463623
218
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/247
Pagina verder
i
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Wanneer u deze machine gebruikt moet u elementaire veiligheidsmaatregelen nemen zoals:
Lees alle instructies voor gebruik.
GEVAAR - Verminder de kans op elektrische schok:
1. Laat de machine nooit onbeheerd achter met de stekker in het stopcontact. Haal de stekker uit het wandstop-
contact direct na gebruik en voordat u de machine reinigt.
WAARSCHUWING - Verklein de kans op brandwonden, brand, elektrische schok
of letsel:
1. Laat deze machine niet worden gebruikt als speelgoed. Let goed op wanneer kinderen in de buurt zijn terwijl u
de machine gebruikt.
2. Gebruik deze machine alleen voor de bestemde doeleinden, zoals beschreven in deze handleiding. Gebruik
alleen door de fabrikant aanbevolen accessoires zoals beschreven in deze handleiding.
3. Gebruik de machine beslist niet als een snoer of stekker beschadigd is, als de machine niet goed werkt, als de
machine is gevallen, beschadigd of in water terecht is gekomen. Breng de machine naar de dichtstbijzijnde
erkende dealer of een servicecentrum voor onderzoek, reparatie, elektrische of mechanische aanpassingen.
4. Gebruik de machine niet met geblokkeerde ventilatieopeningen. Houd de ventilatiegaten van de machine en
het voetpedaal vrij van stof, plusjes en stukken stof.
5. Steek nooit een voorwerp in een opening. Zorg dat er niets in de openingen valt.
6. Gebruik de machine niet buiten.
7. Gebruik de machine niet wanneer spuitbussen worden gebruikt of zuurstof wordt toegediend.
8. Zet eerst de hoofdschakelaar op “ ” wanneer u de stekker uit het stopcontact wilt halen.
9. Trek niet aan het snoer. Pak de stekker vast, niet het snoer.
10. Blijft met uw vingers uit de buurt van alle bewegende onderdelen. Let vooral op bij de naald.
11. Gebruik altijd de juiste steekplaat. Door een onjuiste steekplaat kan de naald breken.
12. Gebruik geen verbogen naalden.
13. Trek of duw de stof niet tijdens het naaien. Dan verbuigt of breekt de naald misschien.
14. Zet de hoofdschakelaar op “ ” wanneer u in de buurt van de naald iets wilt aanpassen, zoals de naald inrij-
gen, de naald verwisselen, de spoel inrijgen, de persvoet verwisselen, e.d.
15. Haal de stekker altijd uit het stopcontact wanneer u deksels verwijdert, smeert of andere servicehandelingen
verricht die u als gebruiker volgens de bedieningshandleiding moet uitvoeren.
16. Deze naaimachine is niet bedoeld om zonder toezicht door jonge kinderen of minder validen te worden
gebruikt.
17. Let op dat jonge kinderen niet zonder toezicht met deze machine kunnen spelen.
18. Als de verlichtingsunit beschadigd is, moet deze door een erkende dealer worden vervangen.
19. Hou de stekker van het voetpedaal vast bij het terugspoelen van de draad. Laat de stekker niet springen bij het
terugspoelen.
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES
Deze machine is bedoeld voor huishoudelijk gebruik.
ii
ALLEEN VOOR GEBRUIKERS IN GROOT-BRITTANNIË,
IERLAND, MALTA EN CYPRUS
Als deze machine is uitgerust met een gesealde driepotige BS-stekker, lees dan het volgende gedeelte.
BELANGRIJK
Als uw wandstopcontact niet geschikt is voor de stekker bij deze apparatuur, met u de stekker afsnijden en de juiste
driepotige stekker aanbrengen. Bij andere stekkers moet u een goedgekeurde zekering in de stekker plaatsen.
OPMERKING
Vernietig de stekker die u van het netsnoer hebt gesneden. Een stekker met onbeschermde draden is gevaarlijk als
deze in een stopcontact wordt gestoken. Voor vervanging van de stekkerzekering gebruikt u een zekering goedge-
keurd door ASTA tot BS 1362, dat wil zeggen, met het symbool , van de sterkte die is aangegeven op de stek-
ker.
Plaats altijd de zekeringdeksel terug. Gebruik nooit een stekker zonder zekeringdeksel.
WAARSCHUWING
SLUIT GEEN VAN BEIDE DRADEN AAN OP DE AARDEAANSLUITING, AANGEGEVEN MET DE LETTER ‘E’, HET
AARDESYMBOOL OF DE KLEUR GROEN OF GEELGROEN.
De draden in dit netsnoer zijn gekleurd volgens onderstaande code:
De draadkleuren van het netsnoer van dit apparaat komen mogelijk niet overeen met de kleurmarkering bij de aan-
sluitingen in uw stekker. Ga dan als volgt te werk.
Sluit de blauwe draad aan op de aansluiting die is aangeduid met de letter ‘N’ of de kleur zwart of blauw.
Sluit de bruine draad aan op de aansluiting die is aangeduid met de letter ‘L’ of de kleur rood of bruin.
Blauw Nul
Bruin Stroom
iii
GEFELICITEERD MET UW KEUZE VAN DEZE MACHINE
Uw machine is een zeer geavanceerde, computergestuurde borduur- en huishoudnaaimachine. Om alle functies
van de machine zo veel mogelijk te kunnen benutten raden wij u aan deze gebruiksaanwijzing aandachtig door te
lezen.
LEES DEZE GEBRUIKSAANWIJZING VOORDAT U DE
MACHINE IN GEBRUIK NEEMT
Voor een veilig gebruik
1. Houd de naald tijdens het naaien in de gaten. Raak de schijf, draadophaalhendel, naald of andere bewegende
delen niet aan.
2. Vergeet niet de schakelaar uit te zetten en de stekker uit het stopcontact te halen wanneer:
U stopt met naaien
U de naald of andere onderdelen vervangt, verwisselt of verwijdert
Er tijdens het gebruik een stroomstoring plaatsvindt
Er onderhoud aan de machine moet worden verricht
U de machine onbeheerd achterlaat
3. Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal.
4. Sluit de machine rechtstreeks op een wandstopcontact aan. Gebruik geen verlengsnoeren.
Voor een langere levensduur
1. Zet de machine niet weg op een plaats met direct zonlicht of een hoge vochtigheidsgraad. Gebruik of plaats de
machine niet vlakbij de verwarming, een strijkijzer, halogeenlamp of andere warme voorwerpen.
2. Maak voor het reinigen van de behuizing alleen gebruik van neutrale zeep of reinigingsmiddelen. Benzeen,
thinner en schuurmiddelen kunnen de behuizing en de machine beschadigen en mogen nooit worden gebruikt.
3. Laat de machine niet vallen en sla niet tegen de machine.
4. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing altijd als u delen, de persvoet, de naald of andere onderdelen vervangt of
installeert om te zorgen dat dit juist gebeurt.
Voor reparatie of bijstelling
Indien de machine een defect vertoont of moet worden bijgesteld, kijk dan eerst aan de hand van het overzicht voor
probleemoplossing achterin deze gebruiksaanwijzing of u de machine zelf kunt controleren of bijstellen. Als u het
probleem daarmee niet kunt oplossen, raadpleeg dan uw plaatselijke erkende Brother-dealer.
Meer informatie over onze producten en updates vindt u op onze website www.brother.com.
De inhoud van deze handleiding en de specificaties van dit product kunnen zonder kennisgeving worden gewij-
zigd.
iv
WAT U KUNT DOEN MET DEZE MACHINE
Bewerkingen controleren en advies weergeven op het grote LCD-scherm (liquid crystal display).
SPECIALE FUNCTIES
Spoeldraad gereed maken in één stap.
Naaien van proeflapjes overbodig met automatische draadspanning.
Inrijgen snel en gemakkelijk met automatisch inrijgen.
Naaisteken
Lettersteken en
decoratieve steken
Hoofdstuk
1
Hoofdstuk
3
Hoofdstuk
4
Hoofdstuk
2
Belangrijkste onderdelen en schermen
leren bedienen.
Geprogrammeerd met meer dan 100 veel
gebruikte steken.
Leren voorbereiden op naaien en
standaardhandelingen.
Meer creatieve mogelijkheden door variëteit
van steken.
Voorbereidingen
Grondbeginselen
van naaien
Borduren
Hoofdstuk
5
Maximaal 30 cm x 18 cm (ca. 12 x 7 inch) voor
grote borduurontwerpen.
Borduurcombinatie
Hoofdstuk
6
Ontwerpen combineren, roteren of vergroten.
MY CUSTOM STITCH
Hoofdstuk
7
Originele decoratieve steken maken.
Bijlage
Hoofdstuk
8
Uw machine verzorgen en omgaan met fouten
en storingen.
Pagina 7 Pagina 37
Pagina 47 Pagina 97
Pagina 125 Pagina 175
Pagina 199 Pagina 209
v
HOE U DEZE GEBRUIKSAANWIJZING MOET LEZEN
In Hoofdstuk 1 en Hoofdstuk 2 worden de standaardfuncties van de naaimachine beschreven voor dege-
nen die de naaimachine voor het eerst gebruiken. Als u naaisteken, lettersteken en decoratieve steken
wilt gebruiken, lees dan eerst Hoofdstuk 1 en Hoofdstuk 2 en daarna Hoofdstuk 3 (Naaisteken) of Hoofd-
stuk 4 (Lettersteken en decoratieve steken naaien).
Als u na het lezen van Hoofdstuk 1 en Hoofdstuk 2 met de borduurfunctie wilt werken, gaat u verder met
Hoofdstuk 5 (Borduren). Als u de stappen in Hoofdstuk 5 stappen hebt begrepen, kunt u doorgaan met
Hoofdstuk 6 (Borduurcombinatie) waarin de handige functies van borduurcombinatiefuncties worden
beschreven.
In de schermen van de stapsgewijze aanwijzingen worden de onderdelen die bij bepaalde werkzaamhe-
den worden gebruikt getoond in . Vergelijk het scherm met aanwijzingen met uw eigen scherm en
voer de werkzaamheden uit.
Komt u tijdens het gebruik van de machine iets tegen dat u niet begrijpt of wilt u meer weten over een
bepaalde functie? Kijk dan in de trefwoordenlijst achter in de gebruiksaanwijzing en de inhoudsopgave in
welk gedeelte van de gebruiksaanwijzing dit wordt behandeld.
Naaisteken naaien
Lettersteken en decora-
tieve steken naaien
Borduren
Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6
Inhoudsopgave
vi
INHOUDSOPGAVE
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES ............i
WAT U KUNT DOEN MET DEZE MACHINE........iv
HOE U DEZE GEBRUIKSAANWIJZING MOET
LEZEN....................................................................v
MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE .......1
Machine ................................................................................. 1
Naald en persvoetgedeelte...................................................... 2
Borduurtafel............................................................................ 2
Bedieningstoetsen ................................................................... 3
Bijgeleverde accessoires ......................................................... 3
Optioneel ............................................................................... 6
Hoofdstuk 1Voorbereidingen 7
DE MACHINE AAN- EN UITZETTEN.....................8
DISPLAY................................................................9
Gebruik van de instellingstoets ............................................ 12
Gebruik van de gebruiksaanwijzingtoets............................... 17
Gebruik van de patroonbeschrijvingstoets............................. 18
INRIJGEN VAN DE ONDERDRAAD....................19
Spoel opwinden.................................................................... 19
Spoel aanbrengen ................................................................. 22
Onderdraad naar boven halen .............................................. 23
BOVENDRAAD INRIJGEN ..................................25
Inrijgen met de Automatisch inrijgentoets ............................. 25
Handmatig inrijgen ............................................................... 27
Gebruik van de tweelingnaaldstand ...................................... 29
Gebruik van draden die snel afwikkelen ............................... 31
PERSVOET VERWISSELEN ...................................32
Persvoet verwijderen............................................................. 32
Persvoet bevestigen............................................................... 32
Boventransportvoet bevestigen.............................................. 33
NAALD VERWISSELEN........................................34
Hoofdstuk 2Grondbeginselen van naaien 37
NAAIEN...............................................................38
Een steek naaien ................................................................... 38
Verstevigingssteken naaien .................................................. 40
Bochten naaien..................................................................... 40
Van naairichting veranderen ................................................. 40
Zware stof naaien ................................................................ 41
Lichte stof naaien ................................................................. 41
INSTELLINGEN VAN DE STEKEN........................42
Steekbreedte instellen ........................................................... 42
Steeklengte instellen ............................................................. 42
Draadspanning instellen ....................................................... 43
HANDIGE FUNCTIES..........................................44
Automatische verstevigingssteken ......................................... 44
Automatisch draadknippen ................................................... 45
Display vergrendelen ........................................................... 46
Hoofdstuk 3Naaisteken 47
NAAISTEKEN KIEZEN .........................................48
Steekpatroon kiezen.............................................................. 48
Uw steekinstellingen opslaan in het geheugen ...................... 50
Gebruik van de keuzehelptoets ............................................ 51
NAAISTEKEN NAAIEN ........................................53
Rechte steken........................................................................ 53
Figuurnaad............................................................................ 57
Plooien ................................................................................. 57
Engelse naad......................................................................... 58
Gepaspelde naad .................................................................. 59
Zigzagsteken ........................................................................ 60
Elastische zigzagsteken ........................................................ 62
Overhandse steken .............................................................. 63
Quilten ................................................................................ 67
Blindzoomsteken ................................................................. 72
Appliceren ...........................................................................73
Schelprijgsteken ...................................................................74
Schelpsteken ........................................................................75
Afwerksteken.........................................................................75
Smocksteken ........................................................................76
Fagotsteken ..........................................................................76
Band of elastiek bevestigen ..................................................77
Erfstukwerk ...........................................................................78
Knoopsgaten in één stap .......................................................80
Knoopsgaten in vier stappen..................................................84
Trenzen ................................................................................88
Knopen aanzetten ................................................................90
Oogje ...................................................................................92
Steken in verschillende richtingen (rechte steek en
zigzagsteek) ..........................................................................93
Rits inzetten ..........................................................................94
Hoofdstuk 4Lettersteken en decoratieve
steken 97
STEEKPATRONEN KIEZEN.................................. 98
Decoratieve steekpatronen/7 mm decoratieve steekpatronen/
Satijnsteekpatronen/7 mm satijnsteekpatronen/Kruissteek/
decoratieve naaisteekpatronen ................................................. 100
Letterpatronen ....................................................................100
STEEKPATRONEN NAAIEN............................... 102
Aantrekkelijke afwerkingen naaien......................................102
Standaardnaaiwerkzaamheden............................................102
Aanpassingen .....................................................................103
STEEKPATRONEN AANPASSEN........................ 105
Grootte wijzigen .................................................................106
Lengte van steekpatronen wijzigen
(alleen bij 7 mm-satijnsteekpatronen) .................................107
Verticaal gespiegeld patroon maken....................................107
Horizontaal gespiegeld patroon maken ..............................107
Meerdere steken van een patroon naaien ...........................107
Draaddichtheid wijzigen (alleen voor satijnsteekpatronen) ............108
Afbeelding controleren........................................................108
STEEKPATRONEN COMBINEREN..................... 110
Alvorens patronen te combineren........................................110
Diverse steekpatronen controleren ......................................110
Grote en kleine steekpatronen combineren .........................112
Horizontale gespiegelde steekpatronen combineren............112
Steekpatronen van verschillende lengten combineren .........113
Stappatronen maken (alleen bij
7 mm-satijnsteekpatronen) .................................................114
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE......... 116
Voorzorgsmaatregelen steekgegevens..................................116
Steekpatronen opslaan in het geheugen van de machine.......... 118
Steekpatronen opslaan op USB-media (in de handel
verkrijgbaar) ........................................................................120
Steekpatronen opslaan op de computer...............................121
Steekpatronen ophalen uit het geheugen van de machine ........ 122
Ophalen van USB-media.....................................................123
Ophalen van de computer...................................................123
Hoofdstuk 5Borduren 125
VOORDAT U GAAT BORDUREN..................... 126
Borduren stap voor stap.......................................................126
Borduurvoet “W” bevestigen ..............................................127
Borduurtafel bevestigen ......................................................128
PATRONEN KIEZEN.......................................... 130
Borduurpatronen/Erfstukpatronen/Randpatronen/
Kruissteekpatronen/Bloemletterpatronen selecteren .............132
Letterpatronen selecteren Alphabet Character Patterns ........133
Kaderpatronen selecteren ....................................................134
Patronen selecteren van borduurkaarten .............................135
Patronen kiezen van een USB-medium/computer................135
Inhoudsopgave
vii
1
2
3
4
5
6
7
8
OVERZICHT DISPLAY VOOR BORDUREN.......136
DE STOF VOORBEREIDEN................................138
Opstrijksteunstof bevestigen ...............................................138
Stof in het borduurraam plaatsen.........................................139
Kleine stukjes stof, hoeken of randen en lint of band
borduren .............................................................................141
BORDUURRAAM BEVESTIGEN ........................143
PATROONPOSITIE BEPALEN............................144
Positie van patroon controleren ..........................................144
Voorbeeld van het patroon bekijken ...................................145
BORDUURPATROON NAAIEN .......................146
Aantrekkelijke afwerkingen maken......................................146
Borduurpatronen naaien......................................................147
Applicaties borduren ...........................................................148
AANPASSINGEN TIJDENS HET BORDUREN ...150
Als de onderdraad bijna op is .............................................150
Wanneer de draad afbreekt tijdens het naaien ....................151
Opnieuw beginnen vanaf het begin ....................................152
Borduren hervatten nadat u de machine hebt uitgezet ........152
AANPASSINGEN TIJDENS HET BORDUREN ....154
Draadspanning aanpassen...................................................154
Gebruik van de automatische draadknipfunctie...................155
Gebruik van de draadknipfunctie ........................................155
Borduursnelheid aanpassen ................................................156
Garenkleurscherm wijzigen.................................................157
Borduurraamdisplay wijzigen .............................................158
BORDUURPATROON WIJZIGEN.....................159
Patroonpositie wijzigen .......................................................159
Patroon en naald in de juiste positie zetten .........................159
Grootte wijzigen .................................................................160
Patroon roteren ...................................................................161
Horizontaal gespiegeld patroon maken ..............................162
Steekdichtheid wijzigen (alleen letter- en kaderpatronen) ..............162
Kleuren van letterpatronen wijzigen ...................................163
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE..........164
Voorzorgsmaatregelen borduurgegevens.............................164
Steekpatronen opslaan in het geheugen van de machine ..........166
Borduurpatronen opslaan op USB-media (in de handel
verkrijgbaar) ........................................................................168
Borduurpatronen opslaan op de computer ..........................169
Patronen ophalen uit het geheugen van de machine ...........170
Ophalen van USB-media.....................................................170
Patronen ophalen van de computer.....................................171
BORDUURAPPLICATIE ....................................173
Applicatie maken met kaderpatroon (1) ..............................173
Applicatie maken met kaderpatroon (2) ..............................174
Hoofdstuk 6Borduurcombinatie 175
UITLEG VAN FUNCTIES ...................................176
PATRONEN KIEZEN OM TE BEWERKEN ..........177
Borduurpatronen/Erfstukpatronen/Randpatronen/
Kruissteekpatronen/Bloemletterpatronen/Kaderpatronen
selecteren............................................................................178
Letterpatronen kiezen..........................................................178
PATRONEN BEWERKEN ...................................181
Patroon verplaatsen.............................................................183
Patroon roteren ..................................................................183
Grootte van patroon wijzigen .............................................184
Patroon wissen ....................................................................185
Lay-out van letterpatroon wijzigen ......................................185
Spatiëring tussen letters wijzigen ........................................185
Kleuren van letterpatronen wijzigen ...................................186
Garenkleur wijzigen ...........................................................187
Eigen kleurkaart maken .......................................................188
Kleur kiezen uit eigen kleurkaart .........................................189
Herhaalpatronen ontwerpen................................................190
Na het bewerken.................................................................194
PATRONEN COMBINEREN...............................195
Gecombineerde patronen....................................................195
Gecombineerde patronen naaien ........................................197
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE..........198
Hoofdstuk 7MY CUSTOM STITCH 199
STEEK ONTWERPEN ........................................ 200
STEEKGEGEVENS OPGEVEN ........................... 202
GEBRUIK VAN OPGESLAGEN EIGEN STEKEN ..... 207
Eigen steken opslaan in uw lijst ......................................... 207
Opgeslagen steken ophalen ................................................ 208
Hoofdstuk 8Bijlage 209
ZORG EN ONDERHOUD.................................210
LCD-display reinigen .......................................................... 210
Buitenkant van de machine reinigen .................................. 210
Grijper reinigen .................................................................. 210
SCHERM AANPASSEN ......................................212
Schermleesbaarheid is slecht .............................................. 212
Storing in druktoetsen......................................................... 212
PROBLEEMOPLOSSING ...................................214
FOUTMELDINGEN .......................................... 217
SPECIFICATIES.................................................. 223
SOFTWARE-UPGRADE VOOR UW MACHINE .... 224
Procedure voor upgrade met USB-medium......................... 224
Upgrade-procedure met computer...................................... 224
STEEKINSTELLINGENTABEL .............................227
TREFWOORDENLIJUST....................................234
Inhoudsopgave
viii
MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE
1
MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE
Hieronder worden de diverse onderdelen en hun functie beschreven. Lees deze beschrijving alvorens de
naaimachine te gebruiken. Zo leert u de namen van de onderdelen.
Machine
Vooraanzicht
a Bovendeksel
Open het bovendeksel om de machine in te rijgen en de spoel
op te winden.
b Draadafsnijder
Leid de draden door de draadafsnijder om ze af te snijden.
c Kijkvenster meeneemhendel
Kijk door het venstertje om te controleren of de bovendraad
erdoor loopt.
d Accessoiretafel met accessoireruimte
Bewaar persvoeten en spoelen in de accessoireruimte van de
afneembare accessoiretafel. Om cilindrische stukken te naaien
verwijdert u de accessoiretafel.
e Bedieningstoetsen (zes toetsen) en schuifknop voor
snelheidsregeling
Met deze toetsen en de schuif bedient u de naaimachine.
f Kniehevelopening
Steek de kniehevel in de opening.
g Kniehevel
Met de kniehevel zet u de persvoet omhoog en omlaag.
h Display
Instellingen voor de geselecteerde steek en foutmeldingen wor-
den weergegeven op het scherm.
i Draadgeleiderplaat
Leid de draad rond de draadgeleiderplaat wanneer u de boven-
draad inrijgt.
j Kloskap
De kloskap houdt de spoel op zijn plaats.
k Klospen
Plaats een klos garen op de klospen.
l Spoelopwinder
Met de spoelopwinder windt u de spoel op.
m Extra klospen
Gebruik deze klospen om de onderdraad op te winden tijdens
het naaien of om te naaien met de tweelingnaald.
n Draadgeleider voor het opwinden van de spoel
Bij het opwinden van de onderdraad leidt u de draad rond deze
draadgeleider.
o Voorspanningsschijf
Bij het opwinden van de onderdraad leidt u de draad rond deze
voorspanningsschijf.
Rechterkant/Achteraanzicht
a Handvat
Draag de naaimachine aan het handvat om hem te vervoeren.
b Handwiel
Draai het handwiel naar u toe om de naald omhoog en omlaag
te zetten. Draai het wiel naar de voorkant van de naaimachine.
c Opening voor borduurkaart
Plaats de (afzonderlijk verkrijgbare) borduurkaarten in de bor-
duurkaartopening van de machine.
d USB-poortaansluiting voor medium
Als u patronen wilt zenden van/naar een USB-medium, sluit u
het USB-medium direct aan op de USB-poortaansluiting.
e USB-poortaansluiting voor computer
Om patronen te importeren/exporteren tussen een computer en
de naaimachine sluit u de USB-kabel aan op de USB-poortaan-
sluiting.
f Schermaanraakpenhouder
In deze houder bergt u de schermaanraakpen op wanneer u
deze niet gebruikt.
g Hoofdschakelaar
Met de hoofdschakelaar zet u de naaimachine aan en uit.
h Aansluitpunt
Sluit het netsnoer aan op het aansluitpunt.
i Transporteurstandschakelaar
Met de transporteurstandschakelaar zet u de transporteur
omlaag.
j Persvoethendel
Zet de persvoethendel omhoog en omlaag om de persvoet
omhoog en omlaag te zetten.
k Ventilatieopening
Door de ventilatieopening kan de lucht rond de motor circule-
ren. Bedek de ventilatieopening niet wanneer u de naaimachine
gebruikt.
l Voetpedaal met intrekbaar snoer
Door het voetpedaal in te drukken regelt u de snelheid van de
machine.
m Aansluiting voetpedaal
Steek de stekker van het voetpedaal in de betreffende aanslui-
ting op de machine.
m
a
n
l
h
b
c
g
f
k
j
i
d
e
i
a
b
d
e
f
g
h
o
n
c
m
l
j
k
c
b
h
a
g
l
k
f
d
e
j
i
m
MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE
2
Naald en persvoetgedeelte
a Persvoethouder
De persvoet is bevestigd op de persvoethouder.
b Persvoet
De persvoet drukt gelijkmatig op de stof tijdens het naaien.
Bevestig de geschikte persvoet voor de steek die u hebt gese-
lecteerd.
c Transporteur
De transporteur voert de stof door in de naairichting.
d Spoelhuisdeksel
Open het spoelhuisdeksel om de spoel te plaatsen.
e Naaldklemschroef
De naaldklemschroef houdt de naald op z’n plaats.
f Knoopsgathendel
De knoopsgathendel gebruikt u om knoopsgaten te maken met
de eenstapsknoopsgatvoet.
g Draadgeleiders op de naaldstang
Leid de bovendraad door de twee draadgeleiders op de naald-
stang.
h Steekplaat
Op de steekplaat staan markeringen om u te helpen recht te
naaien.
i Persvoetschroef
De persvoethouderschroef houdt de persvoet op z’n plaats.
Borduurtafel
a Wagen
De wagen verplaatst het borduurraam automatisch tijdens het
borduren.
b Ontgrendelingstoets (onder op de borduurtafel)
Druk op de ontgrendelingstoets om de borduurtafel te verwijde-
ren.
c Transporteurstandschakelaar
Met de transporteurstandschakelaar zet u de transporteur
omhoog en omlaag wanneer de borduurtafel is bevestigd.
d Verbindingspen van de borduurtafel
Steek de verbindingspen van de borduurtafel in de aansluitings-
poort op de machine wanneer u de borduurtafel bevestigt.
e Borduurraamhouder
Plaats het borduurraam in de borduurraamhouder om het raam
op z’n plaats te houden.
f Raambevestigingshendel
Druk op de raambevestigingshendel om het borduurraam vast
te zetten.
f
i
a
b
c
e
g
h
d
VOORZICHTIG
Wanneer u het borduurraam in de
borduurraamhouder hebt geplaatst,
controleert u of de borduurraamhendel op de
juiste manier omlaag hebt gezet.
Opmerking
Zorg dat de transporteurstandschakelaar op
de borduurtafel naar rechts staat tijdens het
borduren.
U kunt ook naaisteken/decoratieve steken
naaien wanneer de borduurtafel is beves-
tigd. Zet de transporteurstandschakelaar op
de borduurtafel op de juiste instelling.
e
f
d
a
c
b
MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE
3
Bedieningstoetsen
a “Start/stop”toets
Als u op deze toets drukt, naait de machine een paar steken op
lage snelheid en begint vervolgens te naaien op de snelheid die is
ingesteld met de schuifknop voor snelheidsregeling. Druk nog-
maals op de toets om de naaimachine stil te zetten. Houd de toets
ingedrukt om op de laagste snelheid te naaien. De toets verandert
van kleur naar gelang de bedieningsmodus van de machine.
b “Achteruit/verstevigingssteektoets”
Met deze toets naait u verstevigingssteken aan het begin en aan
het eind van het naaiwerk. Wanneer u op deze toets drukt, naait
de machine drie steken op dezelfde plek, waarna de machine
automatisch stopt met naaien. Bij patronen met rechte steken en
zigzagsteken naait de machine alleen achteruit op lage snelheid
wanneer u de “Achteruit/verstevigingssteektoets“ ingedrukt houdt
(de steken worden genaaid in tegengestelde richting).
c “Naaldstandtoets”
Gebruik deze toets wanneer u van naairichting verandert of op kleine
stukken stof naait. Druk op deze toets om de naald omhoog of omlaag
te zetten. Druk tweemaal op deze toets om een enkele steek te naaien.
d “Draadkniptoets”
Druk na het naaien op deze toets om de overtollige draad auto-
matisch af te knippen.
e “Persvoettoets”
Druk op deze toets om de persvoet omlaag te zetten en druk uit
te oefenen op de stof. Druk opnieuw op deze toets om de pers-
voet omhoog te zetten.
f Schuiftoets voor snelheidsregeling
Met deze schuifknop stelt u de naaisnelheid in. Schuif de
schuifknop naar links om op lagere snelheid te naaien. Schuif
de schuifknop naar rechts om op hogere snelheid te naaien.
Beginners kunnen beter op lage snelheid naaien.
g “Automatisch inrijgentoets”
Met deze toets rijgt u de naald automatisch in.
Bijgeleverde accessoires
Trek de bovenkant van accessoiretafel naar u toe
om de accessoireruimte te openen.
a Opbergruimte
b Opbergruimte persvoet
c Opbergruimte persvoet
Bijgeleverde accessoires 31-34 bevinden zich in
de draagkoffer voor de borduurtafel. U opent de
draagkoffer voor de borduurtafel door de twee
sluitingen op de koffer te ontgrendelen. Wilt u de
sluitingen vergrendelen en de koffer stevig sluiten,
dan drukt u op elk sluiting totdat deze tweemaal
klikt.
a Sluitingen
Groen: De naaimachine is klaar om te naaien of is
bezig met naaien.
Rood: De machine kan nu niet naaien.
VOORZICHTIG
Druk niet meer op de “Draadkniptoets” nadat
de draden zijn afgeknipt. Anders kan de naald
breken, de draden raken misschien verstrikt of
de machine beschadigt.
a
c
b
a
MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE
4
Bijgeleverde accessoires
1 234567
8 9 10 11 12 13 14
15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27
28 29 30 31 32 33 34 35
36 37 38 39 40 41 42 43
44 45 46 47 48 49
75/11 2 naalden
90/14 2 naalden
90/14 2 naalden: balpointnaald
(goudkleurig)
MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE
5
Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1 Knoopsgatvoet “A” X57789-151
2 Borduurvoet “W” XC8156-051
3 Overhandse steekvoet “G” XC3098-051
4 Monogramvoet “N ” X53840-351
5 Ritsvoet “I” X59370-051
6 Zigzagvoet “J” (op machine) XC3021-051
7 Blindzoomvoet “R” X56409-051
8 Knoopaanzetvoet “M” 130489-001
9 Boventransportvoet F033N:XC2214-102
10 Zijsnijdervoet F054:XC3879-002
11 Fantasiequiltvoet F005N:XC1948-002
12 Rechte steekvoet F042N:XC1973-102
13 Tornmesje X54243-001
14 Spoel × 10 SFB:XA5539-151
15 Naaldsetje X58358-051
16 Tweelingnaald X59296-151
17 Ballpointnaaldset XD0705-051
18 Schaar 184783-051
19 Krijtje 184944-001
20 Schoonmaakborsteltje X59476-051
21 Gaatjesponser 135793-001
22 Schroevendraaier (groot) X55467-051
23 Schroevendraaier (klein) X55468-051
24 Kloskap (klein) 130013-154
25 Kloskap (medium ) × 2 X55260-153
26 Kloskap (groot) 130012-054
27 Verticale klospen XC8619-051
28 Klosvilt X57045-051
29 Schijfvormige schroeven-
draaier
XC1074-051
30 Klosnetje XA5523-050
31 Borduurramenset (klein)
H 2 cm × B 6 cm
(H 1 inch × B 2-1/2 inch)
EF73:XC8479-052
32 Borduurramenset (medium)
H 10 cm × B 10 cm (H 4 inch
× B 4 inch)
FE74:XC8480-052
33 Borduurramenset (groot) H
18 cm × B 13 cm
(H 7 inch × B 5 inch)
EF75:XC8481-052
34 Borduurramenset (extra
groot) H 30 cm × B 18 cm
(H 12 inch × B 7 inch)
EF76:XC8482-052
35 Voetpedaal XC8028-051
36 Borduursteekplaatdeksel XA9939-051
37 Rasterset GS3:X81277-001
38 Schermaanraakpen (stylus) XA9940-051
39 Kniehevel XA6941-051
40 USB-kabel XC8897-051
41 Spoelhuis (roze schroef) XC8167-051
42 Steekplaat voor rechte steek XC8362-051
43 Spoelhuisdeksel met koord-
geleider (met één gat)
XC8449-051
44 Onderdraad voor borduren EBT-CEN:X81164-001
45 Steunstof BM3:X81175-101
46 Bedieningshandleiding XC8170-051
47 Beknopte bedieningsgids XC8173-051
Draagkoffer voor borduurtafel XC8150-051
Doos XC7750-051
Memo
Gebruik altijd accessoires die zijn aanbevo-
len voor deze machine.
De schroef van de persvoethouder is ver-
krijgbaar via uw erkende dealer (onderdeel-
code XA4813-051).
Bijgeleverde accessoires 35, 46 en 47 kunt
op opbergen in de doos van de machine.
MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE
6
Optioneel
123
Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1 Ondergaren voor borduren
(wit)
X81164-001
Ondergaren voor borduren
(zwart)
XC5520-001
2 Steunstof X81175-101
Wateroplosbare steunstof X81267-001
3 Borduurkaart
Nr. 1 Alfabet X58317-001
Nr. 2 Bloem X58321-001
Nr. 3 Dinosaurus X58362-001
Nr. 6 De wereld van Mosko-
witz
X58497-001
Nr. 7 Op het platteland X59322-001
Nr. 8 Vakantie X59357-001
Nr. 9 Hobbyspullen X59511-001
Nr. 10 Monogramembleem X59567-001
Nr. 11 Kader XA0257-001
Nr. 12 Transportation XA0275-001
Nr. 13 Sportembleem XA0517-001
Nr. 14 Groot boeket XA1223-001
Nr. 16 Honden & katten XA1406-001
No. 19 Zeevaart XA2452-001
Nr. 20 Kleine versiersels XA2869-001
Nr. 21 Handwerk XA2873-001
Nr. 22 Grote quilt XA3431-001
Nr. 23 Wit op wit XA3430-001
Nr. 25 Paard XA3791-001
Nr. 27 Vogels XA4289-001
Nr. 28 Kerstmis XA4502-001
Nr. 29 Kantwerk XA4664-001
Nr. 30 Wilde dieren XA4771-001
Nr. 31 Grote bloem II XA5037-001
Nr. 32 Muziekinstrumenten XA5386-001
Nr. 33 Bomen XA5567-001
Nr. 35 Honden & katten II XA5629-001
Nr. 36 Groenten & fruit XA5659-001
Nr. 37 Appliqué-alfabet XA5753-001
Nr. 38 Engeltje XA5781-001
Nr. 39 Poppengezicht XA5978-001
Nr. Onderdeel Onderdeelcode
3 Nr. 40 Sport 3 XA6111-001
Nr. 41 Renaissance-alfabet XA6586-001
Nr. 42 Boerderij XA6733-001
Nr. 43 Victoriaans XA6769-001
Nr. 44 Kantwerk 2 XA6849-001
Nr. 45 Fantasie XA7770-001
Nr. 46 Australische dieren XA7893-001
Nr. 47 Vlinder XA8206-001
Nr. 48 Australische bloemen XA8250-001
Nr. 49 Folklore XA8348-001
Nr. 50 Elfje & bloemen XA8414-001
Nr. 52 Beertjes XA8511-001
Nr. 53 Landschap XA8936-001
Nr. 54 Theetijd XA9129-001
Nr. 55 Tuinieren XA9348-001
Nr. 56 Asiatisch XC0025-001
Nr. 57 Kerstmis groot XC0057-001
Nr. 58 Nieuwe quilttechnieken XC0861-001
Nr. 60 Zomerpret XC1168-001
Nr. 61 Bloesversiering XC1304-001
Nr. 62 Horoscooptekens XC1502-001
Nr. 63 Konijntje XC1646-001
Nr. 64 Grootmoeder XC2176-001
Nr. 65 Red-work XC4220-001
Nr. 66 Popmix XC4819-001
Nr. 67 Woninginrichting XC7048-001
Nr. 68 Kruissteekcollectie 1 XC7097-001
Nr. 69 Sporthemdmotieven XC7274-001
Nr. 70 Kruissteekcollectie 2 XC7550-001
Memo
U kunt bij de machine alle bovenstaande
borduurkaarten gebruiken.
Sommige specificaties kunnen worden
gewijzigd zonder kennisgeving.
Opmerking
In het buitenland gekochte borduurkaarten
werken mogelijk niet met uw machine.
Hoofdstuk 1
Voorbereidingen
DE MACHINE AAN- EN UITZETTEN .....................................................8
DISPLAY ................................................................................................9
Functies van de toetsen ...................................................................................................10
Gebruik van de instellingstoets ...............................................................................12
Helderheid van het scherm aanpassen ............................................................................15
Taal instellen ...................................................................................................................16
Gebruik van de gebruiksaanwijzingtoets.................................................................17
Gebruik van de patroonbeschrijvingstoets ..............................................................18
INRIJGEN VAN DE ONDERDRAAD....................................................19
Spoel opwinden.......................................................................................................19
Gebruik van de extra klospen..........................................................................................19
Gebruik van de klospen...................................................................................................21
Spoel aanbrengen....................................................................................................22
Onderdraad naar boven halen ................................................................................23
BOVENDRAAD INRIJGEN...................................................................25
Inrijgen met de Automatisch inrijgentoets ..............................................................25
Handmatig inrijgen .................................................................................................27
Gebruik van de tweelingnaaldstand ........................................................................29
Gebruik van draden die snel afwikkelen .................................................................31
Gebruik van het klosnetje................................................................................................31
Gebruik van de verticale klospen ....................................................................................31
PERSVOET VERWISSELEN ...................................................................32
Persvoet verwijderen...............................................................................................32
Persvoet bevestigen.................................................................................................32
Boventransportvoet bevestigen ...............................................................................33
NAALD VERWISSELEN ........................................................................34
Over de naald..................................................................................................................36
Overzichtsschema van stoffen/draad/naald ....................................................................36
DE MACHINE AAN- EN UITZETTEN
8
DE MACHINE AAN- EN UITZETTEN
a
Steek het snoer in de netsnoeraansluiting op
de machine en daarna in het wandstopcon-
tact.
a Hoofdschakelaar
b Elektriciteitssnoer
b
Zet de hoofdschakelaar op “I” om de
machine aan te zetten.
a UIT
b AAN
c
Zet de hoofdschakelaar op “O” om de
machine uit te zetten.
WAARSCHUWING
Gebruik alleen gewone huishoudaansluitingen als elektriciteitsbron. Het gebruik van andere bronnen kan
brand, elektrische schokken of schade aan de machine tot gevolg hebben.
In de volgende gevallen moet u de hoofdschakelaar uitzetten en de stekker uit het stopcontact halen:
Als u niet bij de machine bent
Na gebruik van de machine
Als er tijdens het gebruik een stroomstoring optreedt
Als de machine niet naar behoren werkt door een slechte of verbroken aansluiting
Bij onweer
VOORZICHTIG
Gebruik geen verlengsnoeren of stekkerdozen waarop veel andere apparaten zijn aangesloten. Dit kan
brand of elektrische schokken veroorzaken.
Raak de stekker niet aan met natte handen. Hierdoor kunnen elektrische schokken ontstaan.
Zet de schakelaar altijd eerst uit voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Trek altijd de stekker uit
het stopcontact. Als u aan het snoer trekt, kunt u het snoer beschadigen of brand of elektrische schokken
veroorzaken.
Zorg dat het snoer niet wordt ingesneden, beschadigd, gewijzigd, stevig verbogen, getrokken, gedraaid of
samengeperst. Plaats geen zware voorwerpen op het snoer. Stel het snoer niet bloot aan warmte. Hierdoor
kan het snoer beschadigd raken en kunnen brand of elektrische schokken ontstaan. Als de stekker of het
snoer zijn beschadigd, breng de machine dan voor reparatie naar uw erkende dealer voordat u de machine
weer gebruikt.
Haal de stekker uit het stopcontact als u de machine een tijd niet gebruikt. Anders kan er brand ontstaan.
Als u de machine onbeheerd achterlaat, moet u de hoofdschakelaar van de machine uitzetten of de
stekker uit het stopcontact halen.
Als u onderhoud aan de machine wilt verrichten, deksels wilt verwijderen of een lampje wilt vervangen
moet u eerst de stekker van de machine uit het stopcontact halen.
a
b
a
b
DISPLAY
Voorbereidingen
9
1
DISPLAY
Wanneer u de machine aanzet, verschijnt de naam van de machine op het scherm. Als u het scherm aan-
raakt, verschijnt de naaisteek. "1-01 Rechte steek (links)" of "1-03 Rechte steek (midden)" is geselecteerd,
afhankelijk van de gekozen instelling via het instellingenscherm (zie pagina 12).
Druk met uw vinger op de desbetreffende toetsen om een steekpatroon of een functie van de machine te
kiezen.
a Hier verschijnt de enkele-naaldstand of de tweelingnaaldstand en de naaldstopstand.
b Hier verschijnt de persvoetcode. Bevestig de hier aangeduide persvoet voordat u gaat naaien.
c Hier verschijnen de naam en het codenummer van de geselecteerde steek.
d Hier verschijnt een voorbeeld van de geselecteerde steek.
e Hier verschijnen de steekpatronen.
f Hier verschijnen extra pagina’s die u kunt weergeven.
* Alle toetsfuncties van de display worden uitgelegd in de tabel “Functies van de toetsen” op de volgende pagina.
Opmerking
Wanneer de steekplaat voor rechte steken is geïnstalleerd, gaat de naald automatisch naar de middelste
stand.
Memo
Raak het scherm alleen met uw vinger of de bijgeleverde schermaanraakpen aan. Gebruik geen
scherp potlood, schroevendraaier of ander hard of scherp voorwerp. U hoeft niet hard op het scherm te
drukken. Als u te hard drukt of een scherp voorwerp gebruikt, kunt u het scherm beschadigen.
Enkele naald/omlaag Enkele naald/omhoog
Tweelingnaald/omlaag Tweelingnaald/omhoog
b
c
d
e
f
a
DISPLAY
10
Functies van de toetsen
Nr. Display Toetsnaam Uitleg Pagina
a Naaistekentoets Druk op deze toets om een rechte steek, zigzagsteek, knoopsgat, blindzoom-
steek of andere bij het maken van kleding veel gebruikte steken te kiezen.
48
b Letter-/decoratieve
stekentoets
Druk op deze toets om letterpatronen of decoratieve steekpatronen te kiezen. 98
c Borduurtoets Bevestig de borduurtafel en druk op deze toets om te borduren. 130
d Borduurcombinatie-
toets
Druk op deze toets om borduurpatronen te combineren. Met de borduurcombi-
natiefuncties kunt u ook originele borduur- of kaderpatronen maken.
177
e Keuzehelptoets Druk op deze toets wanneer u hulp nodig hebt bij de keuze van het juiste steek-
patroon voor uw naaiwerk. Ook vindt u hier instructies hoe u het steekpatroon
naait. Deze toets is heel handig voor beginners.
51
f Patroonbeschrij-
vingstoets
Druk op deze toets om een beschrijving van het geselecteerde patroon te
tonen.
18
g Automatische verste-
vigingssteektoets
Druk op deze toets om de instelling voor automatische verstevigingssteken
(achteruit naaien) te gebruiken. Als u deze instelling kiest voordat u met naaien
begint, worden er automatisch verstevigingssteken genaaid aan het begin en
het eind van het naaiwerk (afhankelijk van het patroon naait de machine moge-
lijk achteruit).
44
h Automatische draad-
kniptoets
Druk op deze toets om automatisch draadknippen in te stellen. Stel automatisch
draadknippen in voordat u met naaien begint om automatisch verstevigingsste-
ken te naaien aan het begin en het eind van het naaiwerk (afhankelijk van het
patroon naait de machine mogelijk achteruit). Ook worden de draden na het
naaien afgeknipt.
45
a
g
h
j
l
n
q
s
bcd
f
i
k
m
o
p
r
t
u
e
DISPLAY
Voorbereidingen
11
1
i Stekenoverzicht
Druk op de toets van het patroon dat u wilt naaien. Met
gaat u naar een ander stekenoverzicht.
48
j Schermvergrendel-
toets
Druk op deze toets om het scherm te vergrendelen. Als het scherm vergrendeld
is, kunt u diverse instellingen zoals steekbreedte en steeklengte niet wijzigen.
Druk opnieuw op de toets om de instellingen weer vrij te zetten.
46
k Patroonafbeelding-
toets
Druk op deze toets om een vergrote afbeelding van het geselecteerde steekpa-
troon weer te geven.
49
l Spiegeltoets Druk op deze toets om het geselecteerde steekpatroon in spiegelbeeld te
maken. Als de toets op het scherm lichtgrijs is, kunt u geen spiegelbeeld van het
geselecteerde steekpatroon naaien.
49
m Enkele/ tweeling-
naaldtoets
Druk op deze toets om de tweelingnaaldstand te selecteren. Telkens wanneer u
op deze toets drukt, schakelt u tussen enkele naaldstand en tweelingnaald-
stand. Als de toets op het scherm lichtgrijs is, kunt u het geselecteerde steekpa-
troon niet in de tweelingnaaldstand naaien.
29
n Reset-toets Druk op deze toets om de in het geheugen opgeslagen instellingen van het
geselecteerde steekpatroon terug te zetten op de oorspronkelijke instellingen.
42-43
o Ophaaltoets Druk op deze toets om een opgeslagen patroon te openen. 51
p Geheugentoets U kunt de instellingen van het steekpatroon (zigzagbreedte en steeklengte,
draadspanning, automatisch draadknippen of automatische verstevigingssteken
enz.) wijzigen en opslaan door op deze toets te drukken. Voor één steekpatroon
kunt u vijf groepen instellingen opslaan.
50
q Steekbreedte/
steeklengtetoets
Hiermee toont u de zigzagbreedte en steeklengte voor het geselecteerde steek-
patroon. U kunt de zigzagbreedte en steeklengte wijzigen met de plus- en min-
toets.
42
r Draadspanningstoets Hiermee toont u de draadspanningsinstelling van het geselecteerde steekpa-
troon. De draadspanning wordt doorgaans automatisch ingesteld. U kunt de
draadspanningsinstelling wijzigen met de plus- en mintoets.
43
s Instellingstoets Druk op deze toets om de naaldstopstand te wijzigen, het zoemgeluid aan of uit
te zetten, het patroon of het scherm en andere machine-instellingen te wijzigen.
12
t Gebruiksaanwijzing-
toets
Druk op deze toets om beschrijvingen te tonen van het inrijgen van de boven-
draad, het opwinden van de spoel, het verwisselen van de persvoet en het
gebruik van de machine.
17
u Persvoet-/naaldwis-
seltoets
Druk op deze toets alvorens de naald, de persvoet enz. te verwisselen. Met
deze toets vergrendelt u alle toetsen, zodat de machine niet in werking treedt.
32-35
Nr. Display Toetsnaam Uitleg Pagina
DISPLAY
12
Gebruik van de instellingstoets
Druk op om de standaardmachine-instellingen (naaldstopstand, borduursnelheid, openings-
scherm enz.) te wijzigen. Druk op , of om de verschillende instellingenvensters
te tonen.
