Naaitype gebied] en selecteer
het gewenste naaitype.
Welke naaitypen voor gebieden
beschikbaar zijn, verschilt naar gelang een
vormpatroon of tekstpatroon is
geselecteerd.
a Niet genaaid (gebied)
Selecteer deze instelling als u gebied
naaien wilt uitschakelen (gebied wordt
niet genaaid).
cc “Naai-eigenschappen opgeven” op
pagina 54 en “Gebiednaai-
eigenschappen” op pagina 331
Naaitype instellen
1
2
cc 325
cc 325
cc 325
cc 326
cc 327
cc 327
cc 328
cc 329
cc 329
a
b
Pagina
cc 331
cc 333
cc 333
cc 336
cc 337
cc 338
cc 338
cc 338
cc 338
cc 338
cc 339
cc 339
a
Pagina
50
Garenkleuren en naaitypen opgeven voor lijnen en gebieden
Basisbewerkingen in Layout & Editing
Begin/eindpunten verplaatsen
1 Klik op de tab [Beginscherm].
2 Klik op [Selecteren] in de groep [Selecteren]
en vervolgens op om de functie Ingangs-
/uitgangspunten selecteren te selecteren.
3 Klik op het object.
Dit is het beginpunt om de omtrek te
naaien. Het vorige patroon is
verbonden met dit punt.
Dit is het eindpunt om de omtrek te
naaien. Vanuit dit punt gaat het naaien
verder met het volgende patroon.
Dit is het beginpunt om het
binnengebied te naaien. Het vorige
patroon is verbonden met dit punt.
Dit is het eindpunt om het binnengebied
te naaien. Vanuit dit punt gaat het naaien
verder met het volgende patroon.
De codes die verschijnen geven het volgende aan.
L: lijn naaien R: gebied naaien
1: beginpunt 2: eindpunt
Dit is het begin- (of eind-)punt voor het
volgende (of vorige) patroon dat is
verbonden met het eind- (of begin-
)punt van het geselecteerde patroon.
Dit punt is verbonden met het begin-/
eindpunt met dezelfde code in het
geselecteerde patroon. In dit voorbeeld
zijn R1 in het geselecteerde patroon en
R1 in het vorige patroon verbonden.
4 Sleep de pijl voor het punt naar de gewenste
plaats op de omtrek.
Een stippellijn verschijnt tussen het begin- (of
eind-)punt dat wordt verplaatst en het kruisje
dat het begin- (of eind-)punt van het vorige (of
volgende) patroon aangeeft.
Begin/eindpunten, het
middenpunt en
referentiepunt van een
steekpatroon verplaatsen
b
Als de omtrek of het binnengebied niet genaaid
moeten worden, verschijnt het betreffende punt niet.
U kunt de begin- en eindpunten controleren in
het deelvenster [naaivolgorde]. Selecteer de
functie Ingangs-/uitgangspunten selecteren en
klik op een kader in het deelvenster
naaivolgorde [naaivolgorde]. De begin- en
eindpunten van het geselecteerde patroon
verschijnen.
In dit geval voltooit u de bewerking door te
klikken op een blanco gebied in het deelvenster
[naaivolgorde].
51
Garenkleuren en naaitypen opgeven voor lijnen en gebieden
Het middenpunt en referentiepunt
van een steekpatroon verplaatsen
Het middenpunt en referentiepunt om het
steekpatroon op te stellen kunnen worden
verplaatst om een fraaier effect te geven.
1 Klik op de tab [Beginscherm].
2 Klik op [Selecteren] in de groep [Selecteren]
en vervolgens op .
3 Klik op een gebied waarvoor de concentrische
cirkelsteek, radiaalsteek, geprog. vulsteek,
motiefsteek, kruissteek, netstructuursteek, of
zigzagnetstructuursteek is opgegeven.
1 Handvat
4 Sleep het handvat naar de gewenste plaats.
1 Handvat
Wanneer u de functies Contour, Rechthoek/Cirkel/
Boog of Vormen gebruikt, worden vormen met één
naairichting gemaakt. Wanneer u Handmatige
borduurinstellingen gebruikt, worden vormen met
meerdere naairichtingen gemaakt.
De naairichting wordt aangegeven door de
naairichtinglijn (rode pijl). U kunt deze lijnen
bewerken door de eindpunten te verplaatsen. Ook
kunt u nieuwe naairichtinglijnen toevoegen.
