463619
18
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/198
Pagina verder
PANTONE 285 Black Fcombo_Euro_NL_cover
Machine voor gecomputeriseerd naaien en borduren
Bedieningshandleiding
VOORBEREIDINGEN
DE BASISPRINCIPES
VAN HET NAAIEN
NAAISTEKEN
BORDUURWERK
BIJLAGE
Nederlands
882-U11
XD1575-051
Printed in Taiwan
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Belangrijk Veiligheidsinstructies
Lees deze veiligheidsinstructies alvorens u de machine gebruikt.
Deze machine is bestemd voor huishoudelijk gebruik.
GEVAAR - Beperk het risico van een elektrische schok
1Trek altijd de stekker uit het stopcontact onmiddellijk na gebruik, wanneer u de machine reinigt,
wanneer u onderhoud verricht volgens de aanwijzingen in deze handleiding of wanneer u de
machine onbeheerd achterlaat.
WAARSCHUWING - Verklein de kans op brandwonden, brand, elektrische
schok of letsel.
2Trek altijd de stekker uit het stopcontact wanneer u kleppen verwijdert, de machine smeert of
andere aanpassingen verricht volgens aanwijzingen in de handleiding
Als u de stekker uit het stopcontact wilt halen, zet u eerst de hoofdschakelaar op “O” (uit).
Vervolgens pakt u de stekker vast en trekt u deze uit het stopcontact. Trek niet aan het snoer.
Sluit de machine rechtstreeks op een wandstopcontact aan. Gebruik geen verlengsnoeren.
Haal altijd de stekker uit het stopcontact bij een stroomstoring.
3 Gebruik nooit de machine als een snoer of stekker beschadigd is, als de machine niet goed
werkt, als de machine is gevallen of beschadigd, of als er water op is gemorst. Breng de machine
naar de dichtstbijzijnde erkende dealer of een servicecentrum voor onderzoek, reparatie,
elektrische of mechanische aanpassingen.
4 Houd altijd uw werkoppervlak vrij:
Gebruik de machine niet met geblokkeerde ventilatieopeningen. Houd de ventilatiegaten van de
machine en het voetpedaal vrij van stof, plusjes en stukken stof.
Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal.
Gebruik geen verlengsnoeren. Sluit de machine rechtstreeks op een wandstopcontact aan.
Zorg dat er nooit enig voorwerp valt of wordt gestoken in enige opening van de machine.
Gebruik de machine niet wanneer spuitbussen worden gebruikt of zuurstof wordt toegediend.
5 Speciale aandacht is vereist wanneer u naait:
Let altijd goed op de naald. Gebruik geen verbogen of gebroken naalden.
Blijf met uw vingers uit de buurt van alle bewegende onderdelen. Let vooral op bij de naald.
Zet de hoofdschakelaar op “O” (uit) als u iets wilt aanpassen in de buurt van de naald.
Gebruik geen beschadigde of onjuiste naaldplaat. Daardoor kan de naald breken.
Trek niet aan of duw niet tegen de stof tijdens het naaien. Volg zorgvuldig de aanwijzingen
wanneer u naait uit de vrije hand, zodat u de naald niet buigt waardoor hij kan breken.
2
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
6 Deze machine is geen speelgoed:
Let goed op wanneer de machine wordt gebruikt door of in de buurt van kinderen.
Gebruik de machine niet buiten.
7 De machine gaat langer mee:
Zet de machine niet weg op een plaats met direct zonlicht of een hoge vochtigheidsgraad.
Gebruik of plaats de machine niet in de buurt van een verwarming, strijkijzer, halogeenlamp of
andere warme voorwerpen.
Gebruik voor het reinigen van de behuizing alleen neutrale zeep of reinigingsmiddelen. Benzeen,
thinner en schuurmiddelen kunnen de behuizing en de machine beschadigen en mogen nooit
worden gebruikt.
Raadpleeg altijd de bedieningshandleiding wanneer u onderdelen, de persvoet, de naald of
andere delen gaat verwisselen of installeren.
8 Voor reparatie of afstelling:
Als de verlichtingsunit is beschadigd, moet deze worden vervangen door een erkende dealer.
Als de machine een defect vertoont of moet worden afgesteld, controleert u eerst aan de hand van
het overzicht voor probleemoplossing achter in de bedieningshandleiding of u de afstelling zelf
kunt uitvoeren. Als u het probleem niet kunt verhelpen, raadpleegt u uw plaatselijke erkende
Brother-dealer.
Gebruik deze machine alleen voor de bestemde doeleinden, zoals beschreven in deze handleiding.
Gebruik door de fabrikant aanbevolen accessoires zoals beschreven in deze handleiding.
Bewaar deze instructies.
De inhoud van deze handleiding en de specificaties van dit product kunnen zonder kennisgeving
worden gewijzigd.
Meer productinformatie en updates vindt u op onze website www.brother.com
ALLEEN VOOR GEBRUIKERS IN GROOT-BRITTANNIË, IERLAND,
MALTA EN CYPRUS
BELANGRIJK
Voor vervanging van de stekkerzekering gebruikt u een zekering goedgekeurd door ASTA tot BS
1362, dat wil zeggen, met het symbool , van de sterkte die is aangegeven op de stekker.
Plaats altijd het zekeringdeksel terug. Gebruik nooit een stekker zonder zekeringdeksel.
Als het beschikbare stopcontact niet geschikt is voor de stekker van deze machine, neemt u
contact op met uw officiële dealer om het juiste snoer te verkrijgen.
VOOR GEBRUIKERS IN AUSTRALIË EN NIEUW ZEELAND
Deze naaimachine is niet bedoeld voor gebruik door jonge kinderen. En assistentie is mogelijk
vereist wanneer de machine wordt gebruikt door iemand met een handicap.
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Inhoudsopgave
Belangrijk Veiligheidsinstructies..........................................................................................1
Inleiding ..............................................................................................................................7
Functies van de naaimachine...............................................................................................7
Accessoires..........................................................................................................................8
Bijgeleverde accessoires.................................................................................................................................... 8
Optionele accessoires .......................................................................................................................................9
Machineonderdelen en hun functie...................................................................................10
Vooraanzicht ..................................................................................................................................................10
Naald- en persvoetgedeelte.............................................................................................................................11
Rechterkant/achteraanzicht .............................................................................................................................11
Bedieningstoetsen ........................................................................................................................................... 12
Bedieningspaneel............................................................................................................................................13
VOORBEREIDINGEN 15
De machine aan- en uitzetten ...........................................................................................16
Voorzorgsmaatregelen stroomvoorziening ..................................................................................................... 16
De machine aanzetten ....................................................................................................................................17
De machine uitzetten......................................................................................................................................17
LCD-scherm bedienen .......................................................................................................18
LCD-scherm bekijken......................................................................................................................................18
De machine-instellingen wijzigen ...................................................................................................................19
Bedieningsprocedures controleren ..................................................................................................................21
Spoel opwinden/plaatsen ..................................................................................................23
Voorzorgsmaatregelen spoel ........................................................................................................................... 23
Spoel opwinden ..............................................................................................................................................23
Spoel plaatsen.................................................................................................................................................27
Bovendraad inrijgen .........................................................................................................29
De draadklos...................................................................................................................................................29
Bovendraad inrijgen........................................................................................................................................29
Naald inrijgen .................................................................................................................................................32
Naald handmatig inrijgen (zonder de naaldinrijger te gebruiken) ....................................................................33
Werken met de tweelingnaald......................................................................................................................... 34
Spoeldraad omhoogtrekken.............................................................................................................................36
Naald wisselen ..................................................................................................................38
Voorzorgsmaatregelen naalden .......................................................................................................................38
Soorten naalden en toepassingen ....................................................................................................................39
Naald controleren ...........................................................................................................................................40
Naald verwisselen........................................................................................................................................... 40
Persvoet verwisselen .........................................................................................................42
Voorzorgsmaatregelen persvoet ......................................................................................................................42
Persvoet verwisselen ....................................................................................................................................... 42
Persvoethouder verwijderen en bevestigen...................................................................................................... 44
Cilindrische stukken naaien...............................................................................................45
Naaien met de vrije arm.................................................................................................................................. 45
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN 47
Naaien...............................................................................................................................48
Algemene procedure voor het naaien.............................................................................................................. 48
Steken selecteren ............................................................................................................................................49
Stof plaatsen....................................................................................................................................................50
Beginnen met naaien ......................................................................................................................................51
Naaiwerk verstevigen...................................................................................................................................... 53
Draad afknippen .............................................................................................................................................54
Steek instellen ...................................................................................................................56
Steekbreedte aanpassen ..................................................................................................................................56
Steeklengte aanpassen..................................................................................................................................... 57
Draadspanning aanpassen...............................................................................................................................57
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Nuttige functies.................................................................................................................59
Automatisch achteruitnaaien/verstevigingssteken naaien.................................................................................59
Draad automatisch afknippen ......................................................................................................................... 60
Steken spiegelen .............................................................................................................................................61
Nuttige naaitips ................................................................................................................62
Proeflap naaien ...............................................................................................................................................62
Naairichting wijzigen......................................................................................................................................62
Bochten naaien ...............................................................................................................................................62
Persvoetdruk aanpassen .................................................................................................................................. 62
Dikke stoffen naaien .......................................................................................................................................63
Dunne stoffen naaien ......................................................................................................................................64
Stretchstof naaien............................................................................................................................................64
Leer of vinyl naaien.........................................................................................................................................64
Evenwijdige marge naaien ..............................................................................................................................64
Persvoet zonder handen omhoog en omlaag zetten ........................................................................................ 65
NAAISTEKEN 67
Steekinstellingentabel........................................................................................................68
Naaisteken ...................................................................................................................................................... 68
Andere steken ................................................................................................................................................. 72
Steken selecteren...............................................................................................................75
Soorten steken.................................................................................................................................................75
Steken selecteren ............................................................................................................................................75
Steekinstellingen opslaan ................................................................................................................................77
Overhandse steken ............................................................................................................79
Overhandse steken maken met persvoet “G” ..................................................................................................79
Overhandse steken naaien met zigzagvoet “J”.................................................................................................80
Overhandse steken naaien met de zijsnijder ...................................................................................................81
Basissteken ........................................................................................................................83
Rijgen .............................................................................................................................................................83
Basissteken......................................................................................................................................................83
Blindzoomsteken naaien....................................................................................................85
Knoopsgaten naaien/knopen aanzetten .............................................................................87
Knoopsgaten naaien........................................................................................................................................88
Knoop aannaaien............................................................................................................................................ 92
Rits inzetten ......................................................................................................................94
Een rits inzetten in het midden ........................................................................................................................ 94
Een rits inzetten aan de zijkant........................................................................................................................ 96
Rits/galon inzetten ............................................................................................................99
Een rits inzetten in het midden ........................................................................................................................ 99
Galon plaatsen..............................................................................................................................................100
Stretchstof naaien en elastiek bevestigen ........................................................................101
Stretchstof naaien..........................................................................................................................................101
Elastiek inzetten ............................................................................................................................................101
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken............................................................................103
Applicatiesteken naaien ................................................................................................................................104
Patchworksteken (voor fantasiequilt) .............................................................................................................105
Aan elkaar zetten ..........................................................................................................................................105
Quilten .........................................................................................................................................................107
Vrij quilten....................................................................................................................................................108
Satijnsteken naaien met de schuifknop voor snelheidsregeling ......................................................................109
Verstevigingssteken .........................................................................................................111
Drievoudige stretchsteken naaien.................................................................................................................. 111
Bartacksteek..................................................................................................................................................111
Stoppen......................................................................................................................................................... 113
Gaatje stikken..................................................................................................................115
Horizontaal stikken .........................................................................................................116
Decoratieve steken naaien ..............................................................................................118
Fagotsteken ...................................................................................................................................................119
Schelpsteek ...................................................................................................................................................120
Smocksteken naaien......................................................................................................................................120
Schelprijgsteken naaien................................................................................................................................. 121
Verbindingssteken naaien .............................................................................................................................122
Erfstuksteken naaien......................................................................................................................................123
5
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De diverse ingebouwde decoratieve patronen maken .....................................................126
Fraaie patronen naaien.................................................................................................................................. 126
Patronen naaien............................................................................................................................................126
Patroongrootte wijzigen ................................................................................................................................127
Steekdichtheid wijzigen ................................................................................................................................127
Lengte van satijnsteken wijzigen ...................................................................................................................128
Patronen verschuiven....................................................................................................................................129
Patronen combineren....................................................................................................................................130
Patronen opslaan ..........................................................................................................................................133
Patroon opnieuw uitlijnen............................................................................................................................. 134
Patroon ontwerpen (My Custom Stitch) ..........................................................................137
Patroon schetsen ...........................................................................................................................................137
Patroongegevens invoeren ............................................................................................................................138
Voorbeelden van ontwerpen.........................................................................................................................140
BORDUURWERK 141
Netjes borduren ..............................................................................................................142
Wat u moet voorbereiden ............................................................................................................................. 142
Borduren, stap voor stap ...............................................................................................................................144
Borduurvoet bevestigen...................................................................................................145
Borduurvoet bevestigen.................................................................................................................................145
Borduurvoet verwijderen............................................................................................................................... 147
Borduureenheid bevestigen .............................................................................................148
Voorzorgsmaatregelen borduureenheid.........................................................................................................148
Borduureenheid bevestigen...........................................................................................................................148
Borduureenheid verwijderen.........................................................................................................................150
Stof voorbereiden............................................................................................................151
Steunstof bevestigen aan de stof .................................................................................................................... 151
Stof in het borduurraam bevestigen ...............................................................................................................152
Borduurraam bevestigen .................................................................................................155
Borduurraam bevestigen ...............................................................................................................................155
Borduurraam verwijderen .............................................................................................................................156
Borduurpatronen selecteren............................................................................................157
Copyrightinformatie ......................................................................................................................................157
Borduurpatroontypen ....................................................................................................................................157
LCD (liquid crystal display) scherm bedienen................................................................................................158
Tekens selecteren..........................................................................................................................................160
Borduurpatroon selecteren ............................................................................................................................161
Kaderpatroon selecteren................................................................................................................................162
Werken met een borduurkaart (afzonderlijk verkrijgbaar) .............................................................................163
Borduren .........................................................................................................................164
Aantrekkelijke afwerkingen naaien................................................................................................................164
Patroon borduren ..........................................................................................................................................165
Applicatiewerk..............................................................................................................................................167
Patronen bewerken .........................................................................................................169
Indeling aanpassen........................................................................................................................................ 169
Draadspanning aanpassen............................................................................................................................. 171
Opnieuw borduren .......................................................................................................................................172
De draad raakt halverwege het ontwerp op.................................................................................................172
Stoppen tijdens het borduren ........................................................................................................................ 173
Gebruik van de geheugenfunctie.....................................................................................175
Voorzorgsmaatregelen borduurgegevens.......................................................................................................175
Patronen opslaan ..........................................................................................................................................176
Borduur patronen ophalen van de computer .................................................................................................177
6
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
BIJLAGE 179
Zorg en onderhoud..........................................................................................................180
De buitenkant van de machine reinigen........................................................................................................180
Loophuis reinigen .........................................................................................................................................180
Problemen oplossen ........................................................................................................182
Foutmeldingen .............................................................................................................................................. 187
LCD-scherm aanpassen.................................................................................................................................191
Piepsignaal bij bediening ..............................................................................................................................191
Pieptoon bij handelingen annuleren..............................................................................................................192
Software-upgrade van de machine ..................................................................................193
Trefwoordenlijust ............................................................................................................194
Inleiding / Functies van de naaimachine 7
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Inleiding
Gefeliciteerd met de aanschaf van uw nieuwe naaimachine. Bestudeer
“Belangrijk Veiligheidsinstructies” (pagina
1)
en vervolgens deze handleiding zorgvuldig voordat u de naaimachine in gebruik neemt, zodat u de diverse functies
correct kunt uitvoeren. Houd deze handleiding altijd bij de hand zodat u snel iets kunt nazoeken.
Functies van de naaimachine
a Spoel eenvoudig opwinden
U kunt de spoel snel en eenvoudig opwinden met draad (pagina 23).
b Ingebouwde steken
U kunt kiezen uit de ingebouwde steken, zoals naaisteken en decoratieve steken (pagina 68).
c Snelspoel
U kunt beginnen met naaien zonder de spoeldraad omhoog te trekken (pagina 27).
d Automatisch draadknippen
De draad kan na het naaien automatisch worden afgeknipt (pagina 60).
e Borduren
U kunt ingebouwde borduurpatronen, tekens, omkaderde decoraties en ontwerpen van optionele borduurkaarten
borduren (pagina 141).
f Kniehevel
Dankzij de kniehevel kunt u met uw knie de persvoet omhoog en omlaag zetten. U hebt beide handen vrij voor de stof
(
pagina 65
).
5
4
3
2
1
6
8
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Accessoires
Bijgeleverde accessoires
Open de doos en controleer of de volgende accessoires zijn bijgesloten. Neem contact op met uw leverancier
wanneer een artikel ontbreekt of beschadigd is.
Opmerking
z De schroef van de persvoethouder is
verkrijgbaar bij uw erkende dealer.
(Onderdeelcode: XA4813-051)
z De accessoirelade met vakjes is verkrijgbaar
bij uw erkende dealer.
(onderdeelcode: XC4489-051)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
19.* 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27.
28. 29. 30. 31. 32. 33. 34.
35.
36. 37. 38. 39. 40. 41.
42. 43. 44. 45.
*75/11 2 naalden
90/14 2 naalden
90/14 2 naalden: ballpointnaald
(goudkleurig)
Accessoires 9
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Optionele accessoires
De volgende accessoires zijn optioneel verkrijgbaar.
Memo
z Wilt u optionele accessoires of onderdelen
aanschaffen, neem dan contact op met uw
leverancier of het dichtstbijzijnde erkende
servicecentrum.
z
Alle specificaties waren correct toen dit werd
gedrukt. De onderdeelcodes kunnen worden
gewijzigd zonder kennisgeving.
z Bij uw officiële dealer kunt u een complete
lijst optionele accessoires krijgen die
beschikbaar zijn voor uw machine.
Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1 Knoopsgatvoet “A” XC2691-053
2
Persvoet “G” voor
overhandse steken
XC3098-051
3 Monogramvoet “N” X53840-351
4 Ritsvoet “I” X59370-051
5
Zigzagvoet “J”
(op machine)
XC3021-051
6 Blindzoomvoet “R” X56409-051
7 Knoopaanzetvoet “M” 130489-001
8 Boventransportvoet F033N: XC2214-002
9 Quiltvoet F005N: XC1948-002
10 Steekgeleidervoet “P” F035N: XC1969-002
11 Instelbare rits/galonvoet F036N: XC1970-002
12 Non-stickvoet F007N: XC1949-002
13 Open voet F027N: XC1964-002
14 1/4 inch quiltvoet F001N: XC1944-002
15 Zijsnijder “S” F054: XC3879-002
16 Quiltgeleider F016N: XC2215-002
17 Tornmesje X54243-051
18 Spoel (4) SFB: XA5539-151
19 Naaldsetje X58358-051
20 Tweelingnaald X59296-151
21 Schoonmaakborsteltje X59476-051
22 Gaatjesponser 135793-001
23 Schroevendraaier (groot) XC8349-051
24 Schroevendraaier (klein) X55468-051
25 Kloskap (groot) 130012-054
26 Kloskap (middelgroot) (2) X55260-153
27 Kloskap (klein) 130013-154
28 Extra klospin XC4654-051
29 Klosnetje XA5523-050
30 Voetpedaal
XD0501-021
(Europese Unie)
XD8816-021
(andere gebieden)
31 Bedieningshandleiding XD1575-051
32 Beknopte bedieningsgids XD1237-051
33 Borduurvoet “Q” XD0474-051
34
Borduurset (groot)
H 18 cm X B 13 cm
(H 7 inch X B 5 inch)
EF84: XD0600-002
35
Borduurset (extra groot
(meerdere posities))
H 30 cm X B 13 cm
(H 12 inch X B 5 inch)
EF85: XD0601-002
36 Steunstof voor borduren BM3: X81175-001
37 Borduurspoeldraad (wit)
X81164-001
EBT-CEN
38
Ander spoelhuis
(roze markering)
XC8167-251
39 Kniehevel XA6941-052
40 USB-kabel XD0745-051
41 Rasterset GS4: XC4549-050
42 Schaar XC1807-121
43 Doos XC9701-052
44 Accessoirezakje XC4487-051
45
Schijfvormige
schroevendraaier
XC1074-051
1. 2. 3.
4. 5.
6.
Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1
Borduurspoeldraad (wit) X81164-001
EBT-CEN
Borduurspoeldraad
(zwart)
XC5520-001
EBT-CEBN
2 Borduurkaart
3
Borduurset (klein)
H 2 cm X B 6 cm
(H 1 inch X B 2-1/2 inch)
EF82: XD0598-002
4
Borduurset (middelgroot)
H 10 cm X B 10 cm
(H 4 inch X B 4 inch)
EF83: XD0599-002
5
In water oplosbare
steunstof
BM4: X81267-001
Steunstof voor borduren BM3: X81175-001
6 Brede tafel WT5: XC9567-152
10
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Machineonderdelen en hun functie
Hieronder worden de diverse onderdelen van de machine en hun functie beschreven. Lees de beschrijvingen
zorgvuldig door, zodat u de namen van de onderdelen kent voordat u de machine gaat gebruiken.
Vooraanzicht
a Draadgeleiderplaat
Bij het inrijgen van de onderdraad leidt u de draad rond
de draadgeleiderplaat.
b Draadgeleiderdeksel
Evenals met de draadgeleiderplaat leidt u de draad rond
het draadgeleiderdeksel bij het inrijgen van de
bovendraad.
c Klospin
Plaats een draadklos op de klospin.
d Draadgeleider voor het opwinden van de spoel
Bij het opwinden van de onderdraad leidt u de draad
rond deze draadgeleider.
e Bovendeksel
Open het bovendeksel om de draadklos op de klospin
te plaatsen.
f Spoelopwinder
Gebruik de spoelopwinder voor het opwinden van de spoel.
g Bedieningspaneel
Op het bedieningspaneel kunt u steekinstellingen
bekijken en bewerken en handelingen voor het gebruik
van de machine weergeven (pagina 13).
h Opening voor bevestigen van de kniehevel
Steek de kniehevel in de opening voor het bevestigen
van de kniehevel.
i Aansluitpunt van de borduureenheid
Sluit het koppelstuk voor de borduureenheid aan.
j Persvoethendel
Met de persvoethendel zet u de persvoet omhoog of omlaag
.
k Bedieningstoetsen
Met deze toetsen bedient u de machine.
l Accessoiretafel
Plaats de accessoirelade met vakjes in het accessoirevak van
de accessoiretafel. Verwijder de accessoiretafel wanneer u
cilindrische stukken wilt naaien zoals manchetten.
m Draadafsnijder
Leid de draden door de draadafsnijder om ze af te snijden.
n Naaldinrijghendel
Met de naaldinrijghendel kunt u de naald inrijgen.
o Controlevenster draadophaalhendel
Via het venster kunt u de stand van de
draadophaalhendel controleren.
Machineonderdelen en hun functie 11
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Naald- en persvoetgedeelte
a Knoopsgathendel
Zet de knoopsgathendel omlaag wanneer u
knoopsgaten en bartacksteken naait.
b Draadgeleiderschijf
Leid de draad door de draadgeleiderschijf wanneer u de
naald inrijgt met de naaldinrijger.
c Draadgeleider aan naaldstang
Leid de bovendraad door de draadgeleider aan de
naaldstang.
d Naaldplaat
De naaldplaat is gemarkeerd om rechte naden te
kunnen naaien.
e Naaldplaatdeksel
Verwijder de naaldplaat en reinig het spoelhuis en het
loophuis.
f Spoelhuisdeksel/spoelhuis
Verwijder het spoelhuisdeksel en plaats de spoel in het
spoelhuis.
g Transporteurs
De transporteurs voeren de stof in de naairichting.
h Persvoet
De persvoet drukt gelijkmatig op de stof tijdens het
naaien. Bevestig de persvoet die het geschiktst is voor
de geselecteerde steek.
i Persvoethouder
De persvoet wordt geïnstalleerd op de persvoethouder.
Rechterkant/achteraanzicht
a Handvat
Draag de machine aan het handvat wanneer u hem
vervoert.
b Handwiel
Draad het handwiel naar u toe (tegen de klok in) om de
naald omhoog en omlaag te halen en één steek te
naaien.
c Borduurkaartopening
Plaats de borduurkaart.
d USB-poortaansluiting
Steek de USB-kabel in de USB-poortaansluiting.
e Luchtgat
Het luchtgat zorgt voor luchtverversing rond de motor.
Houd het luchtgat vrij wanneer u de machine gebruikt.
f Hoofdschakelaar
Met de hoofdschakelaar zet u de machine aan en uit.
g Voetpedaalaansluiting
Steek de stekker aan het eind van de voetpedaalkabel in
het betreffende contactpunt op de machine.
h Voedingsaansluiting naaimachine
Steek de stekker van het netsnoer in de
voedingsaansluiting.
i Transporteurstandschakelaar
Met de transporteurstandschakelaar kunt u de
transporteurs omlaag zetten.
j Persvoetdrukknop
Met de persvoetdrukknop stelt u in welke druk de
persvoet uitoefent op de stof.
Memo
z Zie pagina 10 t/m 13 terwijl u leert omgaan
met uw machine.
12
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen kunt u allerlei elementaire machinehandelingen gemakkelijk uitvoeren.
a Start/stop-knop
Door op de start/stop-knop te drukken, kunt u beginnen
of stoppen met naaien. Zolang u de knop ingedrukt
houdt, werkt de machine op lage snelheid. Wanneer u
stopt met naaien, wordt de naald omlaag gezet in de stof.
Zie “Beginnen met naaien” (pagina 51) voor meer
informatie.
De knop verandert van kleur naar gelang de
bedieningsmodus van de machine.
b Achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
Door op de achteruitnaaien/verstevigingssteektoets te
drukken, naait u achteruit of maakt u
verstevigingssteken. U kunt achteruitnaaien door de
toets ingedrukt te houden. U kunt verstevigingssteken
maken door 3 tot 5 steken over elkaar te naaien. Zie
“Naaiwerk verstevigen” (pagina 53) voor meer
informatie.
c Naaldstandtoets
U kunt de naald omhoog of omlaag zetten door op de
naaldstandtoets te drukken. Wanneer u tweemaal op de
toets drukt, maakt u één steek.
d Draadkniptoets
Nadat u bent gestopt met naaien, drukt u op de
draadkniptoets om de boven- en onderdraad af te
knippen. Zie “Draad afknippen” (pagina 54) voor meer
informatie.
e Schuifknop voor snelheidsregeling
Met de schuifknop voor snelheidsregeling past u de
naaisnelheid aan.
VOORZICHTIG
Opmerking
z Druk niet op de draadkniptoets als er geen
stof onder de persvoet ligt of wanneer de
machine naait. Anders kan de machine
beschadigd raken.
z Wanneer u nylondraad, draad die dikker is
dan nr. 30 of andere speciale draden wilt
afsnijden, gebruikt u de draadafsnijder aan
de zijkant van de machine. Zie “Werken met
de draadafsnijder” (pagina 55) voor meer
informatie.
Groen: de machine is klaar voor gebruik of is
bezig met naaien.
Rood: de machine kan niet naaien.
Oranje: de machine windt de spoeldraad op
of de spoelopwinderas is naar rechts
verschoven.
Druk niet op de draadkniptoets nadat de
draden al zijn afgeknipt. Anders kan de
naald breken, kunnen de draden verward
raken of kan de machine beschadigd
raken.
Machineonderdelen en hun functie 13
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel aan de voorkant heeft een LCD-scherm en bedieningstoetsen.
a LCD-scherm (aanraakscherm)
Instellingen van het geselecteerde patroon en
meldingen worden weergegeven.
U kunt handelingen uitvoeren door te drukken op de
toetsen op het LCD-scherm.
Zie “LCD-scherm bedienen” (pagina 18) voor meer
informatie.
b Achteruittoets
Druk op deze toets om terug te keren naar het vorige
scherm.
c Toets Vorige pagina
Hiermee geeft u het vorige scherm weer wanneer er
items zijn die niet worden weergegeven op het LCD-
scherm.
d Toets Volgende pagina
Hiermee geeft u het volgende scherm weer wanneer er
items zijn die niet worden weergegeven op het LCD-
scherm.
e Geheugentoets
Druk hierop om letterborduurwerk, gecombineerde
patronen, eigen patronen, enzovoort in het geheugen
van de machine in te voeren.
f Naaistekentoets
Druk op deze toets om een naaisteek of decoratieve
steek te selecteren of een steekpatroon te ontwerpen
met de functie My Custom Stitch.
g Borduurtoets
Druk op deze toets om borduurwerk te naaien.
h Instellingstoets
Druk hierop om de naaldstoppositie, de zoemer,
enzovoort in te stellen.
i Helptoets naaimachine
Druk hierop voor hulp bij het gebruik van de
naaimachine.
Geeft eenvoudige uitleg weer over het instellen van de
bovendraad / het opwinden van de spoeldraad / het
instellen van de spoeldraad / het vervangen van de
naald / het bevestigen van de borduureenheid / het
bevestigen van het borduurraam / het bevestigen van de
borduurvoet / het vervangen van de persvoet.
a
c
b
f
gh
d
e
i
14
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
1 VOORBEREIDINGEN
In dit hoofdstuk wordt beschreven welke voorbereidingen u moet treffen voordat u gaat naaien.
De machine aan- en uitzetten .................................................................................16
Voorzorgsmaatregelen stroomvoorziening.........................................................16
De machine aanzetten .......................................................................................17
De machine uitzetten.........................................................................................17
LCD-scherm bedienen.............................................................................................18
LCD-scherm bekijken .........................................................................................18
De machine-instellingen wijzigen ......................................................................19
Bedieningsprocedures controleren.....................................................................21
Spoel opwinden/plaatsen ........................................................................................23
Voorzorgsmaatregelen spoel ..............................................................................23
Spoel opwinden..................................................................................................23
Spoel plaatsen ....................................................................................................27
Bovendraad inrijgen ................................................................................................29
De draadklos......................................................................................................29
Bovendraad inrijgen...........................................................................................29
Naald inrijgen ....................................................................................................32
Naald handmatig inrijgen (zonder de naaldinrijger te gebruiken) ......................33
Werken met de tweelingnaald............................................................................34
Spoeldraad omhoogtrekken................................................................................36
Naald wisselen ........................................................................................................38
Voorzorgsmaatregelen naalden..........................................................................38
Soorten naalden en toepassingen .......................................................................39
Naald controleren ..............................................................................................40
Naald verwisselen ..............................................................................................40
Persvoet verwisselen ...............................................................................................42
Voorzorgsmaatregelen persvoet.........................................................................42
Persvoet verwisselen ..........................................................................................42
Persvoethouder verwijderen en bevestigen ........................................................44
Cilindrische stukken naaien.....................................................................................45
Naaien met de vrije arm.....................................................................................45
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
16
De machine aan- en uitzetten
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de machine aan- en uitzet.
Voorzorgsmaatregelen stroomvoorziening
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de stroomvoorziening.
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend gewone huishoudaansluitingen als elektriciteitsbron. Als u een andere
stroomvoorziening gebruikt, kunt u brand, een elektrische schok of schade aan de machine
veroorzaken.
Zet in de volgende gevallen de hoofdschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact:
Wanneer u de machine onbeheerd achterlaat
Wanneer u klaar bent met werken
Wanneer de stroom uitvalt tijdens het gebruik
Wanneer het apparaat niet goed functioneert vanwege een slechte aansluiting of
loskoppeling
Tijdens onweer
Gebruik geen verlengsnoeren of stekkerdozen waarop veel andere apparaten zijn
aangesloten. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Raak de stekker niet met natte handen aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen.
Zet altijd eerst de hoofdschakelaar uit voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Pak
altijd de stekker vast om deze uit het stopcontact te halen. Wanneer u aan het snoer trekt, kan
dit beschadigd raken, met brand of een elektrische schok als gevolg.
Zorg dat het snoer niet wordt ingesneden, beschadigd raakt, stevig wordt gebogen, gedraaid
of samengeperst wordt en er niet aan wordt getrokken. Plaats geen zware voorwerpen op het
snoer. Bescherm het snoer tegen hitte. Hierdoor zou het snoer kunnen beschadigd kunnen
raken en brand of een elektrische schok kunnen veroorzaken. Als het netsnoer of de stekker
beschadigd zijn, brengt u de machine voor reparatie naar de dichtstbijzijnde erkende dealer
voordat u de machine weer gebruikt.
Haal de stekker uit het stopcontact wanneer u de machine langere tijd niet gebruikt. Anders
kan er brand ontstaan.
De machine aan- en uitzetten 17
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De machine aanzetten
Pak het meegeleverde netsnoer uit.
a
Controleer of de naaimachine is uitgeschakeld
(hoofdschakelaar op
“”
) en steek de stekker
van het netsnoer in de voedingsaansluiting aan
de rechterkant van de machine.
b
Steek de stekker van het netsnoer in een
normaal stopcontact.
a Voedingsaansluiting naaimachine
c
Druk op de rechterkant van de hoofdschakelaar
rechts op de machine om de machine in te
schakelen (zet de schakelaar op “I”).
X Het licht, het LCD-scherm en de (start/
stop-knop) lichten op wanneer u de machine
inschakelt.
De machine uitzetten
Zet de machine uit wanneer u ophoudt met naaien.
Zet de machine ook uit wanneer u hem naar een
andere plek vervoert.
a
Controleer of de machine niet bezig is met
naaien.
b
Druk op de linkerkant van de hoofdschakelaar
rechts op de machine om de machine uit te
schakelen (zet de schakelaar op
“”
).
X De naailamp gaat uit wanneer u de machine
uitzet.
c
Haal de stekker uit het stopcontact.
Pak de stekker vast wanneer u het netsnoer uit
het stopcontact haalt.
d
Haal het netsnoer uit de voedingsaansluiting
van de machine.
Opmerking
z Wanneer tijdens het gebruik van de machine
de stroom uitvalt, zet u de naaimachine uit
en haalt u de stekker uit het stopcontact.
Volg de onderstaande procedure om de
machine weer op de juiste manier te starten.
1
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
18
LCD-scherm bedienen
De geselecteerde steek, patrooninstellingen en meldingen worden weergegeven in het LCD-scherm op
het voorpaneel van de naaimachine.
LCD-scherm bekijken
Wanneer u de naaimachine aanzet, gaat het LCD-scherm aan en wordt het volgende scherm weergegeven.
U wijzigt het scherm met de toetsen onder het scherm. U voert de bediening uit door te drukken op de
pictogrammen op het scherm.
Naaisteekkeuzescherm
a Geselecteerde steek
b Te gebruiken persvoet
c Steken
d Steekinstellingen en naaien met de tweelingnaald
e Steekbreedte (mm)
f Steeklengte (mm)
g Draadspanning
h Nummer van de geselecteerde steek
i Aantal steken in het geselecteerde steektype
j Horizontaal spiegelbeeld
k Automatisch draadknippen
l Automatisch achteruitnaaien/verstevigingssteken
m Naaien met de enkele naald/tweelingnaald en de
naaldstopstand
Steektypekeuzescherm
Druk op (Naaistekentoets) om het scherm weer te geven voor het selecteren van het steektype. Zie
“Steken selecteren” (pagina 49) voor meer informatie.
Memo
z Wanneer de borduureenheid is aangesloten, wordt een ander scherm weergegeven.
z Zie “Foutmeldingen” (pagina 187) voor meldingen die op het LCD-scherm worden weergegeven.
z Bij sommige modellen wordt een animatiefilmpje getoond wanneer de machine wordt aangezet.
Wanneer een animatiefilmpje wordt getoond, wordt het bovenstaande scherm weergegeven als u het
LCD-scherm met uw vinger aanraakt.
a
b
c
d
e
f
j
h
i
g
klm
LCD-scherm bedienen 19
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De machine-instellingen wijzigen
U kunt diverse naaimachinehandelingen en naai-instellingen wijzigen.
Onderstaande lijst geeft een overzicht van alle steek- en machinetoepassingen die u kunt instellen.
Toepassing Pictogram Informatie Instellingen
Naaldstand
Hiermee stelt u in waar de naald blijft staan
wanneer u stopt met naaien.
Omlaag Omhoog
Steekbreedte
instellen
Hiermee zorgt u dat de steekbreedte wordt
aangepast met de schuifknop voor
snelheidsregeling.
Verticale
patroonafstelling
Hiermee past u de verticale positie
(omhoog/omlaag) van het patroon aan
(pagina 134).
-9 tot +9
Horizontale
patroonafstelling
Hiermee past u de horizontale positie (links/
rechts) van het patroon aan (pagina 134).
-9 tot +9
Draadkleurweer
gave
Hiermee wijzigt u de draadkleurweergave
op het borduurscherm.
Draadkleur/Borduurtijd/Aantal
steken/Draadnummer (#123)
(Wanneer “Draad nr.
