16
Flair IGB 5e druk juni 2003
Hoofdstuk 5 In werking stellen
Figuur 19: Ventilator- en maximaalthermostaat 3722-A
1 = Ventilatorschakelaar
2 = Maximaalthermostaat
3 = Uitschakeltemperatuur maximaalthermostaat
4 = Uitschakelpunt systeemventilator
5 = Inschakelpunt systeemventilator
6 = n.v.t.
5.4 Afstelling thermostaten
5.4.1. Ventilatorthermostaat
De ventilatorthermostaat, welke zorgt voor het inschakelen van
de systeemventilator dient te worden afgesteld op 30 ºC en 40 ºC
resp. uitschakeltemperatuur (linker ruiter) en inschakeltempera-
tuur (middelste ruiter).
5.4.2 Maximaalthermostaat
De rechter ruiter bedient de maximaalthermostaat.
De maximaalthermostaat heeft een vaste instelling en mag niet
worden versteld (zie technische informatie paragraaf 2.1).
Wanneer door verminderde luchtopbrengst de luchttemperatuur
hoger wordt dan 100 ºC zal de maximaalthermostaat in werking
treden.
Na het in werking treden van de maximaalthermostaat komt het
toestel, na het oplossen van de oorzaak van de storing
(zie storingsanalyse paragraaf 6.2), automatisch weer in bedrijf.