U kunt deze instellingen aanpassen voor gebieden
waarvoor de satijnsteek, geprog. vulsteek,
pipingsteek of motiefsteek is opgegeven.
a
Alleen begin- en eindpunten voor patronen die zijn
gemaakt met de functie Vormen kunnen worden
bewerkt. Steekpatronen of patronen die zijn
gemaakt met de Tekst-functies kunnen niet
worden bewerkt.
b
Gebieden waarvoor de concentrische
cirkelsteek of radiaalsteek is opgegeven hebben
een middenpunt.
Gebieden waarvoor de geprog. vulsteek,
motiefsteek, kruissteek, netstructuursteek, of
zigzagnetstructuursteek is opgegeven, hebben
een referentiepunt van een steekpatroon.
Middenpunt
(radiaalsteek)
Referentiepunt
steekpatroon
(motiefvulsteek)
1
Middenpunt
(radiaalsteek)
Referentiepunt
steekpatroon
(motiefvulsteek)
Naairichting opgeven
a
U kunt deze functie gebruiken wanneer [Richting]
in het deelvenster [Naai-eigenschappen] is
ingesteld op [Handmatig] (standaardinstelling).
1
52
Garenkleuren en naaitypen opgeven voor lijnen en gebieden
Basisbewerkingen in Layout & Editing
Meerdere naairichtingen opgeven
1 Klik op de tab [Beginscherm].
2 Klik op [Selecteren] in de groep [Selecteren]
en vervolgens op om de functie Punt
selecteren te selecteren.
3 Klik op een vormpatroon.
De naairichtinglijnen verschijnen.
4 Klik op de tab [Vormen].
5 Klik op [Richtingslijn toevoegen] in de groep
[Naairichtingslijn].
6 Klik op het punt voor het ene uiteinde van de
toe te voegen naairichtinglijn. Klik vervolgens
op het punt voor het andere uiteinde.
De naaihoek wijzigen
1 Selecteer de functie Punt selecteren.
2 Klik op een vormpatroon en vervolgens op
een leeg vierkant of een lege driehoek op de
naairichtinglijn om het punt te selecteren.
3 Sleep het punt naar de nieuwe plaats.
2
1
b
Geef de naairichtinglijnen op volgens
onderstaande beschrijving.
Plaats beide eindpunten buiten het patroon.
Alleen de lijnen kunnen op het patroon worden
geplaatst.
Wanneer u meerdere naairichtinglijnen
opgeeft, mogen ze elkaar niet snijden binnen
het patroon.
Naairichtinglijnen die op een andere manier
worden opgegeven dan hierboven beschreven,
worden niet toegevoegd.
a
Als overlapping van kleurgebieden is toegepast,
kunnen geen naairichtinglijnen worden
toegevoegd.
Geselecteerde punt
53
Garenkleuren en naaitypen opgeven voor lijnen en gebieden
Naairichting omkeren
1 Selecteer de functie Punt selecteren.
2 Klik op een vormpatroon.
3 Klik op de tab [Vormen].
4 Klik op [Omgekeerde richtingslijn] in de
groep [Naairichtingslijn].
Als er meerdere naairichtinglijnen zijn, worden
alle lijnen omgekeerd.
Naairichtinglijnen verwijderen
1 Selecteer de functie Punt selecteren.
2 Klik op een vormpatroon en vervolgens op
een leeg vierkant of een lege driehoek op de
naairichtinglijn om het punt te selecteren.
3 Klik op de tab [Vormen].
4 Klik op [Richtingslijn verwijderen] in de
groep [Naairichtingslijn]. Klik vervolgens op
[Geselecteerde lijn verwijderen] of op [Niet-
geselecteerde lijnen verwijderen].
Geselecteerde lijn verwijderen
Klik op deze opdracht als u de geselecteerde
naairichtinglijn wilt wissen. Of druk op de toets
<Delete> om de naairichting te verwijderen.
Niet-geselecteerde lijnen verwijderen
Klik op deze opdracht om alle
naairichtinglijnen te verwijderen, behalve de
geselecteerde. De naairichting wordt uniform.
b
U kunt de naaihoek ook instellen in een specifieke
richting (één naairichtinglijn) met de instellingen
onder [Richting] in het deelvenster [Naai-
eigenschappen].
cc “Naai-eigenschappen opgeven” op pagina 54
57
Garenkleuren en naaitypen opgeven voor lijnen en gebieden
U kunt meerdere vormpatronen selecteren om een
graveer-/reliëfeffect te creëren.
1 Boven
2 Onder
1 Teken een vorm.
In dit voorbeeld is de vulsteek geselecteerd
voor het naaien van gebieden.
2 Teken een vorm die de vorm die u hebt
getekend in stap 1 overlapt.
3 Selecteer de twee vormen en klik op de tab
[Beginscherm].
4 Klik op [Reliëf/graveren] in de groep
[Bewerken] en vervolgens op de gewenste
opdracht onder [Converteren uit contour].