Naai-instellingen
a Hiermee selecteert u of u met de schuifknop voor snelheidsregeling de zigzagbreedte wilt bepalen (zie pagina 70).
b Hiermee past u de lettersteek- of decoratieve steekpatronen aan (zie pagina 103).
c Hiermee past u de persvoethoogte aan. (Selecteer de hoogte voor de persvoet als deze omhoog staat.)
d Hiermee past u de persvoetdruk aan. (Hoe hoger het nummer, hoe groter de druk. Voor normaal naaien stelt u de
druk in op 3.)
e Kies “1-01 Rechte steek (links)” of “1-03 Rechte steek (midden)” als naaisteek die automatisch wordt geselecteerd
wanneer de machine wordt aangezet.
Memo
Deze functie zal bij nieuwe toekomstige upgrades beschikbaar zijn.
Druk op of om een ander instellingenscherm weer te geven.
a
b
c
d
e
DISPLAY
Voorbereidingen
13
1
Algemene instellingen
a Hiermee wijzigt u de helderheid van de display (zie pagina 15).
b Hiermee selecteert u de naaldstopstand (d.w.z. de naaldstand wanneer de machine niet werkt): omhoog of omlaag.
c Hiermee zet u het zoemgeluid aan- of uit.
d Hiermee zet u de naald- en werkgebiedverlichting aan of uit.
e Hiermee zet u het openingsscherm aan of uit.
f Gebruik deze wanneer u een applicatie uitvoert.
g Hiermee wijzigt u de schermtaal (zie pagina 16).
h Serviceherinnering en het totaal aantal borduursteken weergeven. De serviceherinnering is een geheugensteuntje
om de machine regelmatig een servicebeurt te laten geven. (Neem hiervoor contact op met uw officiële dealer.)
i Het “NR.” is het nummer voor de borduur- en naaimachine.
j Hiermee toont u de programmaversie.
Memo
De nieuwste versie van de software is geïnstalleerd op uw machine. Raadpleeg uw plaatselijke erkende
Brother-dealer of kijk op www.brother.com voor informatie over beschikbare updates (zie pagina 224).
a
c
d
e
g
f
b
h
i
j
DISPLAY
14
Borduurinstellingen
a Hiermee kiest u uit 10 borduurraamschermen (zie pagina 158).
b Wijzig de draadkleur op het borduurscherm; draadnummer, kleurnaam of borduurtijd (zie pagina 157).
c Wanneer draadnummer #123 is geselecteerd, kunt u kiezen uit zes draadmerken (zie pagina 157).
d Hiermee wijzigt u de maximuminstelling borduursnelheid (zie pagina 156).
e Hiermee past u de draadspanning aan voor borduren.
f Hiermee selecteert u de hoogte voor borduurvoet “W” tijdens borduren (zie pagina 138).
g Hiermee wijzigt u de maateenheid van de display (mm/inch).
h Hiermee wijzigt u de beginfunctie van de display (borduren/combinatieborduren).
i Hiermee past u de garenkleurnummers aan (zie pagina 188).
a
b
c
d
e
f
g
h
i
DISPLAY
Voorbereidingen
15
1
Helderheid van het scherm aanpassen
a
Druk op .
Het scherm Naai-instellingen verschijnt.
b
Druk op .
Het scherm Algemene instellingen verschijnt.
c
Op het scherm HELDERHEID VAN HET
DISPLAY kunt u met en de hel-
derheid van het scherm bijstellen.
* Druk op om het scherm donkerder te maken.
* Druk op om het scherm lichter te maken.
a Helderheid van het display
d
Druk op .
Opmerking
Het scherm kan soms geheel of gedeeltelijk
donkerder of lichter worden door veranderin-
gen in de temperatuur van de lucht of andere
wijzigingen in de buurt van het scherm. Dit is
een normale reactie, die niet op een defect
duidt. Pas de helderheid van het scherm aan
als u het niet goed kunt aflezen.
Als u de machine net hebt aangezet, is het
scherm soms eerst donker. Dit komt door
het LCD-tegenlichtscherm en duidt niet op
een defect. Na ongeveer 10 minuten krijgt
het scherm weer een normale helderheid.
Als u niet precies recht voor de machine zit
wanneer u naar het scherm kijkt, lijken de
kleuren soms anders of kunt u het scherm
misschien niet goed zien. Dit komt door de
display en duidt niet op een beschadiging of
defect. Als u recht voor de machine zit, kunt
u het scherm beter zien en bedienen.
Memo
Druk op of om een ander
instellingenscherm weer te geven.
a
DISPLAY
16
Taal instellen
a
Druk op .
Het scherm Naai-instellingen verschijnt.
b
Druk op .
Het scherm Algemene instellingen verschijnt.
c
Met en kiest u de schermtaal.
* U kunt kiezen uit de volgende talen: [ENGELS],
[DUITS], [FRANS], [ITALIAANS], [NEDERLANDS],
[SPAANS], [DEENS], [FINS], [ZWEEDS], [PORTU-
GEES], [RUSSISCH], [NOORS] of [JAPANS].
a Schermtaal
d
Druk op .
a
DISPLAY
Voorbereidingen
17
1
Gebruik van de gebruiksaanwijzingtoets
Druk op om het hieronder getoonde scherm te openen. Bovenaan het scherm staan zes catego-
rieën. Door op een toets te drukken krijgt u meer informatie over die categorie.
Met toont u informatie over
de belangrijkste onderdelen van de machine
en hun functies. Dit is het eerste scherm dat
verschijnt wanneer u op drukt.
Met toont u informatie over
de bedieningstoetsen.
Met toont u informatie over
het inrijgen van de machine, het verwisselen
van de persvoet enz.
Met toont u informatie over
het bevestigen van de borduurtafel, klaarma-
ken van stof voor borduren enz.
Met toont u informatie over
probleemoplossing.
Met toont u informatie over
het reinigen van de machine enz.
DISPLAY
18
Voorbeeld: Informatie tonen over het inrijgen
van de bovendraad
a
Druk op .
b
Druk op .
Het onderste gedeelte van het scherm verandert.
c
Druk op (bovendraad inrijgen).
In dit scherm vindt u aanwijzingen voor het inrijgen
van de machine.
d
Lees de aanwijzingen.
* Druk op om een video van de getoonde aan-
wijzingen te bekijken.
* Druk op om naar de volgende pagina te
gaan.
e
Druk op om terug te gaan naar het
oorspronkelijke scherm.
Gebruik van de patroonbeschrij-
vingstoets
Wilt meer weten over het gebruik van een steekpa-
troon? Selecteer dit patroon en druk op om
een beschrijving van de gekozen steek te bekijken.
Voorbeeld: Informatie tonen over
a
Druk op .
b
Druk op .
Op het scherm verschijnt informatie over .
c
Druk op om terug te gaan naar het
oorspronkelijke scherm.
INRIJGEN VAN DE ONDERDRAAD
Voorbereidingen
19
1
INRIJGEN VAN DE ONDERDRAAD
Spoel opwinden
Druk op
(in die volgorde) om op de display een
video te tonen over het opwinden van de spoel
(zie pagina 18). Volg onderstaande stappen om de
handeling te voltooien.
Gebruik van de extra klospen
Bij deze naaimachine kunt u de spoel tijdens het
naaien opwinden. Terwijl u borduurt met de hoofd-
klospen, kunt u de spoel opwinden met de extra
klospen.
a Extra klospen
a
Zet de hoofdschakelaar aan.
b
Houd de gleuf in de spoel tegenover de veer
op de spoelwinderas en plaats de spoel op
de as.
a Gleuf in de spoel
b Veer op de as
c
Zet de extra klospen omhoog.
a Extra klospen
d
Zet de draadklos zo op de extra klospen dat
de draad aan de achterkant afwikkelt. Duw
vervolgens een kloskap zo ver mogelijk op
de klospen om de draadklos vast te zetten.
a Klospen
b Kloskap
c Draadklos
VOORZICHTIG
De bijgesloten spoel is specifiek ontworpen
voor deze naaimachine. Als u een spoel van
een ander model gebruikt, werkt de machine
niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel
of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode:
XA5539-151).
Ware grootte
Dit model
Andere model-
len
11,5 mm
(ca. 7/16 inch)
1
7, 8
3, 4
2
9
5
6
o
l
a
a
b
a
a
b
c
INRIJGEN VAN DE ONDERDRAAD
20
e
Houd de draad met uw rechterhand bij de
draadklos vast. Houd met uw linkerhand het
uiteinde van de draad vast en leid de draad
met beide handen rond de draadgeleider.
a Draadgeleider
f
Leid de draad onder de pen en leid de draad
rond de voorspanningsschijf. Zorg dat de
draad zich onder de voorspanningsschijf
bevindt.
a Pen
b Voorspanningsschijf
g
Wind de draad vier à vijf maal met de klok
mee om de spoel.
h
Leid het uiteinde van de draad door de
geleidegleuf in de spoelwinderbasis en trek
de draad vervolgens naar rechts om de
draad af te snijden met de draadafsnijder.
a Geleidegleuf
b Spoelwinderbasis
VOORZICHTIG
Als u de draadklos en/of de kloskap niet juist
hebt geinstalleerd, kan de draad verstrikt raken
op de klospen. Hierdoor kan de naald breken.
Gebruik de kloskap (groot, medium of klein)
die de grootte van de draadklos het dichtst
benadert. Als u een kloskap gebruikt die
kleiner is dan de draadklos, komt de draad
mogelijk klem te zitten in de gleuf in de rand
van de klos. Hierdoor kan de naald breken.
Memo
Wanneer u naait met fijne kruiswikkeldraad,
gebruikt u de kleine kloskap en laat u enige
ruimte tussen de kap en de draadklos.
a Kloskap (klein)
b Draadklos (kruiswikkeldraad)
c Ruimte
a
c
b
a
VOORZICHTIG
Volg de beschreven procedure. Als de draad
niet wordt afgeknipt met de snijder en de spoel
wordt opgewonden, kan de draad verstrikt
raken wanneer deze op raakt. Hierdoor kan de
naald breken.
a
b
1
2
3
a
b
INRIJGEN VAN DE ONDERDRAAD
Voorbereidingen
21
1
i
Druk de spoelhouder naar links totdat hij
op zijn plaats klikt.
a Spoelhouder (schakelaar)
De spoel begint automatisch te winden en stopt met
draaien wanneer het winden voltooid is. De spoel-
houder wordt weer in de oorspronkelijke stand
gezet.
j
Knip de draad af met de draadafsnijder en
verwijder de spoel.
Gebruik van de klospen
Voordat u gaat naaien kunt u met de hoofdklospen
de spoel winden. U kunt deze klospen niet gebrui-
ken om de spoel te winden tijdens het naaien.
a
Zet de hoofdschakelaar aan.
b
Houd de gleuf in de spoel tegenover de veer
op de spoelwinderas en plaats de spoel op
de as.
a Gleuf in de spoel
b Veer op de as
c
Draai de klospen zo dat deze omhoog wijst.
Zet de draadklos zo op de klospen dat de
draad vanaf de voorkant van de klos afwik-
kelt.
a Klospen
b Kloskap
c Draadklos
Memo
Wanneer de spoelhouder naar links staat,
werkt deze als een schakelaar, zodat de spoel
automatisch wordt opgewonden.
Memo
Trek niet aan de spoelwinderbasis wanneer
u de spoel verwijdert. Hierdoor wordt de
spoelwinderbasis losser gemaakt of verwij-
derd, waardoor u de naaimachine mogelijk
beschadigt.
VOORZICHTIG
Wanneer de spoel niet goed is geinstalleerd,
wordt de draadspanning mogelijk losser.
Hierdoor kan de naald kan breken en letsel
veroorzaken.
a
ab
2
3
4
5
6
8
1
o
l
7
a
b
b
c
a
INRIJGEN VAN DE ONDERDRAAD
22
d
Duw de kloskap zo ver mogelijk op de klos-
pen en zet de klospen weer in de oorspron-
kelijke stand.
e
Houd de draad in uw handen en schuif deze
in de groeven op de draadgeleiderplaat.
a Draadgeleiderplaat
f
Leid de draad door de draadgeleider.
a Draadgeleider
g
Leid de draad onder de pen. Leid de draad
vervolgens rond de voorspanningsschijf.
Zorg dat de draad zich onder de voorspan-
ningsschijf bevindt.
a Draadgeleider
b Pen
c Voorspanningsschijf
h
Volg stap g t/m j op pagina 20 t/m 21.
Spoel aanbrengen
Druk op
in die volgorde om op de display een video
te tonen over het aanbrengen van de spoel (zie
pagina 18). Volg onderstaande stappen om de
handeling te voltooien.
a
Druk op de “Persvoettoets” om de persvoet
omhoog te zetten.
b
Schuif de grendel van het spoelhuisdeksel
naar rechts.
a Spoelhuisdeksel
b Grendel
Het spoelhuisdeksel gaat open.
c
Verwijder het spoelhuisdeksel.
d
Houd de spoel vast met uw rechterhand en
het uiteinde van de draad met uw linker-
hand.
a
a
a
b
a
b
c
VOORZICHTIG
Gebruik een onderdraad die juist is gewonden.
Anders breekt de naald mogelijk of is de
draadspanning onjuist.
INRIJGEN VAN DE ONDERDRAAD
Voorbereidingen
23
1
e
Plaats de spoel zo in het spoelhuis dat de
draad naar links afwikkelt.
f
Houd de spoel vast met uw rechterhand en
leid de draad met uw linkerhand.
g
Leid de draad door de geleider en trek de
draad uit naar de voorkant.
a Draadafsnijder
De draadafsnijder knipt de draad af.
h
Plaats het lipje in de linkerbenedenhoek van
het spoelhuisdeksel en druk zachtjes op de
rechterkant om het deksel te sluiten.
Onderdraad naar boven halen
Bij sommig naaiwerk wilt u de onderdraad mis-
schien naar boven halen, bijvoorbeeld als u
plooien, figuurnaden, fantasie lappendekens of
borduurwerken naait.
a
Leid de onderdraad door de gleuf en volg
het pijltje in de afbeelding.
* Knip de draad niet af met de draadafsnijder.
* Zet het spoelhuisdeksel niet terug op zijn plaats.
b
Houd de bovendraad vast en druk op de
“Naaldstandtoets” om de naald omlaag te
zetten.
a Naaldstandtoets
VOORZICHTIG
Duw de spoel omlaag met uw vinger en wikkel
de onderdraad juist af. Anders breekt de naald
mogelijk of is de draadspanning onjuist.
a
Memo
U kunt de onderdraad naar boven halen nadat
u de bovendraad hebt ingeregen (zie “BOV-
ENDRAAD INRIJGEN” op pagina 25).
a
INRIJGEN VAN DE ONDERDRAAD
24
c
Druk op de “Naaldstandtoets” om de naald
omhoog te zetten.
d
Trek voorzichtig aan de bovendraad. Een
lus van de onderdraad komt uit het gaatje in
de steekplaat te voorschijn.
e
Trek de onderdraad omhoog en trek deze
onder de persvoet door ongeveer
100 mm (ca. 3-4 inch) naar de achterkant
van de machine toe, zodat deze naast de
bovendraad komt te liggen.
a Bovendraad
b Onderdraad
f
Zet het spoelhuisdeksel weer op zijn plaats.
a
b
BOVENDRAAD INRIJGEN
Voorbereidingen
25
1
BOVENDRAAD INRIJGEN
Inrijgen met de Automatisch
inrijgentoets
Druk op
in die volgorde om op de display een video
te tonen over het aanbrengen van de spoel (zie
pagina 18). Volg onderstaande stappen om de
handeling te voltooien.
a
Zet de hoofdschakelaar aan.
b
Druk op de “Naaldstandtoets” om de naald
omhoog te zetten.
c
Draai de klospen zo dat deze omhoog wijst.
Zet de draadklos zo op de klospen dat de
draad vanaf de voorkant van de klos afwikkelt.
a Klospen
b Kloskap
c Draadklos
d
Duw de kloskap zo ver mogelijk op de klos-
pen en zet de klospen weer in de oorspron-
kelijke stand.
VOORZICHTIG
Rijg de naaimachine op de juiste manier in.
Wanneer u de machine niet juist inrijgt, kan de
draad verstrikt raken, waardoor de naald
breekt. Dit kan letsel tot gevolg hebben.
Wanneer u accessoires gebruikt die niet bij
deze machine zijn inbegrepen, bevestig dan
het accessoire aan de machine na het inrijgen.
Memo
Automatisch inrijgen kunt u met naaimachi-
nenaalden 75/11 t/m 100/16.
Transparant monofilament nylongaren en
garen 130/20 of dikker kunt u niet automa-
tisch inrijgen.
Met de platte naald of de tweelingnaald kunt
u niet automatisch inrijgen.
Als u de functie automatisch inrijgen niet
kunt gebruiken, zie “Handmatig inrijgen” op
pagina 27.
7
6
2
3, 4
8
5
1
Opmerking
Als u probeert de naald automatisch in te rij-
gen zonder de naald omhoog te zetten, wordt
de naald mogelijk niet juist ingeregen.
VOORZICHTIG
Als u de draadklos en/of de kloskap niet juist
hebt geinstalleerd, kan de draad verstrikt raken
op de klospen. Hierdoor kan de naald breken.
Gebruik de kloskap (groot, medium of klein)
die de grootte van de draadklos het dichtst
benadert. Als u een kloskap gebruikt die
kleiner is dan de draadklos, komt de draad
mogelijk klem te zitten in de gleuf in de rand
van de klos. Hierdoor kan de naald breken.
b
c
a
BOVENDRAAD INRIJGEN
26
e
Houd de draad in uw hand en schuif deze in
de groeven op de draadgeleiderplaat.
a Draadgeleiderplaat
f
Houd de draad in uw rechterhand en leid
de draad in de aangegeven richting door de
draadgeleider.
g
Wanneer u de draad door de draadgeleider
hebt getrokken, knipt u de de draad af en
laat u deze zo liggen.
a Draadafsnijder
h
Druk op de “Automatisch inrijgentoets” om
de naald automatisch in te rijgen.
Het inrijgen van de bovendraad is voltooid.
Memo
Wanneer u naait met fijne kruiswikkeldraad,
gebruikt u de kleine kloskap en laat u enige
ruimte tussen de kap en de draadklos.
a Kloskap (klein)
b Draadklos (kruiswikkeldraad)
c Ruimte
a
c
b
a
a
Memo
Wanneer u op de “Automatisch inrijgentoets
drukt, wordt de persvoet automatisch omlaag
gezet.
Opmerking
Is de naald niet geheel ingeregen, trek dan de
lus van de draad vanaf de achterkant door de
naald.
a Ongeveer 50 mm (ca. 2 inch)
Memo
Kon u de naald niet inrijgen of is de draad niet
door de draadgeleiders op de naaldstang
geleid, voer de procedure dan opnieuw uit, te
beginnen bij stap
c.
a
BOVENDRAAD INRIJGEN
Voorbereidingen
27
1
Handmatig inrijgen
Automatisch inrijgen kunt u niet wanneer u werkt
met de platte naald, de tweelingnaald, speciale
draad met een dikte van 130/20 of meer. In deze
gevallen rijgt u de naald als volgt in.
a
Zet de hoofdschakelaar aan.
b
Draai het handwiel zo dat de lijn op de
machine tegenover de lijn op het handwiel
staat.
a Draaiknop
c
Druk op .
De toets ziet er zo uit .
d
Haal de persvoethendel omhoog.
e
Draai de klospen zo dat deze omhoog wijst.
Zet de draadklos zo op de klospen dat de
draad vanaf de voorkant van de klos afwik-
kelt.
a Klospen
b Kloskap
c Draadklos
Opmerking
Wanneer u op de “Automatisch inrijgentoets
drukt, wordt de persvoet automatisch omlaag
gezet.
Als u een onjuiste combinatie van naald en
draad gebruikt, raakt de haak mogelijk klem in
de naald. Haal dan de haak uit de naald vol-
gens onderstaande beschrijving.
VOORZICHTIG
De naaldinrijger rijgt de naald automatisch in
wanneer u op de “Automatisch inrijgentoets”
drukt. Houd handen en voorwerpen uit de
buurt van de naald. Anders kunt u letsel
oplopen.
15
8
10
9
11
5, 6
7
3
4, 12
13
14
1
2
Memo
Wanneer de lijn op de machine niet is uitge-
lijnd met die op de draaiknop, kan de naaima-
chine niet worden gedraad.Controleer of de
lijn op de draaiknop bovenaan zit, zoals hier-
boven afgebeeld.
a
b
c
a
BOVENDRAAD INRIJGEN
28
f
Duw de kloskap zo ver mogelijk op de klos-
pen en zet de klospen weer in de oorspron-
kelijke stand.
g
Houd de draad vast met beide handen en
schuif deze in de groeven op de draadgelei-
derplaat.
a Draadgeleiderplaat
h
Houd de draad in uw rechterhand en
gebruik uw linkerhand om de draad naar de
draadklep te trekken en vervolgens te leiden
zoals de afbeelding laat zien. Zorg ervoor
dat de draad rechts van de draadgeleider
zit.
a Draadklep
b Draadgeleider
i
Trek de draad onder de draadgeleider door.
a Draadgeleider
j
Trek de draad links van de draadgeleider
weer omhoog naar de linker bovenhoek van
de draadklep.
a Linker bovenhoek
b Draadklep
k
Trek de draad weer omlaag naar de naald-
stift links van de draadgeleider.
* Zorg ervoor dat de draad vasthaakt aan de boven-
hoek en achter de transparante frontklep zit.
a Kijkvenster meeneemhendel
b Transparante frontklep
VOORZICHTIG
Als u de draadklos en/of de kloskap niet juist
hebt geinstalleerd, kan de draad verstrikt raken
op de klospen. Hierdoor kan de naald breken.
Gebruik de kloskap (groot, medium of klein)
die de grootte van de draadklos het dichtst
benadert. Als u een kloskap gebruikt die
kleiner is dan de draadklos, komt de draad
mogelijk klem te zitten in de gleuf in de rand
van de klos. Hierdoor kan de naald breken.
a
1
a
b
a
Memo
Kijk door het venstertje van de draadmee-
neemhendel en controleer of de draad correct
door de meeneemhendel wordt gevoerd door
de knop naar u toe te draaien.
(A)
a
(B)
b
a
(C)
b
a
a
b
a Draad b Meeneemhendel
a
b
BOVENDRAAD INRIJGEN
Voorbereidingen
29
1
l
Zet de persvoethendel omlaag.
m
Hou de draad met beide handen vast en
voer hem door de bovenste en onderste
draadgeleider van de naaldstift.
a Draadgeleider naaldstift (boven)
b Draadgeleider naaldstift (onder)
n
Leid de draad van voren naar achteren door
het oog van de naald.
o
Leid de draad door de persvoet en trek
ongeveer 100-150 mm (ca. 4-6 inch) draad
naar de achterkant van de machine.
a 100-150 mm (ca. 4-6 inch)
p
Druk op om alle toetsen te ont-
grendelen.
Gebruik van de tweelingnaaldstand
U kunt de tweelingnaald alleen gebruiken bij patronen
waarbij verschijnt, nadat u ze hebt gekozen.
Alvorens een steekpatroon te selecteren controleert u
of de steek kan worden genaaid in de tweelingnaald-
stand (zie de
“STEEKINSTELLINGENTABEL” aan
het eind van deze bedieningshandleiding).
a
Druk op en plaats de tweeling-
naald (zie “NAALD VERWISSELEN” op
pagina 34).
b
Rijg de naaimachine handmatig in.
* Voor het eerste inrijgen volgt u de stappen voor het
inrijgen van een enkele naald (zie “Handmatig inrij-
gen” op pagina 27).
1
2
a
b
a
VOORZICHTIG
Gebruik alleen tweelingnaalden die speciaal
voor deze machine zijn bestemd
(onderdeelcode X59296-151). Andere naalden
kunnen breken en schade veroorzaken.
Stel beslist de tweelingnaaldstand in als u de
tweelingnaald gebruikt. Als u een
tweelingnaald gebruikt terwijl de machine in
de enkele naaldstand staat, kan de naald
breken en schade veroorzaken.
Naai niet met verbogen naalden. Een verbogen
naald kan breken en letsel veroorzaken.
Als u de tweelingnaald gebruikt, werk dan
alleen met persvoet “J”.
Bij gebruik van de dubbele naald kunnen
bundelsteken optreden afhankelijk van het
soort stof en draad.
Gebruik dan monogrammenvoet "N".
BOVENDRAAD INRIJGEN
30
c
Leid de draad door de draadgeleider op de
naaldstang en rijg vervolgens de naald aan
de linkerkant in.
a Draadgeleiders op de naaldstang
d
Draai de extra klospen zodat deze omhoog
staat.
a Extra klospen
e
Zet de extra draadklos zo op de extra klos-
pen dat de draad aan de voorkant afwikkelt.
Duw vervolgens een kloskap zo ver moge-
lijk op de klospen om de draadklos vast te
zetten.
a Klospen
b Kloskap
c Draadklos
f
Houd de draad van de draadklos met beide
handen vast en plaats de draad in de draad-
geleider.
* Plaats de draad niet in de draadgeleider van de
spoelopwinder.
a Draadgeleider
g
Leid de draad door de draadgeleiderplaat in
de hieronder beschreven volgorde.
h
Leid de draad niet in de draadgeleiders op
de naaldstang. Rijg de naald aan de rechter-
kant in.
i
Druk op .
Opmerking
U kunt de “Automatisch inrijgentoets” niet
gebruiken. Rijg de tweelingnaald handmatig
in van voren naar achteren. Als u hierbij de
“Automatisch inrijgentoets” gebruikt, kunt u
de machine beschadigen.
a
a
a
b
c
a
BOVENDRAAD INRIJGEN
Voorbereidingen
31
1
j
Selecteer een steekpatroon. (Voorbeeld: )
* In de “STEEKINSTELLINGENTABEL” aan het eind
van deze gebruiksaanwijzing leest u welke steek u
kunt naaien met persvoet “J”.
De geselecteerde steek wordt weergegeven.
k
Druk op om de tweelingnaaldstand
te kiezen.
a Enkele naald/ tweelingnaald instellen
verschijnt.
l
Begin met naaien.
Voorbeeld van naaien met de tweelingnaald
Gebruik van draden die snel
afwikkelen
Gebruik van het klosnetje
Als u doorzichtig nylondraad, metallic garen of
andere sterke draad gebruikt, plaatst u het bijgele-
verde klosnetje over de klos voordat u begint. Wan-
neer u deze draden gebruikt, moet u ze handmatig
inrijgen.
Is het klosnetje te lang? Vouw het dan eenmaal zo
om dat het overeenkomt met het klosformaat, voor-
dat u het over de klos plaatst.
b
Gebruik van de verticale klospen
Gebruik de verticale klospen wanneer u een onre-
gelmatig gevormde draadklos gebruikt en wanneer u
naait of borduurt met metallic garen.
a
Steek de verticale klospen in het uiteinde
van de spoelwinderas.
b
Breng het klosvilt en dan de draadklos aan
en rijg de bovendraad in.
Opmerking
Als de toets lichtgrijs is nadat u een
steek hebt gekozen, kunt u de geselecteerde
steek niet naaien in de tweelingnaaldstand.
VOORZICHTIG
Stel beslist de tweelingnaaldstand in als u een
tweelingnaald gebruikt. Als u een tweelingnaald
gebruikt terwijl de machine in de enkele naaldstand
staat, kan de naald breken en schade veroorzaken.
a
Memo
Wanneer u klos inrijgt met het klosnetje
erop, komt de draad er mogelijk niet ver
genoeg uit. Zorg dat 5-6 cm (ca. 2 - 2-1/2
inch) draad zijn uitgetrokken.
Mogelijk moet u de draadspanning aanpas-
sen wanneer u het spoelnetje gebruikt.
Memo
Plaats de draadklos zo dat de draad vanaf
de voorkant van de klos afwikkelt.
Bij het naaien met een metallic garen raden
wij u aan een 90/14 naald voor huishoud-
naaimachines te gebruiken.
Deze methode voorkomt dat de draad zich
ronddraait wanneer ze van de klospen
afwikkelt.
a
d c
b
c Klosnetje
d Draadklos
e Klospen
f Kloskap
g Spoelwinderas
h Verticale klospen
i Klosvilt
j Draadklos
d
c
b
a
PERSVOET VERWISSELEN
32
PERSVOET VERWISSELEN
Persvoet verwijderen
a
Druk op de “Naaldstandtoets” om de naald
omhoog te zetten.
b
Druk op .
De toets ziet er zo uit .
c
Haal de persvoethendel omhoog.
d
Druk op de zwarte toets op de persvoethou-
der en verwijder de persvoet.
a Zwarte toets
b Persvoethouder
Persvoet bevestigen
a
Plaats de persvoetpen onder de inkeping op
de houder met de pen van de voet tegen-
over de inkeping in de houder. Zet de pers-
voethendel omlaag, zodat de persvoetpen
vast klikt in de inkeping in de houder.
a Inkeping
b Pen
b
Druk op om alle toetsen te ont-
grendelen.
c
Haal de persvoethendel omhoog.
VOORZICHTIG
Druk altijd op op het scherm voordat u de persvoet verwisselt. Als u niet op hebt gedrukt
en u op de “Start/stoptoets” of een andere toets drukt, gaat de naaimachine lopen. Dan kunt u letsel oplopen.
Gebruik altijd de juiste persvoet voor het geselecteerde steekpatroon. Als u de verkeerde persvoet
gebruikt, kan de naald de persvoet raken en buigen of breken. Hierdoor kunt u letsel oplopen.
Gebruik alleen persvoeten voor deze naaimachine. Het gebruik van andere persvoeten kan leiden tot
ongelukken en letsel.
b
a
a
b
PERSVOET VERWISSELEN
Voorbereidingen
33
1
Boventransportvoet bevestigen
De boventransportvoet houdt de stof tussen de
persvoet en de transporteur om de stof door te
voeren. Zo hebt u meer controle over moeilijke
stof (zoals quilts of fluweel) of stof die gemakkelijk
glijdt (zoals vinyl, leer of kunstleer).
a
Volg de stappen in “Persvoet verwijderen”
op de vorige pagina.
b
Draai de persvoethouderschroef los om de
persvoethouder te verwijderen.
c
Stel de bedieningshendel van de boven-
transportvoet zo af dat de vork om de
naaldklem komt te zitten en zet de boven-
transportvoet op de persvoetstang.
a Bedieningshendel
b Naaldklemschroef
c Vork
d Persvoetstang
d
Zet de persvoethendel omlaag. Breng de
schroef in en draai de schroef stevig vast
met de schroevendraaier.
Opmerking
Wanneer u de boventransportvoet gebruikt,
naait u op gemiddelde of lage snelheid.
Memo
U kunt de boventransportvoet alleen gebrui-
ken bij patronen voor rechte steken en zig-
zagsteken. U kunt geen achteruitsteken
naaien met de boventransportvoet. Als ver-
stevigingssteken selecteert u alleen rechte
of zigzagsteken.
a
c
d
b
VOORZICHTIG
Gebruik de schroevendraaier om de schroef
stevig vast te draaien. Als de schroef los zit,
kan de naald de persvoet raken en letsel
veroorzaken.
Draai het handwiel naar de voorkant van de
naaimachine om te controleren of de naald de
persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet
raakt, kunt u letsel oplopen.
NAALD VERWISSELEN
34
NAALD VERWISSELEN
a
Druk op de “Naaldstandtoets” om de naald
omhoog te zetten.
b
Druk op .
De toets ziet er zo uit: .
c
Draai de schroef met de schroevendraaier
naar de voorkant van de naaimachine los.
Verwijder vervolgens de naald.
d
Steek de naald met de platte kant naar ach-
teren zo ver mogelijk in de opening tot aan
de naaldstopper (kijkvenstertje) in de naald-
klem. Draai met een schroevendraaier de
naaldklemschroef stevig vast.
a Naaldstopper
b Opening voor het inbrengen van de naald
c Platte kant van de naald
VOORZICHTIG
Druk altijd op op het scherm voordat u de naald verwisselt. Als u niet op hebt gedrukt
en u per ongeluk op de “Start/stoptoets” of een andere toets drukt, gaat de naaimachine lopen. Dan kunt
u letsel oplopen.
Gebruik alleen naaimachinenaalden voor huishoudelijk gebruik. Andere naalden kunnen buigen of breken
en letsel veroorzaken.
Naai nooit met een verbogen naald. Deze zal gemakkelijk breken en letsel veroorzaken.
Memo
Leg de platte kant van de naald op een plat
oppervlak. Controleer de punt en de zijkanten
van de naald. Gooi verbogen naalden weg.
a Gelijke ruimte
b Plat oppervlak (naaldplaat, glas enz.)
b
a
Opmerking
Oefen geen druk uit op de naaldklem-
schroef. Hierdoor kan de naald of de naai-
machine beschadigd raken.
NAALD VERWISSELEN
Voorbereidingen
35
1
e
Druk op om alle toetsen te ont-
grendelen.
VOORZICHTIG
Duw de naald zo ver totdat ze de stopper raakt
en draai de naaldklemschroef stevig vast met
een schroevendraaier. Als de naald niet
helemaal is ingebracht of als de
naaldklemschroef los zit, kan de naald breken
of de naaimachine beschadigd raken.
NAALD VERWISSELEN
36
Over de naald
De naald is waarschijnlijk het belangrijkste onderdeel van de naaimachine. Wanneer u de juiste naald voor uw
naaiproject uitkiest, geeft dit de mooiste afwerking en blijven eventuele problemen tot een minimum beperkt.
Hieronder staan enkele zaken waaraan u moet denken als u de naald uitkiest.
Hoe kleiner het naaldnummer, hoe kleiner de naald. Naarmate de nummers hoger worden, worden de naal-
den dikker.
Gebruik fijne naalden voor lichte stoffen en dikkere naalden voor zwaardere stoffen.
Om te voorkomen dat er steken worden overgeslagen gebruikt u een ballpointnaald (goudkleurig, 90/14)
voor stretchstoffen.
Om te voorkomen dat er steken worden overgeslagen, gebruikt u een ballpointnaald (goudkleurig, 90/14)
wanneer u letter- of decoratieve steken naait.
Voor borduurwerken gebruikt u naald 75/11. Gebruik ballpointnaald 75/107 voor het borduren van patronen
met korte springsteken zoals letters met aangeschakelde draadknipfunctie.Ballpointnaalden (goudkleurig, 90/
14) worden niet aanbevolen voor borduurwerk, aangezien ze kunnen verbuigen of breken. Hierdoor kunt u
letsel oplopen.
Een 90/14 naald wordt aanbevolen wanneer u op zware stoffen of steunstoffen borduurt (bijvoorbeeld spij-
kerstof, schuim enz.) De 75/11 naald kan verbuigen of breken. Hierdoor kunt u letsel oplopen.
Er zit een naaimachinenaald 75/11 voor huishoudelijk gebruik in de naaimachine.
Overzichtsschema van stoffen/draad/naald
De volgende tabel bevat informatie over de juiste naald en draad voor diverse stoffen. Raadpleeg deze tabel als
u de draad en naald uitkiest voor de stof die u wilt naaien.
Stof Draad Formaat naald
Soort Formaat
Middelzware stof Popeline Katoen 60 - 80 75/11 - 90/14
Tafzijde Synthetisch gemerceriseerd 60 - 80
Flanel, Gabardine Zijde of afgewerkt met zijde 50 - 80
Lichte stof Linon, Batist Katoen 60 - 80 65/9 - 75/11
Crêpe georgette Synthetisch gemerceriseerd 60 - 80
Challis, Satijn Zijde 50 - 80
Zware stof Spijkerstof Katoen 30 - 50 90/14 - 100/16
Corduroy Synthetisch gemerceriseerd 50
Tweed Zijde 50
Stretchstof Jersey Draad voor gebreide stoffen 50 - 60 Ballpointnaald
(goudkleurig) 75/11
- 90/14
Tr i co t
Voor afwerksteken Synthetisch gemerceriseerd 30 90/14 - 100/16
Zijde 30
Memo
Voor transparante nylondraad gebruikt u altijd de 90/14 - 100/16 naald.
U gebruikt meestal dezelfde draad voor onder- en bovendraad.
VOORZICHTIG
Raadpleeg het overzichtsschema van stoffen/draad/naald. Door een verkeerde combinatie, vooral een
zware stof (bijvoorbeeld spijkerstof) in combinatie met een kleine naald (zoals 65/9 - 75/11), kan de naald
verbuigen of breken. Hierdoor kunt u letsel oplopen. Bovendien kan de naad ongelijk zijn, kan de stof
trekken en worden er mogelijk steken overgeslagen.
Hoofdstuk 2
Grondbeginselen
van naaien
NAAIEN...............................................................................................38
Een steek naaien......................................................................................................38
Gebruik van het voetpedaal ............................................................................................39
Verstevigingssteken naaien......................................................................................40
Bochten naaien .......................................................................................................40
Van naairichting veranderen ...................................................................................40
Zware stof naaien....................................................................................................41
Als de stof niet past onder de persvoet............................................................................41
Als de stof niet doorvoert wanneer u begint te naaien ....................................................41
Lichte stof naaien ....................................................................................................41
INSTELLINGEN VAN DE STEKEN ........................................................42
Steekbreedte instellen .............................................................................................42
Steeklengte instellen................................................................................................42
Draadspanning instellen..........................................................................................43
Juiste draadspanning .......................................................................................................43
Bovendraad is te strak .....................................................................................................43
Bovendraad is te los ........................................................................................................43
HANDIGE FUNCTIES ..........................................................................44
Automatische verstevigingssteken ...........................................................................44
Automatisch draadknippen .....................................................................................45
Gebruik van de kniehevel................................................................................................46
Display vergrendelen ..............................................................................................46
NAAIEN
38
NAAIEN
Een steek naaien
a
Zet de hoofdschakelaar aan en druk op de
“Naaldstandtoets” om de naald omhoog te
zetten.
b
Druk op de toets van het steekpatroon dat u
wilt gebruiken.
De code van de juiste persvoet wordt linksboven in
de display aangegeven.
c
Bevestig de juiste persvoet (zie “PERSVOET
VERWISSELEN” op pagina 32).
d
Plaats de stof onder de persvoet. Houd de
stof en de uiteinden van de draden in uw
linkerhand en draai het handwiel om de
naald te zetten waar u met naaien wilt
beginnen.
e
Zet de persvoet omlaag.
* U hoeft de onderdraad niet naar boven te halen.
f
Pas de naaisnelheid aan met de schuifknop
voor snelheidsregeling.
* Met deze knop kunt u de naaisnelheid ook tijdens
het naaien aanpassen.
a Langzaam
b Snel
VOORZICHTIG
Om letsel te voorkomen moet u de naald tijdens het gebruik van de machine goed in de gaten houden.
Houd uw handen tijdens het gebruik van de machine uit de buurt van de bewegende delen.
Trek of duw de stof niet tijdens het naaien. U kunt daardoor letsel oplopen.
Gebruik geen verbogen of gebroken naalden. U kunt daardoor letsel oplopen.
Zorg dat de naald tijdens het naaien geen rijgspelden of andere voorwerpen raakt. Anders kan de naald
breken en hierdoor kunt u letsel oplopen.
Zitten de steken te dicht op elkaar? Stel dan een langere steeklengte in voordat u verder gaat. Anders kan
de naald breken en hierdoor kunt u letsel oplopen.
VOORZICHTIG
Gebruik altijd de juiste persvoet. Als u niet de
juiste persvoet gebruikt, kan de naald de
persvoet raken en buigen of breken. Hierdoor
kunt u letsel oplopen.
Memo
De zwarte toets aan de linkerkant van pers-
voet “J” mag u alleen indrukken als de stof niet
wordt doorgevoerd of bij het naaien van dikke
naden (zie pagina 41). Normaliter kunt u
naaien zonder op de zwarte toets te drukken.
ab
NAAIEN
Grondbeginselen van naaien
39
2
g
Druk op de “Start/stoptoets” om te begin-
nen met naaien.
* Voer de stof lichtjes met de hand door.
h
Als u wilt stoppen met naaien, drukt u nog-
maals op de “Start/Stoptoets”.
i
Druk op de “Draadkniptoets” om de draden
af te knippen.
De naald wordt automatisch weer omhoog gezet.
j
Wanneer de naald niet meer beweegt, zet u
de persvoet omhoog en haalt u de stof weg.
Gebruik van het voetpedaal
U kunt ook het voetpedaal gebruiken om te starten
en stoppen met naaien.
a
Steek de stekker van het voetpedaal in de
betreffende aansluiting op de machine.
a Voetpedaal
b Aansluiting voetpedaal
VOORZICHTIG
Druk niet meer op de “Draadkniptoets” nadat
de draden zijn afgeknipt. Hierdoor kan de
draad verstrikt raken of de naald breken en de
machine beschadigd worden.
Druk niet op de “Draadkniptoets” wanneer er
geen stof onder de naald ligt of wanneer de
naaimachine loopt. Hierdoor kan de draad
verstrikt raken en dit kan schade veroorzaken.
Opmerking
Voor het afknippen van draad die dikker is
dan nr. 30, nylondraad of andere decora-
tieve draden gebruikt u de draadafsnijder
aan de zijkant van de naaimachine.
Memo
Deze machine heeft een onderdraadsensor die
waarschuwt wanneer de onderdraad bijna op is. Als
de onderdraad bijna op is, stopt de machine auto-
matisch. Als u echter op de “Start/Stoptoets” drukt,
kunt u nog enkele steken naaien. Als u deze waar-
schuwing ziet, moet u de onderdraad direct inrijgen.
VOORZICHTIG
Zorg dat er zich geen stukken stof en vuil
verzamelen in het voetpedaal. Hierdoor bestaat er
namelijk kans op brand of elektrische schokken.
Memo
Wanneer het voetpedaal in gebruik is, heeft de
“Start/Stoptoets” geen effect op het naaien.
U kunt het voetpedaal niet gebruiken wan-
neer u borduurt.
U kunt met het voetpedaal naaisteken en
decoratieve steken naaien wanneer de bor-
duurtafel is bevestigd.
Opmerking
Trek het intrekbare snoer niet verder uit dan
de rode markering op het snoer.
b
a
NAAIEN
40
b
Druk langzaam het voetpedaal in om te
starten met naaien.
c
Laat het voetpedaal los om de naaimachine
te stoppen.
Verstevigingssteken naaien
Achteruit/verstevigingssteken zijn meestal noodza-
kelijk aan het begin en het eind van het naaiwerk.
Met de “Achteruit/verstevigingssteektoets” kunt u
achteruit/ verstevigingssteken handmatig naaien
(zie pagina 3).
Als u de automatische verstevigingssteek op het
scherm hebt geselecteerd, begint de machine
automatisch met achteruitsteken (of verstevigings-
steken) wanneer u op de “Start/Stoptoets“ drukt.
Druk op de “Achteruit/verstevigingssteektoets” om
achteruitsteken (of verstevigingssteken) te naaien
en de draad automatisch af te knippen aan het
eind van het naaiwerk (zie pagina 44).
Bochten naaien
Naai langzaam en houd de naad parallel aan de
rand van de stof, terwijl u de stof om de bocht
heen leidt.
Van naairichting veranderen
Stop de naaimachine. Laat de naald in de stof en
druk op de “Persvoettoets” om de persvoet
omhoog te zetten. Met de naald als spil draait u de
stof zo dat u in de nieuwe richting kunt naaien.
Druk op de “Persvoettoets” om de persvoet
omlaag te zetten en begin met naaien.
Wanneer u dicht bij de rand van de stof stikt,
bedekt de persvoet mogelijk niet genoeg stof om
de stof door te voeren. Naai eerst enkele rijgsteken
in de hoek. Wanneer u bij de hoek van richting
verandert, begint u met naaien terwijl u de rijg-
draad naar achteren trekt.
a 5 mm (ca. 3/16 inch)
Memo
De snelheid die is ingesteld met de schuifknop
voor de snelheidsregeling, is de maximale
naaisnelheid van het voetpedaal.
a
NAAIEN
Grondbeginselen van naaien
41
2
Zware stof naaien
De naaimachine kan stoffen naaien tot een dikte
van 6 mm (ca. 1/4 inch). Als de voet omhoog gaat
staan bij het begin van een dikke zoom, geleidt u
de stof met de hand en naait u door tot de voet
weer omlaag staat.
Als de stof niet past onder de persvoet
Staat de persvoet omhoog en naait u zware stof of
meerdere lagen die niet gemakkelijk onder de pers-
voet passen? Zet dan de persvoet in de hoogste
stand met de persvoethendel. De stof past nu onder
de persvoet.
Als de stof niet doorvoert wanneer u
begint te naaien
Als de stof niet wordt doorgevoerd wanneer u begint
met naaien of bij het naaien van dikke naden, drukt u
op de zwarte toets aan de linkerkant van persvoet “J”.
a
Zet de persvoethendel omhoog.
b
Houd de zwarte toets aan de linkerkant van
de persvoet “J” ingedrukt en zet de pers-
voet omlaag door op de “Persvoettoets” te
drukken.
c
Laat de toets los.
De persvoet blijft horizontaal staan en u kunt de stof
doorvoeren.
Lichte stof naaien
Leg een dun stuk papier of lichte afneembare bor-
duursteunstof onder dunne stof om het naaien te
vergemakkelijken. Haal het papier of de steunstof
na het naaien voorzichtig weg.
a Dun papier
VOORZICHTIG
Forceer geen stoffen van meer dan 6 mm (ca.
1/4 inch) dik door de naaimachine. Hierdoor
kan de naald breken en kunt u letsel oplopen.
Memo
U kunt de persvoethendel niet gebruiken als u
de persvoet omhoog hebt gezet met de “Pers-
voettoets”.
Memo
Bent u voorbij de moeilijke plek, dan gaat de
voet weer in zijn normale stand.
a
INSTELLINGEN VAN DE STEKEN
42
INSTELLINGEN VAN DE STEKEN
Wanneer u een steek selecteert, selecteert de machine automatisch de juiste steekbreedte, steeklengte en
bovendraadspanning. Desgewenst kunt u al deze instellingen wijzigen.
Steekbreedte instellen
Volg onderstaande stappen als u de steekbreedte
van een zigzagsteek wilt wijzigen.
Voorbeeld:
Druk op om de breedte van de zigzagsteek smaller te
maken.
De waarde op de display wordt lager.
Druk op om de breedte van de zigzagsteek breder te maken.
De waarde op de display wordt hoger.
Steeklengte instellen
Volg onderstaande stappen als u de steeklengte
van een zigzagsteek wilt wijzigen.
Voorbeeld:
Druk op om de steeklengte korter te maken.
De waarde op de display wordt lager.
Opmerking
Instellingen voor sommige steken kunt u niet wijzigen (zie “STEEKINSTELLINGENTABEL” aan het
eind van deze gebruiksaanwijzing).
Als u de machine uitschakelt of een andere steek selecteert zonder de steekinstellingen op te slaan
(zie “Uw steekinstellingen opslaan in het geheugen” op pagina 50), worden de standaardinstellingen
voor de steek hersteld.
Memo
Voor een andere methode om de steek-
breedte te wijzigen met de schuifknop voor
snelheidsregeling zie pagina 70.
Memo
Druk op om de oorspronkelijke instel-
ling voor de steekbreedte te herstellen.
INSTELLINGEN VAN DE STEKEN
Grondbeginselen van naaien
43
2
Druk op om de steeklengte langer te maken.
De waarde op de display wordt hoger.
Draadspanning instellen
Misschien moet u de draadspanning wijzigen,
afhankelijk van de stof en draad waarmee u werkt.
Volg onderstaande stappen om instellingen te wij-
zigen.