#
123” is geselecteerd)
Embroidery/Country/Madeira
poly/Madeira rayon/Sulky/
Robison anton
Maateenheid
schermweergave
Hiermee selecteert u de maateenheden die
worden weergegeven (alleen voor
borduren).
mm/INCH
Borduurspanning
Hiermee past u de draadspanning aan voor
borduren (alleen voor borduren).
-8 tot +8
Maximale
borduursnelheid
Hiermee geeft u de maximale
borduursnelheid op.
Zoemer
Hiermee stelt u in of na elke handeling een
pieptoon klinkt (pagina 192).
Beginscherm
Hiermee stelt u in of het beginscherm wordt
weergegeven als de stroom wordt
ingeschakeld.
(Er zijn modellen waarbij dit niet kan
worden gewijzigd.)
Aanvankelijke
naaldstand
Hiermee selecteert u de rechte steek die
automatisch wordt geselecteerd wanneer u
de machine inschakelt.
Taal Hiermee kunt u de schermtaal wijzigen.
Engels/Duits/Frans/Italiaans/
Nederlans/Spaans/Japans/
Deensn/Noors/Fins/Zweeds/
Portugees/Russisch/Koreaans/
Thais/Overige
Helderheid LCD-
scherm
Hiermee past u de helderheid van het LCD-
scherm aan.
Lichter Donkerder
Stekenteller
Serviceherinnering en het totaal aantal
borduursteken weergeven. Het aantal
steken met het oog op service is een
herinnering dat u uw machine regelmatig
een onderhoudsbeurt geeft. (Neem contact
om uw erkende dealer voor meer
informatie.)
Productnummer
NO:
Het “NO. is het nummer van de naai- en
borduurmachine.
Programmaversie VERSION: Hiermee geeft u de programmaversie weer.
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
20
a
Zet de machine aan.
X Het LCD-scherm gaat aan.
b
Druk op (instellingstoets) op het
bedieningspaneel.
X Het instellingenscherm verschijnt.
c
Druk op het onderdeel dat u wilt instellen.
Wissel van scherm met (Toets Vorige
pagina) en (Toets Volgende pagina).
De gemarkeerde items zijn de instellingen op
het moment van aanschaf.
Voorbeeld: Naaldstopstand wijzigen
LCD-scherm bedienen 21
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
d
Wanneer u klaar bent met instellen, drukt u op
(Achteruittoets).
X Het beginscherm verschijnt opnieuw.
Opmerking
z Instellingen die u wijzigt, blijven behouden
wanneer de stroom wordt uitgeschakeld.
Bedieningsprocedures
controleren
Geeft op het LCD-scherm eenvoudige uitleg over het
plaatsen van de bovendraad/het opwinden van de
spoeldraad/het plaatsen van de spoeldraad/het vervangen
van de naald/het bevestigen van de borduureenheid/het
bevestigen van het borduurraam/het bevestigen van de
borduurvoet/het vervangen van de persvoet.
a
Zet de machine aan.
X Het LCD-scherm gaat aan.
b
Druk op (helptoets naaimachine) op
het bedieningspaneel.
X Het helpscherm van de naaimachine
verschijnt.
c
Druk op het item dat u wilt weergeven.
a Bovendraad inrijgen
b Spoel opwinden
c Spoel installeren
d Naald vervangen
e Borduureenheid bevestigen
f Borduurraam bevestigen
g Borduurvoet bevestigen
h Persvoet vervangen
X Het eerste scherm met de procedure voor
het geselecteerde onderwerp verschijnt.
Druk op (Achteruittoets) om terug te
keren naar het itemkeuzescherm.
6
5
1
234
8
7
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
22
d
Druk op (Toets Volgende pagina) om
naar de volgende pagina te schakelen.
Als u drukt op (Toets Vorige pagina),
keert u terug naar de vorige pagina.
Voorbeeld: Bovendraad inrijgen
e
Als u klaar bent met lezen, drukt u tweemaal
op (Achteruittoets).
X Het beginscherm voor steken wordt
opnieuw weergegeven.
Opmerking
z Zie voor meer informatie over de
verschillende onderwerpen de betreffende
pagina in deze bedieningshandleiding.
Spoel opwinden/plaatsen 23
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Spoel opwinden/plaatsen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de draad op de spoel windt en vervolgens de spoeldraad plaatst.
Voorzorgsmaatregelen spoel
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht
voor de spoel.
VOORZICHTIG
Spoel opwinden
Wind de draad rond de spoel om het inrijgen voor te
bereiden.
a
Zet de machine aan.
b
Open het bovendeksel.
c
Plaats de spoel op de spoelopwinderas zodat
de veer op de as in de inkeping van de spoel
past.
Druk de spoel omlaag totdat deze vast klikt.
a Inkeping
b Veer van de spoelwinderas
d
Schuif de spoelopwinder in de richting van de
pijl totdat deze vast klikt.
(Start/stop-knop) licht oranje op.
Gebruik uitsluitend de spoel
(onderdeelcode: SFB: XA5539-151) die
speciaal voor deze naaimachine is
ontworpen. Het gebruik van een andere
spoel kan letsel tot gevolg hebben of
schade aan de machine veroorzaken.
De bijgeleverde spoel is speciaal voor
deze naaimachine ontworpen. Als u
spoelen van andere modellen gebruikt,
werkt de machine niet goed. Gebruik
alleen de bijgeleverde spoel of spoelen
van hetzelfde type (onderdeelcode: SFB:
XA5539-151).
11,5 mm
Ware grootte
Dit model
Ander model
(7/16 inch)
2
1
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
24
e
Verwijder de kloskap van de klospin.
a Klospin
b Kloskap
f
Plaats de klos draad voor de spoel op de
klospin.
Schuif de klos zo op de pin dat de klos horizontaal
staat en de draad van onder af naar voren afwikkelt.
Als de klos niet zo is geplaatst dat de draad
juist afwikkelt, kan de draad verward raken
rond de klospin.
g
Schuif de kloskap op de klospin.
Schuif de kloskap zo ver mogelijk naar rechts, zoals
aangegeven, met de afgeronde kant naar links.
VOORZICHTIG
1
2
Als de draadklos of de kloskap niet op de
juiste plaats zit, kan de draad verward
raken rond de klospin of kan de naald
breken.
De kloskap is verkrijgbaar in drie
formaten, zodat u een kloskap kunt
kiezen die het best past bij het formaat
klos dat u gebruikt. Als de kloskap te klein
is voor de gebruikte klos, kan de draad
blijven hangen in de sleuf in de klos of kan
de naald breken.
Spoel opwinden/plaatsen 25
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Memo
z Wanneer u naait met fijn kruiswikkeldraad,
gebruikt u de kleine kloskap en laat u enige
ruimte tussen de kap en de klos.
a Kloskap (klein)
b Klos (kruiswikkeldraad)
c Ruimte
z Wanneer u draad gebruikt die snel afwikkelt,
zoals doorzichtig nylon of metalliek draad,
plaatst u het klosnetje over de klos, voordat
u de draadklos op de klospin plaatst.
Als het klosnetje te lang is, vouwt u het
zodat het past op het formaat klos.
a Klosnetje
b Klos
c Kloskap
d Klospin
h
Terwijl u de draad in de buurt van de klos
vasthoudt met uw rechterhand, zoals
aangegeven, trekt u de draad met u linkerhand
uit. Vervolgens leidt u de draad achter het
draadgeleiderdeksel en naar voren.
a Draadgeleiderdeksel
i
Leid de draad onder de draadgeleiderplaat en
trek deze vervolgens naar rechts.
a Draadgeleiderplaat
j
Leid de draad onder de haak op de
draadgeleider en draai de draad vervolgens
tegen de klok in onder de voorspanningsschijf.
a Draadgeleider
Opmerking
z Zorg dat de draad onder de
voorspanningsschijf loopt.
a
c
b
2
1
4
3
1
1
1
1
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
26
k
Houd de draad vast met uw linkerhand. Draai
de uitgetrokken draad met uw rechterhand
met de klok mee vijf- of zesmaal rond de spoel.
Opmerking
z Zorg dat de draad tussen de klos en de spoel
strak staat.
z Let op dat u de draad met de klok mee rond
de spoel windt. Anders wordt de draad rond
de spoelopwinderas gewonden.
l
Leid het uiteinde van de draad door de
geleidesleuf in de spoelopwinderbasis. Trek de
draad vervolgens naar rechts om deze af te
snijden.
a Geleidesleuf in de spoelopwinderbasis
(met ingebouwde draadafsnijder)
VOORZICHTIG
m
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling
naar rechts.
a Schuifknop voor snelheidsregeling
n
Druk eenmaal op (start/stop-knop) om het
opwinden van de spoel te starten.
a Start/stop-knop
Wanneer het opwinden van de spoel trager
gaat, drukt u eenmaal op (start/stop-
knop) om de machine te stoppen.
VOORZICHTIG
o
Knip met een schaar het uiteinde van de rond
de spoel gewonden draad af.
p
Schuif de spoelopwinderas naar links en haal
de spoel van de as.
q
Haal de klos voor de onderdraad van de
klospin en sluit het bovendeksel.
Memo
z
Wanneer u de naaimachine start of het
handwiel draait nadat de spoel is
opgewonden, maakt de machine een
klikkend geluid. Dit duidt niet op een storing.
Zorg dat u de draad afknipt zoals
aangegeven. Wanneer u de spoel
opwindt zonder de draad af te knippen
met de in de spoelopwinderbasis
ingebouwde draadknipper, kan de
draad verward raken in de spoel of
kan de naald verbuigen en breken
wanneer de spoeldraad opraakt.
1
1
Wanneer het opwinden van de spoel
trager gaat, stopt u de machine. Anders
raakt de naaimachine mogelijk
beschadigd.
1
Spoel opwinden/plaatsen 27
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Spoel plaatsen
Plaats de spoel met opgewonden draad.
VOORZICHTIG
a
Schuif de grendel van het spoelhuisdeksel naar
rechts.
a Spoelhuisdeksel
b Grendel
X Het spoelhuisdeksel gaat open.
b
Verwijder het spoelhuisdeksel.
c
Houd de spoel met uw rechterhand vast en het
uiteinde van de draad met uw linkerhand.
Laat de spoel niet vallen.
d
Plaats de spoel zo in het spoelhuis dat de draad
naar links wordt afgewikkeld.
Plaats de spoel op de juiste manier.
VOORZICHTIG
Memo
z De volgorde waarin u de spoeldraad door
het spoelhuis moet leiden, wordt
aangegeven door de markeringen rond het
spoelhuis. Zorg dat u de draad inrijgt zoals
aangegeven.
e
Houd de spoel vast met uw rechterhand en
leid de draad met uw linkerhand zoals
aangegeven.
VOORZICHTIG
Gebruik een spoel die op de juiste manier
is opgewonden met draad, anders kan de
naald breken of is de draadspanning
mogelijk onjuist.
De spoel is speciaal voor deze
naaimachine ontworpen. Als u spoelen van
andere modellen gebruikt, werkt de
machine niet goed. Gebruik alleen de
bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde
type (onderdeelcode: SFB:
XA5539-151
).
Ware grootte
11,5 mm
Dit model Ander model
(7/16 inch)
2
1
Plaats de spoel zo dat de draad in de juiste
richting afwindt. Anders kan de draad
breken of is de draadspanning mogelijk
onjuist.
Wanneer u de spoel plaatst, druk u deze
omlaag met uw vinger. Als de spoel onjuist
is geplaatst, is de draadspanning onjuist.
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
28
f
Leid de draad door de opening zoals
aangegeven en trek de draad naar voren.
a Draadafsnijder
X De draadknipper knipt de draad af.
Opmerking
z Controleer of de draad juist door de
spanningsveer van het spoelhuis is geleid. Is
dit niet het geval, dan leidt u de draad daar
doorheen.
a Spanningsveer
g
Bevestig het spoelhuisdeksel weer op zijn
plaats.
Plaats het lipje in de linkerbenedenhoek van
het spoelhuisdeksel en druk voorzichtig op de
rechterkant.
X Het inrijgen van de spoeldraad is hiermee
voltooid.
Vervolgens rijgt u de bovendraad in. Vervolg
met de procedure in “Bovendraad inrijgen”
(pagina 29).
Memo
z U kunt beginnen met naaien zonder de
spoeldraad omhoog te trekken. Wilt u de
spoeldraad omhoogtrekken voordat u gaat
naaien, volg dan de procedure in
“Spoeldraad omhoogtrekken” (pagina 36).
1
1
1
2
Bovendraad inrijgen 29
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Bovendraad inrijgen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de klos voor de bovendraad plaatst en vervolgens de naald inrijgt.
VOORZICHTIG
De draadklos
Hieronder vindt u informatie over draadklossen.
VOORZICHTIG
Bovendraad inrijgen
Plaats de draadklos op de klospin en rijg de machine
opnieuw in.
a
Zet de machine aan.
b
Zet de persvoet omhoog met de
persvoethendel.
a Persvoethendel
Opmerking
z Als de persvoet niet omhoog staat, kunt u de
machine niet inrijgen.
Volg voor het inrijgen van de bovendraad de instructies zorgvuldig op. Als de bovendraad
onjuist wordt ingeregen, kan de draad verward raken of kan de naald verbuigen of breken.
De kloskap is verkrijgbaar in drie
formaten, zodat u een kloskap kunt
kiezen die het best past bij het formaat
klos dat u gebruikt. Als de kloskap te klein
is voor de gebruikte klos, kan de draad
blijven hangen in de sleuf in de klos of kan
de naald breken.
a
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
30
c
Druk eenmaal of tweemaal op
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te
zetten.
a Naaldstandtoets
X De naald staat in de juiste stand (omhoog)
wanneer de markering op het handwiel omhoog
staat, zoals hieronder aangegeven. Controleer het
handwiel. Als de markering niet in deze stand
staat, drukt u op (naaldstandtoets) totdat dit
wel het geval is.
a Markering op handwiel
d
Open het bovendeksel.
e
Verwijder de kloskap van de klospin.
a Klospin
b Kloskap
f
Plaats de draadklos op de klospin.
Schuif de klos zo op de pin dat de klos
horizontaal staat en de draad van onder af naar
voren afwikkelt.
VOORZICHTIG
g
Schuif de kloskap op de klospin.
Schuif de kloskap zo ver mogelijk naar rechts,
zoals aangegeven, met de afgeronde kant naar
links.
h
Terwijl u de draad losjes vasthoudt met uw
rechterhand, trekt u de draad uit met uw
linkerhand en leidt u de draad vervolgens
achter het draadgeleiderdeksel en naar voren.
a Draadgeleiderdeksel
1
1
1
2
Als de draadklos of de kloskap niet op de
juiste plaats zit, kan de draad verward
raken rond de klospin of kan de naald
breken.
1
Bovendraad inrijgen 31
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
i
Leid de draad onder de draadgeleiderplaat en
trek de draad vervolgens omhoog.
a Draadgeleiderplaat
j
Houd met uw rechterhand de draad vast die
onder de draadgeleiderplaat is geleid, en leid
de draad door de geleiders in de hieronder
aangegeven volgorde.
a Klepje
Opmerking
z Als de persvoet omlaag staat en het klepje
gesloten is, kunt u de machine niet inrijgen.
Zet de persvoet omhoog en open de het
klepje voordat u de machine inrijgt. Zet
bovendien de persvoet omhoog en open het
klepje voordat u de bovendraad verwijdert.
z Deze machine is uitgerust met een venster
waarin u de stand van de
draadophaalhendel kunt controleren. Kijk
door dit venster om te controleren of de
draad juist door de draadophaalhendel is
geleid.
k
Leid de draad achter de draadgeleider aan de
naaldstang.
U kunt de draad gemakkelijk achter de
draadgeleider aan de naaldstang leiden: u
houdt de draad vast in uw linkerhand en leidt
de draad vervolgens met uw rechterhand, zoals
aangegeven.
a Draadgeleider aan naaldstang
1
1
1
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
32
Naald inrijgen
In onderstaand gedeelte wordt beschreven hoe u de
naald inrijgt.
Memo
z
U kunt de naaldinrijger gebruiken met
naaimachinenaalden 75/11 t/m 100/16.
z Voor draden met een dikte van 130/20 of
dikker kunt u de naaldinrijger niet
gebruiken.
z U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met
de platte naald of de tweelingnaald.
z Zie “Naald handmatig inrijgen (zonder de
naaldinrijger te gebruiken)” (pagina 33) als
de naaldinrijger niet kan worden gebruikt.
a
Trek het uiteinde van de draad die door de
draadgeleider op de naaldstang is geleid en
leid de draad vanaf de voorkant door de
draadgeleiderschijf.
a Draadgeleiderschijf
b
Snijd de draad af met de draadafsnijder op de
linkerkant van de machine.
a Draadafsnijder
Opmerking
z Als u de draad erdoor trekt en deze niet
goed kan worden afgesneden, zet u de
persvoet omlaag. Zo blijft de draad op zijn
plaats en kunt u hem beter afsnijden. Als u
deze bewerking hebt uitgevoerd, slaat u stap
c over.
z Wanneer u draad gebruikt die snel afwindt,
zoals metalliek draad, is het misschien
moeilijk om de naald in te rijgen als de
draad is afgesneden.
Gebruik dan niet de draadafsnijder, maar
trek ongeveer 80 mm (ca. 3 inch) draad uit
nadat u de draad door de
draadgeleiderschijven hebt geleid
(aangeduid met “7”).
a 80 mm of meer
c
Zet de persvoet omlaag met de
persvoethendel.
a Persvoethendel
d
Zet de naaldinrijghendel aan de linkerkant van
de machine omlaag totdat deze klikt. Zet de
hendel vervolgens in de oorspronkelijke stand.
a Naaldinrijghendel
X De draad gaat door het oog van de naald.
1
1
1
1
1
Bovendraad inrijgen 33
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Opmerking
z Als de naald niet volledig wordt ingeregen,
maar zich in het oog van de naald een lus
vormt, trekt u voorzichtig de lus door het
oog van de naald zodat ook het uiteinde van
de draad door het oog gaat.
VOORZICHTIG
e
Zet de persvoethendel omhoog. Leid het
uiteinde van de draad door de persvoet en trek
ongeveer 5 cm draad naar de achterkant van
de machine.
a 5 cm
X Het inrijgen van de bovendraad is hiermee
voltooid.
Nu u de bovendraad en de onderdraad hebt
ingeregen, kunt u beginnen met naaien.
Opmerking
z Als de naald niet omhoog staat, kunt u de
naald niet inrijgen met de naaldinrijger.
Druk op (naaldstandtoets) om de naald
omhoog te zetten voordat u de naaldinrijger
gebruikt.
Naald handmatig inrijgen (zonder
de naaldinrijger te gebruiken)
Wanneer u een speciale draad, draad van 130/20 of
dikker, de platte naald of de tweelingnaald gebruikt -
u kunt dan niet werken met de naaldinrijger – rijgt u
de naald als volgt in.
a
Leid de draad achter de draadgeleider aan de
naaldstang.
Zie “Bovendraad inrijgen” (pagina 29) voor
meer informatie.
b
Breng de persvoethendel omlaag.
a Persvoethendel
c
Leid de draad van voren naar achteren door
het oog van de naald.
d
Zet de persvoethendel omhoog. Leid het
uiteinde van de draad door de persvoet en trek
ongeveer 5 cm draad naar de achterkant van
de machine.
Trek niet te hard aan de draad. Dan kan
de naald breken of verbuigen.
1
1
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
34
Werken met de tweelingnaald
Met de tweelingnaald kunt u twee parallelle lijnen
van dezelfde steek naaien met twee verschillende
draden. Beide bovendraden moeten van dezelfde
dikte en kwaliteit zijn. Gebruik de tweelingnaald, de
extra klospin en de kloskap.
Meer informatie over steken die u kunt naaien met de
tweelingnaald vindt u in “Steekinstellingentabel”
(pagina 68).
VOORZICHTIG
a
Plaats de tweelingnaald.
•Zie
“Naald verwisselen” (pagina 40)
voor
meer informatie over het bevestigen van een
naald.
b
Rijg de bovendraad voor de linkernaald in.
Zie stap
a tot en met k bijBovendraad
inrijgen” (pagina 29) voor meer informatie.
c
Rijg de bovendraad handmatig door het oog
van de linkernaald.
Leid de draad van voren naar achteren door het
oog van de naald.
Met de tweelingnaald kunt u de naaldinrijger
niet gebruiken. Wanneer u de naaldinrijger
gebruikt met de tweelingnaald, kan de
naaimachine beschadigd raken.
d
Plaats de extra klospin op de spoelopwinderas.
Plaats de extra klospin zo dat deze loodrecht
op de spoelopwinderas staat.
a Spoelopwinderas
e
Draad de klospin zo dat deze horizontaal
staat.
f
Plaats de bovendraadklos voor de rechternaald
op de extra klospin. Zet deze vast met de
kloskap.
De draad moet van boven van de voorkant van
de klos afwinden.
a Kloskap
b Klos
Gebruik uitsluitend de tweelingnaald
(onderdeelcode: X59296-151) Wanneer u
een andere naald gebruikt, kan de naald
breken of kan de machine beschadigd
raken.
Gebruik nooit verbogen naalden.
Verbogen naalden kunnen gemakkelijk
breken, wat letsel kan veroorzaken.
1
12
Bovendraad inrijgen 35
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
g
Rijg de bovendraad op dezelfde manier in als
de bovendraad voor de linkerkant is ingeregen.
a Draadgeleiderdeksel
Zie stap h tot en met j van “Bovendraad
inrijgen” (pagina 30) voor meer informatie.
h
Rijg de rechternaald handmatig in zonder de
draad door de draadgeleider op de naaldstang
te leiden.
Leid de draad van voren naar achteren door het
oog van de naald.
Met de tweelingnaald kunt u de naaldinrijger
niet gebruiken. Wanneer u de naaldinrijger
gebruikt met de tweelingnaald, kan de
naaimachine beschadigd raken.
i
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie over het verwisselen van de
persvoet.
VOORZICHTIG
j
Zet de naaimachine aan en selecteer een steek.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor het
selecteren van een steek.
Zie “Steekinstellingentabel” (pagina 68) voor
steken waarvoor de tweelingnaald wordt
gebruikt.
Opmerking
z Wanneer u de afzonderlijk verkrijgbare
persvoet voor gepaspelde naden gebruikt
om rechte gepaspelde naden te naaien met
de tweelingnaald, selecteert u de steek met
de middelste naaldstand.
VOORZICHTIG
k
Druk op .
X Het scherm voor het instellen van de
tweelingnaald verschijnt.
l
Druk op .
X wordt gemarkeerd weergegeven op het
scherm.
Het scherm keert terug naar als deze
nogmaals wordt ingedrukt.
U kunt de tweelingnaald nu gebruiken.
Wanneer u de tweelingnaald gebruikt,
moet u zigzagvoet “J” bevestigen. Als de
steken te dicht op elkaar zitten, gebruikt u
persvoet “N” of bevestigt u steunstof.
1
Zorg dat u de juiste steek selecteert
wanneer u de tweelingnaald gebruikt.
Anders kan de naald breken of kan de
machine beschadigd raken.
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
36
m
Druk op (Achteruittoets).
X Het beginscherm verschijnt opnieuw en
vervolgens verschijnt .
VOORZICHTIG
n
Begin met naaien.
Zie “Beginnen met naaien” (pagina 51) voor
meer informatie over het beginnen met
naaien.
X Twee rijen steken worden parallel naast
elkaar gemaakt.
Opmerking
z Wanneer u de naairichting wijzigt, drukt u
op (Naaldstandtoets) om de naald op te
tillen van de stof. Vervolgens brengt u de
persvoethendel omhoog en draait u de stof.
VOORZICHTIG
Spoeldraad omhoogtrekken
Wanneer u plooien of vrije-handquiltsteken wilt
maken, trekt u eerst de spoeldraad omhoog zoals
hieronder wordt beschreven.
a
Plaats de spoel in het spoelhuis.
Zie stap
a tot en met e van “Spoel
plaatsen” (pagina 27).
b
Leid de spoeldraad door de sleuf.
Knip de draad niet af met de draadafsnijder.
c
Druk tweemaal op (Naaldstandtoets)
terwijl u de bovendraad losjes in uw
linkerhand houdt om de naald omhoog te
brengen.
a Naaldstandtoets
X De spoeldraad zit in een lus rond de
bovendraad en kan naar boven worden
getrokken.
d
Trek de bovendraad voorzichtig omhoog om
het uiteinde van de spoeldraad eruit te
trekken.
Zorg dat u de tweelingnaaldinstelling
selecteert wanneer u de tweelingnaald
gebruikt, anders kan de naald breken of
de machine beschadigd raken.
Draai de stof niet terwijl de tweelingnaald
omlaag staat in de stof. De naald kan dan
breken of de machine kan beschadigd
raken.
a
Bovendraad inrijgen 37
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
e
Trek ongeveer 10-15 cm (4-5 inch) van de
spoeldraad onder de persvoet naar de
achterkant van de machine.
f
Bevestig het spoelhuisdeksel weer op zijn
plaats.
Plaats het lipje in de linkerbenedenhoek van
het spoelhuisdeksel en druk voorzichtig op de
rechterkant.
1
2
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
38
Naald wisselen
In onderstaand gedeelte wordt beschreven hoe u de naald verwisselt.
Voorzorgsmaatregelen naalden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het omgaan met naalden. Wanneer u deze
voorzorgsmaatregelen niet opvolgt, kan dit ernstige gevolgen hebben, bijvoorbeeld wanneer een naald breekt
en stukjes ervan wegspringen. Lees de onderstaande instructies zorgvuldig en volg deze op.
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend naalden voor huishoudnaaimachines. Wanneer u een andere naald
gebruikt, kan de naald breken of kan de machine beschadigd raken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel
kan veroorzaken.
Naald wisselen 39
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Soorten naalden en toepassingen
Welke naaimachinenaald u moet gebruiken, hangt af van de stof en de dikte van de draad. Raadpleeg de
volgende tabel om de geschikte draad en naald te bepalen voor de stof die u wilt naaien.
Draad- en naaldnummer
Hoe lager het draadnummer, hoe dikker de
draad; hoe hoger het naaldnummer is, hoe dikker
de naald.
Ballpointnaald (goudkleurig)
Gebruik ballpointnaalden om te voorkomen dat
steken worden overgeslagen bij het naaien van
stretchstoffen.
Doorzichtig nylondraad
Gebruik een 90/14 tot 100/16 naald, ongeacht de
gebruikte stof of draad.
Borduurnaalden
Gebruik een naald 75/11 voor
huishoudnaaimachines. Gebruik een
huishoudnaaimachinenaald 90/14 of 100/16 voor
het borduren van dikke stoffen, zoals denim.
Een naald 75/11 is bij aanschaf van de
machine al ge.
VOORZICHTIG
Soort stof/Toepassing
Draad
Naalddikte
Soort Dikte
Middelzware
stoffen
Popeline Katoenen draad
60–80
75/11–90/14
Tafzijde Synthetische draad
Flanel, gabardine Zijden draad 50
Dunne stoffen
Linon Katoenen draad
60–80
65/9–75/11
Crêpe georgette Synthetische draad
Challis, satijn Zijden draad 50
Dikke stof
Spijkerstof Katoenen draad 30–50
90/14–100/16
Ribfluweel Synthetische draad
50
Tweed Zijden draad
Stretchstof
Jersey
Draad voor
breiwerken
50–60
Ballpointnaald
(goudkleurig)
75/11–90/14
Tricot
Stoffen die gemakkelijk rafelen
Katoenen draad
50–80
65/9–90/14Synthetische draad
Zijden draad 50
Voor afwerksteken
Synthetische draad
30 90/14–100/16
Zijden draad
In de bovenstaande tabel vindt u de juiste
combinaties van stof, draad en naald.
Wanneer de combinatie van stof, draad
en naald onjuist is, kan de naald
verbuigen of breken, vooral bij dikke
stoffen (zoals denim) en bij gebruik van
dunne naalden (bijvoorbeeld 65/9 t/m
75/11). Bovendien kunnen de steken
ongelijkmatig worden of gaan plooien of
kunnen steken worden overgeslagen.
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
40
Naald controleren
Het is uiterst gevaarlijk om te naaien met een
verbogen naald, omdat de naald dan kan breken
terwijl u aan het werk bent.
Leg een naald vóór gebruik met de vlakke kant op
een vlakke ondergrond en controleer of de afstand
tussen de naald en de ondergrond overal gelijk is.
a Vlakke kant
b Markering naaldsoort
VOORZICHTIG
Naald verwisselen
Vervang de naald zoals hieronder wordt beschreven.
Gebruik een schroevendraaier en een naald die u
hebt gecontroleerd volgens de instructies in “Naald
controleren” om te zien of de naald recht is.
a
Druk een- of tweemaal op (Naaldstandtoets)
om de naald omhoog te zetten.
a Naaldstandtoets
b
Zet de machine uit.
VOORZICHTIG
c
Breng de persvoethendel omlaag.
a Persvoethendel
Als de afstand tussen de naald en de vlakke
ondergrond niet gelijk is, is de naald verbogen.
Gebruik geen verbogen naald.
a Vlakke ondergrond
1
2
1
1
Zet de machine uit voordat u de naald
verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen
wanneer u per ongeluk op (start/stop-
knop) drukt en de machine begint te
naaien.
1
1
Naald wisselen 41
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
d
Plaats de stof of het papier onder de persvoet
om het gat in de naaldplaat te bedekken.
Opmerking
z Alvorens de naald te verwisselen bedekt u
het gat in de naaldplaat om te voorkomen
dat de naald in de machine valt.
e
Houd de naald vast met uw linkerhand. Draai
de naaldklemschroef met een
schroevendraaier (tegen de klok in) naar u toe
om de naald te verwijderen.
a Schroevendraaier
b Naaldklemschroef
Gebruik niet te veel kracht bij het los- of
vastdraaien van de naaldklemschroef,
aangezien dit bepaalde onderdelen van de
naaimachine kan beschadigen.
f
Plaats de naald met de vlakke kant naar
achteren totdat de naald de naaldstopper
raakt.
a Naaldstopper
g
Houd de naald in uw linkerhand en draai de
naaldklemschroef vast met de
schroevendraaier.
Plaats de tweelingnaald op dezelfde manier.
VOORZICHTIG
2
1
1
Zorg dat u de naald plaatst tot aan de
naaldstopper en dat u de naaldklem goed
vastdraait met de schroevendraaier.
Anders kan de naald breken of kan de
machine beschadigd raken.
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
42
Persvoet verwisselen
In onderstaand gedeelte wordt beschreven hoe u de persvoet verwisselt.
Voorzorgsmaatregelen persvoet
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de persvoet.
VOORZICHTIG
Persvoet verwisselen
Vervang de persvoet volgens onderstaande
instructies.
a
Druk een- of tweemaal op (Naaldstandtoets)
om de naald omhoog te zetten.
a Naaldstandtoets
b
Zet de machine uit.
VOORZICHTIG
c
Zet de persvoethendel omhoog.
a Persvoethendel
X De persvoet gaat omhoog.
d
Druk op de zwarte knop achter op de
persvoethouder.
a Zwarte knop
b Persvoethouder
X De persvoet komt los uit de persvoethouder.
Gebruik de persvoet die geschikt is voor de soort steek die u wilt maken, anders kan de naald
de persvoet raken, waardoor de naald kan verbuigen of breken.
Gebruik uitsluitend persvoeten die speciaal zijn ontworpen voor deze naaimachine. Het
gebruik van andere persvoeten kan leiden tot letsel of tot schade aan de machine.
Zet de naaimachine uit voordat u de
persvoet verwisselt. Anders kunt u letsel
oplopen wanneer u per ongeluk drukt op
(start/stop-knop) en de machine
begint te naaien.
1
a
a
b
Persvoet verwisselen 43
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
e
Plaats een andere persvoet onder de houder,
zodat de pen van de persvoet op één lijn staat
met de inkeping in de houder.
Plaats de persvoet zo dat de letter die het type
persvoet aangeeft (A, G, I, J, M, N of R) leesbaar is.
a Persvoethouder
b Inkeping
c Pin
f
Breng de persvoethendel langzaam omlaag,
zodat de persvoetpen in de inkeping in de
persvoethouder klikt.
a Persvoethendel
X De persvoethendel is bevestigd.
g
Breng de persvoethendel omhoog om te
controleren of de persvoet stevig vastzit.
Opmerking
z Wanneer een steek is geselecteerd, wordt op
het scherm het pictogram weergegeven voor
de persvoet die u moet gebruiken.
Controleer voordat u gaat naaien of de juiste
persvoet is bevestigd. Wanneer niet de juiste
persvoet is bevestigd, zet u de machine uit,
bevestigt u de juiste persvoet en selecteert u
de gewenste steek opnieuw.
z Meer informatie over de persvoet die u moet
gebruiken bij de geselecteerde steek vindt u
in “Steekinstellingentabel” (pagina 68).
a
b
c
1
Knoopsgatvoet “A”
Persvoet “G” voor overhandse
steken
Zigzagvoet “J”
Knoopaanzetvoet “M”
Monogramvoet “N”
Blindzoomvoet “R”
Zijsnijder “S”
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
44
Persvoethouder verwijderen
en bevestigen
Verwijder de persvoethouder wanneer u de
naaimachine reinigt of wanneer u een persvoet
plaatst waarbij de persvoethouder niet nodig is,
bijvoorbeeld de borduurvoet en quiltvoet. Verwijder
de persvoethouder met de schroevendraaier.
a
Verwijder de persvoet.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
b
Draai de schroef van de persvoethouder los
met de schroevendraaier.
a Schroevendraaier
b Persvoethouder
c Persvoethouderschroef
Persvoethouder bevestigen
a
Zet de persvoethendel omhoog.
b
Houd de persvoethouder op één lijn met de
linkeronderkant van de persvoetstang.
c
Houd de persvoethouder op zijn plaats met uw
rechterhand en draai de schroef aan met de
schroevendraaier in uw linkerhand.
a Schroevendraaier
Opmerking
z Als de persvoethouder onjuist is bevestigd, is
de draadspanning niet goed.
a
b
c
1
Cilindrische stukken naaien 45
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Cilindrische stukken naaien
Met de vrije arm kunt u gemakkelijk cilindrische stukken naaien.
Naaien met de vrije arm
Wanneer u de accessoiretafel verwijdert, kunt u
naaien met de vrije arm. Hiermee naait u gemakkelijk
cilindrische stukken, zoals manchetten en
broekspijpen.
a
Trek de accessoiretafel naar links.
X Wanneer u de accessoiretafel hebt
verwijderd, kunt u naaien met de vrije arm.
b
Schuif het deel dat u wilt naaien op de arm en
naai van bovenaf.
c
Wanneer u klaar bent met de vrije arm, plaatst
u de accessoiretafel terug in de
oorspronkelijke stand.
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
46
2 DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN
In dit hoofdstuk worden de noodzakelijke voorbereidingen voor het naaien beschreven.
Naaien.....................................................................................................................48
Algemene procedure voor het naaien ................................................................48
Steken selecteren ...............................................................................................49
Stof plaatsen.......................................................................................................50
Beginnen met naaien..........................................................................................51
Naaiwerk verstevigen.........................................................................................53
Draad afknippen ................................................................................................54
Steek instellen .........................................................................................................56
Steekbreedte aanpassen .....................................................................................56
Steeklengte aanpassen........................................................................................57
Draadspanning aanpassen ..................................................................................57
Nuttige functies.......................................................................................................59
Automatisch achteruitnaaien/verstevigingssteken naaien ..................................59
Draad automatisch afknippen ............................................................................60
Steken spiegelen.................................................................................................61
Nuttige naaitips.......................................................................................................62
Proeflap naaien ..................................................................................................62
Naairichting wijzigen.........................................................................................62
Bochten naaien ..................................................................................................62
Persvoetdruk aanpassen .....................................................................................62
Dikke stoffen naaien...........................................................................................63
Dunne stoffen naaien .........................................................................................64
Stretchstof naaien ..............................................................................................64
Leer of vinyl naaien............................................................................................64
Evenwijdige marge naaien..................................................................................64
Persvoet zonder handen omhoog en omlaag zetten ...........................................65
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
48
Naaien
Hieronder worden basishandelingen voor het naaien beschreven.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voordat u de naaimachine gaat gebruiken.
VOORZICHTIG
Algemene procedure voor het naaien
Volg de onderstaande basisprocedures voor het naaien.
Let goed op de plaats van de naald wanneer de machine in werking is. Houd bovendien uw
handen uit de buurt van alle bewegende delen zoals de naald en het handwiel. Anders kunt u
letsel oplopen.
Trek niet te hard aan de stof en duw de stof niet te hard tijdens het naaien. Anders kunt u
letsel oplopen of kan de naald breken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel
kan veroorzaken.
Pas op dat de naald geen rijgspelden raakt, anders kan de naald verbuigen of breken.
1 Zet de machine aan.
Zet de machine aan. Voor meer informatie over het aanzetten van de
machine, zie “De machine aanzetten” (pagina 17).
2 Selecteer de steek.
Selecteer de geschikte steek voor het vlak dat u wilt naaien. Zie “Steken
selecteren” (pagina 49) voor meer informatie over het selecteren van
steken.