Lijn met graveereffect
In de onderste vorm wordt
de omtrek van de vorm
die erop ligt gegraveerd.
Gebied met
graveereffect
De bovenliggende vorm
wordt in de onderste vorm
gegraveerd.
Het beste resultaat
behaalt u door
[Satijnsteek] te
selecteren voor gebied
naaien van de onderste vorm.
Gebied met reliëf
Van de bovenliggende
vorm wordt een reliëf
gemaakt in de onderste
vorm.
Het beste resultaat
behaalt u door [Vulsteek]
te selecteren voor gebied
naaien van de onderste vorm.
Reliëf/graveren
1
2
b
Dit effect kan worden bewerkt met de functie
Stempel bewerken.
Voorbeeld: wanneer de opdracht [Lijn met
graveereffect] is geselecteerd
59
Garenkleuren en naaitypen opgeven voor lijnen en gebieden
Stempel bewerken
1 Klik op de tab [Beginscherm].
2 Klik op [Reliëf/graveren] in de groep
[Bewerken] en vervolgens op
[Stempelfunctie bewerken].
3 Klik op het vormpatroon met het stempel.
“Lopende lijnen” verschijnen rond het
vormpatroon dat u hebt geselecteerd.
4 Klik op het stempel.
1 Rotatiehandvat
2 Schalings-handvatten
5 Bewerk het stempel.
Als u het stempelpatroon wilt wijzigen,
selecteert u een ander patroon en
vervolgens klikt u op [Toepassen].
b
U kunt stempels toepassen op gebieden van
vormpatronen waarvoor de satijnsteek, vulsteek
en programmeerbare vulsteek zijn opgegeven.
Met Programmable Stitch Creator kunt u
meegeleverde patronen bewerken of eigen
patronen maken.
cc “Programmable Stitch Creator” op pagina 258
b
U kunt slechts één stempel tegelijk selecteren.
Als u het stempel wilt vergroten, sleept u een
schalingshandvat.
Als u het stempel wilt roteren, sleept u het
rotatiehandvat.
Als u het stempel wilt wissen, drukt u op de toets
<Delete>.
1
2
b
Als u het formaat van een vormpatroon wijzigt,
verandert het formaat van het stempel niet.
Controleer het stempel nadat u het vormpatroon
hebt bewerkt.
Als u een vormpatroon bewerkt dat een stempel
bevat, controleer dan het stempel nadat de
bewerking is voltooid.
69
Borduurpatronen een andere vorm geven
Twee open vormpatronen
verbinden
U kunt de eindpunten van twee vormpatronen
verbinden om één vormpatroon te creëren.
1 Selecteer een eindpunt (begin- of eindpunt).
2 Druk op de toets <Alt>.
De punten die u kunt verbinden, zien er als
volgt uit: ×.
3 Terwijl u de <Alt>-toets ingedrukt houdt,
sleept u het geselecteerde punt naar het
andere punt waarmee u het wilt verbinden.
De vorm van de aanwijzer verandert in
en een rood vierkantje verschijnt wanneer
de twee punten elkaar overlappen.
4 Laat de muisknop los om de twee punten te
verbinden.
De twee eindpunten van een
vormpatroon verbinden
U kunt de twee eindpunten van een open
vormpatroon verbinden om een gesloten
vormpatroon te maken.
1 Selecteer een eindpunt (begin- of eindpunt).
2 Druk op de toets <Alt>.
Het andere eindpunt ziet er als volgt uit: ×.
3 Houd de <Alt>-toets ingedrukt terwijl u het
geselecteerde punt naar het andere eindpunt
sleept.
4 Wanneer de twee punten elkaar overlappen
en het rode vierkant verschijnt, laat u de
muisknop los.
b
Het andere eindpunt van het vormpatroon
waarvan het punt is geselecteerd, alsmede de
eindpunten (begin- en eindpunten) van andere
vormpatronen, zien er als volgt uit: ×.
a
Wanneer u een vormpatroon sluit, verdwijnen de
eigenschappen voor gebied naaien mogelijk.
b
De opdracht [Sluiten] is ook beschikbaar om een
open vormpatroon te veranderen in een gesloten
vormpatroon.
cc “Eigenschappen van lijnuiteinden wijzigen” op
pagina 64
18

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Brother PeDesign10 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Brother PeDesign10 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 36,74 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Brother PeDesign10

Brother PeDesign10 Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 353 pagina's

Brother PeDesign10 Gebruiksaanwijzing - English - 353 pagina's

Brother PeDesign10 Gebruiksaanwijzing - Français - 353 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info