Juiste draadspanning
De boven- en onderdraad moeten elkaar vlakbij het
midden van de stof kruisen. Als de draadspanning
niet juist is ingesteld, wordt de naad misschien niet
goed afgewerkt of kan de stof gaan trekken.
a Achterkant
b Voorkant
c Bovendraad
d Onderdraad
Bovendraad is te strak
Als de onderdraad zichtbaar is aan de voorkant van
de stof, druk dan op .
a Onderdraad
b Bovendraad
c Voorkant
d Er verschijnen plukjes op de voorkant van de stof
Bovendraad is te los
Als de bovendraad zichtbaar is aan de achterkant
van de stof, druk dan op .
a Bovendraad
b Onderdraad
c Achterkant
d Er verschijnen plukjes op de achterkant van de stof
Memo
Met de “Patroonafbeeldingtoets” kunt u de
wijzigingen in de steek controleren.
Druk op om de oorspronkelijke instel-
ling voor de steeklengte te herstellen.
VOORZICHTIG
Als de steken te dicht op elkaar zitten, stel dan
een langere steeklengte in voordat u verder gaat.
Naai niet verder zonder een langere steeklengte
in te stellen. Anders kan de naald breken en
hierdoor kunt u letsel oplopen.
Memo
Druk op om de oorspronkelijke instel-
ling voor draadspanning te herstellen.
c
a
d
b
b
a
d
c
c
a
b
d
HANDIGE FUNCTIES
44
HANDIGE FUNCTIES
Automatische verstevigingssteken
Als u na het kiezen van een steekpatroon de functie
Automatische verstevigingssteken (achteruit naaien)
aanzet voordat u met naaien begint, worden er
automatisch verstevigingssteken (of achteruitsteken,
afhankelijk van het steekpatroon) genaaid aan het
begin en het eind van het naaiwerk.
a
Selecteer een steekpatroon.
b
Druk op om de functie Automatische
verstevigingssteken (achteruit naaien) in te
stellen.
De toets ziet er zo uit .
c
Plaats de stof op het punt waar u wilt begin-
nen en begin met naaien.
a Verstevigingssteken (of achteruitsteken)
De machine naait automatisch verstevigingssteken
(of achteruitsteken) en gaat daarna door met naaien.
d
Druk op de “Achteruit/verstevigingssteek-
toets”.
a Verstevigingssteken (of achteruitsteken)
De machine naait verstevigingssteken (of achteruit-
steken) en stopt daarna.
Memo
Bij sommige steken, zoals voor knoopsgaten
en trenzen, moet u verstevigingssteken
naaien aan het begin van het naaiwerk. Als u
een van deze steken kiest, wordt deze functie
automatisch aangezet (de toets ziet er uit als
wanneer de steek is geselecteerd).
Memo
Als u op de “Start/ Stoptoets” drukt om even te
stoppen met naaien, moet u nogmaals op
deze toets drukken als u weer door wilt gaan.
De machine naait nu geen verstevigingsste-
ken (of achteruitsteken) meer aan het begin.
Memo
Als u de functie Automatische verstevigings-
steken wilt uitzetten, drukt u nogmaals op de
toets , die er dan zo uitziet: .
a
a
HANDIGE FUNCTIES
Grondbeginselen van naaien
45
2
Automatisch draadknippen
Als u na het kiezen van een steekpatroon de func-
tie Automatisch draadknippen aanzet voordat u
begint met naaien, worden er automatisch verste-
vigingssteken (of achteruitsteken, afhankelijk van
het steekpatroon) aan het begin en het eind van
het naaiwerk genaaid en worden de draden aan
het eind van het naaiwerk automatisch afgeknipt.
Deze functie is handig bij het naaien van knoops-
gaten en trenzen.
a
Selecteer een steekpatroon.
b
Druk op om de functie Automatisch
draadknippen in te stellen.
De toets ziet er zo uit .
c
Plaats de stof op het punt waar u wilt begin-
nen en begin met naaien.
a Verstevigingssteken (of achteruitsteken)
De machine naait automatisch verstevigingssteken
(of achteruitsteken) en gaat daarna door met naaien.
d
Druk op de “Achteruit/verstevigingssteek-
toets”.
a Verstevigingssteken (of achteruitsteken)
De machine naait verstevigingssteken (of achteruit-
steken) en knipt de draad daarna af.
Memo
Bij borduren wordt deze functie automatisch
ingesteld.
Memo
Als u op de “Start/ Stoptoets” drukt om even te
stoppen met naaien, moet u nogmaals op
deze toets drukken als u weer door wilt gaan.
De machine naait nu geen verstevigingsste-
ken (of achteruitsteken) meer aan het begin.
Memo
Als u de functie Automatisch draadknippen
wilt uitzetten, drukt u nogmaals op de toets
, die er dan zo uitziet .
a
a
HANDIGE FUNCTIES
46
Gebruik van de kniehevel
De kniehevel stelt u in staat om de persvoet omhoog
en omlaag te zetten met uw knie. U hebt dan beide
handen vrij om de stof te manoeuvreren.
a
Zet de lipjes op de kniehevel tegenover de
groeven in de aansluiting en steek de knie-
hevel zo ver mogelijk naar binnen.
b
Met uw knie beweegt u de kniehevel naar
rechts om de persvoet omhoog te zetten.
Laat de kniehevel los om de persvoet
omlaag te zetten.
Display vergrendelen
Als u het scherm vergrendelt voordat u begint met
naaien, worden de diverse instellingen, zoals de
steekbreedte en de steeklengte, vergrendeld en
kunnen deze niet gewijzigd worden. Hierdoor
voorkomt u dat de instellingen op het scherm per
ongeluk worden gewijzigd of dat de machine stopt
wanneer grote stukken stof worden genaaid of
grote naaiprojecten worden uitgevoerd. U kunt het
scherm vergrendelden tijdens het naaien van nor-
male naaisteken en lettersteken en decoratieve ste-
ken.
a
Selecteer een steekpatroon.
b
Wijzig zo nodig de instellingen voor de
steekbreedte en de steeklengte.
c
Druk op om de nieuwe instellingen te
vergrendelen.
De toets ziet er zo uit: .
d
Voer het naaiwerk uit.
e
Wanneer u klaar bent met naaien, drukt u
opnieuw op om de instellingen te ont-
grendelen.
Opmerking
Als de kniehevel niet zo ver mogelijk in de
opening is gestoken, kan deze er tijdens het
gebruik uitschieten.
VOORZICHTIG
Zorg dat u knie tijdens het naaien niet in de buurt
van de kniehevel komt. Als u tegen de kniehevel
stoot terwijl u met de machine aan het werk bent,
kan de draad breken of kan de draadspanning
verslappen.
VOORZICHTIG
Als het scherm is vergrendeld ( ),
ontgrendelt u het scherm door op te
drukken. Als het scherm is vergrendeld, kunt u
geen andere toets bedienen.
De instellingen worden ontgrendeld wanneer
u de machine uitschakelt en weer inschakelt.
Hoofdstuk 3
Naaisteken
NAAISTEKEN KIEZEN .....................................48
Steekpatroon kiezen ......................................................... 48
Stekenoverzichten.................................................................... 48
Gebruik van de spiegeltoets .....................................................49
Gebruik van de patroonafbeeldingtoets ...................................49
Uw steekinstellingen opslaan in het geheugen.................. 50
Instellingen opslaan..................................................................50
Opgeslagen borduurpatronen ophalen..................................... 51
Gebruik van de keuzehelptoets......................................... 51
NAAISTEKEN NAAIEN....................................53
Rechte steken.................................................................... 53
Naaldstand wijzigen (alleen bij patronen voor
linkernaaldstand en middelste naaldstand)...............................55
Gebruik van de steekplaat voor rechte steken/rechte
steekvoet .................................................................................. 55
Rijgen ....................................................................................... 56
Figuurnaad........................................................................ 57
Plooien.............................................................................. 57
Engelse naad ..................................................................... 58
Gepaspelde naad .............................................................. 59
Zigzagsteken..................................................................... 60
Overhands naaien (met zigzagsteken)......................................60
Appliceren (met zigzagsteken) ................................................. 60
Patchwork (voor fantasie-quilt)................................................ 61
Bochten naaien (met zigzagsteken) .......................................... 61
Spoelhuisdeksel met koordgeleider (met zigzagsteken)............ 61
Elastische zigzagsteken ..................................................... 62
Band bevestigen .......................................................................62
Overhandse steken................................................................... 62
Overhandse steken ........................................................... 63
Overhandse steken met persvoet “G”...................................... 63
Overhandse steken met persvoet “J”........................................64
Overhandse steken met de zijsnijder........................................65
Wanneer u rechte steken naait met de zijsnijder......................66
Quilten ............................................................................. 67
Aan elkaar zetten ..................................................................... 68
Quilten..................................................................................... 68
Appliceren................................................................................69
Quilten met satijnsteken........................................................... 70
Fantasiequilts maken ................................................................71
Blindzoomsteken .............................................................. 72
Indien de naald niet op de vouw komt ..................................... 73
Indien de naald te ver op de vouw komt .................................. 73
Appliceren ........................................................................ 73
Scherpe bochten naaien ........................................................... 74
Schelprijgsteken................................................................ 74
Schelpsteken..................................................................... 75
Afwerksteken .................................................................... 75
Smocksteken..................................................................... 76
Fagotsteken....................................................................... 76
Band of elastiek bevestigen............................................... 77
Erfstukwerk....................................................................... 78
Zoomsteken (1) (Bloemetjessteken)..........................................78
Zoomsteken (2) (uitgetrokken steken)...................................... 78
Zoomsteken (3) ........................................................................ 79
Knoopsgaten in één stap....................................................80
Stretchstof naaien .....................................................................83
Knopen met aparte vormen/knopen die niet in de
knopenvoet passen....................................................................83
Knoopsgaten in vier stappen..............................................84
Stoppen.....................................................................................86
Trenzen .............................................................................88
Trenzen op dikke stof................................................................89
Knopen aanzetten..............................................................90
4-gats knopen aanzetten ...........................................................91
Knoopvoet bevestigen...............................................................91
Oogje.................................................................................92
Steken in verschillende richtingen (rechte steek en
zigzagsteek) .......................................................................93
Rits inzetten.......................................................................94
Rits in het midden.....................................................................94
Zijrits inzetten...........................................................................95
NAAISTEKEN KIEZEN
48
NAAISTEKEN KIEZEN
Steekpatroon kiezen
Stekenoverzichten
Er zijn vijf categorieën naaisteken. geeft aan dat er meer dan een stekenoverzicht is voor die categorie.
Rechte, overhandse en quiltsteken Decoratieve steken
Erfstuksteken Knoopsgaten/trenzen Steken in verschillende richtingen
NAAISTEKEN KIEZEN
Naaisteken
49
3
a
Zet de hoofdschakelaar aan.
"1-01 Rechte steek (links)" of "1-03 Rechte steek
(midden)" is geselecteerd, afhankelijk van de geko-
zen instelling via het instellingenscherm.
b
Kies met de gewenste
categorie.
* Druk op om dit scherm te krijgen in geval
er toch een ander scherm mocht verschijnen.
* Druk op om naar de volgende pagina te
gaan.
a Voorbeeld van de geselecteerde steek
b Stekenoverzichten
c
Druk op de toets van de steek die u wilt
gebruiken.
Gebruik van de spiegeltoets
Afhankelijk van het soort naaisteek dat u kiest, kunt u een
horizontaal spiegelbeeld van het steekpatroon naaien.
Als oplicht wanneer u een steek selecteert,
kunt u een spiegelbeeld van die steek maken.
Druk op om een horizontaal spiegelbeeld te
maken van de geselecteerde steek.
De toets ziet er zo uit .
Gebruik van de patroonafbeeldingtoets
Hiermee geeft u de geselecteerde steek op ware
grootte weer. Ook kunt u de kleuren van de afbeel-
ding op het scherm controleren en wijzigen.
a
Druk o3p .
Een afbeelding van de geselecteerde steek verschijnt
op het scherm.
Memo
Meer bijzonderheden over elke steek vindt u
in de “STEEKINSTELLINGENTABEL” aan het
eind van deze gebruiksaanwijzing.
a
b
Opmerking
Als lichtgrijs is nadat u een steek hebt
geselecteerd, kunt u geen horizontaal spiegel-
beeld van de geselecteerde steek maken (dit
geldt o.a. voor knoopsgaten en steken in ver-
schillende richtingen).
NAAISTEKEN KIEZEN
50
b
Druk op om de garenkleur van de
steek op het scherm te wijzigen.
* Druk op om de steek vergroot weer te geven.
a Steekscherm
c
Druk op om terug te keren naar het
oorspronkelijke scherm.
Uw steekinstellingen opslaan in
het geheugen
De instellingen van de steekbreedte van zigzagste-
ken, steeklengte, draadspanning, automatisch
draadknippen of automatische verstevigingssteken
enz. worden voor elk steekpatroon door de
machine vooraf ingesteld. Maar als u specifieke
instellingen wilt bewaren om later te gebruiken,
kunt u de instellingen wijzigen en voor die steek
opslaan. Voor één steekpatroon kunt u vijf groe-
pen instellingen opslaan.
Instellingen opslaan
a
Selecteer een steek. (Voorbeeld: )
b
Geef uw voorkeursinstellingen op.
Memo
De kleur verandert telkens wanneer u op
drukt.
De maateenheid van de steekweergave is
mm.
a
NAAISTEKEN KIEZEN
Naaisteken
51
3
c
Druk op .
De instellingen worden opgeslagen en het oorspron-
kelijke scherm verschijnt automatisch.
Opgeslagen borduurpatronen ophalen
a
Selecteer een steek.
b
Druk op .
c
Druk op de nummertoets van de instellin-
gen die u wilt ophalen.
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm zonder instellingen op te halen.
a Nummertoetsen
d
Druk op .
De opgeslagen instellingen zijn opgehaald en het
oorspronkelijke scherm verschijnt automatisch.
Gebruik van de keuzehelptoets
U kunt ook naaisteken kiezen met . U kunt
deze toets gebruiken wanneer u niet zeker weet
welke steek u voor uw naaiwerk kunt gebruiken of
om advies te krijgen over het naaien van bepaalde
steken. Als u bijvoorbeeld overhands wilt naaien,
maar niet weet welke steek u daarvoor moet
gebruiken of hoe u de steek moet naaien, kunt u
op dit scherm hulp krijgen. We raden beginners
aan hun steken op deze manier te kiezen.
Memo
Als u probeert instellingen op te slaan wanneer er al
vijf groepen instellingen zijn opgeslagen voor een
steek, verschijnt een melding. Volg de instructies op
het scherm om een van de opgeslagen groepen instel-
lingen te wissen en de nieuwe instellingen op te slaan.
Memo
Wanneer u een steek selecteert, worden de laatste
opgehaalde instellingen weergegeven. De laatste
opgehaalde instellingen worden bewaard, ook al zet
u de machine uit of selecteert u een andere steek.
Memo
U kunt de geselecteerde instellingen wissen
door op te drukken.
a
NAAISTEKEN KIEZEN
52
Voorbeeld: Informatie tonen over overhands
naaien
a
Druk op .
Het adviesscherm verschijnt.
b
Druk op .
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm.
Boven in het scherm staan een aantal overhandse
steken met beschrijving.
c
Lees de beschrijvingen en kies de gewenste
steek.
* Druk op of om omhoog of omlaag te
gaan op de pagina.
Op het scherm verschijnen aanwijzingen voor het
naaien van de geselecteerde steek.
d
Volg de aanwijzingen om de steek te
naaien.
* Druk op om naar de volgende pagina te
gaan.
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
53
3
NAAISTEKEN NAAIEN
Rechte steken
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
Rechte steek (links) Algemeen naaien, plooien,
gepaspelde naden enz. Achter-
uitsteken worden genaaid wan-
neer u op de “Achteruit/
verstevigingssteektoets” drukt.
0,0
(0)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
OK
( J )
Rechte steek (links) Algemeen naaien, plooien,
gepaspelde naden enz. Achter-
uitsteken worden genaaid wan-
neer u op de “Achteruit/
verstevigingssteektoets” drukt.
0,0
(0)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
OK
( J )
Rechte steek (mid-
den)
Algemeen naaien, plooien,
gepaspelde naden enz. Achter-
uitsteken worden genaaid wan-
neer u op de “Achteruit/
verstevigingssteektoets” drukt.
3,5
(1/8)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
OK
( J )
Rechte steek (mid-
den)
Algemeen naaien, plooien,
gepaspelde naden enz. Achter-
uitsteken worden genaaid wan-
neer u op de “Achteruit/
verstevigingssteektoets” drukt.
3,5
(1/8)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
OK
( J )
Drievoudige stretch-
steek
Algemeen naaien voor verstevi-
ging en decoratieve afwerkste-
ken
0,0
(0)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,5 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Stamsteek Verstevigingssteken, naaien en
decoratieve toepassingen
1,0
(1/16)
1,0 - 3,0
(1/16 - 1/8)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Decoratieve steek Decoratieve steken, afwerkste-
ken
0,0
(0)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Rijgsteek Rijgsteken
0,0
(0)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
20,0
(3/4)
5,0 - 30,0
(3/16 - 1-3/16)
NEE
a Linkernaaldstand
b Middelste naaldstand
a Achteruitsteek
b Verstevigingssteek
Memo
Als een dubbele “ boven de steek die u kiest staat, kunt u achteruitsteken naaien wanneer u de “Ach-
teruit/verstevigingssteektoets” ingedrukt houdt.
Als een boven de steek die u kiest staat, kunt u verstevigingssteken naaien wanneer u de “Achteruit/
verstevigingssteektoets” ingedrukt houdt (zie pagina 40).
J J
ab
ba
NAAISTEKEN NAAIEN
54
a
Selecteer een steek.
b
Bevestig persvoet “J”.
c
Houd de uiteinden van de draden en de stof
in uw linkerhand en draai het handwiel met
uw rechterhand naar u toe om de naald in
de stof te steken.
a Startpositie om te naaien
d
Breng de persvoet omlaag en houd de “Ach-
teruit/verstevigingssteektoets” ingedrukt
om drie à vier steken te naaien.
De machine naait achteruit (of verstevigingssteken).
e
Druk op de “Start/Stoptoets” om vooruit te
naaien.
a Achteruitsteken
De naaimachine begint langzaam te naaien.
f
Als u klaar bent met naaien, houdt u de
“Achteruit/verstevigingssteektoets” inge-
drukt om drie à vier achteruitsteken (of ver-
stevigingssteken) aan het eind van de naad
te naaien.
g
Druk na het naaien op de “Draadkniptoets”
om de draden af te knippen.
a
a
VOORZICHTIG
Let op dat de naald tijdens het naaien geen
rijgspeld of enig ander voorwerp raakt. De draad
kan daardoor verstrikt raken of de naald kan
breken. Hierdoor kunt u letsel oplopen.
Memo
* Zijn de “Automatische draadkniptoets” en de
“Automatische verstevigingssteektoets” op het
scherm geselecteerd? Dan worden automa-
tisch verstevigingssteken (of achteruitsteken)
genaaid aan het begin van het naaiwerk wan-
neer u op de “Start/Stoptoets” drukt. Druk op
de “Achteruit/verstevigingssteektoets” om ver-
stevigingssteken (of achteruitsteken) te
naaien en de draad automatisch af te knippen
aan het eind van het naaiwerk.
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
55
3
Naaldstand wijzigen (alleen bij
patronen voor linkernaaldstand en
middelste naaldstand)
Wanneer u patronen voor de linkernaaldstand of
middelste naaldstand kiest, kunt u met en
in het steekbreedtescherm de naaldstand wijzigen
Stem de afstand van de rechterrand van de persvoet
tot aan de naald af op de steekbreedte. Zet de rand
van de persvoet tijdens het naaien op één lijn met de
rand van de stof voor een aantrekkelijke afwerking.
a Steekbreedte
Voorbeeld: Steken voor linkernaaldstand/mid-
delste naaldstand
Gebruik van de steekplaat voor
rechte steken/rechte steekvoet
De steekplaat voor rechte steken kunt u alleen
gebruiken voor rechte steken (alleen steken voor de
middelste naaldstand). Gebruik de steekplaat voor
rechte steken wanneer u dunne stof naait of kleine
stukken die bij het naaien wegzakken in het gat van
de normale steekplaat. De rechte steekvoet is ideaal
om te voorkomen dat lichte stoffen gaan rimpelen.
De kleine opening in de voet ondersteunt de stof bij
het stikken.
a
Druk op de “Persvoettoets” om de persvoet
omhoog te zetten en de hoofdschakelaar uit
te zetten.
b
Verwijder de accessoiretafel of de bor-
duurtafel als deze aan de machine bevestigd
zijn.
c
Pak beide zijden van het steekplaatdeksel
en schuif dit naar u toe.
a Steekplaatdeksel
d
Pak het spoelhuis en trek het uit.
a Spoelhuis
e
Draai met de bijgeleverde schroevendraaier
de normale steekplaat los.
12,0 mm
(ca.
1/2 inch)
8,5 mm
(ca.
11/32
inch)
6,5 mm
(ca.
1/4 inch)
5,0 mm
(ca.
3/16 inch)
Memo
Voor een standaardmarge van 16 mm (ca. 5/8
inch) stelt u de breedte in op 0 mm op het
scherm. Tijdens het naaien plaatst u de rand
van de stop langs de markering 16 mm (ca. 5/
8 inch) op de steekplaat.
a 16 mm (ca. 5/8 inch)
a
J
J
J
J
J
a
VOORZICHTIG
Gebruik altijd de rechte steekvoet in combinatie
met de rechte steekplaat.
a
a
NAAISTEKEN NAAIEN
56
f
Installeer de steekplaat voor rechte steken
en draai deze vast met de schroevendraaier.
g
Plaats het spoelhuis in de originele stand en
breng het steekplaatdeksel aan.
h
Nadat u het steekplaatdeksel opnieuw hebt
geinstalleerd, selecteert u een van de rechte
steken.
i
Bevestig de rechte steekvoet.
j
Begin met naaien.
* Wanneer u klaar bent met naaien, verwijder dan de
steekplaat voor rechte steken en installeer de nor-
male steekplaat en het steekplaatdeksel opnieuw.
Rijgen
a
Selecteer en bevestig persvoet “J”.
b
Druk op de “Achteruit/verstevigingssteek-
toets” om verstevigingssteken te naaien en
ga daarna door met naaien.
c
Begin met naaien en houd de stof ondertus-
sen strak.
d
Beëindig het rijgwerk met verstevigingsste-
ken.
Opmerking
Zet de twee schroefgaten op de steekplaat
tegenover de twee op de machine en schroef
de steekplaat vast.
Memo
Wanneer u de steekplaat voor rechte steken
gebruikt, worden alle rechte steken steken
voor de middelste naaldstand. U kunt de
naaldstand niet wijzigen op het breedte-
scherm.
VOORZICHTIG
Wanneer u andere steken selecteert, verschijnt
een foutmelding.
Beweeg de draaiknop traag naar u toe voor u
begint te naaien en controleer of de naald de
rechte steekvoet en rechte steekplaat niet
raakt.
Memo
Gebruik een fijne naald, maat 75/11, en een
korte steek om rimpelen te voorkomen. Voor
zwaardere stoffen kunt u een dikkere naald,
maat 90/14, en langere steken gebruiken.
Memo
Wilt u geen verstevigingssteken naaien aan
het begin van het naaiwerk? Zet dan de pers-
voet omhoog, draai het handwiel, haal de
onderdraad omhoog en trek een stuk van de
bovendraad en onderdraad aan de achterzijde
van de machine.
U kunt de steeklengte instellen tussen 5 mm
(ca. 3/16 inch) en 30 mm (ca. 1-3/16 inch)
a Tussen 5 mm (ca. 3/16 inch) en 30 mm
(ca. 1-3/16 inch)
a
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
57
3
Figuurnaad
a
Selecteer en bevestig persvoet “J”.
b
Naai een steek achteruit aan het begin van
de figuurnaad. Naai vervolgens van het
brede eind naar het andere, zonder de stof
uit te rekken.
* Als automatische verstevigingssteken vooraf is inge-
steld, wordt automatisch een verstevigingssteek
genaaid aan het begin van het naaiwerk.
a Rijgsteken
c
Knip de draad aan het eind af. Laat hierbij
50 mm (ca.1-15/16 inch) over en knoop
deze einden aan elkaar.
* Naai geen steek achteruit aan het eind.
d
Steek het eind van de draad met een naald
in de figuurnaad.
e
Strijk de figuurnaad met de strijkbout naar
één kant, zodat deze vlak wordt.
Plooien
Voor tailles van jurken, mouwen van blouses, enz.
a
Selecteer een rechte steek en bevestig pers-
voet “J”.
b
Stel de steeklengte in op 4,0 mm (ca.
3/16 inch) en de draadspanning op onge-
veer 2,0 (zwakker).
* Wanneer u drukt op na te hebben
gedrukt op , wordt de steeklengte automa-
tisch ingesteld op 4,0 mm (ca. 3/16 inch). De draad-
spanning wordt automatisch ingesteld op 2,0.
c
Trek de spoel en bovendraden ongeveer
50 mm (ca. 1-15/16 inch) uit (
zie pagina 23
).
a Bovendraad
b Onderdraad
c Ongeveer 50 mm (ca. 1-15/16 inch)
a
a
b
c
NAAISTEKEN NAAIEN
58
d
Naai twee rijen rechte steken parallel aan
de naadlijn. Knip vervolgens de overtollige
draad af. Laat ongeveer 50 mm draad
(ca.1-15/16 inch) over.
a Naadlijn
b 10 tot 15 mm (ca3/8 inch tot 9/16 inch)
c Ongeveer 50 mm (ca. 1-15/16 inch)
e
Trek de onderdraden uit tot u de gewenste
plooi hebt en knoop de draden vast.
f
Strijk de plooien.
g
Naai op de naadlijn en verwijder de rijgs-
teek.
Engelse naad
Om naden te verstevigen en randen netjes af te
werken.
a
Selecteer en bevestig persvoet “J”.
b
Naai de afwerkingslijn. Knip de helft van de
marge vanaf de kant waar de Engelse naad
moet komen.
* Wanneer automatisch draadknippen en automati-
sche verstevigingssteken vooraf zijn ingesteld, wor-
den aan het begin van het naaiwerk automatisch
verstevigingssteken genaaid. Druk op de “Achteruit/
verstevigingssteektoets” om een verstevigingssteek
te naaien en de draad automatisch af te knippen aan
het eind van het naaiwerk.
a Ongeveer 12 mm (ca. 1/2 inch)
b Achterkant
c
Spreid de stof uit langs de afwerkingslijn.
a Afwerkingslijn
b Achterkant
d
Leg beide marges aan de kant van de smal-
lere naad (geknipte naad) en strijk ze.
a Achterkant
a
c
b
a
b
a
b
a
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
59
3
e
Vouw de bredere marge rond de smallere
en naai de rand van de vouw.
a Achterkant
a Voorkant
Gepaspelde naad
a
Breng langs de vouwen op de achterkant
van de stof een markering aan.
a Achterkant
b
Draai de stof om en strijk alleen de gevou-
wen gedeelten.
a Voorkant
c
Selecteer en bevestig persvoet “I”.
d
Naai een rechte steek langs de vouw.
* Wanneer automatisch draadknippen en automati-
sche verstevigingssteken vooraf zijn ingesteld, wor-
den aan het begin van het naaiwerk automatisch
verstevigingssteken genaaid. Druk op de “Achteruit/
verstevigingssteektoets” om een verstevigingssteek
te naaien en de draad automatisch af te knippen aan
het eind van het naaiwerk.
a Breedte voor gepaspelde naad
b Achterkant
c Voorkant
e
Strijk de vouwen in dezelfde richting.
a
a
aa
Engelse naad voltooid
a
a
a
I
cb
NAAISTEKEN NAAIEN
60
Zigzagsteken
Zigzagsteken zijn handig bij het overhands naaien, applicaties, patchwork en vele andere toepassingen.
Kies een steek en bevestig persvoet “J”.
Als een dubbele “ ” boven de steek die u kiest staat, kunt u achteruitsteken naaien wanneer u de “Ach-
teruit/verstevigingssteektoets” ingedrukt houdt.
Als “ ” boven de steek die u kiest staat, kunt u verstevigingssteken naaien wanneer u de “Achteruit/ver-
stevigingssteektoets” ingedrukt houdt (zie pagina 40).
a
Selecteer een steek.
b
Bevestig persvoet “J”.
Overhands naaien (met zigzagsteken)
Naai zo overhands langs de rand van de stof dat de
naald in de rechternaaldpositie zich net buiten bui-
ten de rand van de stof bevindt.
a Naaldpositie
Appliceren (met zigzagsteken)
Zet de applicatie met textiellijm of rijgsteken aan de
stof en naai deze daarna vast.
* Naai zigzagsteken terwijl u de naald in de rechter-
naaldpositie net buiten de rand van de stof houdt.
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
Zigzagsteek Overhands naaien, repareren.
Achteruitsteken worden genaaid
wanneer u op de “Achteruit/ver-
stevigingssteektoets” drukt.
3,5
(1/8)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
1,4
(1/16)
0,0 - 4,0
(0 - 3/16)
OK
( J )
Zigzagsteek Overhands naaien, repareren.
Verstevigingssteken worden
genaaid wanneer u op de “Ach-
teruit/verstevigingssteektoets”
drukt.
3,5
(1/8)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
1,4
(1/16)
0,0 - 4,0
(0 - 3/16)
OK
( J )
Zigzagsteek (rechts) Beginnen vanuit rechternaald-
stand, zigzagnaaien links.
3,5
(1/8)
2,5 - 5,0
(3/32 - 3/16)
1,4
(1/16)
0,3 - 4,0
(1/64 - 3/16)
OK
( J )
Zigzagsteek (links) Beginnen vanuit linkernaald-
stand, zigzagnaaien rechts.
3,5
(1/8)
2,5 - 5,0
(3/32 - 3/16)
1,4
(1/16)
0,3 - 4,0
(1/64 - 3/16)
OK
( J )
a
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
61
3
Patchwork (voor fantasie-quilt)
Sla de gewenste breedte van de stof om en leg het
op de stof eronder. Naai vervolgens zo dat de steken
over beide stukken stof heen gaan.
Bochten naaien (met zigzagsteken)
Maak de steeklengte korter om een mooie steek te
krijgen. Naai langzaam en houd de naad parallel
aan de rand van de stof, terwijl u de stof om de
bocht heen leidt.
Spoelhuisdeksel met koordgeleider
(met zigzagsteken)
a
Verwijder het spoelhuisdeksel van de
machine (zie pagina 22).
b
Rijg de contourdraad van boven naar onder
door het gat in het spoelhuisdeksel met
koordgeleider. Plaats de draad in de inke-
ping achter op het spoelhuisdeksel met
koordgeleider.
a Inkeping
b Contourdraad
c
Klik het spoelhuisdeksel met koordgeleider
op z’n plaats. Let op dat de contourdraad
vrij kan worden doorgevoerd.
* Controleer of niets in de weg zit wanneer de draad
wordt doorgevoerd.
d
Stel de zigzagbreedte in op 2,0-2,5 mm (ca.
1/16 - 3/32 inch).
e
Bevestig persvoet “N”.
f
Plaats de stof met de voorkant naar boven
op het koord en plaats het koord naar de
achterkant van de machine onder de pers-
voet.
a Stof (voorkant)
b Contourdraad
g
Zet de persvoet omlaag en naai een decora-
tieve afwerking.
a
b
N
b
a
NAAISTEKEN NAAIEN
62
Elastische zigzagsteken
Gebruik elastische zigzagsteken bij het bevestigen van band, overhands naaien, stoppen of vele andere
toepassingen.
a
Selecteer een steek.
b
Bevestig persvoet “J”.
Band bevestigen
Leg het band plat neer. Naai het band op de stof ter-
wijl u het band plat trekt.
a Band
Overhandse steken
Gebruik deze steek om overhands te naaien op de
rand van stretchstof. Naai zo overhands langs de
rand van de stof dat de naald in de rechternaaldposi-
tie zich net buiten buiten de rand van de stof
bevindt.
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
Elastische zigzag in
2 stappen
Overhands naaien (middel-
zware stof en stretchstof), band
en elastiek
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,0
(1/16)
0,2 - 4,0
(1/64 - 1/16)
OK
( J )
Elastische zigzag in
2 stappen
Overhands naaien (middel-
zware stof en stretchstof), band
en elastiek
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,0
(1/16)
0,2 - 4,0
(1/64 - 1/16)
OK
( J )
Elastische zigzag in
3 stappen
Overhands naaien (middel-
zware stof, zware stof en stretch-
stof), band en elastiek
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,0
(1/16)
0,2 - 4,0
(1/64 - 1/16)
OK
( J )
a
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
63
3
Overhandse steken
Te gebruiken voor het begin en eind van zomen van rokken of broeken en het begin en eind van alle
geknipte stukken. Afhankelijk van de overhandse steek die u selecteert, gebruikt u persvoet “G”, persvoet
“J” of de zijsnijder.
Overhandse steken met persvoet “G”
a
Kies een steek en bevestig persvoet “G”.
b
Zet de persvoet zo omlaag dat de persvoet-
geleider precies tegen de rand van de stof
komt.
c
Naai langs de persvoetgeleider.
a Geleider
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
Overhandse steek Versteviging van lichte en mid-
delzware stof
3,5
(1/8)
2,5 - 5,0
(3/32 - 3/16)
2,0
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Overhandse steek Versteviging van zware stof
5,0
(3/16)
2,5 - 5,0
(3/32 - 3/16)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Overhandse steek Verstevigd naaien van middel-
zware en zware stof en stof die
snel rafelt of decoratief naai-
werk.
5,0
(3/16)
3,5 - 5,0
(1/8 - 3/16)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
VOORZICHTIG
Na het instellen van de steekbreedte draait u
het handwiel handmatig naar u toe om te
controleren of de naald de persvoet niet raakt.
Als de naald de persvoet raakt, kan de naald
breken en letsel veroorzaken.
a De naald mag de persvoet niet raken.
Als de persvoet in de hoogste stand staat, raakt
de naald de persvoet mogelijk.
a
G
a
NAAISTEKEN NAAIEN
64
Overhandse steken met persvoet “J”
a
Kies een steek en bevestig persvoet “J”.
b
Zorg dat de naald tijdens het naaien net
naast de stofrand valt.
a Naaldpositie
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
Overhandse steek Verstevigde naden op stretchstof
5,0
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 9/32)
2,5
(3/32)
0,5 - 4,0
(1/32 - 3/16)
OK
( J )
Overhandse steek Verstevigd naaien van middel-
zware stretchstof en zware stret-
chstof, decoratief naaiwerk
5,0
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 9/32)
2,5
(3/32)
0,5 - 4,0
(1/32 - 3/16)
OK
( J )
Overhandse steek Verstevigd naaien van stretch-
stof of decoratieve steken
4,0
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
4,0
(3/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Overhandse steek Gebreide stretchnaad
5,0
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
4,0
(3/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Enkelvoudige ruit
overhandse steek
Versteviging en naden van stret-
chstof
6,0
(15/64)
1,0 - 7,0
(1/16 - 1/4)
3,0
(1/8)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Enkelvoudige ruit
overhandse steek
Versteviging van stretchstof
6,0
(15/64)
1,0 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,8
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
a
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
65
3
Overhandse steken met de zijsnijder
Wanneer u de zijsnijder gebruikt, kunt u overhands naaien terwijl de stof wordt ingesneden.
a
Volg de stappen op pagina 32 om de pers-
voet te verwijderen.
b
Plaats de vork van de hendel van de zijsnij-
der op de naaldklemschroef.
a Naaldklemschroef
b Hendel
c
Plaats de zijsnijder zo dat de pen van de zij-
snijder tegenover de inkeping op de pers-
voethouder staat. Zet vervolgens de
persvoet omlaag.
a Inkeping in persvoethouder
b Pen
De zijsnijder is bevestigd.
VOORZICHTIG
Selecteer uitsluitend een van de onderstaande steken. Als u een andere steek gebruikt, kan de naald de
persvoet raken en breken. Hierdoor kunt u letsel oplopen.
Memo
Rijg de naald handmatig in wanneer u de zijsnijder gebruikt, of bevestig de zijsnijder pas nadat u de
naald hebt ingeregen met de “Automatisch inrijgentoets”.
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
Met zijsnijder Rechte steken tijdens insnijden
stof
0,0
(0)
0,0 - 2,5
(0 - 3/32)
2,5
(3/32)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
NEE
Met zijsnijder Zigzagsteken tijdens insnijden
stof
3,5
(1/8)
3,5 - 5,0
(1/8 - 3/16)
1,4
(1/16)
0,0 - 4,0
(0 - 3/16)
NEE
Met zijsnijder Overhands naaien tijdens insnij-
den stof
3,5
(1/8)
3,5 - 5,0
(1/8 - 3/16)
2,0
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Met zijsnijder Overhands naaien tijdens insnij-
den stof
5,0
(3/16)
3,5 - 5,0
(1/8 - 3/16)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Met zijsnijder Overhands naaien tijdens insnij-
den stof
5,0
(3/16)
3,5 - 5,0
(1/8 - 3/16)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Memo
Zorg dat de vork van de hendel stevig op de
schroef zit.
a
b
a
b
NAAISTEKEN NAAIEN
66
d
Selecteer een steek.
e
Snijd de stof ongeveer 20 mm (ca. 3/4 inch)
in.
a 20 mm (ca. 3/4 inch)
f
Plaats de stof zo dat de rechterkant van de
snee boven de geleiderplaat ligt en de lin-
kerkant onder de persvoet.
a Geleiderplaat (onderste mesje)
b Persvoet
g
Rijg de naald handmatig in en trek een lang
stuk bovendraad uit. Leid de draad onder de
persvoet en trek deze uit in de richting
waarin de stof wordt doorgevoerd.
a Persvoet
b Bovendraad
h
Begin met naaien.
Een marge wordt afgesneden terwijl u naait.
Wanneer u rechte steken naait met
de zijsnijder
De marge tot aan de naad moet ongeveer 5 mm (ca.
3/16 inch) zijn.
a Marge tot aan de naad
a
a
b
b
a
Opmerking
Als u de steekbreedte hebt gewijzigd, draai
dan het handwiel handmatig om te controleren
of de naald de zijsnijder niet raakt. Als de
naald de zijsnijder raakt, kan de naald breken.
Memo
De stof wordt niet ingesneden als de stof
helemaal onder de geleiderplaat van de
persvoet is uitgespreid. Plaats de stof zoals
is uitgelegd in stap
f van het vorige
gedeelte en begin te naaien.
Er kan een laag van 350 grams spijkerstof
worden ingesneden.
Reinig de zijsnijder na gebruik om te voorko-
men dat er stof en stukjes draad op blijven
zitten.
Breng zo nodig een klein beetje olie op de
snijrand van de zijsnijder aan.
a
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
67
3
Quilten
Met deze machine kunt snel en eenvoudig prachtige quilts maken. Bij het maken van een quilt is het han-
dig om de kniehevel en het voetpedaal te gebruiken. U hebt dan uw handen vrij voor andere taken (zie
“Gebruik van het voetpedaal” op pagina 39 en/of zie “Gebruik van de kniehevel” op pagina 46).
Als er onder in het scherm van de steek een “P” of een “Q” staat, kunt u met deze steek quilts maken.
Patroon Naam patroon
Persvoet-
code
Gebruik
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte [mm
(inch)]
Gebruik
tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
Verbindingssteek
(rechts)
Aan elkaar zetten/patchwork
6,5 mm (ca. 1/4 inch) marge
rechts
5,5
(7/32)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,0
(1/16)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
NEE
Verbindingssteek
(midden)
Aan elkaar zetten/patchwork
2,0
(1/16)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
NEE
Verbindingssteek
(links)
Aan elkaar zetten/patchwork
6,5 mm (ca. 1/4 inch) marge
links
1,5
(1/16)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,0
(1/16)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
NEE
Quiltsteek met hand-
gemaakt uiterlijk
Quiltsteek die eruit ziet als hand-
genaaid
0,0
(0)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Zigzagsteek voor
quiltapplicatie
Zigzagsteek voor quilten en
bevestigen van applicatiequilt-
stukken
3,5
(1/8)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
1,4
(1/16)
0,0 - 4,0
(0 - 3/16)
NEE
Steek voor quiltap-
plicatie
Quiltsteek voor onzichtbare
applicatie of bevestigen van
band
1,5
(1/16)
0,5 - 5,0
(1/64 - 3/16)
1,8
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Stippelsteek voor
quilts
Quilten achtergrond
7,0
(1/4)
1,0 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,6
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
NAAISTEKEN NAAIEN
68
Aan elkaar zetten
Dit is het aan elkaar zetten van twee stukken stof.
Als u stukken stof voor quiltstukken knipt of snijdt,
neem dan een marge van 6,5 mm (ca. 1/4 inch).
a
Selecteer of en bevestig persvoet
“J”.
b
Leg de rand van de stof langs de rand van de
persvoet en begin met naaien.
* Wilt u een marge van 6,5 mm (ca. 1/4 inch) naaien
langs de linkerrand van de persvoet met geselec-
teerd, dan moet u de breedte instellen op 5,5 mm
(ca. 7/32 inch).
a 6,5 mm (ca. 1/4 inch)
* Wilt u een marge van 6,5 mm (ca. 1/4 inch) naaien
langs de linkerrand van de persvoet met geselec-
teerd, dan moet u de breedte instellen op 1.5 mm
(ca. 1/32 inch).
a 6,5 mm (ca. 1/4 inch)
* De naaldstand kunt u wijzigen met of in
het breedtescherm.
Quilten
Quilten is het aan elkaar zetten van de bovenkant,
de wattering en de onderkant van de quilt. U kunt
de quilt naaien met de boventransportvoet, zodat de
bovenkant, wattering en achterkant niet schuiven.
De boventransportvoet heeft een transporteur die tij-
dens het naaien samen beweegt met de transporteur
in de steekplaat.
Voor quilten met een rechte lijn gebruikt u de
boventransportvoet en de steekplaat voor rechte ste-
ken. Selecteer altijd een rechte steek (middelste
naaldstand) als u de steekplaat voor rechte steken
gebruikt.
a
Selecteer , of .
b
Boventransportvoet bevestigen (
zie pagina
33
).
c
Plaats een hand aan beide kanten van de
persvoet om de stof stevig vast te houden.
Memo
Een rechte steek (middelste naaldstand) kunt
u gemakkelijker vloeiend naaien (zie pagina
53).
J
a
J
a
Memo
Naai op langzame tot middelmatige snel-
heid.
Naai niet achteruit en geen steken waarvoor
u zijwaarts of achterwaarts moet invoeren.
Controleer altijd of de quiltvoorkant stevig
geregen is voordat u begint te naaien. Om
quilts te naaien met de machine zijn spe-
ciale naalden en draden verkrijgbaar.
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
69
3
Appliceren
a
Trek het patroon over op de applicatiestof
en snijd het rondom af. Laat daarbij een
marge van 3 tot 5 mm (1/8 tot 3/16 inch)
over.
a Marge 3 tot 5 mm
(ca. 1/8 tot 3/16 inch)
b
Plaats een stuk dik papier, afgeknipt op
maat van het uiteindelijke appliqué-ont-
werp, op de stof en vouw met een strijkijzer
de marge tot aan de naad om. Knip de
bochten zo nodig af.
c
Keer de applicatie om en zet het dikke
papier vast met rijgspelden of rijgsteken.
d
Selecteer en bevestig persvoet “J”.
e
Zet de applicatie vast met de quiltapplica-
tiesteek. Naai rond de rand en laat de naald
daarbij zo dicht mogelijk bij de rand
komen.
a Naaldpositie
Met de appliceertechniek kunt u applicatieontwer-
pen bevestigen zoals de drie hieronder.
a
VOORZICHTIG
Zorg dat de naald tijdens het naaien geen
rijgspeld raakt. Als de naald een rijgspeld
raakt, kan de naald breken en letsel
veroorzaken.
a Rozet
b Glas in lood
c Poppetje met hoed
J
a
a
b
c
NAAISTEKEN NAAIEN
70
Quilten met satijnsteken
Gebruik het voetpedaal om satijnsteken te naaien.
Als u de steekbreedte instelt met de schuifknop voor
snelheidsregeling, kunt u tijdens het naaien de
steekbreedte enigszins wijzigen.
a
Bevestig het voetpedaal (zie pagina 39).
b
Selecteer en bevestig persvoet “J”.
c
Druk op in het lengtescherm om de
steeklengte korter te maken.
d
Druk op als u de steekbreedte wilt rege-
len met de schuifknop voor snelheidsregeling.
e
Zet de breedte-regeling aan.
f
Druk op .
U keert dan terug naar het oorspronkelijke scherm.
g
Begin met naaien
*
U kunt tijdens het naaien de steekbreedte wijzigen door
de schuifknop voor snelheidsregeling te verplaatsen.
Schuif de knop naar links om de steekbreedte te verklei-
nen. Schuif de knop naar rechts om de steekbreedte te
vergroten. De wijziging in steekbreedte is aan beide
kanten van de middelste naaldstand hetzelfde
.
a Smaller
b Breder
Memo
De beste steeklengte-instelling is afhankelijk
van de stof en de draaddikte, maar voor
satijnsteken is een lengte van 0,3 tot 0,5 mm
(1/64 tot 1/32 inch) het best.
Memo
Met de schuifknop voor snelheidsregeling kunt
u de steekbreedte wijzigen. Met het voetpe-
daal de naaisnelheid wijzigen.
ab
J
Ruwe schets (lijn)
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
71
3
Fantasiequilts maken
Voor fantasiequilts kunt u de transporteur omlaag
zetten (met de transporteurstandschakelaar). Dan
kunt u de stof vrij in alle richtingen bewegen.
Voor fantasiequilts hebt u de quiltvoet nodig.
Wij adviseren u het voetpedaal aan te sluiten en op
gelijkmatige snelheid te naaien.
a
Selecteer .
b
Verwijder de persvoethouder (
zie pagina 33
).
c
Houd de quiltvoet linksonder tegenover de
persvoetstang.
d
Houd de quiltvoet op z’n plaats met uw
rechterhand en draai met de schroeven-
draaier in uw linkerhand de persvoethou-
derschroef vast.
a Pen op quiltvoet
b Persvoethouderschroef
c Naaldklemschroef
e
Zet de transporteurstandschakelaar omlaag
op . Deze schakelaar bevindt zich ach-
ter op de machine.
a Achterkant machine
b Transporteurstandschakelaar
(gezien vanaf de achterkant van de machine)
c Omhoog
d Omlaag
f
Span de stof met beide handen. Voer de stof
gelijkmatig door zodat u uniforme steken
naait van ongeveer 2,0-2,5 mm (ca. 1/16 -
3/32 inch).
a Steek
Verstevigingssteken naait u aan het begin en het
eind van het naaiwerk.
g
Als u klaar bent met naaien, zet u de trans-
porteurstandschakelaar op om de
transporteur omhoog te zetten.
Memo
Wilt u een gelijkmatige steek, dan moet u
mogelijk de bovendraadspanning verlagen.
Memo
Plaats de pen op de quiltvoet boven de naald-
klemschroef.
VOORZICHTIG
Draai de schroeven beslist stevig vast met de
schroevendraaier. Anders raakt de naald
mogelijk de persvoet, waardoor de naald buigt
of breekt. Hierdoor kunt u letsel oplopen.
b
a
c
Memo
Normaliter staat de transporteurstandschake-
laar omhoog.
a
b
c
d
a
NAAISTEKEN NAAIEN
72
Blindzoomsteken
Kies een van deze steken om zomen te naaien bij manchetten of jurken, blouses, broeken of rokken.
a
Selecteer een steek.
b
Plaats de stof met de achterkant omhoog.