3 Bevestig de persvoet.
Bevestig de geschikte persvoet voor de steek. (Zet de machine uit
voordat u de persvoet verwisselt.) Voor meer informatie over het
vervangen van de persvoet, zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42).
4 Plaats de stof.
Plaats het vlak dat u wilt naaien onder de persvoet. Zorg dat u de
stukken stof in de juiste volgorde naait en dat de voor- en achterkant van
de stof op de juiste manier tegen elkaar liggen. Voor meer informatie
over het plaatsen van de stof, zie “Stof plaatsen (pagina 50).
5 Begin met naaien.
Begin met naaien. Zie Beginnen met naaien” (pagina 51) voor meer
informatie over het beginnen met naaien.
6 Knip de draad af.
Knip de draad af wanneer u klaar bent met naaien. Voor meer informatie
over het afknippen van de draad, zie “Draad afknippen” (pagina 54).
2
Naaien 49
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Steken selecteren
U kunt steken selecteren via het LCD-scherm. Er zijn
71 naaisteken. Wanneer u de naaimachine aanzet, is
de rechte steek (linker naaldstand) geselecteerd.
U kunt de machine ook zo instellen dat de rechte steek
(middelste naaldstand) is geselecteerd. Voor meer
informatie wijzigen van de instelling, zie
pagina 19
.
a
Bepaal welke steek moet worden gebruikt en
zet de bijpassende persvoet klaar.
Zie “Steekinstellingentabel” (pagina 68).
b
Bevestig de persvoet.
De machine wordt geleverd met zigzagvoet “J”
bevestigd.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
VOORZICHTIG
c
Zet de machine aan.
X De rechte steek (linker naaldstand)
verschijnt geselecteerd op het LCD-scherm.
Wanneer een animatiefilmpje wordt vertoond,
raakt u het scherm met uw vinger aan.
d
Selecteer een steek.
(Toets Vorige pagina) geeft het vorige
scherm weer en (Toets Volgende pagina)
geeft het volgende scherm weer.
Voorbeeld:
11
is geselecteerd:
X De steek is geselecteerd en het steeknummer
en de instellingen worden weergegeven.
e
Geef zo nodig de instelling voor automatisch
achteruitnaaien/verstevigingssteken op en pas
eventueel de steeklengte en dergelijke aan.
Memo
z Het gebruik van steken en andere
steekselecties wordt beschreven in
“NAAISTEKEN” (pagina 67).
z
Automatisch achteruitnaaien/
verstevigingssteken en andere instellingen
worden beschreven in “Nuttige functies”
(pagina 59).
z Voor procedures om de draadspanning op te
geven, zie “Draadspanning aanpassen”
(pagina 57).
z Voor de procedures om de steekbreedte en
steeklengte op te geven, zie “Steekbreedte
aanpassen” (pagina 56) en “Steeklengte
aanpassen” (pagina 57).
Opmerking
z Wanneer u een steek selecteert, verschijnt
op het scherm het pictogram voor de
persvoet die u moet gebruiken. Zie “Persvoet
verwisselen” (pagina 42) voor meer
informatie. Controleer voordat u gaat naaien
of de juiste persvoet is bevestigd. Wanneer
niet de juiste persvoet is bevestigd, zet u de
machine uit, bevestigt u de juiste persvoet
en selecteert u de gewenste steek opnieuw.
Gebruik de geschikte persvoet voor de
steek. Als u de verkeerde persvoet
gebruikt, kan de naald de persvoet raken
en verbuigen of breken.
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
50
Stof plaatsen
Zorg dat u de stukken stof in de juiste volgorde naait
en dat de voor- en achterkant van de stof op de juiste
manier tegen elkaar liggen.
a
Zet de machine aan.
b
Druk een- of tweemaal op
(Naaldstandtoets) om de naald omhoog te
zetten.
a Naaldstandtoets
c
Plaats de stof onder de persvoet.
Als de marge aan de rechterkant zit, kunt u
gemakkelijker in een rechte lijn naaien. De
extra stof zit dan niet in de weg.
d
Houd het einde van de draad en de stof in uw
linkerhand en draai met uw rechterhand het
handwiel naar u toe (tegen de klok in) om de
naald omlaag te brengen naar het beginpunt
van het naaiwerk.
e
Breng de persvoethendel omlaag.
a Persvoethendel
X De stof is nu goed geplaatst en u kunt deze
naaien.
1
1
2
Naaien 51
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Beginnen met naaien
Zodra u klaar bent om te gaan naaien, kunt u de
machine starten. U kunt de naaisnelheid aanpassen
met de schuifknop voor snelheidsregeling of met het
voetpedaal.
Opmerking
z Wanneer het voetpedaal is aangesloten,
kunt u (start/stop-knop) niet gebruiken
om het naaien te starten of te stoppen.
Werken met de bedieningstoets
U kunt het naaien starten en stoppen met de
bedieningstoets (Start/stop-knop).
a
Selecteer de gewenste naaisnelheid door de
schuifknop voor snelheid naar links of naar
rechts te schuiven.
Wanneer u de knop naar links schuift, wordt de
naaisnelheid lager; wanneer u de knop naar
rechts schuift, wordt de snelheid hoger.
a Schuifknop voor snelheidsregeling
b
Druk eenmaal op (Start/stop-knop).
a Start/stop-knop
X De machine begint te naaien.
Wanneer u (start/stop-knop) ingedrukt
houdt onmiddellijk nadat het naaien begint,
wordt de naaisnelheid lager.
c
Wanneer het eind van het stiksel is bereikt,
drukt u eenmaal op (Start/stop-knop).
X De machine stopt met de naald omlaag (in
de stof).
d
Wanneer u klaar bent met naaien, drukt u op
(Naaldstandtoets).
X De naald gaat omhoog.
e
Knip de draden af.
Zie “Draad afknippen” (pagina 54) voor meer
informatie.
Opmerking
z Deze machine stopt automatisch wanneer
de spoel bijna leeg is. Wanneer de machine
stopt, verwisselt u de spoeldraad.
Vervolgens drukt u op (start/stop-knop)
om opnieuw te beginnen met naaien.
Werken met het voetpedaal
U kunt het naaien starten en stoppen met het
voetpedaal.
a
Zet de machine uit.
Wanneer u het voetpedaal aansluit, moet u de
naaimachine uitzetten, zodat deze niet per
ongeluk kan starten.
1
1
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
52
b
Plaats de stekker van het voetpedaal in de
aansluiting aan de rechterkant van de machine.
a Voetpedaalaansluiting
c
Zet de machine aan.
d
Selecteer de gewenste naaisnelheid voor het
voetpedaal door de schuifknop voor snelheid
naar links of naar rechts te schuiven.
Wanneer u de knop naar links schuift, wordt de
maximum naaisnelheid lager; wanneer u de
knop naar rechts schuift, wordt de maximum-
snelheid hoger.
a Schuifknop voor snelheidsregeling
e
Zodra u klaar bent om te gaan naaien, drukt u
langzaam het voetpedaal in.
Door het voetpedaal in te drukken, verhoogt u
de naaisnelheid. Door het voetpedaal omhoog
te laten komen, verlaagt u de naaisnelheid.
Druk het voetpedaal langzaam in. Wanneer
u het voetpedaal te hard indrukt, begint het
naaien te snel.
X De machine begint te naaien.
f
Wanneer het eind van het stiksel is bereikt,
laat u het voetpedaal helemaal omhoogkomen.
X De machine stopt met de naald omlaag (in
de stof).
g
Wanneer u klaar bent met naaien, drukt u op
(Naaldstandtoets).
X De naald gaat omhoog.
h
Knip de draden af.
Zie
“Draad afknippen” (pagina 54)
voor meer
informatie.
Memo
z Wanneer het voetpedaal is aangesloten,
kunt u (start/stop-knop) niet gebruiken
om het naaien te starten of te stoppen.
z Wanneer u stopt met naaien, blijft de naald
omlaag staan (in de stof). U kunt de machine
zo instellen dat de naald omhoog blijft staan
wanneer u stopt met naaien. Zie De
machine-instellingen wijzigen” (pagina 19)
voor meer informatie over de
naaldstopstand.
VOORZICHTIG
1
1
Langzamer
Sneller
Zorg dat er zich geen draad of stof
ophoopt in het voetpedaal. Anders bestaat
het risico van brand of elektrische schok.
Plaats geen voorwerpen op het
voetpedaal. Dit kan letsel veroorzaken of
de machine beschadigen.
Als u de machine lange tijd niet gebruikt,
ontkoppelt u het voetpedaal. Anders
bestaat het risico van brand of elektrische
schok.
2
Naaien 53
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Naaiwerk verstevigen
Wanneer u bijvoorbeeld met een rechte steek naait,
kunt u aan het eind van een opening of op een plaats
waar naden elkaar niet overlappen het eind van de
draad vastzetten met achteruitnaaien/
verstevigingssteken.
a
Zet de naald omlaag in de stof aan het begin
van het stiksel en breng vervolgens de
persvoethendel omlaag.
b
Druk op (Start/stop-knop) of druk het
voetpedaal in.
Wanneer u op dit moment (start/stop-knop)
ingedrukt houdt, is de naaisnelheid laag.
a Start/stop-knop
Zie “Beginnen met naaien” (pagina 51) voor
meer informatie.
X De machine begint te naaien.
c
Druk na 3 à 5 steken op (Achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets ).
Houd (achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets) ingedrukt totdat u het
begin van het stiksel bereikt.
Als u (achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets) ingedrukt houdt, is
de naaisnelheid laag.
a Achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
X Zolang u (achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets) ingedrukt houdt,
wordt achteruit genaaid.
d
Wanneer u het begin van het stiksel weer hebt
bereikt, laat u (achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets) los.
X De machine stopt met naaien.
e
Druk op (Start/stop-knop) of druk het
voetpedaal in.
X De machine begint te naaien in de normale
naairichting.
f
Wanneer het eind van het stiksel is bereikt,
drukt u op (Achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets ).
Houd (achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets) ingedrukt totdat er 3 à 5
steken achteruit zijn genaaid.
X Zolang u (achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets) ingedrukt houdt,
wordt achteruit genaaid.
1
1
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
54
g
Laat (Achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets ) los als er 3 à 5 steken
achteruit zijn genaaid.
X De machine stopt met naaien.
h
Druk op (Start/stop-knop) of druk het
voetpedaal in.
Wanneer u op dit moment (start/stop-knop)
ingedrukt houdt, is de naaisnelheid laag.
X De machine begint te naaien in de normale
naairichting.
i
Nadat u tot het eind van het stiksel hebt
genaaid, stopt de naaimachine.
Laat (start/stop-knop) of het voetpedaal los.
a Begin van de steken
b Eind van stiksel
Naaisteken
Achteruitnaaien is ingesteld voor de steken
1
3
en
7
.
Wanneer u bij andere steken op
(Achteruitnaaien/verstevigingssteektoets ) drukt,
worden er verstevigingssteken gemaakt.
Verstevigingssteken zijn 3 à 5 steken die op
dezelfde plaats over elkaar worden gemaakt.
a Achteruit naaien
b Verstevigingssteken
Memo
z
U kunt de naaimachine zo instellen dat aan het
begin en het eind van het stiksel automatisch
achteruit wordt genaaid of verstevigingssteken
worden gemaakt. Zie
“Automatisch
achteruitnaaien/verstevigingssteken naaien”
(pagina 59)
voor meer informatie.
Draad afknippen
Wanneer u klaar bent met naaien, knipt u de draden af.
Werken met de draadkniptoets
a
Wanneer u het naaiwerk wilt beëindigen,
drukt u eenmaal op (Draadkniptoets ).
a Draadkniptoets
X De draden worden afgeknipt en de naald
wordt omhoog gebracht.
b
Breng de persvoethendel omhoog en verwijder
vervolgens de stof.
a Persvoethendel
VOORZICHTIG
Memo
z U kunt de machine zo instellen dat de
draden worden afgeknipt wanneer het
naaien is beëindigd. Voor meer informatie
over automatisch draadknippen, zie
“Draad automatisch afknippen” (pagina 60).
1
1
2
5
6
4
3
2
1
2
Druk niet op (draadkniptoets) nadat
de draden al zijn afgeknipt. Anders kan de
naald breken, kunnen de draden verward
raken of kan de machine beschadigd
raken.
Druk niet op (draadkniptoets) als er
geen stof onder de persvoet ligt of
wanneer de machine naait. Anders kan de
machine beschadigd raken.
1
a
2
Naaien 55
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Werken met de draadafsnijder
Wanneer u naait met een draad dikker dan nr. 30,
nylon draad, metalliek draad of andere speciale
draad, snijdt u de draden af met de draadafsnijder
aan de zijkant van de machine.
a
Wanneer u het naaiwerk wilt beëindigen en de
naaimachine is gestopt, drukt u eenmaal
op (Naaldstandtoets) om de naald
omhoog te zetten.
a Naaldstandtoets
X De naald gaat omhoog.
b
Zet de persvoethendel omhoog.
a Persvoethendel
c
Trek de stof naar de linkerkant van de machine
en leid vervolgens de draden door de
draadafsnijder om ze af te snijden.
a Draadafsnijder
1
a
1
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
56
Steek instellen
Voor elke steek zijn op deze machine standaardinstellingen ingesteld voor steekbreedte, steeklengte en
bovendraadspanning. U kunt echter al deze instellingen wijzigen door te drukken op in het scherm
en de procedure in dit gedeelte te volgen.
Opmerking
z Kunt u de draadspanning niet aanpassen zoals gewenst, zie dan “Problemen oplossen” (pagina 184).
z
Instellingen voor sommige steken kunt u niet wijzigen. Zie “Steekinstellingentabel” (pagina 68) voor
meer informatie.
z Van gewijzigde steekinstellingen wordt de standaardinstelling hersteld als u de machine uitzet of een
andere steek selecteert voordat u de steekinstelling opslaat.
Steekbreedte aanpassen
U kunt de steekbreedte (zigzagbreedte) aanpassen,
zodat de steek breder of smaller wordt.
Telkens wanneer u op drukt, maakt u de
zigzagsteek smaller.
Telkens wanneer u op
drukt, maakt u de
zigzagsteek breder.
Memo
z
Druk op om de standaardinstelling te
herstellen.
z
Wanneer u de rechte steek (linker naaldstand of
drievoudige stretchsteek) hebt geselecteerd,
verandert met de steekbreedte ook de
naaldstand. Wanneer u de breedte groter
maakt, gaat de naald naar rechts; wanneer u de
breedte kleiner maakt, gaat de naald naar links.
z U kunt de naaimachine zo instellen dat u de
steekbreedte gemakkelijk kunt wijzigen met
de schuifknop voor snelheidsregeling. Zie
“Satijnsteken naaien met de schuifknop voor
snelheidsregeling” (pagina 109) voor meer
informatie.
z betekent dat u de instelling niet kunt
wijzigen.
VOORZICHTIG
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast,
draait u het handwiel langzaam naar u toe
(tegen de klok in) om te controleren dat
de naald de persvoet niet raakt. Als de
naald de persvoet raakt, kan de naald
verbuigen of breken.
2
Steek instellen 57
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Steeklengte aanpassen
U kunt de steeklengte aanpassen om de steek grover
of fijner te maken.
Telkens wanneer u op
drukt, maakt u de steek
fijner (korter).
Telkens wanneer u op drukt, maakt u de steek
grover (langer).
Memo
z Druk op om de standaardinstelling te
herstellen.
z betekent dat u de instelling niet kunt
wijzigen.
VOORZICHTIG
Draadspanning aanpassen
Wellicht moet u de draadspanning aanpassen,
afhankelijk van de stof en de draad die u gebruikt.
Correcte draadspanning
De bovendraad en de spoeldraad moeten elkaar
kruisen in het midden van de stof. Alleen de
bovendraad mag zichtbaar zijn aan de voorkant
van de stof en alleen de spoeldraad mag
zichtbaar zijn aan de achterkant van de stof.
a Achterkant van de stof
b Voorkant van de stof
c Bovendraad
d Spoeldraad
Bovendraad is te strak
Als de spoeldraad zichtbaar is aan de voorkant
van de stof, is de bovendraad te strak.
a Achterkant van de stof
b Voorkant van de stof
c Bovendraad
d Spoeldraad
e De spoeldraad is zichtbaar aan de voorkant van de
stof.
Telkens wanneer u op drukt, maakt u de
draadspanning losser.
Wanneer de steken te dicht op elkaar
zitten, vergroot u de steeklengte.
Wanneer u doorgaat met naaien terwijl
de steken te dicht op elkaar zitten, kan de
naald verbuigen of breken.
1
2
3
4
1
2
3
4
5
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
58
Bovendraad is te los
Als de bovendraad zichtbaar is aan de achterkant
van de stof, is de bovendraad te los.
a Achterkant van de stof
b Voorkant van de stof
c Bovendraad
d Spoeldraad
e De bovendraad is zichtbaar aan de achterkant van
de stof.
Telkens wanneer u op drukt, maakt u de
draadspanning strakker.
Memo
z Druk op om de standaardinstelling te
herstellen.
Opmerking
z Als de bovendraad niet juist is ingeregen of
de spoel niet juist is geplaatst, kunt u
wellicht de juiste draadspanning niet
instellen. Als u de juiste draadspanning niet
verkrijgt, rijg dan de bovendraad opnieuw in
en plaats de spoel op de juiste wijze.
5
1
2
3
4
2
Nuttige functies 59
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Nuttige functies
Hieronder worden functies beschreven waarmee u efficiënter kunt naaien.
Automatisch achteruitnaaien/
verstevigingssteken naaien
U kunt de naaimachine zo instellen dat aan het begin
en het eind van het stiksel automatisch achteruit
wordt genaaid of verstevigingssteken worden
gemaakt. Afhankelijk van de geselecteerde steek zal
de machine achteruitnaaien of verstevigingssteken
maken. Zie “Steekinstellingentabel” (pagina 68) voor
meer informatie.
a
Zet de machine aan.
X Het LCD-scherm gaat aan.
b
Selecteer een steek.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie over het selecteren van
steken.
c
Druk op op het LCD-scherm.
X Deze verandert in . De naaimachine is
nu ingesteld voor automatisch
achteruitnaaien/verstevigingssteken.
Druk op om automatisch
achteruitnaaien/verstevigingssteken uit te
schakelen.
Wanneer u de machine uitzet, wordt de
instelling automatisch achteruitnaaien/
verstevigingssteken geannuleerd.
d
Plaats de stof onder de persvoet. Druk
vervolgens eenmaal op (Start/stop-knop).
a Start/stop-knop
X Nadat er is achteruitgenaaid/
verstevigingssteken zijn gemaakt, begint de
machine met naaien.
e
Wanneer u het eind van het stiksel hebt bereikt,
drukt u eenmaal op (
Achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets
).
Deze stap is niet noodzakelijk bij steken voor
knoopsgaten en bartacksteken, waarbij
automatisch verstevigingssteken worden
gemaakt.
a Achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
X Na het achteruitnaaien/maken van
verstevigingssteken stopt de machine.
Memo
z Achteruitnaaien/verstevigingssteken wordt
niet uitgevoerd wanneer u aan het eind van
het stiksel op (start/stop-knop) drukt.
Zorg dat u (achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets) indrukt aan het eind
van het stiksel.
1
1
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
60
Draad automatisch
afknippen
U kunt de machine zo instellen dat de draden aan het
eind van het stiksel worden afgeknipt. Dit wordt
“automatisch draadknippen” genoemd. Als
automatisch draadknippen is ingesteld, is ook
achteruitnaaien/verstevigingssteken ingesteld.
a
Zet de machine aan.
X Het LCD-scherm gaat aan.
b
Selecteer een steek.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie over het selecteren van
steken.
c
Druk op op het scherm.
X worden weergegeven. De
naaimachine is nu ingesteld op automatisch
draadknippen en automatisch
achteruitnaaien/verstevigingssteken.
Druk op om automatisch draadknippen
uit te schakelen.
d
Plaats de stof in de juiste positie en druk
eenmaal op (Start/stop-knop).
a Start/stop-knop
X Na het achteruitnaaien of het maken van
verstevigingssteken gaat de machine naaien.
e
Wanneer u het eind van het stiksel hebt
bereikt, drukt u eenmaal op
(Achteruitnaaien/verstevigingssteektoets ).
Wanneer steken zijn geselecteerd waarbij
verstevigingssteken worden gemaakt, zoals
knoopsgat- en bartacksteken, is deze handeling
niet nodig.
X Nadat het achteruitnaaien of maken van
verstevigingssteken is voltooid, stopt de
machine en wordt de draad afgeknipt.
Memo
z Automatisch draadknippen wordt niet
uitgevoerd als u drukt op (start/stop-
knop) tijdens het naaien. Druk aan het eind
van het stiksel op (achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets).
z Als de stroom wordt uitgeschakeld, wordt
automatisch draadknippen uitgeschakeld.
1
De draad wordt hier.
2
Nuttige functies 61
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Steken spiegelen
U kunt het spiegelbeeld van een steek horizontaal
naaien (links en rechts).
a
Zet de machine aan.
X Het LCD-scherm gaat aan.
b
Selecteer een steek.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie over het selecteren van
steken.
c
Druk op op het scherm.
X Deze verandert in , en het patroon
boven in het scherm wordt gespiegeld.
Druk op om gespiegeld naaien uit te
schakelen.
Memo
z Spiegelen is niet mogelijk bij knoopsgaten
en andere steken waar wordt
weergegeven.
z Wanneer u de machine uitzet, wordt de
spiegelen-instelling geannuleerd.
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
62
Nuttige naaitips
Hieronder worden enkele manieren beschreven om betere resultaten te bereiken. Raadpleeg deze tips bij
het naaien.
Proeflap naaien
Nadat u de geschikte draad en naald hebt de
draadspanning, de steeklengte en de steekbreedte
voor de geselecteerde steek automatisch ingesteld.
Het is echter raadzaam een proeflap te naaien omdat
u soms niet de gewenste resultaten krijgt, afhankelijk
van de soort stof en de steken die worden gemaakt.
Voor de proeflap gebruikt u dezelfde stof en draad als
voor uw naaiwerk. Controleer de draadspanning, de
steeklengte en de steekbreedte. Aangezien de
resultaten verschillen afhankelijk van de soort steek
en het aantal lagen stof, moet u de proeflap op exact
dezelfde manier naaien als uw echte naaiwerk.
Naairichting wijzigen
a
Wanneer u bij een hoek komt, stopt u de
naaimachine.
Laat de naald omlaag (in de stof) staan. Als de
naald omhoog staat nadat de machine is
gestopt, drukt u op (Naaldstandtoets) om
de naald omlaag te brengen.
b
Breng de persvoethendel omhoog en draai de
stof.
U draait de stof met de naald als as.
c
Breng de persvoethendel weer omlaag en ga
door met naaien.
Bochten naaien
Stop met naaien en wijzig vervolgens de naairichting
enigszins om rond de bocht te naaien. Zie
“Evenwijdige marge naaien” (pagina 64) voor meer
informatie over naaien met een gelijkmatige marge.
Wanneer u met een zigzagsteek langs een bocht
naait, selecteert u een kortere steeklengte, zodat u
een fijnere steek krijgt.
Persvoetdruk aanpassen
U kunt de persvoetdruk (de druk die de persvoet
uitoefent op de stof) aanpassen. De beste resultaten
bereikt u door de druk te verminderen wanneer u
stretchstof of dunne stoffen naait en de druk te
verhogen wanneer u dikke stoffen naait.
a
Zet de persvoet omlaag met de
persvoethendel.
a Persvoethendel
1
2
Nuttige naaitips 63
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
b
Draai de persvoethendelknop achter op de
machine om de druk van de persvoet aan te
passen.
De persvoetdruk kunt u instellen op niveau 1 t/m
4. Hoe hoger de waarde, des te sterker de druk.
Gebruik instelling 1 of 2 voor dikke stoffen, en
instelling 4 voor dunnere stoffen.
c
Wanneer u klaar bent met naaien, zet u de
knop terug op 3 (standaard).
Dikke stoffen naaien
Als de stof niet onder de persvoet past
Als de stof niet gemakkelijk onder de persvoet
past, brengt u de persvoethendel nog hoger tot de
persvoet in de hoogste stand staat.
Als u dikke naden naait en de stof niet wordt
doorgevoerd aan het begin van het stiksel
Zigzagvoet “J” beschikt over een functie om de
persvoet horizontaal te houden.
a Naairichting
a
Wanneer u een naad aantreft die te dik is om
onder de voet door te voeren, brengt u de
persvoethendel omhoog.
b
Druk op de zwarte knop (persvoethouderpen)
links op de zigzagvoet “J”. Houd de knop
ingedrukt en breng de persvoet omlaag.
a Persvoethouderpin
X Laat de knop los. De persvoet wordt
vergrendeld op het niveau van de naad,
zodat de stof kan worden doorgevoerd.
X Wanneer u voorbij de naad bent, keert de
persvoet terug naar de normale stand.
VOORZICHTIG
a
Wanneer u stof van meer dan 6 mm (15/64
inch) dik naait of wanneer u de stof te hard
duwt, kan de naald verbuigen of breken.
1
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
64
Dunne stoffen naaien
Wanneer u dunne stoffen naait, komen de steken
mogelijk niet mooi op één lijn of wordt de stof niet
goed doorgevoerd. Plaats in dat geval dun papier of
steunstof onder de stof en naai deze samen met de
stof. Wanneer u klaar bent met naaien, scheurt u het
overtollige papier af.
a Steunstof of papier
Stretchstof naaien
Speld eerst de stukken stof aan elkaar en naai ze
vervolgens zonder de stof uit te rekken.
a Rijgen
Het gebruik van stretchsteken of van draad voor
gebreide stoffen resulteert in een mooie afwerking.
Leer of vinyl naaien
Wanneer u stof naait die mogelijk aan de persvoet
plakt, zoals leer of gecoate stof, plaatst u de non-
stickvoet.
a Leer
Evenwijdige marge naaien
Als u een evenwijdige naad wilt naaien, begint u zo
te naaien dat de marge zich aan de rechterkant van
de persvoet bevindt en de rand van de stof op één lijn
ligt met de rechterkant van de persvoet of een
markering op de naaldplaat.
De stof op één lijn plaatsen met de persvoet
Houd bij het naaien de rechterkant van de
persvoet op gelijke afstand van de rand van de
stof.
a Naad
b Persvoet
De stof op één lijn plaatsen met de
steekgeleidervoet
Houd tijdens het naaien de rechterrand van de
stof op één lijn met de gewenste markering op de
steekgeleidervoet.
a Naad
b Steekgeleidervoet
c Markeringen
1
1
1
1
2
1
2
3
2
Nuttige naaitips 65
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De stof op één lijn plaatsen met een markering
op de naaldplaat
De markeringen op de naaldplaat geven de
afstand aan van de naaldstand tot een naad die
wordt genaaid met een rechte steek (linker
naaldstand). Houd tijdens het naaien de rand van
de stof op één lijn met een markering op de
naaldplaat. In de bovenste schaal is de afstand
tussen de markeringen
1/8 inch (3 mm) en de afstand tussen de
markeringen in het raster is 5 mm (3/16 inch).
a Naad
b Persvoet
c Centimeter
d Inch
e Naaldplaat
f 1,6 cm (5/8 inch)
Persvoet zonder handen
omhoog en omlaag zetten
Dankzij de kniehevel kunt u met uw knie de persvoet
omhoog en omlaag zetten. U hebt beide handen vrij
voor de stof.
Kniehevel installeren
a
Zet de machine uit.
b
Breng de kniehevel in de opening voor het
bevestigen van de kniehevel, links beneden op
de voorkant van de machine.
Houd de lipjes op de kniehevel tegenover de
inkepingen in de opening voor het bevestigen
van de kniehevel. Steek de kniehevel zo ver
mogelijk naar binnen.
Opmerking
z Als u de kniehevel niet volledig in de
opening inbrengt, valt deze er mogelijk uit
terwijl de machine in werking is.
6
4
3
5
2
1
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
66
Werken met de kniehevel
a
Stop de naaimachine.
Gebruik de kniehevel niet terwijl de machine
in werking is.
b
Met uw knie drukt u de kniehevel naar rechts.
Houd de kniehevel naar rechts gedrukt.
X De persvoet gaat omhoog.
c
Laat de kniehevel los.
X De persvoet gaat omlaag.
VOORZICHTIG
Tijdens het naaien houdt u uw knie uit de
buurt van de kniehevel. Wanneer u tegen
de kniehevel drukt terwijl de machine in
werking is, kan de naald breken of de
machine beschadigd raken.
3 NAAISTEKEN
In dit hoofdstuk worden de diverse steken en hun toepassingen beschreven.
Steekinstellingentabel..........................68
Naaisteken .....................................68
Andere steken ................................72
Steken selecteren.................................75
Soorten steken................................75
Steken selecteren ...........................75
Steekinstellingen opslaan ...............77
Overhandse steken..............................79
Overhandse steken maken met
persvoetG..................................79
Overhandse steken naaien met
zigzagvoet “J ................................80
Overhandse steken naaien
met de zijsnijder.............................81
Basissteken ..........................................83
Rijgen .............................................83
Basissteken.....................................83
Blindzoomsteken naaien......................85
Knoopsgaten naaien/
knopen aanzetten
..................................
87
Knoopsgaten naaien .......................88
Knoop aannaaien............................92
Rits inzetten ........................................94
Een rits inzetten in het midden.......94
Een rits inzetten aan de zijkant ......96
Rits/galon inzetten ..............................99
Een rits inzetten in het midden.......99
Galon plaatsen .............................100
Stretchstof naaien en elastiek
bevestigen
............................................
101
Stretchstof naaien ........................101
Elastiek inzetten ...........................101
Applicatie-, patchwork- en
quiltsteken
...........................................
103
Applicatiesteken naaien................104
Patchworksteken
(voor fantasiequilt)
..........................
105
Aan elkaar zetten .........................105
Quilten.........................................107
Vrij quilten ...................................108
Satijnsteken naaien met de
schuifknop voor snelheidsregeling
...109
Verstevigingssteken ...........................111
Drievoudige stretchsteken
naaien
............................................
111
Bartacksteek.................................111
Stoppen ........................................113
Gaatje stikken....................................115
Horizontaal stikken ...........................116
Decoratieve steken naaien ................118
Fagotsteken ..................................119
Schelpsteek...................................120
Smocksteken naaien .....................120
Schelprijgsteken naaien................121
Verbindingssteken naaien.............122
Erfstuksteken naaien.....................123
De diverse ingebouwde decoratieve
patronen maken ................................126
Fraaie patronen naaien.................126
Patronen naaien ...........................126
Patroongrootte wijzigen...............127
Steekdichtheid wijzigen................127
Lengte van satijnsteken wijzigen
.....
128
Patronen verschuiven...................129
Patronen combineren...................130
Patronen opslaan..........................133
Patroon opnieuw uitlijnen............134
Patroon ontwerpen
(My Custom Stitch)............................137
Patroon schetsen ..........................137
Patroongegevens invoeren............138
Voorbeelden van ontwerpen ........140
68
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Steekinstellingentabel
In de volgende tabel vindt u toepassingen, steeklengte en steekbreedte en of u de tweelingnaald kunt
gebruiken voor de betreffende naaisteek.
Naaisteken
Steek Patroon
Persvoet
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Achteruitnaaien/
verstevigings
steken
Boventransportvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
Rechte
steek
Links
1
J
Standaard naaiwerkzaamheden,
plooien of gepaspelde naden
naaien, enz.
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Achteruitnaaien Nee
2
J
Standaard naaiwerkzaamheden,
plooien of gepaspelde naden
naaien
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Ja
Midden
3
J/I
Ritsen bevestigen, standaard
naaiwerkzaamheden, plooien of
gepaspelde naden naaien, enz.
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Achteruitnaaien Nee
Drievoudige
stretchsteek
4
J
Mouwen bevestigen,
binnennaden, stretchstof naaien
en decoratieve steken
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
Stretchsteek
5
J
Stretchstof naaien en
decoratieve steken
1,0
(1/16)
1,0–3,0
(1/16–1/8)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
Rijgsteek
6
J Tijdelijke bevestiging
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
20
(3/4)
5–30
(3/16–1-3/16)
Nee Verstevigingsteken Nee
Zigzags
teek
Midden
7
J
Overhandse steken naaien en
applicaties bevestigen
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,4
(1/16)
0,0–4,0
(0–3/16)
Ja
(J)
Achteruitnaaien Nee
Rechts
8
J
Beginnen te naaien vanuit de
rechter naaldstand
3,5
(1/8)
2,5–5,0
(3/32–3/16)
1,4
(1/16)
0,3–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Ja
2-punts
zigzagsteek
9
J
Overhandse steken naaien op
middelzware stof of stretchstof,
elastiek bevestigen, stoppen,
enz..
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
1,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Ja
3-punts
zigzagsteek
10
J
Overhandse steken naaien op
middelzware stof of stretchstof,
elastiek bevestigen, stoppen,
enz..
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
1,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
Overhandse
steek
11
G
Overhandse steken naaien op
dunne of middelzware stof
3,5
(1/8)
2,5–5,0
(3/32–3/16)
2,0
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Verstevigingsteken Nee
12
G
Overhandse steken naaien op
dikke stof
5,0
(3/16)
2,5–5,0
(3/32–3/16)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Verstevigingsteken Nee
13
G
Overhandse steken naaien op
dikke stof en decoratieve steken
5,0
(3/16)
3,5–5,0
(1/8–3/16)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Verstevigingsteken Nee
14
J
Overhandse steken naaien op
stretchstof
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,5–4,0
(1/32–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
15
J
Overhandse steken naaien op
dikke stof of stretchstof
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,5–4,0
(1/32–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
16
J
Overhandse steken naaien op
stretchstof en decoratieve steken
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
4,0
(3/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
Steekinstellingentabel 69
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Blindzoomsteek
17
R
Blindzoomsteken naaien op
middelzware stof
00 33
2,0
(1/16)
1,0–3,5
(1/16–1/8)
Nee Verstevigingsteken Nee
18
R
Blindzoomsteken naaien op
stretchstof
00 33
2,0
(1/16)
1,0–3,5
(1/16–1/8)
Nee Verstevigingsteken Nee
Applicatiesteek
19
J Applicatiesteken naaien
3,5
(1/8)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,5
(3/32)
1,6–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
Schelprijgsteek
20
J Schelprijgsteken naaien
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
Patchwork
rechte steek
21
J
Rechte verbindingssteken
maken (met een marge van 6,5
mm (1/4 inch) vanaf de
rechterrand van de persvoet)
5,5
(7/32)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,0
(1/16)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Nee Verstevigingsteken Nee
22
J
Rechte verbindingssteken
maken (met een marge van 6,5
mm (1/4 inch) vanaf de
linkerrand van de persvoet)
1,5
(1/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,0
(1/16)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Nee Verstevigingsteken Ja
Rechte steek met
handgemaakt
uiterlijk
(voor quilten)
23
J
Quilten met rechte steek met
handgemaakt uiterlijk
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Verstevigingsteken Nee
Zigzagsteek
(voor quilten)
24
J
Applicatiequilten, vrije-
handquilten en satijnsteken
naaien
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,4
(1/16)
0,0–4,0
(0–3/16)
Nee Verstevigingsteken Ja
Applicatiesteek
(voor quilten)
25
J Applicaties en band aanbrengen
1,5
(1/16)
0,5–5,0
(1/32–3/16)
1,8
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Verstevigingsteken Nee
Quiltsteek
(stippel)
26
J Achtergrondstiksel quilt (stippel)
7,0
(1/4)
1,0–7,0
(1/16–1/4)
1,6
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Verstevigingsteken Nee
Satijnen
schelpsteek
27
N Schelpsteek
5,0
(3/16)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
0,5
(1/32)
0,1–1,0
(1/64–1/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
Verbindingssteek
28
J
Patchworksteken en decoratieve
steken naaien
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,2
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
29
J
Patchworksteken, decoratieve
steken en overhandse steken
naaien op beide stukken stof,
zoals bij tricot
5,0
(3/16)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
30
J
Patchworksteken en decoratieve
steken naaien
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,2
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
Smocksteek
31
J
Smocksteken en decoratieve
steken naaien
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,6
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
Fagotsteek
32
J
Fagotsteken en decoratieve
steken naaien
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
33
J
Fagotsteken en decoratieve
steken naaien
5,0
(3/16)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
Elastiekinzetsteek
34
J Elastiek inzetten in stretchstof
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
Steek Patroon
Persvoet
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Achteruitnaaien/
verstevigings
steken
Boventransportvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
70
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Decoratieve
steek
35
J Decoratieve steken naaien
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
3,0
(1/8)
2,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Verstevigingsteken Nee
36
J Decoratieve steken naaien
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
37
J Decoratieve steken naaien
5,5
(7/32)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,6
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
38
N
Decoratieve steken naaien en
elastiek inzetten
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
1,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
39
N
Kant naaien, decoratieve
zomen, erfstuksteken enz.
