535559
39
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/68
Pagina verder
Installatievoorschriften
Allure
BEWAREN BIJ HET TOESTEL
Land : NL
Installatievoorschriften
Gasgestookte HR-luchtverwarmer
Allure
met een schonere verbranding
besturingsunit versie 4.0
ID-NUMMER : 63/AQ/0650
Gas-categorie : I
2
L
Toestel-categorie : C12/C32
Voordruk I
2
L : 20 - 30 mbar
Land : NL
Allure 10e druk juni 2009
Inhoudsopgave
Hoofdstuk Pagina
Toepassing
Standaard uitvoering
Buitenlucht uitvoering
1
1.1
1.2
1
1
1
Uitvoering
Onder- en bovenuitblazende uitvoering
Technische informatie
2
2.1
2.2
2
2
3
Opbouw
Opengewerkt toestel
Functie componenten
3
3.1
3.2
4
4
5
Werking
Globale omschrijving
LED weergave-systeem en bedieningspaneel
Modulerende ruimtethermostaat
Aan/uit ruimtethermostaat
Koeling
4
4.1
4.2
4.3
4.4
4,5
6
6
6
8
10
10
Installeren
Installeren algemeen
Plaatsen toestel
Vrije ruimte rondom toestel
Voorschriften
Voorschriften kunststof luchttoevoer- en rookgasafvoermateriaal PP
Luchttoevoer en rookgasafvoer
Overzicht parallel luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem
Overzicht concentrisch luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem
Overzicht schoorsteenrenovatie
Montage kunststof luchttoevoer- en rookgasafvoermateriaal PP
Aansluiten kanalen
Overzicht aansluitmogelijkheden
Montage
Gasaansluiting
Condenswaterafvoer
Elektrische aansluitingen
Aansluiten netvoeding
Aansluiten en plaatsen ruimtethermostaat
Aansluiten en plaatsen temperatuurvoeler
Aansluiten koeling
Extra temperatuurvoeler
Alarm
Koppelen meerdere toestellen
Comfort zone regeling
Aansluiten ventilatieschakelaar
Aansluiten 24 Volt AC
Universele ingang
5
5.1
5.1.1
5.1.2
5.1.3
5.1.4
5.2
5.2.1
5.2.2
5.2.3
5.3
5.4
5.4.1
5.4.2
5.5
5.6
5.7
5.7.1
5.7.2
5.7.3
5.7.4
5.7.5
5.7.6
5.7.7
5.7.8
5.7.9
5.7.10
5.7.11
12
12
12
12
12
13
13
13
16
18
19
19
20
20
21
21
22
22
22
23
24
24
24
24
24
25
25
25
In werking stellen
In- en uitschakelen toestel
Instellen uitblaastemperatuur
Instellen luchthoeveelheid
Inregelen van de luchthoeveelheid op de roosters
Overige instellingen
Buitenlucht toestel
Menustructuur display
6
6.1
6.2
6.3
6.4
6.5
6.6
6.7
26
26
27
27
29
31
32
34
Allure 10e druk juni 2009
LED weergave systeem
Algemene verklaring display
Uitlezing normaal bedrijf
Storingssignalering
7
7.1
7.2
7.3
35
35
35
37
Storingsanalyse
Storingsanalyse
Blokschema regeling en beveiliging
8
8.1
8.2
40
40
42
Onderhoud
Onderhoud door de gebruiker
Onderhoud door de installateur
9
9.1
9.2
43
43
44
Elektrische schema’s
Bedradingsschema
Aansluitschema
Aansluiten buitenluchtregeling (voorbeeld)
Aansluiten alarm
Aansluiten ventilatieschakelaar
Aansluiten 24 volt
Aansluiten extra temperatuurvoeler
Aansluiten universele ingang
Aansluiten koeling
Aansluitschema koppelen Allure-toestellen met Brink Chronotherm Modulation
Aansluitschema comfort-zone regeling
Brandbeveiliging
10
10.1
10.2
10.3
10.4
10.5
10.6
10.7
10.8
10.9
10.10
10.11
10.12
45
45
46
47
47
47
48
48
48
49
50
51
52
Service
([SORGHGYLHZ$OOXUHVHULH8SÀRZ
([SORGHGYLHZ$OOXUHVHULH'RZQÀRZ
Servicesets
11
11.1
11.2
11.3
54
54
56
58
Bijlagen
Inspectierapport Allure V4.0
Conformiteitsverklaring
59
59
60
Inhoudsopgave
Hoofdstuk Pagina
Allure 10e druk juni 2009
Allure 10e druk juni 2009 1
Toepassing Hoofdstuk 1
Bij een toestel in buitenlucht uitvoering is een buitenluchtka-
naal, eventueel voorzien van een wisselklep, aangesloten op
het retourkanaal. Daarbij kan het toestel in deze uitvoering van
0 tot 100% buitenlucht aanzuigen, afhankelijk van de stand van
de wisselklep.