Vouw en rijg de stof.
a 5 mm (ca. 3/16 inch)
b Rijgsteken
c
Vouw de stof opnieuw.
a 5 mm (ca. 3/16 inch)
b Achterkant van de stof
c Rijgsteken
d
Bevestig blindzoomsteekvoet “R” en zet de
persvoet omlaag. Plaats de stof zo dat de
gevouwen rand de geleider van de persvoet
raakt.
a Geleider
b Vouw
e
Naai de stof en houd de gevouwen rand in
contact met de persvoet.
a Naaldstand
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
Blindzoomsteek Geweven stof zomen
0,0
(0)
+3,0 - -3,0
(+1/8 - -1/8)
2,0
(1/16)
1,0 - 3,5
(1/16 - 1/8)
NEE
Blindzoomsteek
stretchstof
Stretchstof zomen
0,0
(0)
+3,0 - -3,0
(+1/8 - -1/8)
2,0
(1/16)
1,0 - 3,5
(1/16 - 1/8)
NEE
a
b
a
b
a
c
c
a
b
R
a
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
73
3
f
Verwijder de rijgsteken en keer de stof om.
a Achterkant van de stof
b Voorkant van de stof
Indien de naald niet op de vouw komt
Stel de breedte zo in dat de naald de vouw licht
raakt door op te drukken in het breedtescherm.
Indien de naald te ver op de vouw
komt
Stel de breedte zo in dat de naald de vouw licht
raakt door op te drukken in het breedtescherm.
Appliceren
a
Zet de applicatie vast met textiellijm of
rijgsteken aan de stof.
* Zo zal de stof tijdens het naaien niet gaan schuiven.
a Appliceren
b Textiellijm
b
Selecteer of .
* Stem de steeklengte en steekbreedte af op de vorm
en de grootte van de applicatie en de stof (zie
pagina 42).
c
Bevestig persvoet “J”. Controleer of de
naald net naast de applicatie valt en begin
met naaien.
a Applicatiemateriaal
a Naaldpositie
Memo
U kunt geen blindzoomsteken naaien als de
naald in de linkernaaldpositie de vouw niet
raakt. Als de naald te ver op de vouw komt,
kan de stof niet worden uitgevouwen, waar-
door de zoom aan de voorkant van de stof
heel groot wordt. Dit geeft geen aantrekkelijke
afwerking. Volg in beide gevallen onder-
staande aanwijzingen om het probleem op te
lossen.
a b
Memo
Meer bijzonderheden over elke steek vindt u
in de “STEEKINSTELLINGENTABEL” aan het
eind van deze gebruiksaanwijzing.
b
a
a
a
NAAISTEKEN NAAIEN
74
Scherpe bochten naaien
Stop de naaimachine met de naald in de stof buiten
de applicatie. Zet de persvoet omhoog en draai de
stof een beetje tijdens het naaien. Zo krijgt de naad
een aantrekkelijke afwerking.
Schelprijgsteken
Schelprijgsteken geven een aantrekkelijke schel-
pafwerking langs randen van kragen. Met dit steek-
patroon kunt u ook de hals of de mouwen van
jurken en blouses omranden.
a
Selecteer .
b
Verhoog de spanning van de bovendraad
voor een aantrekkelijke schelpafwerking
van de schelprijgsteken (zie pagina 43).
c
Om rijen schelprijgsteken te maken vouwt u
de stof diagonaal in tweeën.
d
Bevestig persvoet “J”. Zorg dat de naald net
rechts van de stofrand valt en begin met
naaien.
a Naaldpositie
e
Vouw de stof uit en strijk de plooien met
een strijkijzer naar één kant.
Memo
Wanneer u een lichte, wegneembare steun-
stof onder het naaigebied plaatst, worden de
steken langs de rand van de applicatiestof
mooier.
Memo
Meer bijzonderheden over elke steek vindt u
in de “STEEKINSTELLINGENTABEL” aan het
eind van deze gebruiksaanwijzing.
Memo
Als de spanning van de bovendraad te laag is,
krijgen schelprijgsteken geen schelpafwer-
king.
Memo
Gebruik een dunne stof.
Memo
Als u schelprijgsteken langs de rand van een
kraag of hals wilt maken, volgt u de patroon-
beschrijving en werkt u vervolgens de kraag of
hals decoratief af met deze steek.
a
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
75
3
Schelpsteken
Dit golfvormige patroon voor rijgsteken wordt het
schelpsteekpatroon genoemd. Met dit steekpatroon
versiert u randen van kragen van blouses en zak-
doeken of geeft u een zoom een vrolijke afwerking.
a
Selecteer .
b
Bevestig persvoet “N”. Naai schelpsteken
langs de rand van de stof.
* Naai niet direct op de rand van de stof.
c
Knip de stof langs de schelprand af. Knip
niet in het stiksel!
Afwerksteken
Om een decoratieve fantasiequilt te maken kunt u
de volgende steken bovenop een geperste marge
tot aan de naad naaien.
a
Selecteer een rechte steek en bevestig pers-
voet “J”.
b
Naai twee stukken stof aan elkaar met de
voorkant naar elkaar toe. Druk vervolgens
de marge open.
a Rechte steek
b Marge tot aan de naad
c 6,5 mm (ca. 1/4 inch)
d Achterkant
c
Selecteer een afwerksteek.
d
Plaats de stof met de voorkant omhoog op
de machine. Houd de persvoet tijdens het
naaien in het midden van de naad.
a Voorkant van de stof
Memo
Voor lichte stoffen moet u soms textiellijm
aanbrengen. Maak eerst een proeflapje voor-
dat u echt gaat naaien.
Memo
Meer bijzonderheden over elke steek vindt u
in de “STEEKINSTELLINGENTABEL” aan het
eind van deze gebruiksaanwijzing.
Memo
U kunt de rand van de schelpsteken vastzet-
ten met een speciaal hiervoor bestemde naad-
dichter.
c
b
a
d
d
NAAISTEKEN NAAIEN
76
Smocksteken
Met smocksteken kunt u kleding enz. een decora-
tieve afwerking geven.
a
Selecteer een rechte steek en bevestig pers-
voet “J”.
b
Stel de steeklengte in op 4,0 mm (ca.
3/16 inch) en verlaag de spanning van de
bovendraad tot ongeveer 2,0 (Zie pagina 42
t/m 43).
c
Trek de spoel en bovendraden ongeveer
50 mm (ca. 1-15/16 inch) uit.
d
Naai de naden met ongeveer 10 mm (ca.
3/8 inch) ertussen. Knip de overtollige
draad af. Laat ongeveer 50 mm draad
(1-15/16 inch).
a Ongeveer 10 mm (ca. 3/8 inch)
e
Trek aan de onderdraden totdat de plooi de
gewenste grootte heeft en strijk de plooien
met een strijkijzer.
f
Selecteer of .
g
Naai de ruimten tussen de rechte naden.
h
Trek de draden van de rechte steken eruit.
Fagotsteken
Als er een ruimte tussen twee stukken stof is en er
een draad over de ruimte heen wordt genaaid om
de twee stukken stof te verbinden, noemen we
deze steken fagotsteken. Deze steek kunt u gebrui-
ken bij het naaien van blouses of kinderkleding.
a
Rijg de twee stukken stof op dun papier
vast. Laat een ruimte van 4 mm (ca. 3/16
inch) tussen de stukken stof.
a 4 mm (ca. 3/16 inch)
b Papier
c Rijgsteken
b
Selecteer of .
Memo
Meer bijzonderheden over elke steek vindt u
in de “STEEKINSTELLINGENTABEL” aan het
eind van deze gebruiksaanwijzing.
a
Memo
Meer bijzonderheden over elke steek vindt u
in de “STEEKINSTELLINGENTABEL” aan het
eind van deze gebruiksaanwijzing.
J
b
a
c
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
77
3
c
Bevestig persvoet “J”. Zet het midden van
de persvoet precies midden in de ruimte
tussen de twee stukken stof en begin met
naaien.
a Rijgsteken
d
Als u klaar bent met naaien, trek het papier
dan voorzichtig weg.
Band of elastiek bevestigen
a
Selecteer een rechte steek en bevestig pers-
voet “J”.
b
Stel de steeklengte in op 4,0 mm (ca.
3/16 inch) en verlaag de spanning van de
bovendraad tot ongeveer 2,0 (Zie
pagina 42 t/m 43).
c
Naai twee rijen rechte steken aan de voor-
kant van de stof en trek de onderdraad er
daarna uit om de benodigde plooi te verkrij-
gen.
d
Leg het band op de plooi en houd het op
zijn plaats door middel van rijgspelden.
a Band
e
Selecteer of .
f
Naai over het band (of elastiek) heen.
g
Trek de draden van de rechte steken eruit.
Memo
Gebruik een dikke draad.
Memo
Zorg dat geen automatische verstevigingsste-
ken of automatisch draadknippen
is geselecteerd.
Memo
Voordat u de rechte steken naait, draait u het
handwiel en haalt u de onderdraad naar
boven. Houd de bovendraad en onderdraad
vast en trek een stuk draad naar achteren.
(Zorg dat de persvoet daarbij omhoog staat).
a
Memo
Meer bijzonderheden over elke steek vindt u
in de “STEEKINSTELLINGENTABEL” aan het
eind van deze gebruiksaanwijzing.
VOORZICHTIG
Let op dat de naald tijdens het naaien geen
rijgspeld of enig ander voorwerp raakt. De draad
kan daardoor verstrikt raken of de naald kan
breken. Hierdoor kunt u letsel oplopen.
a
NAAISTEKEN NAAIEN
78
Erfstukwerk
Zoomsteken (1) (Bloemetjessteken)
Deze steek kunt u gebruiken voor het naaien van
tafelkleden, decoratieve zomen en decoratieve ste-
ken aan de voorkant van overhemden.
a
Plaats een platte naald 130/705H, 100/16.
b
Kies een steek en bevestig persvoet “N”.
* U kunt elke steek van 3-01 tot 3-25 kiezen.
c
Begin met naaien.
Voorbeeld: Voorbeeld van het genaaide werk
Zoomsteken (2) (uitgetrokken steken)
a
Trek een aantal draden uit een stukje van de
stof om ruimte te maken.
* Trek vijf of zes draden uit zodat een ruimte van
3 mm (ca. 1/8 inch) ontstaat.
b
Selecteer .
c
Bevestig persvoet “N”. Leg de stof met de
voorkant naar boven en naai één rand van
de ruimte.
Memo
Gebruik een lichte tot middelmatig zware
handgeweven stof die enigszins stijf is.
VOORZICHTIG
U kunt de “Automatisch inrijgentoets“ niet
gebruiken. Rijg de platte naald van voren naar
achteren met de hand in. Als u hierbij de
Automatisch inrijgentoets” gebruikt, kunt u
de machine beschadigen.
Bij dit soort patronen wordt de afwerking nog
mooier, als u een platte naald 130/705H
gebruikt. Als u een platte naald gebruikt en de
steekbreedte met de hand is ingesteld,
controleer dan of de naald de persvoet niet
raakt. Hiertoe draait u voorzichtig met het
handwiel voordat u gaat naaien.
Memo
Meer bijzonderheden over elke steek vindt u
in de “STEEKINSTELLINGENTABEL” aan
het eind van deze gebruiksaanwijzing.
Memo
Los geweven stoffen lenen zich hier het best
voor.
Memo
Meer bijzonderheden over elke steek vindt u
in de “STEEKINSTELLINGENTABEL” aan het
eind van deze gebruiksaanwijzing.
N
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
79
3
d
Druk op om de steek in spiegelbeeld
te borduren.
e
Naai de andere kant om de steek symme-
trisch te houden.
Zoomsteken (3)
a
Trek een aantal draden uit beide kanten van
het stukje van 4 mm (ca. 3/16 inch) dat nog
niet open is.
* Trek vier draden uit, laat vijf draden zitten en trek
weer vier draden uit. De breedte van de vijf draden
is ongeveer 4 mm (ca. 3/16 inch) of minder.
a Ongeveer 4 mm (ca. 3/16 inch) of minder
b Vier draden (uittrekken)
c Vijf draden (overslaan)
b
Selecteer .
c
Naai de decoratieve steek op het midden
van de vijf draden die u zojuist hebt overge-
slagen.
N
Memo
Meer bijzonderheden over elke steek vindt u
in de “STEEKINSTELLINGENTABEL” aan het
eind van deze gebruiksaanwijzing.
Memo
U kunt een platte naald gebruiken voor zoom-
steken (3).
a
b
b
c
N
NAAISTEKEN NAAIEN
80
Knoopsgaten in één stap
Knoopsgaten in één stap kunt u afstemmen op het formaat knoop.
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
Smal afgerond
knoopsgat
Knoopsgaten op lichte tot mid-
delzware stof
5,0
(3/16)
3,0 - 5,0
(1/8 - 3/16)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Breed afgerond
knoopsgat
Knoopsgaten met extra ruimte
voor grotere knopen
5,5
(7/32)
3,5 - 5,5
(1/8 - 7/32)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Taps toelopend afge-
rond knoopsgat
Verstevigde, taps toelopende
knoopsgaten voor broek of rok-
band
5,0
(3/16)
3,0 - 5,0
(1/8 - 3/16)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Afgerond knoopsgat Knoopsgaten met verticale trens
voor zware stof
5,0
(3/16)
3,0 - 5,0
(1/8 - 3/16)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Afgerond knoopsgat Knoopsgaten met trens
5,0
(3/16)
3,0 - 5,0
(1/8 - 3/16)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Aan beide zijden
afgerond knoopsgat
Knoopsgaten voor fijne, middel-
zware tot zware stof
5,0
(3/16)
3,0 - 5,0
(1/8 - 3/16)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Smal vierkant
knoopsgat
Knoopsgaten op lichte tot mid-
delzware stof
5,0
(3/16)
3,0 - 5,0
(1/8 - 3/16)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Breed vierkant
knoopsgat
Knoopsgaten met extra ruimte
voor grotere, decoratieve knopen
5,5
(7/32)
3,5 - 5,5
(1/8 - 7/32)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Vierkant knoopsgat Knoopsgaten met verticale trens
voor zwaar gebruik
5,0
(7/32)
3,0 - 5,0
(1/8 - 3/16)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Stretchknoopsgat Knoopsgaten voor stretchstof of
geweven stof
6,0
(15/64)
3,0 - 6,0
(1/8 - 15/64)
1,0
(1/16)
0,5 - 2,0
(1/32 - 1/16)
NEE
Erfstukknoopsgat Knoopsgaten voor erfstuk- en
stretchstof
6,0
(15/64)
3,0 - 6,0
(1/8 - 15/64)
1,5
(1/16)
1,0 - 3,0
(1/1 - 1/8)
NEE
Knoopsgat in leer Eerste stap bij het maken van
knoopsgaten in leer
5,0
(3/16)
0,0 - 6,0
(0 - 15/64)
2,0
(1/16)
0,2 - 4,0
(1/64 - 3/16)
NEE
Lingerieknoopsgat Knoopsgaten voor grotere, platte
knopen in zware of dikke stof
7,0
(1/4)
3,0 - 7,0
(1/8 - 1/4)
0,5
(1/32)
0,3 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Taps toelopend lin-
gerieknoopsgat
Knoopsgaten voor grotere, platte
knopen in middelzware tot zware
stof
7,0
(1/4)
3,0 - 7,0
(1/8 - 1/4)
0,5
(1/32)
0,3 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Lingerieknoopsgat Knoopsgaten met verticale trens
voor versteviging van zware of
dikke stof
7,0
(1/4)
3,0 - 7,0
(1/8 - 1/4)
0,5
(1/32)
0,3 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
81
3
Knoopsgaten in één stap naait u van de voorkant van de persvoet naar de achterkant, zoals hieronder
aangegeven.
a Verstevigingssteek
a
Kies een knoopsgatsteek en bevestig
knoopsgatvoet “A”.
b
Markeer de positie en de lengte van het
knoopsgat op de stof.
c
Trek de knoophouderplaat op de persvoet
uit en plaats de knoop waarvoor het
knoopsgat is bestemd in de knoophouder-
plaat. Zorg dat de knoophouderplaat strak
om de knoop zit.
a Knoophouderplaat
a
a
a
a
Memo
De maximale lengte voor knoopsgaten is
ongeveer 28 mm (ca. 1-1/16 inch) (diameter +
dikte van de knoop).
Memo
De grootte van het knoopsgat wordt bepaald
door de knoophouderplaat waarin de knoop
zit.
a
NAAISTEKEN NAAIEN
82
d
Breng de persvoet op gelijke hoogte met de
markering op de stof en zet de persvoethen-
del omlaag.
a Markering op de stof
b Markering op de persvoet
e
Zet de knoopsgathendel omlaag zodat deze
achter het metalen uitsteeksel op de
knoopsgatvoet terechtkomt.
a Knoopsgathendel
a Metalen uitsteeksel
f
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes
vast en begin met naaien.
* Voer de stof langzaam met de hand door, terwijl het
knoopsgat wordt genaaid.
Wanneer u klaar bent met naaien, naait de naaima-
chine automatisch verstevigingssteken en stopt
daarna.
g
Steek een speld ter hoogte van een van de
trenzen. Steek het tornmesje daarna mid-
den in het knoopsgat en snijd het knoopsgat
open naar de speld toe.
a Rijgspeld
b Tornmesje
Opmerking
Haal de draad onder de persvoet door.
Schuif het buitenframe van de knoopsgat-
voet zo ver mogelijk naar achteren zoals op
de afbeelding. Laat geen ruimte open achter
het deel van de voet dat is aangeduid met
een “A”. Als u de knoopsgatvoet niet zo ver
mogelijk naar achteren schuift, wordt het
knoopsgat niet in de juiste grootte genaaid.
A
a
b
a
a
Memo
Hebt u Automatisch draadknippen aangezet
voordat u ging naaien, dan worden beide dra-
den automatisch afgeknipt nadat de verstevi-
gingssteken zijn genaaid. Als de stof niet kan
worden doorgevoerd (bijvoorbeeld omdat ze
te dik is) verhoogt u de instelling van de
steeklengte.
VOORZICHTIG
Wanneer u het knoopsgat opent met het
tornmesje, moet u goed opletten dat u uw hand of
vinger niet voor het mesje houdt. Als het mesje
uitschiet, kunt u letsel oplopen.
a
b
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
83
3
Stretchstof naaien
Wanneer u stretchstof naait met of , naait u
de knoopsgatsteken over een contourdraad.
a
Haak de contourdraad in het uiteinde van
persvoet “A”. Steek de uiteinden in de gleu-
ven aan de voorkant van de persvoet en
bind ze daar tijdelijk vast.
a Bovendraad
b
Zet de persvoet omlaag en begin met
naaien.
c
Nadat u gereed bent met naaien, trekt u de
contourdraad voorzichtig strak en knipt u
het overtollige gedeelte af.
Knopen met aparte vormen/knopen
die niet in de knopenvoet passen
Stel de grootte van het knoopsgat in met de streepjes
op de schaalverdeling van de persvoet. Eén streepje
op de schaalverdeling staat gelijk aan 5 mm (ca.
3/16 inch).
Tel de doorsnede op bij de dikte van de knoop en
stel de voet in op de berekende waarde.
a Schaalverdeling van de persvoet
b Knoophouderplaat
c Doorsnede + dikte
d 5 mm (ca. 3/16 inch)
Memo
Maak een gaatje met de gaatjesponser in het
afgeronde uiteinde van het knoopsgat. Steek
vervolgens een speld ter hoogte van een van
de trenzen. Steek een tornmesje in het gaatje
dat u met de gaatjesponser hebt gemaakt en
snijd het knoopsgat open naar de speld toe.
a Gaatjesponser
b Rijgspeld
Memo
Stel de breedte van de satijnsteken in op de
breedte van de contourdraad en stel de
knoopsgatbreedte in op twee à drie maal de
breedte van de contourdraad.
a
b
a
Memo
Nadat u de steken over het knoopsgat heen
hebt doorgesneden met het tornmesje, knipt u
de draden af.
Memo
Voor een knoopsgat met een doorsnede van
15 mm (ca. 9/16 inch) en een dikte van 10 mm
(ca. 3/8 inch) stelt u de schaalverdeling in op
25 mm (ca. 1 inch).
a 10 mm (ca. 3/8 inch)
b 15 mm (ca. 9/16 inch)
a
b
d
c
a
b
NAAISTEKEN NAAIEN
84
Knoopsgaten in vier stappen
U kunt 4-staps knoopsgaten naaien met de volgende vier steken samen. 4-staps knoopsgaten kunt u
naaien op elke gewenste lengte. 4-staps knoopsgaten zijn een geschikte methode voor zeer grote knopen.
4-staps knoopsgaten naait u zoals hieronder aangegeven.
a
Markeer de positie en de lengte van het
knoopsgat op de stof.
b
Bevestig monogramvoet “N” selecteer steek
om de linkerkant van het knoopsgat te
naaien.
Opmerking
Wanneer u de steekinstellingen voor de linkerkant van het knoopsgat wijzigt, moet u alle instellingen
navenant wijzigen.
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
Knoopsgat in vier
stappen 1
Linkerkant van knoopsgat in vier
stappen
5,0
(7/32)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Knoopsgat in vier
stappen 2
Trens van knoopsgat in 4 stap-
pen
5,0
(7/32)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Knoopsgat in vier
stappen 3
Rechterkant van knoopsgat in
vier stappen
5,0
(7/32)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Knoopsgat in vier
stappen 4
Trens van knoopsgat in 4 stap-
pen
5,0
(7/32)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
85
3
c
Druk op de “Start/stoptoets” om te begin-
nen met naaien.
d
Naai de gewenste lengte voor het knoopsgat
en druk opnieuw op de “Start/stoptoets”.
e
Selecteer steek om de trens te naaien
en druk op de “Start/stoptoets”.
De machine stopt automatisch nadat de trens is
genaaid.
f
Selecteer steek om de rechterkant van
het knoopsgat te naaien en druk op de
“Start/stoptoets” om te beginnen met
naaien.
g
Naai de rechterkant het knoopsgat en druk
opnieuw op de “Start/stoptoets”.
* Naai de rechterkant van het knoopsgat even lang als
de linkerkant.
h
Selecteer steek om de trens te naaien
en druk vervolgens op de “Start/stoptoets”.
De machine naait automatisch de trens en stopt
wanneer de trens voltooid is.
i
Zet de persvoet omhoog en verwijder de
stof.
j
Zie pagina 82 voor aanwijzingen om het
knoopsgat te openen.
NAAISTEKEN NAAIEN
86
Stoppen
Gebruik dit steekpatroon voor reparatie en andere toepassingen.
Stoppen doet u van de voorkant van de persvoet naar de achterkant, zoals hieronder aangegeven.
a Verstevigingssteek
a
Kies een steek en bevestig knoopsgatpers-
voet “A”.
b
Zet de schaal op de lengte die u wilt stop-
pen.
a Schaalverdeling van de persvoet
b Gemeten lengte
c Breedte 7 mm (ca. 1/4 inch)
d 5 mm (ca. 3/16 inch)
c
Controleer of de naald op de gewenste posi-
tie omlaag komt en zet de persvoethendel
omlaag. Zorg dat u de bovendraad onder de
knoopsgatvoet door haalt.
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
Stoppen Stoppen van middelzware stof
7,0
(1/4)
2,5 - 7,0
(3/32 - 1/4)
2,0
(1/16)
0,4 - 2,5
(1/64 - 1/16)
NEE
Stoppen Stoppen van middelzware stof
7,0
(1/4)
2,5 - 7,0
(3/32 - 1/4)
2,0
(1/16)
0,4 - 2,5
(1/64 - 1/16)
NEE
a
a
Memo
De maximum stoplengte is 28 mm (ca.
1-1/16 inch).
a
b
c
d
Opmerking
Haal de draad onder de persvoet door.
Plaats de persvoet zo dat er geen ruimte
open blijft achter deel “A” van de voet (arce-
ring in onderstaande afbeelding). Als er
ruimte open blijft, wordt er niet op juiste
grootte gestopt.
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
87
3
d
Zet de knoopsgathendel omlaag zodat deze
achter het metalen uitsteeksel op de
knoopsgatvoet terechtkomt.
a Knoopsgathendel
a Metalen uitsteeksel
e
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes
vast en druk daarna op de “Start/stoptoets
om de machine te starten.
Wanneer u klaar bent met naaien, naait de naaima-
chine automatisch verstevigingssteken en stopt
daarna.
Memo
Hebt u Automatisch draadknippen aangezet
voordat u ging naaien, dan worden beide dra-
den automatisch afgeknipt nadat de verstevi-
gingssteken zijn genaaid. Als de stof niet kan
worden doorgevoerd (bijvoorbeeld omdat ze
te dik is) verhoogt u de instelling van de
steeklengte.
a
a
NAAISTEKEN NAAIEN
88
Trenzen
Met trenzen verstevigt u stukken die zwaar belast zullen worden, zoals de hoeken van zakken.
a
Selecteer .
b
Bevestig knoopsgatpersvoet “A” en stel de
schaalverdeling in op de lengte van de trens
die u wilt naaien.
a Schaalverdeling van de persvoet
b Gemeten lengte
c 5 mm (ca. 3/16 inch)
c
Plaats de stof zo dat de zak naar u toe
beweegt tijdens het naaien.
d
Controleer de eerste naaldpositie en zet de
persvoet omlaag.
a 2 mm (ca. 1/16 inch)
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom.
Handmatig Autom. Handmatig
Trens Verstevigd naaien van zakope-
ning enz.
2,0
(1/16)
1,0 - 3,0
(1/16 - 1/8)
0,4
(1/64)
0,3 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Memo
Trenzen zijn tussen 5 mm (ca. 3/16 inch) en
28 mm (ca. 1-1/16 inch). Meestal zijn trenzen
tussen 5 mm (ca. 3/16 inch) en 10 mm (ca.
3/8 inch) lang.
a
c
b
Opmerking
Haal de draad onder de persvoet door.
Schuif het buitenframe van de knoopsgat-
voet zo ver mogelijk naar achteren zoals op
de afbeelding. Laat geen ruimte open achter
het deel van de voet dat is aangeduid met
een “A”. Als u de knoopsgatvoet niet zo ver
mogelijk naar achteren schuift, wordt de
trens niet in de juiste grootte genaaid.
a
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
89
3
e
Zet de knoopsgathendel omlaag zodat deze
achter het metalen uitsteeksel op de
knoopsgatvoet terechtkomt.
a Metalen uitsteeksel
f
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes
vast en begin met naaien.
Wanneer u kaar bent met naaien, naait de naaima-
chine automatisch verstevigingssteken en stopt
daarna.
Trenzen op dikke stof
Leg een stuk gevouwen stof of karton naast de stof
om de knoopsgatvoet op gelijke hoogte te krijgen en
het doorvoeren te vergemakkelijken.
a Persvoet
b Dik papier
a
Memo
Hebt u Automatisch draadknippen aangezet
voordat u ging naaien, dan worden beide dra-
den automatisch afgeknipt nadat de verstevi-
gingssteken zijn genaaid. Als de stof niet kan
worden doorgevoerd (bijvoorbeeld omdat ze
te dik is) verhoogt u de instelling van de
steeklengte.
a
b
NAAISTEKEN NAAIEN
90
Knopen aanzetten
U kunt knopen aanzetten met de machine.
U kunt knopen met twee of met vier gaten aanzetten.
a
Selecteer .
b
Zet de persvoethendel omhoog en maak de
accessoiretafel los.
c
Zet de transporteurstandschakelaar op
om de transporteur omlaag te zetten.
a Transporteurstandschakelaar
d
Bevestig knoopbevestigingsvoet “M”. Schuif
de knoop langs de metalen plaat in de pers-
voet en zet de persvoet omlaag.
a Knoop
b Metalen plaat
e
Draai het handwiel om te controleren of de
naald op de juiste manier door ieder gat
gaat.
* Als de naald de gaten aan de linkerzijde niet haalt,
stelt u de steekbreedte bij.
* Om de knoop steviger vast te zetten herhaalt u de
hele procedure.
f
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes
vast en begin met naaien.
De naaimachine stopt automatisch wanneer het
naaiwerk voltooid is.
g
Aan de achterkant van de stof trekt u aan
het uiteinde van de onderdraad om de
bovendraad naar de achterkant van de stof
te halen. Knoop de twee draden aan elkaar
en knip ze af.
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
Knopen aanzetten Knopen aanzetten
3,5
(1/8)
2,5 - 4,5
(3/32 - 3/16)
—NEE
Opmerking
Gebruik de functie Automatisch draadknippen niet wanneer u knopen aanzet. Anders verliest u de
draaduiteinden.
a
a b
VOORZICHTIG
Let op dat de naald tijdens het naaien de knoop
niet raakt. De naald kan dan breken en letsel
veroorzaken.
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
91
3
4-gats knopen aanzetten
Naai de twee dichtstbijzijnde gaten. Zet de persvoe-
thendel omhoog en verplaats de stof zo dat de naald
in de twee volgende gaten gaat. Naai deze gaten op
dezelfde wijze.
Knoopvoet bevestigen
a
Trek de knoopvoethendel naar u toe voor u
begint met naaien.
a Knoopvoethendel
b
Houd de uiteinden van de bovendraad tus-
sen de knoop en de stof vast en wind ze om
de knoopvoet heen. Knoop ze vervolgens
stevig aan elkaar.
c
Knoop de uiteinden van de onderdraad aan
het begin en het eind van het naaiwerk aan
de achterkant van de stof aan elkaar.
a
Opmerking
Zet de transporteurstandschakelaar weer in
de oorspronkelijke stand na het naaien.
a Transporteurstandschakelaar
a
NAAISTEKEN NAAIEN
92
Oogje
Met dit steekpatroon maakt u gaatjes in riemen enz.
a
Selecteer of .
b
Met bij de steekbreedte- of steekleng-
tetoets kiest u de grootte van het oogje.
a Groot 7 mm (ca. 1/4 inch)
b Medium 6 mm (ca. 15/64 inch)
c Klein 5 mm (ca. 3/16 inch)
c
Bevestig monogramvoet “N” en draai
daarna aan het handwiel om de naaldpositie
te controleren.
a Naaldpositie
d
Zet de persvoet omlaag en begin met naaien.
Wanneer u klaar bent met naaien, naait de machine
automatisch verstevigingssteken en stopt daarna.
e
Met de gaatjesponser maakt u een gaatje in
het midden van de steken.
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
Oogje
Maken van gaatjes in riemen enz.
7,0
(1/4)
7,0 6,0 5,0
(1/4 15/64 3/16)
7,0
(1/4)
7,0 6,0 5,0
(1/4 15/64 3/16)
NEE
Stervormig oogje Stervormige oogjes of gaatjes
maken.
—NEE
Opmerking
Slechts één grootte is beschikbaar voor .
abc
(Ware grootte)
a
Opmerking
Als het steekpatroon nog niet mooi is, past u
het opnieuw aan totdat het steekpatroon juist
is (zie pagina 103).
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
93
3
Steken in verschillende richtin-
gen (rechte steek en zigzagsteek)
Voor het opzetten van stukken of emblemen op
broekspijpen, mouwen enz.
a
Verwijder de accessoiretafel om met de
vrije arm te kunnen werken.
b
Selecteer en bevestig monogramvoet
“N”
c
Zet de naald in de stof op het punt waar u wilt
beginnen en naai naad “1” zoals aangegeven.
a Beginpunt
d
Selecteer en naai naad “2” zoals aangegeven.
* De stof zal zich zijwaarts verplaatsen. Leid de stof
dus met de hand, zodat u recht blijft naaien.
e
Selecteer en naai naad “3” zoals aangegeven.
De stof wordt voorwaarts doorgevoerd terwijl de ste-
ken naar achteren worden genaaid.
f
Selecteer en naai naad “4” zoals aangegeven.
De naad wordt verbonden met het beginpunt van
naad 1.
Memo
Leid de vrije arm door een pijpvormig stuk stof
en naai in de volgorde die is aangegeven in de
illustratie.
Memo
Meer bijzonderheden over elke steek vindt u
in de “STEEKINSTELLINGENTABEL” aan het
eind van deze gebruiksaanwijzing.
13
4
2
a
NAAISTEKEN NAAIEN
94
Rits inzetten
Rits in het midden
Voor tassen en andere vergelijkbare toepassingen.
a
Selecteer .
b
Bevestig persvoet “J” en naai rechte steken
tot aan de ritsopening. Schakel over op
rijgsteken (zie pagina 56) en naai naar de
rand van de stof.
a Rijgsteken
b Achteruitsteken
c Einde ritsopening
d Achterkant
c
Druk de marge tot aan de naad open en
bevestig de rits met rijgsteken in het midden
van elke kant van de ritsband.
a Rijgsteken
b Rits
c Achterkant
d
Verwijder persvoet “J”. Plaats het rech-
teruiteinde van de pen van ritsvoet “I” in de
persvoethouder en bevestig de ritsvoet.
a Rechts
b Links
c Naaldpositie
e
Naai 7 tot 10 mm (ca. 1/4 tot 3/8 inch)
vanaf de rand van de stof en verwijder de
rijgdraad daarna.
Memo
Meer bijzonderheden over elke steek vindt u
in de “STEEKINSTELLINGENTABEL” aan
het eind van deze gebruiksaanwijzing.
Opmerking
Gebruik de middelste naaldstand.
a
b
c
d
VOORZICHTIG
Bij gebruik van ritsvoet “I“ moet u erop dat
letten dat de rechte steek en de middelste
naaldstand geselecteerd zijn. Draai het
handwiel om te controleren of de naald de
persvoet raakt. Als er een andere steek
geselecteerd is, raakt de naald de persvoet.
Hierdoor kan de naald breken en letsel
veroorzaken.
c
a
c
b
a
b
c
NAAISTEKEN NAAIEN
Naaisteken
95
3
Zijrits inzetten
Voor zijritsen in rokken of jurken.
a
Selecteer .
b
Bevestig persvoet “J” en naai rechte steken
tot aan de ritsopening. Schakel over op
rijgsteken en naai naar de rand van de stof.
a Achteruitsteken
b Achterkant van de stof
c Rijgsteken
d Einde ritsopening
c
Druk de marge open en plaats de binnen-
rand van het kledingstuk langs de tanden
van de rits, terwijl u 3 mm (ca. 1/8 inch)
naairuimte vrijlaat.
a Trekker van de rits
b Achterkant van de stof
c Tanden van de rits
d Einde ritsopening
e 3 mm (ca. 1/8 inch)
d
Verwijder persvoet “J”.
e
Plaats het rechteruiteinde van de pen van
ritsvoet “I” in de persvoethouder en beves-
tig de persvoet.
a Rechts
b Links
c Naaldpositie
VOORZICHTIG
Let op dat de naald de rits tijdens het naaien niet
raakt. Als de naald de rits raakt, kan de naald
breken en letsel veroorzaken.
Opmerking
Gebruik de middelste naaldstand.
a
d
c
b
VOORZICHTIG
Bij gebruik van ritsvoet “I“ moet u erop dat letten
dat de rechte steek en de middelste naaldstand
geselecteerd zijn. Draai het handwiel om te
controleren of de naald de persvoet raakt. Als er
een andere steek geselecteerd is, raakt de naald
de persvoet. Hierdoor kan de naald breken en
letsel veroorzaken.
a
c
d
e
b
a
b
c
NAAISTEKEN NAAIEN
96
f
Stel de persvoet af op een marge van 3 mm
(ca. 1/8 inch).
g
Begin bij de ritsopening. Naai tot ongeveer
50 mm (ca. 2 inch) vanaf de rand van de
stof en stop de machine.
h
Trek de trekker van de rits voorbij de pers-
voet en naai verder tot de rand van de stof.
a 50 mm (ca. 2 inch)
b 3 mm (ca. 1/8 inch)
i
Sluit de rits, keer de stof om en naai een
rijgsteek.
a Voorkant van de rok (achterkant van de stof)
b Rijgsteken
c Voorkant van de rok (voorkant van de stof)
d Achterkant van de rok (voorkant van de stof)
j
Verwijder de persvoet en bevestig deze
opnieuw, nu met het linkeruiteinde van de
persvoet in de persvoethouder.
* Wanneer u de linkerkant van de rits naait, moet de
naald rechts van de persvoet vallen. Wanneer u de
rechterkant van de rits naait, moet de naald links
van de persvoet vallen.
a Rechts
b Links
c Naaldpositie
k
Plaats de stof zo dat de linkerrand van de
persvoet de rand van de tanden van de rits
raakt.
l
Naai achteruitsteken aan de bovenkant van
de rits en ga daarna door met naaien.
m
Naai ongeveer 50 mm (ca. 2 inch) van de
rand van de stof met naaien. Laat de naald
in de stof steken en verwijder de rijgsteken.
n
Open de rits en naai de rest van de naad.
a Rijgsteken
b 7 tot 10 mm (ca.1/4 inch tot 3/8 inch)
c Achteruitsteken
d 50 mm (ca. 2 inch)
VOORZICHTIG
Let op dat de naald de rits tijdens het naaien niet
raakt. Als de naald de rits raakt, kan de naald
breken en letsel veroorzaken.
b
a
a
d
b
c
a
b
c
d
c
b
a
Hoofdstuk 4
Lettersteken
en decoratieve
steken
STEEKPATRONEN KIEZEN.........................................................................................................98
Stekenoverzichten ................................................................................................................................................. 99
Decoratieve steekpatronen/7 mm decoratieve steekpatronen/Satijnsteekpatronen/
7 mm satijnsteekpatronen/Kruissteek/decoratieve naaisteekpatronen ........................................................................... 100
Letterpatronen ............................................................................................................................................................... 100
Letters wissen ...................................................................................................................................................... 101
STEEKPATRONEN NAAIEN .....................................................................................................102
Aantrekkelijke afwerkingen naaien ................................................................................................................................ 102
Standaardnaaiwerkzaamheden ...................................................................................................................................... 102
Aanpassingen ................................................................................................................................................................. 103
STEEKPATRONEN AANPASSEN ..............................................................................................105
Functies van de toetsen ....................................................................................................................................... 105
Grootte wijzigen............................................................................................................................................................ 106
Lengte van steekpatronen wijzigen (alleen bij 7 mm-satijnsteekpatronen) .................................................................... 107
Verticaal gespiegeld patroon maken .............................................................................................................................. 107
Horizontaal gespiegeld patroon maken ......................................................................................................................... 107
Meerdere steken van een patroon naaien ...................................................................................................................... 107
Draaddichtheid wijzigen (alleen voor satijnsteekpatronen) ........................................................................................... 108
Afbeelding controleren .................................................................................................................................................. 108
STEEKPATRONEN COMBINEREN ...........................................................................................110
Alvorens patronen te combineren.................................................................................................................................. 110
Diverse steekpatronen controleren................................................................................................................................ 110
Grote en kleine steekpatronen combineren ................................................................................................................... 112
Horizontale gespiegelde steekpatronen combineren ..................................................................................................... 112
Steekpatronen van verschillende lengten combineren ................................................................................................... 113
Stappatronen maken (alleen bij 7 mm-satijnsteekpatronen) .......................................................................................... 114
Nog enkele voorbeelden...................................................................................................................................... 115
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE................................................................................116
Voorzorgsmaatregelen steekgegevens............................................................................................................................ 116
Soorten steekgegevens die u kunt gebruiken ....................................................................................................... 116
Welke USB-apparaten/media u kunt gebruiken................................................................................................... 116
Computers en besturingssystemen met de volgende specificaties kunt u gebruiken ............................................ 116
Voorzorgsmaatregelen voor het maken en opslaan van steekgegevens op de computer ..................................... 116
Handelsmerken.................................................................................................................................................... 117
Steekpatronen opslaan in het geheugen van de machine ............................................................................................... 118
Als het geheugen vol is ........................................................................................................................................ 118
Steekpatronen opslaan op USB-media (in de handel verkrijgbaar) ................................................................................ 120
Steekpatronen opslaan op de computer ......................................................................................................................... 121
Steekpatronen ophalen uit het geheugen van de machine ............................................................................................. 122
Ophalen van USB-media................................................................................................................................................ 123
Ophalen van de computer ............................................................................................................................................. 123
STEEKPATRONEN KIEZEN
98
STEEKPATRONEN KIEZEN
Druk op om het hieronder getoonde scherm weer te geven.
a Decoratieve steekpatronen
b 7 mm decoratieve steekpatronen. U kunt de steeklengte en steekbreedte instellen.
c Satijnsteekpatronen
d 7 mm satijnsteekpatronen. U kunt de steeklengte en steekbreedte instellen.
e Kruissteek
f Decoratieve naaisteekpatronen
g Letterpatronen (gotisch)
h Letters (handschrift)
i Letters (omrand)
j Patronen opgeslagen in “MY CUSTOM STITCH
” (zie pagina 208)
k In het geheugen opgeslagen patronen (zie pagina 122)
l Op USB-medium opgeslagen patronen (zie pagina 123)
m Op de computer opgeslagen patronen (zie pagina 123)
n Druk op deze toets om uw eigen steken te maken met de functie “MY CUSTOM STITCH
” (zie pagina 202).
Opmerking
Als het scherm is vergrendeld ( ), ontgrendelt u het scherm door op te drukken. Als het
scherm is vergrendeld, kunt u geen andere toets bedienen.
a
b
d
g
j
e
h
k
l
c
f
i
m
n
STEEKPATRONEN KIEZEN
Lettersteken en decoratieve steken
99
4
Stekenoverzichten
Er zijn negen categorieën lettersteken en decoratieve steken. geeft aan dat er meer dan een ste-
kenoverzicht is voor die categorie.
Decoratieve steekpatronen 7 mm decoratieve steekpatronen Satijnsteekpatronen
7 mm-satijnsteekpatronen Kruissteek Decoratieve naaisteken
Letterpatronen
(gotisch)
Letters
(handschrift)
Letters
(contour)
STEEKPATRONEN KIEZEN
100
Decoratieve steekpatronen/7 mm
decoratieve steekpatronen/Satijn-
steekpatronen/7 mm satijnsteekpa-
tronen/Kruissteek/decoratieve
naaisteekpatronen
a
Kies het soort patroon dat u wilt naaien.
b
Druk op de toets van het steekpatroon dat u
wilt naaien.
* Druk op om naar de volgende pagina te
gaan.
* Druk op om naar de vorige pagina te gaan.
* Als u een ander steekpatroon wilt kiezen, drukt u
eerst op . Nadat het huidige steekpatroon is
gewist, kiest u het nieuwe steekpatroon.
Het geselecteerde patroon wordt weergegeven.
Letterpatronen
a
Druk op , of om een
letter te selecteren.
b
Druk op om
het stekenoverzicht te wijzigen. Geef ver-
volgens op welke letters u wilt naaien.
* Als u de volgende letters in een ander lettertype wilt
opgeven, druk dan op en herhaal de pro-
cedure vanaf stap
a.
Memo
Er zijn drie lettertypen voor letterpatronen.
STEEKPATRONEN KIEZEN
Lettersteken en decoratieve steken
101
4
Letters wissen
a
Druk op om de laatste letter te wissen.
b
Kies de juiste letter.
Memo
Letters worden individueel gewist, te beginnen
met de laatst opgegeven letter.
STEEKPATRONEN NAAIEN
102
STEEKPATRONEN NAAIEN
Aantrekkelijke afwerkingen naaien
Bij het naaien van letters en decoratieve steekpatronen kunt u onderstaande tabel raadplegen voor de
juiste combinatie van stoffen, naald en draad om het mooiste resultaat te krijgen.
Standaardnaaiwerkzaamheden
a
Selecteer een steekpatroon.
b
Bevestig monogramvoet “N”.
c
Plaats de stof onder de persvoet, trek de
bovendraad uit naar de zijkant en zet de
persvoet omlaag.
d
Druk op de “Start/stoptoets” om te begin-
nen met naaien.
Opmerking
Andere factoren, zoals de dikte van de stof, steunstof enz., zijn ook van invloed op de steek. Naai
daarom altijd een paar proefsteken voordat u aan uw project begint.
Bij het naaien van satijnsteen kunnen de steken gaan trekken of opbollen. Bevestig daarom een steun-
stof.
Leid de stof met uw hand om de stof tijdens het naaien recht en gelijkmatig door te voeren.
Stof Bij stretchstof, lichte stof of grof geweven stof bevestigt u eerst steunstof aan de achterkant van de stof. Als u
geen steunstof wilt gebruiken, plaats dan de stof op een stuk dun papier, zoals overtrekpapier.
a Stof
b Steunstof
c Dun papier
Draad Nr. 50 - nr. 60
Naald Met lichtgewichtstof, normale stof of stretchstof: ballpointnaald (goudkleurig)
Met zware stof: naaimachinenaald voor huishoudelijk gebruik 90/14
Persvoet Monogramvoet “N”.
Een andere persvoet kan slechtere resultaten geven.
N
b
c
a
VOORZICHTIG
Als u 7 mm-satijnsteken naait en de steken
gaan opbollen, maakt u de steeklengte groter.
Naait u toch verder, terwijl de steken
opbollen, dan kan de naald buigen of breken
(zie “Steeklengte instellen” op pagina 42).
STEEKPATRONEN NAAIEN
Lettersteken en decoratieve steken
103
4
e
Druk op de “Start/stoptoets” om te stoppen
met naaien.
f
Druk op de “Achteruitnaaien/verstevigings-
steektoets” om verstevigingssteken te
naaien en ga door met naaien.
Aanpassingen
Afhankelijk van het soort of de dikte van de stof,
de gebruikte steunstof, de naaisnelheid enz. wordt
uw steekpatroon soms niet mooi. Naai in dat geval
onder dezelfde omstandigheden als tijdens het
echte naaiwerk proefsteken en pas het steekpa-
troon op als volgt aan. Als het patroon, zelfs nadat
u het hebt bijgesteld op basis van het
patroon, nog niet mooi wordt, dient u elk patroon
afzonderlijk bij te stellen.
a
Druk op en selecteer op p. 10.
b
Bevestig monogramvoet “N” en naai het
patroon.
c
Vergelijk het afgewerkte patroon met de
illustratie van het patroon hieronder.
Memo
Als u tijdens het naaien de stof duwt of trekt,
kan het patroon verkeerd uitkomen. Afhanke-
lijk van het patroon kan er, behalve naar voren
en naar achteren, ook een beweging naar
links en naar rechts plaatsvinden. Leid de stof
met uw hand om de stof tijdens het naaien
recht en gelijkmatig door te voeren.
Memo
Bij het naaien van lettersteekpatronen naait
de machine automatisch verstevingssteken
aan het begin en het eind van elke letter.
Als u klaar bent met naaien, knipt u het over-
tollige stuk draad af.
Opmerking
Bij het naaien van sommige patronen blijft
de naald in de omhoog staan terwijl de stof
wordt doorgevoerd. Dit wordt veroorzaakt
door het scheidingsmechanisme van de
naaldstang dat bij deze machine werkt.
Wanneer dit gebeurt, hoort u een ander
soort klikgeluid dan het geluid dat u tijdens
het naaien hoort. Dit is een normaal geluid
en duidt niet op een defect.
STEEKPATRONEN NAAIEN
104
d
Druk op en pas vervolgens het
patroon aan met het scherm VERTICALE of
HORIZONTALE FIJNAFSTELLING.
* Zitten de steken te dicht op elkaar:
Druk op in het scherm VERTICALE FIJNAFSTELLING.
De weergegeven waarde neemt toe telkens wanneer
u op de toets drukt. Het patroon wordt langer.
* Zit er ruimte tussen de steken:
Druk op in het scherm VERTICALE FIJNAFSTELLING.
De weergegeven waarde neemt af telkens wanneer
u op de toets drukt. Het patroon wordt korter.
* Lopen de steken schuin naar links:
Druk op in het scherm HORIZONTALE FIJN-
AFSTELLING.
De weergegeven waarde neemt toe telkens wanneer u
op de toets drukt. Het patroon verschuift naar rechts.
* Lopen de steken schuin naar rechts:
Druk op in het scherm HORIZONTALE FIJN-
AFSTELLING.
De weergegeven waarde neemt af telkens wanneer u
op de toets drukt. Het patroon verschuift naar links.
e
Naai het steekpatroon nogmaals.