3,5
(1/8)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
2,5
(3/32)
1,6–4,0
(1/16–3/16)
Nee Verstevigingsteken Nee
40
N
Decoratieve zomen,
erfstuksteken, enz.
6,0
(15/64)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
3,0
(1/8)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
Nee Verstevigingsteken Nee
41
N
Decoratieve zomen op dunne,
middelzware en eenvoudig
geweven stoffen, erfstuksteken,
enz.
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
3,5
(1/8)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
Nee Verstevigingsteken Nee
42
N
Decoratieve zomen op dunne,
middelzware en eenvoudig
geweven stoffen, erfstuksteken,
enz.
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
4,0
(3/16)
1,5–4,0
1/16–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
43
N
Decoratieve zomen op dunne,
middelzware en eenvoudig
geweven stoffen, erfstuksteken,
enz.
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
2,5
(3/32)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
44
N
Decoratieve zomen op dunne,
middelzware en eenvoudig
geweven stoffen, erfstuksteken,
enz.
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
2,0
(1/16)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
45
N
Decoratieve zomen, linten
aannaaien, erfstuksteken, enz.
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
3,0
(1/8)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Verstevigingsteken Nee
46
N
Decoratieve steken,
smocksteken, erfstuksteken
naaien, enz.
6,0
(15/64)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
1,6
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Verstevigingsteken Nee
47
N
Decoratieve steken,
smocksteken, erfstuksteken
naaien, enz.
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
1,6
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Verstevigingsteken Nee
Knoopsgatsteek
48
A
Horizontale knoopsgaten in
dikke en middelzware stof
5,0
(3/16)
3,0–5,0
(1/8–3/16)
0,4
(1/64)
0,2–1,0
(1/64–1/16)
Nee
Automatische
verstevigingssteken
Nee
49
A
Horizontale knoopsgaten op
plekken waarop spanning komt
te staan
5,0
(3/16)
3,0–5,0
(1/8–3/16)
0,4
(1/64)
0,2–1,0
(1/64–1/16)
Nee
Automatische
verstevigingssteken
Nee
50
A
Horizontale knoopsgaten op
dikke stof
5,0
(3/16)
3,0–5,0
(1/8–3/16)
0,4
(1/64)
0,2–1,0
(1/64–1/16)
Nee
Automatische
verstevigingssteken
Nee
51
A
Verstevigde knoopsgaten voor
stof met een voering
5,0
(3/16)
3,0–5,0
(1/8–3/16)
0,4
(1/64)
0,2–1,0
(1/64–1/16)
Nee
Automatische
verstevigingssteken
Nee
52
A
Knoopsgaten voor stretchstof of
gebreide stof
6,0
(15/54)
3,0–6,0
(1/8–15/64)
1,0
(1/16)
0,5–2,0
(1/32–1/16)
Nee
Automatische
verstevigingssteken
Nee
53
A Knoopsgaten voor stretchstof
6,0
(15/54)
3,0–6,0
(1/8–15/64)
1,5
(1/16)
1,0–3,0
(1/16–1/8)
Nee
Automatische
verstevigingssteken
Nee
54
A Knoopsgaten in leer
5,0
(3/16)
0,0–6,0
(0–15/64)
2,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee
Automatische
verstevigingssteken
Nee
Steek Patroon
Persvoet
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Achteruitnaaien/
verstevigings
steken
Boventransportvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
Steekinstellingentabel 71
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Knoopsgatsteek
55
A
Sleutelgatknoopsgaten voor
dikke of bontachtige stof
7,0
(1/4)
3,0–7,0
(1/8–1/4)
0,5
(1/32)
0,3–1,0
(1/64–1/16)
Nee
Automatische
verstevigingssteken
Nee
56
A
Sleutelgatknoopsgaten in
middelzware of dikke stof
7,0
(1/4)
3,0–7,0
(1/8–1/4)
0,5
(1/32)
0,3–1,0
(1/64–1/16)
Nee
Automatische
verstevigingssteken
Nee
57
A
Horizontale knoopsgaten voor
dikke of bontachtige stof
7,0
(1/4)
3,0–7,0
(1/8–1/4)
0,5
(1/32)
0,3–1,0
(1/64–1/16)
Nee
Automatische
verstevigingssteken
Nee
Stopsteek
58
A Stoppen van middelzware stof
7,0
(1/4)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,0
(1/16)
0,4–2,5
(1/64–3/32)
Nee
Automatische
verstevigingssteken
Nee
59
A Stoppen van dikke stof
7,0
(1/4)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,0
(1/16)
0,4–2,5
(1/64–3/32)
Nee
Automatische
verstevigingssteken
Nee
Bartacksteek
60
A
Versteviging van openingen en
vlakken waar de naad
gemakkelijk los raakt
2,0
(1/16)
1,0–3,0
(1/16–1/8)
0,4
(1/64)
0,3–1,0
(1/64–1/16)
Nee
Automatische
verstevigingssteken
Nee
Knoopaannaaisteek
61
M Knoop aannaaien
3,5
(1/8)
2,5–4,5
(3/32–3/16)
––Nee
Verstevigingssteken
Nee
Gaatjessteek
62
N
Gaatjes naaien, bijvoorbeeld in
ceinturen
7,0
(1/4)
7,0, 6,0,
5,0 (1/4,
15/64,
3/16)
7,0
(1/4)
7,0, 6,0,
5,0 (1/4,
15/64,
3/16)
Nee
Automatische
verstevigingssteken
Nee
Zijsnijder
63
S
Rechte steken naaien terwijl de
stof wordt afgesneden
0,0
(0)
0,0–2,5
(0–3/32)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Nee
Verstevigingssteken
Nee
64
S
Zigzagsteken naaien terwijl de
stof wordt afgesneden
3,5
(1/8)
3,5–5,0
(1/8–3/16)
1,4
(1/16)
0,0–4,0
(0–3/16)
Nee
Verstevigingssteken
Nee
65
S
Overhandse steken naaien op
dunne en middelzware stof
terwijl de stof wordt afgesneden
3,5
(1/8)
3,5–5,0
(1/8–3/16)
2,0
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee
Verstevigingssteken
Nee
66
S
Overhandse steken naaien op
dikke stof terwijl de stof wordt
afgesneden
5,0
(3/16)
3,5–5,0
(1/8–3/16)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee
Verstevigingssteken
Nee
67
S
Overhandse steken naaien op
middelzware en dikke stof
terwijl de stof wordt afgesneden
5,0
(3/16)
3,5–5,0
(1/8–3/16)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee
Verstevigingssteken
Nee
Horizontale
rechte steek
68
N
Applicaties bevestigen aan
mouwen (rechte steek naar links
genaaid)
––––Nee
Verstevigingssteken
Nee
69
N
Applicaties bevestigen aan
mouwen (rechte steek naar
rechts genaaid)
––––Nee
Verstevigingssteken
Nee
Horizontale
zigzagsteek
70
N
Applicaties bevestigen aan
mouwen (zigzagsteek naar links
genaaid)
––––Nee
Verstevigingssteken
Nee
71
N
Applicaties bevestigen aan
mouwen (zigzagsteek naar
rechts genaaid)
––––Nee
Verstevigingssteken
Nee
Steek Patroon
Persvoet
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Achteruitnaaien/
verstevigings
steken
Boventransportvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
72
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Andere steken
** Patroon voor aanpassing
Steektype Patroon
Persvoet
Tweelingnaald
Patroongrootte
Instelbare
steekdichtheid
Instelbare patroon
lengte/breedte
Linksom/rechtsom draaien
Decoratieve
steken
1 2345678910
NNee
Groot,
klein
Nee
Groot
Nee
Klein:
Ja
(*niet
mogelijk)
Ja
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
31**
Satijnsteken
1 2345678910
N
Ja
(*niet
mogelijk)
Groot Nee
Ja
(*niet
mogelijk)
Ja
(*niet
mogelijk)
11 12 13 14 15 16 17* 18*
Kruissteken
1 2345678910
N Nee Groot Nee
Ja
(*niet
mogelijk)
Ja
11* 12* 13* 14* 15*
Decoratieve
satijnsteken
1 2345678910
NNee
Groot,
klein
Ja
Ja (alleen
lengte)
Ja
Steekinstellingentabel 73
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Steektype Patroon
Persvoet
Tweelingnaald
Patroongrootte
Instelbare
steekdichtheid
Instelbare patroon
lengte/breedte
Linksom/rechtsom draaien
Lettersteken
(lettertype
Gothic)
12345678910
NNee
Groot,
klein
Nee Nee Ja
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
71 72 73 74 75 76 77 78 79 80
81 82 83 84 85 86 87 88 89 90
91 92 93 94 95 96 97
Lettersteken
(lettertype
Script)
12345678910
N Nee Groot Nee Nee Ja
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
71 72 73 74 75 76 77 78 79 80
81 82 83 84 85 86 87 88 89 90
91 92 93 94 95 96 97
74
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Lettersteken
(opmaak
Contour)
12345678910
NNee
Groot,
klein
Nee Nee Ja
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
71 72 73 74 75 76 77 78 79 80
81 82 83 84 85 86 87 88 89 90
91 92 93 94 95 96 97
Steektype Patroon
Persvoet
Tweelingnaald
Patroongrootte
Instelbare
steekdichtheid
Instelbare patroon
lengte/breedte
Linksom/rechtsom draaien
Steken selecteren 75
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Steken selecteren
Dit gedeelte geeft informatie over de verschillende soorten steken die beschikbaar zijn en hoe u een steek selecteert.
Soorten steken
U kunt een steek selecteren uit de volgende
beschikbare steektypen.
Voor bijzonderheden over de diverse steken, zie
“Steekinstellingentabel” (pagina 68).
a Naaisteken
U kunt kiezen uit 71 naaisteken zoals rechte steken,
overhandse steken, knoopsgaten en elementaire
decoratieve steken. Als u deze hebt geselecteerd,
verschijnt de geselecteerde naaisteek direct nadat u
de machine inschakelt.
b My Custom Stitch
U kunt originele steken ontwerpen. Zie “Patroon
ontwerpen (My Custom Stitch)” (pagina 137) voor
meer informatie.
c Lettersteken – lettertype Gothic
(kunt u combineren)
Er zijn 97 tekens: letters, symbolen en cijfers in het
lettertype Gothic.
d Lettersteken – lettertype Script
(kunt u combineren)
Er zijn 97 tekens: letters, symbolen en cijfers in het
lettertype Script.
e Lettersteken – opmaak Contour
(kunt u combineren)
Er zijn 97 tekens: letters, symbolen en cijfers in de
opmaak Contour.
f Decoratieve steken
(kunt u combineren)
U kunt kiezen uit 31 decoratieve steken, zoals
bladeren, bloemen en harten. U kunt combinaties
van meerdere decoratieve steken maken.
g
Satijnsteken
(kunt u combineren)
U kunt kiezen uit 18 satijnsteken. U kunt combinaties van
meerdere decoratieve steken maken.
h Gecombineerde naaisteken
(kunt u combineren)
U kunt combinaties maken van 39 naaisteken.
i Decoratieve satijnsteken
(kunt u combineren)
Er zijn 10 decoratieve satijnsteken.
j Kruissteken
(kunt u combineren)
U kunt kiezen uit 15 kruissteken. U kunt
combinaties van meerdere decoratieve steken
maken.
k Patronen die zijn opgeslagen in het geheugen van
de machine
U kunt een opgeslagen patroon oproepen. (Meer
informatie vindt u in “Patronen opslaan” ( pagina
133).)
Steken selecteren
a
Zet de machine aan.
Wanneer een animatiefilmpje wordt
vertoond, raakt u het scherm met uw vinger
aan.
X De rechte steek (linker naaldstand)
verschijnt geselecteerd op het LCD-scherm.
b
Druk op (Naaistekentoets) op het
bedieningspaneel.
X Er wordt een scherm weergegeven met de
verschillende soorten steken.
a
b
c
d e
f
g k
ij
h
76
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
c
SelJcecteer de soort steek.
Wanneer een decoratieve steek wordt
geselecteerd
X Er wordt een scherm weergegeven met de
diverse steken van de soort steek die u hebt
geselecteerd.
U kunt een andere soort steek selecteren
door te drukken op (Achteruittoets).
d
Druk op de steekselectie.
(Toets Vorige pagina) geeft het vorige
scherm weer en (Toets Volgende pagina)
geeft het volgende scherm weer.
a Selectie decoratieve steek
b Breedte, lengte en spanning instellen
c Groot patroonformaat
d Klein patroonformaat
e Enkele steek maken
f Herhalen
g Horizontaal spiegelbeeld
h Geselecteerd patroon verwijderen
i Gecombineerd patroon controleren
j Automatisch draadknippen
k Automatisch achteruitnaaien/verstevigingssteken
Als u een andere steek wilt selecteren drukt u
op om het geselecteerde patroon te
verwijderen.
e
Geef zo nodig de instelling voor automatisch
achteruitnaaien/verstevigingssteken op en pas
eventueel de steeklengte en dergelijke aan.
Meer informatie over het maken van
naaisteken vindt u op de volgende pagina’s.
Opmerking
z Wanneer u een steek selecteert, verschijnt
op het scherm het pictogram voor de
persvoet die u moet gebruiken. Controleer
voordat u gaat naaien of de juiste persvoet is
bevestigd. Wanneer niet de juiste persvoet is
bevestigd, zet u de machine uit, bevestigt u
de juiste persvoet en selecteert u de
gewenste steek opnieuw.
Memo
z Voor meer informatie over het instellen van
de steekbreedte en steeklengte, zie
“Steekbreedte aanpassen” (pagina 56) en
“Steeklengte aanpassen” (pagina 57).
Tekens selecteren
Er zijn drie soorten lettersteken beschikbaar. Het
selecteren van een teken is voor alle soorten
opmaak gelijk.
a
Volg a en b in “Steken selecteren” (pagina
75) om het scherm te openen waar u een
steektype kunt selecteren.
b
Selecteer het lettertype.
c
Selecteer de letters.
Als u de verkeerde letter selecteert, drukt u
op om de letter te wissen. Selecteer
vervolgens de juiste letter.
Als u een ander lettertype wilt kiezen, drukt u
op . Vervolgens selecteert u het nieuwe
lettertype.
Druk op om een voorbeeld van het
geselecteerde patroon te bekijken.
a
k j
i
e
f
b
h
g
c d
Steken selecteren 77
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Voorbeeld: Bus
Steekinstellingen opslaan
Op deze machine zijn voor elke steek vooraf
ingesteld: de standaardinstellingen voor de
steekbreedte (zigzagbreedte), steeklengte,
draadspanning, automatisch draadknippen,
automatisch achteruitnaaien/verstevigingssteken. Als
u specifieke steekinstellingen van de geselecteerde
steek wilt opslaan, zodat u ze later kunt gebruiken,
drukt u op nadat u de instellingen hebt
gewijzigd.
Deze functie kunt u slechts gebruiken met naaisteken.
Als u een steeklengte van 2,0 mm wilt
gebruiken voor de rechte steek
a
Selecteer een rechte steek.
b
Druk op .
Memo
z De standaard steeklengte is 2,5 mm.
c
Stel de steeklengte in op 2,0 mm.
d
Druk op .
Als u de standaardinstelling van het
geselecteerde steekpatroon wilt herstellen,
drukt u op en vervolgens op .
X De bevestigingsboodschap verschijnt.
78
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
e
Druk op .
Opmerking
z De volgende keer dat u dezelfde rechte
steek selecteert, is de steeklengte ingesteld
op 2,0 mm.
z
Alle steekinstellingen (steekbreedte
(zigzagbreedte), steeklengte, draadspanning,
automatisch draadknippen en automatisch
achteruitnaaien/verstevigingssteken, enz.) zijn
opgeslagen. Niet alleen de instelling die is
gewijzigd. Wanneer u hetzelfde steekpatroon
selecteert, worden de laatst opgeslagen
instellingen weergegeven, ook al is de
machine ondertussen uitgeschakeld Als u de
instellingen opnieuw wijzigt of op
drukt om de standaardinstelling te herstellen,
worden nieuwe instellingen niet opgeslagen,
tenzij u nogmaals op drukt.
Ook al drukt u op u kunt de
instellingen voor automatisch draadknippen
en automatisch achteruitnaaien/
verstevigingssteken niet herstellen.
Overhandse steken 79
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Overhandse steken
Maak overhandse steken langs de rand van afgesneden stof om rafelen te voorkomen. Er zijn 15
overhandse steken beschikbaar. De procedure voor overhandse steken wordt beschreven aan de hand van
de persvoet die wordt gebruikt.
Overhandse steken maken met persvoet “G”
U kunt drie steken gebruiken voor overhands naaien met persvoet “G”.
a
Bevestig persvoet “G”voor overhandse steken.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
b
Selecteer een steek.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
c
Plaats de rand van de stof tegen de geleider
van de persvoet en breng de persvoethendel
omlaag.
a Geleider
d
Naai met de rand van de stof tegen de
persvoetgeleider.
a Naaldpositie
Steek Patroon Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
Overhandse
steek
11
Rafelen voorkomen in
middelzware en dunne stof
3,5
(1/8)
2,5–5,0
(3/32–3/16)
2,0
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
G
12
Rafelen voorkomen in dikke stof
en stof die gemakkelijk rafelt
5,0
(3/16)
2,5–5,0
(3/32–3/16)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
13
5,0
(3/16)
3,5–5,0
(1/8–3/16)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
G
a
1
80
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Overhandse steken naaien met zigzagvoet “J”
U kunt zeven steken gebruiken om overhandse steken te maken met zigzagvoet “J”.
a
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
b
Selecteer een steek.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
c
Naai langs de rand van de stof en zorg dat de
naaldpositie rechts van de rand is.
a Naaldpositie
a Naaldpositie
Steek Patroon Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
Zigzagsteek
(middelste
naaldstand)
7
Rafelen voorkomen (midden
nullijn/achteruitnaaien)
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,4
(1/16)
0,0–4,0
(0–3/16)
J
Zigzagsteek
(rechter
naaldstand)
8
Rafelen voorkomen (rechter
nullijn/verstevigingssteken)
3,5
(1/8)
2,5–5,0
(3/32–3/16)
1,4
(1/16)
0,3–4,0
(1/64–3/16)
2-punts
zigzagsteek
9
Rafelen voorkomen in dikke stof
en stretchstof
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
1,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
3-punts
zigzagsteek
10
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
1,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Overhandse
steek
14
Rafelen voorkomen in
stretchstof
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,5–4,0
(1/32–3/16)
15
Rafelen voorkomen in dikke stof
en stretchstof
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,5–4,0
(1/32–3/16)
16
Rafelen voorkomen in
stretchstof
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
4,0
(3/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
J
a
1
Overhandse steken 81
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Overhandse steken naaien met de zijsnijder
Met de zijsnijder kunt u zomen afwerken terwijl de rand van de stof wordt afgesneden. Er zijn vijf steken die u
kunt gebruiken voor overhandse steken met de zijsnijder.
Opmerking
z Rijg de naald handmatig in wanneer u de zijsnijder gebruikt. Of bevestig de zijsnijder pas na het
inrijgen van de naald wanneer u de naaldinrijger gebruikt.
a
Verwijder de persvoet.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
b
Haak de verbindingsvork van de zijsnijder op
de naaldklemschroef.
a Verbindingsvork
b Naaldklemschroef
c
Plaats de zijsnijder zo dat de pen van de
zijsnijder op één lijn staat met de inkeping in
de persvoethouder en breng vervolgens
langzaam de persvoethendel omlaag.
a Inkeping in persvoethouder
b Pin
X De zijsnijder is bevestigd.
Steek Patroon Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
Zijsnijder
63
Rechte steken naaien terwijl de
stof wordt afgesneden
0,0
(0)
0,0–2,5
(0–3/32)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
S
64
Zigzagsteken naaien terwijl de
stof wordt afgesneden
3,5
(1/8)
3,5–5,0
(1/8–3/16)
1,4
(1/16)
0,0–4,0
(0–3/16)
65
Rafelen voorkomen in dunne en
middelzware stof terwijl de stof
wordt afgesneden
3,5
(1/8)
3,5–5,0
(1/8–3/16)
2,0
(1/16)
1,0–4,0
( 1/16–3/16)
66
Rafelen voorkomen in dikke stof
terwijl de stof wordt afgesneden
5,0
(3/16)
3,5–5,0
(1/8–3/16)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
( 1/16–3/16)
67
Rafelen voorkomen in dikke stof
terwijl de stof wordt afgesneden
5,0
(3/16)
3,5–5,0
(1/8–3/16)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
( 1/16–3/16)
b
a
b
a
82
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
d
Breng de persvoethendel omhoog om te
controleren of de zijsnijder stevig is bevestigd.
e
Leid de bovendraad door de zijsnijder en trek
deze vervolgens naar de achterkant van de
machine.
f
Selecteer een steek.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
g
Knip de stof ongeveer 2 cm (3/4 inch) in aan
het begin van het stiksel.
a 2 cm (3/4 inch)
h
Plaats de stof in de zijsnijder.
Plaats het ingeknipte stuk van de stof boven de
geleiderplaat van de zijsnijder.
a Geleiderplaat
Als de stof niet juist is geplaatst, wordt deze
niet gesneden.
i
Breng de persvoethendel omlaag en begin met
naaien.
X Er wordt een marge afgesneden terwijl het
stiksel wordt genaaid.
Als het stiksel in een rechte lijn wordt
genaaid
63
, is de marge ongeveer 5 mm
(3/16 inch).
a 5 mm (3/16 inch)
Memo
z De zijsnijder kan maximaal één laag denim
van 370 g/m2 snijden.
z Reinig de zijsnijder na gebruik (pluisjes en
stof weghalen).
z Als de zijsnijder geen stof meer kan snijden,
brengt u met een lapje een beetje olie aan
op het mes van de zijsnijder.
1
a
1
Basissteken 83
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Basissteken
U gebruikt rechte steken om gewone naden te maken. Er zijn vijf basissteken beschikbaar.
Rijgen
Naai rijgsteken met een steeklengte van 5 mm
(3/16 inch) en 30 mm (1-3/16 inch).
a
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
b
Selecteer steek
6
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
c
Begin met naaien.
Zie
“Beginnen met naaien” (pagina 51)
voor
meer informatie.
Basissteken
a
Rijg of speld de stukken stof bijeen.
b
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
c
Selecteer een steek.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
d
Breng de naald omlaag in de stof aan het begin
van het stiksel.
Steek Patroon Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Autom
atisch
Handmatig
Auto
matisc
h
Handmatig
Rijgsteek
6
Tijdelijke bevestiging
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
20
(3/4)
5–30
(3/16–1-3/
16)
J
Rechte steek
(linker naald-
stand)
1
Standaard naaiwerkzaamheden
en plooien of gepaspelde naden
naaien (links nullijn/
achteruitnaaien)
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
2
Standaard naaiwerkzaamheden
en plooien of gepaspelde naden
naaien (links nullijn/
verstevigingssteken)
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Rechte steek
(middelste
naaldstand)
3
Standaard naaiwerkzaamheden
en plooien of gepaspelde naden
naaien (midden nullijn/
achteruitnaaien)
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Drievoudige
stretchsteek
4
Naden verstevigen en stretchstof
naaien
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
J
J
84
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
e
Breng de persvoethendel omlaag en begin met
naaien.
Zie “Beginnen met naaien” (pagina 51) voor
meer informatie.
Zie “Naaiwerk verstevigen” (pagina 53) voor
meer informatie over achteruitnaaien/
verstevigingssteken.
f
Knip de draad af wanneer het naaiwerk is
voltooid.
Zie “Draad afknippen” (pagina 54) voor meer
informatie.
Naaldstand wijzigen
De naaldstand die wordt gebruikt als nullijn is
verschillend voor de rechte steek (linker
naaldstand) en de rechte steek (middelste
naaldstand).
a Rechte steek (linker naaldstand)
b Rechte steek (middelste naaldstand)
Wanneer de steekbreedte van de rechte steek (linker
naaldstand) is ingesteld op de standaardinstelling
(0,0 mm), is de afstand van de naaldstand tot de
rechterkant van de persvoet 12 mm
(1/2 inch). Wanneer u de steekbreedte wijzigt
(tussen 0 en 7
,0
mm (1/4 inch)), verandert ook de
naaldstand. Door de steekbreedte te wijzigen en
te naaien met de rechterkant van de persvoet op
één lijn met de rand van de stof, kunt u een marge
naaien met een vaste breedte.
a Steekbreedte-instelling
b Afstand van de naaldstand tot de rechterkant van de
persvoet
c 12,0 mm (1/2 inch)
d 10,0 mm (3/8 inch)
e 6,5 mm (1/4 inch)
f 5,0 mm (3/16 inch)
Zie “Steekbreedte aanpassen” (pagina 56)
voor meer informatie.
12
0.0 2.0 5.5 7.0
34 5
6
1
2
Blindzoomsteken naaien 85
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Blindzoomsteken naaien
Verstevig de onderkant van rokken en broeken met een blinde zoom. Er zijn twee steken beschikbaar voor
blindzoomstikken.
Naai een blindzoom volgens onderstaande procedure.
a
Vouw de stof langs de gewenste zoomrand en
rijg de stof op ongeveer 5 mm (3/16 inch) van
de rand van de stof.
a Achterkant van de stof
b Rijgsteken
c Gewenste zoomrand
d 5 mm (3/16 inch)
b
Vouw de stof terug langs de rijgsteek en plaats
de achterkant van de stof naar boven.
a Achterkant van de stof
b Rijgen
c
Bevestig blindzoomvoet “R”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
d
Selecteer een steek.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
e
Plaats de stof met de rand van de gevouwen
zoom langs de geleider van de persvoet en
breng de persvoethendel omlaag.
a Achterkant van de stof
b Vouw van zoom
c Geleider
Steek Patroon Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
Blindzoomsteek
17
Blindzoomsteken naaien op
middelzware stof
00 33
2,0
(1/16)
1,0–3,5
(1/16–1/8)
R
18
Blindzoomsteken naaien op
stretchstof
00 33
2,0
(1/16)
1,0–3,5
(1/16–1/8)
3
4
1
2
2
1
1
c
b
86
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
f
Pas de steekbreedte aan totdat de naald de
vouw van de zoom net pakt.
a Naaldpositie
Breng de naald omhoog wanneer u de
naaldpositie wilt wijzigen en wijzig vervolgens
de steekbreedte.
a Steekbreedte
Als de naald te veel van de zoomvouw pakt
De naald staat te ver naar links.
Druk op om de steekbreedte zo te
verkleinen dat de naald de vouw van de
zoom net pakt.
a Achterkant van de stof
b Voorkant van de stof
Als de naald de zoomvouw niet pakt
De naald staat te ver naar rechts.
Druk op om de steekbreedte zo te
vergroten dat de naald de vouw van de
zoom net pakt.
a Achterkant van de stof
b Voorkant van de stof
Zie “Steekbreedte aanpassen” (pagina 56)
voor meer informatie.
g
Naai met de vouw van de zoom tegen de
persvoetgeleider.
h
Verwijder de rijgsteken.
a Achterkant van de stof
b Voorkant van de stof
1
1
1 2
1 2
1 2
Knoopsgaten naaien/knopen aanzetten 87
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Knoopsgaten naaien/knopen aanzetten
U kunt knoopsgaten maken en knopen aannaaien. Er zijn tien steken beschikbaar om in één keer
knoopsgaten te maken, één om knopen aan te naaien.
Steek Patroon Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Automa
tisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
Knoopsgatsteek
48
Horizontale knoopsgaten in
dunne en middelzware stof
5,0
(3/16)
3,0–5,0
(1/8–3/16)
0,4
(1/64)
0,2–1,0
(1/64–1/16)
A
49
Horizontale knoopsgaten op
plekken waarop spanning
komt te staan
5,0
(3/16)
3,0–5,0
(1/8–3/16)
0,4
(1/64)
0,2–1,0
(1/64–1/16)
50
Horizontale knoopsgaten op
dikke stof
5,0
(3/16)
3,0–5,0
(1/8–3/16)
0,4
(1/64)
0,2–1,0
(1/64–1/16)
51
Knoopsgaten met
bartacksteken aan beide
zijden om de stof te
verstevigen
5,0
(3/16)
3,0–5,0
(1/8–3/16)
0,4
(1/64)
0,2–1,0
(1/64–1/16)
52
Knoopsgaten voor stretchstof
of gebreide stof
6,0
(15/64)
3,0–6,0
(1/8–15/64)
1,0
(1/16)
0,5–2,0
(1/32–1/16)
53
Knoopsgaten voor stretchstof
6,0
(15/64)
3,0–6,0
(1/8–15/64)
1,5
(1/16)
1,0–3,0
(1/16–1/8)
54
Knoopsgaten in leer
5,0
(3/16)
0,0–6,0
(0–15/64)
2,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
55
Sleutelgatknoopsgaten voor
dikke of pluche stof
7,0
(1/4)
3,0–7,0
(1/8–1/4)
0,5
(1/32)
0,3–1,0
(1/64–1/16)
56
Sleutelgatknoopsgaten in
middelzware of dikke stof
7,0
(1/4)
3,0–7,0
(1/8–1/4)
0,5
(1/32)
0,3–1,0
(1/64–1/16)
57
Horizontale knoopsgaten voor
dikke of pluche stof
7,0
(1/4)
3,0–7,0
(1/8–1/4)
0,5
(1/32)
0,3–1,0
(1/64–1/16)
Knoopaannaaisteek
61
Knoop aannaaien
3,5
(1/8)
2,5–4,5
(3/32–3/16)
–– M
88
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Knoopsgaten naaien
De maximale lengte van een knoopsgat is ongeveer 28 mm (1-1/8 inch) (doorsnede + dikte van de knoop).
Knoopsgaten worden genaaid van de voorkant van de persvoet naar achteren (zie afbeelding).
a Verstevigingssteken
Hieronder worden de namen aangegeven van alle
onderdelen van persvoet “A” die worden gebruikt
voor het maken van knoopsgaten.
a Knoopgeleiderplaat
b Persvoetschaal
c Pin
d Markeringen op knoopsgatvoet
e 5 mm (3/16 inch)
a
Markeer met krijt op de stof de plaats en de
lengte van het knoopsgat.
a Markering op stof
b
Trek de knoopgeleiderplaat van knoopsgatvoet
“A” uit en plaats de knoop die door het
knoopsgat moet.
1
1
1
1
5
2
1
3
4
A
1
Knoopsgaten naaien/knopen aanzetten 89
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Als de knoop niet in de knoopgeleiderplaat
past
Tel de doorsnee en de dikte van de knoop
bij elkaar op en zet de knoopgeleiderplaat
op de berekende lengte. (De afstand tussen
de markeringen op de persvoetschaal is
5 mm (3/16 inch).)
a Persvoetschaal
b Lengte van het knoopsgat (doorsnee + dikte van
knoop)
c 5 mm (3/16 inch)
Voorbeeld: voor een knoop van een diameter
van 15 mm (9/16 inch) en een dikte van 10 mm
(3/8 inch), moet u de knoopgeleiderplaat
instellen op 25 mm (1 inch) op de schaal.
a 10 mm (3/8 inch)
b 15 mm (9/16 inch)
X De grootte van het knoopsgat is ingesteld.
c
Bevestig knoopsgatvoet “A”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
d
Selecteer een steek.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
e
Plaats de stof met de voorkant van de
knoopsgatmarkering op één lijn met de rode
markeringen aan de zijkanten van de knoopsgatvoet
en breng de persvoethendel omlaag.
a Markering op stof (voorkant)
b Rode markeringen op knoopsgatvoet
Leid de bovendraad omlaag door het gat in de
persvoet.
Druk niet op de voorzijde van de persvoet
terwijl u deze omlaag brengt.
a Maak de tussenruimte niet kleiner.
3
2
1
2
1
A
1
2
a
90
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
f
Breng de knoopsgathendel zo ver mogelijk
omlaag.
a Knoopsgathendel
De knoopsgathendel bevindt zich achter de
beugel op de knoopsgatvoet.
a Knoopsgathendel
b Beugel
g
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes in
uw linkerhand en begin met naaien.
X Zodra het naaien is voltooid, naait de
machine automatisch verstevigingssteken en
stopt dan.
h
Breng de persvoethendel omhoog, haal de stof
weg en knip de draad af.
i
Breng de persvoethendel omhoog in de
oorspronkelijke stand.
j
Steek een speld langs de binnenkant van één
bartacksteek aan het eind van de
knoopsgatsteken om te voorkomen dat de
steken worden geknipt.
a Pin
k
Snijd met het tornmesje naar de speld toe en
maak het knoopsgat open.
a Tornmesje
Voor sleutelgatknoopsgaten maakt u met de
gaatjesponser een gat in het afgeronde einde
van het knoopsgat en snijdt u vervolgens het
knoopsgat open met het tornmesje.
a Gaatjesponser
Wanneer u de gaatjesponser gebruikt, plaatst
u dik papier of een ander beschermvel onder
de stof voordat u het gat in de stof ponst.
VOORZICHTIG
a
2
1
Houd uw handen niet in de snijrichting
terwijl u het knoopsgat met het tornmesje
openmaakt; anders zou u zich kunnen
verwonden als het tornmesje uitschiet.
1
1
1
Knoopsgaten naaien/knopen aanzetten 91
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De dichtheid van de steken wijzigen
Pas de steeklengte aan.
Zie “Steeklengte aanpassen” (pagina 57) voor
meer informatie.
Als de stof niet wordt doorgevoerd
(bijvoorbeeld als deze te dik is), maakt u de
steekdichtheid kleiner.
De steekbreedte wijzigen
Pas de steekbreedte aan.
Zie “Steekbreedte aanpassen” (pagina 56)
voor meer informatie.
Memo
z Voordat u knoopsgaten maakt, controleert u
de steeklengte en de steekbreedte door een
proefknoopsgat te maken op een
overgebleven lapje stof.
Knoopsgaten maken in stretchstoffen
Gebruik een contourdraad wanneer u
knoopsgaten maakt in stretchstoffen.
a
Sla de contourdraad rond het deel van
knoopsgatvoet “A” (zie afbeelding).
b
Plaats deze in de openingen en maak de draad
vervolgens losjes vast.
c
Bevestig knoopsgatvoet “A”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
d
Selecteer steek
52
of
53
.
e
Pas de steekbreedte aan de dikte van de
contourdraad aan.
f
Breng de persvoethendel en de
knoopsgathendel omlaag en begin met naaien.
g
Wanneer u klaar bent met naaien trekt u
zachtjes aan de contourdraad zodat deze niet
loshangt.
h
Trek de contourdraad met een handnaainaald
naar de achterkant van de stof en knoop hem
vast.
92
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Knoop aannaaien
U kunt met de machine knopen aannaaien. U kunt
knopen met 2 gaten en met 4 gaten aannaaien.
a
Meet de afstand tussen de gaten in de knoop
die u wilt bevestigen.
b
Breng de persvoethendel omhoog en schuif de
boventransporteurhendel (achter op de voet
van de machine) naar (aan de linkerkant,
gezien vanaf de achterkant van de machine).
a Transporteurhendel (gezien vanaf de achterkant
van de machine)
X De transporteurs staan omlaag.
c
Bevestig knoopbevestigingsvoet “M”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
d
Selecteer steek
61
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
Stel de machine niet in op automatisch
draadknippen; het uiteinde van de draad
wordt later afgewerkt.
e
Pas de steekbreedte zo aan dat deze gelijk is
aan de afstand tussen de gaten in de knoop.
f
Plaats de knoop op de plaats waar deze zal
worden aangenaaid en breng de
persvoethendel naar beneden.
a Knoop
X De knoop wordt op zijn plaats gehouden.
Wanneer u knopen met vier gaten aannaait,
naait u eerst de twee gaten het dichtst bij u.
Schuif vervolgens de knoop zo dat de naald
in de twee gaten erachter gaat en naai deze
op dezelfde manier.
a
a
Knoopsgaten naaien/knopen aanzetten 93
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
g
Draai het handwiel naar u toe (tegen de klok
in) om te controleren of de naald goed in de
twee gaten van de knoop gaat.
Als de naald de knoop lijkt te raken, meet u
opnieuw de afstand tussen de gaten in de
knoop. Stem de steekbreedte af op de afstand
tussen de gaten in de knopen.
VOORZICHTIG
h
Begin met naaien.
Zet de schuifknop voor snelheidsregeling naar
links (zodat de snelheid laag is).
X De machine stopt automatisch na het maken
van verstevigingssteken.
Druk niet op (draadkniptoets).
i
Knip met een schaar de bovendraad en de
spoeldraad af aan het begin van het stiksel.
Trek de bovendraad na het naaien naar de
achterkant van de stof en knoop deze vast aan
de spoeldraad.
j
Wanneer u klaar bent met het aannaaien van
de knoop, schuift u de
boventransporteurhendel naar (aan de
rechterkant, gezien vanaf de achterkant van de
machine) om de transporteurs omhoog te
brengen.
Memo
z De afstelhendel voor de transporteur staat
gewoonlijk aan de rechterkant.
z De transporteurs gaan omhoog als u weer
gaat naaien.
