Elan SWB 1e druk september 2005
13
In werking stellen Hoofdstuk 6
6.4 Inregelen van de luchthoeveelheid op de
roosters
Zet de ruimtethermostaat 5 ºC hoger dan de omgevingstempera-
tuur.
1. Zet de ventilatieschakelaar, indien gemonteerd, op stand
hoog ventileren, zodat de maximaal ingestelde luchthoeveel-
heid wordt bereikt. Is geen ventilatieschakelaar gemonteerd
maak dan een tijdelijke doorverbinding tussen aansluiting nr.
10 en nr. 11 op de 20-polige connector welke op de schakel-
kast is gemonteerd. Het systeem moet stabiel zijn, voordat
verder kan worden gegaan met inregelen.
2. Controleer de luchthoeveelheid op alle roosters en ventielen
met een luchtflow- of snelheidsmeter of de volgende
formules:
m
3
/h
Algemeen geldt: ————————————————— = m/min.
vrije doorlaat rooster x 60
m
3
/h
Voor toevoerrooster 57 x 305 geldt: ———- = m/min.
0,72
m
3
/h
Voor toevoerrooster 102 x 305 geldt: ———- = m/min.
1,32
3. Begin het inregelen met de roosters welke de grootste posi-
tieve afwijking vertonen met de gewenste berekende lucht-
hoeveelheid. Herhaal dit voor alle roosters.
4. Controleer als laatste het eerst ingestelde rooster en meet in-
dien er afwijkingen zijn nog eens alle roosters.
5. Blokkeer met de stelschroef de maximaal ingestelde opening
van een rooster, wanneer uit het rooster de gewenste lucht-
hoeveelheid komt.
6. Geef de definitieve klepstanden aan op het kanaal.
7. Verwijder de tijdelijke doorlussing tussen nr 10 en 11 of zet
de ventilatieschakelaar weer op stand ‘normaal’.
6.5 Overige instellingen
Het is mogelijk meer instellingen in het programma van de bestu-
ringsunit te veranderen, indien daar om een bepaalde reden be-
hoefte toe bestaat. Deze instellingen kunnen slechts gewijzigd
worden na invoeren van de toegangscode.
Waarschuwing:
Omdat veranderingen de goede werking van het toestel kun-
nen verstoren moet bij verandering van de niet beschreven in-
stellingen overleg plaats vinden met Brink.
5354-A