* Als het steekpatroon nu nog niet mooi is, past u het
opnieuw aan totdat het steekpatroon juist is. Pas het
steekpatroon aan totdat het wel goed wordt genaaid.
f
Druk op om terug te gaan naar het
oorspronkelijke scherm.
Memo
U kunt gewoon naaien terwijl het scherm met
de instellingen op de display staat.
STEEKPATRONEN AANPASSEN
Lettersteken en decoratieve steken
105
4
STEEKPATRONEN AANPASSEN
Functies van de toetsen
Met de wijzigingsfuncties kunt u alle gewenste afwerkingen maken. U kunt patronen groter of kleiner maken, in
spiegelbeeld enz.
Opmerking
Sommige wijzigingsfuncties kunt u niet gebruiken bij bepaalde steekpatronen. Alleen de functies van
de weergegeven toetsen zijn beschikbaar wanneer u een patroon selecteert.
Nr. Display Toetsnaam Uitleg Pagina
a Automatische verste-
vigingssteektoets
Druk op deze toets om de functie Automatische verstevigingssteken in te scha-
kelen.
44
b Automatische draad-
kniptoets
Druk op deze toets om automatisch draadknippen in te stellen. 45
c Schermvergrendel-
toets
Druk op deze toets om het scherm te vergrendelen. Wanneer het scherm ver-
grendeld is, zijn de diverse instellingen, zoals de steekbreedte en de
steeklengte, vergrendeld. U kunt deze dan niet wijzigen. Druk opnieuw op de
toets om de instellingen weer vrij te zetten.
46
d Patroonafbeelding-
toets
Druk op deze toets om grote patrooncombinaties te controleren. 108
e Horizontale spiegel-
toets
Nadat u het steekpatroon hebt geselecteerd, kunt u met deze toets een horizon-
taal spiegelbeeld van het steekpatroon maken.
107
f Verticale spiegeltoets Nadat u het steekpatroon hebt geselecteerd, kunt u met deze toets een verti-
caal spiegelbeeld van het steekpatroon maken.
107
g Enkele/tweelingnaald-
toets
Druk op deze toets om te kiezen tussen naaien met de enkele naald of de twee-
lingnaald.
29
a
b
c
f
e
h
d
o
l
m
i
n
g
a
b
c
f
e
h
d
o
l
m
k
n
j
STEEKPATRONEN AANPASSEN
106
Grootte wijzigen
Kies een steekpatroon en druk vervolgens op om de grootte van het steekpatroon te wijzigen. Het
steekpatroon wordt genaaid op de grootte die op de toets opgelicht is.
Ware grootte steekpatroon
h Enkele/meerdere ste-
kentoets
Druk op deze toets om te kiezen tussen enkele steken of doorgaande steken. 107
i Verlengtoets Wanneer u 7 mm-satijnsteekpatronen zijn geselecteerd, kunt u met deze toets
kiezen uit 5 automatische lengte-instellingen, zonder de instellingen van de
steekbreedte van zigzagsteken of van de steeklengte te wijzigen.
107
j Groottekeuzetoets Met deze toets kunt u de grootte van het steekpatroon kiezen (groot, middel-
groot of klein).
106
k Draaddichtheidstoets Nadat u het steekpatroon hebt gekozen, kunt u de draaddichtheid van het
patroon met deze toets wijzigen.
108
l Wissentoets Als u een fout maakt bij het kiezen van een steekpatroon, kunt u uw fout met
deze toets ongedaan maken. Als u een fout maakt bij het combineren van een
steekpatronen, kunt u steekpatronen wissen met deze toets.
100, 101
m Geheugentoets Met deze toets kunt u combinaties van steekpatronen in het geheugen opslaan. 118-119
n Steekbreedte/
steeklengtetoets
Hiermee toont u de steekbreedte en steeklengte voor het geselecteerde steek-
patroon. De machine heeft standaardinstellingen.
42-43
o Draadspanningstoets Hiermee toont u de draadspanningsinstelling van het geselecteerde steekpa-
troon. De machine heeft standaardinstellingen.
43
Memo
Als u nog andere steekpatronen invoert nadat u de grootte hebt gewijzigd, worden die steekpatronen
ook op die grootte genaaid.
U kunt de grootte van combinatiepatronen niet meer wijzigen nadat u het steekpatroon hebt ingevoerd.
Nr. Display Toetsnaam Uitleg Pagina
STEEKPATRONEN AANPASSEN
Lettersteken en decoratieve steken
107
4
Lengte van steekpatronen wijzi-
gen (alleen bij 7 mm-satijnsteek-
patronen)
Wanneer u steekpatronen hebt geselecteerd kunt u
met kiezen uit vijf automatische lengte-
instellingen zonder de instellingen van de steek-
breedte van de zigzagsteek of de steeklengte te
wijzigen.
Verticaal gespiegeld patroon
maken
Als u een verticaal spiegelbeeld wilt maken, kiest
u een steekpatroon en drukt u daarna op .
Horizontaal gespiegeld patroon
maken
Als u een horizontaal spiegelbeeld wilt maken,
kiest u een steekpatroon en drukt u daarna op
.
Meerdere steken van een patroon
naaien
Druk op om te kiezen of u meerdere steken
of een enkele steek van een patroon wilt naaien.
Memo
Als u een geheel motief wilt afmaken terwijl u
meerdere steken van een patroon aan het
naaien bent, kunt u tijdens het naaien op
drukken. De machine stopt automatisch
wanneer het motief af is.
STEEKPATRONEN AANPASSEN
108
Draaddichtheid wijzigen
(alleen voor satijnsteekpatronen)
Nadat u het steekpatroon hebt gekozen, drukt u op
om de gewenste draaddichtheid te selecteren.
Afbeelding controleren
Hiermee geeft u het geselecteerde steekpatroon op
ware grootte weer. Ook kunt u de kleuren van de
afbeelding op het scherm controleren en wijzigen.
a
Druk op .
Een afbeelding van het geselecteerde steekpatroon
verschijnt op het scherm.
b
Druk op om de garenkleur in de
afbeelding te wijzigen.
De kleur verandert telkens wanneer u op de toets
drukt.
VOORZICHTIG
Als de steken opbollen wanneer u de
draaddichtheid in , herstelt u de
draaddichtheid tot . Als u toch doorgaat
met naaien terwijl de steken opbollen, kan de
naald buigen of breken.
Memo
Als u een ander steekpatroon kiest nadat u
de draaddichtheid hebt gewijzigd, blijft de
draaddichtheid hetzelfde totdat u deze weer
wijzigt.
U kunt de draaddichtheid niet wijzigen voor
een combinatiepatroon nadat de combinatie
reeds ingesteld is.
STEEKPATRONEN AANPASSEN
Lettersteken en decoratieve steken
109
4
c
Druk op om de vergrote afbeelding
weer te geven.
d
Met kunt u delen van
de afbeelding bekijken die buiten de zicht-
bare weergave vallen.
e
Druk op om terug te gaan naar het
oorspronkelijke scherm.
Memo
Wanneer de persvoet is weergegeven kunt u
ook naaien vanaf dit scherm.
STEEKPATRONEN COMBINEREN
110
STEEKPATRONEN COMBINEREN
U kunt allerlei steekpatronen combineren, zoals lettersteken, kruissteken, satijnsteken of steken die u ont-
werpt met de functie MY CUSTOM STITCH (in hoofdstuk 7 vindt u informatie over MY CUSTOM STITCH).
Ook kunt u steekpatronen van verschillend formaat, spiegelbeeldpatronen en andere combineren.
Alvorens patronen te combineren
Bij het naaien van gecombineerde patronen wordt het naaien van een enkele steek automatisch geselec-
teerd. Als u meerdere steken van een patroon wilt naaien, drukt u op nadat u klaar bent met het
kiezen van de patrooncombinatie.
Als u wijzigingen in grootte aanbrengt, een spiegelbeeld maakt of andere wijzigingen aanbrengt in een
combinatiepatroon, zorg dan dat u het gekozen steekpatroon wijzigt voordat u de volgende steek kiest. U
kunt een steekpatroon niet meer wijzigen nadat u het volgende steekpatroon hebt gekozen.
Diverse steekpatronen controle-
ren
Voorbeeld:
a
Druk op .
b
Selecteer .
STEEKPATRONEN COMBINEREN
Lettersteken en decoratieve steken
111
4
c
Druk op .
U gaat terug naar het stekenoverzicht.
d
Druk op .
e
Selecteer .
f
Druk op .
g
Druk op om meerdere steken van het
patroon te naaien.
* Druk op om het voltooide patroon weer te
geven (zie pagina 108).
Memo
Patronen worden individueel gewist, te begin-
nen bij het laatste, door te drukken op
.
STEEKPATRONEN COMBINEREN
112
Grote en kleine steekpatronen
combineren
Voorbeeld:
a
Druk op .
De grote steek wordt geselecteerd.
b
Druk nogmaals op en daarna op
om het kleine formaat te selecteren.
Het patroon wordt kleiner weergegeven.
c
Druk op om doorgaand te naaien.
Het opgegeven patroon wordt herhaald.
Horizontale gespiegelde steekpa-
tronen combineren
Voorbeeld:
STEEKPATRONEN COMBINEREN
Lettersteken en decoratieve steken
113
4
a
Druk op .
b
Druk opnieuw op en vervolgens op
.
Het patroon wordt gedraaid langs een verticale as.
c
Druk op .
Het opgegeven patroon wordt herhaald.
Steekpatronen van verschillende
lengten combineren
Voorbeeld:
a
Druk op en vervolgens op .
De lengte van de afbeelding wordt ingesteld op
.
b
Druk opnieuw op en vervolgens drie
maal op .
De lengte van de afbeelding wordt ingesteld op
.
STEEKPATRONEN COMBINEREN
114
c
Druk op .
Het opgegeven patroon wordt herhaald.
Stappatronen maken (alleen bij
7 mm-satijnsteekpatronen)
Bij 7 mm-satijnsteekpatronen kunt u met de toet-
sen een stapsgewijs effect te creëren.
Steekpatronen die zo worden genaaid dat ze een
stapsgewijs effect creëren, worden stappatronen
genoemd.
* Druk op om het steekpatroon naar links te ver-
plaatsen op een afstand die gelijk is aan de helft van
de grootte van het steekpatroon.
* Druk op om het steekpatroon naar rechts te
verplaatsen op een afstand die gelijk is aan de helft
van de grootte van het steekpatroon.
Voorbeeld:
a
Druk op .
b
Druk op .
Het volgende steekpatroon wordt naar rechts ver-
plaatst.
c
Druk nogmaals op .
STEEKPATRONEN COMBINEREN
Lettersteken en decoratieve steken
115
4
d
Druk op .
Het volgende steekpatroon wordt naar links ver-
plaatst.
e
Druk op .
Het opgegeven patroon wordt herhaald.
Nog enkele voorbeelden
Druk op
.
Druk op
.
Druk op
.
Druk op
.
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
116
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
Voorzorgsmaatregelen steekgegevens
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht wanneer u steekgegevens gebruikt die niet zijn gemaakt
en opgeslagen op deze machine.
Soorten steekgegevens die u kunt gebruiken
U kunt alleen .pmu-bestanden gebruiken op deze machine. Wanneer u steekgegevens gebruikt die niet zijn
gemaakt met deze machine, kan storing optreden.
Welke USB-apparaten/media u kunt gebruiken
U kunt steekgegevens opslaan op of oproepen van USB-media. Gebruik een medium dat voldoet aan de vol-
gende specificaties.
USB-diskettestation
USB Flash-station (USB-flashgeheugen)
Steekgegevens kunnen enkel worden opgeroepen.
USB CD-ROM, CD-R, CD-RW drives
De volgende USB-media kunt u gebruiken met de USB-kaartschrijf/leesmodule.
Secure Digital (SD)-kaart
CompactFlash
Memory Stick
•Smart Media
Multi Media Card (MMC)
XD-Picture Card
Wanneer het nodig is een bestandsmap te creeren. een computer gebruiken.
Computers en besturingssystemen met de volgende specificaties kunt u gebrui-
ken
Compatibele modellen:
IBM pc met een USB-poort als standaarduitrusting
IBM-compatibele pc met een USB-poort als standaarduitrusting
Compatibele besturingssystemen:
Microsoft Windows 98SE/Me/2000/XP
(Windows 98SE vereist een stuurprogramma.Download het stuurprogramma van onze website
(www.brother.com). Dit stuurprogramma is alleen geschikt voor Windows 98 Second Edition.).
Voorzorgsmaatregelen voor het maken en opslaan van steekgegevens op de
computer
Als de bestandsnaam van de steekgegevens niet kan worden bepaald omdat de naam speciale tekens bevat,
wordt het bestand niet weergegeven. Wijzig dan de bestandsnaam.
Opmerking
Sommige USB-media zijn misschien niet bruikbaar bij deze machine. Meer bijzonderheden vindt u op
onze website.
USB-hubs kunt u niet gebruiken met deze machine. De machine herkent bovenstaande USB-appara-
ten of USB-geheugenkaarten niet via een USB-hub.
De toegangslamp begint te knipperen nadat u USB-apparaten/media heeft geplaatst. Het duurt onge-
veer vijf of zes seconden om de apparaten/media te herkennen. (De tijd verschilt afhankelijk van het
USB-apparaat/medium).
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
Lettersteken en decoratieve steken
117
4
Handelsmerken
Secure Digital (SD) Card is een gedeponeerd handelsmerk van SD Card Association.
CompactFlash is een gedeponeerd handelsmerk van Sandisk Corporation.
Memory Stick is een gedeponeerd handelsmerk van Sony Corporation.
Smart Media is een gedeponeerd handelsmerk van Toshiba Corporation.
Multi Media Card (MMC) is een gedeponeerd handelsmerk van Infineon Technologies AG.
xD-Picture Card is een gedeponeerd handelsmerk van Fuji Photo Film Co. Ltd.
IBM is een gedeponeerd handelsmerk van International Business Machines Corporation.
Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
Elk bedrijf waarvan de software wordt genoemd in deze gebruiksaanwijzing heeft een softwarelicentieovereen-
komst voor zijn speciale programma’s.
Alle andere merken en productnamen die in deze gebruiksaanwijzing worden genoemd, zijn gedeponeerde
handelsmerken van de betreffende bedrijven. De uitleg van tekens zoals
®
en
is niet duidelijk beschreven in
de tekst.
VOORZICHTIG
De USB-kabel loskoppelen:
Vooraleer de USB-kabel los te koppelen, klikt u op het pictogram "Unplug or Eject Hardware" (hardware
loskoppelen of uitwerpen) in de taakbalk van Windows(r) Me/2000 of "Safely Remove Hardware"
(hardware veilig verwijderen) in de taakbalk van Windows(r) XP. Wanneer de diskette dan veilig kan
worden verwijderd, koppelt u de USB-kabel los van de computer en de machine.
Controleer met Windows 98 SE of het toegangscontrolelampje niet knippert voor u de USB-kabel
loskoppelt van de computer en de machine.
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
118
Steekpatronen opslaan in het
geheugen van de machine
U kunt veel gebruikte steekpatronen opslaan in het
geheugen van de machine. U kunt maximaal twin-
tig steekpatronen in het geheugen opslaan.
a
Druk op .
b
Druk op .
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm zonder op te slaan.
Op de display ziet u “Opslaan”. Nadat het patroon
is opgeslagen, keert u automatisch terug naar het
oorspronkelijke scherm.
Als het geheugen vol is
Als dit scherm verschijnt wanneer u probeert een
patroon in het geheugen op te slaan, is het geheugen
te vol. Het geselecteerde steekpatroon kan er niet
meer bij. Als u het steekpatroon toch in het geheu-
gen wilt opslaan, moet u eerst een eerder opgesla-
gen steekpatroon wissen.
a
Druk op .
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm zonder op te slaan.
Opmerking
Zet de machine niet uit terwijl “Opslaan” op
de display staat. Dan raakt u het patroon dat
wordt opgeslagen kwijt.
Memo
Het opslaan van een steekpatroon duurt
enkele seconden.
Zie pagina 122 voor meer informatie over
het ophalen van een opgeslagen steekpa-
troon
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
Lettersteken en decoratieve steken
119
4
b
Kies het steekpatroon dat u wilt wissen.
* Druk op zodat het patroon verschijnt dat in
die zak is opgeslagen. Als het opgeslagen steekpa-
troon niet in zijn geheel wordt weergegeven, druk
dan op om het hele steekpatroon te bekijken.
* Druk op als u besluit dat steekpatroon niet
te wissen.
a In de zakken zijn steekpatronen opgeslagen
c
Druk op .
Een bevestigingsbericht verschijnt.
d
Druk op .
* Als u besluit dat steekpatroon niet te wissen, drukt u
op .
Het steekpatroon wordt uit het geheugen gewist en
het nieuwe steekpatroon wordt daarna automatisch
opgeslagen.
a
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
120
Steekpatronen opslaan op USB-
media (in de handel verkrijgbaar)
Wanneer u steekpatronen van de machine naar
USB-media wilt zenden, sluit u het USB-medium
aan op de USB-poort van de machine. Naar
gelang het USB-medium dat u gebruikt, sluit u het
USB-apparaat direct aan op de USB-poort van de
machine of sluit u de USB-kaartschrijf/leesmodule
aan op de USB-poort van de machine.
a
Druk op .
b
Plaats het USB-medium in de USB-poort-
aansluiting op de machine.
a USB-poortaansluiting voor medium
b USB-medium
c
Druk op .
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm zonder op te slaan.
Op de display ziet u “Opslaan”. Nadat het patroon
is opgeslagen, keert u automatisch terug naar het
oorspronkelijke scherm.
Memo
Sommige USB-media zijn misschien niet
bruikbaar bij deze machine. Meer bijzonderhe-
den vindt u op onze website.
Memo
U kunt het USB-medium op elk moment
plaatsen of verwijderen.
Plaats niets anders dan een USB-medium in
de USB-mediumpoortaansluiting. Anders
beschadigt het USB-mediumstation mogelijk.
a
b
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
Lettersteken en decoratieve steken
121
4
Steekpatronen opslaan op de
computer
Met de bijgeleverde USB-kabel kunt u de steekma-
chine aansluiten op uw computer en kunt u tijde-
lijk steekpatronen ophalen van en opslaan op uw
computer.
a
Sluit de USB-kabel aan op de betreffende
USB-poortaansluiting op de computer en op
de machine.
* U kunt de USB-kabel aansluiten op de computer en
de machine, of ze nu ingeschakeld zijn of niet.
a USB-poortaansluiting voor computer
b USB-kabelaansluiting
Het pictogram “Verwisselbare schijf” verschijnt in
“Deze computer” op de computer.
b
Druk op .
c
Druk op .
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm zonder op te slaan.
Het steekpatroon wordt tijdelijk opgeslagen op
“Verwisselbare schijf” onder “Deze computer”.
Opmerking
Zet de machine niet uit terwijl “Opslaan” op
de display staat. Dan raakt u het patroon dat
wordt opgeslagen kwijt.
Opmerking
De aansluitingen op de USB-kabel kunt u
alleen in één richting in een aansluiting ste-
ken. Als het moeilijk is om de aansluiting
aan te sluiten, gebruik dan geen kracht en
controleer de richting van de aansluiting.
Bijzonderheden over de positie van de USB-
poort op de computer vindt u in de handlei-
ding bij de betreffende apparatuur.
a
b
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
122
d
Selecteer het pmu-bestand van het steekpa-
troon en kopieer het bestand naar de com-
puter.
Steekpatronen ophalen uit het
geheugen van de machine
a
Druk op .
In het scherm dat verschijnt kunt u een zak selecte-
ren.
b
Kies het steekpatroon dat u wilt ophalen.
* Druk op zodat het patroon verschijnt dat in
die zak is opgeslagen. Als het opgeslagen steekpa-
troon niet in zijn geheel wordt weergegeven, druk
dan op om het hele steekpatroon te bekijken.
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm zonder op te slaan.
a In de zakken zijn steekpatronen opgeslagen
c
Druk op .
* Druk op om het patroon te wissen.
Het geselecteerde steekpatroon wordt opgehaald en
het naaischerm wordt weergegeven.
Opmerking
Zet de machine niet uit terwijl “Opslaan“ op
de display staat. Dan kunt u gegevens kwijt-
raken.
a
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
Lettersteken en decoratieve steken
123
4
Ophalen van USB-media
U kunt een bepaald steekpatroon ophalen van
USB media of een map op USB media.
Het steekpatroon bevindt zich mogelijk in een
submap.
a
Plaats het USB-medium in de USB-poort-
aansluiting op de machine (zie pagina 120).
b
Druk op .
Steekpatronen en een map in een hoofdmap worden
getoond.
c
Druk op wanneer er een submap is
om twee of meer steekpatronen naar USB
media te sorteren, waarna het steekpatroon
verschijnt in de submap.
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm zonder het steekpatroon op te
halen.
a Mapnaam
b Steekpatronen in een hoofdmap: alleen het eerste
patroon is aangegeven wanneer patronen zijn
gecombineerd.
c Pad
Pad voor weergave van de huidige map bovenaan
de lijst.
Steekpatronen en een map in een submap worden
getoond.
* Druk op om terug te keren naar de vorige
map.
d
Druk op de toets van het steekpatroon dat u
wilt ophalen.
e
Druk op .
* Druk op om het patroon te wissen.
Het geselecteerde steekpatroon wordt opgehaald en
het naaischerm wordt weergegeven.
Ophalen van de computer
a
Sluit de USB-kabel aan op de betreffende
USB-poortaansluiting op de computer en op
de machine (zie pagina 121).
b
Op de computer opent u “Deze computer”
en vervolgens gaat u naar “Verwisselbare
schijf”.
a
b
c
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
124
c
Verplaats/kopieer de patroongegevens naar
“Verwisselbare schijf”.
De steekpatroongegevens op “Verwisselbare schijf”
worden naar de machine geschreven.
d
Druk op .
De patronen op de computer worden weergegeven
in het patronenoverzicht.
e
Druk op de toets van het steekpatroon dat u
wilt ophalen.
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm zonder het steekpatroon op te
halen.
f
Druk op .
* Druk op om het patroon te wissen.
Het geselecteerde steekpatroon wordt opgehaald en
het naaischerm wordt weergegeven.
Opmerking
Maak de USB-kabel niet los terwijl de gege-
vens worden geschreven.
Maak geen mappen op de “Verwisselbare
schijf”. Mappen worden niet weergegeven
en steekpatronen in mappen kunt u dus niet
ophalen.
Opmerking
Het patroon dat u van de computer hebt
opgehaald, wordt tijdelijk op de machine
geschreven. Wanneer u de machine uit-
schakelt, wordt het patroon verwijderd. Als u
het steekpatroon wilt bewaren, moet u het
opslaan op de machine (zie “Steekpatronen
opslaan in het geheugen van de machine”
op pagina 118).
Hoofdstuk 5
Borduren
VOORDAT U GAAT BORDUREN ................126
Borduren stap voor stap.................................................. 126
Borduurvoet “W” bevestigen.......................................... 127
Borduurtafel bevestigen.................................................. 128
Over de borduurtafel .............................................................128
Borduurtafel verwijderen ....................................................... 129
PATRONEN KIEZEN .....................................130
Copyright ............................................................................... 130
Patronenoverzicht.................................................................. 131
Borduurpatronen/Erfstukpatronen/Randpatronen/
Kruissteekpatronen/Bloemletterpatronen selecteren ...... 132
Letterpatronen selecteren Alphabet Character Patterns . 133
Kaderpatronen selecteren............................................... 134
Patronen selecteren van borduurkaarten ........................ 135
Over borduurkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) ................... 135
Patronen kiezen van een USB-medium/computer .......... 135
OVERZICHT DISPLAY VOOR BORDUREN..136
Functies van de toetsen .......................................................... 137
DE STOF VOORBEREIDEN...........................138
Opstrijksteunstof bevestigen........................................... 138
Stof in het borduurraam plaatsen ................................... 139
Soorten borduurramen...........................................................139
Stof plaatsen in borduurraam................................................. 140
Gebruik van het borduurvel ................................................... 141
Kleine stukjes stof, hoeken of randen en lint of band
borduren......................................................................... 141
Kleine stukken stof borduren.................................................. 141
Randen of hoeken borduren...................................................141
Linten of band borduren......................................................... 142
BORDUURRAAM BEVESTIGEN....................143
Borduurraam verwijderen ...................................................... 143
PATROONPOSITIE BEPALEN .......................144
Positie van patroon controleren...................................... 144
Voorbeeld van het patroon bekijken............................... 145
BORDUURPATROON NAAIEN....................146
Aantrekkelijke afwerkingen maken ................................. 146
Borduursteekplaatdeksel ........................................................ 146
Borduurpatronen naaien................................................. 147
Wanneer u handmatig inrijgt.................................................. 148
Applicaties borduren ...................................................... 148
AANPASSINGEN TIJDENS HET
BORDUREN..................................................150
Als de onderdraad bijna op is ......................................... 150
Wanneer de draad afbreekt tijdens het naaien ............... 151
Opnieuw beginnen vanaf het begin ................................ 152
Borduren hervatten nadat u de machine hebt uitgezet ... 152
AANPASSINGEN TIJDENS HET
BORDUREN................................................. 154
Draadspanning aanpassen ...............................................154
Juiste draadspanning...............................................................154
Bovendraad is te strak.............................................................154
Bovendraad is te los................................................................154
Gebruik van de automatische draadknipfunctie
(knippen na kleur) ...........................................................155
Gebruik van de draadknipfunctie
(knippen na springsteek)..................................................155
Borduursnelheid aanpassen .............................................156
Garenkleurscherm wijzigen.............................................157
Borduurraamdisplay wijzigen..........................................158
BORDUURPATROON WIJZIGEN................ 159
Patroonpositie wijzigen ...................................................159
Patroon en naald in de juiste positie zetten .....................159
Grootte wijzigen..............................................................160
Patroon roteren ...............................................................161
Horizontaal gespiegeld patroon maken ...........................162
Steekdichtheid wijzigen
(alleen letter- en kaderpatronen) .....................................162
Kleuren van letterpatronen wijzigen................................163
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE .... 164
Voorzorgsmaatregelen borduurgegevens.........................164
Soorten borduurgegevens die u kunt gebruiken......................164
Welke USB-apparaten/media u kunt gebruiken ......................164
Computers en besturingssystemen met de volgende
specificaties kunt u gebruiken.................................................164
Voorzorgsmaatregelen voor het maken en opslaan
van steekgegevens op de computer.........................................165
Tajima (.dst) borduurgegevens................................................165
Handelsmerken.......................................................................165
Steekpatronen opslaan in het geheugen van de
machine...........................................................................166
Als het geheugen vol is............................................................166
Borduurpatronen opslaan op USB-media
(in de handel verkrijgbaar) ..............................................168
Borduurpatronen opslaan op de computer ......................169
Patronen ophalen uit het geheugen van de machine .......170
Ophalen van USB-media .................................................170
Patronen ophalen van de computer.................................171
BORDUURAPPLICATIE ............................... 173
Applicatie maken met kaderpatroon (1) ..........................173
Applicatie maken met kaderpatroon (2) ..........................174
VOORDAT U GAAT BORDUREN
126
VOORDAT U GAAT BORDUREN
Borduren stap voor stap
Volg onderstaande stappen om de machine voor te bereiden voor borduren.
Stap num-
mer
Doel Handeling Pagina
1 Persvoet bevestigen Bevestig borduurvoet “W”. 127
2 Naald controleren Gebruik naald 75/11 voor borduurwerk. * 36
3 Borduurtafel bevestigen Bevestig de borduurtafel. 128
4 Onderdraad installeren Als onderdraad windt u borduurdraad op. Vervolgens installeert u de spoel. 19
5 Stof voorbereiden Bevestig steunstof aan de stof en bevestig dit in het borduurraam. 138
6 Patroon kiezen Schakel de machine in een selecteer een borduurpatroon. 130
7 Borduurraam bevestigen Bevestig het borduurraam aan de borduurtafel. 143
8 Lay-out controleren Controleer het formaat en de plaats van het borduurwerk en pas deze zo
nodig aan.
144
9 Borduurdraad installeren Installeer de borduurdraad voor het patroon. 25
* Een 90/14 naald wordt aanbevolen wanneer u op zware stoffen of steunstoffen borduurt (bijvoorbeeld spijkerstof, schuim enz.)
Stap 3
Stap
Stap 7 Stap 5
Stap 4
Stap 6,
Stap 9
VOORDAT U GAAT BORDUREN
Borduren
127
5
Borduurvoet “W” bevestigen
a
Druk op de “Naaldstandtoets” om de naald
omhoog te zetten.
b
Druk op .
De toets ziet er zo uit: .
c
Haal de persvoethendel omhoog.
d
Druk op de zwarte toets op de persvoethou-
der en verwijder de persvoet.
a Zwarte toets
b Persvoethouder
Verwijder de persvoet uit de persvoethouder.
e
Gebruik de bijgeleverde schroevendraaier
om de schroef op de persvoethouder los te
draaien en verwijder de persvoethouder.
a Schroevendraaier
b Persvoethouder
c Persvoethouderschroef
Verwijder de persvoethouder.
f
Zet de persvoethendel omlaag.
g
Plaats borduurvoet “W” zo op de pers-
voetstang dat de arm van borduurvoet “W”
de achterkant van de naaldhouder raakt.
VOORZICHTIG
Druk altijd op op het scherm
wanneer u een persvoet bevestigt. Anders
loopt u mogelijk letsel op wanneer kunt per
ongeluk op de “Start/stoptoets” drukt.
Gebruik altijd borduurvoet “W” wanneer u
borduurt. Wanneer u een andere persvoet
gebruikt, raakt de naald de persvoet misschien.
Hierdoor kan de naald buigen of breken en
letsel veroorzaken.
a
b
a c
b
VOORDAT U GAAT BORDUREN
128
h
Draai met de bijgeleverde schroevendraaier
de schroef op de persvoethouder stevig vast.
i
Druk op om alle toetsen te ont-
grendelen.
Borduurtafel bevestigen
Over de borduurtafel
a
Schakel de machine uit en verwijder de
accessoiretafel.
b
Open het deksel van de aansluitingspoort.
c
Steek de verbindingspen van de borduurtafel
op de juiste wijze in het aansluitpunt voor de
borduurtafel op de machine. Duw zacht tot-
dat de borduurtafel op zijn plaats klikt.
a Verbindingspen van de borduurtafel
b Aansluitpunt voor de borduurtafel op de machine
c Transporteurstandschakelaar
VOORZICHTIG
Draai met de bijgeleverde schroevendraaier de
schroef op de persvoethouder stevig vast. Als
de schroef los zit, kan de naald de persvoet
raken. Hierdoor kunt u letsel oplopen.
VOORZICHTIG
Verplaats de machine niet terwijl de borduurtafel
daarop is bevestigd. De borduurtafel kan eraf
vallen en daardoor letsel veroorzaken.
Houd uw handen en andere voorwerpen uit de
buurt van de wagen van de borduurtafel en het
borduurraam wanneer de machine bezig is
met borduren. Anders kunt u letsel oplopen.
Als de borduurtafel niet normaal zoemgeluid.
Dan moet u het initialisatieproces nogmaals
uitvoeren. Dit betekent niet dat het apparaat
slecht functioneert.
Opmerking
U kunt naaisteken naaien ook al is de bor-
duurtafel bevestigd.
Zet de machine uit voordat u de borduurtafel
installeert. Anders kan de machine bescha-
digd raken.
Raak de interne aansluiting van de borduurta-
fel niet aan. Daardoor kunt u de pennen op de
aansluiting van de borduurtafel beschadigen.
Oefen geen zware druk uit op de wagen van
de borduurtafel en til de borduurtafel niet op
aan de wagen. Anders kan de borduurtafel
beschadigd raken.
Berg de borduurtafel op in de daarvoor
bestemde opbergkoffer.
Memo
Wanneer de borduurtafel niet wordt aange-
bracht, schuift u het afdekplaatje weer over
het aansluitpunt.
Opmerking
Let op dat er geen ruimte open blijft tussen
de borduurtafel en de naaimachine. Als er
ruimte open blijft, worden de borduurpatro-
nen niet met de juiste registratie genaaid.
Duw de wagen niet wanneer u de borduurta-
fel aanbrengt op de naaimachine. Wanneer
de wagen wordt verplaatst, kan de borduurt-
afel beschadigd raken.
Zet beslist de transporteurstandschakelaar naar
rechts om de transporteur omlaag te zetten.
b
a
c
VOORDAT U GAAT BORDUREN
Borduren
129
5
d
Zet de hoofdschakelaar aan.
De volgende boodschap verschijnt.
e
Druk op .
De wagen komt in de initialisatiestand te staan.
De melding verdwijnt na 15 seconden of druk op
om door te gaan met de volgende stap.
Borduurtafel verwijderen
a
Druk op of op en vervolgens
op .
De wagen komt in de stand te staan waarin de bor-
duurtafel kan worden verwijderd.
b
Zet de hoofdschakelaar uit.
c
Houd de ontgrendelknop ingedrukt en trek
de borduurtafel uit de machine.
a Ontgrendelknop
Opmerking
Es erscheint eine Bestätigungsmeldung,
dass der Rahmensicherungshebel gesenkt
wird, nachdem der Wagen in seine Startpo-
sition gefahren ist.
VOORZICHTIG
Verwijder het borduurraam altijd voordat u op
drukt. Anders kan het borduurraam de
borduurvoet raken en letsel veroorzaken.
De borduurtafel past niet in de opbergkoffer
als u deze stap niet volgt.
Opmerking
Controleer goed of de machine uit staat.
Anders kan de machine beschadigd raken.
VOORZICHTIG
Til de borduurtafel niet op aan het gedeelte van
de ontgrendelknop.
a
PATRONEN KIEZEN
130
PATRONEN KIEZEN
Copyright
De in de naaimachine en op de borduurkaarten opgeslagen patronen zijn slechts bedoeld voor privé-gebruik.
Enig openbaar of commercieel gebruik van patronen waarop copyright rust is een overtreding van de wet op
auteursrechten en is ten strengste verboden.
Er zijn veel letterpatronen en decoratieve borduurpatronen opgeslagen in het geheugen van de machine (een
volledig overzicht van de patronen in het geheugen van de machine vindt u in de BEKNOPTE BEDIENINGS-
GIDS). U kunt ook patronen van de borduurkaarten gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar).
Nadat de machine geinitialiseerd is en de wagen op de beginstand is gaan staan, verschijnt het scherm met het
patronenoverzicht.
Mocht er een ander scherm verschijnen, druk dan op om het onderstaande scherm weer te geven.
a Borduurpatronen
b Erfstukpatronen
c Randpatronen
d Kruissteekpatronen
e Bloemletterpatronen
f Letterpatronen
g Kaderpatronen
h Patroon van borduurkaart (afzonderlijk verkrijgbaar)
i In het geheugen opgeslagen patronen (zie pagina 170)
j Op USB-medium opgeslagen patronen (zie pagina 170)
k Op de computer opgeslagen patronen (zie pagina 171)
a
b
d
g
i
e
h
j
c
f
k
PATRONEN KIEZEN
Borduren
131
5
Patronenoverzicht
Er zijn zeven categorieën patronen op deze machine. geeft aan dat er meer dan een patronenover-
zicht is voor die categorie.
Borduurpatronen
Erfstukpatronen
Randpatronen
Kruissteekpatronen Bloemletterpatronen
Letterpatronen
Kaderpatronen
PATRONEN KIEZEN
132
Borduurpatronen/Erfstukpatro-
nen/Randpatronen/Kruissteekpa-
tronen/Bloemletterpatronen
selecteren
a
Kies het soort patroon dat u wilt borduren.
b
Druk op de toets van het patroon dat u wilt
borduren.
* Druk op om naar de volgende pagina te
gaan.
* Druk op om naar de vorige pagina te gaan.
Het geselecteerde patroon wordt weergegeven.
c
Druk op om het patroon in spiegel-
beeld te borduren.
* Als u per ongeluk een verkeerd patroon hebt geko-
zen, druk dan op de toets van het patroon dat u wel
wilt borduren.
d
Druk op .
De display voor borduren verschijnt.
e
Ga door met zie “OVERZICHT DISPLAY
VOOR BORDUREN” op pagina 136 om het
patroon te borduren.
* Als u naar het vorige scherm terug wilt gaan of een
ander patroon wilt kiezen, drukt u op .
PATRONEN KIEZEN
Borduren
133
5
Letterpatronen selecteren Alpha-
bet Character Patterns
a
Druk op .
b
Druk op de toets van het lettertype dat u
wilt borduren.
c
Druk op om het keuze-
overzicht te wijzigen en geef op welke let-
ters u wilt borduren.
* Als u de grootte van een letter wilt wijzigen, selec-
teert u de letter en drukt u op om de grootte
te wijzigen. Telkens wanneer u op de toets drukt,
verandert de grootte van groot, naar medium naar
klein.
* Als u per ongeluk verkeerd kiest, druk dan op
om uw fout te wissen.
* Als het patroon te klein is om het goed te kunnen
zien, kunt u het controleren met .
Memo
Als u letters toevoegt nadat u de grootte hebt
gewijzigd, worden de nieuwe letters ingevoerd
in de grootte die u hebt gekozen.
U kunt de grootte van de ingevoerde letters
niet wijzigen nadat u een letterpatroon hebt
gecombineerd.
PATRONEN KIEZEN
134
d
Druk op .
De display voor borduren verschijnt.
e
Ga door met zie “OVERZICHT DISPLAY
VOOR BORDUREN” op pagina 136 om het
patroon te borduren.
* Als u naar het vorige scherm terug wilt gaan of een
ander patroon wilt kiezen, drukt u op .
Kaderpatronen selecteren
a
Druk op .
b
Druk boven in het scherm op de toets met
de kadervorm die u wilt borduren.
a Kadervormen
b Kaderpatronen
Onder in het scherm verschijnen diverse kaderpa-
tronen met de geselecteerde vorm.
c
Druk op de toets van het kaderpatroon dat
u wilt borduren.
*
Als u per ongeluk een verkeerd patroon hebt gekozen, druk
dan op de toets van het patroon dat u wel wilt borduren.
Het geselecteerde patroon verschijnt op het scherm.
d
Druk op .
De display voor borduren verschijnt.
a
b
PATRONEN KIEZEN
Borduren
135
5
e
Ga door met zie “OVERZICHT DISPLAY
VOOR BORDUREN” op pagina 136 om het
patroon te borduren.
* Als u naar het vorige scherm terug wilt gaan of een
ander patroon wilt kiezen, drukt u op .
Patronen selecteren van borduur-
kaarten
Over borduurkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)
Gebruik alleen borduurkaarten die speciaal voor
deze machine zijn vervaardigd. Bij gebruik van
andere kaarten kan de machine onjuist gaan
werken.
In het buitenland aangeschafte borduurkaarten
kunt u niet gebruiken bij deze machine.
Berg uw borduurkaarten op in de koffer.
a
Steek de kaart geheel in de opening voor
borduurkaarten aan de rechterkant van de
machine.
* Plaats de borduurkaart zo dat het uiteinde met de
pijl erop aan de voorkant zit.
b
Druk op .
De patronen op de borduurkaart verschijnen op het
scherm met het patronenoverzicht.
c
Volg de stappen op pagina 132 om een
patroon te selecteren.
Patronen kiezen van een USB-
medium/computer
Hoe u patronen ophaalt van een computer of USB-
medium leest u op pagina 170 t/m 172.
Opmerking
U mag een borduurkaart alleen plaatsen of
verwijderen wanneer u op het
scherm ziet of wanneer de machine uit
staat.
Plaats de borduurkaart niet in een andere
richting dan aangegeven op de kaart wordt
en forceer de kaart niet in de opening.
Plaats beslist geen andere voorwerpen dan
borduurkaarten in de opening. Anders kan
de machine beschadigd raken.
OVERZICHT DISPLAY VOOR BORDUREN
136
OVERZICHT DISPLAY VOOR BORDUREN
a Hier verschijnt de persvoetcode.
Bevestig borduurvoet “W” voor alle borduurwerken. Wanneer het persvoetsymbool op het scherm verschijnt, kunt u
borduren.
b Hiermee wordt de grens voor borduren met het extra grote borduurraam (30 cm × 18 cm (ca. 12 inch × 7 inch))
getoond.
c Hier wordt een voorbeeld van het geselecteerde patroon getoond.
d Hier wordt de grootte van het geselecteerde patroon getoond.
e Hier wordt getoond hoe ver de patroonpositie zich vanaf het midden bevindt (wanneer u de standaardpatroonpositie
verplaatst).
f Hiermee wordt getoond hoeveel steken er in het geselecteerde patroon zijn en hoeveel steken er tot nu toe zijn
geborduurd.
g Geeft aan hoeveel tijd u nodig hebt om het patroon te borduren en hoeveel tijd er tot nu toe is verlopen bij het bordu-
ren van het patroon (de tijd voor het verwisselen en automatisch afsnijden van draden is hier niet bij inbegrepen).
h Toont het aantal kleuren in het geselecteerde patroon en het nummer van de kleur die u momenteel borduurt.
i Toont het deel van het borduurwerk dat wordt geborduurd met de eerste garenkleur.
j Toont de volgorde waarin de kleuren worden geborduurd.
k Toont de borduurramen die u bij het geselecteerde patroon kunt gebruiken. Gebruik het juiste borduurraam (zie
pagina 139).
l Toont hoeveel aantal graden het patroon wordt gedraaid.
* De functie van elke toets wordt op de volgende pagina uitgelegd.
a
b
c
d
e
fg
h
i
j
k
l
OVERZICHT DISPLAY VOOR BORDUREN
Borduren
137
5
Functies van de toetsen
Met deze toetsen kunt u de grootte van het patroon wijzigen, het patroon roteren (draaien) enz.
Nr. Display Toetsnaam Uitleg Pagina
m Patroonafbeelding-
toets
Druk op deze toets om een voorbeeld te krijgen van het geborduurde patroon. 145
n Pijltjestoetsen
( Centreertoets)
Met de pijltjestoetsen verplaatst u het patroon in de betreffende richting. (Met de
centreertoets zet u het patroon terug in het midden van het borduurgebied.)
159
o Rotatietoets Met deze toets kunt u het patroon draaien. U kunt het patroon 1 graad, 10 gra-
den of 90 graden per keer draaien.
161
p Groottetoets Met deze toets kunt u de grootte van het patroon wijzigen. 160
q Steekdichtheidtoets Met deze toets wijzigt u de steekdichtheid van letter- of kaderpatronen. 162
r Horizontale spiegel-
toets
Met deze toets spiegelt u het patroon horizontaal. 162
s Meerkleurentoets Met deze toets wijzigt u de kleur van elke letter bij het naaien van letterpatro-
nen.
163
t Geheugentoets Met deze toets slaat u een patroon op in het geheugen, op een USB-medium of
op een computer.
166-169
u Terugtoets Met deze toets keert u terug naar het patronenoverzicht.
v Knip-/spanningstoets Met deze toets geeft u automatisch draadknippen, draadknippen of de draads-
panning op. Voor borduren zijn deze functies automatisch ingesteld.
154-155
w Vooruit/achteruittoets Met deze toets verplaatst u de naald vooruit of achteruit in het patroon. Dit is
handig als de draad tijdens het naaien is afgebroken of als u weer vanaf het
begin wilt beginnen.
151-152
x Beginpunttoets Met deze toets stemt u de beginpositie van de naald af op de patroonpositie. 159
y Controletoets Met deze toets controleert u de positie van het patroon. Het borduurraam gaat
naar de gewenste positie, zodat u kunt controleren of er voldoende ruimte is om
het patroon te naaien.
144
Opmerking
Sommige functies zijn niet beschikbaar bij bepaalde patronen. Als de toets lichtgrijs is, kunt u die func-
tie niet gebruiken bij het geselecteerde patroon.
t
n
u
m
p
o
q
v
x
r
s
w
y
DE STOF VOORBEREIDEN
138
DE STOF VOORBEREIDEN
Opstrijksteunstof bevestigen
Voor het beste resultaat in borduurwerk gebruikt u
altijd borduursteunstof. Volg de aanwijzingen op
de verpakking van de steunstof die u gebruikt.
Werkt u met stoffen die niet gestreken kunnen
worden (zoals badstof of stoffen met lussen die
groter worden bij het strijken) of met gedeelten die
u niet gemakkelijk kunt strijken. Leg dan de steun-
stof onder de stof zonder deze te bevestigen en
plaats de stof plus steunstof vervolgens in het bor-
duurraam. Of vraag aan uw erkende dealer wat de
juiste steunstof is.
a
Gebruik een stuk steunstof dat groter is dan
het borduurraam.
a Grootte van het borduurraam
b Opstrijksteunstof
b
Strijk de steunstof vast op de achterkant van
de stof.
a Bevestigingskant van de steunstof
b Stof (achterkant)
VOORZICHTIG
Gebruik stof van minder dan 3 mm (ca. 1/8 inch) dik. Met stof van meer dan 3 mm (ca. 1/8 inch) dik
breekt de naald wellicht.
Wanneer u werkt met lagen met dikkere wattering, is het aan te raden de persvoethoogte aan te passen in
het borduurinstellingenscherm (zie hieronder).
Voor dikke badstof raden we u aan een stuk wateroplosbare steunstof boven op de voorkant van de stof te
plaatsen. Hierdoor wordt de vleug van de stof verkleind, hetgeen een mooiere afwerking geeft.
Opmerking
Druk op en pas met en in het scherm PERSVOETHOOGTE de hoogte van de pers-
voet aan.
VOORZICHTIG
Gebruik altijd borduursteunstof voor
stretchstof, lichte stof, grof geweven stof of
stof waarbij het patroon kan gaan trekken.
Anders kan de naald breken en hierdoor kunt u
letsel oplopen. Als u geen steunstof gebruikt,
kan dit tot een slechte afwerking van uw
borduurwerk leiden.
Memo
Borduurt u op dunne stof, zoals organdie of
batist, of op ruwharige stof zoals badstof of
corduroy? Dan krijgt u het beste resultaat
met wateroplosbare steunstof (afzonderlijk
verkrijgbaar). De wateroplosbare steunstof
lost volledig op in water, waardoor het bor-
duurwerk een mooiere afwerking verkrijgt.
a b
a
b
DE STOF VOORBEREIDEN
Borduren
139
5
Stof in het borduurraam plaatsen
Soorten borduurramen
Een borduurframe van 26 cm × 16 cm (ong. 10-1/4 inch × 6-1/4 inch) is geschikt.
De verschillende borduurramen staan in de display.
a Kan worden gebruikt
b Kan worden gebruikt niet
Extra groot Groot Medium Klein
Hiermee kunt u een vlak van
30 cm × 18 cm
(ca. 12 inch × 7 inch) borduren
Hiermee kunt u een vlak van
18 cm × 13 cm
(ca. 7 inch × 5 inch) borduren
Hiermee kunt u een vlak van
10 cm × 10 cm
(ca. 4 inch × 4 inch) borduren
Hiermee kunt u een vlak van
2 cm × 6 cm
(ca. 1 inch × 2-1/2 inch) borduren
Te gebruiken wanneer u verbon-
den of gecombineerde letters of
patronen of grote patronen bor-
duurt.
Te gebruiken voor borduurpatro-
nen tussen 10 cm × 10 cm (ca.
4 inch × 4 inch) en 18 cm × 13 cm
(ca. 7 inch × 5 inch).
Te gebruiken voor borduurpatronen
van minder dan 10 cm x 10 cm (ca.
4 inch
×
4 inch).
Te gebruiken voor het borduren
van namen of heel kleine patro-
nen.
ab
VOORZICHTIG
Als u een te klein borduurraam gebruikt, kan de persvoet het raam tijdens het borduren raken. Hierdoor
kunt u letsel oplopen.