Een knoopvoet bevestigen
Als u een knoop met een knoopvoet wilt
bevestigen, bevestigt u de knoop op enige afstand
van de stof, en draait u daar met de hand draad
omheen. Zo bevestigt u de knoop stevig.
a
Plaats de knoop in knoopaanzetvoet “M” en
trek de knoopvoethendel naar u toe.
a Knoopvoethendel
b
Wanneer u klaar bent met naaien, knipt u de
bovendraad royaal af. Het uiteinde windt u
tussen de knoop en de stof. Vervolgens knoopt
u dit aan de bovendraad aan het begin van het
stiksel.
Knoop de uiteinden van de spoeldraad aan het
begin en het eind van het stiksel aan de
achterkant van de stof aan elkaar.
c
Knip alle overtollige draden af.
Let er tijdens het naaien op dat de naald
de knoop niet raakt. Anders kan de naald
verbuigen of breken.
1
94
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Rits inzetten
U kunt een rits inzetten.
U kunt ritsen op verschillende manieren inzetten. Hieronder wordt beschreven hoe u een rits in het
midden en aan de zijkant inzet.
Een rits inzetten in het midden
U naait op beide stukken stof met de randen tegen
elkaar.
a Voorkant van de stof
b Stiksel
c Einde ritsopening
a
Bevestig zigzagvoet “J”.
b
Maak rechte steken tot aan de ritsopening.
Met de voorkant van de stukken stof naar elkaar
toe naait u achteruit nadat u de ritsopening
hebt bereikt.
Zie “Basissteken” (pagina 83) voor meer
informatie.
c
Naai met een rijgsteek door naar de rand van
de stof.
a Rijgsteken
b Achteruitnaaien
c Achterkant van de stof
d Einde ritsopening
d
Druk de marge open vanaf de achterkant van
de stof.
a Achterkant van de stof
Steek Patroon Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
Rechte steek
(middelste
naaldstand)
3
Ritsen inzetten
Verborgen en gepaspelde
naden naaien
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
I
1
2
3
1
2
3
4
1
Rits inzetten 95
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
e
Zet de naad op één lijn met het midden van de
rits en naai de rits op zijn plaats met rijgsteken.
a Achterkant van de stof
b Rijgsteken
c Rits
f
Verwijder ongeveer 5 cm (2 inch) rijgdraad
vanaf het einde van de buitenste rijgsteken.
a Achterkant van de stof
b Ritsrijgsteken
c Buitenste rijgsteken
d 5 cm (2 inch)
g
Bevestig de persvoethouder aan de rechterpin
van ritsvoet “I”.
a Pin aan de rechterkant
b Naaldpositie
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
h
Selecteer steek
3
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
VOORZICHTIG
i
Naai versteviging rond de rits.
a Stiksel
b Voorkant van de stof
c Rijgsteken
d Einde ritsopening
VOORZICHTIG
j
Verwijder de rijgsteken.
1
2
3
4
1
2
3
2
1
I
Wanneer u ritsvoet “I” gebruikt, moet u
de rechte steek selecteren (middelste
naaldstand) en het handwiel langzaam
naar u toe draaien
(tegen de klok in) om
te controleren of de naald de persvoet
niet raakt. Als een andere steek is
geselecteerd of als de naald de persvoet
raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Zorg bij het naaien dat de naald de rits
niet raakt. Anders kan de naald verbuigen
of breken.
1
2
3
4
96
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Een rits inzetten aan de zijkant
Stiksel is slechts zichtbaar op één stuk stof. Dit soort
ritsen gebruikt u voor zij- of achteropeningen.
a Stiksel
b Voorkant van de stof
c Einde ritsopening
Hieronder wordt beschreven hoe u aan de linkerkant
moet stikken (zie afbeelding).
a
Bevestig zigzagvoet “J”.
b
Maak rechte steken tot aan de ritsopening.
Met de voorkant van de stukken stof naar elkaar
toe naait u achteruit nadat u de ritsopening
hebt bereikt.
Zie “Basissteken” (pagina 83) voor meer
informatie.
c
Naai met een rijgsteek door naar de rand van
de stof.
a Rijgsteken
b Achteruitnaaien
c Achterkant van de stof
d Einde ritsopening
d
Druk de marge open vanaf de achterkant van
de stof.
a Achterkant van de stof
e
Duw tegen de marge tot er aan de voorkant
(de kant die niet wordt gestikt) 3 mm
(1/8 inch) extra ontstaat.
a Achterkant van de stof
b 3 mm (1/8 inch)
f
Leg de tanden van de rits op één lijn met de
geperste rand van de stof met de extra 3 mm
(1/8 inch) en rijg of speld vervolgens de rits op
zijn plaats.
a Tanden van rits
b Rijgsteken
g
Bevestig de persvoethouder aan de rechterpin
van ritsvoet “I”.
Wanneer u de rechterkant stikt, bevestigt u de
persvoethouder aan de linkerpin van de ritsvoet.
a Pin aan de rechterkant
b Naaldpositie
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
1
2
3
1
2
3
4
1
1
2
2
1
2
1
I
Rits inzetten 97
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
h
Selecteer steek
3
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
VOORZICHTIG
i
Naai de rits aan het stuk stof met de extra
3 mm (1/8 inch), te beginnen vanaf de basis
van de rits.
VOORZICHTIG
j
Wanneer u ongeveer 5 cm (2 inch) van het
eind van de rits bent verwijderd, stopt u de
machine met de naald omlaag (in de stof) en
brengt u vervolgens de persvoethendel
omhoog.
k
Open de rits en ga door met naaien.
l
Sluit de rits, draai de stof om en rijg de andere
kant van de rits aan de stof vast.
a Rijgsteken
m
Bevestig de persvoethouder aan de andere pin
van ritsvoet “I”.
Als u in stap
g de persvoethouder aan de
rechterpin hebt bevestigd, bevestigt u deze nu
aan de linkerpin.
a Pin aan de linkerkant
b Naaldpositie
Wanneer u ritsvoet “I” gebruikt, moet u
de rechte steek selecteren (middelste
naaldstand) en het handwiel langzaam
naar u toe draaien (tegen de klok in) om
te controleren of de naald de persvoet
niet raakt. Als een andere steek is
geselecteerd of als de naald de persvoet
raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Zorg bij het naaien dat de naald de rits
niet raakt. Anders kan de naald verbuigen
of breken.
1
I
1
2
98
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
n
Naai versteviging rond de rits.
Naai achteruit aan het eind van de ritsopening
en leg de tanden van de rits op één lijn met de
zijkant van de persvoet.
a Voorkant van de stof
b Einde ritsopening
c Achteruitnaaien
d Begin van de steken
e Rijgsteken
VOORZICHTIG
o
Wanneer u ongeveer 5 cm (2 inch) van het
eind van de rits bent verwijderd, stopt u de
machine met de naald omlaag (in de stof) en
brengt u vervolgens de persvoethendel
omhoog.
p
Verwijder de rijgsteken, open de rits en ga
verder met naaien.
Zorg bij het naaien dat de naald de rits
niet raakt. Anders kan de naald verbuigen
of breken.
1
2
3
4
5
Rits/galon inzetten 99
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Rits/galon inzetten
U kunt deze machine gebruiken om ritsen en galons in te zetten.
U kunt ritsen en galons op verschillende manieren inzetten. Hieronder wordt de procedure voor het
inzetten van een rits in het midden en galon beschreven, met de instelbare rits/galonvoet.
Een rits inzetten in het midden
a
Zie stap ae van “Een rits inzetten in het
midden” (pagina 94).
b
Verwijder persvoet en persvoethouder (pagina
44) om de instelbare rits/galonvoet te
bevestigen (schroefbevestiging).
Opmerking
z
Draai de schroef van de persvoethouder los
met de schroevendraaier. Als de schroef los
is, kan de naald breken en letsel veroorzaken.
c
Selecteer steek
1
.
d
Draai de positioneringsschroef achter op de
persvoet vast.
a Positioneringsschroef
e
Schuif de persvoet over de linker- of
rechtertransporteur.
f
Wijzig de naaldstand zo dat de naald de
persvoet niet raakt.
Zie “Steekbreedte aanpassen” (pagina 56) voor
meer informatie.
a Naaldpositie
Steek Patroon Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
Rechte steek
(linker
naaldstand)
1
Ritsen inzetten, verborgen
naden en galons naaien
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
1
Linker naaistand
Rechter naaistand
1
100
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
g
Draai de positioneringsschroef stevig vast met
een schroevendraaier.
a Positioneringsschroef
h
Naai versteviging rond de rits.
a Stiksel
b Voorkant van de stof
c Rijgsteken
d Einde ritsopening
VOORZICHTIG
i
Verwijder de rijgsteken.
Galon plaatsen
a
Plaats galon binnenstebuiten tussen twee
stukken stof, zoals hieronder aangegeven.
a Stof
b Galon
c Stof
b
Raadpleeg de stappen van de bevestiging van
de instelbare rits/galonvoet op de vorige
pagina.
c
Naai langs de galon.
d
Draai deze om na het naaien.
Nadat u de naaldstand hebt aangepast,
draait u het handwiel langzaam naar u toe
(tegen de klok in) en controleert u of de
naald de persvoet niet raakt. Als de naald
de persvoet raakt, kan de naald verbuigen
of breken.
Zorg bij het naaien dat de naald de rits
niet raakt. Anders kan de naald verbuigen
of breken.
1
2
3
4
1
2
3
Stretchstof naaien en elastiek bevestigen 101
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Stretchstof naaien en elastiek bevestigen
U kunt stretchstof naaien en elastiek bevestigen.
Neem de desbetreffende voorzorgsmaatregelen in acht wanneer u de volgende handelingen uitvoert.
Stretchstof naaien
a
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
b
Selecteer steek
5
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
c
Trek niet aan de stof tijdens het naaien.
Elastiek inzetten
Wanneer u elastiek inzet aan een manchet of taille
van een kledingstuk is de afgewerkte afmeting die
van het uitgerekte elastiek. Daarom moet u een
elastiek van geschikte lengte gebruiken.
a
Speld het elastiek aan de achterkant van de
stof.
Speld het elastiek op enkele punten tegen de stof,
zodat het gelijkmatig is verdeeld over de stof.
a Elastiek
b Pin
b
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
Steek Patroon Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
Stretchsteek
5
Stretchstof
1,0
(1/16)
1,0–3,0
(1/16–1/8)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
J
2-punts
zigzagsteek
9
Elastiek bevestigen
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
1,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
3-punts
zigzagsteek
10
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
1,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Elastiekinzets
teek
34
Elastiek inzetten in stretchstof
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
J
1
2
J
102
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
c
Selecteer een steek.
Voorbeeld: 2-punts zigzagsteek
Voorbeeld: Elastiekinzetsteek
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
d
Naai het elastiek aan de stof terwijl u het
elastiek zo uitrekt dat het even lang is als de
stof.
Terwijl u met uw linkerhand de stof achter de
persvoet trekt, trekt u met uw rechterhand aan
de stof bij de speld die zich het dichtst bij de
voorkant van de persvoet bevindt.
VOORZICHTIG
Zorg dat de naald tijdens het naaien geen
spelden raakt, anders kan de naald
verbuigen of breken.
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken 103
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken
Hieronder wordt beschreven welke steken u kunt gebruiken voor het maken van applicaties, patchwork en quilts.
Memo
z Patronen die een “Q op het LCD-scherm weergeven, zijn bedoeld voor quilts; patronen die een “P”
weergeven, zijn bedoeld voor patchwork.
Steek Patroon Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
Zigzagsteek
7
Applicaties bevestigen (midden
nullijn/achteruitnaaien)
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,4
(1/16)
0,0–4,0
(0–3/16)
J
24
Applicatiequilten, vrije-
handquilten en satijnsteken naaien
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,4
(1/16)
0,0–4,0
(0–3/16)
Applicatiesteek
19
Applicaties bevestigen
3,5
(1/8)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,5
(3/32)
1,6–4,0
(1/16–3/16)
25
Applicaties en band aanbrengen
1,5
(1/16)
0,5–5,0
(1/32–3/16)
1,8
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Patchwork
rechte steek
21
Rechte verbindingssteken maken
(met een marge van 6,5 mm
(1/4 inch) vanaf de rechterrand
van de persvoet)
5,5
(7/32)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,0
(1/16)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
22
Rechte verbindingssteken maken
(met een marge van 6,5 mm
(1/4 inch) vanaf de linkerrand
van de persvoet)
1,5
(1/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,0
(1/16)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Verbindingssteek
28
Patchworksteken
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,2
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
29
5,0
(3/16)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
30
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,2
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Quiltsteek met
handgemaakt
uiterlijk
23
Quilten met rechte steek met
handgemaakt uiterlijk
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Quilten
stippelsteek
26
Stippelsteek
7,0
(1/4)
1,0–7,0
(1/16–1/4)
1,6
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
104
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Applicatiesteken naaien
a
Knip de applicatie uit met een marge van 3 tot
5 mm (1/8 inch tot 3/16 inch).
a Marge
b
Plaats een patroon van dik papier of steunstof
op de achterkant van de applicatie en vouw de
marge om met een strijkbout.
c
Draai de stof om en rijg of speld deze op de
stof waarop u deze wilt bevestigen.
a Rijgsteken
d
Bevestig de open voet.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
e
Selecteer een steek.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
f
Draai het handwiel naar u toe (tegen de klok
in) en begin te naaien rond de rand van de
applicatie; let op dat de naald net buiten de
applicatie neerkomt.
Wanneer u ronde hoeken naait, stopt u de
machine met de naald in de stof net buiten de
applicatie, brengt u de persvoethendel omhoog
en draait u vervolgens de stof om de
naairichting te wijzigen.
1
1
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken 105
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Patchworksteken
(voor fantasiequilt)
a
Vouw de rand van het bovenste stuk stof en
plaats deze op het onderste stuk.
b
Naai de twee stukken stof aan elkaar, zodat
het patroon beide stukken omspant.
Aan elkaar zetten
Twee stukken stof aan elkaar naaien wordt
“patchwork” genoemd. Knip de stukken stof met een
marge van 7 mm (1/4 inch).
Naai een rechte patchworksteek 7 mm (1/4 inch)
vanaf de rechter- of de linkerkant van de persvoet.
a
Rijg of speld langs de marge van de stof die u
aan elkaar wilt naaien.
b
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
c
Selecteer steek
21
of
22
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
De rechte steek voor patchwork wordt met
een “P” weergegeven op het LCD-scherm.
d
Naai met de rechterkant van de persvoet op
één lijn met de rand van de stof.
Voor een marge aan de rechterkant
Leg de rechterkant van de persvoet op één
lijn met de rand van de stof en naai met
steek
21
.
a 7 mm (1/4 inch)
J
1
106
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Voor een marge aan de linkerkant
Leg de linkerkant van de persvoet op één lijn
met de rand van de stof en naai met steek
22
.
a 7 mm (1/4 inch)
Memo
z U kunt de breedte van de marge (de
naaldstand) wijzigen door de steekbreedte
aan te passen. Zie “Steekbreedte aanpassen”
(pagina 56) voor meer informatie.
Werken met de 1/4 inch quiltvoet
Als u de 1/4 inch quiltvoet gebruikt, kunt u naden
naaien met een marge van 6,4 mm (1/4 inch).
a
Rijg of speld langs de marge van de stof die u
aan elkaar wilt naaien.
b
Bevestig de 1/4 inch quiltvoet.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
c
Selecteer steek
3
.
d
Houd de markering aan de bovenrand van de
1/4 inch quiltvoet tegenover de bovenrand van
de stof.
Plaats de rechterrand van de stof op één lijn
met de rechterrand van het smalle deel van de
1/4 inch quiltvoet.
a Markering op 1/4 inch quiltvoet
b Begin van de steken
Wanneer u naait met een marge plaatst u de
linkerrand van het smalle gedeelte van de 1/4
inch quiltvoet op één lijn met de rand van de
stof.
a Naad (3,2 mm (1/8 inch))
e
Begin met naaien.
f
Wanneer u het eind van het stiksel bereikt,
stopt u de naaimachine.
Naai totdat de markering aan de onderrand van
de 1/4 inch quiltvoet op één lijn staat met de
onderrand van de stof.
a 6,4mm (1/4 inch)
b Eind van stiksel
c Markering op 1/4 inch quiltvoet
1
1
2
1
2
3
1
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken 107
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Quilten
Wattering aanbrengen tussen de boven- en onderlaag
stof wordt “quilten” genoemd. Quilts kunt u gemakkelijk
naaien met de boventransportvoet en de quiltgeleider.
a
Rijg de stof vast die u wilt quilten.
b
Verwijder de persvoet en de persvoethouder.
Zie “Persvoethouder verwijderen en
bevestigen” (pagina 44) voor meer informatie.
c
Haak de verbindingsvork van de
boventransportvoet op de naaldklemschroef.
a Verbindingsvork
b Naaldklemschroef
d
Breng de persvoethendel omlaag, plaats de
schroef voor de persvoethendel in de opening
en draai de schroef vast met de
schroevendraaier.
a Persvoethouderschroef
X De boventransportvoet is bevestigd.
VOORZICHTIG
e
Selecteer een steek.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
f
Plaats aan elke kant van de persvoet een hand
en leid de stof gelijkmatig tijdens het naaien.
Opmerking
z Kies voor een snelheid tussen langzaam en
middelmatig wanneer u werkt met de
boventransportvoet.
z Gebruik een 90/14
huishoudnaaimachinenaald bij het quilten.
Draai de schroef stevig vast met de
schroevendraaier; anders raakt de naald
misschien de persvoet, waardoor de naald
kan verbuigen of breken.
Voordat u begint met naaien draait u het
handwiel langzaam naar u toe (tegen de
klok in)
en controleert u of de naald de
persvoet niet raakt. Als de naald de
persvoet raakt, kan de naald verbuigen of
breken.
a
b
a
108
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Werken met de quiltgeleider
Met de quiltgeleider maakt u parallelle steken met
een gelijkmatige tussenruimte.
a
Plaats de stang van de quiltgeleider in het gat
aan de achterkant van de boventransportvoet
of persvoethouder.
Boventransportvoet
Persvoethouder
b
Stel de stang van de quiltgeleider zo af dat de
quiltgeleider op één lijn staat met de naad die
u al hebt genaaid.
Vrij quilten
Bij vrij quilten kunt u de transporteurs omlaag
brengen (met de transporteurhendel), zodat u de stof
vrij in elke richting kunt bewegen.
Met vrij quilten volgt u de volgende instructies voor
de quiltvoet.
a
Verwijder de persvoet en de persvoethouder.
Zie “Persvoethouder verwijderen en
bevestigen” (pagina 44).
b
Zet de borduurvoet vast met de schroef van de
persvoethouder.
Plaats de pin op de quiltvoet boven de
naaldklemschroef.
a Pin op quiltvoet
b Persvoethouderschroef
c Naaldklemschroef
c
Houd de quiltvoet op zijn plaats met uw
rechterhand en draai de persvoethouderschroef
aan met de schroevendraaier in uw linkerhand.
a Persvoethouderschroef
3
1
2
1
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken 109
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
d
Schuif de transporteurhendel (achter op de
voet van de machine) naar (aan de
linkerkant, gezien vanaf de achterkant van de
machine).
a Transporteurstandschakelaar (gezien vanaf de
achterkant van de machine)
X De transporteurs staan omlaag.
e
Zet de machine aan en selecteer vervolgens
een steek.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
f
Houd de stof met beide handen strak en volg
met de stof het patroon.
Aan het begin en het eind van het stiksel
worden verstevigingssteken gemaakt.
a Patroon
g
Wanneer u klaar bent met naaien, schuift u de
transporteurhendel naar (aan de
rechterkant, gezien vanaf de achterkant van de
machine) om de transporteurs omhoog te
brengen.
Normaliter staat de transporteurhendel aan
de rechterkant.
Satijnsteken naaien met de
schuifknop voor snelheidsregeling
U kunt een decoratieve steek maken door de breedte
van een satijnsteek te wijzigen. Als de naaimachine
zo is ingesteld dat u de steekbreedte kunt instellen
met de schuifknop voor snelheidsregeling, kunt u de
steekbreedte snel en gemakkelijk aanpassen. In dit
geval wordt de naaisnelheid aangepast met het
voetpedaal.
a
Sluit het voetpedaal aan.
Zie “Beginnen met naaien” (pagina 51) voor
meer informatie.
b
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
c
Zet de naaimachine aan en druk op
(Instellingstoets) op het bedieningspaneel.
X Het instellingenscherm verschijnt.
d
Druk op AAN voor de steekbreedte-instelling.
X De machine is nu zo ingesteld dat u de
steekbreedte kunt regelen met de schuifknop
voor snelheidsregeling.
Als de steekbreedte-instelling op “AAN”
staat, verandert voor steekbreedte in
het pictogram voor snelheidsregeling .
Draai de schroef stevig vast met de
schroevendraaier; anders raakt de naald
misschien de persvoet, waardoor de naald
kan verbuigen of breken.
a
a
J
110
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
e
Druk op (Achteruittoets).
X Het beginscherm verschijnt opnieuw.
f
Selecteer steek
24
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
g
Tijdens het naaien kunt u de steekbreedte
aanpassen door de knop voor
snelheidsregeling te verschuiven.
U maakt de steekbreedte smaller door de knop
naar links te schuiven. U maakt de steekbreedte
breder door de knop naar rechts te schuiven.
Pas de naaisnelheid aan met het voetpedaal.
h
Zet de steekbreedteregeling weer op UIT
nadat u het naaiwerk hebt voltooid.
Memo
z
Het naairesultaat verschilt naar gelang de stof
en de dikte van de draad, maar de beste
resultaten krijgt u door de steeklengte in te
stellen op een waarde tussen 0,3 en 0,5 mm
(1/64 en 1/32 inch).
BrederSmaller
Verstevigingssteken 111
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Verstevigingssteken
Verstevig plekken waarop spanning komt te staan, zoals mouwgaten, binnennaden en hoeken van zakken.
Drievoudige stretchsteken naaien
Met een drievoudige stretchsteek kunt u mouwen en
binnennaden verstevigen.
a
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
b
Selecteer steek
4
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
c
Begin met naaien.
Zie “Beginnen met naaien” (pagina 51) voor
meer informatie.
Bartacksteek
Bartacksteken worden gebruikt om plekken te
verstevigen die onder spanning staan, zoals hoeken
van zakken en openingen.
Hieronder wordt als voorbeeld beschreven hoe u
bartacksteken maakt op hoeken van zakken.
a
Bepaal de gewenste lengte van de
bartacksteek.
Zet de knoopgeleiderplaat op knoopsgatvoet
“A” op de gewenste lengte. (De afstand tussen
de markeringen op de persvoetschaal is 5 mm
(3/16 inch).)
a Persvoetschaal
b Lengte bartacksteek
c 5 mm (3/16 inch)
U kunt een bartacksteek van maximaal 28 mm
(1-1/8 inch) maken.
Steek Patroon Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
Drievoudige
stretchsteek
4
Verstevigen van naden van
mouwen en binnennaden
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
J
Bartacksteek
60
Verstevigen van de uiteinden
van openingen, zoals de
hoeken van zakken
2,0
(1/16)
1,0–3,0
(1/16–1/8)
0,4
(1/64)
0,3–1,0
(1/64–1/16)
A
Stopsteek
58
Stoppen van middelzware stof
7,0
(1/4)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,0
(1/16)
0,4–2,5
(1/64–3/32)
59
Stoppen van dikke stof
7,0
(1/4)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,0
(1/16)
0,4–2,5
(1/64–3/32)
J
3
1
2
112
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
b
Bevestig knoopsgatvoet “A”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
c
Selecteer steek
60
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
d
Plaats de stof met de opening van de zak naar
u toe en breng vervolgens de persvoethendel
omlaag zodat de naald 2 mm (1/16 inch) voor
de zakopening neerkomt.
a 2 mm (1/16 inch)
Leid de bovendraad omlaag door het gat in de
persvoet.
Duw niet tegen de voorkant van de persvoet
wanneer deze omlaag staat. Anders wordt de
bartacksteek niet in het juiste formaat
gemaakt.
a Maak de tussenruimte niet kleiner.
e
Breng de knoopsgathendel zo ver mogelijk
omlaag.
a Knoopsgathendel
De knoopsgathendel bevindt zich achter de
beugel op de knoopsgatvoet.
a Knoopsgathendel
b Beugel
f
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes in
uw linkerhand en begin met naaien.
X Zodra het naaien is voltooid, naait de
machine automatisch verstevigingssteken en
stopt dan.
g
Breng de persvoethendel omhoog, haal de stof
weg en knip de draden af.
h
Breng de persvoethendel omhoog in de
oorspronkelijke stand.
Memo
z Als de stof niet wordt doorgevoerd
(bijvoorbeeld als deze te dik is), maakt u de
steeklengte groter. Zie “Steeklengte
aanpassen” (pagina 57) voor meer
informatie.
1
a
a
2
1
Verstevigingssteken 113
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Stoppen
U kunt gescheurde stof stoppen.
Hieronder wordt beschreven hoe u gescheurde stof stopt.
a Verstevigingssteken
a
Bepaal de gewenste lengte van het stopwerk.
Zet de knoopgeleiderplaat op knoopsgatvoet
“A” op de gewenste lengte. (De afstand tussen
de markeringen op de persvoetschaal is 5 mm
(3/16 inch).)
a Persvoetschaal
b Lengte stopwerk
c 5 mm (3/16 inch)
d 7 mm (1/4 inch)
U kunt een bartacksteek van maximaal
28 mm (1-1/8 inch) maken.
b
Bevestig knoopsgatvoet “A”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
c
Selecteer steek
58
of
59
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
d
Plaats de stof zo dat de naald 2 mm (1/16 inch)
voor het te stoppen vlak staat en breng
vervolgens de persvoethendel omlaag.
a Scheur
b 2 mm (1/16 inch)
1
1
1
2
4
3
2
1
114
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Leid de bovendraad omlaag door het gat in de
persvoet.
Duw niet tegen de voorkant van de persvoet
wanneer deze omlaag staat. Anders wordt
het stopwerk niet in het juiste formaat
genaaid.
a Maak de tussenruimte niet kleiner.
e
Breng de knoopsgathendel zo ver mogelijk
omlaag.
a Knoopsgathendel
De knoopsgathendel bevindt zich achter de
beugel op de knoopsgatvoet.
a Knoopsgathendel
b Beugel
f
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes in
uw linkerhand en begin met naaien.
X Zodra het naaien is voltooid, naait de
machine automatisch verstevigingssteken en
stopt dan.
g
Breng de persvoethendel omhoog, haal de stof
weg en knip de draden af.
h
Breng de persvoethendel omhoog in de
oorspronkelijke stand.
Memo
z Als de stof niet wordt doorgevoerd
(bijvoorbeeld als deze te dik is), maakt u de
steeklengte groter. Zie “Steeklengte
aanpassen” (pagina 57) voor meer
informatie.
a
a
2
1
Gaatje stikken 115
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Gaatje stikken
U kunt gaatjes maken, bijvoorbeeld in een ceintuur. U kunt kiezen uit drie formaten gaatjes: 7 mm, 6 mm
en 5 mm (1/4, 15/64 en 3/16 inch).
a
Bevestig monogramvoet “N”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
b
Selecteer steek
62
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
c
Stel de steekbreedte of de steeklengte af op het
gewenste formaat van het gaatje.
a 7 mm
b 6 mm
c 5 mm
Zie “Steekbreedte aanpassen” (pagina 56) en
“Steeklengte aanpassen” (pagina 57) voor
meer informatie.
d
Zet de naald omlaag in de stof aan het begin
van het stiksel en breng vervolgens de
persvoethendel omlaag.
e
Begin met naaien.
X Zodra het naaien is voltooid, naait de
machine automatisch verstevigingssteken en
stopt dan.
f
Maak met de gaatjesponser een gat.
Wanneer u de gaatjesponser gebruikt, plaatst
u dik papier of een ander beschermvel onder
de stof voordat u het gat in de stof ponst.
Memo
z Wanneer u dunne draad gebruikt, is het
naaiwerk wellicht te los. Stik in dat geval het
gaatje tweemaal over elkaar voordat u de
stof verwijdert.
Steek Patroon Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
Gaatje stik-
ken
62
Gaatjes naaien, bijvoorbeeld
in ceinturen
7,0
(1/4)
7,0, 6,0 of
5,0
(1/4, 15/64
of 3/16)
7,0
(1/4)
7,0, 6,0 of
5,0
(1/4, 15/64
of 3/16)
N
1
2
3
116
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Horizontaal stikken
Met horizontale steken bevestigt u applicaties aan stof die u niet kunt verplaatsen, zoals cilindrische
stukken. Er zijn rechte steken en zigzagsteken die u naar rechts of naar links naait beschikbaar.
Onderstaande illustratie geeft de naaivolgorde
voor de volgende uitleg aan.
a
Verwijder de accessoiretafel.
Zie “Naaien met de vrije arm” (pagina 45)
voor meer informatie.
b
Bevestig monogramvoet “N”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
c
Selecteer steek
1
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
d
Breng de naald omlaag in de stof aan het begin
van het stiksel en begin met naaien
Zet de naald omlaag in de rechter bovenhoek.
X De stof wordt doorgevoerd naar de
achterkant van de machine, zoals
gewoonlijk.
e
Wanneer u de hoek hebt genaaid, stopt u de
naaimachine. Vervolgens selecteert u steek
68
.
f
Begin met naaien.
X De stof wordt naar rechts doorgevoerd.
g
Wanneer u de hoek hebt genaaid, stopt u de
naaimachine en vervolgens selecteert u steek
1
.
Steek Patroon Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Horizontale
rechte steek
68
Applicaties bevestigen aan
mouwen (rechte steek naar links
genaaid)
––
N
69
Applicaties bevestigen aan
mouwen (rechte steek naar
rechts genaaid)
––
Horizontale
zigzagsteek
70
Applicaties bevestigen aan
mouwen (zigzagsteek naar links
genaaid)
––
71
Applicaties bevestigen aan
mouwen (zigzagsteek naar
rechts genaaid)
––
13
4
2
Horizontaal stikken 117
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
h
Druk op (Achteruitnaaien/
verstevigingssteektoets ).
Hou de achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
ingedrukt totdat u met stikken de linker
bovenhoek bereikt.
X De stof wordt voorwaarts doorgevoerd.
i
Wanneer u de hoek hebt genaaid, stopt u de
naaimachine en vervolgens selecteert u steek
69
.
j
Begin met naaien.
X De stof wordt naar links doorgevoerd.
k
Wanneer u de hoek hebt genaaid, stopt u de
naaimachine en vervolgens selecteert u steek
1
opnieuw.
l
Na 3 tot 5 steken te hebben genaaid aan het
begin van het stiksel, stopt de naaimachine.
Memo
z De doorvoerrichting van de stof hangt af van
de steek die u selecteert. Leid de stof tijdens
het naaien.
118
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Decoratieve steken naaien
De groep naaisteken bevat de volgende decoratieve steken.
Steek Patroon Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
Fagotsteek
32
Twee stukken stof aan elkaar
naaien met een open naad
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
J
33
5,0
(3/16)
2,5–7,0
(3/25–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Verbindings-
steek
28
Decoratieve
overbruggingssteken
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,2
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
29
5,0
(3/16)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
30
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,2
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Schelprijgs-
teek
20
Schelprijgsteken op kragen en
bochten
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Smocksteek
31
Met smocksteken geeft u de
stof structuur en elasticiteit
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,6
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
32
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
33
5,0
(3/16)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Schelpsteek
27
Satijnen schelpsteek
5,0
(3/16)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
0,5
(1/32)
0,1–1,0
(1/64–1/16)
N
Decoratieve
steek
39
Kant naaien, decoratieve
zomen, erfstuksteken enz.
3,5
(1/8)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
2,5
(3/32)
1,6–4,0
(1/16–3/16)
40
6,0
(15/64)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
3,0
(1/8)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
41
Decoratieve zomen en
erfstuksteken enz. op dunne,
middelzware en eenvoudig
geweven stof
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
3,5
(1/8)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
42
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
4,0
(3/16)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
43
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
2,5
(3/32)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
44
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
2,0
(1/16)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
45
Decoratieve zomen, linten
aannaaien, erfstuksteken, enz.
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
3,0
(1/8)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
Decoratieve steken naaien 119
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Fagotsteken
Stikken over een open naad wordt “fagotsteek”
genoemd. Het wordt gebruikt op blouses en
kinderkleding. Deze steek is decoratiever wanneer u
dikkere draad gebruikt.
a
Vouw met een strijkbout twee stukken stof
langs de zoom.
b
Rijg de twee stukken stof op 4 mm (3/16 inch)
afstand op dun papier of een vel
wateroplosbare steunstof.
Het naaien wordt vergemakkelijkt wanneer u
een lijn trekt door het midden van het dunne
papier of de wateroplosbare steunstof.
a Dun papier of wateroplosbare steunstof
b Rijgsteken
c 4 mm (3/16 inch)
c
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
d
Selecteer steek
32
of
33
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
e
Stel de steekbreedte in op 7,0 mm (1/4 inch).
Zie “Steekbreedte aanpassen” (pagina 56)
voor meer informatie.
f
Zorg dat bij het naaien de persvoet op één lijn
staat met het midden van de twee stukken stof.
g
Wanneer het naaien is voltooid, verwijdert u
het papier.
Decoratieve
steek
46
Erfstuksteken, enz.
6,0
(15/64)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
1,6
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
N
47
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
1,6
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
35
Decoratieve steken naaien
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
3,0
(1/8)
2,0–4,0
(1/16–3/16)
J
36
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
37
5,5
(7/32)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,6
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
38
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
1,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
N
Steek Patroon Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Persvoet
Autom
atisch
Handmatig
Autom
atisch
Handmatig
2
1
3
J
120
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Schelpsteek
Een golvend, zich herhalend patroon in de vorm van
schelpen. Dit motief wordt gebruikt op kragen van
blouses of randen van zakdoeken en dergelijke.
a
Bevestig monogramvoet “N”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
b
Selecteer steek
27
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
c
Stik langs de rand van de stof, niet op de rand.
U krijgt betere resultaten wanneer u eerst
stijfsel op de stof spuit en de stof perst met
een hete strijkbout.
d
Snijd de stof af langs de steken.
Zorg dat u de steken niet doorsnijdt.
Smocksteken naaien
De decoratieve steek die u verkrijgt door te stikken of
borduren over plooien wordt “'smocksteek”
genoemd. Hiermee verfraait u de voorkant van
blouses of manchetten.
De smocksteek geeft de stof meer structuur en
elasticiteit.
a
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
b
Selecteer de rechte steek, stel de steeklengte af op
4,0 mm (3/16 inch) en verlaag de draadspanning.
Zie “Steeklengte aanpassen” (pagina 57) en
“Draadspanning aanpassen” (pagina 57) voor
meer informatie.
Trek de spoeldraad omhoog. Zie “Spoeldraad
omhoogtrekken” (pagina 36) voor meer
informatie.
c
Maak parallelle steken met intervallen van 1 cm
(3/8 inch).
a 1 cm (3/8 inch)
Gebruik geen achteruit-/verstevigingssteken
of draadknippen.
Aan het eind van het stiksel wordt de draad
ongeveer 5 cm (2 inch) uitgetrokken.
d
Trek aan de spoeldraad om plooien te maken.
Strijk de plooien met een strijkbout.
J
1
Decoratieve steken naaien 121
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
e
Selecteer steek
31
of
32
of
33
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
f
Stik tussen de rechte steken.
g
Trek de draden van de rechte steken eruit.
Schelprijgsteken naaien
U kunt plooien de vorm van schelpen geven.
Hiermee kunt u randen, de voorkant van blouses of
manchetten van dunne stof verfraaien.
a
Vouw de stof over de diagonaal.
b
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
c
Selecteer steek
20
en verhoog de
draadspanning.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) en
“Draadspanning aanpassen” (pagina 57) voor
meer informatie.
J
122
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
d
Zorg dat de naald iets van de rand van de stof
neerkomt.
a Naaldpositie
e
Vouw de stof uit en strijk de schelpen naar één
kant.
Verbindingssteken naaien
U kunt decoratieve brugsteken naaien over de marge
van aan elkaar genaaide stoffen. Hiermee kunt u een
fantasiequiltsteek maken.
a
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
b
Naai de voorkanten van de twee stukken stof
aan elkaar en open vervolgens de marge.
a Achterkant van de stof
b 7 mm (1/4 inch) marge
c Rechte steek
c
Selecteer steek
28
of
29
of
30
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
d
Draai de stof om, zodat de voorkant naar
boven ligt en naai over de naad met het
midden van de persvoet op één lijn met de
naad.
a Voorkant van de stof
1
J
1
1
2
3
a
Decoratieve steken naaien 123
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Erfstuksteken naaien
Wanneer u naait met de platte naald, worden de
naaldgaten groter zodat een kantachtig effect
ontstaat. Hiermee kunt u zomen en tafelkleden van
dunne of middelzware stof en eenvoudig geweven
stof verfraaien.
a
Plaats de platte naald.
Gebruik een 130/705H 100/16 platte naald.
Zie “Naald verwisselen” (pagina 40) voor
meer informatie over het bevestigen van een
naald.
U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met de
platte naald; de naaimachine zou beschadigd
kunnen raken. Leid de draad met de hand
van voren naar achteren door het oog van de
naald.
Voor meer informatie, zie “Naald handmatig
inrijgen (zonder de naaldinrijger te
gebruiken)” (pagina 33).
b
Bevestig monogramvoet “N”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
c
Selecteer een steek.
De steken die kunnen worden gebruikt zijn
39
,
40
,
41
,
42
,
43
,
44
,
45
,
46
of
47
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
Selecteer een steekbreedte van 6,0 mm (15/
64 inch) of minder wanneer u met de platte
naald naait.
d
Begin met naaien.
VOORZICHTIG
Selecteer een steekbreedte van 6,0 mm
(15/64 inch) of minder wanneer u met de
platte naald naait, anders kan de naald
verbuigen of breken.
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast,
draait u het handwiel langzaam naar u toe
(tegen de klok in) om te controleren dat
de naald de persvoet niet raakt. Als de
naald de persvoet raakt, kan de naald
verbuigen of breken.
124
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Draden gedeeltelijk verwijderen heet “ajour”. Dit
geeft een prachtig resultaat bij los geweven stoffen.
Hieronder worden twee manieren beschreven om
ajourwerk te maken.
Ajour (voorbeeld 1)
a
Trek verschillende draden uit de stof.
b
Bevestig monogramvoet “N”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
c
Selecteer steek
39
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
d
Met de voorkant van de stof naar boven naait
u langs de rechterrand van het gerafelde
gedeelte.
e
Druk op op het LCD-scherm.
X Het patroon boven in het scherm wordt
gespiegeld.
f
Naai langs de andere kant van de gerafelde
rand zodat deze lijkt op het vorige stiksel.
g
Druk op en zet de horizontaal-
spiegelbeeldtoets weer op UIT.
N
N
Decoratieve steken naaien 125
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Ajour (voorbeeld 2)
a
Trek diverse draden bij twee gedeelten van de
stof uit, gescheiden door een niet-gerafeld
gedeelte van ongeveer 4 mm (3/16 inch).
a 4 mm (3/16 inch)
b
Bevestig monogramvoet “N”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
c
Selecteer steek
42
.
Zie “Steken selecteren” (pagina 49) voor
meer informatie.
d
Naai langs het midden van het niet-gerafelde
gedeelte.
1
N
126
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De diverse ingebouwde decoratieve patronen maken
U kunt de volgende steken naaien: decoratieve steken, satijnsteken, kruisseken, decoratieve satijnsteken,
gecombineerde naaisteken en drie soorten lettersteken. Deze worden alle genaaid met monogramvoet “N”.
Fraaie patronen naaien
Houd rekening met de volgende factoren om de
patronen goed te naaien.
Stof
Bevestig steunstof aan de achterkant van de stof
of een dun vel papier zoals overtrekpapier onder
de stof voordat u stretchstoffen, dunne stoffen of
grof geweven stoffen naait. Aangezien het
materiaal kan gaan plooien of steken over elkaar
kunnen gaan lopen bij het maken van
satijnsteken, moet u steunstof aan de stof
bevestigen.
Naalden en draden
Gebruik een ballpointnaald wanneer u dunne,
middelzware of stretchstoffen naait. Wanneer u
dikke stoffen naait, gebruikt u een 90/14
huishoudnaaimachinenaald. Zorg daarnaast dat u
nr. 50 of nr. 60 draad gebruikt.
Proeflap naaien
Of het uiteindelijke resultaat aan uw
verwachtingen voldoet, hangt af van de soort stof,
de dikte van de stof en of er al dan niet steunstof
is gebruikt. Naai daarom een proeflap voordat u
met het echte werk begint. Leid bovendien tijdens
het naaien de stof met uw handen om te zorgen
dat de stof niet wegglijdt.
Patronen naaien
a
Bevestig monogramvoet “N”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
b
Selecteer een steek.
Voor meer informatie, zie a t/m e van
“Steken selecteren” (pagina 75).
c
Begin met naaien.
Er wordt genaaid in de richting van de pijl.
d
Naai verstevigingssteken.
Wanneer u lettersteken naait, worden na elke
letter automatisch verstevigingssteken genaaid.
Wanneer u een patroon naait met een andere
steek dan de lettersteek, is het nuttig om eerst
de instelling automatisch achteruitnaaien/
verstevigingssteken in te stellen. Zie
“Automatisch achteruitnaaien/
verstevigingssteken naaien” (pagina 59) voor
meer informatie.
e
Wanneer u klaar bent met naaien, knipt u met
de schaar de overtollige draden aan het begin
van het naaiwerk en tussen de patronen af.
Memo
z Voor meer informatie over het instellen van
de steekbreedte en steeklengte, zie
“Steekbreedte aanpassen” (pagina 56) en
“Steeklengte aanpassen” (pagina 57).
De diverse ingebouwde decoratieve patronen maken 127
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Patroongrootte wijzigen
Voor de grootte van de tekensteken in lettertype
Gothic en opmaak Contour, decoratieve steken en
decoratieve satijnsteken kunt u schakelen tussen
groot en klein.
De grootte van andere patronen kunt u niet wijzigen.
a
Selecteer een steek.
Zie “Steken selecteren” (pagina 75) voor
meer informatie over het selecteren van
steken.
b
Druk op totdat u de gewenste grootte
hebt geselecteerd.
c
Herhaal stap a en b.
Memo
z Het grote patroonformaat is de standaard.
Als u het kleine patroon formaat selecteert,
kunt u kleine patronen combineren en
verbinden.
z Als u meerdere patronen combineert, kunt u
de grootte van elk geselecteerd patroon
opgeven.
Steekdichtheid wijzigen
Als u een decoratieve satijnsteek hebt geselecteerd,
kunt u de steekdichtheid wijzigen.
a
Druk op (naaistekentoets) op het
bedieningspaneel en selecteer
(decoratieve satijnsteek).
b
Selecteer een decoratieve satijnsteek.
c
Druk op totdat u de gewenste
steekdichtheid hebt geselecteerd.
Selecteer voor grovere steken, of
voor fijnere steken.
VOORZICHTIG
Als de steekdichtheid te fijn is, kunnen –
afhankelijk van de naald – de steken te
dicht op elkaar komen, waardoor de
naald breekt.
128
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Lengte van satijnsteken
wijzigen
De lengte van een satijnsteek kan in vijf stappen
worden gewijzigd.
a
Druk op (naaistekentoets) op het
bedieningspaneel en selecteer
(satijnsteek).
b
Selecteer een satijnsteek.
c
Druk op .
X Deze verandert in en het patroon wordt
langer.
Elke keer als u op deze toets drukt, verandert
het nummer. U kunt kiezen uit - .
De diverse ingebouwde decoratieve patronen maken 129
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Patronen verschuiven
U kunt satijnsteken een halve patroonbreedte naar
links of rechts schuiven, zodat u een soort stappen
krijgt. Dit heet een stappatroon. De procedure voor
onderstaand patroon wordt hieronder beschreven.
a
Druk op (naaistekentoets) op het
bedieningspaneel en selecteer
(satijnsteek).
b
Selecteer een satijnsteek.
c
Druk op .
X Het volgende patroon dat u selecteert, wordt
een halve patroonbreedte naar rechts
verschoven.
d
Selecteer hetzelfde patroon.
130
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
e
Druk op .
X
Het volgende patroon dat u selecteert, wordt een
halve patroonbreedte naar links verschoven.
f
Geef op dat de patronen bij herhaling worden genaaid.
Zie “Patronen herhalen” (pagina 131) voor
meer informatie.
Voorbeelden van stappatronen
Patronen combineren
U kunt borduren met combinaties van steken:
lettersteken, decoratieve steken, satijnsteken,
gecombineerde naaisteken, decoratieve satijnsteken
en kruissteken.
a
Druk op (Naaistekentoets) op het
bedieningspaneel en selecteer het steektype.
b
Selecteer het eerste patroon.
X Het eerste patroon wordt geselecteerd en
verschijnt op het scherm.
Wanneer u met naaien begint, wordt het
geselecteerde patroon herhaald totdat u de
naaimachine stopt.
De diverse ingebouwde decoratieve patronen maken 131
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
c
Selecteer het volgende patroon.
X Het gecombineerde patroon verschijnt op
het scherm.
Als u een geselecteerd patroon wilt
verwijderen, drukt u op in het scherm.
Het laatst geselecteerde patroon wordt
verwijderd.
Als u patronen van verschillende typen wilt
combineren, drukt u op (Achteruittoets),
en selecteert u het type en vervolgens het
patroon.
d
Nadat u alle gewenste patronen hebt geselecteerd,
begint u
met naaien.
X De patronen worden genaaid in de volgorde
waarin de patronen op het scherm worden
weergegeven.
Memo
z U kunt maximaal 70 patronen combineren.
z
Als u meerdere patronen hebt gecombineerd,
stopt de naaimachine wanneer alle
geselecteerde patronen die zijn weergegeven
op het scherm, zijn genaaid. Als u het
gecombineerde patroon bij herhaling wilt
naaien, drukt u op
“Patronen herhalen”
.
z U kunt het gecombineerde patroon opslaan
voor later gebruik. Zie “Patronen opslaan”
(pagina 133) voor meer informatie.
Patronen herhalen
Wanneer meerdere steken zijn gecombineerd,
stopt de naaimachine wanneer het patroon op het
scherm is voltooid. Voer de volgende
handelingen uit om een gecombineerd patroon
herhaald te naaien.
a
Druk op nadat de patronen zijn
gecombineerd.
U keert terug naar (enkelvoudig naaien)
als u hier nogmaals op drukt.
X verandert in en u kunt het
aangegeven patroon herhaald naaien.
a Eenmaal
b Herhaald
Opmerking
z Als herhaald naaien is ingesteld, wordt het
patroon herhaaldelijk genaaid totdat de
naaimachine stopt.
z Als u de naaimachine uitzet, wordt de
standaardinstelling voor herhaaldelijk/
eenmaal naaien hersteld.
12
132
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Patroonafbeelding spiegelen
a
Als u één patroonafbeelding hebt geselecteerd,
drukt u op om het patroon horizontaal
te spiegelen.
Patroon controleren
Wanneer het aangegeven patroon niet op het
scherm wordt weergegeven, controleert u het
patroon als volgt.
a
Druk op .
X Er verschijnt een scherm waarin u het
patroon kunt controleren.
b
Druk op en bevestig het patroon.
c
Druk op (achteruittoets).
X Het beginscherm verschijnt opnieuw.
Memo
z U kunt het gecombineerde patroon opslaan
voor later gebruik. Meer informatie vindt u
in “Patronen opslaan”.
De diverse ingebouwde decoratieve patronen maken 133
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Patronen opslaan
U kunt gecombineerde patronen opslaan om later te
gebruiken. Aangezien opgeslagen patronen niet
verloren gaan wanneer u de naaimachine uitzet, kunt
u deze te allen tijde ophalen. U kunt maximaal 10
patronen opslaan.
Een patroon opslaan
a
Maak het gecombineerde patroon dat u wilt
opslaan.
Zie “Patronen combineren” (pagina 130)
voor meer informatie.
b
Druk op (geheugentoets) op het
bedieningspaneel.
X verschijnt terwijl het patroon wordt
opgeslagen. Nadat het patroon is
opgeslagen, verschijnt het beginscherm
opnieuw.
Zet de naaimachine niet uit terwijl een
patroon wordt opgeslagen. De gegevens
kunnen dan verloren gaan.
Patroon ophalen
a
Druk op (ophalentoets).
Haal het opgeslagen patroon op.
X Er wordt een scherm weergegeven waarin u
een zak kunt selecteren.
b
Selecteer de zak waar het patroon is
opgeslagen dat u wilt ophalen.
geeft aan in welke zakken reeds patronen
zijn opgeslagen.
X De geselecteerde zak wordt gemarkeerd.
Het opgeslagen patroon wordt weergegeven.
c
Controleer de inhoud en druk vervolgens op
.
Druk op om een patroon te controleren
dat niet volledig wordt weergegeven.
X Het opgeslagen patroon wordt opgehaald.
X Het patroonkeuzescherm wordt
weergegeven en u kunt het patroon naaien
dat u hebt opgehaald.
134
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Opgeslagen patroon wissen
Opgeslagen patronen kunnen worden gewist.
a
Druk op (ophalentoets).
b
Selecteer de zak waar het patroon is
opgeslagen dat u wilt wissen.
geeft aan in welke zakken reeds patronen
zijn opgeslagen.
X De geselecteerde zak wordt gemarkeerd.
Het opgeslagen patroon wordt weergegeven.
c
Controleer de inhoud en druk vervolgens op
.
X De bevestigingsboodschap verschijnt.
d
Druk op .
X Het opgeslagen patroon en de zak worden
gewist.
Patroon opnieuw uitlijnen
Het patroon wordt mogelijk niet goed genaaid,
afhankelijk van de soort stof en de naaisnelheid. Pas
het patroon in dat geval aan door het op een lapje
van dezelfde stof te naaien.
a
Bevestig monogramvoet “N”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
b
Druk op (naaistekentoets) op het
bedieningspaneel en selecteer
(decoratieve steek).
X Er wordt een scherm weergegeven met de
verschillende soorten decoratieve steken.
c
Selecteer .
X De steek voor patroonuitlijning wordt
geselecteerd.
De diverse ingebouwde decoratieve patronen maken 135
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
d
Begin met naaien.
X Het patroon om de aanpassing te maken,
wordt genaaid.
X De machine stopt wanneer het patroon is
voltooid.
e
Controleer het genaaide patroon.
Als het gedeelte van het patroon dat in de
afbeelding wordt aangegeven gelijkmatig is
genaaid, is het patroon correct uitgelijnd.
Als het patroon er als volgt uitziet, zijn de
steken verticaal niet goed uitgelijnd.
Als het patroon er als volgt uitziet, zijn de
steken horizontaal niet goed uitgelijnd.
Als het patroon niet correct is genaaid, past u
het naaiwerk als volgt aan.
f
Druk op (instellingstoets) op het
bedieningspaneel.
X Het instellingenscherm verschijnt.
g
Druk op .
Als u de verticale positie wilt aanpassen, drukt
u op .
Als u de horizontale positie wilt aanpassen,
drukt u op .
X Maak afhankelijk van het resultaat de
benodigde aanpassingen.
Verticale patroonafstelling
Druk op om de verticale ruimte in het
ontwerp te vergroten.
Druk op om de verticale ruimte in het
ontwerp te verkleinen.
136
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Horizontale patroonafstelling
Druk op om de horizontale ruimte in het
ontwerp te vergroten.
Druk op om de horizontale ruimte in het
ontwerp te verkleinen.
h
Druk op (Achteruittoets).
X U keert terug naar het
patroonaanpassingsscherm.
i
Selecteer opnieuw, start de machine en
controleer het stiksel.
Pas het patroon aan totdat het correct wordt
genaaid.
Patroon ontwerpen (My Custom Stitch) 137
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Patroon ontwerpen (My Custom Stitch)
Met de functie My Custom Stitch kunt u patronen naaien die u zelf hebt ontworpen.
Patroon schetsen
Neem een rasterset.
a
Teken een schets van het patroon op de
rasterset.
Teken het patroon als één doorgaande lijn, met
het begin- en eindpunt van het ontwerp op
dezelfde hoogte.
b
Als het patroon moet worden herhaald,
bepaalt u de ruimte tussen de herhalingen.
c
Markeer de punten in het patroon die op
snijpunten in het raster liggen en verbind deze
punten met een doorlopende rechte lijn.
d
Bepaal de naaivolgorde.
U krijgt een aantrekkelijker steek wanneer u het
patroon sluit door de lijnen elkaar te laten
snijden.
17
16
15
14
1
0
2
13
12
11
3
10
9
8
6
7
4
5
138
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Patroongegevens invoeren
Volg het patroon op het raster en programmeer het
patroon in de naaimachine.
a
Bevestig monogramvoet “N”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 42) voor
meer informatie.
b
Druk op (naaistekentoets) op het
bedieningspaneel en selecteer .
X Het patroontypekeuzescherm wordt weerge-
geven.
c
Kijk op de rasterset en geef de coördinaten van
het eerste punt op.
Geef de coördinaten op met behulp van
en druk op .
d
Geef op of u enkelvoudig of drievoudig wilt
stikken tussen de punten.
is enkelvoudig stikken; is
drievoudig stikken.
e
Geef de coördinaten van het tweede punt op
en druk vervolgens op .
f
Herhaal stap d t/m e om elk punt te
specificeren.
Druk op als u zich vergist bij het
invoeren van een punt. Het vorige punt
wordt gewist.
U kunt de ingevoerde inhoud corrigeren door
te drukken op . U kunt punten
tussenvoegen, verwijderen en verplaatsen.
g
Druk op nadat alle punten zijn
ingevoerd.
X Het naaischerm verschijnt.
Patroon ontwerpen (My Custom Stitch) 139
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
h
Geef op dezelfde manier als bij andere steken
de diverse steekinstellingen op, zoals
achteruitnaaien/verstevigingssteken.
Druk op om het patroon te corrigeren.
Memo
z Het patroon dat u hebt ingevoerd, kan
worden opgeslagen voor later gebruik. Zie
“Patronen opslaan” (pagina 133) voor meer
informatie.
140
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Voorbeelden van ontwerpen
Voer alle in de tabel aangegeven punten in om de voorbeeldsteek te naaien.
Punt Punt
1 0021 38 13
2 12 0 22 35 14
3 18 3 23 32 13
4 22 6 24 30 10
5 23 10 25 32 6
6 21 13 26 35 3
7 17 14 27 41 0
8 14 13 28 45 0
9 12 11 29 47 4
10 91330 44 7
11 61431 45 11
12 31332 47 13
13 11033 50 14
14 3634 54 13
15 6335 56 10
16 12 0 36 55 6
17 41 0 37 51 3
18 43 4 38 45 0
19 40 7 39 70 0
20 41 11
Punt Punt
1 0021 10 11
2 30 0 22 12 10
3 32 1 23 89
4 32 7 24 12 8
5 32 10 25 76
6 33 12 26 12 6
7 35 11 27 63
8 35 8 28 10 2
9 37 12 29 50
10 35 14 30 10 2
11 32 14 31 16 1
12 30 11 32 19 0
13 30 5 33 23 0
14 29 3 34 22 6
15 26 8 35 17 10
16 24 10 36 22 6
17 18 13 37 23 0
18 13 14 38 19 0
19 12 14 39 42 0
20 13 12
Punt Punt
1 0021 16 10
2 3522 18 12
3 5823 21 13
4 81124 25 14
5 12 13 25 28 14
6 17 14 26 33 13
7 20 14 27 37 11
8 24 13 28 41 8
9 27 12 29 43 5
10 29 11 30 44 0
11 31 9
12 32 6
13 30 3
14 27 1
15 24 0
16 21 0
17 18 1
18 16 3
19 15 5
20 15 8
Punt Punt
1 0721 20 11
2 5722 21 7
3 4323 24 7
4 5724 23 14
5 8725 24 7
6 7026 27 7
7 8727 27 11
8 11 7 28 27 7
9 11 3 29 32 7
10 11 7 30 27 11
11 16 7 31 23 14
12 11 3 32 20 11
13 7033 16 7
14 4334 20 3
15 0735 23 0
16 41136 27 3
17 71437 32 7
18 11 11
19 16 7
20 21 7
4 BORDUURWERK
In dit hoofdstuk worden de stappen voor borduurwerk beschreven.
Netjes borduren ................................142
Wat u moet voorbereiden ............142
Borduren, stap voor stap ..............144
Borduurvoet bevestigen.....................145
Borduurvoet bevestigen ...............145
Borduurvoet verwijderen .............147
Borduureenheid bevestigen...............148
Voorzorgsmaatregelen
borduureenheid............................148
Borduureenheid bevestigen..........148
Borduureenheid verwijderen........150
Stof voorbereiden..............................151
Steunstof bevestigen aan de stof
....
151
Stof in het borduurraam
bevestigen
......................................
152
Borduurraam bevestigen ...................155
Borduurraam bevestigen ..............155
Borduurraam verwijderen ............156
Borduurpatronen selecteren..............157
Copyrightinformatie.....................157
Borduurpatroontypen...................157
LCD (liquid crystal display)
scherm bedienen
.............................
158
Tekens selecteren .........................160
Borduurpatroon selecteren ..........161
Kaderpatroon selecteren ..............162
Werken met een borduurkaart
(afzonderlijk verkrijgbaar)............163
Borduren ...........................................164
Aantrekkelijke afwerkingen
naaien
................................................
164
Patroon borduren.........................165
Applicatiewerk .............................167
Patronen bewerken ...........................169
Indeling aanpassen .......................169
Draadspanning aanpassen ............171
Opnieuw borduren.......................172
De draad raakt halverwege het
ontwerp op...................................172
Stoppen tijdens het borduren .......173
Gebruik van de geheugenfunctie.......175
Voorzorgsmaatregelen
borduurgegevens..........................175
Patronen opslaan..........................176
Borduur patronen ophalen van de
computer......................................177
142
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Netjes borduren
In dit gedeelte worden de voorbereidingen en basisprocedures voor borduren beschreven.
Wat u moet voorbereiden
U hebt het volgende nodig om te kunnen borduren.
Stof
Bereid de stof voor. Bereid een stuk stof voor dat
iets groter is dan het borduurraam dat
overeenkomt met de grootte van het patroon dat
u wilt borduren.
Opmerking
z Gebruik altijd steunstof voor borduurwerk,
met name wanneer u borduurt op dunne
stoffen of stretchstoffen. Als u geen steunstof
gebruikt, kan dat leiden tot een slechte
uitwerking van het ontwerp.
z Wanneer u op grote stukken stof borduurt,
moet u zorgen dat de stof niet afhangt van
de tafel waarop de machine is geplaatst. Als
de stof afhangt tijdens het borduren, kan dit
de bewegingen van de borduureenheid
hinderen, waardoor het patroon onjuist zou
kunnen worden geborduurd
VOORZICHTIG
Steunstof
Bevestig borduursteunstof aan de stof om te
voorkomen dat het ontwerp slecht wordt
uitgevoerd.
Wij bevelen steunstof aan die speciaal voor
borduurwerk is bedoeld. Gebruik in water
oplosbare steunstof op dun materiaal zoals
mousseline en op stoffen met een vleug, zoals
handdoeken. Zie “Optionele accessoires” (pagina
9) voor meer informatie.
Borduurdraad
Gebruik voor de bovendraad borduurdraad of
country-draad.
Gebruik als spoeldraad borduurspoeldraad. Zie
“Optionele accessoires” (pagina 9) voor meer
informatie.
Opmerking
z Gebruik borduurdraad die speciaal is
bedoeld voor gebruik met borduurmachines
om er zeker van te zijn dat ontwerpen goed
worden uitgevoerd.
z Zorg dat er voldoende spoeldraad is voordat
u begint te borduren. Als u doorgaat met
borduren terwijl de spoeldraad bijna op is,
kan de draad verward raken.
Borduur geen te dikke stoffen. U kunt de
dikte van de stof controleren door het
borduurraam aan de borduureenheid te
bevestigen en vervolgens
(naaldstandtoets) te gebruiken om de
naald iets omhoog te halen. Als er ruimte
is tussen de persvoet en de stof, kan de
stof worden geborduurd. Borduur de stof
niet als er geen ruimte is. Anders kan de
naald breken, wat letsel kan veroorzaken.
Ga zorgvuldig te werk wanneer u
overlappende patronen borduurt. De
naald komt wellicht moeilijk door de stof
en kan daardoor breken.
Netjes borduren 143
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Naald
Gebruik een naald 75/11 voor
huishoudnaaimachines. Gebruik bij borduren op
dikke stoffen zoals spijkerstof een 90/14 naald
voor huishoudnaaimachines.
Memo
z Een naald 75/11 is bij aanschaf van de
machine al geïnstalleerd.
z Zie “Naald verwisselen” (pagina 40) voor
informatie over het vervangen van de naald.
VOORZICHTIG
Andere hulpstukken
Een middelgroot en een klein borduurraam zijn
optioneel verkrijgbaar. Zie “Optionele
accessoires” (pagina 9) voor meer informatie.
Gebruik geen ballpointnaalden
(goudkleurig) voor het maken van
borduurwerk. Deze zijn bedoeld voor
stoffen waar steken gemakkelijk worden
overgeslagen, zoals patroonstikken en
stretchstoffen. De naald kan breken of
verbuigen.
144
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Borduren, stap voor stap
De basisstappen voor het borduren zijn als volgt.
1 Persvoet bevestigen
Bevestig borduurvoet “Q”.
Voor meer informatie over het bevestigen van de borduurvoet, zie
“Borduurvoet bevestigen” (pagina 145).
2 Naald controleren
Kies een naald die bij de stof past.
Zie “Naald verwisselen” (pagina 40) voor meer informatie over het ver-
vangen van de naald.
3 Borduureenheid bevestigen
Bevestig de borduureenheid.
Zie “Borduureenheid bevestigen” (pagina 148) voor meer informatie
over het bevestigen van de borduureenheid.
4 Spoelhuis verwisselen
Wanneer u andere soorten borduurspoeldraad gebruikt, neemt u het
optioneel verkrijgbare andere spoelhuis (roze markering).
Voor bijzonderheden over het verwisselen van het spoelhuis, zie
“Loophuis reinigen” (pagina 180).
5 Spoeldraad installeren
Wind borduurspoeldraad op als spoeldraad en plaats deze.
Zie “Spoel opwinden/plaatsen” (pagina 23) voor meer informatie over
het installeren van de spoeldraad.
6 Stof voorbereiden
Bevestig steunstof aan de stof en span deze in een borduurraam.
Zie “Stof voorbereiden” (pagina 151) voor meer informatie over het
voorbereiden van de stof.
7 Borduurraam bevestigen
Bevestig het borduurraam aan de borduurtafel.
Zie “Borduurraam bevestigen” (pagina 155) voor meer informatie over
het bevestigen van het borduurraam.
8 Patroon selecteren
Selecteer een borduurpatroon.
Voor meer informatie over het selecteren van borduurpatronen, zie
“Borduurpatronen selecteren” (pagina 157).
9 Lay-out controleren
Controleer de grootte en plaats van het borduurwerk en pas deze aan.
Voor meer informatie over het aanpassen van de lay-out, zie “Indeling
aanpassen” (pagina 169).
10 Borduurdraad installeren
Installeer de borduurdraad volgens het patroon.
Voor meer informatie over het installeren van de draad, zie “Bovendraad
inrijgen” (pagina 29).
Borduurvoet bevestigen 145
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Borduurvoet bevestigen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de borduurvoet bevestigt.
Borduurvoet bevestigen
Bevestig de borduurvoet wanneer u wilt borduren.
Houd borduurvoet “Q” en een schroevendraaier bij
de hand.
a Stang borduurvoet
b Vastgehouden door de persvoethouder
VOORZICHTIG
a
Druk een- of tweemaal op
(Naaldstandtoets) om de naald omhoog te
zetten.
a Naaldstandtoets
X De naald gaat omhoog.
b
Zet de machine uit.
VOORZICHTIG
c
Zet de persvoethendel omhoog.
a Persvoethendel
X De persvoet gaat omhoog.
Bij aanschaf van de machine staat de
persvoethendel omhoog.
d
Houd de zwarte knop op de achterkant van de
persvoethouder ingedrukt om de persvoet los
te maken.
a Zwarte knop
b Persvoethouder
Gebruik altijd de borduurvoet “Q” tijdens
het borduren. Als u de verkeerde persvoet
gebruikt, kan de naald de persvoet raken
en verbuigen of breken.
2
1
1
Zet de naaimachine uit voordat u de
persvoet verwisselt. Anders kunt u letsel
oplopen wanneer u per ongeluk drukt op
(start/stop-knop) en de machine
begint te naaien.
a
a
b
146
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
e
Maak de schroef op de persvoethouder los en
verwijder de persvoethouder.
Draai de schroevendraaier naar achteren.
a Schroevendraaier
b Persvoethouder
c Persvoethouderschroef
f
Houd de borduurvoet vast met uw
rechterhand, zoals aangegeven.
Houd de borduurvoet vast met uw wijsvinger
rond de hendel achter op de voet.
a Hendel
g
Terwijl u de hendel indrukt met uw vinger
plaatst u de borduurvoetstang op de
naaldklemschroef om de borduurvoet aan de
persvoetstang te bevestigen.
a Stang borduurvoet
b Naaldklemschroef
h
Zet de borduurvoet vast met de schroef van de
persvoethouder.
Installeer de borduurvoet loodrecht.
i
Draai de schroef van de persvoethouder stevig
vast.
Draai de schroevendraaier naar voren.
VOORZICHTIG
a
b
c
a
1
2
Stoot niet tegen de naald met uw vinger
of de borduurvoet “Q” als u deze
bevestigt. De naald kan breken of u kunt
letsel oplopen.
Zorg dat u de schroef met de bijgeleverde
schroevendraaier vastdraait. Als de
schroef los zit, kan de naald de persvoet
raken en verbuigen of breken.
Voordat u gaat borduren, moet u altijd
het handwiel langzaam naar u toe (tegen
de klok in) draaien om te controleren of
de naald de persvoet niet raakt. Anders
kan de naald breken of verbuigen.
Borduurvoet bevestigen 147
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Borduurvoet verwijderen
a
Druk een- of tweemaal op
(Naaldstandtoets) om de naald omhoog te
zetten.
a Naaldstandtoets
b
Zet de machine uit.
c
Zet de persvoethendel omhoog.
a Persvoethendel
X De persvoet gaat omhoog.
d
Terwijl u de hendel achter op de borduurvoet
indrukt met uw vinger, draait u de
persvoethouderschroef los. Vervolgens
verwijdert u borduurvoet “Q”.
Draai de schroevendraaier naar achteren.
e
Bevestig de persvoethouder.
Zie “Persvoethouder bevestigen” (pagina 44)
voor meer informatie.
1
a
148
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Borduureenheid bevestigen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de borduurvoet bevestigt.
Voorzorgsmaatregelen
borduureenheid
Hier worden de voorzorgmaatregelen beschreven die
u in acht moet nemen bij gebruik van de
borduureenheid.
VOORZICHTIG
Opmerking
z Raak de connector in het aansluitpunt van
de borduureenheid niet aan. De connector
kan dan beschadigd raken en storing
veroorzaken.
z Til de borduurwagen niet op en verplaats
deze niet met kracht. Dit kan storing
veroorzaken.
Borduureenheid bevestigen
Houd de bijgeleverde borduureenheid bij de hand.
a
Zet de machine uit.
b
Trek de accessoiretafel naar links.
c
Schuif het lipje op het deksel van de
aansluitingspoort in de richting van de pijl om
het deksel te openen.
Opmerking
z Sluit het deksel van de aansluitpoort
wanneer u de borduureenheid niet gebruikt.
Verplaats de machine niet wanneer de
borduureenheid is bevestigd. De
borduureenheid zou kunnen vallen en
letsel veroorzaken.
Zorg dat uw handen en voorwerpen niet
in de buurt van de borduurwagen en het
borduurraam komen. Anders kunt u letsel
oplopen.
Borduureenheid bevestigen 149
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
d
Schuif de borduureenheid op de machinearm.
Duw deze verder tot de eenheid vastklikt.
X De borduureenheid is bevestigd.
e
Zet de machine aan.
X De bevestigingsboodschap verschijnt.
f
Houd uw handen en voorwerpen uit de buurt
van de borduureenheid en druk op .
Wanneer een animatiefilmpje wordt
weergegeven op het scherm, wordt de
bovenstaande melding weergegeven als u het
scherm met uw vinger aanraakt.
X De wagen gaat naar de beginstand.
a Wagen
VOORZICHTIG
Opmerking
z Handen of voorwerpen in de buurt van de
wagen, verschijnt het beginscherm mogelijk.
Schakel de machine opnieuw in nadat u
hebt verwijderd wat in de buurt van de
wagen was.
X Het scherm voor het selecteren van het soort
borduurpatroon verschijnt.
Voor meer informatie over borduurpatronen,
zie
“Borduurpatronen selecteren” (pagina
157)
.
Memo
z Wanneer de borduureenheid is aangesloten,
kunt u geen naaisteken selecteren.
a
Houd handen en voorwerpen uit de buurt
van de wagen. Dit om letsel te
voorkomen.
150
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Borduureenheid verwijderen
Let op dat de naaimachine helemaal is gestopt en
volg onderstaande instructies.
a
Verwijder het borduurraam.
Zie “Borduurraam verwijderen (pagina 156)
voor meer informatie over het verwijderen
van het borduurraam.
b
Druk op en vervolgens op .
X De borduurwagen beweegt naar een positie
waar deze kan worden opgeborgen.
c
Zet de machine uit.
VOORZICHTIG
d
Houd de ontgrendelknop linksonder op de
borduureenheid vast en trek de
borduureenheid vervolgens langzaam naar
links.
a Ontgrendelknop
X De borduureenheid komt los van de
machine.
VOORZICHTIG
Zet de machine altijd uit voordat u de
borduureenheid verwijdert.
Het kan tot storingen leiden als u deze
verwijdert terwijl de machine nog aan
staat.
Draag de borduureenheid niet aan het
stuk met de ontgrendelknop.
a
Stof voorbereiden 151
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Stof voorbereiden
Nadat u steunstof hebt bevestigd aan de te borduren stof, wordt deze in een borduurraam gespannen.
Steunstof bevestigen aan de
stof
Bevestig borduursteunstof aan de stof om te
voorkomen dat het ontwerp slecht wordt uitgevoerd.
Memo
z
Wij bevelen steunstof aan die speciaal voor
borduurwerk is bedoeld. Gebruik in water
oplosbare steunstof op dun materiaal zoals
mousseline en op stoffen met een vleug, zoals
handdoeken. Zie
“Optionele accessoires”
(pagina 9)
voor meer informatie.
Opmerking
z Gebruik altijd steunstof bij het borduren van
stretchstoffen, dunne stoffen, los geweven
stoffen en stoffen waar steken gemakkelijk
samentrekken.
VOORZICHTIG
a
Neem een stuk steunstof dat groter is dan het
borduurraam dat u gebruikt.
a Stof
b Grootte van het borduurraam
c Steunstof
b
Als u zelfklevende steunstof gebruikt, plaatst u
de zelfklevende kant van de steunstof tegen de
achterkant van de stof en strijkt u deze vast
met een stoomstrijkijzer.
a Steunstof
b Stof (achterkant)
c Bevestigd oppervlak
Wanneer u de stof niet kunt strijken of in het
borduurraam plaatsen.
Voor stoffen zoals handdoeken die u niet kunt
strijken, of voor borduren op plekken die u
moeilijk kunt strijken, plaatst u steunstof
onder de stof. Vervolgens spant u beide lagen
in het borduurraam zonder de steunstof te
bevestigen.
Gebruik altijd steunstof wanneer u
patronen borduurt. De naald kan
verbuigen of breken als u zonder
steunstof dunne stoffen of stretchstof
borduurt. Bovendien kan het patroon
gaan scheeftrekken.
2
3
1
2
3
1
152
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Stof in het borduurraam
bevestigen
De stof wordt in het borduurraam gespannen. Als de
stof los geweven is, kan de uitwerking van het
borduurpatroon slecht zijn. Plaats de stof strak in het
borduurraam door de volgende stappen uit te voeren.
Houd stof met de steunstof eraan bevestigd bij de hand,
alsmede het meegeleverde borduurraam (middelgroot,
klein of groot of extra groot (meerdere posities)).
Borduurraam (groot)
U kunt borduren in een vlak van maximaal 18 cm
(7 inch) en een breedte van maximaal 13 cm
(5 inch). Dit wordt gebruikt om meerdere
patronen te borduren zonder de positie van de
stof in het raam te wijzigen.
Borduurraam (middelgroot)[optioneel]
U kunt patronen borduren met een hoogte tot
10 cm (4 inch) en een breedte tot 10 cm (4 inch).
Borduurraam (klein)[optioneel]
U kunt patronen borduren met een hoogte tot
2 cm (1 inch) en een breedte tot 6 cm (2-1/2 inch).
Dit wordt gebruikt voor letters en ander klein
borduurwerk.
Er zijn patronen waarvoor het kleine
borduurraam niet kan worden gebruikt.
Borduurraam (extra groot (meerdere posities))
U kunt borduren in een vlak van maximaal 30 cm
(12 inch) en een breedte van maximaal 13 cm
(5 inch). Hiermee borduurt u verbonden of
gecombineerde letters of patronen of grote patronen.
VOORZICHTIG
a
Draai de stelschroef van het borduurraam los,
verwijder het binnen- en buitenraam en leg het
buitenraam op een plat oppervlak.
Scheid het binnen- en buitenraam door het
binnenraam er naar boven uit te halen.
a Binnenraam
b Buitenraam
c Stelschroef
b
Plaats de stof met de steunstof boven op het
buitenraam.
Zorg dat de voorkant van de stof naar boven
ligt.
a Voorkant
c
Druk het binnenraam van boven af op de stof.
Zorg dat op het binnenraam en op het
buitenraam samenvallen.