DE STOF VOORBEREIDEN
140
Stof plaatsen in borduurraam
a
Haal de afstelschroef omhoog en draai deze
los om het binnenraam te verwijderen.
a Afstelschroef
b Binnenraam
b
Leg de stof met de voorkant naar boven op
het buitenraam.
Plaats het binnenraam opnieuw in het bui-
tenraam met van het binnenraam
tegenover van het buitenraam.
a Binnenraam
b Buitenraam
c Afstelschroef
c
Draai de afstelschroef licht aan en trek aan
de randen en de hoeken van de stof om de
stof glad te trekken. Draai de schroef niet
los.
d
Trek de stof enigszins strak en draai de
afstelschroef vast, zodat de stof licht
gespannen blijft.
* Nadat u aan de stof hebt getrokken, controleert u of
de stof strak is.
* Let op dat de binnen- en buitenramen gelijk zijn
voordat u begint met borduren.
a Buitenraam
b Binnenraam
c Stof
Opmerking
Als u de stof losjes in het borduurraam
plaatst, wordt het borduurontwerp niet goed
genaaid. Leg de stof op een gelijkmatig
oppervlak en trek de stof voorzichtig strak in
het raam. Volg onderstaande stappen om de
stof op de juiste wijze te plaatsen.
a
b
a
b
c
Memo
Wanneer u het extra grote borduurraam
gebruikt, draait u de afstelschroeven boven op
en onder op het raam zo vast dat de ruimten
aan de boven- en onderkant van het raam
gelijk zijn.
Memo
Trek aan alle vier de hoeken en alle vier de
randen aan de stof. Terwijl u aan de stof trekt,
draait u de afstelschroef van het raam vast.
ab
c
DE STOF VOORBEREIDEN
Borduren
141
5
e
Zet de afstelschroef in de oorspronkelijke
stand.
Gebruik van het borduurvel
Wanneer u het patroon op een speciale plek wilt
borduren, gebruikt u het borduurvel met het raam.
a
Markeer met een krijtje de plek op de stof
waar u wilt borduren.
a Borduurpatroon
b Markering
b
Leg het borduurvel op het binnenraam. Laat
de lijnen op het borduurvel samenvallen
met de markering die u op de stof hebt
gemaakt.
a Binnenraam
b Lijn
c
Rek de stof enigszins, zodat vouwen en
kreukels verdwijnen. Plaats vervolgens het
binnenraam in het buitenraam.
a Binnenraam
b Buitenraam
d
Verwijder het borduurvel.
Kleine stukjes stof, hoeken of ran-
den en lint of band borduren
Gebruik borduursteunstof voor extra steun. Ver-
wijder de steunstof voorzichtig nadat u klaar bent
met borduren. Bevestig de steunstof zoals hieron-
der aangegeven. We raden u aan borduursteunstof
te gebruiken.
Kleine stukken stof borduren
Gebruik textiellijm om het kleine stukje stof op het
grotere stuk stof in het borduurraam te plakken.
Als u liever geen textiellijm gebruikt, bevestigt u de
steunstof met rijgsteken.
a Stof
b Steunstof
Randen of hoeken borduren
Gebruik textiellijm om het kleine stukje stof op het
grotere stuk stof in het borduurraam te plakken.
Als u liever geen textiellijm gebruikt, bevestigt u de
steunstof met rijgsteken.
a Stof
b Steunstof
a
b
a
b
a
b
b
a
a b
DE STOF VOORBEREIDEN
142
Linten of band borduren
Zet het lint of het band vast met dubbelzijdig plak-
band of wat textiellijm.
a Lint of band
b Steunstof
a
b
BORDUURRAAM BEVESTIGEN
Borduren
143
5
BORDUURRAAM BEVESTIGEN
a
Druk op de “Persvoettoets” om de persvoet
omhoog te zetten.
b
Laat de borduurraamgeleider langs de rech-
terrand van de borduurraamhouder vallen.
a Borduurraamhouder
b Borduurraamgeleider
c
Schuif het borduurraam in de houder. Zorg
dat van het borduurraam tegenover
op de houder staat.
a Pijl
d
Zet de raambevestigingshendel omlaag, op
gelijk niveau met het raam. Zo zet u het bor-
duurraam vast in de borduurraamhouder.
a Raambevestigingshendel
Borduurraam verwijderen
a
Zet de raambevestigingshendel omhoog.
b
Trek het borduurraam naar u toe.
Opmerking
Wind de spoel op en plaats de spoel voordat u het borduurraam aanbrengt.
a
b
a
VOORZICHTIG
Als u de raambevestigingshendel niet omlaag zet,
wordt het borduurpatroon mogelijk niet goed
genaaid, of raakt de persvoet het borduurraam,
waardoor u mogelijk letsel oploopt.
a
PATROONPOSITIE BEPALEN
144
PATROONPOSITIE BEPALEN
Normaliter bevindt het patroon zich midden in het borduurraam.
Alvorens te gaan borduren kunt u de plaatsing controleren en wijzigen.
Positie van patroon controleren
Het borduurraam verplaatst zich en de patroonpo-
sitie wordt weergegeven. Let goed op het borduur-
raam zodat het patroon op de juiste plaats wordt
geborduurd.
a
Druk op .
Het volgende scherm verschijnt.
b
Druk in op de toets voor de positie
die u wilt controleren.
a Geselecteerde positie
De naald verplaatst zich naar de geselecteerde posi-
tie op het patroon.
Memo
Druk op om het hele borduurgebied te
zien. Het borduurraam verplaatst zich en het
borduurvlak wordt weergegeven.
VOORZICHTIG
Zorg dat de naald omhoog staat wanneer het
borduurraam zich verplaatst. Als de naald
omlaag staat, kan de naald breken en letsel
veroorzaken.
a
PATROONPOSITIE BEPALEN
Borduren
145
5
Voorbeeld van het patroon bekijken
a
Druk op .
U ziet een voorbeeld van het patroon zoals het
wordt geborduurd..
b
Druk op om het borduur-
raam te kiezen dat in het voorbeeld wordt
gebruikt.
* Ramen die lichtgrijs zijn weergegeven, kunt u niet
selecteren.
* Druk op om een voorbeeld over het gehele
scherm te krijgen.
* U kunt het patroon borduren zoals het verschijnt op
het volgende scherm.
U kunt beginnen vanuit dit scherm door op de
“Start/stoptoets” te drukken.
c
Druk op om terug te gaan naar het
oorspronkelijke scherm.
BORDUURPATROON NAAIEN
146
BORDUURPATROON NAAIEN
Aantrekkelijke afwerkingen maken
Bij het maken van mooi borduurwerk komen vele factoren kijken. Het gebruik van de juiste steunstof (zie
pagina 138) en bevestiging van de stof in het borduurraam (zie pagina 139) zijn twee belangrijke factoren
die we reeds hebben genoemd. Een ander belangrijk punt is de keuze van de juiste naald en draad. Zie
de onderstaande uitleg over draad.
Borduursteekplaatdeksel
Afhankelijk van het soort stof, steunstof of garen dat
u gebruikt, kan de bovendraad onder bepaalde
omstandigheden gaan lussen. Plaats in dat geval het
bijgeleverde deksel op de steekplaat. Plaats hiertoe
de twee uitsteeksels op de onderkant van het deksel
in de inkepingen op de steekplaat zoals hieronder
aangegeven.
a Gleuf
b Uitsteeksel
c Inkeping
Wilt u dit deksel verwijderen, leg dan uw nagel in
de gleuf, waarna u het deksel eruit tilt.
Draad Bovendraad Gebruik borduurgaren of country borduurgaren dat speciaal voor deze naaimachine bestemd is.
Ander borduurgaren geeft mogelijk geen optimale resultaten.
Onderdraad Gebruik als onderdraad borduurgaren dat speciaal voor deze naaimachine bestemd is.
Wanneer u werkt met andere soorten borduuronderdraad, gebruikt u het spoelhuis (roze schroef) dat wordt
geleverd bij deze machine (Het spoelhuis dat oorspronkelijk is geïnstalleerd op de machine heeft een groene
schroef).(In pagina 210 leest u hoe u het spoelhuist verwijdert.)
Memo
Als u ander garen gebruikt dan het hierboven vermelde, wordt het borduurwerk mogelijk niet goed
genaaid.
Opmerking
Controleer vóór het borduren of er genoeg draad in de spoel zit. Als u doorgaat met naaien met onvol-
doende garen in de spoel, kan de draad verstrikt raken.
Laat geen voorwerpen liggen binnen het bereik van het bewegende borduurraam. Het raam kan het
voorwerp raken, waardoor het borduurpatroon mogelijk slecht wordt afgewerkt.
Wanneer u grote kledingstukken borduurt (vooral jasjes of andere zware stoffen), moet u zorgen dat de
stof niet over de tafel hangt. Anders kan de borduurtafel niet vrij bewegen, waardoor het patroon moge-
lijk anders uitvalt dan verwacht.
a
b
c
VOORZICHTIG
Druk het borduursteekplaatdeksel zo ver
mogelijk op de steekplaat. Als het
steekplaatdeksel niet stevig bevestigd is, kan
de naald breken.
Opmerking
Gebruik het borduursteekplaatdeksel niet bij
andere toepassingen dan borduurwerk.
BORDUURPATROON NAAIEN
Borduren
147
5
Borduurpatronen naaien
Voorbeeld:
a Volgorde borduurkleuren
b Cursor
a
Rijg de machine in met de eerste kleur (zie
“Inrijgen met de Automatisch inrijgentoets”
op pagina 25).
b
Druk op de “Persvoettoets” om de persvoet
omlaag te zetten en druk op de “Start/stop-
toets” om te beginnen met borduren.
Nadat de eerste kleur helemaal is geborduurd, knipt
de machine de draden automatisch af en stopt
daarna. Vervolgens wordt de persvoet automatisch
omhoog gezet.
Op het borduurkleurvolgordescherm komt de vol-
gende kleur bovenaan te staan.
c
Verwijder het garen voor de eerste kleur uit
de machine. Rijg de machine in met de vol-
gende kleur.
d
Herhaal dezelfde stappen voor het bordu-
ren van de overige kleuren.
Wanneer de laatste kleur is genaaid, verschijnt
“Naaien beëindigen” op het scherm. Druk op (OK)
en het oorspronkelijke scherm verschijnt weer.
Memo
De [+] cursor verplaatst zich over het patroon
en geeft aan welk gedeelte van het patroon op
dat moment wordt geborduurd.
b
a
Memo
Als er nog een stuk draad aan het begin van
het naaien is overgebleven, naait u hier mis-
schien overheen wanneer u doorgaat met de
rest van het patroon. Als het gehele patroon
eenmaal geborduurd is, is het erg lastig om
het extra stuk draad nog te verwijderen. Knip
de overtollige draad dus aan het begin af.
Memo
De draadknipfunctie is oorspronkelijk inge-
steld om overtollige overspringende draden af
te knippen (waar patronen met elkaar worden
verbonden). Er kan een stukje bovendraad
achterblijven op de stof bij het begin van het
stiksel, afhankelijk van het gebruikte soort
draad en stof. Snij dit overtollige stukje draad
af wanneer u klaar bent met borduren.
*Wanneer de functie is uitgeschakeld, knip
dan met een schaar de overtollige oversprin-
gende draden af nadat het patroon klaar is.
Zie pagina 155 voor informatie over de draad-
knipfunctie.
BORDUURPATROON NAAIEN
148
Wanneer u handmatig inrijgt
a
Rijg de machine in met de eerste kleur
(zie “Handmatig inrijgen” op pagina 27).
b
Zet de persvoet omlaag en druk vervolgens
op de “Start/stoptoets” om te beginnen met
borduren. Druk na vijf à zes steken nog-
maals op de “Start/stoptoets” om de
machine te stoppen.
c
Knip de overtollige draad aan het eind van
de naad af. Als het eind van de naad zich
onder de persvoet bevindt, zet u de pers-
voet omhoog en knipt u de overtollige
draad daarna af.
d
Druk opnieuw op de “Start/stoptoets” om
de machine weer te starten.
e
Herhaal stap c en d van het vorige
gedeelte.
Applicaties borduren
Bij sommige patronen is een applicatie in het
patroon nodig.
Bij het borduren van patronen met een applicatie
staat er in het borduurkleurvolgordescherm eerst
“Applicatiemateriaal”, “Applicatiepositie” en
“Applicatie” en daarna de volgorde van de kleuren
van het patroon om de applicatie heen.
a
Strijk de steunstof vast op de achterkant van
het applicatiemateriaal.
a Applicatiematerieal (katoen, vilt, enz.)
b Opstrijksteunstof
b
Plaats het applicatiemateriaal op het bor-
duurraam en druk vervolgens op de “Start/
stoptoets” om de omtrek van de applicatie
te naaien.
a Omtrek van de applicatie
b Applicatiemateriaal
De machine naait rond de omtrek van de stukken
applicatie en stopt dan.
Memo
Als er nog een stuk draad aan het begin van
het naaien is overgebleven, naait u hier mis-
schien overheen wanneer u doorgaat met de
rest van het patroon. Als het gehele patroon
eenmaal geborduurd is, is het erg lastig om
het extra stuk draad nog te verwijderen. Knip
de overtollige draad dus aan het begin af.
Memo
Afhankelijk van de instelling voor de volgorde
van de borduurkleuren op de display ziet u
, of .
Memo
De borduurprocedure is gelijk aan de proce-
dure op pagina pagina 147 t/m 148.
a
b
a
b
BORDUURPATROON NAAIEN
Borduren
149
5
c
Verwijder het applicatiemateriaal uit het
borduurraam en knip het voorzichtig af
langs het stiksel. Verwijder vervolgens zorg-
vuldig alle stikdraad.
* Knip zorgvuldig het patroon uit op de omtrek die u
zojuist hebt genaaid. Knip niet binnen het gebied
van de steken, want dan zal de applicatiesteek de
applicatie niet pakken.
d
Plaats de basisstof op het borduurraam.
a Basisstof
e
Druk op de “Start/stoptoets” om de positie
van de applicatie te naaien.
* Gebruik dezelfde kleur garen als u wilt gebruiken
om de applicatie te bevestigen in stap g.
a Applicatiepositie
b Basisstof
De machine naait rond de positie van de applicatie
en stopt dan.
f
Breng enige textiellijm aan op de achterkant
van de applicatie en bevestig het op de
applicatiepositie volgens het omtrekstiksel.
g
Druk op de “Start/stoptoets”.
Vervolgens wordt de applicatie voltooid.
h
Verwissel de bovendraad en voer de rest
van het borduurwerk uit.
a
a
b
Memo
Als het applicatiemateriaal erg licht is, moet u
misschien geschikt verstevigingsmateriaal op
de achterkant aanbrengen om de stof te ver-
stevigen en de applicatie aan te brengen.
Breng de applicatie met een strijkijzer op de
gewenste plaats aan.
Haal de stof niet uit het raam om het applica-
tiemateriaal erop te strijken.
Memo
Sommige patronen tonen niet alle drie de
applicatiestappen. Soms wordt de applicatie-
stap op het scherm getoond als een kleur.
Memo
Hierbij komt mogelijk enige lijm op de pers-
voet, naald en de steekplaat terecht. Bor-
duur eerst het applicatiepatroon af en
verwijder dan de lijm.
Voor een optimaal naairesultaat knipt u alle
draden af tussen de kleurstappen.
AANPASSINGEN TIJDENS HET BORDUREN
150
AANPASSINGEN TIJDENS HET BORDUREN
Als de onderdraad bijna op is
Wanneer de onderdraad bijna op raakt tijdens het
borduren stopt de machine en verschijnt de vol-
gende boodschap. Druk op en rijg de
onderdraad opnieuw in volgens onderstaande
aanwijzingen. U kunt nog tien steken naaien zon-
der de machine opnieuw in te rijgen, wanneer u
drukt op . De machine stopt na tien steken
te hebben genaaid.
a
Druk op .
De wagen verplaatst zich en de draad wordt auto-
matisch afgeknipt.
b
Ontgrendel de raambevestigingshendel en
verwijder het borduurraam.
* Druk daarbij niet te hard op de stof. Anders kan de
stof los in het borduurraam gaan zitten.
c
Plaats een opgewonden spoel in de machine
en bevestig het borduurraam weer.
d
Druk op .
De wagen gaat terug naar zijn oorspronkelijke
stand.
e
U kunt teruggaan naar de plek in het
patroon waar u stopte met naaien, door
stap
c t/m f in het volgende gedeelte te
volgen.
Opmerking
Stoot niet tegen de wagen van de borduurtafel of de persvoet wanneer u het borduurraam verwijdert of
bevestigt. Anders wordt het patroon niet juist geborduurd.
AANPASSINGEN TIJDENS HET BORDUREN
Borduren
151
5
Wanneer de draad afbreekt tij-
dens het naaien
a
Druk op de “Start/stoptoets” om de
machine te stoppen.
b
Als de bovendraad afgebroken is, rijg de
bovendraad dan opnieuw in. Als de
spoeldraad afgebroken is, drukt u op
en volgt u de aanwijzingen in stap
a t/m d van het vorige gedeelte om de
spoel opnieuw te installeren.
c
Druk op .
d
Druk op , of om de naald
het juiste aantal steken terug te zeggen naar
de plek waar de draad afbrak.
* Als u niet terug kunt gaan naar de plaats waar de
draad is afgebroken, druk dan op om de kleur
te selecteren en naar de beginpositie van de geselec-
teerde kleur te gaan. Ga daarna met , ,
of vooruit naar de positie iets vóór de plaats
waar de draad is afgebroken.
e
Druk op om terug te gaan naar het
oorspronkelijke scherm.
f
Druk op de “Persvoettoets” om de persvoet
omlaag te zetten en druk op de “Start/stop-
toets” om te verder te gaan met borduren.
AANPASSINGEN TIJDENS HET BORDUREN
152
Opnieuw beginnen vanaf het
begin
a
Druk op .
b
Druk op .
Het borduurraam verplaatst zich zo dat de naald
terugkeert naar de beginstand van het patroon.
c
Druk op de “Persvoettoets” om de persvoet
omlaag te zetten en begin met naaien.
Borduren hervatten nadat u de
machine hebt uitgezet
De huidige kleur en het huidige steeknummer
worden opgeslagen wanneer u stopt met bordu-
ren. De volgende keer dat u de machine inscha-
kelt, kunt u kiezen of u de gestopte naaihandeling
wilt voortzetten of niet.
a Huidige steeknummer toen het borduren werd
gestopt
a
Zet de hoofdschakelaar aan.
b
Volg de instructies op het scherm en verwij-
der de borduurring.
De volgende boodschap verschijnt.
Memo
Ook al valt de stroom uit midden in het bor-
duurwerk, wanneer u de machine weer
inschakelt, gaat de machine terug naar het
punt waar het borduurwerk was gestopt.
Opmerking
Verwijder de borduurtafel niet, anders blijft het
ontwerp niet bewaard in het geheugen.
a
AANPASSINGEN TIJDENS HET BORDUREN
Borduren
153
5
c
Druk op de .
Het vorige naaischerm dat werd weergegeven voor-
dat de machine werd uitgeschakeld, verschijnt.
d
Ga door met borduren.
a Steeknummer wanneer het borduren wordt hervat
Memo
Als u een nieuwe handeling wilt starten, drukt
u op de zodat het patroonkeuzes-
cherm verschijnt.
a
AANPASSINGEN TIJDENS HET BORDUREN
154
AANPASSINGEN TIJDENS HET BORDUREN
Draadspanning aanpassen
Bij het borduren moet u de draadspanning zo
instellen dat de bovendraad net zichtbaar is aan de
achterkant van de stof.
Juiste draadspanning
Het patroon is zichtbaar aan de achterkant van de
stof. Als de draadspanning niet juist is ingesteld,
wordt het patroon niet mooi afgewerkt. De stof kan
gaan trekken of de draad kan breken.
Volg een van de onderstaande procedures om de
draadspanning aan te passen aan de situatie.
Bovendraad is te strak
De spanning van de bovendraad is te hoog. Hier-
door is de onderdraad zichtbaar aan de voorkant
van de stof.
a
Druk op .
b
Druk op om de spanning van de boven-
draad lager te zetten. (De spanningwaarde
wordt lager.)
c
Druk op .
Bovendraad is te los
De spanning van de bovendraad is te laag. Hierdoor
is de bovendraad te los en kunnen lussen ontstaan
aan de voorkant van de stof.
a
Druk op .
b
Druk op om de spanning van de boven-
draad hoger te zetten. (De spanningwaarde
wordt hoger.)
c
Druk op .
(Voorkant) (Achterkant)
Opmerking
Als de draadspanning heel laag is ingesteld,
is het mogelijk dat de machine tijdens het
borduren zelf stopt. Dit betekent niet dat de
naaimachine niet goed functioneert. Ver-
hoog de draadspanning een beetje en ga
weer door met borduren.
Memo
Als u de machine uitzet of een ander
patroon kiest, keert de draadspanning weer
terug op de automatische standaardinstel-
ling.
Wanneer u een in het geheugen opgeslagen
patroon ophaalt, is de instelling van de
draadspanning daarvan hetzelfde als toen u
het patroon in het geheugen opsloeg.
(Voorkant) (Achterkant)
(Voorkant) (Achterkant)
AANPASSINGEN TIJDENS HET BORDUREN
Borduren
155
5
Gebruik van de automatische
draadknipfunctie (knippen na
kleur)
De automatische draadknipfunctie knipt de
draad af na elke kleur.
Deze functie is aanvankelijk ingeschakeld. Als u
deze functie wilt uitschakelen, druk dan op
en vervolgens op .
Deze functie kan aan en
uit worden geschakeld tijdens het borduren.
* Wanneer u de machine uitschakelt, keert deze
instelling terug naar zijn standaardinstelling .
a
Druk op .
b
Druk op om END COLOR TRIM
(knippen na kleur) uit te schakelen..
De toets ziet er zo uit:
* Wanneer een kleurdraad is genaaid, stopt de
machine zonder de draad af te knippen.
Gebruik van de draadknipfunctie
(knippen na springsteek)
Met de draadknipfunctie worden alle over-
tollige overspringende draden van een bepaalde
kleur afgeknipt. Deze functie is aanvankelijk inge-
schakeld. Als u deze functie wilt uitschakelen,
druk dan op en vervolgens op . Deze
functie kan aan en uit worden geschakeld tijdens
het borduren.
* Uw persoonlijke instelling blijft behouden nadat de
machine uit en aan werd geschakeld.
a Springsteek
a
Druk op .
Opmerking
Wanneer deze functie is aangeschakeld,
moet u de meegeleverde ballpointnaald 75/
107 gebruiken voor borduurpatronen met
korte springsteken zoals bijvoorbeeld letters.
Met andere naalden kan de draad breken.
a
a
AANPASSINGEN TIJDENS HET BORDUREN
156
b
Druk op om JUMP STITCH TRIM
(knippen na springsteek) uit te schakelen.
De toets ziet er zo uit:
* De machine knipt de draad niet af voor het over-
schakelen naar het volgende stiksel.
Lengte van JUMP STITCH (spring-
steek) zonder afknippen selecteren
Wanneer de draadknipfunctie is aangescha-
keld, kunt u de lengte van de springsteek zonder
afknippen selecteren. Deze functie kan aan en uit
worden geschakeld tijdens het borduren.
Selecteren kan van 5 mm tot 50 mm in stappen
van 5 mm.
* Uw persoonlijke instelling blijft behouden nadat de
machine uit en aan werd geschakeld.
Druk op of om de lengte van JUMP
STITCH (springsteek) te selecteren
Voorbeeld: druk op om 25 mm (1 inch) te
selecteren waardoor de machine een springsteek
van 25 mm of minder niet zal afknippen vooraleer
naar het volgende stiksel te gaan
Borduursnelheid aanpassen
a
Druk op en Borduren.
b
Bij MAX. BORDUURSNELHEID stelt u de
maximale borduursnelheid in met of
.
* U kunt kiezen uit drie verschillende snelheden.
c
Druk op .
Opmerking
Wanneer vaak moet worden afgeknipt,
selecteert u beter een hogere instelling voor
het afknippen van springsteken om de hoe-
veelheid overtollige draad achteraan de stof
te beperken.
Hoe groter de springsteeklengte, hoe min-
der vaak de machine zal afknippen. Er blij-
ven dan meer springsteken op de stof.
Memo
SPM is het aantal steken dat per minuut
wordt geborduurd.
Stel een lagere snelheid in wanneer u bor-
duurt op dunne, dikke of zware stof.
U kunt de naaisnelheid wijzingen tijdens het
borduren.
De instelling voor maximale naaisnelheid
verandert pas wanneer een nieuwe instel-
ling selecteert. De instelling die geldt wan-
neer u de machine uitschakelt, blijft
geselecteerd wanneer u de machine weer
inschakelt.
Stel de naaisnelheid in op 600 spm wanneer
u speciaal garen gebruikt, zoals bijvoorbeeld
metaalgaren.
AANPASSINGEN TIJDENS HET BORDUREN
Borduren
157
5
Garenkleurscherm wijzigen
Wanneer TIJDWEERGAVE is uitgeschakeld, kunt u
een borduurgarenkleur kiezen uit onderstaande
kleuren.
a
Druk op .
b
Druk op .
c
Met THREAD COLOR DISPLAY (draad-
kleurweergave) kunt u met de
naam van de draadkleuren, de tijd of het
borduurdraadnummer laten verschijnen.
d
Bij weergave van het draadnummer
kunt u met uit zes borduurdraad-
merken kiezen zoals hieronder afgebeeld.
e
Druk op .
Memo
U kunt de naam van de draadkleuren, de tijd
of het borduurdraadnummer laten verschijnen.
NUMMER EMBROIDERY/
POLYESTERGAREN
NUMMER COUNTRY/
KATOENGAREN
NUMMER MADEIRA POLY
GAREN
NUMMER MADEIRA RAYON
GAREN
NUMMER SULKY POLY GAREN
NUMMER ROBISON-ANTON
POLY GAREN
#123
AANPASSINGEN TIJDENS HET BORDUREN
158
Borduurraamdisplay wijzigen
a
Druk op .
b
Druk op .
c
Bij RAAMDISPLAY wijzigt u de display van
het borduurraam met of .
* U hebt tien mogelijkheden.
a Borduurgebied extra groot raam
b Middenlijn
c Borduurgebied groot raam
d Borduurgebied middelgroot raam
e Borduurgebied klein raam
f Rasterlijnen
d
Druk op .
a
c
d
e
f
b
BORDUURPATROON WIJZIGEN
Borduren
159
5
BORDUURPATROON WIJZIGEN
Patroonpositie wijzigen
Met verplaatst u het patroon in de richting
van de pijl.
Druk op om het patroon te centreren.
a Afstand van het midden
Patroon en naald in de juiste
positie zetten
Voorbeeld: De linkerbenedenhoek van een
patroon tegenover de naald leg-
gen
a
Markeer de plaats waar u wilt beginnen met
borduren op de stof (zie afbeelding).
b
Druk op .
VOORZICHTIG
Wanneer u een patroon hebt gewijzigd, controleer dan op de display welke borduurramen u kunt
gebruiken en neem een geschikt borduurraam. Als u een borduurraam gebruikt dat niet op de display
wordt aangegeven, kan de persvoet het raam raken en daardoor letsel veroorzaken.
a
ABC
BORDUURPATROON WIJZIGEN
160
c
Druk op .
a Beginpunt
De naaldstand gaat naar de linkerbenedenhoek van
het patroon (het borduurraam verplaatst zich zoda-
nig dat de naald op de juiste positie wordt geplaatst).
d
Druk op .
e
Met zorgt u de naald en de markering
op de stof op hetzelfde punt komen. Dan
begint u met het borduren van het patroon.
Grootte wijzigen
a
Druk op .
b
Selecteer in welke richting u de grootte wilt
wijzigen.
* Druk op om het patroon te vergroten.
* Druk op om het patroon te verkleinen.
* Druk op om het patroon horizontaal uit te
rekken.
* Druk op om het patroon horizontaal in te
krimpen.
*
Druk op om het patroon verticaal uit te rekken.
*
Druk op om het patroon verticaal in te krimpen.
* Druk op om het patroon terug te zetten op
de oorspronkelijke lay-out.
a Grootte van patroon
c
Druk op om terug te gaan naar het
oorspronkelijke scherm.
a
Memo
Sommige patronen of letters kunt u meer
vergroten dan andere patronen.
Sommige patronen of letters kunt u meer
vergroten als u ze 90 graden draait.
a
BORDUURPATROON WIJZIGEN
Borduren
161
5
Patroon roteren
a
Druk op .
b
Selecteer de rotatiehoek voor het patroon.
* Druk op om het patroon 90 graden naar
links te draaien.
* Druk op om het patroon 90 graden naar
rechts te draaien.
* Druk op om het patroon 10 graden naar
links te draaien.
* Druk op om het patroon 10 graden naar
rechts te draaien.
* Druk op om het patroon 1 graad naar links
te draaien.
* Druk op om het patroon 1 graad naar rechts
te draaien.
* Druk op om het patroon terug te zetten op
de oorspronkelijke positie.
a Rotatiehoek
c
Druk op om terug te gaan naar het
oorspronkelijke scherm.
a
BORDUURPATROON WIJZIGEN
162
Horizontaal gespiegeld patroon
maken
Druk op totdat deze toets er uit ziet als
om een horizontaal spiegelbeeld van het
geselecteerde patroon te maken. Druk nogmaals
op om het patroon terug te zetten in de oor-
spronkelijke stand.
Steekdichtheid wijzigen (alleen
letter- en kaderpatronen)
Voor sommige letter- en kaderpatronen kunt u de
steekdichtheid wijzigen.
U kunt een instelling opgeven tussen 80% en
120% in stappen van 5%.
a
Druk op .
BORDUURPATROON WIJZIGEN
Borduren
163
5
b
Wijzig de steekdichtheid.
* Druk op om de dichtheid te verlagen.
* Druk op om de dichtheid te verhogen.
a Normaal
b Fijn (steken dichter op elkaar).
c Grof (steken verder uit elkaar).
Telkens wanneer u op een van deze toetsen drukt,
wordt de dichtheid van het patroon gewijzigd.
c
Druk op om terug te keren naar het
oorspronkelijke patroonkeuzescherm.
Kleuren van letterpatronen wijzi-
gen
In gecombineerde letterpatronen kunt u elke letter
met een andere kleur borduren. Als “MEERKLEU-
REN” is ingesteld, stopt de machine nadat een let-
ter is genaaid. U kunt dan overgaan op een andere
kleur garen.
a
Druk op zodat de toets er zo uitziet:
* Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar
de oorspronkelijke instelling.
b
Wanneer een letter is genaaid, wijzigt u de
garenkleur en naait u de volgende letter.
cab
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
164
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
Voorzorgsmaatregelen borduurgegevens
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht wanneer u borduurgegevens gebruikt die niet zijn
gemaakt en opgeslagen op deze machine.
Soorten borduurgegevens die u kunt gebruiken
U kunt alleen .pes,.pha,.phb,.phc en .dst borduurgegevensbestanden gebruiken op deze machine. Wanneer
u met onze gegevensontwerpsystemen of naaimachines andere gegevens gebruikt, leidt dit mogelijk tot sto-
ring op de borduurmachine.
Welke USB-apparaten/media u kunt gebruiken
U kunt steekgegevens opslaan op of oproepen van USB-media. Gebruik een medium dat voldoet aan de vol-
gende specificaties.
USB-diskettestation
USB Flash-station (USB Flash-geheugen)
Steekgegevens kunnen enkel worden opgeroepen.
USB CD-ROM, CD-R, CD-RW drives
De volgende USB-media kunt u gebruiken met de USB-kaartschrijf/leesmodule.
Secure Digital (SD)-kaart
CompactFlash
Memory Stick
•Smart Media
Multi Media Card (MMC)
XD-Picture Card
Computers en besturingssystemen met de volgende specificaties kunt u gebrui-
ken
Compatibele modellen:
IBM pc met een USB-poort als standaarduitrusting
IBM-compatibele pc met een USB-poort als standaarduitrusting
Compatibele besturingssystemen:
Microsoft Windows 98SE/Me/2000/XP
(Windows 98SE vereist een stuurprogramma. Download het stuurprogramma van onze website
(www.brother.com). Dit stuurprogramma is alleen geschikt voor Windows 98 Second Edition.).
VOORZICHTIG
Wanneer u andere borduurgegevens gebruikt dan onze oorspronkelijke patronen, kan de draad of de
naald breken wanneer de steekdichtheid te fijn is of u drie of meer overlappende steken naait. In dat geval
bewerkt u de borduurgegevens met een van onze oorspronkelijke gegevensontwerpsystemen.
Opmerking
Sommige USB-media zijn misschien niet bruikbaar bij deze machine. Meer bijzonderheden vindt u op
onze website.
USB-hubs kunt u niet gebruiken met deze machine. De machine herkent bovenstaande USB-appara-
ten of USB-geheugenkaarten niet via een USB-hub.
De toegangslamp begint te knipperen nadat u USB-apparaten/media heeft geplaatst. Het duurt onge-
veer vijf of zes seconden om de apparaten/media te herkennen. (De tijd verschilt afhankelijk van het
USB-apparaat/medium).
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
Borduren
165
5
Voorzorgsmaatregelen voor het maken en opslaan van steekgegevens op de
computer
Als de bestandsnaam van de borduurgegevens niet kan worden bepaald, bijvoorbeeld omdat de naam spe-
ciale tekens bevat, wordt het bestand niet weergegeven. Wijzig dan de bestandsnaam.
Als u borduurgegevens groter dan 300 mm (H) × 180 mm (B) (ca. 12 inch (H) × 7 inch (B)) selecteert, ver-
schijnt een bericht met de vraag of u het patroon 90 graden wilt draaien.
Als zelfs na 90 draaien de borduurgegevens groter zijn dan 300 mm (H)
×
180 mm (B) (ca. 12 inch (H)
×
7 inch (B))
kunt u deze niet gebruiken. (Alle ontwerpen moeten passen in het ontwerpgebied van 300 mm (H)
×
180 mm (B)
(ca. 12 inch (H)
×
7 inch (B)).)
.pes bestanden die zijn opgeslagen met meer steken of kleuren dan de aangegeven limiet, kunnen niet wor-
den weergegeven. Bewerk het patroon met een van onze oorspronkelijke gegevensontwerppatronen, zodat
het voldoet aan de specificaties.
Zelfs als de borduurtafel niet is bevestigd, verwerkt de machine borduurgegevens.
Tajima (.dst) borduurgegevens
.dst gegevens worden in het patroonoverzicht weergegeven met de bestandsnaam (de werkelijke afbeelding
kan niet worden weergegeven). Slechts de eerste acht tekens van de bestandsnaam worden weergegeven.
Aangezien Tajima (.dst) gegevens geen specifieke garenkleurinformatie bevatten, worden ze weergegeven in
onze standaardgarenkleurvolgorde. Controleer het voorbeeld en wijzig desgewenst de garenkleur.
Handelsmerken
Secure Digital (SD) Card is een gedeponeerd handelsmerk van SD Card Association.
CompactFlash is een gedeponeerd handelsmerk van Sandisk Corporation.
Memory Stick is een gedeponeerd handelsmerk van Sony Corporation.
Smart Media is een gedeponeerd handelsmerk van Toshiba Corporation.
Multi Media Card (MMC) is een gedeponeerd handelsmerk van Infineon Technologies AG.
xD-Picture Card is een gedeponeerd handelsmerk van Fuji Photo Film Co. Ltd.
IBM is een gedeponeerd handelsmerk van International Business Machines Corporation.
Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
Elk bedrijf waarvan de software wordt genoemd in deze gebruiksaanwijzing heeft een softwarelicentieovereen-
komst voor zijn speciale programma’s.
Alle andere merken en productnamen die in deze gebruiksaanwijzing worden genoemd, zijn gedeponeerde
handelsmerken van de betreffende bedrijven. De uitleg van tekens zoals
®
en
is niet duidelijk beschreven in
de tekst.
VOORZICHTIG
De USB-kabel loskoppelen:
Vooraleer de USB-kabel los te koppelen, klikt u op het pictogram "Unplug or Eject Hardware" (hardware
loskoppelen of uitwerpen) in de taakbalk van Windows(r) Me/2000 of "Safely Remove Hardware"
(hardware veilig verwijderen) in de taakbalk van Windows(r) XP. Wanneer de diskette dan veilig kan
worden verwijderd, koppelt u de USB-kabel los van de computer en de machine.
Controleer met Windows 98 SE of het toegangscontrolelampje niet knippert voor u de USB-kabel
loskoppelt van de computer en de machine.
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
166
Steekpatronen opslaan in het
geheugen van de machine
U kunt borduurpatronen die u zelf hebt aangepast
en vaak wilt gebruiken opslaan. Bijvoorbeeld uw
naam of andere gecombineerde letterpatronen,
patronen die zijn gedraaid of waarvan de grootte is
gewijzigd, patronen waarvan de patroonpositie is
gewijzigd enz.
a
Druk op wanneer het patroon dat u
wilt opslaan zich in het naaischerm bevindt.
b
Druk op .
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm zonder op te slaan.
Op de display ziet u “Opslaan”. Nadat het patroon
is opgeslagen, keert u automatisch terug naar het
oorspronkelijke scherm.
Als het geheugen vol is
Als onderstaande melding verschijnt, is het maxi-
mum aantal patronen opgeslagen of heeft het
patroon dat u wilt opslaan veel geheugenruimte
nodig. Het kan niet meer worden opgeslagen. Als u
een eerder opgeslagen patroon wist, kunt u het hui-
dige patroon wel opslaan.
a
Druk op .
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm zonder op te slaan.
De opgeslagen patronen verschijnen op het scherm.
Opmerking
Zet de machine niet uit terwijl “Opslaan” op
de display staat. Dan raakt u het patroon dat
u aan het opslaan bent kwijt.
Memo
Het duurt enkele seconden om een borduur-
patroon op te slaan in het geheugen.
Zie pagina 170 voor meer informatie over
het ophalen van een opgeslagen steekpa-
troon
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
Borduren
167
5
b
Kies het patroon dat u wilt wissen.
c
Druk op .
a Geheugenruimte die wordt gebruikt door het te
wissen patroon
b Geheugenruimte die benodigd is om het huidige
patroon op te slaan.
d
Druk op .
* Als u besluit dat patroon niet te wissen, drukt u op
.
Op de display ziet u “Opslaan”. Nadat het patroon
is opgeslagen, keert u automatisch terug naar het
oorspronkelijke scherm.
a
b
Opmerking
Zet de machine niet uit terwijl “Opslaan” op
de display staat. Dan raakt u het patroon dat
u aan het opslaan bent kwijt.
Memo
Als er voldoende geheugenruimte beschik-
baar is nadat u het patroon hebt gewist,
wordt het patroon dat u wilt opslaan daarna
automatisch opgeslagen. Als er niet vol-
doende geheugenruimte beschikbaar is
nadat u het patroon hebt gewist, herhaalt u
bovenstaande stappen om nog een patroon
uit het geheugen te wissen.
Het duurt enkele seconden om een patroon
op te slaan.
Zie pagina 170 voor meer informatie over
het ophalen van een opgeslagen steekpa-
troon.
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
168
Borduurpatronen opslaan op
USB-media (in de handel ver-
krijgbaar)
Wanneer u borduurpatronen van de machine naar
USB-media wilt zenden, sluit u het USB-medium
aan op de USB-poort van de machine. Naar
gelang het USB-medium dat u gebruikt, sluit u het
USB-apparaat direct aan op de USB-poort van de
machine of sluit u de USB-kaartschrijf/leesmodule
aan op de USB-poort van de machine.
a
Druk op wanneer het patroon dat u
wilt opslaan zich in het naaischerm bevindt.
b
Plaats het USB-medium in de USB-poort-
aansluiting op de machine.
a USB-poortaansluiting voor medium
b USB-medium
c
Druk op .
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm zonder op te slaan.
Op de display ziet u “Opslaan”. Nadat het patroon
is opgeslagen, keert u automatisch terug naar het
oorspronkelijke scherm.
Memo
Sommige USB-media zijn misschien niet
bruikbaar bij deze machine. Meer bijzonderhe-
den vindt u op onze website.
Memo
U kunt het USB-medium op elk moment
plaatsen of verwijderen.
Plaats niets anders dan een USB-medium in
de USB-mediumpoortaansluiting. Anders
beschadigt het USB-mediumstation moge-
lijk.
b
a
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
Borduren
169
5
Borduurpatronen opslaan op de
computer
Met de bijgeleverde USB-kabel kunt u de machine
aansluiten op uw computer en kunt u tijdelijk bor-
duurpatronen ophalen van en opslaan op uw com-
puter.
a
Sluit de USB-kabel aan op de betreffende
USB-poortaansluiting op de computer en op
de machine.
* U kunt de USB-kabel aansluiten op de USB-poort-
aansluiting van computer en de machine, of ze nu
ingeschakeld zijn of niet.
a USB-poortaansluiting voor computer
b USB-kabelaansluiting
Het pictogram “Verwisselbare schijf” verschijnt in
“Deze computer” op de computer.
b
Druk op wanneer het patroon dat u
wilt opslaan zich in het naaischerm bevindt.
c
Druk op .
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm zonder op te slaan.
Het patroon wordt tijdelijk opgeslagen op “Verwis-
selbare schijf” onder “Deze computer”.
d
Selecteer het phc bestand van het patroon
op “Verwisselbare schijf” en kopieer het
bestand naar de computer.
Opmerking
Zet de machine niet uit terwijl “Opslaan” op
de display staat. Dan raakt u het patroon dat
u aan het opslaan bent kwijt.
Opmerking
De aansluitingen op de USB-kabel kunt u
alleen in één richting in een aansluiting ste-
ken. Als de aansluiting niet goed past,
gebruik dan geen kracht. Controleer de rich-
ting van de aansluiting.
Bijzonderheden over de positie van de USB-
poort op de computer (of USB-hub) vindt u
in de handleiding bij de betreffende appara-
tuur.
a
b
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
170
Patronen ophalen uit het geheu-
gen van de machine
a
Druk op .
De opgeslagen patronen worden op het scherm
getoond.
b
Druk op de toets van het borduurpatroon
dat u wilt ophalen.
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm.
c
Druk op .
De display voor borduren verschijnt.
Ophalen van USB-media
U kunt een bepaald borduurpatroon ophalen van
USB media of een map op USB media. Het
patroon bevindt zich mogelijk in een submap.
a
Plaats het USB-medium in de USB-poort-
aansluiting op de machine (zie pagina 168).
b
Druk op .
Borduurpatronen en een map in een hoofdmap wor-
den getoond.
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
Borduren
171
5
c
Druk op wanneer er een submap is
om twee of meer borduurpatronen naar
USB media te sorteren, waarna het steekpa-
troon verschijnt in de submap.
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm zonder het steekpatroon op te
halen.
a Mapnaam
b Borduurpatronen in een hoofdmap:
c Pad
Pad voor weergave van de huidige map bovenaan
de lijst.
Borduurpatronen en mappen in een submap worden
getoond.
* Druk op om terug te keren naar de vorige
map.
d
Druk op de toets van het patroon dat u wilt
ophalen.
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm.
e
Druk op .
De display voor borduren verschijnt.
Patronen ophalen van de computer
a
Sluit de USB-kabel aan op de betreffende
USB-poortaansluiting op de computer en op
de machine (zie pagina 169).
b
Op de computer opent u “Deze computer”
en vervolgens gaat u naar “Verwisselbare
schijf”.
a
b
c
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
172
c
Verplaats/kopieer de patroongegevens naar
“Verwisselbare schijf”.
De patroongegevens op “Verwisselbare schijf” wor-
den naar de machine geschreven.
d
Druk op .
De patronen op de computer worden weergegeven
in het patronenoverzicht.
e
Druk op de toets van het patroon dat u wilt
ophalen.
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm.
f
Druk op .
De display voor borduren verschijnt.
Opmerking
Maak de USB-kabel niet los terwijl de gege-
vens worden geschreven.
Maak geen mappen op de “Verwisselbare
schijf”. Mappen worden niet weergegeven
en patroongegevens in mappen kunt u dus
niet ophalen.
BORDUURAPPLICATIE
Borduren
173
5
BORDUURAPPLICATIE
Applicatie maken met kaderpa-
troon (1)
U kunt met kaderpatronen met dezelfde grootte en
dezelfde vorm een applicatie maken. Borduur één
patroon met een rechte steek en één patroon met
een satijnsteek.
a
Kies een kaderpatroon met een rechte
steek. Borduur het patroon op de applica-
tiestof en knip daar precies om heen.
b
Borduur hetzelfde patroon van stap a op
de applicatiestof.
c
Breng een dun laagje textiellijn aan op de
achterkant van de applicatie die u hebt
gemaakt in stap
a. Bevestig de applicatie
op de vorm in de basisstof.
d
Kies het kaderpatroon (satijnsteek) van
dezelfde vorm als de applicatie. Borduur
over de applicatie en de basisstof van stap
c om de applicatie te maken.
Opmerking
Als u de grootte of de positie van de patro-
nen wijzigt wanneer u ze selecteert, noteer
dan de grootte en de positie daarvan.
a Applicatiemateriaal
a
BORDUURAPPLICATIE
174
Applicatie maken met kaderpa-
troon (2)
Dit is een tweede methode om applicaties te
maken met borduurpatronen. Bij deze methode
hoeft u de stof in het borduurraam niet te verwisse-
len. Borduur één patroon met een rechte steek en
één patroon met een satijnsteek.
a
Kies een kaderpatroon (rechte steek) en
borduur dit patroon op de basisstof.
b
Plaats de applicatiestof op het patroon dat u
hebt geborduurd in stap
a.
* Controleer of de applicatiestof het stiksel volledig
bedekt.
c
Borduur hetzelfde patroon op de applicatie-
stof.
d
Verwijder het borduurraam uit de bor-
duurtafel en knip het patroon rondom de
naad uit.
e
Kies het kaderpatroon (satijnsteek) van
dezelfde vorm als de applicatie.
f
Bevestig het borduurraam weer op de bor-
duurtafel en borduur het patroon met de
satijnsteken om de applicatie te maken.
Opmerking
Haal de stof niet uit het borduurraam om het
uit te knippen. U mag ook niet hard aan de
stof trekken. Anders kan de stof los in het
borduurraam gaan zitten.
Opmerking
Wijzig de grootte en de positie van het
patroon niet.
Hoofdstuk 6
Borduurcombinatie
UITLEG VAN FUNCTIES....................................................................176
PATRONEN KIEZEN OM TE BEWERKEN...........................................177
Borduurpatronen/Erfstukpatronen/Randpatronen/Kruissteekpatronen/
Bloemletterpatronen/Kaderpatronen selecteren ...................................................178
Letterpatronen kiezen ...........................................................................................178
PATRONEN BEWERKEN....................................................................181
Functies van de toetsen .................................................................................................182
Patroon verplaatsen ..............................................................................................183
Patroon roteren.....................................................................................................183
Grootte van patroon wijzigen ...............................................................................184
Patroon wissen ......................................................................................................185
Lay-out van letterpatroon wijzigen .......................................................................185
Spatiëring tussen letters wijzigen ..........................................................................185
Kleuren van letterpatronen wijzigen .....................................................................186
Garenkleur wijzigen..............................................................................................187
Eigen kleurkaart maken .........................................................................................188
Een kleur van de lijst toevoegen aan de eigen kleurkaart. .............................................189
Kleur kiezen uit eigen kleurkaart...........................................................................189
Herhaalpatronen ontwerpen .................................................................................190
Herhaalpatronen naaien................................................................................................190
Eén element van een herhaalpatroon herhalen..............................................................192
Draadmarkeringen toekennen.......................................................................................193
Na het bewerken...................................................................................................194
PATRONEN COMBINEREN...............................................................195
Gecombineerde patronen .....................................................................................195
Gecombineerde patronen naaien ..........................................................................197
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE..........................................198
UITLEG VAN FUNCTIES
176
UITLEG VAN FUNCTIES
Met de Borduurpatrooncombinatiefuncties kunt u borduurpatronen en letterpatronen combineren, de
grootte van patronen wijzigen, patronen draaien en vele andere functies voor het aanpassen van patronen
uitvoeren. Deze machine kan de volgende negen functies uitvoeren.