Gebruik het borduurraam dat bij de
grootte van het borduurwerk past. Anders
raakt de persvoet mogelijk het
borduurpatroon. Dit kan letsel of breuk
van de naald veroorzaken.
1
2
3
1
Stof voorbereiden 153
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
d
Draai met de hand de stelschroef vast genoeg
om de stof te spannen.
e
Haal voorzichtig de stof uit het raam zonder
de stelschroef los te maken.
Memo
z Met deze voorzorgsmaatregel vermindert u
patroonvervorming tijdens het borduren.
f
Druk het buitenraam opnieuw van bovenaf op
de stof waarbij u zorgt dat op het
binnenraam samenvalt met op het
buitenraam.
a Buitenraam
b Binnenraam
c Stof (voorkant )
d Steunstof
e Rand van buitenraam
Druk met kracht totdat het binnenraam stevig
tegen de rand van het buitenraam zit.
g
Draai de stelschroef vast terwijl u met uw
hand de stof strak trekt. Als de stof goed is
gespannen, maakt deze het geluid van een
trommel als u erop tikt.
Werken met borduurvellen
Als het borduurvel wordt gebruikt dat aan het
borduurraam is bevestigd, kan het patroon
precies op de juiste positie op de stof worden
geborduurd.
a
Maak met een krijtpen een markering in het
midden van de plek waar het patroon moet
worden geborduurd.
a Borduurpatroon
b Markering
3
45
21
2
1
154
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
b
Plaats het borduurvel op het binnenraam.
a Borduurvel
b Binnenraam
c Nullijnen borduurvel
c
Richt de markering op de stof uit met de
nullijn op het borduurvel.
d
Plaats het binnenraam met de stof op het
buitenraam en rek de stof uit.
Zie pagina 152 voor meer informatie.
e
Verwijder het borduurvel.
Borduren op stoffen die niet op een borduurraam
kunnen worden gespannen
Wanneer u kleine stukken stof borduurt die niet
op een borduurraam kunnen worden gespannen,
of smalle stukken zoals lint, gebruikt u steunstof
als basis om in het raam te bevestigen.
Wij bevelen steunstof aan voor alle borduurwerk.
a Steunstof
b Rijgsteken of spuitlijm
c Stof
Verwijder de steunstof voorzichtig wanneer het
borduurwerk af is.
2
1
3
1
3
2
1
3
2
1
3
Borduurraam bevestigen 155
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Borduurraam bevestigen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het borduurraam bevestigt.
Borduurraam bevestigen
a
Wind de borduurspoeldraad op de spoel en
plaats deze in het spoelhuis.
Zie “Spoel opwinden/plaatsen” (pagina 23)
voor meer informatie.
b
Zet de persvoethendel omhoog.
a Persvoethendel
c
Haal het borduurraam onder de persvoet door
terwijl u de persvoethendel nog verder
omhoog zet.
VOORZICHTIG
d
Houd de hendel op de borduurhouder links
losjes vast en houd de twee pinnen op de
borduurraamhouder op één lijn met de
beugels op het raam. Druk vervolgens het
raam in de borduurraamhouder tot u een klik
hoort.
Nadat u de voorste beugel op de pin hebt
geklikt, drukt u de achterste beugel op z'n
plaats.
a Hendel
a Beugels
b Pinnen
Opmerking
z Zorg dat u beide pinnen vastzet. Als u alleen
de voorste of de achterste pin vastzet, wordt
het patroon mogelijk niet goed genaaid.
VOORZICHTIG
Stoot niet tegen de naald met uw vinger
of het borduurraam. De naald kan breken
of u kunt letsel oplopen.
a
Plaats het borduurraam op de juiste
manier in de borduurraamhouder. Dan
raakt de persvoet mogelijk het
borduurraam, waardoor u letsel kunt
oplopen.
1
1
2
1
2
3
156
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Borduurraam verwijderen
Let op dat de naaimachine helemaal is gestopt en
volg onderstaande instructies.
a
Zet de persvoethendel omhoog.
a Persvoethendel
b
Duw de hendel van de borduurraamhouder
naar links. Til het borduurraam op om dit te
verwijderen.
Verwijder de achterste beugel van de pin.
Verwijder vervolgens de voorste beugel van de
pin.
a Hendel
a Beugels
b Pinnen
c
Haal het borduurraam onder de persvoet door
terwijl u de persvoethendel nog verder
omhoog zet.
VOORZICHTIG
a
1
1
2
1
2
3
Stoot niet tegen de naald met uw vinger
of het borduurraam. De naald kan breken
of u kunt letsel oplopen.
Borduurpatronen selecteren 157
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Borduurpatronen selecteren
Dit gedeelte geeft informatie over de verschillende soorten borduurpatronen die beschikbaar zijn en hoe u een
patroon selecteert.
Copyrightinformatie
De patronen die in de machine en op borduurkaarten
zijn opgeslagen, zijn alleen bedoeld voor eigen
gebruik. Elk openbaar of commercieel gebruik van
patronen waarop copyright rust is een overtreding
van de wet op auteursrechten en is ten strengste
verboden.
Borduurpatroontypen
U kunt een borduurpatroon selecteren uit de
volgende beschikbare steektypen.
a Borduurpatronen
b Extra borduurpatronen
c Letterpatronen
d Kaderpatronen
e Borduurkaart
f Patronen die zijn opgeslagen in het geheugen van
de machine
g Patronen die zijn opgehaald vanaf de computer
Borduurpatronen (Borduurpatronen / Extra bor-
duurpatronen )
Er zijn in totaal 136 patronen. U voltooit de patro-
nen door de bovendraad te verwisselen volgens
de aanwijzingen op het scherm.
Zie “Borduurpatroon selecteren” (pagina
161) voor meer informatie.
Letterpatronen
Er zijn zes typen letters (Europese letters); hoofd-
letters/kleine letters/cijfers/symbolen.
Zie “Tekens selecteren” (pagina 160) voor
meer informatie.
Kaderpatronen
Er zijn tien vormen (vierkanten, cirkels, enz.)
beschikbaar, die kunnen worden gecombineerd
met twaalf typen steken.
Zie “Kaderpatroon selecteren” (pagina 162)
voor meer informatie.
Borduurkaart (afzonderlijk verkrijgbaar)
U kunt patronen van een borduurkaart borduren.
Zie “Werken met een borduurkaart
(afzonderlijk verkrijgbaar)” (pagina 163) voor
meer informatie.
Patronen die zijn opgeslagen in het geheugen
van de machine
Patronen, zoals vaak gebruikte lettercombinaties,
kunt u opslaan in het geheugen van de machine.
U kunt ze dan later oproepen en borduren.
U kunt patronen opslaan die bestaan uit
maximaal 12 patronen, en niet groter zijn dan
512 KB.
Zie “Patronen opslaan (pagina 176) voor
meer informatie.
Patronen die zijn opgeslagen in het geheugen
van de machine
Patronen die zijn opgeroepen van de computer
kunt u borduren.
Zie “Borduur patronen ophalen van de
computer” (pagina 177) voor meer
informatie.
ad
e
f
bc
g
158
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
LCD (liquid crystal display)
scherm bedienen
Het LCD-scherm (Liquid Crystal Display) wordt
bediend met de bedieningstoetsen op het
bedieningspaneel. Hieronder wordt het gebruik van
de toetsen voor borduren beschreven.
Bedieningstoetsen
Druk op (instellingstoets).
NAAM KLEUR: kenmerkende kleurnaam
TIJD: benodigde tijd voor borduren
NAALDTELLING: het aantal steken dat u hebt
genaaid
#123: Selecteer uit de volgende draadkleur
nummersets
EMBROIDERY (POLYESTER)
DRAADNR#
COUNTRY (KATOEN) DRAADNR#
MADEIRA POLY DRAADNR#
MADEIRA RAYON DRAADNR#
SULKY POLY DRAADNR#
ROBISON-ANTON POLY DRAADNR#
MAATEENHEID SCHERMWEERGAVE
Hiermee selecteert u de maateenheden die
worden weergegeven. [mm/inch]
BORDUURSPANNING
Hiermee past u de draadspanning aan voor
borduren. [-8 tot +8]
MAX. BORDUURSNELHEID (SPM)
Hiermee selecteert u de maximale
borduursnelheid. [650SPM/350SPM]
Hiermee keert u terug naar het vorige
scherm.
Wanneer niet alle patronen op het
scherm worden weergegeven
(wanneer of wordt
weergegeven), worden de vorige/
volgende patronen weergegeven.
Hiermee keert u terug naar het
typekeuzescherm. Het geselecteerde
patroon wordt geannuleerd.
Druk op deze toets om de taal aan te
passen of de draadkleurweergave of
andere instellingen te wijzigen.
Borduurpatronen selecteren 159
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
LCD-schermtoets
Zie “Opnieuw borduren” (pagina 172) voor
meer informatie.
Zie “Indeling aanpassen” (pagina 169) voor
meer informatie.
Memo
z Toetsen die zijn omgeven met een stippellijn
kunt u niet gebruiken.
Wanneer een specifiek patroon is
geselecteerd, drukt u op deze toets.
Vervolgens drukt u op om
van scherm te wisselen. De
borduurinstellingen, zoals de ingestelde
tekenreeks en -kleur, worden bevestigd.
Met deze toets wijzigt u de
draadinstellingen.
Met deze toets selecteert of annuleert
u automatisch draadknippen.
Druk op of op om de
draadspanning aan te passen.
Druk op of op om de
draaddichtheid te wijzigen (alleen
letterpatronen).
Druk op deze toets om het patroon
aan te passen.
Druk op deze toets wanneer u bij het
borduren van tekens de kleur per teken
wilt wijzigen. Aangezien de machine
stopt na ieder teken, wordt de
bovendraad vervangen terwijl u borduurt.
Druk opnieuw op deze toets om de
meerkleureninstelling te annuleren.
De naald gaat een kleur of een steek
tegelijk vooruit (indien herhaald
ingedrukt, 9 tot 20 steken) en wijzigt
de positie om het borduren te
beginnen. Dit wordt gebruikt
wanneer een bepaalde kleur niet
wordt geborduurd of als de machine
weer wordt aangezet nadat de stroom
is uitgeschakeld tijdens het uitvoeren
van een handeling.
Een kleur
terug
Een kleur
vooruit
Een steek
terug
Een steek
vooruit
U kunt de positie van het patroon
binnen het borduurraam controleren
en de maat en de hoek wijzigen.
160
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Tekens selecteren
Stel de tekens in die moeten worden geborduurd.
Memo
z Wanneer wordt weergegeven,
kunt u geen tekens meer invoeren.
z Tekens van verschillende opmaak (schreef
en schreefloos, contour enzovoort) kunnen
niet worden gecombineerd.
a
Selecteer de lettersteken.
b
Selecteer het lettertype.
c
Selecteer de letters.
Als u een onjuiste letter hebt geselecteerd,
drukt u op .
Voorbeeld: Welcome
Schakelen tussen hoofdletters en kleine
letters
Schakelen tussen grote/middelgrote/
kleine afmetingen
Borduurpatronen selecteren 161
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Memo
z Het letterpatroon dat u hebt ingevoerd, kan
worden opgeslagen voor later gebruik. Zie
“Patronen opslaan” (pagina 176) voor meer
informatie.
Borduurpatroon selecteren
Er zijn in totaal 136 borduurpatronen (fruit, dieren)
opgeslagen in het geheugen van de machine.
Memo
z Zie Kleurwisselingstabel voor de
borduurpatronen in de Beknopte
bedieningsgids voor voorbeelden van
patronen en de draad die daarvoor wordt
gebruikt.
a
Selecteer het soort borduurpatroon.
X Het patroonkeuzescherm wordt
weergegeven.
b
Selecteer het patroon.
U wisselt van scherm met (Toets Vorige
pagina) en (Toets Volgende pagina).
Wanneer / wordt ingedrukt,
verschuift de patronenweergave 10 patronen
voor- of achteruit.
X Als een patroon wordt geselecteerd, kan het
worden geborduurd.
70 borduurpatronen
66 borduurpatronen
162
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Kaderpatroon selecteren
Er zijn tien vormen (vierkanten, cirkels, enz.)
beschikbaar, die kunnen worden gecombineerd met
twaalf typen steken.
Memo
z Zie Kaderpatronen in de Beknopte
bedieningsgids voor vormen en steken van
kaderpatronen.
a
Druk op het kaderpatroon.
X Het kadervormkeuzescherm wordt
weergegeven.
b
Selecteer een kadervorm.
Wissel van scherm met (Toets Vorige
pagina) (Toets Volgende pagina) en
selecteer uit de tien typen.
X Het steekkeuzescherm wordt weergegeven.
c
Selecteer de steek.
Wissel van scherm met (Toets Vorige
pagina) (Toets Volgende pagina) en
selecteer uit de twaalf steken.
X Als een steek is geselecteerd, kan deze
worden geborduurd.
Borduurpatronen selecteren 163
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Werken met een borduurkaart
(afzonderlijk verkrijgbaar)
U kunt andere patronen borduren dan de patronen
die in de machine zijn opgeslagen door een
borduurkaart te gebruiken. Er zijn diverse kaarten met
verschillende thema's.
Opmerking
z Zet de machine altijd uit voordat u een
borduurkaart plaatst of verwijdert.
z Plaats de borduurkaart in de
borduurkaartopening, in de juiste richting.
z Plaats niets anders dan een borduurkaart in
de borduurkaartopening.
z Bewaar borduurkaarten in hun
beschermdoosjes wanneer ze niet in gebruik
zijn.
z Gebruik alleen borduurkaarten die speciaal
voor deze machine zijn bedoeld. Het
gebruik van niet-geautoriseerde kaarten kan
ertoe leiden dat de machine niet naar
behoren werkt.
z In het buitenland aangeschafte
borduurkaarten werken mogelijk niet bij
deze machine.
z Grote patronen op borduurkaarten zijn
wellicht moeilijk te bekijken op het scherm.
a
Zet de machine uit.
b
Plaats de borduurkaart in de
borduurkaartopening aan de rechterkant van
de machine.
Zorg dat de pijl op de borduurkaart naar u toe
wijst en plaats de kaart in de richting die de pijl
aangeeft.
c
Zet de machine aan.
d
Druk op de borduurkaart op het scherm.
X Het keuzescherm voor patronen die op de
kaart zijn opgeslagen, wordt weergegeven.
e
Selecteer een patroon.
De bediening is hetzelfde als bij
“Borduurpatronen selecteren” (pagina 157).
164
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Borduren
Nadat u de voorbereidende handelingen hebt uitgevoerd, kunt u beginnen met borduren. In dit gedeelte
worden de stappen voor borduren en appliceren beschreven.
Aantrekkelijke afwerkingen naaien
Bij het maken van mooi borduurwerk komen vele factoren kijken. Het gebruik van de juiste steunstof (pagina
151) en bevestiging van de stof in het borduurraam (pagina 152) zijn twee belangrijke factoren die we reeds
hebben genoemd. Een ander belangrijk punt is de keuze van de juiste naald en draad. Zie de onderstaande
uitleg over draad. Er zijn twee spoelhuizen inbegrepen bij deze machine. Zie onderstaande uitleg.
Memo
z Als u andere draad gebruikt dan het hierboven vermelde, wordt het borduurwerk mogelijk niet goed
genaaid.
Voor bijzonderheden over het verwijderen van het spoelhuis, zie “Loophuis reinigen” (pagina 180).
Opmerking
z Controleer vóór het borduren of er genoeg draad in de spoel zit. Als u doorgaat met naaien met
onvoldoende garen in de spoel, kan de draad verstrikt raken.
z Laat geen voorwerpen liggen binnen het bereik van het bewegende borduurraam. Het raam kan het
voorwerp raken, waardoor het borduurpatroon mogelijk slecht wordt afgewerkt.
z Wanneer u grote kledingstukken borduurt (vooral jasjes of andere zware stoffen), moet u zorgen dat de
stof niet over de tafel hangt. Anders kan de borduurtafel niet vrij bewegen, waardoor het patroon
mogelijk anders uitvalt dan verwacht.
Draad
Bovendraad
Gebruik borduurgaren of country borduurgaren dat speciaal voor deze
naaimachine bestemd is.
Ander borduurgaren geeft mogelijk geen optimale resultaten.
Spoeldraad
Gebruik als onderdraad borduurgaren dat speciaal voor deze naaimachine
bestemd is.
Spoelhuis
1 Markering groen/roze
Een standaard spoelhuis (groene markering op schroef) bevindt zich in de
machine om te naaien en borduren. Het spoelhuis dat oorspronkelijk is
geïnstalleerd in de machine heeft een groene schroef.
Een ander spoelhuis (roze markering op schroef) is ingesteld met een
strakkere spanning om te borduren met andere dikten borduurdraden en
allerlei technieken.
a
Borduren 165
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Patroon borduren
Borduurpatronen worden geborduurd met een
draadwisseling na iedere kleur.
a
Bereid borduurdraad voor met de kleur die op
het scherm wordt weergegeven.
a Borduurramen die u kunt gebruiken om te
borduren
b Huidige kleurstap/Aantal kleuren in ontwerp
c Naam van huidige kleur
d Deel dat met de huidige kleur wordt geborduurd
e Deel dat met de volgende kleur wordt
geborduurd
De draadkleurnummerset die is weergegeven
voor de draadkleuren kan worden gewijzigd.
Druk op (instellingstoets) en wijzig
vervolgens de instelling in het
instellingenscherm. Voor meer informatie,
zie “LCD (liquid crystal display) scherm
bedienen” (pagina 158).
Voorbeeld: het geselecteerde
borduurdraadnummer
b
Plaats de borduurdraad en rijg de naald in.
Zie “Bovendraad inrijgen (pagina 29) en
“Naald inrijgen” (pagina 32).
Opmerking
z Zet de persvoet omlaag voordat u de
naaldinrijger gebruikt.
c
Leid de draad door het gat in de borduurvoet
en houd hem losjes in uw linkerhand.
Laat de draad iets loshangen.
VOORZICHTIG
a
b
c
d e
Als de draad te strak wordt getrokken, kan
de naald verbuigen of breken.
Zorg dat handen of voorwerpen de wagen
niet kunnen raken tijdens het borduren.
Het patroon kan anders scheeftrekken.
166
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
d
Breng de persvoethendel omlaag.
a Persvoethendel
e
Druk op (Start/stop-knop).
a Start/stop-knop
f
Druk na 5 of 6 steken op (Start/stop-knop)
en de machine stopt.
g
Gebruik een schaar om de draad af te knippen
bij het begin van het stiksel.
Knip de draad af bij de rand van het stiksel.
Wanneer er draad over is aan het begin van
het stiksel, wordt er mogelijk overheen
genaaid wanneer u verder borduurt. Dan is
het moeilijk om de draad af te werken als het
patroon af is. Knip de draad aan het begin af.
h
Druk opnieuw op (Start/stop-knop).
X Het borduren begint opnieuw.
X Het borduren stopt automatisch met een
verstevigingssteek nadat een kleur is
voltooid. Wanneer automatisch
draadknippen is ingesteld, wordt de draad
afgeknipt.
i
Plaats borduurdraad voor de volgende kleur en
herhaal stap
a-h.
j
Knip de overtollige draad af.
X
Wanneer u de laatste kleur hebt genaaid,
verschijnt op het scherm. Druk op
om terug te keren naar het beginscherm.
Memo
z Zie “LCD (liquid crystal display) scherm
bedienen” (pagina 158) voor informatie over
het instellen van automatisch draadknippen.
1
1
Borduren 167
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Applicatiewerk
Bereid de basisstof en de applicatiestof
(applicatiestuk) voor. Druk op (instellingstoets)
en stel de draadkleurweergave in op NAAM KLEUR,
zodat “APPLICATIEMATERIAAL”,
“APPLICATIEPOSITIE” en “APPLICATIE” worden
weergegeven op het scherm.
a
Selecteer een applicatiepatroon.
b
Wanneer APPLICATIEMATERIAAL wordt
weergegeven op het scherm, kunt u de
steunstof op de achterkant van de
applicatiestof strijken en deze in het
borduurraam spannen.
c
Zet de persvoet omlaag en druk op (Start/
stop-knop).
X De omtrek voor het applicatiestuk wordt
gestikt waarna de machine stopt.
a Omtreklijn
b Applicatiestof
X “APPLICATIEPOSITIE wordt weergegeven
op het scherm.
d
Verwijder de stof uit het borduurraam en knip
het uit langs de gestikte kniplijn.
Knip voorzichtig langs het stiksel en verwijder
de draad.
Als u niet nauwkeurig langs het stiksel knipt,
wordt het niet netjes afgewerkt.
e
Span de basisstof in het borduurraam.
f
Plaats de draad voor het applicatiestuk.
g
Zet de persvoet omlaag en druk op (Start/
stop-knop).
X De plaats voor het applicatiestuk wordt
gestikt waarna de machine stopt.
a Applicatiepositie
b Basisstof
X “APPLICATIE wordt weergegeven op het
scherm.
h
Breng een dun laagje stoflijm aan of spray wat
lijm op de achterzijde van het applicatiestuk
en bevestig dit op de applicatiepositie.
1
2
1
2
168
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
i
Zet de persvoet omlaag en druk op (Start/
stop-knop).
Opmerking
z
Als “APPLICATIEMATERIAAL”,
“APPLICATIEPOSITIE” en “APPLICATIE” zijn
weergegeven, verschijnt geen draad van een
specifieke kleur. Kies een juiste kleur draad in
overeenstemming met het applicatiemateriaal.
j
Volg de instructies op het scherm op en
verwissel de draadkleuren tijdens het
borduren.
Patronen bewerken 169
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Patronen bewerken
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u patronen bewerkt, aanpast en verplaatst.
Indeling aanpassen
Het patroon wordt normaliter in het midden van het
borduurraam geplaatst.
U kunt de indeling controleren en de positie en de
grootte wijzigen voordat u gaat borduren.
Memo
z Toetsen die zijn omgeven met een stippellijn
kunt u niet gebruiken.
a
Druk op nadat u een patroon hebt
geselecteerd.
X Het borduurscherm verschijnt.
b
Druk op .
X Het lay-outscherm verschijnt.
c
Controleer en wijzig de indeling.
a Indeling binnen het raam
b Beschikbare borduurramen
c Maateenheid weergave (cm/INCH)
d Positiewisselingstoetsen
e Groottetoets
f Lay-outtoets
g Rotatietoets
h Horizontaal-spiegelbeeldtoets
i Afstand van het midden
j Borduurgrootte
k Beginpunttoets
Grootte borduurraam
Deze knipperen als het patroon is
vergroot/verkleind, de indeling is
aangepast of de aanbevolen
borduurraamgrootte is gewijzigd.
Grijs weergegeven
borduurraampictogrammen kunt u
niet gebruiken.
Groottetoets
Hiermee vergroot/verkleint u het
patroon. Druk op om terug te
gaan naar het vorige scherm.
Hiermee verkleint u het patroon.
Hiermee herstelt u de oorspronkelijke
grootte.
Hiermee herstelt u de middenpositie
(wanneer het patroon is verplaatst
met de positiewisselingstoets)
Hiermee vergroot u het patroon.
Positiewisselingstoetsen
Hiermee verplaatst u de
borduurpositie omhoog, omlaag,
naar links en naar rechts.
k
j
a b c d e f
g
h
i
170
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Memo
z Als u de waarden onder in het scherm
noteert wanneer u het formaat en de positie
wijzigt, kunt u deze op hetzelfde formaat en
met dezelfde indeling naaien, ook al moet u
tijdens uw werk de machine opnieuw
aanzetten.
Druk op (achteruittoets) om terug te
gaan naar het vorige scherm.
Druk op om terug te gaan naar het
vorige scherm.
VOORZICHTIG
Lay-outtoets
Druk op deze toets om naar het
rotatiescherm te gaan.
Rotatietoets
U kunt het patroon 1 graad, 10
graden of 90 graden per keer draaien.
Hiermee draait u het patroon 90
graden naar links.
Hiermee draait u het patroon 90
graden naar rechts.
Hiermee draait u het patroon 10
graden naar links.
Hiermee draait u het patroon 10
graden naar rechts.
Hiermee draait u het patroon 1 graad
naar links.
Hiermee draait u het patroon 1 graad
naar rechts.
Hiermee zet u het patroon terug in de
oorspronkelijke stand.
Horizontaal-spiegelbeeldtoets
Hiermee spiegelt u het patroon links/
rechts.
Beginpunttoets
Hiermee verplaatst u de naaldstartpositie
zodat de naald overeenstemt met de
patroonpositie.
Hiermee verplaatst u de positie van
de geselecteerde naaldstartpositie.
Hiermee verplaatst u het raam om de
patroonpositie te controleren.
Zet de naald nooit omlaag wanneer het
borduurraam beweegt. De naald kan
verbuigen of breken.
Wanneer u het patroon hebt herzien,
controleert u de weergave van
beschikbare borduurramen en gebruikt u
een geschikt borduurraam. Als u een
borduurraam gebruikt dat niet als
beschikbaar is weergegeven, raakt de
persvoet mogelijk het borduurraam. Dit
kan letsel veroorzaken.
Patronen bewerken 171
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
d
Druk op (Achteruittoets) om terug te
keren naar het oorspronkelijke scherm.
Memo
z Wanneer de stroom wordt uitgeschakeld,
keert de indeling weer terug naar de
oorspronkelijke instelling.
U kunt ook de patroongrootte en afstand van
het midden controleren door te drukken op
nadat u bent begonnen met borduren.
Draadspanning aanpassen
Als het borduren mislukt, kan het moeilijk zijn de
draad te verwijderen zonder de stof te beschadigen.
Gebruik daarom voor het borduren een stukje van
dezelfde stof om de afstelling van de draadspanning
en dergelijke te controleren.
Als u de draadspanning wilt aanpassen, drukt u op de
(instellingstoets).
Druk op om de draadspanning zwakker te
maken.Druk op om de draadspanning strakker te
maken.
Correcte draadspanning
De draadspanning is correct wanneer de
bovendraad net zichtbaar is aan de achterkant
van de stof.
a Voorkant
b Achterkant
Bovendraad is te strak
De onderdraad zal zichtbaar zijn aan de voorkant
van de stof. Verlaag in dit geval de spanning van
de bovendraad.
a Voorkant
b Achterkant
Bovendraad is te los.
Bovendraad is te slap. Verhoog in dit geval de
spanning van de bovendraad.
a Voorkant
b Achterkant
12
12
12
172
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Opnieuw borduren
Wanneer de verkeerde kleur bovendraad is
geborduurd, kan deze met de juiste kleur opnieuw
worden geborduurd.
a
Druk op (Start/stop-knop) om de machine
te stoppen.
b
Druk op .
c
Druk op .
d
Druk op (een kleur terug) om naar het
begin van de verkeerde kleur te gaan.
e
Plaats de juiste kleur bovendraad.
f
Druk op (Start/stop-knop) om het patroon
voort te zetten.
De draad raakt halverwege
het ontwerp op.
Wanneer de bovendraad of de spoeldraad opraakt
tijdens het borduren, stopt de machine. Zet de naald
ongeveer 10 steken terug en hervat het naaien.
a
Plaats de bovendraad of spoeldraad.
b
Druk op .
c
Druk op .
d
Druk op (een steek terug) om de naald
ongeveer 10 steken te verplaatsen.
(een steek vooruit) verhoogt het aantal
steken.
e
Start het borduren opnieuw.
Patronen bewerken 173
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Stoppen tijdens het borduren
Wanneer het borduren tussentijds onderbroken
wordt, controleert u het aantal steken voordat u de
machine uitzet.
Memo
z Wanneer de machine wordt uitgezet,
worden de patroongrootte en -indeling weer
teruggezet op de oorspronkelijke instelling.
a
Druk op (Start/stop-knop) om de machine
te stoppen.
b
Controleer het huidige aantal steken op het
scherm en noteer dit.
Als het aantal steken niet wordt weergegeven,
drukt u op (instellingstoets) en geeft u
met het volgende scherm weer.
Druk op (Achteruittoets) om terug te
keren naar het borduurscherm.
c
Druk op (Borduurtoets).
X De bevestigingsboodschap verschijnt.
d
Druk op .
X Het geselecteerde patroon wordt verwijderd,
en het scherm voor het selecteren van het
soort borduurpatroon verschijnt.
e
Zet de machine uit.
Maak de borduureenheid altijd los wanneer
u de machine wilt verplaatsen.
f
Zet de machine aan en selecteer het patroon.
g
Druk op .
174
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
h
Druk op .
i
Druk op (een kleur vooruit) om naar het
begin van de kleur te gaan die u wilt borduren.
j
Druk op (een steek vooruit) om het
aantal steken te verhogen.
Als u ingedrukt houdt, gaat deze 1 —> 9 —>
30 steken vooruit.
De machine gaat tot tien steken vooruit voor
het totale aantal steken dat is bevestigd in
b.
k
Start het borduren opnieuw.
Gebruik van de geheugenfunctie 175
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Gebruik van de geheugenfunctie
Voorzorgsmaatregelen borduurgegevens
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht wanneer u borduurgegevens gebruikt die niet zijn gemaakt en
opgeslagen op deze machine.
VOORZICHTIG
Soorten borduurgegevens die u kunt gebruiken
U kunt alleen .pes en .dst borduurgegevensbestanden gebruiken op deze machine. Wanneer u met onze
gegevensontwerpsystemen of naaimachines andere gegevens gebruikt, leidt dit mogelijk tot storing op de
borduurmachine.
U kunt computers en besturingssystemen met de volgende specificaties gebruiken
Compatibele modellen:
IBM-pc met een USB-poort als standaarduitrusting
IBM-compatibele pc met een USB-poort als standaarduitrusting
Compatibele besturingssystemen:
Microsoft Windows Me/2000/XP
(Windows 98SE vereist een stuurprogramma. Download het stuurprogramma van onze website
(www.brother.com)).
Voorzorgsmaatregelen voor het maken en opslaan van gegevens op de computer
Als de bestandsnaam van de borduurgegevens niet kan worden bepaald, bijvoorbeeld omdat de naam
speciale tekens bevat, wordt het bestand niet weergegeven. Wijzig dan de bestandsnaam. We raden u
aan de 26 letters van het alfabet (hoofdletters en kleine letters) te gebruiken, de cijfers 0 t/m 9, “-”, en “_”.
Als u .pes borduurgegevens groter dan 30 cm (H)
×
13 cm (B) selecteert, verschijnt een boodschap met de
vraag of u het patroon 90 graden wilt draaien.
Borduurgegevens die groter zijn dan 30 cm (H)
×
13 cm (B), zelfs nadat u ze 90 graden hebt geroteerd, kunt
u niet gebruiken (alle ontwerpen moeten binnen het ontwerpvlak van 30 cm (H)
×
13 cm (B) blijven.)
.pes bestanden die zijn opgeslagen met meer steken of kleuren of gecombineerde patronen dan de
aangegeven limiet, kunnen niet worden weergegeven. Bewerk het patroon met een van onze
oorspronkelijke gegevensontwerppatronen, zodat het voldoet aan de specificaties.
Borduurgegevens die zijn opgeslagen in een map die is aangemaakt op een USB-medium kunt u ophalen.
Maak geen mappen op de “Verwisselbare schijf” op een computer Borduurgegevens die zijn opgeslagen
in een “Verwisselbare schijf” kunt u niet ophalen vanaf de borduurmachine.
Zelfs als de borduurtafel niet is bevestigd, verwerkt de machine borduurgegevens.
Tajima (.dst) borduurgegevens
•.
dst gegevens worden in het patroonoverzicht weergegeven met de bestandsnaam (de werkelijke afbeelding
kan niet worden weergegeven). Slechts de eerste acht tekens van de bestandsnaam worden weergegeven.
•A
angezien Tajima (.dst) gegevens geen specifieke garenkleurinformatie bevatten, worden ze weergegeven
in onze standaardgarenkleurvolgorde. Controleer het voorbeeld en wijzig desgewenst de draadkleur.
Handelsmerken
IBM is een gedeponeerd handelsmerk of handelsmerk van International Business Machines Corporation.
Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.
Elk bedrijf waarvan de software wordt genoemd in deze gebruiksaanwijzing heeft een
softwarelicentieovereenkomst voor zijn speciale programma's.
Alle andere merken en productnamen die in deze gebruiksaanwijzing worden genoemd, zijn gedeponeerde
handelsmerken van de betreffende bedrijven. Maar de uitleg van tekens zoals
®
en
is niet duidelijk
beschreven in de tekst.
Wanneer u andere borduurgegevens gebruikt dan onze oorspronkelijke patronen, kan de
draad of de naald breken wanneer de steekdichtheid te fijn is of u drie of meer overlappende
steken naait. In dat geval bewerkt u de borduurgegevens met een van onze oorspronkelijke
gegevensontwerpsystemen.
176
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Patronen opslaan
De borduurpatronen en de letters die u hebt
aangepast, kunt u opslaan in het geheugen van de
machine.
Aangezien de opgeslagen tekens niet worden gewist
wanneer de stroom wordt uitgeschakeld, kunt u ze
altijd ophalen om te borduren. Dit is handig als u
namen en dergelijke wilt opslaan. U kunt maar liefst
12 patronen of 512 KB gegevens opslaan.
Een patroon opslaan
a
Selecteer het patroon dat u wilt opslaan en
druk op (Geheugentoets).
X Nadat het patroon is opgeslagen, verschijnt
het beginscherm opnieuw.
Opmerking
z Zet de naaimachine niet uit terwijl een
patroon wordt opgeslagen. De gegevens
kunnen dan verloren gaan.
Patroon ophalen
a
Druk op (ophalentoets).
X De opgeslagen patronen verschijnen.
b
Selecteer het patroon dat u wilt oproepen.
Wissel van scherm met (Toets Vorige
pagina) en (Toets Volgende pagina).
a Totale hoeveelheid gebruikt geheugen
b Totale hoeveelheid geheugen
c Het nummer van de momenteel weergegeven
pagina van het totaal aantal pagina's
X Het geselecteerde patroon wordt
gemarkeerd.
c
Druk op .
Druk op om het opgeslagen patroon te
wissen.
X Het opgeslagen patroon wordt opgehaald.
X Het borduurscherm verschijnt en u kunt het
opgeroepen patroon borduren.
Opmerking
z Bij letters die zijn opgeslagen vanaf een
borduurkaart moet de borduurkaart in de
machine zitten, wilt u het geheugen van de
borduurkaart kunnen ophalen.
c
b
a
Gebruik van de geheugenfunctie 177
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Borduur patronen ophalen
van de computer
a
Sluit de USB-kabelaansluitingen aan op de
betreffende USB-poorten op de computer en
op de machine.
a USB-aansluiting voor de computer
b USB-kabelaansluiting
Memo
z U kunt de USB-kabel aansluiten op de USB-
poortaansluitingen van de computer en de
machine, of ze nu ingeschakeld zijn of niet.
b
Het pictogram “Verwisselbare schijf”
verschijnt in “Deze computer” op de
computer.
c
Kopieer de patroongegevens naar de
“Verwisselbare schijf”.
X De patroongegevens op de “Verwisselbare
schijf” worden naar de machine geschreven.
Opmerking
z Maak de USB-kabel niet los terwijl de
gegevens worden geschreven.
z
Maak geen mappen op de “Verwisselbare
schijf”. Mappen worden niet weergegeven en
patroongegevens in mappen kunt u dus niet
ophalen.
z
Terwijl de machine naait, mag u geen
gegevens schrijven naar of wissen van de
“Verwisselbare schijf”.
d
Druk op .
X De opgeslagen patronen verschijnen.
a
b
a
b
178
BORDUURWERK — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
e
Selecteer het patroon dat u wilt oproepen.
Wissel van scherm met (Toets Vorige
pagina) en (Toets Volgende pagina).
a Totale hoeveelheid gebruikt geheugen
b Totale hoeveelheid geheugen
c Het nummer van de momenteel weergegeven
pagina van het totaal aantal pagina's
X Het geselecteerde patroon wordt
gemarkeerd.
f
Druk op .
X Het opgeslagen patroon wordt opgehaald.
X Het borduurscherm verschijnt en u kunt het
opgeroepen patroon borduren.
g
Pas het patroon aan uw wensen aan en begin
met borduren.
Opmerking
z Als er 13 of meer patronen zijn opgeslagen
op de “Verwisselbare schijf”, kunnen de
patronen niet worden weergegeven. Wan-
neer de boodschap verschijnt,
verwijdert u patronen van de “Verwisselbare
schijf” zodat deze niet meer dan twaalf
patronen bevat. Sluit vervolgens de foutmel-
ding, herhaal de procedure vanaf stap
d en
druk vervolgens op om het patroon op
te halen.
z Als de patronen die zijn gekopieerd naar
“Verwisselbare schijf” niet zijn opgeslagen
in het geheugen van de machine, gaan de
gegevens verloren wanneer u de machine
uitzet. Als u patronen direct wilt oproepen
van de machine wanneer u deze weer nodig
hebt, slaat u de gegevens op in het geheugen
van de machine, alvorens de machine uit te
zetten. Meer informatie vindt u in “Patronen
opslaan” (pagina 176).
c
b
a
5 BIJLAGE
In dit hoofdstuk worden het onderhoud en het oplossen van problemen beschreven.
Zorg en onderhoud................................................................................................180
De buitenkant van de machine reinigen...........................................................180
Loophuis reinigen.............................................................................................180
Problemen oplossen ..............................................................................................182
Foutmeldingen .................................................................................................187
LCD-scherm aanpassen ....................................................................................191
Piepsignaal bij bediening..................................................................................191
Pieptoon bij handelingen annuleren.................................................................192
Software-upgrade van de machine ........................................................................193
Trefwoordenlijust..................................................................................................194
180
BIJLAGE — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Zorg en onderhoud
In dit gedeelte wordt ingegaan op het basisonderhoud aan de naaimachine.
De buitenkant van de
machine reinigen
Neem als de machine vuil is een vochtige doek met
wat neutraal reinigingsmiddel, wring deze goed uit
en veeg de buitenkant van de machine schoon. Veeg
de machine af met een vochtige doek, en wrijf de
machine vervolgens na met een droge doek.
VOORZICHTIG
Loophuis reinigen
De naaiprestaties worden minder wanneer zich stof
ophoopt in het spoelhuis. Maak dit daarom
regelmatig schoon.
a
Zet de machine uit.
b
Haal de stekker uit de voedingsaansluiting aan
de rechterkant van de machine.
VOORZICHTIG
c
Verwijder de accessoiretafel of de
borduureenheid, als deze zijn bevestigd.
d
Grijp beide zijden van het naaldplaatdeksel en
schuif deze naar u toe.
a Naaldplaatdeksel
X Het naaldplaatdeksel is verwijderd.
e
Verwijder het spoelhuis.
Pak het spoelhuis en trek het uit.
a Spoelhuis
f
Verwijder met een borstel of stofzuiger alle
pluisjes en stof van het loophuis en het gebied
eromheen.
a Schoonmaakborsteltje
b Loophuis
Breng geen olie aan op het spoelhuis.
Haal de stekker uit het stopcontact
voordat u de machine schoonmaakt,
anders kunt u letsel of een elektrische
schok oplopen.
Haal de stekker uit het stopcontact
voordat u de machine schoonmaakt,
anders kunt u letsel of een elektrische
schok oplopen.
a
1
a
b
Zorg en onderhoud 181
5
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
g
Plaats het spoelhuis zo dat het uitstekende deel
van het spoelhuis op één lijn staat met de veer.
a Uitsteeksel
b Veer
a Spoelhuis
h
Plaats de lipjes van het naaldplaatdeksel in de
naaldplaat en schuif het deksel terug op zijn
plaats.
a Naaldplaatdeksel
VOORZICHTIG
a
b
1
2
1
Gebruik nooit een spoelhuis dat gekrast is.
Hierdoor kan de bovendraad verward
raken, waardoor de naald kan breken of
de naairesultaten minder goed worden.
Voor een nieuw spoelhuis (onderdeelcode:
XC3153-051
(groene markering), XC8167-
251(roze markering)), neemt u contact op
met het dichtstbijzijnde officiële
servicecentrum.
Zorg dat het spoelhuis juist de naald
wellicht.
a
182
BIJLAGE — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Problemen oplossen
Als de machine niet meer goed functioneert, gaat u eerst de volgende lijst met mogelijke problemen na.
Als het probleem zich blijft voordoen, neemt u contact op met uw leverancier of met het dichtstbijzijnde
erkende servicecentrum.
Symptoom Mogelijke oorzaak Remedie Referentie
De naaimachine
werkt niet.
De naaimachine staat niet aan. Zet de machine aan. pagina 17
U hebt niet op de start/stop-knop
gedrukt.
Druk op de start/stop-knop. pagina 51
De persvoethendel staat omhoog. Breng de persvoethendel omlaag. pagina 50
U hebt op de start/stop-knop
gedrukt terwijl het voetpedaal is
aangesloten.
Druk niet op de start/stop-knop
wanneer het voetpedaal is
aangesloten. Als u de start/stop-knop
wilt gebruiken, koppelt u het
voetpedaal los.
pagina 51
De naald breekt.
De naald is niet goed geplaatst. Plaats de naald op de juiste manier.
pagina 40De naaldklemschroef zit los.
Draai de schroef stevig aan met de
schroevendraaier.
De naald is verbogen of stomp. Vervang de naald.
De combinatie van stof, draad en
naald is onjuist.
Selecteer een draad en een naald die
geschikt zijn voor de soort stof die u
naait.
pagina 39
De persvoet die wordt gebruikt, is
niet geschikt voor de soort steek
die u wilt naaien.
Bevestig de geschikte persvoet voor
de soort steek die u wilt naaien.
pagina 68
De spanning van de bovendraad is
te hoog.
Verlaag de spanning van de
bovendraad.
pagina 57
Er wordt te hard aan de stof
getrokken.
Leid de stof losjes.
De klos is niet goed geplaatst. Plaats de klos op de juiste manier. pagina 29
Het vlak rond het gat in de
naaldplaat is gekrast of er zit een
braam op.
Vervang de naaldplaat. Neem
contact op met uw leverancier of het
dichtstbijzijnde erkende
servicecentrum.
Het vlak rond het gat in de
persvoet is gekrast of er zit een
braam op.
Vervang de persvoet. Neem contact
op met uw leverancier of het
dichtstbijzijnde erkende
servicecentrum.
Het spoelhuis is gekrast of er zit
een braam op.
Verwissel het spoelhuis. Neem
contact op met uw leverancier of het
dichtstbijzijnde erkende
servicecentrum.
Er wordt een spoel gebruikt die
niet speciaal voor deze machine is
ontworpen.
Een onjuiste spoel functioneert niet
goed. Gebruik uitsluitend spoelen die
speciaal voor deze machine zijn
ontworpen.
pagina 23
Problemen oplossen 183
5
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De bovendraad
breekt.
De bovendraad is niet goed
ingeregen (bijvoorbeeld omdat de
klos niet goed is geplaatst, de
kloskap te groot is voor de
gebruikte klos of de draad is
losgeraakt uit de draadhaak op de
naaldstang).
Rijg de bovendraad op de juiste
manier in.
pagina 29
De draad zit geknoopt of verward.
Verwijder het geknoopte of verwarde
gedeelte.
De geselecteerde naald is niet
geschikt voor de gebruikte draad.
Selecteer een naald die geschikt is
voor de soort draad die u gebruikt.
pagina 39
De spanning van de bovendraad is
te hoog.
Verlaag de spanning van de
bovendraad.
pagina 57
De draad is verward, bijvoorbeeld
in het spoelhuis.
Verwijder de verwarde draad. Als de
draad in het spoelhuis verward zat,
reinigt u het spoelhuis.
pagina 180
De naald is verbogen of stomp. Vervang de naald.
pagina 40
De naald is niet goed geplaatst. Plaats de naald op de juiste manier.
Het vlak rond het gat in de
naaldplaat is gekrast of er zit een
braam op.
Vervang de naaldplaat. Neem
contact op met uw leverancier of het
dichtstbijzijnde erkende
servicecentrum.
Het vlak rond het gat in de
persvoet is gekrast of er zit een
braam op.
Vervang de persvoet. Neem contact
op met uw leverancier of het
dichtstbijzijnde erkende
servicecentrum.
Het spoelhuis is gekrast of er zit
een braam op.
Verwissel het spoelhuis. Neem
contact op met uw leverancier of het
dichtstbijzijnde erkende
servicecentrum.
Er wordt een spoel gebruikt die
niet speciaal voor deze machine is
ontworpen.
Een onjuiste spoel functioneert niet
goed. Gebruik uitsluitend spoelen die
speciaal voor deze machine zijn
ontworpen.
pagina 23
Spoeldraad wordt
niet netjes om de
spoel gewonden.
De verwijderde draad was niet
netjes op de spoel gewonden.
Wind de verwijderde draad vijf of zes
keer met de klok mee op de spoel.
pagina 25
De spoel draait langzaam.
Schuif de schuifknop voor
snelheidsregeling naar rechts (hoge
naaisnelheid).
pagina 26
Symptoom Mogelijke oorzaak Remedie Referentie
184
BIJLAGE — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De onderdraad is
verward of breekt.
De spoeldraad is niet goed
geplaatst.
Plaats de spoeldraad op de juiste
manier.
pagina 27
De spoel is gekrast, draait niet
soepel, of er zit een braam op.
Vervang de spoel.
De draad is verward.
Verwijder de verwarde draad en
reinig het loophuis.
pagina 180
Er wordt een spoel gebruikt die
niet speciaal voor deze machine is
ontworpen.
Een onjuiste spoel functioneert niet
goed. Gebruik uitsluitend spoelen die
speciaal voor deze machine zijn
ontworpen.
pagina 23
De draadspanning
is niet goed.
De bovendraad is niet goed
ingeregen.
Rijg de bovendraad op de juiste
manier in.
pagina 29
De spoeldraad is niet goed
geplaatst.
Plaats de spoeldraad op de juiste
manier.
pagina 27
De combinatie van stof, draad en
naald is onjuist.
Selecteer een draad en een naald die
geschikt zijn voor de soort stof die u
naait.
pagina 39
De persvoethouder is niet goed
geplaatst.
Plaats de persvoethouder op de juiste
manier.
pagina 44
De draadspanning is niet goed.
Pas de spanning van de bovendraad
aan.
pagina 57
Er wordt een spoel gebruikt die
niet speciaal voor deze machine is
ontworpen.
Een onjuiste spoel functioneert niet
goed. Gebruik uitsluitend spoelen die
speciaal voor deze machine zijn
ontworpen.
pagina 23
De stof is
gekreukt.
De bovendraad is niet goed
ingeregen of de spoel is niet juist
geplaatst.
Rijg de bovendraad goed in en plaats
de spoel op de juiste manier.
pagina 27,
pagina 29
De klos is niet goed geplaatst. Plaats de klos op de juiste manier. pagina 29
De combinatie van stof, draad en
naald is onjuist.
Selecteer een draad en een naald die
geschikt zijn voor de soort stof die u
naait.
pagina 39
De naald is verbogen of stomp. Vervang de naald. pagina 40
Bij het naaien van dunne stoffen is
de steek te grof.
Verkort de steeklengte of bevestig
steunmateriaal onder de stof.
pagina 57,
pagina 64
De draadspanning is niet goed.
Pas de spanning van de bovendraad
aan.
pagina 57
Symptoom Mogelijke oorzaak Remedie Referentie
Problemen oplossen 185
5
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Er worden steken
overgeslagen.
De bovendraad is niet goed
ingeregen.
Rijg de bovendraad op de juiste
manier in.
pagina 29
De combinatie van stof, draad en
naald is onjuist.
Selecteer een draad en een naald die
geschikt zijn voor de soort stof die u
naait.
pagina 39
De naald is verbogen of stomp. Vervang de naald. pagina 40
De naald is niet goed geplaatst. Plaats de naald op de juiste manier. pagina 40
Er heeft zich stof opgehoopt onder
de naaldplaat of in het spoelhuis.
Verwijder de naaldplaat en reinig het
loophuis.
pagina 180
Er klinkt een hoge
toon tijdens het
naaien.
Er heeft zich stof opgehoopt in de
transporteurs of in het spoelhuis.
Reinig het loophuis. pagina 180
De bovendraad is niet goed
ingeregen.
Rijg de bovendraad op de juiste
manier in.
pagina 29
Het spoelhuis is gekrast of er zit
een braam op.
Verwissel het spoelhuis. Neem
contact op met uw leverancier of het
dichtstbijzijnde erkende
servicecentrum.
Er wordt een spoel gebruikt die
niet speciaal voor deze machine is
ontworpen.
Een onjuiste spoel functioneert niet
goed. Gebruik uitsluitend spoelen die
speciaal voor deze machine zijn
ontworpen.
pagina 23
De draad gaat niet
door het oog van
de naald.
De naald is niet in de juiste stand
omhoog gezet.
Druk op de naaldstandtoets. pagina 32
De naald is niet goed geplaatst. Plaats de naald op de juiste manier. pagina 40
De steek wordt
niet juist genaaid.
De persvoet die wordt gebruikt, is
niet geschikt voor de soort steek
die u wilt naaien.
Bevestig de geschikte persvoet voor
de soort steek die u wilt naaien.
pagina 68
De draadspanning is niet goed.
Pas de spanning van de bovendraad
aan.
pagina 57
De draad is verward, bijvoorbeeld
in het spoelhuis.
Verwijder de verwarde draad. Als de
draad in het spoelhuis verward zat,
reinigt u het spoelhuis.
pagina 180
De stof wordt niet
doorgevoerd.
De transporteurs staan omlaag.
Schuif de boventransporteurhendel
naar rechts.
pagina 108
De steek is te fijn. Maak de steeklengte langer. pagina 57
De persvoet die wordt gebruikt, is
niet geschikt voor de soort steek
die u wilt naaien.
Bevestig de geschikte persvoet voor
de soort steek die u wilt naaien.
pagina 68
De draad is verward, bijvoorbeeld
in het spoelhuis.
Verwijder de verwarde draad. Als de
draad in het spoelhuis verward zat,
reinigt u het spoelhuis.
pagina 180
De naailamp gaat
niet branden.
De naailamp is beschadigd.
Neem contact op met uw leverancier
of het dichtstbijzijnde erkende
servicecentrum.
De naaimachine staat niet aan. Zet de machine aan. pagina 17
Symptoom Mogelijke oorzaak Remedie Referentie
186
BIJLAGE — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Er wordt niets
weergegeven op
het LCD-scherm
Het LCD-scherm staat te helder of
te donker.
Pas de helderheid van het LCD-
scherm aan.
pagina 191
Machine werkt
niet wanneer u op
een knop drukt.
Een animatiefilmpje verschijnt op
het LCD-scherm.
Druk met uw vinger op het LCD-
scherm. Het animatiefilmpje
verdwijnt.
pagina 18
Borduureenheid
beweegt niet.
Geen patroon geselecteerd. Selecteer een patroon. pagina 157
De borduureenheid is niet op de
juiste manier geplaatst.
Plaats de borduureenheid op de
juiste manier.
pagina 148
Borduurwerk niet
netjes.
De stof is niet volledig gespannen
in het borduurraam. De stof
lubbert.
Span de stof op de juiste manier in
het borduurraam.
pagina 152
Er is geen steunstof aangebracht.
Gebruik altijd steunstof bij het
borduren van stretchstoffen, dunne
stoffen, los geweven stoffen en
stoffen waar steken gemakkelijk
samentrekken.
pagina 151
De draad is verward en het
spoelhuis enzovoort zitten
verstopt.
Verwijder de verwarde draad.
Wanneer het spoelhuis verstopt zit,
reinigt u het loophuis.
pagina 180
De draadspanning is niet goed.
Pas de spanning van de bovendraad
aan.
pagina 171
Er staan voorwerpen in de buurt
van de wagen of van het
borduurraam.
Wanneer de wagen van de
borduureenheid of het borduurraam
ergens tegenaan stoot, vervormt het
patroon.
Plaats geen voorwerpen
binnen het bereik van het
borduurraam.
pagina 149
Materiaal dat uit het borduurraam
steekt, veroorzaakt problemen.
Span de stof nogmaals zo in het raam
dat het materiaal dat uit het
borduurraam steekt geen problemen
veroorzaakt. Draai het patroon en ga
verder met borduren.
Er wordt zware stof geborduurd
die over de tafel hangt.
Wanneer tijdens het borduren de stof
over de tafel hangt, wordt de
beweging van de borduureenheid
gehinderd. Ondersteun de stof tijdens
het borduren.
De stof loopt vast. Hij zit klem.
Stop de naaimachine en plaats de stof
op de juiste manier.
De wagen is verplaatst terwijl het
borduurraam werd verwijderd of
bevestigd tijdens het borduren.
Als de wagen tijdens het borduren
wordt verplaatst, vervormt het
patroon. Ga voorzichtig te werk
tijdens het verwijderen of bevestigen
van het borduurraam.
Symptoom Mogelijke oorzaak Remedie Referentie
Problemen oplossen 187
5
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Foutmeldingen
Als handelingen onjuist worden uitgevoerd, worden er meldingen en adviezen weergegeven op het LCD-
scherm. Volg de instructies op het scherm. Als u op drukt of de bediening correct uitvoert, terwijl de
foutmelding wordt weergegeven, verdwijnt de melding.
Foutmelding Mogelijke oorzaak
Het is mogelijk dat de gegevens voor het geselecteerde patroon zijn
beschadigd.
Ofwel de start/stop-knop ofwel de achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
is ingedrukt in een ander scherm dan het naaischerm.
Er is op de start/stop-knop gedrukt voordat het bewerken met de functie
My Custom Stitch was voltooid.
Er is op de start/stop-knop gedrukt zonder dat het voetpedaal is
aangesloten, terwijl de machine is ingesteld om de steekbreedte af te
stellen met de schuifknop voor snelheidsregeling. U hebt een patroon
geselecteerd waarbij steekbreedte niet kan worden gebruikt.
U hebt de tweelingnaald geselecteerd voor een patroon dat niet met de
tweelingnaald kan worden genaaid.
Bovendraad is gebroken.
Bovendraad niet juist geïnstalleerd.
Bovendraad is op.
VOORZICHTIG
Rijg de draad opnieuw op de juiste manier in. Als u op start/stop-knop
drukt zonder de machine opnieuw in te rijgen, is de draadspanning
mogelijk niet juist, of kan de naald breken en letsel veroorzaken.
U probeerde met de functie My Custom Stitch een ontwerp te maken
met te veel punten.
De machine verwijdert een opgeslagen patroon in de
borduurcombinatiefunctie.
U hebt op de start/stop-knop gedrukt terwijl het voetpedaal was aange-
sloten. U hebt geprobeerd het voetpedaal voor borduren te gebruiken.
Tijdens het borduren schrijft u gegevens naar de “Verwisselbare schijf”
van de aangesloten computer of wist u gegevens van de “Verwisselbare
schijf”.
op het scherm was ingedrukt, terwijl er geen kaart was geplaatst.
188
BIJLAGE — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
U hebt een andere steek dan de knoopsgatsteek, bartacksteek of
stopsteek geselecteerd en op de start/stop-knop gedrukt terwijl de
knoopsgathendel omlaag stond.
U hebt de knoopsgatsteek, bartacksteek of stopsteek geselecteerd en op
de start/stop-knop gedrukt terwijl de knoopsgathendel omhoog stond.
U hebt op de start/stop-knop, achteruitnaaien/verstevigingssteektoets of
draadkniptoets gedrukt terwijl de persvoet omhoog stond.
U probeerde meer dan 70 decoratieve steken, satijnsteken, kruissteken
of gecombineerde naaisteken te combineren.
Het geheugen is vol en de steek of het patroon kan niet worden
opgeslagen.
U hebt op de achteruittoets of de naaistekentoets of de borduurtoets
gedrukt terwijl een patroon was geselecteerd.
U hebt de steekpatrooninstellingen gewijzigd en probeerde ze op te
slaan door op de handmatig-geheugentoets te drukken.
U probeerde een borduurpatroon te selecteren of het ontwerp te
veranderen terwijl de naald omlaag stond.
De machine is ingeschakeld terwijl de naald omlaag staat en de
borduurtafel is bevestigd.
Deze boodschap is weergegeven wanneer de borduureenheid probeert
te initialiseren, terwijl de borduurvoet omlaag staat.
U haalde een patroon op, terwijl er 13 of meer patronen op de “Verwis-
selbare schijf” staan.
Het patroon ophalen.
U hebt op de achteruitnaaien/verstevigingssteektoets, de
naaldstandtoets of de draadkniptoets gedrukt terwijl de
spoelopwinderas naar rechts stond.
Foutmelding Mogelijke oorzaak
Problemen oplossen 189
5
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Er wordt een patroon opgeslagen.
Er is op de start/stop-knop of de achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
gedrukt terwijl er geen patroon was geselecteerd.
Spoeldraad is op.
Er is weinig spoeldraad over.
Wanneer de borduureenheid is bevestigd.
U probeerde een aantal tekens in te stellen dat niet binnen het raam
past.
De bovendraad is verward rond het spoelhuis, de naald is verbogen en
raakt de naaldplaat enzovoort, waardoor de machine stopt (zie pagina
182).
U probeerde een functie uit te voeren die niet kan worden gebruikt
wanneer de borduureenheid is bevestigd.
U probeerde een patroon te selecteren van een kaart die is geplaatst
maar die niet met deze machine kan worden gebruikt.
U hebt een borduurpatroon geselecteerd dat niet compatibel is met
deze machine.
U hebt gedrukt op de naaistekentoets of lettersteektoets terwijl de
borduureenheid is bevestigd.
U probeert een gedownload patroon op te halen als een patroon voor
een andere machine.
Foutmelding Mogelijke oorzaak
190
BIJLAGE — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De machine is in borduurmodus en het gecombineerde letterpatroon is
te groot voor het borduurraam. U kunt het patroon 90 graden draaien
en doorgaan met het combineren van tekens.
Verzenden via USB
U hebt op de start/stop-knop, de borduurtoets of de geheugentoets
gedrukt, maar de borduureenheid is niet bevestigd.
De spoelopwinder windt de spoel op.
Foutmelding Mogelijke oorzaak
Problemen oplossen 191
5
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
LCD-scherm aanpassen
Als niets wordt weergegeven op het LCD-scherm
terwijl de naaimachine is aangezet, is de helderheid
van het LCD-scherm te hoog of te laag ingesteld. In
zo'n geval doet u het volgende.
a
Zet de machine uit.
b
Zet het apparaat aan terwijl u ergens op het
scherm drukt.
c
Druk op of op .
d
Zet de machine uit en weer aan.
Piepsignaal bij bediening
Telkens wanneer u op een toets drukt, hoort u een
piepsignaal. Als u een onjuiste bewerking uitvoert,
hoort u twee of vier piepsignalen.
Als u op een toets drukt (juiste bediening)
Er klinkt één pieptoon.
Bij een onjuiste handeling
Er klinken twee of vier pieptonen.
Als de machine blokkeert, bijvoorbeeld omdat de
draad is verward
De naaimachine piept vier seconden en stopt dan
automatisch.
Ga na wat de oorzaak van het probleem is en
verhelp het voordat u verder gaat met naaien.
192
BIJLAGE — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Pieptoon bij handelingen
annuleren
Bij aanschaf is de machine zo ingesteld dat er een
pieptoon klinkt wanneer u op een toets op het
bedieningspaneel drukt. U kunt deze instelling
wijzigen zodat de machine geen pieptonen meer laat
horen.
a
Zet de machine aan.
X Het LCD-scherm gaat aan.
b
Druk op (instellingstoets) op het
bedieningspaneel.
X Het instellingenscherm verschijnt.
c
Druk driemaal op (Toets Volgende
pagina).
d
Druk op UIT voor de zoemer.
X Er wordt een scherm weergegeven waarin u
de pieptooninstelling kunt wijzigen.
e
Druk op (Achteruittoets).
X Het beginscherm verschijnt opnieuw.
Software-upgrade van de machine 193
5
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Software-upgrade van de machine
Met een computer kunt u software-upgrades voor uw naaimachine downloaden.
Memo
z Terwijl de software-upgrade aan de gang is, klinkt de zoemer niet wanneer u op een toets drukt.
a
Houd (instellingstoets) ingedrukt, terwijl
u de naaimachine aanzet.
X Het volgende scherm verschijnt.
b
Sluit de USB-kabelaansluitingen aan op de
betreffende USB-poorten op de computer en
op de machine.
X Het pictogram “Verwisselbare schijf” ver-
schijnt in “Deze computer” op de computer.
c
Kopieer het upgradebestand naar de “Verwis-
selbare schijf”.
X De boodschap “Aangesloten op pc. Maak de
USB-kabel niet los.” verschijnt.
d
Wanneer het scherm uit stap a opnieuw
verschijnt, drukt u op .
X De boodschap “Upgradebestand wordt
opgeslagen. Zet de naaimachine niet uit.”
verschijnt.
e
Wanneer het volgende scherm verschijnt, is de
upgrade voltooid.
Als er twee upgradebestanden zijn, downloadt
u het tweede bestand. Herhaal stap
c t/m e.
Opmerking
z Als zich een fout voordoet, verschijnt een
foutmelding. Zet dan de machine uit en
begin opnieuw vanaf stap a.
f
Verwijder de USB-kabel en zet de machine uit
en weer aan.
194
BIJLAGE — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Trefwoordenlijust
Numerics
1/4 inch quiltvoet ................................................... 9, 106
A
aan elkaar zetten .........................................................105
aan/uitschakelaar
..........................................................11
aanpassen draadspanning
.............................................57
aanpassen indeling
.....................................................169
aanpassen steekbreedte
.................................................56
aanpassen steeklengte
...................................................57
aanraakscherm
..............................................................13
aansluitpunt van de borduureenheid
.............................10
accessoires
................................................................. 8, 9
accessoiretafel
..............................................................10
achteruitnaaien
.............................................................53
achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
.................. 12, 53
achteruitnaaien/verstevigingssteken naaien, automatisch
59
achteruittoets
................................................................13
afknippen draad
............................................................54
algemene procedure voor het naaien
............................48
applicatie
....................................................................103
applicatiepatroon selecteren
.......................................167
applicatiesteek
............................................................103
automatisch achteruitnaaien/verstevigingssteken naaien
59
automatisch draadknippen
............................................60
B
bartacksteek ................................................................111
basissteken
....................................................................83
bediening
......................................................................21
bedieningspaneel
................................................... 10, 13
bedieningsproblemen
.................................................182
bedieningstoetsen
............................ 10, 12, 13, 51, 158
Beknopte bedieningsgids
................................................9
blindzoomsteek
............................................................85
bochten naaien
.............................................................62
borduren
............................................................ 142, 165
borduren patroon
........................................................165
borduurdraad
..............................................................142
borduureenheid bevestigen
.........................................148
borduureenheid verwijderen
.......................................150
borduurgegevens
........................................................175
borduurkaartopening
....................................................11
borduurletters selecteren
.............................................160
borduurpatronen selecteren
........................................157
borduurpatroontypen
..................................................157
borduurraam
...............................................................152
borduurraam installeren
..............................................155
borduurraam verwijderen
...........................................156
borduursets
.....................................................................9
borduurstappen
...........................................................144
borduurstof voorbereiden
............................................151
borduurtoets
.................................................................13
borduurvellen
.............................................................153
borduurvoet installeren
...............................................145
borduurvoet verwijderen
.............................................147
bovendeksel
..................................................................10
Bovendraad
..................................................................29
bovendraad
...................................................................29
bovendraadspanning
.....................................................57
boventransportvoet
.........................................................9
broekspijpen
.................................................................45
buitenkant machine reinigen
.......................................180
C
cilindrische stukken ......................................................45
combineren van patronen
...........................................130
contactpunt van het voetpedaal
....................................11
Country-draad
...............................................................19
D
decoratieve satijnsteken ....................................... 75, 126
decoratieve steken en patronen
............................ 75, 126
dikke stoffen
.................................................................63
doos
................................................................................9
draad afknippen
............................................................54
draad automatisch afsnijden
.........................................60
draadafsnijder
........................................................ 10, 55
draadgeleider aan naaldstang
........................................11
draadgeleider voor het opwinden van de spoel
...... 10, 23
draadgeleiderdeksel
......................................................10
draadgeleiderplaat
........................................................10
draadgeleiderschijf
........................................................11
draadklos
......................................................................29
draadknippen, automatisch
...........................................60
draadkniptoets
....................................................... 12, 54
draadspanning aanpassen
.................................... 57, 171
drievoudige stretchsteek
....................................... 83, 111
dunne stoffen
................................................................64
E
eigen steken ................................................................137
elastiek
.......................................................................101
erfstuksteken naaien
....................................................123
evenwijdige marge
........................................................64
extra klospin
............................................................ 9, 34
F
fagotsteek ....................................................................118
fagotsteken
..................................................................119
fantasiequiltsteek
........................................................105
fogli millimetrati
.............................................................9
foutmeldingen
.............................................................187
Trefwoordenlijust 195
5
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
G
gaatje stikken ..............................................................115
gaatjesponser
..................................................................9
galon plaatsen
.............................................................100
geheugentoets
...............................................................13
grootte
........................................................................127
H
handmatig naald inrijgen ..............................................33
handvat
.........................................................................11
handwiel
.......................................................................11
Helptoets
......................................................................21
helptoets
.......................................................................13
helptoets naaimachine
..................................................13
hoofdschakelaar
..................................................... 11, 17
horizontaal stikken
......................................................116
I
indeling aanpassen .....................................................169
inrijgen naald
................................................................32
inrijgen spoel
................................................................27
installatie persvoethouder
.............................................44
instelbare rits/galonvoet
........................................... 9, 99
instellingstoets
..............................................................13
K
kaderpatroon selecteren ..............................................162
kenmerken
....................................................................19
klos draad
.....................................................................29
klos voor bovendraad
...................................................29
kloskap
...........................................................................9
klosnetje
.................................................................. 9, 25
klospin
............................................................................9
kniehevel
................................................................. 9, 65
knoop aannaaien
..........................................................92
knoopgeleiderplaat
.......................................................89
knoopsgaten naaien
......................................................88
knoopsgathendel
...........................................................11
knoopsgatsteek
.............................................................87
kruissteken
........................................................... 75, 126
L
LCD ..................................................................... 13, 158
LCD bedienen
...................................................... 18, 158
LCD-boodschappen
....................................................187
LCD-schermtoets
........................................................159
leer/vinyl naaien
...........................................................64
letters ophalen
............................................................176
letters opslaan
.............................................................176
lettersteken
.......................................................... 75, 126
loophuis
......................................................................180
luchtgat
.........................................................................11
M
machine aan- en uitzetten .............................................17
manchetten
...................................................................45
marge, evenwijdig
........................................................64
markering op de naaldplaat
..........................................65
My Custom Stitch
........................................................137
N
naaien met de tweelingnaald ........................................34
naaien met de vrije arm
................................................45
naaien standaardwerkzaamheden
.................................48
naairichting wijzigen
....................................................62
naaisteekkeuzescherm
..................................................18
naaisteken
.............................................................. 68, 75
naaistekentoets
.............................................................13
naald controleren
..........................................................40
naald handmatig inrijgen
..............................................33
naald inrijgen
................................................................32
naald verwisselen
.........................................................40
naalden
.........................................................................38
naaldinrijger
.................................................................32
naaldinrijghendel
..........................................................10
naaldplaat
.....................................................................11
naaldplaatdeksel
...........................................................11
naaldsetje
.......................................................................9
naaldstand wijzigen
......................................................84
naaldstandtoets
.............................................................12
netsnoer, netschakelaar en stroomvoorziening
..............17
non-stickvoet
........................................................... 9, 64
O
omhoogtrekken spoeldraad ...........................................36
onderdelen en hun functie
............................................10
onderhoud
..................................................................180
ontgrendelknop
...........................................................150
ontwerpvoorbeelden
...................................................140
open voet
........................................................................9
opening voor bevestigen van de kniehevel
............. 10, 65
opgeslagen patroon wissen
.........................................134
ophalen patroon
.........................................................133
oplossen bedieningsproblemen
...................................182
opnieuw borduren
......................................................172
opnieuw uitlijnen patroon
...........................................134
opslaan van patronen
..................................................133
optionele accessoires
......................................................9
overhandse steken
................................................. 79, 80
P
parallelle steken ............................................................34
patchwork
.......................................................... 103, 105
patchwork rechte steek
...............................................103
patronen combineren
..................................................130
patronen herhalen
.......................................................131
patronen naaien
..........................................................126
patronen opslaan
............................................... 133, 176
patroon borduren
........................................................165
patroon ophalen
.........................................................133
patroon opnieuw uitlijnen
...........................................134
patroon wissen
............................................................134
patroongrootte
............................................................127
persvoet
........................................................................11
persvoet verwisselen
.....................................................42
persvoetdrukknop
.........................................................11
persvoethendel
.............................................................10
persvoethouder
.............................................................11
196
BIJLAGE — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
persvoethouder bevestigen ............................................44
persvoethouder verwijderen
..........................................44
piepsignaal
.................................................................191
piepsignaal bij bediening
............................................191
plaatsen galon
.............................................................100
plaatsen spoel
...............................................................27
plaatsen stof
..................................................................50
platte naald
.................................................................123
problemen oplossen
....................................................182
proeflap naaien
.............................................................62
Q
quilten ........................................................................107
quilten, stippelsteek
....................................................103
quiltgeleider
........................................................... 9, 108
quiltsteek
....................................................................103
quiltsteken
..................................................................103
quiltvoet
.........................................................................9
R
rafelen voorkomen ........................................................79
rasterset
..........................................................................9
rechte steek
.............................................68, 83, 94, 105
reinigen buitenkant machine
.......................................180
reinigen spoelhuis
.......................................................180
rijgsteek
........................................................................83
rits inzetten
............................................................ 94, 99
S
satijnsteeklengte, wijzigen ..........................................128
satijnsteken
.......................................................... 75, 126
satijnsteken naaien
......................................................109
schaar
.............................................................................9
schelprijgsteek
................................................... 118, 121
schelpsteek
........................................................ 118, 120
schoonmaakborsteltje
.....................................................9
schroevendraaier
............................................................9
schuifknop voor snelheidsregeling
................ 12, 51, 110
selecteren borduurpatronen
........................................157
selecteren steken
.................................................... 68, 75
selectie steken
...............................................................49
smocksteek
.................................................................118
smocksteken naaien
....................................................120
soorten naalden, formaten en toepassingen
...................39
soorten steken
...............................................................75
spoel
...............................................................................9
spoel inrijgen
................................................................27
spoel opwinden
............................................................23
spoel plaatsen
...............................................................27
spoeldraad omhoogtrekken
...........................................36
spoeldraad voor borduren
...............................................9
spoelhuis
........................................................ 9, 11, 164
spoelhuis verwijderen
.................................................180
spoelhuisdeksel
.............................................................11
spoelopwinder
..............................................................10
staat van de naald
.........................................................40
standaard naaiwerkzaamheden
.....................................48
stappatroon
.................................................................129
start/stop-knop
....................................................... 12, 51
steekbreedte aanpassen
.................................................56
steekdichtheid
.............................................................127
steekgeleidervoet
..................................................... 9, 64
steekinstellingen
...........................................................68
steeklengte aanpassen
...................................................57
steekpatronen ontwerpen
............................................137
steektypekeuzescherm
..................................................18
steken selecteren
............................................. 49, 68, 75
steken spiegelen
............................................................61
steken vastzetten
...........................................................53
stekker
..........................................................................17
steunstof
.....................................................................151
steunstof bevestigen
....................................................151
stippelsteek
.................................................................103
stof plaatsen
..................................................................50
stoppen
.......................................................................113
stoppen tijdens het borduren
.......................................173
stopsteek
.....................................................................111
stretchsteek
.................................................................101
stretchstof
............................................................64, 101
T
tips ................................................................................62
toets Volgende pagina
...................................................13
toets Vorige pagina
.......................................................13
tornmesje
................................................................. 9, 90
transporteurs
.................................................................11
transporteurstandschakelaar
..........................................11
tweelingnaald
.......................................................... 9, 34
U
upgrade ......................................................................193
USB-kabel
.............................................................. 9, 177
USB-poortaansluiting
........................................... 11, 177
V
veiligheidsinstructies .......................................................1
verbindingssteek
................................................ 103, 118
verbindingssteken naaien
............................................122
verborgen naden
...........................................................94
verstevigingssteken
.............................................. 53, 111
verwijderen persvoethouder
..........................................44
verwisselen naald
.........................................................40
voedingsaansluiting naaimachine
.................................11
voetpedaal
............................................................... 9, 51
vooraanzicht
.................................................................10
voorbeelden van ontwerpen
.......................................140
voorbereidingen voor borduren
..................................142
vrij quilten
..................................................................108
W
wijzigen van naairichting ..............................................62
Z
zigzagbreedte aanpassen ..............................................56
zigzagsteken
............................................... 80, 101, 103
zijsnijder
.......................................................................81
zoemer
.......................................................................191
zorg
............................................................................180
PANTONE 285 Black Fcombo_Euro_NL_cover
Machine voor gecomputeriseerd naaien en borduren
Bedieningshandleiding
VOORBEREIDINGEN
DE BASISPRINCIPES
VAN HET NAAIEN
NAAISTEKEN
BORDUURWERK
BIJLAGE
Nederlands
882-U11
XD1575-051
Printed in Taiwan
18

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Brother Innov-is 1200 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Brother Innov-is 1200 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 4,33 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Brother Innov-is 1200

Brother Innov-is 1200 Snelstart handleiding - Nederlands - 28 pagina's

Brother Innov-is 1200 Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 198 pagina's

Brother Innov-is 1200 Snelstart handleiding - Deutsch - 28 pagina's

Brother Innov-is 1200 Gebruiksaanwijzing - English - 197 pagina's

Brother Innov-is 1200 Snelstart handleiding - English - 28 pagina's

Brother Innov-is 1200 Gebruiksaanwijzing - Français - 198 pagina's

Brother Innov-is 1200 Snelstart handleiding - Français, Italiano, Espanõl - 28 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info