Patronen combineren
U kunt eenvoudig combinaties maken van borduurpatronen, kaderpatronen, letterpatronen, patronen uit het geheugen van
de machine, patronen van borduurkaarten en vele andere patronen.
Patronen verplaatsen
Binnen een borduurgebied van maximaal 30 cm × 18 cm (ca. 12 inch × 7 inch) kunt u de positie van patronen wijzigen en de
positie op de display controleren.
Patronen draaien
U kunt patronen telkens 1 graad, 10 graden of 90 graden draaien.
Patronen vergroten of verkleinen
U kunt patronen groter of kleiner maken.
Bij sommige patronen is deze functie niet beschikbaar.
Patronen in spiegelbeeld maken
U kunt een horizontaal spiegelbeeld van een patroon maken.
Bij sommige patronen is deze functie niet beschikbaar.
Spatiëring tussen letters wijzigen
U kunt de spatiëring tussen letters in combinatiepatronen vergroten of verkleinen.
Uiterlijk/lay-out van letters wijzigen
U kunt de lay-out van de letters wijzigen in een bocht, diagonaal enz. Er zijn in totaal zes mogelijkheden.
Garenkleuren van patronen wijzigen
U kunt de kleuren van een patroon wijzigen in uw lievelingskleuren.
Herhaalpatroon maken
U kunt kopieën van een patroon toevoegen om een patroon te maken dat zich horizontaal of verticaal herhaalt.
PATRONEN KIEZEN OM TE BEWERKEN
Borduurcombinatie
177
6
PATRONEN KIEZEN OM TE BEWERKEN
Bereid de machine voor op borduren volgens de aanwijzingen op pagina 126 en druk op om het
onderstaande scherm weer te geven.
a Borduurpatronen
b Erfstukpatronen
c Randpatronen
d Kruissteekpatronen
e Bloemletterpatronen
f Letterpatronen
g Kaderpatronen
h Patroon van borduurkaart (afzonderlijk verkrijgbaar)
i In het geheugen opgeslagen patronen (zie pagina 170)
j Op USB-medium opgeslagen patronen (zie pagina 170)
k Op de computer opgeslagen patronen (zie pagina 171)
Memo
Zie pagina 131 voor meer informatie over het stekenoverzicht van elke categorie.
Opmerking
U kunt ook naaisteken of lettersteken/decoratieve steken naaien met de borduurtafel. Druk hiertoe op
of op (een bevestigingsscherm voor het verplaatsen van de wagen verschijnt). Voordat
u gaat naaien zet u de transporteur omhoog en bevestigt u de juiste persvoet.
a
d
g
i
b
e
h
j
c
f
k
PATRONEN KIEZEN OM TE BEWERKEN
178
Borduurpatronen/Erfstukpatro-
nen/Randpatronen/Kruissteekpa-
tronen/Bloemletterpatronen/
Kaderpatronen selecteren
a
Selecteer de patrooncategorie.
b
Druk op de toets van het patroon dat u wilt
bewerken.
* Zie pagina 132 en 134 meer informatie over het kie-
zen van patronen.
Het door u gekozen patroon staat in het bovenste
gedeelte van het scherm.
c
Druk op .
Het patroon dat u hebt gekozen om aan te passen is
rood omrand op het borduurcombinatiescherm.
d
Ga door met zie “PATRONEN BEWERKEN”
op pagina 181 om het patroon te bewerken.
Letterpatronen kiezen
Wanneer u een letterpatroon kiest in het borduur-
combinatiescherm, kunt u de lay-out van het
patroon tegelijkertijd aanpassen.
a
Druk op .
PATRONEN KIEZEN OM TE BEWERKEN
Borduurcombinatie
179
6
b
Selecteer het lettertype en geef vervolgens
de letters op. (Voorbeeld: A B C D)
* Zie pagina 133 voor meer informatie over het kie-
zen van letters.
c
Druk op om de lay-out van het
patroon te wijzigen.
* Als de tekens van het patroon te klein zijn, drukt u
op om een alle opgegeven letters weer te
geven.
d
Selecteer de lay-out. (Voorbeeld: )
Nadat u een boog hebt gekozen, wijzigt u
met en de ronding van de boog.
* Druk op om een plattere boog te krijgen.
* Druk op om een rondere boog te krijgen.
Memo
Als u , en selecteert, stap
dan over op en . U kunt de ron-
ding van de boog versterken of afzwakken.
PATRONEN KIEZEN OM TE BEWERKEN
180
e
Druk op om terug te gaan naar het
oorspronkelijke scherm.
f
Nadat u uw keuzen hebt gemaakt, drukt u
op .
Het borduurcombinatiescherm verschijnt.
g
Ga door met zie “PATRONEN BEWERKEN”
op pagina 181 om het patroon te bewerken.
PATRONEN BEWERKEN
Borduurcombinatie
181
6
PATRONEN BEWERKEN
a Geeft de grootte van het gehele combinatiepatroon aan.
b Geeft de grootte aan van het patroon dat op dat moment is geselecteerd.
c Geeft de afstand vanaf het midden van het kader aan.
d Geef de kleur aan die op dat moment is geselecteerd en het aantal kleuren in het patroon.
e Geeft aan hoeveel graden het patroon is gedraaid.
Memo
Als een toets lichtgrijs is, kunt u die functie niet gebruiken bij het geselecteerde patroon.
a
b
c
d
e
a
b
c
d
e
PATRONEN BEWERKEN
182
Functies van de toetsen
Nr. Display Toetsnaam Uitleg Pagina
a Pijltjestoetsen
( Centreertoets)
Met de pijltjestoetsen verplaatst u het patroon in de richting van de pijl. (Druk op
om het patroon terug te zetten op zijn oorspronkelijke plaats.)
183
b Randtoets Druk op deze toets om een herhaalpatroon te maken. 190
c Rotatietoets Met deze toets kunt u het patroon draaien. U kunt patronen telkens 1 graad, 10
graden of 90 graden draaien.
183
d Grootte Met deze toets kunt u de grootte van het patroon wijzigen. U kunt patronen ver-
groten of verkleinen.
184
e Steekdichtheidtoets Met deze toets wijzigt u de steekdichtheid van letter- of kaderpatronen. 162
f Horizontale spiegel-
toets
Met deze toets spiegelt u het patroon horizontaal. 162
g Spatiëringtoets Met deze toets kunt u de spatiëring van letterpatronen wijzigen. 185
h Rangschikkentoets
Met deze toets kunt u de wijze waarop een letterpatroon is gerangschikt wijzigen.
185
i Meerkleurentoets Met deze toets kunt u de kleur van afzonderlijke letters in een patroon wijzigen. 186
j Garenkleurentoets Met deze toets kunt u de kleuren van het weergegeven patroon wijzigen. 187
k Patroonkeuzetoetsen Als u een combinatiepatroon hebt gekozen, kunt u met deze toetsen een
gedeelte van het patroon kiezen dat u wilt wijzigen
l Wissentoets Met deze toets kunt u het geselecteerde patroon (het rood omrande patroon)
wissen).
185
m Eindetoets Met deze toets kunt u doorgaan naar de volgende stap. 194
a
b
k
c
e
g
i
l
d
f
h
j
m
PATRONEN BEWERKEN
Borduurcombinatie
183
6
Patroon verplaatsen
Met verplaatst u het patroon in de richting
van de pijl.
Druk op om het patroon terug te zetten in het
midden.
a Afstand van het midden
Patroon roteren
a
Druk op .
b
Selecteer met welke hoek u het patroon wilt
draaien.
* Druk op om het patroon 90 graden naar
links te draaien.
* Druk op om het patroon 90 graden naar
rechts te draaien.
* Druk op om het patroon 10 graden naar
links te draaien.
* Druk op om het patroon 10 graden naar
rechts te draaien.
* Druk op om het patroon 1 graad naar links
te draaien.
* Druk op om het patroon 1 graad naar rechts
te draaien.
* Druk op om het patroon terug te zetten op
de oorspronkelijke positie.
a Hoeveel het patroon wordt gedraaid
a
a
PATRONEN BEWERKEN
184
c
Druk op om terug te gaan naar het
oorspronkelijke scherm.
Grootte van patroon wijzigen
a
Druk op .
b
Selecteer in welke richting u de grootte wilt
wijzigen.
* Druk op om het patroon te vergroten.
* Druk op om het patroon te verkleinen.
* Druk op om het patroon horizontaal uit te
rekken.
* Druk op om het patroon horizontaal in te
krimpen.
* Druk op om het patroon verticaal uit te rek-
ken.
* Druk op om het patroon verticaal in te krim-
pen.
* Druk op om het patroon terug te zetten op
de oorspronkelijke lay-out.
a Geeft de grootte aan van het patroon dat wordt
aangepast.
c
Druk op om terug te gaan naar het
oorspronkelijke scherm.
a
PATRONEN BEWERKEN
Borduurcombinatie
185
6
Patroon wissen
Druk op om het patroon van het scherm te
wissen.
Lay-out van letterpatroon wijzigen
a
Druk op .
b
Druk op de toets van de lay-out die u wilt
borduren.
* Zie pagina 179 voor meer informatie over het kie-
zen van letters.
Op de display staat de geselecteerde lay-out.
c
Druk op .
Spatiëring tussen letters wijzigen
a
Druk op .
PATRONEN BEWERKEN
186
b
Met of verandert u de spa-
tiëring.
* Druk op om de ruimte tussen de letters te
vergroten.
* Druk op om de ruimte tussen de letters te
verkleinen.
* Druk op om het patroon terug te zetten op
de oorspronkelijke lay-out.
c
Druk op om terug te gaan naar het
oorspronkelijke scherm.
Kleuren van letterpatronen wijzi-
gen
a
Druk op zodat je aan elke letter een
draadkleur kunt toekennen.
b
Verwissel de draad om elke letter in een
andere kleur te naaien.
* Druk op om de kleuren in de naaivolgorde
te wijzigen (zie pagina 187).
a Kleur voor elke letter
a
PATRONEN BEWERKEN
Borduurcombinatie
187
6
Garenkleur wijzigen
U kunt de garenkleur wijzigen door de te wijzigen
kleur boven in de naaivolgorde te plaatsen en een
nieuwe kleur te selecteren uit de garenkleuren op
de machine.
a
Druk op .
Het garenkleurenpalet verschijnt op het scherm.
b
Druk op of op om de te wijzigen
kleur boven in de naaivolgorde te zetten.
c
Druk op om een
nieuwe kleur te kiezen uit het kleurenpalet.
*
Druk op als u de oorspronkelijke kleur terug
wilt Hebt u meerdere kleuren gewijzigd, dan herstelt u
met dit commando de oorspronkelijke kleur van alle
kleuren om de garenkleur in de afbeelding te wijzigen.
*
Door het scherm aan te raken met de schermaanraak-
pen kunt u kleuren selecteren in het kleurenpalet.
a Kleurenpalet
De geselecteerde kleur verschijnt boven in de naai-
volgorde.
d
Druk op .
a Kleurenpalet/Garenkleurkaartwijzigingstoets
Op de display staan de gewijzigde kleuren.
Memo
Hoe u een kleur selecteert uit uw eigen kleur-
kaart, ziet u in “Een kleur kiezen uit de eigen
kleurkaart” op pagina 189.
a
a
PATRONEN BEWERKEN
188
Eigen kleurkaart maken
U kunt uw eigen kleurkaart maken met de garen-
kleuren die u het meest gebruikt. U kunt speciale
garenkleuren selecteren in de uitgebreide lijst van
de garenkleuren van vijf verschillende garenmer-
ken. U kunt elke kleur selecteren en verplaatsen
naar uw eigen kleurkaart.
a
Druk op en vervolgens op
. Druk op om p. 5 weer te
geven.
b
Met selecteert u of u
een kleur wilt toevoegen aan eigen kleur-
kaart.
* Ook kunt u het palet direct aanraken met de scher-
maanraakpen.
* U kunt door honderd kleuren tegelijk naar boven of
beneden gaan met en op de tabel “Eigen
garen”.
a Eigen kleurkaart
c
Met selecteert u één van de garen-
merken op de machine.
d
Met
geeft u een viercijferige kleurcode op.
*
Als u een fout maakt, drukt u op om het ingevoerde
nummer te wissen en dan voert u het juiste nummer in.
a Garenmerk
e
Druk op .
a Garenmerk
b Ingevoerd nummer
De geselecteerde garenkleur is ingesteld in de eigen
kleurkaart.
Opmerking
Sommige machines hebben reeds 300 extra
300 Robison-Anton garenkleuren in de eigen
kleurkaart.
a
Opmerking
Als u niet op drukt, zal het garenkleur-
nummer niet veranderen.
a
b
a
PATRONEN BEWERKEN
Borduurcombinatie
189
6
f
Herhaal de vorige stappen totdat u alle
gewenste garenkleuren hebt opgegeven.
* Druk op om een opgegeven kleur te wissen
uit het palet.
g
Druk op om terug te gaan naar het
oorspronkelijke scherm.
Een kleur van de lijst toevoegen aan
de eigen kleurkaart.
a
Herhaal de vorige stappen a t/m c.
b
Druk op om de garenlijst weer te
geven.
c
Selecteer een garenkleur met en .
a Garenlijst
b Garenmerk
d
Druk op .
e
Herhaal de vorige stappen totdat u alle
gewenste garenkleuren hebt opgegeven.
* Druk op om een opgegeven kleur te wissen
uit het palet.
Kleur kiezen uit eigen kleurkaart
U kunt een kleur selecteren uit de maximaal 300
garenkleuren die u hebt ingesteld in de eigen
kleurkaart.
a
Druk op .
Het garenkleurenpalet verschijnt op het scherm.
b
Druk op of op om de te wijzigen
kleur boven in de naaivolgorde te zetten.
a
b
PATRONEN BEWERKEN
190
c
Druk op .
a Kleurenpalet/Garenkleurkaartwijzigingstoets
b Kleurenpalet
De teigen kleurkaart verschijnt.
d
Druk op om een
nieuwe kleur te kiezen uit de eigen kleurkaart.
* Met en gaat u naar boven en beneden
door de eigen kleurkaart.
* Druk op om terug te gaan naar de oorspron-
kelijke kleur.
*
Door het scherm aan te raken met de schermaanraak-
pen kunt u kleuren selecteren in de eigen kleurkaart.
a Eigen garen
b Eigen kleurkaart
Op de display staan de gewijzigde kleuren.
e
Druk op .
Herhaalpatronen ontwerpen
Herhaalpatronen naaien
Met de randfunctie kunt u steken maken met her-
haalpatronen. Ook kunt u de ruimte tussen de patro-
nen aanpassen binnen een herhaalpatroon.
a
Kies het patroon en druk op .
b
Druk op .
a
b
b
a
PATRONEN BEWERKEN
Borduurcombinatie
191
6
c
Selecteer de richting waarin het patroon
zich herhaalt.
a Verticaal
b Horizontaal
c Herhalen- en wissentoetsen
d Spatiëringtoetsen
De patroonrichtingindicator verandert naar gelang
de richting die u selecteert.
d
Met herhaalt u het patroon boven en
met herhaalt u het patroon onder.
* Druk op om het patroon boven te wissen.
* Druk op om het patroon onder te wissen.
e
Pas de spatiëring van het herhaalde patroon
aan.
* Druk op om de spatiëring te vergroten.
* Druk op om de spatiëring te verkleinen.
f
Maak de herhaalpatronen af door stap c
t/m
e uit te voeren.
g
Druk op om het herhalen te stop-
pen.
ab
c
d
Memo
U kunt alleen de spatiëring van rood omrande
patronen aanpassen.
Memo
Wanneer er twee of meer patronen zijn, wor-
den alle patronen in het rode kader gegroe-
peerd tot één patroon.
Wanneer u de richting waarin het patroon
wordt herhaald, verandert, worden alle rood
omrande patronen gegroepeerd als één te
herhalen eenheid. Druk op om een
herhaalpatroon weer te veranderen in één
enkel patroon. In het volgende gedeelte
leest u hoe u één element van een herhaal-
patroon kunt herhalen.
PATRONEN BEWERKEN
192
Eén element van een herhaalpatroon
herhalen
Met de knipfunctie kunt u één element van een her-
haalpatroon selecteren en alleen dit element herha-
len. Met deze functie kunt u complexe
herhaalpatronen ontwerpen.
a
Selecteer de richting waarin het patroon
wordt geknipt.
* Druk op om horizontaal te knippen.
* Druk op om verticaal te knippen.
De patroonrichtingindicator verandert naar gelang
de richting die u selecteert.
b
Met en kiest u de kniplijn.
De kniplijn verplaatst zich.
c
Druk op .
Het herhaalpatroon wordt verdeeld in afzonderlijke
elementen.
d
Met en selecteert u het element
dat u wilt herhalen.
PATRONEN BEWERKEN
Borduurcombinatie
193
6
e
Herhaal het geselecteerde element.
f
Druk op om het herhalen te stop-
pen.
Draadmarkeringen toekennen
Door draadmarkeringen te naaien kunt u gemakke-
lijk patronen uitlijnen wanneer u een reeks naait.
Wanneer het naaien van een patroon is voltooid,
wordt met de laatste draad een draadmarkering
genaaid in de vorm van een pijl. Wanneer u een
reeks patronen naait, plaatst u de volgende te naaien
ontwerpen met behulp van deze pijl.
a
Druk op .
b
Druk op .
Opmerking
Als u een herhaalpatroon eenmaal in afzon-
derlijke elementen hebt geknipt, kunt u het
niet herstellen tot het oorspronkelijke her-
haalpatroon.
Memo
Wanneer afzonderlijke patronen herhaalde-
lijk naait, kunt u alleen draadmarkeringen
naaien rond de buitenrand van het patroon.
U kunt geen markeringen naaien op gebie-
den die lichtgrijs zijn weergegeven.
PATRONEN BEWERKEN
194
c
Druk op om de te naaien draad-
markering weer te geven.
d
Druk op .
Na het bewerken
a
Druk op .
b
Als u het patroon onmiddellijk wilt naaien, druk
dan op om het naaischerm op te roepen.
* Druk op om terug te keren naar het borduur-
combinatiescherm.
* Als u het patroon wilt combineren met andere patro-
nen, kiest u het volgende patroon in dit scherm
(
zie
pagina 195
).
* Zie pagina 146 voor meer informatie over het bor-
duren van patronen.
Memo
Wanneer er twee of meer elementen zijn,
selecteert u met en of en
een patroon waaraan u (een) draad-
markering(en) wilt toewijzen.
Memo
Als u terugkeert naar het bewerkscherm na te
hebben gedrukt op , druk dan op
en vervolgens op .
PATRONEN COMBINEREN
Borduurcombinatie
195
6
PATRONEN COMBINEREN
Gecombineerde patronen
Voorbeeld: Letters combineren met een bor-
duurpatroon en bewerken
a
Druk op om een borduurpatroon te
selecteren.
b
Met geeft u P.4 weer en vervolgens
selecteert u .
c
Druk op .
PATRONEN COMBINEREN
196
d
Druk op .
e
Druk op om de letters op te geven.
f
Selecteer en geef “Sewing” op.
* Selecteer en druk op om de lettergrootte
te veranderen in M en geef de overige letters op.
De letters die u invoert, worden getoond in het mid-
den van het scherm.
g
Druk op .
h
Verplaats de letters met .
i
Druk op om de lay-out van de letters
te wijzigen.
* Zie pagina 185 voor meer informatie over het wijzi-
gen van de lay-out.
PATRONEN COMBINEREN
Borduurcombinatie
197
6
j
Druk op om de kleur van de letters
te wijzigen.
* Zie pagina 189 voor meer informatie over het wijzi-
gen van de kleur.
k
Wanneer u klaar bent met alle wijzigingen,
drukt u op .
Gecombineerde patronen naaien
Gecombineerde patronen worden geborduurd in
de volgorde waarin ze zijn ingevoerd. In dit voor-
beeld is dit de volgorde:
?
a
Borduur door de kleurvolgorde
rechts in het scherm aan te houden.
Wanneer de rand klaar is, gaat de [+] cursor naar
het gedeelte “Sewing” van het patroon.
b
Borduur .
Nadat “Sewing” is geborduurd, keert u terug naar
het oorspronkelijke scherm.
Opmerking
Volg de aanwijzingen “Borduurpatronen
naaien” op pagina 147.
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
198
GEBRUIK VAN DE GEHEUGENFUNCTIE
Op dezelfde manier als borduurpatronen in hoofdstuk 5 kunt u bewerkte borduurpatronen opslaan in en
ophalen uit het geheugen van de machine, een pc of USB-medium. Raadpleeg de betreffende gedeelten
uit hoofdstuk 5 over het opslaan en ophalen van borduurpatronen. Volg dezelfde procedure om bewerkte
borduurpatronen op te slaan en op te halen.
Zie pagina 164 voor meer informatie over de GEHEUGENFUNCTIE.
Hoofdstuk 7
MY CUSTOM
STITCH
STEEK ONTWERPEN..........................................................................200
STEEKGEGEVENS OPGEVEN .............................................................202
Functies van de toetsen .................................................................................................202
Punt verplaatsen............................................................................................................204
Ontwerp gedeeltelijk of geheel verplaatsen ..................................................................205
Nieuwe punten invoegen...............................................................................................206
GEBRUIK VAN OPGESLAGEN EIGEN STEKEN..................................207
Eigen steken opslaan in uw lijst .............................................................................207
Als het geheugen vol is ..................................................................................................207
Opgeslagen steken ophalen...................................................................................208
STEEK ONTWERPEN
200
STEEK ONTWERPEN
Met de functie MY CUSTOM STITCH
kunt u
zelfgemaakte steken registreren. U kunt ook crea-
ties van MY CUSTOM STITCH
combineren met
ingebouwde letters(zie pagina 110).
a
Teken het ontwerp van de steek op het ras-
ter (onderdelencode X81277-001).
b
De spatiëring van de steek kiezen.
* Door de spatiëring van een steek aan te passen kunt
u verschillende patronen maken met één steek.
c
Plaats punten waar het patroon het raster
snijdt en verbind alle punten met een lijn.
d
Bepaal de x- en y-coördinaten van elk
gemarkeerd punt.
Memo
Steken die u maakt met MY CUSTOM
STITCH
kunnen maximaal 7 mm (ca. 9/32
inch) breed en 37 mm (ca. 1-1/3 inch) lang
zijn.
Steken kunt u gemakkelijker ontwerpen met
MY CUSTOM STITCH
als u deze eerst
tekent op het bijgeleverde raster.
Memo
Vereenvoudig het ontwerp zo dat het in een
doorlopende lijn kan worden genaaid. Voor
een mooiere steek kunt u het ontwerp beëindi-
gen met elkaar kruisende lijnen.
Als het ontwerp meerdere malen wordt her-
haald en u het begin- en eindpunt wilt verbin-
den, moeten het beginpunt en het eindpunt
zich steeds op dezelfde hoogte bevinden.
Memo
Hiermee bepaalt u hoe de steek zal worden
genaaid.
STEEK ONTWERPEN
MY CUSTOM STITCH
201
7
Voorbeelden van eigen steken
Steek123456789101112131415
01218222321171412963136
003610131413111314131063
Steek 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
12 41 43 40 41 38 35 32 30 32 35 41 45 47 44
00471113141310630047
Steek 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
45 47 50 54 56 55 51 45 70
11131413106300
Steek123456789101112131415
0 3032323233353537353230302926
0017101211812141411538
Steek 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
24 18 13 12 13 10 12 8 12 7 12 6 10 5 10
1013141412111098663202
Steek 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
16 19 23 22 17 22 23 19 42
1006106000
Steek123456789101112131415
03581217202427293132302724
0581113141413121196310
Steek 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
21 18 16 15 15 16 18 21 25 28 33 37 41 43 44
0135810121314141311850
Steek 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
Steek123456789101112131415
05458781111111611740
773770773773037
Steek 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
4 7 11 16 21 20 21 24 23 24 27 27 27 32 27
11 14 11 7 7 11 7 7 14 7 7 11 7 7 11
Steek 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
23 20 16 20 23 27 32
141173037
STEEKGEGEVENS OPGEVEN
202
STEEKGEGEVENS OPGEVEN
Functies van de toetsen
a Hier wordt de steek getoond die u momenteel ontwerpt
b Toont het nummer van de geplaatste punt boven het totaal aantal punten in de steek.
c Toont de y-coördinaat van boven de x-coördinaat van .
Nr. Display Toetsnaam Uitleg Pagina
d Vergrotentoets Druk op deze toets om een vergrote afbeelding weer te geven van de
steek die u maakt.
203
e Rasterrichtingtoets Druk op deze toets om de richting van het raster te wijzigen. 203
f Patroonafbeelding-
toets
Druk op deze toets om een vergrote afbeelding van de steek weer te
geven.
204
g
Pijltjestoetsen Met deze toetsen verplaatst u over het weergavevlak. 203-206
h Instellingstoets Druk op deze toets om een punt te plaatsen op het steekontwerp. 203-205
i Enkele/drievoudige-
steektoets
Druk op deze toets om te selecteren of één of drie steken worden
genaaid tussen twee punten.
203
j Puntwissentoets Druk op deze toets om een geselecteerde punt te wissen. 204
k Groeperentoets Druk op deze toets om punten te groeperen en samen te verplaatsen. 205
l Invoegentoets Druk op deze toets om nieuwe punten in te voeren op het steekontwerp. 206
m
Punt-naar-punttoets Met deze toetsen verplaatst u van punt naar punt op de steek, of
naar het eerste of laatste punt dat u hebt ingevoerd op de steek.
204-206
n Terugtoets Met deze toets sluit u het steekgegevensinvoerscherm af.
o Testtoets Druk op deze toets om de steek proef te naaien. 204, 207
p
MY CUSTOM STITCH
geheugen
Druk op deze toets om de steek die u maakt op te slaan. 207
a
d
g
h
n
c
b
e
f
k
p
l
m
i
j
o
STEEKGEGEVENS OPGEVEN
MY CUSTOM STITCH
203
7
a
Druk op .
b
Druk op .
c
Gebruik om te verplaatsen naar de
coördinaten van het eerste punt op het rastervel.
*
Druk op om de richting van het raster te wijzigen.
* Druk op om de afbeelding van de steek die u
maakt te vergroten.
a
Momenteel geselecteerde punt/Totaal aantal punten
b Coördinaten van
d
Druk op om het punt toe te voegen dat
is aangegeven door .
* Als u coördinaten wilt invoegen met de schermaan-
raakpen, verplaats de tip van de pen dan naar een
gewenste punt. Als u de pen loslaat van het scherm,
wordt op deze coördinaten een punt ingevoerd in
de grafiek. Het nummer van de momenteel geselec-
teerde punt en het totaal aantal punten wordt
getoond.
e
Selecteer of één of drie steken worden
genaaid tussen de eerste twee punten.
* Als u wilt dat er drie steken worden genaaid, drukt u
op de toets zodat deze verschijnt als .
f
Met verplaatst u naar de
tweede punt en vervolgens drukt u op .
Memo
Wanneer zich in de linkerbovenhoek van de
display bevindt, kunt u gegevens invoeren met de
schermaanraakpen.
a
b
STEEKGEGEVENS OPGEVEN
204
g
Herhaal bovenstaande stappen voor voor
elke punt die u op het raster hebt getekend
totdat het steekontwerp als een doorlo-
pende lijn op het scherm is getekend.
* Druk om een geselecteerd ingevoerd punt te
verwijderen.
* Druk op om de steek proef te naaien.
Druk op om terug te gaan naar het oorspron-
kelijke scherm.
* Druk op om een afbeelding van de steek
weer te geven.
Punt verplaatsen
a
Druk op of om te verplaat-
sen naar de punt die u wilt verplaatsen.
* Als u wilt verplaatsen naar de eerste punt,
drukt u op .
* Als u wilt verplaatsen naar de laatste punt,
drukt u op .
* U kunt ook verplaatsen met de schermaan-
raakpen.
b
Met kunt u de punt verplaatsen.
Memo
Als u punten hebt ingevoerd die te dicht op
elkaar zitten, wordt de stof misschien niet
goed doorgevoerd. Wijzig de steekgegevens
zo dat er meer ruimte tussen de punten is.
Als het steekontwerp meerdere malen moet
worden herhaald en het begin- en eindpunt
moet worden verbonden, zorg dan dat er
verbindingssteken worden toegevoegd,
zodat de steken elkaar niet overlappen.
a Verbindingssteken
a
STEEKGEGEVENS OPGEVEN
MY CUSTOM STITCH
205
7
Ontwerp gedeeltelijk of geheel ver-
plaatsen
a
Druk op of om te verplaat-
sen naar de eerste punt van het gedeelte dat
u wilt verplaatsen.
* Als u wilt verplaatsen naar de eerste punt,
drukt u op .
* Als u wilt verplaatsen naar de laatste punt,
drukt u op .
* U kunt ook verplaatsen met de schermaan-
raakpen.
b
Druk op .
De geselecteerde punt en alle punten die zijn inge-
voerd nadat deze punt is geselecteerd.
c
Druk op of om het gedeelte te ver-
plaatsen.
d
Druk op .
Het gedeelte wordt verplaatst.
STEEKGEGEVENS OPGEVEN
206
Nieuwe punten invoegen
a
Druk op of om te verplaat-
sen naar de plek in het ontwerp waar u een
nieuwe punt wilt toevoegen.
* Als u wilt verplaatsen naar de eerste punt,
drukt u op .
* Als u wilt verplaatsen naar de laatste punt,
drukt u op .
* U kunt ook verplaatsen met de schermaan-
raakpen.
b
Druk op .
Er wordt een nieuwe punt ingevoerd en wordt
daar naartoe verplaatst.
c
Met kunt u de punt verplaatsen.
GEBRUIK VAN OPGESLAGEN EIGEN STEKEN
MY CUSTOM STITCH
207
7
GEBRUIK VAN OPGESLAGEN EIGEN STEKEN
Eigen steken opslaan in uw lijst
Steekpatronen die gemaakt zijn met de functie MY
CUSTOM STITCH
kunt u opslaan voor toekom-
stig gebruik. Als u klaar bent met het invoeren van
de steekgegevens drukt u op . De bood-
schap “Opslaan” verschijnt en de steek wordt
opgeslagen.
Alvorens een steek op te slaan drukt u op
om de steek proef te naaien.
Als het geheugen vol is
Verschijnt de volgende melding nadat u op
hebt gedrukt. Dan kunt u het steekpatroon niet
opslaan omdat het geheugen van de machine vol is
of het steekpatroon dat wordt opgeslagen groter is
dan de hoeveelheid vrij geheugen. Om het steekpa-
troon in het geheugen van de machine te kunnen
opslaan, moet u eerst een voorheen opgeslagen
steekpatroon wissen.
Memo
Het duurt enkele seconden om een steekpa-
troon op te slaan.
Voor bijzonderheden over het ophalen van
een opgeslagen steekpatroon, zie pagina
208.
Opmerking
Zet de machine niet uit terwijl “Opslaan” op
de display staat. Dan kunnen de steekpa-
troongegevens die u opslaat, verloren gaan.
Opmerking
Als u eigen steken wilt opslaan op een USB-
medium of de computer, volgt u de hierboven
beschreven procedure om de eigen steek op
te slaan. Druk vervolgens op om de
steek te selecteren (zie het volgende gedeelte
“Opgeslagen steken ophalen”). Druk op
om de steek op te slaan op een USB-
medium of de computer. (Voor bijzonderhe-
den zie “Steekpatronen opslaan op USB-
media (in de handel verkrijgbaar)” op pagina
120 of “Steekpatronen opslaan op de com-
puter” op pagina 121.)
GEBRUIK VAN OPGESLAGEN EIGEN STEKEN
208
Opgeslagen steken ophalen
a
Druk op .
Er wordt een lijst met opgeslagen steekpatronen
getoond.
b
Selecteer een steekpatroon.
* Druk op om terug te gaan naar het oor-
spronkelijke scherm zonder een steekpatroon op te
halen.
c
Druk op .
* Druk op om het opgeslagen steekpatroon te
wissen.
* Druk op om het opgeslagen steekpatroon te
bewerken.
Hoofdstuk 8
Bijlage
ZORG EN ONDERHOUD..................................................................210
LCD-display reinigen.............................................................................................210
Buitenkant van de machine reinigen .....................................................................210
Grijper reinigen.....................................................................................................210
SCHERM AANPASSEN.......................................................................212
Schermleesbaarheid is slecht.................................................................................212
Storing in druktoetsen ...........................................................................................212
PROBLEEMOPLOSSING ....................................................................214
FOUTMELDINGEN............................................................................217
Waarschuwingsgeluiden................................................................................................222
SPECIFICATIES...................................................................................223
SOFTWARE-UPGRADE VOOR UW MACHINE .................................224
Procedure voor upgrade met USB-medium...........................................................224
Upgrade-procedure met computer........................................................................224
ZORG EN ONDERHOUD
210
ZORG EN ONDERHOUD
LCD-display reinigen
Als het scherm vuil is, veegt u het voorzichtig af
met een schone, droge doek. Gebruik geen organi-
sche oplosmiddelen of reinigingsmiddelen.
Buitenkant van de machine reinigen
Als de buitenkant van de naaimachine vuil is, een
doek enigszins bevochtigen met een neutraal rei-
nigingsmiddel, de doek goed uitwringen en ver-
volgens de buitenkant schoonvegen. Hierna
afvegen met een droge doek.
Grijper reinigen
Met stofresten of vuil in de grijper of het spoelhuis func-
tioneert de naaimachine niet goed. Bovendien kan de
onderdraad dan misschien niet worden opgepakt. De
beste resultaten krijgt u met een schone naaimachine.
a
Druk op de “Naaldstandtoets” om de naald
omhoog te zetten.
b
Zet de persvoet omlaag.
c
Zet de hoofdschakelaar uit.
d
Verwijder de naald en de persvoethouder
(zie pagina 33 t/m 34).
e
Verwijder de accessoiretafel of de borduurt-
afel als deze aan de machine bevestigd zijn.
f
Pak beide zijden van het steekplaatdeksel
en schuif dit naar u toe.
a Steekplaatdeksel
Het steekplaatdeksel is verwijderd.
g
Pak het spoelhuis en trek het uit.
a Spoelhuis
h
Verwijder met het schoonmaakborsteltje of
een stofzuiger pluis en stof uit de grijper en
daar omheen.
* Breng geen olie aan op het spoelhuis.
a Schoonmaakborsteltje
b Grijper
VOORZICHTIG
Haal de stekker uit het stopcontact voordat u de naaimachine reinigt. Anders kunt u een elektrische schok
krijgen of letsel oplopen.
a
a
a
b
ZORG EN ONDERHOUD
Bijlage
211
8
i
Plaats het spoelhuis zo dat het uitsteeksel
op het spoelhuis zich tegenover de veer
bevindt.
a Uitsteeksel
b Veer
j
Steek de lipjes op het steekplaatdeksel in de
steekplaat. Schuif vervolgens het steekplaat-
deksel terug.
Opmerking
Gebruik nooit een spoelhuis met krassen.
Anders kan de bovendraad verstrikt raken
waardoor de naald misschien breekt of de
naairesultaten minder goed worden. Als u
een nieuw spoelhuis (onderdeelcode:
XC3153-051 (groene schroef), XC8167-051
(roze schroef)) nodig hebt, neemt u contact
op met het dichtstbijzijnde erkende service-
centrum.
Controleer of het spoelhuis juist is geplaatst.
Anders kan de naald breken.
b
a
a
b
SCHERM AANPASSEN
212
SCHERM AANPASSEN
Schermleesbaarheid is slecht
Als het scherm moeilijk af te lezen is wanneer u de
machine aanzet, volg dan onderstaande stappen.
a
Druk met uw vinger op een willekeurige
plek op het scherm. Terwijl u uw vinger op
het scherm blijft houden, zet u de hoofd-
schakelaar eerst uit en dan weer aan.
HELDERHEID VAN HET DISPLAY wordt getoond.
b
Met de toetsen , past u het scherm
aan zodat u het gemakkelijk kunt lezen.
c
Zet de machine uit en weer aan.
Storing in druktoetsen
Als het scherm niet goed reageert wanneer u op
een toets drukt (de machine voert de functie niet
uit of voert een andere functie uit), volg dan
onderstaande stappen om de reactie van de druk-
toetsen goed af te stellen.
a
Druk met uw vinger op een willekeurige
plek op het scherm. Terwijl u uw vinger op
het scherm blijft houden, zet u de hoofd-
schakelaar eerst uit en dan weer aan.
HELDERHEID VAN HET DISPLAY wordt getoond.
b
Druk op de “Automatisch inrijgentoets”.
Het druktoetsenbijstelscherm wordt getoond.
SCHERM AANPASSEN
Bijlage
213
8
c
Raak met de bijgeleverde schermaanraak-
pen het midden van de + aan, op volgorde
van 1 t/m 5.
* Als het zoemgeluid eenmaal klinkt nadat u op num-
mer 5 hebt gedrukt, is de handeling voltooid. Als het
zoemgeluid tweemaal klinkt, is er een fout opgetre-
den. Herhaal in dat geval bovenstaande stappen.
d
Zet de machine uit en weer aan.
Opmerking
Raak het scherm alleen met de bijgeleverde
schermaanraakpen aan. Gebruik geen
mechanische pen, speld of ander scherp
voorwerp. Druk niet te hard op het scherm.
Anders kunt u het scherm beschadigen.
Opmerking
Als u de druktoetsen hebt aangepast, maar
het scherm daar niet op reageert, of als het
u niet lukt om de druktoetsen aan te passen,
raadpleeg dan uw erkende dealer.
+1 +4
+2
+5
+3
PROBLEEMOPLOSSING
214
PROBLEEMOPLOSSING
Als u een probleem hebt met uw naaimachine, kunt u de volgende oplossingen raadplegen. Zijn de voor-
gestelde oplossingen niet toereikend voor uw probleem, neem dan contact op met uw erkende dealer.
Ook kunt u op drukken en vervolgens op voor advies over kleine problemen tijdens
het naaien. U kunt te allen tijde op drukken om terug te keren naar het oorspronkeljke scherm.
Probleem Oorzaak Oplossing Pagina
Bovendraad breekt Machine onjuist ingeregen (onjuiste kloskap
gebruikt, kloskap is los, de draad heeft inrijger
naaldstang niet gepakt, enz.)
Rijg de naaimachine juist in. 25
Draad is geknoopt of verstrikt geraakt. Rijg de boven- en onderdraad opnieuw in. 22, 25
Draad is te dik voor de naald. Controleer de combinatie naald en draad. 36
Spanning bovendraad is te hoog. Pas de draadspanning aan. 43, 154
Draad is verdraaid.
Knip bijvoorbeeld met een schaar de verdraaide
draad af en haal deze uit de grijper enz.
Naald is verdraaid, verbogen of de punt is
stomp.
Vervang de naald. 34
Naald is niet juist geplaatst. Plaats de naald opnieuw op de juiste wijze. 34
Er zitten krassen bij de opening van de steek-
plaat.
Vervang de steekplaat of neem contact op
met uw erkende dealer.
55
Er zitten krassen bij de opening in de persvoet. Vervang de persvoet of neem contact op met
uw erkende dealer.
32
Er zitten krassen op de grijper. Vervang de grijper of neem contact op met uw
erkende dealer.
210
Onderdraad breekt Onderdraad is niet juist geplaatst. Plaats de onderdraad op de juiste manier. 22
Er zitten krassen op de spoel of de spoel draait
niet goed.
Plaats de spoel opnieuw. 22
Draad is verdraaid.
Knip bijvoorbeeld met een schaar de verdraaide
draad af en verwijder deze uit de grijper enz.
Overgeslagen steken Machine niet juist ingeregen. Raadpleeg de stappen voor het inrijgen van
de naaimachine en rijg de machine juist in.
25
Ongeschikte naald of draad voor gekozen stof. Raadpleeg “Overzichtsschema stoffen/draad/
naald”.
36
Naald is verdraaid, verbogen of de punt is
stomp.
Vervang de naald. 34
Naald is niet juist geplaatst. Plaats de naald opnieuw op de juiste wijze. 34
Naald is defect. Vervang de naald. 34
Stof of pluisjes onder de steekplaat. Verwijder stof of pluisjes met het schoon-
maakborsteltje.
210
Stof rimpelt De boven- of onderdraad is verkeerd ingeregen. Raadpleeg de stappen voor het inrijgen van
de naaimachine en rijg de machine juist in.
22, 25
Kloskap is onjuist aangebracht.
Raadpleeg de methode voor het bevestigen van
de kloskap en bevestig de kloskap opnieuw.
25
Ongeschikte naald of draad voor gekozen stof. Raadpleeg “Overzichtsschema stoffen/draad/
naald”.
36
Naald is verdraaid, verbogen of de punt is
stomp.
Vervang de naald. 34
Steken zijn te lang wanneer u dunne stoffen
naait.
Verkort de steeklengte. 42
Draadspanning is niet juist ingesteld. Pas de draadspanning aan. 43, 154
Onjuiste persvoet. Gebruik de juiste persvoet. “STEEKINSTEL-
LINGENTABEL
Hoog piepgeluid tij-
dens het naaien
Draad of pluisjes zitten in de transporteurs vast. Verwijder stof of pluisjes. 210
Er zitten stukjes draad in de grijper vast. Reinig de grijper. 210
Bovendraad is niet juist ingeregen. Raadpleeg de stappen voor het inrijgen van
de naaimachine en rijg de machine juist in.
25
Er zitten krassen op de grijper. Vervang de grijper of neem contact op met uw
erkende dealer.
210
PROBLEEMOPLOSSING
Bijlage
215
8
Kan naald niet inrijgen Naald staat niet in de juiste stand. Druk op de “Naaldstandtoets” om de naald
omhoog te zetten.
3
Inrijghaak gaat niet door het oog van de naald. Druk op de “Naaldstandtoets” om de naald
omhoog te zetten.
3
Naald is niet juist geplaatst. Plaats de naald opnieuw op de juiste wijze. 34
Kan de persvoet niet
omlaag zetten met de
persvoethendel
Persvoet is omhoog gezet met de “Persvoet-
toets”.
Druk op de “Persvoettoets” om de persvoet
omlaag te zetten.
3
Draadspanning is
onjuist
De bovendraad is niet juist ingeregen. Raadpleeg de stappen voor het inrijgen van
de naaimachine en rijg de machine juist in.
25
Spoel is niet juist geplaatst. Plaats de spoel opnieuw. 22
Ongeschikte naald of draad voor gekozen stof. Raadpleeg “Overzichtsschema stoffen/draad/
naald”.
36
Persvoethouder is niet juist bevestigd. Bevestig de persvoethouder op de juiste
wijze.
33
Draadspanning is niet juist ingesteld. Pas de draadspanning aan. 43, 154
Letterpatroon valt ver-
keerd uit
U hebt niet de juiste persvoet gebruikt. Bevestig de juiste persvoet. “STEEKINSTEL-
LINGENTABEL
Patrooninstellingen waren onjuist. Wijzig de patrooninstellingen. 103
Geen steunstof gebruikt op dunne stof of stret-
chstof.
Bevestig steunstof. 102
Draadspanning is niet juist ingesteld. Pas de draadspanning aan. 43, 154
Borduurpatroon wordt
niet goed genaaid
Draad is verdraaid. Knip bijvoorbeeld met een schaar de ver-
draaide draad af en verwijder deze uit de grij-
per enz.
Stof is niet juist in het raam gespannen (stof te
los enz.).
Als de stof niet strak wordt getrokken in het
raam, kan het patroon niet goed uitvallen of
wordt het vervormd. Plaats de stof op de
juiste wijze in het raam.
140
Geen steunstof bevestigd. Gebruik altijd steunstof, vooral bij stretchstof-
fen, lichte stoffen, grof geweven stoffen of
stoffen waarbij het patroon kan vervormen.
Neem contact op met uw erkende dealer voor
de juiste steunstof.
138
Er was een voorwerp bij de naaimachine
geplaatst en de wagen van het borduurraam
heeft het voorwerp tijdens het naaien geraakt.
Als het raam ergens tegenaan komt tijdens
het naaien, wordt het patroon niet goed
genaaid. Leg niets neer waar het raam tegen-
aan kan botsen tijdens het naaien.
146
Stof buiten de raamranden belemmert de
naaiarm, waardoor de borduurtafel niet kan
bewegen.
Plaats de stof opnieuw in het borduurraam,
zodanig dat de overtollige stof niet bij de
naaiarm in de buurt komt en draai het patroon
180 graden.
140
Stof is te zwaar, waardoor de borduurtafel niet
vrij kan bewegen.
Leg een groot, dik boek of vergelijkbaar voor-
werp onder de bovenkant van de arm om de
zware kant enigszins omhoog te tillen, waar-
door de tafel gelijk komt te staan.
Stof hangt van de tafel af. Als de stof van de tafel hangt tijdens het bor-
duren, kan de borduurtafel niet vrij bewegen.
Leg de stof zo neer dat ze niet van de tafel
hangt (of houd de stof vast om te voorkomen
dat ze gaat slepen).
146
Stof zit vast of is ergens aan blijven haken. Stop de naaimachine en leg de stof zo neer
dat ze niet vast komt te zitten of blijft haken.
Borduurraam is verwijderd tijdens het naaien (bij-
voorbeeld om het spoel opnieuw te plaatsen). Er
is tegen de persvoet aangestoten of hij is ver-
plaatst terwijl het borduurraam werd verwijderd of
aangebracht, of de borduurtafel is verplaatst.
Als er tegen de persvoet wordt gestoten of de
borduurtafel beweegt tijdens het naaien, valt
het patroon niet goed uit. Wees voorzichtig
wanneer u het borduurraam verwijdert of
opnieuw bevestigt tijdens het naaien.
150
Tijdens het borduren
verschijnen lusjes aan
de voorkant van de stof
Draadspanning is niet juist ingesteld.
Pas de draadspanning aan. 154
De draadspanning van de bovendraad is niet
juist ingesteld voor de combinatie stof, draad en
patroon die u gebruikt.
Gebruik het borduursteekplaatdeksel. 146
De combinatie van spoelhuis en onderdraad is
onjuist.
Gebruik een ander spoelhuis of een andere
onderdraad zodat u de juiste combinatie
gebruikt.
146
Probleem Oorzaak Oplossing Pagina
PROBLEEMOPLOSSING
216
Naald breekt Naald is niet juist geplaatst. Plaats de naald opnieuw op de juiste wijze. 34
Naaldklemschroef is niet vastgedraaid. Draai de naaldklemschroef vast. 35
Naald is verbogen of gedraaid. Vervang de naald. 34
Ongeschikte naald of draad voor gekozen stof. Raadpleeg “Overzichtsschema stoffen/draad/
naald”.
36
U hebt niet de juiste persvoet gebruikt. Gebruik de aanbevolen persvoet. “STEEKINSTEL-
LINGENTABEL
Spanning bovendraad is te hoog. Stel de draadspanning bij. 43, 154
Er is tijdens het naaien aan de stof getrokken. Trek niet aan de stof tijdens het naaien.
Kloskap is niet juist aangebracht.
Raadpleeg de methode voor het bevestigen van
de kloskap en bevestig de kloskap opnieuw.
25
Er zitten krassen rondom de openingen in de
steekplaat.
Vervang de steekplaat of neem contact op
met uw erkende dealer.
55
Er zitten krassen rondom de opening(en) in de
persvoet.
Vervang de persvoet of neem contact op met
uw erkende dealer.
32
Er zitten krassen op de grijper. Vervang de grijper of neem contact op met uw
erkende dealer.
210
Naald is defect. Vervang de naald. 34
Stof wordt niet door de
machine heen
gevoerd
Transporteur staat omlaag. Zet de transporteur omhoog met de transpor-
teurstandschakelaar.
71
Steken zitten te dicht op elkaar. Verhoog de instelling voor de steeklengte. 42
U hebt niet de juiste persvoet gebruikt. Gebruik de juiste persvoet. “STEEKINSTEL-
LINGENTABEL
Naald is verdraaid, verbogen of de punt is stomp.
Vervang de naald. 34
Draad is verstrikt. Knip de verstrikte draad af en verwijder deze
uit de grijper.
Naaimachine werkt
niet
Er is geen patroon gekozen. Kies een patroon. 48, 98, 130, 177
U hebt niet op de “Start/stoptoets” gedrukt. Druk op de “Start/stoptoets”. 3
De hoofdschakelaar staat niet aan. Zet de hoofdschakelaar aan. 8
Persvoet staat niet omlaag. Zet de persvoet omlaag. 3
U hebt op de “Start/stoptoets” gedrukt terwijl het
voetpedaal was aangesloten.
Verwijder het voetpedaal of gebruik het voet-
pedaal om de naaimachine te bedienen.
39
Schuifknop voor snelheidsregeling is ingesteld
om de zigzagsteekbreedte te regelen.
Gebruik het voetpedaal in plaats van de “Start/
stoptoets” om de naaimachine te bedienen.
39
Alle toetsen zijn vergrendeld door . Druk op om alle toetsen te ont-
grendelen.
32, 34
Borduurtafel werkt niet U hebt geen patroon gekozen. Kies een patroon. 130, 177
De hoofdschakelaar staat niet aan. Zet de hoofdschakelaar aan. 8
Borduurtafel is niet juist bevestigd. Bevestig de borduurtafel op de juiste manier. 128
Borduurraam is bevestigd voordat de tafel geïni-
tialiseerd was.
Voer de initialisatieprocedure op de juiste
wijze uit.
128
Display is moeilijk te
lezen
Displaycontrast is niet goed ingesteld. Pas het contrast van de display aan. 15, 212
Er gebeurt niets als u
op de display drukt
Het scherm is vergrendeld. Druk op een van de volgende toetsen om het
scherm te ontgrendelen.
Probleem Oorzaak Oplossing Pagina
VOORZICHTIG
Deze naaimachine is uitgerust met een draaddetectiefunctie. Als u op de “Start/stoptoets” drukt voordat
de bovendraad is ingeregen, functioneert de naaimachine niet goed. Afhankelijk van het gekozen patroon
voert de naaimachine de stof ook door als de naald omhoog staat. Dit komt door het mechanisme
waarmee de naaldstang wordt losgelaten. De naaimachine maakt dan een ander geluid dan u normaal
hoort tijdens het naaien. Dit betekent niet dat de naaimachine niet goed functioneert.
Als er een stroomstoring optreedt tijdens het naaien:
Zet de hoofdschakelaar uit en neem de stekker uit het stopcontact.
Wanneer u de naaimachine opnieuw start, volgt u de aanwijzingen voor een juiste bediening van de
naaimachine.
FOUTMELDINGEN
Bijlage
217
8
FOUTMELDINGEN
Als de naaimachine niet goed is afgesteld en u op de “Start/stoptoets“ of de “Achteruit/verstevigingssteektoets”
drukt, of als de bediening niet juist is, start de naaimachine niet. Er klinkt een alarmgeluid en er verschijnt een
foutmelding op de display. Als er een foutmelding verschijnt, volgt u de aanwijzingen in de melding.
Hieronder treft u een beschrijving van 65 foutmeldingen aan. Raadpleeg deze beschrijvingen zo nodig
(als u op drukt of de functie juist uitvoert wanneer de foutmelding in de display staat, zal de fout-
melding weer verdwijnen).
VOORZICHTIG
Vergeet niet de naaimachine opnieuw in te rijgen. Als u op de “Start/stoptoets” drukt zonder de naaimachine
opnieuw in te rijgen, kan de draadspanning onjuist zijn of kan de naald breken. Hierdoor kunt u letsel oplopen.
Deze melding verschijnt wan-
neer de motor vastloopt door
verstrikte draden of vanwege
andere redenen die met de
draadtoevoer te maken hebben.
Deze melding verschijnt als u op
drukt terwijl u een
onbruikbare borduurkaart hebt
geplaatst.
Deze melding verschijnt wan-
neer u op een toets, bijvoorbeeld
de “Start/stoptoets” drukt terwijl
de persvoet omhoog staat.
Deze melding verschijnt wan-
neer er geen steek- of borduur-
patroon is geselecteerd en u op
de “Start/stoptoets” of de “Ach-
teruit/verstevigingssteektoets”
drukt.
Deze melding verschijnt wan-
neer de bovendraad is gebroken
of niet goed is ingeregen en u op
de “Start/stoptoets“ of de “Ach-
teruit/verstevigingssteektoets”
drukt.
Deze melding verschijnt wan-
neer de borduurtafel is bevestigd
en u op de “Achteruit/verstevi-
gingssteektoets” drukt.
Deze melding verschijnt wan-
neer u op drukt
terwijl u geen borduurkaart hebt
geplaatst.
Deze melding verschijnt wan-
neer u meer dan 71 patronen
probeert te combineren.
FOUTMELDINGEN
218
Deze melding verschijnt wan-
neer de patronen die u wijzigt te
veel geheugen in beslag nemen,
of als u meer patronen bewerkt
dan het geheugen kan bevatten.
Deze melding verschijnt wan-
neer u de borduurtafel bevestigt
en de naaimachine aanzet terwijl
de naald omlaag staat.
Deze melding verschijnt wan-
neer u op de “Start/stoptoets”
drukt om naaisteken, letterste-
ken en decoratieve steken te
naaien terwijl het voetpedaal is
aangesloten. (Deze melding ver-
schijnt niet wanneer u borduurt.)
Deze melding verschijnt wan-
neer de knoopsgathendel
omhoog staat, u een knoopsgat-
steek hebt geselecteerd en u op
de “Start/stoptoets“ of de “Ach-
teruit/verstevigingssteektoets”
drukt.
Deze melding verschijnt wan-
neer u op de “Start/stoptoets
drukt terwijl de naaimachine in
de stand voor speciaal borduren
staat en u een patroon bewerkt.
Deze melding verschijnt wan-
neer er te veel letters zijn en de
booglay-out voor letters onmo-
gelijk is.
Deze melding verschijnt wan-
neer u op een toets in de display
drukt terwijl de naald omlaag
staat.
Deze melding verschijnt wan-
neer de naaimachine in de bor-
duurstand staat en het
gecombineerde letterpatroon te
groot is voor het borduurraam.
Als u het patroon 90 graden
draait, kunt u doorgaan met het
combineren van letters.
Deze melding verschijnt wan-
neer de knoopsgathendel
omlaag staat, u een andere
steek dan een knoopsgat hebt
geselecteerd en u op de “Start/
stoptoets“ of de “Achteruit/ver-
stevigingssteektoets” drukt.
Deze melding verschijnt wan-
neer de naaimachine in de bor-
duurstand staat en het
gecombineerde letterpatroon te
groot is voor het borduurraam.
FOUTMELDINGEN
Bijlage
219
8
Deze melding verschijnt wan-
neer de naaimachine in de bor-
duurstand staat en het kleine
borduurraam bevestigd is terwijl
het gekozen patroon niet in het
kleine borduurraam past.
Deze melding verschijnt wan-
neer de spoel wordt opgewon-
den en de motor vastloopt omdat
de draad verstrikt raakt enz.
Deze melding verschijnt wan-
neer de naaimachine in de bor-
duurstand staat en het kleine of
middelgrote borduurraam is
bevestigd terwijl het gekozen
patroon groter is dan het bor-
duurgebied van het middelgrote
borduurraam.
Deze melding verschijnt wan-
neer de onderdraad bijna op is.
Deze melding verschijnt wan-
neer de naaimachine in de bor-
duurstand staat en het kleine,
middelgrote of grote borduur-
raam bevestigd is, terwijl het
gekozen patroon groter is dan
het borduurgebied van het grote
borduurraam.
Deze melding verschijnt wan-
neer de borduurtafel wordt geïni-
tialiseerd.
Deze melding verschijnt wan-
neer de naaimachine in de bor-
duurstand staat en de
borduurtafel zich probeert te ini-
tialiseren terwijl het borduurraam
bevestigd is.
Deze melding verschijnt wan-
neer het geheugen vol is en de
steek of het patroon niet kan
worden opgeslagen.
Deze melding verschijnt wan-
neer de naaimachine gereed is
om een borduurpatroon te
naaien en u op de “Start/stop-
toets” drukt terwijl het borduur-
raam niet bevestigd is.
Deze melding verschijnt wan-
neer er een eerder opgeslagen
patroon wordt opgehaald terwijl
de naaimachine in de borduur-
combinatiestand staat.
FOUTMELDINGEN
220
Deze melding verschijnt wan-
neer u na de patroonkeuze drukt
op , ,
of en het
patroon gewist gaat worden.
Deze melding verschijnt wan-
neer u het voetpedaal intrapt ter-
wijl de borduurtafel bevestigd is.
Deze melding verschijnt wan-
neer u de schuifknop voor de
snelheidsregeling hebt afgesteld
op het regelen van de zigzag-
steekbreedte en u op de “Start/
stoptoets” drukt. Gebruik het
voetpedaal om de naaimachine
te bedienen.
Deze melding verschijnt wan-
neer de gegevens van het gese-
lecteerde patroon mogelijk
beschadigd zijn.
Deze melding verschijnt wan-
neer de naaimachine in de bor-
duurcombinatiestand staat en u
probeert een wijzigingsfunctie te
gebruiken terwijl het patroon niet
helemaal binnen de rode rand
valt.
Deze melding verschijnt wanner
u op drukt terwijl u
garenkleuren wijzigt.
Deze melding verschijnt wan-
neer u een patroon dat auteurs-
rechtelijk is beschermd probeert
op te slaan op een USB-
medium/computer. Patronen die
volgens het auteursrecht niet
gereproduceerd of bewerkt
mogen worden, kunt u niet
opslaan op een floppydisk. Als
deze melding verschijnt, slaat u
het patroon op in het geheugen
van de naaimachine.
Deze melding verschijnt wan-
neer u op de “Start/stoptoets”
drukt zonder de transporteur
omhoog te zetten nadat u de
transporteur omlaag hebt gezet,
of wanneer de borduurtafel is
bevestigd.
Deze melding verschijnt wan-
neer de naaimachine in de twee-
lingnaaldstand staat en u een
patroon selecteert dat niet kan
worden genaaid met de twee-
lingnaald.
Deze melding verschijnt wan-
neer u op of
drukt terwijl de transporteur
omlaag staat.
FOUTMELDINGEN
Bijlage
221
8
Deze melding verschijnt wan-
neer u op de “Start/stoptoets”
drukt terwijl de naaimachine in
de borduurstand staat, maar de
borduurtafel niet bevestigd is.
Deze melding verschijnt terwijl
gegevens van het USB-medium
worden overgebracht.
Deze melding verschijnt wan-
neer u een patroon probeert op
te halen of op te slaan terwijl
geen USB-medium is geplaatst.
Deze melding verschijnt wan-
neer het geheugen vol is en u
een patroon moet verwijderen.
Deze melding verschijnt wan-
neer u een incompatibel medium
gebruikt.
Deze melding verschijnt wan-
neer u drukt op de “Persvoet-
toets” terwijl de persvoethendel
omhoog/de naald omlaag staat.
Deze boodschap verschijnt wan-
neer u probeert een patroon te
selecteren nadat het USB-
medium waarop het patroon is
opgeslagen, is verwisseld.
Deze melding verschijnt als een
storing optreedt.
Deze melding verschijnt wan-
neer een fout optreedt met het
USB-medium.
Deze melding verschijnt wan-
neer u een steek probeert te
naaien met een andere stand
dan de middelste naaldstand,
terwijl de steekplaat met één gat
is geplaatst.
Deze melding verschijnt wan-
neer u de steekplaat verwijdert
terwijl de machine aan staat, of
wanneer u de machine aanzet in
de borduur- of borduurcombina-
tiestand.
FOUTMELDINGEN
222
Waarschuwingsgeluiden
Als u een functie goed uitvoert, piept de naaima-
chine één keer. Als u een functie niet goed uitvoert,
piept de naaimachine twee of vier keer.
Deze melding verschijnt wan-
neer u de borduuronderdraad
vervangt.
Deze melding verschijnt wan-
neer een randpatroon verschijnt
in het borduurcombinatiescherm
nadat het werd weergegeven in
het naaischerm.
Deze melding verschijnt wan-
neer u een incompatibel USB-
medium gebruikt.
Deze melding verschijnt wan-
neer de bovendraad niet juist lijkt
ingeregen.
Deze melding verschijnt wanner
u op drukt (de per-
voet staat omhoog).
Deze melding verschijnt wan-
neer u op de “Automatisch inrij-
gentoets” drukt terwijl de
tweelingnaald is geïnstalleerd.
Deze melding verschijnt nadat
de machine werd aangeschakeld
en de borduurwagen de uit-
gangspositie heeft aangenomen.
Memo
Als u het alarm wilt uitzetten, drukt u op
. Zie pagina 12 voor meer bijzonder-
heden.
SPECIFICATIES
Bijlage
223
8
SPECIFICATIES
Artikel Specificatie
Naaimachine Afmetingen 55,6 cm (B) × 30,5 cm (H) × 25,8 cm (D)
(ca. 21-7/8 inch (B) × 12 inch (H) × 10-1/8 inch (D))
Afmetingen koffer 58,2 cm (B) × 31,9 cm (H) × 28,4 cm (D)
(ca. 22-7/8 inch (B) × 12-1/2 inch (H) × 11-1/8 inch (D) )
Gewicht 12 kg (27lb.) (met koffer: 14,3 kg (32lb.))
Naaisnelheid 70 tot 1000 steken per minuut
Naalden Naalden voor huishoudnaaimachines (HA × 130)
Borduurtafel Afmetingen 45,8 cm (B) × 13,1 cm (H) × 46,2 cm (D)
(ca. 18 inch (B) × 5-1/8 inch (H) × 18-1/4 inch (D))
Afmetingen van machine met bor-
duurtafel
72,4 cm (B × 30,5 cm (H) × 46,2 cm (D)
(ca. 28-1/2 inch (B) × 12 inch (H) × 18-1/4 inch (D))
Gewicht 3,6 kg (8 lb.)
SOFTWARE-UPGRADE VOOR UW MACHINE
224
SOFTWARE-UPGRADE VOOR UW MACHINE
Met een USB-medium of een computer kunt u software-upgrades voor uw naaimachine downloaden.
Procedure voor upgrade met
USB-medium
a
Zet de machine aan terwijl u op de “Auto-
matisch inrijgentoets” drukt.
Het volgende scherm verschijnt op de display:
b
Druk op .
c
Steek het USB-medium in de USB-poortaan-
sluiting op de machine. Zorg dat het medium
alleen het eerste upgradebestand bevat.
d
Druk op .
Het upgrade-bestand wordt gedownload.
e
Verwijder het USB-medium en zet de
machine uit en weer aan.
Upgrade-procedure met computer
a
Zet de machine aan terwijl u op de “Auto-
matisch inrijgentoets” drukt.
Het volgende scherm verschijnt op de display:
b
Druk op .
c
Sluit de USB-kabel aan op de betreffende
USB-poortaansluiting op de computer en op
de machine.
“Verwisselbare schijf” verschijnt in “Deze computer”.
d
Kopieer het upgradebestand naar “Verwis-
selbare schijf”.
De volgende melding verschijnt: “Aangesloten op pc. Maak
de USB-kabel niet los”.
Memo
Terwijl u de upgrade van de software uitvoert, klinkt het zoemgeluid niet wanneer u op een toets drukt.
Opmerking
Als een fout optreedt, verschijnt een foutmelding
in rode letters. Als het downloaden is gelukt, ver-
schijnt de melding “Upgrade voltooid”.
SOFTWARE-UPGRADE VOOR UW MACHINE
Bijlage
225
8
e
Wanneer de melding verschijnt, drukt u op
.
Het upgrade-bestand wordt gedownload.
f
Verwijder de USB-kabel en zet de machine
uit en weer aan.
Opmerking
Als een fout optreedt, verschijnt een foutmel-
ding in rode letters. Als het downloaden is
gelukt, verschijnt de melding “Upgrade vol-
tooid”.
SOFTWARE-UPGRADE VOOR UW MACHINE
226
227
STEEKINSTELLINGENTABEL
STEEKINSTELLINGENTABEL
In de volgende tabel vindt u informatie over alle naaisteken, zoals toepassingen, steeklengte, steekbreedte
en of u de tweelingnaald kunt gebruiken.
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
Rechte steek (links) Algemeen naaien, plooien,
gepaspelde naden enz. Achter-
uitsteken worden genaaid wan-
neer u op de “Achteruit/
verstevigingssteektoets” drukt.
0,0
(0)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
OK
( J )
Rechte steek (links) Algemeen naaien, plooien,
gepaspelde naden enz. Achter-
uitsteken worden genaaid wan-
neer u op de “Achteruit/
verstevigingssteektoets” drukt.
0,0
(0)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
OK
( J )
Rechte steek (mid-
den)
Algemeen naaien, plooien,
gepaspelde naden enz. Achter-
uitsteken worden genaaid wan-
neer u op de “Achteruit/
verstevigingssteektoets” drukt.
3,5
(1/8)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
OK
( J )
Rechte steek (mid-
den)
Algemeen naaien, plooien,
gepaspelde naden enz. Achter-
uitsteken worden genaaid wan-
neer u op de “Achteruit/
verstevigingssteektoets” drukt.
3,5
(1/8)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
OK
( J )
Drievoudige stretch-
steek
Algemeen naaien voor verstevi-
ging en decoratieve afwerkste-
ken
0,0
(0)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,5 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Stamsteek Verstevigingssteken, naaien en
decoratieve toepassingen
1,0
(1/16)
1,0 - 3,0
(1/16 - 1/8)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Decoratieve steek Decoratieve steken, afwerkste-
ken
0,0
(0)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Rijgsteek Rijgsteken
0,0
(0)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
20,0
(3/4)
5,0 - 30,0
(3/16 - 1-3/16)
NEE
Zigzagsteek Overhands naaien, repareren.
Achteruitsteken worden genaaid
wanneer u op de “Achteruit/ver-
stevigingssteektoets” drukt.
3,5
(1/8)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
1,4
(1/16)
0,0 - 4,0
(0 - 3/16)
OK
( J )
Zigzagsteek Overhands naaien, repareren.
Verstevigingssteken worden
genaaid wanneer u op de “Ach-
teruit/verstevigingssteektoets”
drukt.
3,5
(1/8)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
1,4
(1/16)
0,0 - 4,0
(0 - 3/16)
OK
( J )
Zigzagsteek (rechts) Beginnen vanuit rechternaald-
stand, zigzagnaaien links.
3,5
(1/8)
2,5 - 5,0
(3/32 - 3/16)
1,4
(1/16)
0,3 - 4,0
(1/64 - 3/16)
OK
( J )
Zigzagsteek (links) Beginnen vanuit linkernaald-
stand, zigzagnaaien rechts.
3,5
(1/8)
2,5 - 5,0
(3/32 - 3/16)
1,4
(1/16)
0,3 - 4,0
(1/64 - 3/16)
OK
( J )
Elastische zigzag in
2 stappen
Overhands naaien (middel-
zware stof en stretchstof), band
en elastiek
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,0
(1/16)
0,2 - 4,0
(1/64 - 1/16)
OK
( J )
Elastische zigzag in
2 stappen
Overhands naaien (middel-
zware stof en stretchstof), band
en elastiek
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,0
(1/16)
0,2 - 4,0
(1/64 - 1/16)
OK
( J )
Elastische zigzag in
3 stappen
Overhands naaien (middel-
zware stof, zware stof en stretch-
stof), band en elastiek
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,0
(1/16)
0,2 - 4,0
(1/64 - 1/16)
OK
( J )
228
STEEKINSTELLINGENTABEL
Overhandse steek Versteviging van lichte en mid-
delzware stof
3,5
(1/8)
2,5 - 5,0
(3/32 - 3/16)
2,0
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Overhandse steek Versteviging van zware stof
5,0
(3/16)
2,5 - 5,0
(3/32 - 3/16)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Overhandse steek Verstevigd naaien van middel-
zware en zware stof en stof die
snel rafelt of decoratief naai-
werk.
5,0
(3/16)
3,5 - 5,0
(1/8 - 3/16)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Overhandse steek Verstevigde naden op stretchstof
5,0
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 9/32)
2,5
(3/32)
0,5 - 4,0
(1/32 - 3/16)
OK
( J )
Overhandse steek Verstevigd naaien van middel-
zware stretchstof en zware stret-
chstof, decoratief naaiwerk
5,0
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 9/32)
2,5
(3/32)
0,5 - 4,0
(1/32 - 3/16)
OK
( J )
Overhandse steek Verstevigd naaien van stretch-
stof of decoratieve steken
4,0
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
4,0
(3/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Overhandse steek Gebreide stretchnaad
5,0
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
4,0
(3/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Enkelvoudige ruit
overhandse steek
Versteviging en naden van stret-
chstof
6,0
(15/64)
1,0 - 7,0
(1/16 - 1/4)
3,0
(1/8)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Enkelvoudige ruit
overhandse steek
Versteviging van stretchstof
6,0
(15/64)
1,0 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,8
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Met zijsnijder Rechte steken tijdens insnijden
stof
0,0
(0)
0,0 - 2,5
(0 - 3/32)
2,5
(3/32)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
NEE
Met zijsnijder Zigzagsteken tijdens insnijden
stof
3,5
(1/8)
3,5 - 5,0
(1/8 - 3/16)
1,4
(1/16)
0,0 - 4,0
(0 - 3/16)
NEE
Met zijsnijder Overhands naaien tijdens insnij-
den stof
3,5
(1/8)
3,5 - 5,0
(1/8 - 3/16)
2,0
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Met zijsnijder Overhands naaien tijdens insnij-
den stof
5,0
(3/8)
3,5 - 5,0
(1/8 - 3/16)
2,5
(1/16)
1,0 - 4,0
(3/16 - 3/16)
NEE
Met zijsnijder Overhands naaien tijdens insnij-
den stof
5,0
(3/16)
3,5 - 5,0
(1/8 - 3/16)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Verbindingssteek
(rechts)
Aan elkaar zetten/patchwork
6,5 mm (approx. 1/4 inch) marge
rechts
5,5
(7/32)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,0
(1/16)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
NEE
Verbindingssteek
(midden)
Aan elkaar zetten/patchwork
2,0
(1/16)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
NEE
Verbindingssteek
(links)
Aan elkaar zetten/patchwork
6,5 mm (approx. 1/4 inch) marge
links
1,5
(1/16)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,0
(1/16)
0,2 - 5,0
(1/64 - 3/16)
NEE
Quiltsteek met hand-
gemaakt uiterlijk
Quiltsteek die eruit ziet als hand-
genaaid
0,0
(0)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Zigzagsteek voor
quiltapplicatie
Zigzagsteek voor quilten en
bevestigen van applicatiequilt-
stukken
3,5
(1/8)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
1,4
(1/16)
0,0 - 4,0
(0 - 3/16)
NEE
Steek voor quiltap-
plicatie
Quiltsteek voor onzichtbare
applicatie of bevestigen van
band
1,5
(1/16)
0,5 - 5,0
(1/64 - 3/16)
1,8
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
229
STEEKINSTELLINGENTABEL
Stippelsteek voor
quilts
Quilten achtergrond
7,0
(1/4)
1,0 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,6
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Blindzoomsteek Geweven stof zomen
0,0
(0)
+3,0 - -3,0
(+1/8 - -1/8)
2,0
(1/16)
1,0 - 3,5
(1/16 - 1/8)
NEE
Blindzoomsteek
stretchstof
Stretchstof zomen
0,0
(0)
+3,0 - -3,0
(+1/8 - -1/8)
2,0
(1/16)
1,0 - 3,5
(1/16 - 1/8)
NEE
Dekensteek Applicaties, decoratieve deken-
steek
3,5
(1/8)
2,5 - 7,0
(3/32 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,6 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Schelprijgsteek voor
randen
Schelprijgsteek voor randen
4,0
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
0,2 - 4,0
(1/64 - 1/16)
OK
( J )
Satijnen schelpsteek Decoreren kraag van blouse,
rand zakdoek
5,0
(3/16)
2,5 - 7,0
(3/32 - 1/4)
0,5
(1/32)
0,1 - 1,0
(1/64 - 1/16)
OK
( J )
Schelpsteek Decoreren kraag van blouse,
rand zakdoek
7,0
(1/4)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
1,4
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Verbindingssteek
voor patchwork
Patchworksteken, decoratieve
steken
4,0
(1/16)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
1,2
(1/16)
0,2 - 4,0
(1/64 - 1/16)
OK
( J )
Dubbele overlock-
steek voor
patchwork
Patchworksteken, decoratieve
steken
5,0
(3/16)
2,5 - 7,0
(3/32 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Couching-steek Decoratieve steken, bevestigen
koord en couching
5,0
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
1,2
(1/16)
0,2 - 4,0
(1/64 - 1/16)
OK
( J )
Smocksteek Smockwerk, decoratieve steken
5,0
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
1,6
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Veersteek Fagotsteken, decoratieve steken
5,0
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Fagot kruissteek Fagotsteken, brugsteken en
decoratieve steken
5,0
(3/16)
2,5 - 7,0
(3/32 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Band bevestigen Band bevestigen aan zoom in
stretchstof
4,0
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
1,0
(1/16)
0,2 - 4,0
(1/61 - 3/16)
OK
( J )
Laddersteek Decoratieve steken
4,0
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
3,0
(1/8)
2,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Zigzag sierzoom-
steek
Decoratieve afwerksteken
4,0
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Decoratieve steek Decoratieve steken
1,0
(1/16)
1,0 - 3,0
(1/16 - 1/8)
2,5
(3/32)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Decoratieve steek Decoratieve steken
5,5
(3/16)
0,0 - 7,0
(0 - 1/4)
1,6
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Serpentsteek Decoratieve steken en elastiek
bevestigen
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,0
(1/16)
0,2 - 4,0
(1/64 - 3/16)
OK
( J )
Decoratieve steek Decoratief naaiwerk en applica-
ties
6,0
(15/64)
1,0 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,0
(1/16)
0,2 - 4,0
(1/64 - 3/16)
OK
( J )
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
230
STEEKINSTELLINGENTABEL
Decoratieve stippel-
steek
Decoratie naaiwerk
7,0
(1/4)
1,0 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,6
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Zoomsteken Decoratieve zomen, drievoudige
rechte steek links
1,0
(1/16)
1,0 - 7,0
(1/16 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,5 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Zoomsteken Decoratieve zomen, drievoudige
rechte steek in het midden
3,5
(1/8)
1,0 - 7,0
(1/16 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,5 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Zoomsteken zigzag Decoratieve zomen, afwerkste-
ken
6,0
(15/64)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
3,0
(1/8)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Zoomsteken Decoratieve zomen, kant beves-
tigen met pensteek
3,5
(1/8)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,6 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Zoomsteken Decoratieve zomen
3,0
(1/8)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
3,5
(1/8)
1,6 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Zoomsteken Decoratieve zomen, bloemetjes-
steek
6,0
(15/64)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
3,0
(1/8)
1,5 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Zoomsteken Erfstukwerk, decoratieve zomen
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
3,5
(1/8)
1,6 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Zoomsteken Erfstukwerk, decoratieve zomen
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
3,5
(1/8)
1,5 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Zoomsteken Erfstukwerk, decoratieve zomen
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
3,5
(1/8)
1,6 - 4.0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Zoomsteken Erfstukwerk, decoratieve zomen
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
4,0
(3/16)
1,5- 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Zoomsteken Erfstukwerk, decoratieve zomen
4,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,5 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Honingraatsteek Erfstukwerk, decoratieve zomen
5,0
(3/64)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,5 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Honingraatsteek Erfstukwerk, decoratieve zomen
6,0
(15/64)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
3,5
(1/8)
1,5 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Zoomsteken Erfstukwerk, decoratieve zomen
6,0
(15/64)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,6
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Zoomsteken Erfstukwerk, decoratieve zomen
6,0
(15/64)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
3,0
(1/8)
1,5 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Zoomsteken Erfstukwerk, decoratieve zomen
6,0
(15/64)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
4,0
(3/16)
1,5 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Zoomsteken Erfstukwerk, decoratieve zomen
4,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
2,5
(3/32)
1,6 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Zoomsteken Erfstukwerk, decoratieve zomen
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
2,0
(1/16)
1,5 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Zoomsteken Decoratieve zomen en brugste-
ken
6,0
(15/64)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
2,0
(1/16)
1,5 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
231
STEEKINSTELLINGENTABEL
Zoomsteken Decoratieve zomen. Fagotwerk,
lint bevestigen
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
3,0
(1/8)
1,5 - 4,0
(1/16 - 3/16)
OK
( J )
Zoomsteken Decoratieve zomen, smockwerk
6,0
(15/64)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,6
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Zoomsteken Decoratieve zomen, smockwerk
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 -1/4)
1,6
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Zoomsteken Decoratieve zomen, smockwerk
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,6
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Zoomsteken Decoratieve zomen
5,0
(3/16)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
1,6
(1/16)
1,0 - 4,0
(1/16 - 3/16)
NEE
Laddersteek Decoratieve zomen. Fagotwerk,
lint bevestigen
7,0
(1/4)
5,0 - 7,0
(3/16 - 1/4)
1,6
(1/16)
1,0 - 2,5
(1/16 - 3/32)
NEE
Smal afgerond
knoopsgat
Knoopsgaten op lichte tot mid-
delzware stof
5,0
(3/16)
3,0 - 5,0
(1/8 - 3/16)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Breed afgerond
knoopsgat
Knoopsgaten met extra ruimte
voor grotere knopen
5,5
(7/32)
3,5 - 5,5
(1/8 - 7/32)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Taps toelopend afge-
rond knoopsgat
Verstevigde, taps toelopende
knoopsgaten voor broek of rok-
band
5,0
(3/16)
3,0 - 5,0
(1/8 - 3/16)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Afgerond knoopsgat Knoopsgaten met verticale trens
voor zware stof
5,0
(3/16)
3,0 - 5,0
(1/8 - 3/16)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Afgerond knoopsgat Knoopsgaten met trens
5,0
(3/16)
3,0 - 5,0
(1/8 - 3/16)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Aan beide zijden
afgerond knoopsgat
Knoopsgaten voor fijne, middel-
zware tot zware stof
5,0
(3/16)
3,0 - 5,0
(1/8 - 3/16)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Smal vierkant
knoopsgat
Knoopsgaten op lichte tot mid-
delzware stof
5,0
(3/16)
3,0 - 5,0
(1/8 - 3/16)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Breed vierkant
knoopsgat
Knoopsgaten met extra ruimte
voor grotere, decoratieve knopen
5,5
(7/32)
3,5 - 5,5
(1/8 - 7/32)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Vierkant knoopsgat Knoopsgaten met verticale trens
voor zwaar gebruik
5,0
(7/32)
3,0 - 5,0
(1/8 - 3/16)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Stretchknoopsgat Knoopsgaten voor stretchstof of
geweven stof
6,0
(15/64)
3,0 - 6,0
(1/8 - 15/64)
1,0
(1/16)
0,5 - 2,0
(1/32 - 1/16)
NEE
Erfstukknoopsgat Knoopsgaten voor erfstuk- en
stretchstof
6,0
(15/64)
3,0 - 6,0
(1/8 - 15/64)
1,5
(1/16)
1,0 - 3,0
(1/1 - 1/8)
NEE
Knoopsgat in leer Eerste stap bij het maken van
knoopsgaten in leer
5,0
(3/16)
0,0 - 6,0
(0 - 15/64)
2,0
(1/16)
0,2 - 4,0
(1/64 - 3/16)
NEE
Lingerieknoopsgat Knoopsgaten voor grotere, platte
knopen in zware of dikke stof
7,0
(1/4)
3,0 - 7,0
(1/8 - 1/4)
0,5
(1/32)
0,3 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Taps toelopend lin-
gerieknoopsgat
Knoopsgaten voor grotere, platte
knopen in middelzware tot zware
stof
7,0
(1/4)
3,0 - 7,0
(1/8 - 1/4)
0,5
(1/32)
0,3 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
232
STEEKINSTELLINGENTABEL
Lingerieknoopsgat Knoopsgaten met verticale trens
voor versteviging van zware of
dikke stof
7,0
(1/4)
3,0 - 7,0
(1/8 - 1/4)
0,5
(1/32)
0,3 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Knoopsgat in vier
stappen 1
Linkerkant van knoopsgat in vier
stappen
5,0
(7/32)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Knoopsgat in vier
stappen 2
Trens van knoopsgat in 4 stap-
pen
5,0
(7/32)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Knoopsgat in vier
stappen 3
Rechterkant van knoopsgat in
vier stappen
5,0
(7/32)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Knoopsgat in vier
stappen 4
Trens van knoopsgat in 4 stap-
pen
5,0
(7/32)
1,5 - 7,0
(1/16 - 1/4)
0,4
(1/64)
0,2 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Stoppen Stoppen van middelzware stof
7,0
(1/4)
2,5 - 7,0
(3/32 - 1/4)
2,0
(1/16)
0,4 - 2,5
(1/64 - 1/16)
NEE
Stoppen Stoppen van zware stof
7,0
(1/4)
2,5 - 7,0
(3/32 - 1/4)
2,0
(1/16)
0,4 - 2,5
(1/64 - 1/16)
NEE
Trens Verstevigd naaien van zakope-
ning enz.
2.0
(1/16)
1,0 - 3,0
(1/16 - 1/8)
0,4
(1/64)
0,3 - 1,0
(1/64 - 1/16)
NEE
Knopen aanzetten Knopen aanzetten
3,5
(1/8)
2,5 - 4,5
(3/32 - 3/16)
—NEE
Oogje Maken van gaatjes in riemen
enz.
7,0
(1/4)
7,0 6,0 5,0
(1/4 15/64
3/16)
7,0
(1/4)
7,0 6,0 5,0
(1/4 15/64
3/16)
NEE
Stervormig oogje Stervormige oogjes of gaatjes
maken.
—NEE
Diagonaal links
omhoog (recht)
Bevestigen van applicaties op
pijpvormige stukken stof en het
naaien van verstekhoeken
—NEE
Achteruit (recht) Bevestigen van applicaties op
pijpvormige stukken stof en het
naaien van verstekhoeken
—NEE
Diagonaal rechts
omhoog (recht)
Bevestigen van applicaties op
pijpvormige stukken stof en het
naaien van verstekhoeken
—NEE
Opzij naar links
(recht)
Bevestigen van applicaties op
pijpvormige stukken stof
—NEE
Opzij naar rechts
(recht)
Bevestigen van applicaties op
pijpvormige stukken stof
—NEE
Diagonaal links naar
beneden (recht)
Bevestigen van applicaties op
pijpvormige stukken stof en het
naaien van verstekhoeken
—NEE
Voorwaarts (recht) Bevestigen van applicaties op
pijpvormige stukken stof en het
naaien van verstekhoeken
—NEE
Diagonaal rechts
naar beneden (recht)
Bevestigen van applicaties op
pijpvormige stukken stof en het
naaien van verstekhoeken
—NEE
Links naar opzij (zig-
zag)
Bevestigen van applicaties op
pijpvormige stukken stof
—NEE
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
233
STEEKINSTELLINGENTABEL
Rechts naar opzij
(zigzag)
Bevestigen van applicaties op
pijpvormige stukken stof
—NEE
Voorwaarts (zigzag) Bevestigen van applicaties op
pijpvormige stukken stof en het
naaien van verstekhoeken
—NEE
Achteruit (zigzag) Bevestigen van applicaties op
pijpvormige stukken stof en het
naaien van verstekhoeken
—NEE
Steek Steeknaam Persvoet Toepassingen
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweeling-
naald
Autom. Handmatig Autom. Handmatig
TREFWOORDENLIJUST
234
TREFWOORDENLIJUST
Numerics
1-3 stekentoets ........................................................................... 203
A
Aan elkaar zetten .......................................................................... 68
Aanpassingen
scherm
.................................................................................... 212
Aansluitpunt
................................................................................... 1
Accessoireruimte
............................................................................ 3
Accessoires
bijgeleverde accessoires
............................................................. 3
optioneel
.................................................................................... 6
Accessoiretafel
...................................................................... 1, 128
Achteruit/verstevigingssteek
............................................................ 3
Achteruit/verstevigingssteektoets
................................................... 40
Achteruit/verstevigingssteken
........................................................ 44
achteruit/verstevigingssteken
........................................................ 40
Achteruit/verstevigingsteektoets
.................................................... 44
Afwerksteken
................................................................................ 75
Appliceren
.................................................................................... 73
met borduurraampatroon an embroidery frame pattern
........... 173
met zigzagsteken
...................................................................... 60
quilten
...................................................................................... 69
Automatisch inrijgentoets
........................................................ 3, 25
Automatische draadkniptoets
........................................................ 45
Automatische verstevigingssteektoets
............................................ 44
B
Band bevestigen ........................................................................... 62
Band of elastiek bevestigen
........................................................... 77
Bedieningstoetsen
...................................................................... 1, 3
Beginpunttoets
............................................................................ 159
Bewerken
MY CUSTOM STITCH
............................................................ 202
Blindzoomsteken
.......................................................................... 72
Boduurcombinatie
herhaalpatronen
..................................................................... 190
Borduren
garenkleurscherm
................................................................... 157
hervatten
................................................................................ 152
kleine stukken stof
.................................................................. 141
linten of band
......................................................................... 142
opnieuw beginnen vanaf het begin
......................................... 152
randen of hoeken
.................................................................... 141
Borduuraam
stof plaatsen in
........................................................................ 140
Borduurcombinatie
Eigen kleurkaart
...................................................................... 189
garenkleur wijzigen
................................................................ 187
gecombineerde patronen
............................................... 195, 197
uitleg van functies
................................................................... 176
Borduurkaarten
........................................................................... 135
Borduurpatronen
applicatie maken met kaderpatroon
............................... 173, 174
kiezen
..................................................................................... 177
naaien
.................................................................................... 146
ophalen
.................................................................................. 171
patronenoverzicht
................................................................... 131
positie controleren
.................................................................. 144
Borduurraam
bevestigen
.............................................................................. 143
gebruik van het borduurvel
..................................................... 141
soorten
................................................................................... 139
verwijderen
............................................................................ 143
Borduurraamdisplay wijzigen
..................................................... 158
Borduursteekplaatdeksel
............................................................. 146
Borduurtafel
........................................................................... 2, 128
draagkoffer
..................................................................................3
wagen
.........................................................................................2
Borduurvel
..................................................................................141
Borduurvoet “W”
........................................................................127
Bovendeksel
...................................................................................1
Bovendraad inrijgen
handmatig inrijgen
....................................................................27
met Automatisch inrijgentoets
...................................................25
Boventransportvoet
.......................................................................33
C
Controletoets ..............................................................................144
D
Display ......................................................................................1, 9
aanpassen
...............................................................................212
vergrendelen
.............................................................................46
Doos
...............................................................................................5
Draadafsnijder
.........................................................................1, 39
Draaddichtheidstoets
..................................................................108
Draadgeleider
.............................................................1, 20, 22, 30
Draadgeleiderplaat
........................................................... 1, 22, 25
Draadgeleiders op de naaldstang
...................................... 2, 28, 29
Draadkniptoets
...............................................................................3
Draadmarkeringen
......................................................................193
E
Eigen kleurkaart ..........................................................................189
Eindetoets
...................................................................................194
Elastische zigzagsteken
.................................................................62
Engelse naad
.................................................................................58
Enkele/meerdere stekentoets
.......................................................107
Erfstukwerk
...................................................................................78
Extra klospen
.................................................................... 1, 19, 29
F
Fagotsteken ...................................................................................76
fantasie-quilt
.................................................................................61
Figuurnaad
....................................................................................57
Foutmeldingen
............................................................................217
Functies van de toetsen
MY CUSTOM STITCH
.............................................................202
G
Garenkleurentoets .......................................................................186
Garenkleurscherm
......................................................................156
Garenkleurtoets
................................................................. 187, 189
Gebruiksaanwijzingtoets
...................................................... 17, 214
Gepaspelde naad
..........................................................................59
Grijper
........................................................................................210
Groeperen
..................................................................................205
Groottekeuzetoets
.......................................................................106
Groottetoets
....................................................................... 160, 184
H
Handvat ..........................................................................................1
Handwiel
................................................................................. 1, 27
Herhaalpatronen
.........................................................................190
Hoofdschakelaar
........................................................................ 1, 8
TREFWOORDENLIJUST
235
I
inrijgen van de bovendraad
gebruik van de verticale klospen
...............................................31
gebruik van het klosnetje
..........................................................31
Instellingen
algemene instellingen
...............................................................13
automatisch draadknippen
........................................................45
automatische verstevigingssteken
..............................................44
borduurinstellingen
...................................................................14
schermtaal
................................................................................16
steekbreedte
..............................................................................42
steeklengte
................................................................................42
Instellingstoets
............................................................................203
Invoegentoets
..............................................................................206
K
Keuzehelptoets .............................................................................51
Kloskap
...........................................................................................1
Klosnetje
.......................................................................................31
Klospen
...........................................................................................1
Kniehevel
.................................................................................1, 46
Knip-/spanningstoets
...................................................................154
Knoopsgaten
één stap
....................................................................................80
in vier stappen
..........................................................................84
knopen met aparte vormen/knopen die niet in de
knopenvoet passen
....................................................................83
Knoopsgathendel
.............................................................. 2, 82, 87
Knopen aanzetten
.........................................................................90
4-gats knoop
.............................................................................91
knoopvoet
.................................................................................91
L
Letterpatronen
borduren
.................................................................................133
borduurcombinatie
.................................................................178
lettersteken en decoratieve steken
...........................................100
Lettersteken en decoratieve steken
aanpassingen
..........................................................................103
naaien
.....................................................................................102
selecteren
..................................................................................98
stekenoverzichten
.....................................................................99
M
Meerkleurentoets ............................................................... 163, 186
MY CUSTOM STITCH
ontwerpen
...............................................................................200
N
Naaisteken
kiezen
.......................................................................................48
patroonbeschrijvingstoets
..........................................................18
stekenoverzichten
.....................................................................48
naaisteken
keuzehelptoets
..........................................................................51
Naald
naald verwisselen
......................................................................34
naaldstand wijzigen
..................................................................55
stand
...........................................................................................9
Naaldklemschroef
...........................................................................2
Naaldstand
...................................................................................55
Naaldstandtoets
..............................................................................3
Netsnoer
.........................................................................................8
O
Oogje ...........................................................................................92
Opening voor borduurkaart
............................................................1
Ophalen
computer
................................................................................171
Overhandse steken
......................................................... 60, 62, 63
P
Patchwork .................................................................................... 61
Patroonafbeeldingtoets
....................................... 49, 108, 145, 204
Persvoet
bevestigen
................................................................................ 32
verwijderen
.............................................................................. 32
Persvoet-/naaldwisseltoets
................................27, 29, 32, 34, 127
Persvoetcode
..........................................................................9, 136
Persvoethendel
.........................................................................1, 41
Persvoethendeltoets
........................................................................ 3
Persvoethouder
........................................................................2, 32
Persvoetschroef
.............................................................................. 2
Pijltoetsen
........................................................ 159, 183, 196, 203
Plooien
......................................................................................... 57
Probleemoplossing
..................................................................... 214
Punwissentoets
........................................................................... 204
Q
Quilten ......................................................................................... 67
fantasie
..................................................................................... 71
met satijnsteken
........................................................................ 70
R
Randtoets ...........................................................................190, 193
Rangschikkentoets
..............................................................179, 185
Rasterrichtingtoets
...................................................................... 203
Rechte steekvoet............................................................................ 55
Rechte steken
............................................................................... 53
Reinigen
buitenkant van de machine
.................................................... 210
grijper
..................................................................................... 210
Rijgen
........................................................................................... 56
Rits inzetten
midden
..................................................................................... 94
opzij
......................................................................................... 95
Rotatietoets
........................................................................161, 183
S
Satijnsteek .................................................................................... 70
Satijnsteken
................................................................................ 108
Schelprijgsteken
........................................................................... 74
Schelpsteken
................................................................................ 75
Schermaanraakpen
....................................................187, 203, 213
houder
........................................................................................ 1
Schuifknop voor snelheidsregeling
...........................................1, 38
Schuiftoets voor snelheidsregeling
.................................................. 3
Smocksteken
................................................................................ 76
Spatiëringtoets
............................................................................ 185
Specificaties
............................................................................... 223
Spiegeltoets
.................................................................49, 107, 162
Spoel
draad bijna op
........................................................................ 150
Spoelhouder (schakelaar)
............................................................. 21
Spoelhuis
................................................................................... 210
Spoelhuisdeksel
........................................................................2, 22
Spoelhuisdeksel met koordgeleider
.............................................. 61
Spoelopwinder
............................................................................... 1
Stappatronen maken
................................................................... 114
Start/stoptoets
................................................................................. 3
Steekdichtheidtoets
.................................................................... 162
Steekplaat
....................................................................................... 2
Steekplaat rechte steek
................................................................. 55
Steken in verschillende richtingen
................................................ 93
Steunstof
.................................................................................... 138
Stof
lichte stof naaien
...................................................................... 41
stretchstof naaien
...................................................................... 83
zware stof naaien
..................................................................... 41
Stoppen
........................................................................................ 86
TREFWOORDENLIJUST
236
T
Testtoets ............................................................................ 204, 207
Transporteur
......................................................................2, 71, 90
Transporteurstandschakelaar
........................................1, 2, 71, 90
Trenzen
........................................................................................ 88
U
Upgrade ..................................................................................... 224
USB-medium
bruikbaar
....................................................................... 116, 164
USB-poortaansluiting
voor computer
............................................................................ 1
voor medium
.............................................................................. 1
V
Ventilatieopening ........................................................................... 1
Vergrotentoets
............................................................................ 203
Verlengtoets
............................................................................... 107
Verticale klospen
.......................................................................... 31
Voetpedaal
.............................................................................. 1, 39
Voorspanningsschijf
.............................................................. 20, 22
Voorspanningsschrijf
...................................................................... 1
Vooruit/achteruittoets
........................................................ 151, 152
W
Waarschuwingsgeluiden ............................................................. 222
Z
Zigzagsteken ................................................................................ 60
Zijsnijder
...................................................................................... 65
Zoomsteken
bloemetjessteken
...................................................................... 78
uitgetrokken steken
................................................................... 79
TREFWOORDENLIJUST
237
Dutch
882-S90/S91
XD0787-1511
Printed in Taiwan
218

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Brother Innov-is 4000 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Brother Innov-is 4000 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 6,62 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Brother Innov-is 4000

Brother Innov-is 4000 Snelstart handleiding - Nederlands, Deutsch - 48 pagina's

Brother Innov-is 4000 Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 246 pagina's

Brother Innov-is 4000 Snelstart handleiding - English - 48 pagina's

Brother Innov-is 4000 Gebruiksaanwijzing - English - 249 pagina's

Brother Innov-is 4000 Snelstart handleiding - Français - 48 pagina's

Brother Innov-is 4000 Gebruiksaanwijzing - Français - 246 pagina's

Brother Innov-is 4000 Snelstart handleiding - Italiano, Espanõl - 48 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info