In deze uitvoering wordt naast het onderhouden van de ruim-
tetemperatuur eveneens de ventilatielucht op een vooraf inge-
stelde minimum temperatuur gehouden.
Om het toestel als een buitenluchttoestel te laten functioneren,
zal de installateur een aantal parameters in het programma
van de besturingsunit moeten veranderen met het bedienings-
paneel op het toestel, na invoering van een toegangscode (zie
ook paragraaf 6.6). Op het display zijn de ingestelde waarden
af te lezen.
Voor de werking van de ruimtethermostaat met de ventilator
toets bij een buitenluchttoestel zie paragraaf 4.3.
In paragraaf 10.3 is een voorbeeld weergegeven waarbij een
motorbediende buitenluchtklep wordt aangestuurd en waarbij
tevens de juiste stand van de systeemventilator wordt geko-
zen.
1.1 Standaard uitvoering
Een toestel uit de Brink Allure-serie is een gasgestookte lucht-
verwarmer met een Hoog Rendement. Dit betekent dat het
toestel minder gas verbruikt dan vergelijkbare toestellen en de
uitstoot van schadelijke stoffen tot een minimum wordt beperkt.
Ook is het opgenomen elektrische vermogen sterk geredu-
ceerd door gebruik te maken van gelijkstroomventilatoren met
een hoog elektrisch rendement onder alle gebruiksomstandig-
heden en het toepassen van geavanceerde elektronische re-
gelsystemen.
Het toestel kan traploos het afgegeven vermogen moduleren
tussen de 25 en 100%. Een modulerende ruimtethermostaat
meet het verschil tussen de ingestelde temperatuur en de wer-
kelijke temperatuur. Aan de hand van het verschil wordt het be-
nodigde vermogen bepaald om de ruimte snel op de gewenste
temperatuur te brengen en te houden. De besturingsunit zal
het signaal van de modulerende ruimtethermostaat verwerken
en de stand van de traploos geregelde brander bepalen. De
luchthoeveelheid wordt aangepast aan de uitblaastemperatuur
van het toestel.
Dit alles zorgt voor een zeer gelijkmatige ruimtetemperatuur,
waardoor een perfect binnenklimaat wordt gerealiseerd.
Het toestel wordt gebruiksklaar afgeleverd. Alle regelappara-
tuur is fabrieksmatig gemonteerd en gecontroleerd. Het toestel
moet bij plaatsing worden verbonden met het rookgasafvoer-
kanaal, het verbrandingsluchttoevoerkanaal, de systeemlucht-
kanalen, de gasleiding, de condensafvoer, het elektriciteitsnet,
de ruimtethermostaat en de temperatuurvoeler in het uitblaas-
kanaal.
Aangezien het toestel zelf het benodigde vermogen voor het
verwarmen bepaalt, kan de installateur dit niet wijzigen met de
instelling van de gasdruk.
Het toestel is fabrieksmatig ingesteld op een standaard pro-
gramma. De gebruiker kan met de ventilator toets op de ruim-
tethermostaat kiezen uit een drietal bedrijfssituaties van het
toestel. Voor de werking van de ruimtethermostaat met de in-
stelling door middel van de ventilator toets, zie paragraaf 4.3.
1.2 Buitenlucht uitvoering
2 Allure 10e druk juni 2009
Een luchtverwarmer uit de Allure-serie wordt zowel in bovenuit-
EOD]HQGH8SÀRZDOVRQGHUXLWEOD]HQGH'RZQÀRZXLWYRHULQJ
geleverd.
2.1 Boven- en onderuitblazende uitvoering
Hoofdstuk 2 Uitvoering
4089-0
Figuur 1 Principeschets Allure-serie
1 = Retourlucht
2 = Warmelucht
8SÀRZXLWYRHULQJ
'RZQÀRZXLWYRHULQJ
Allure 10e druk juni 2009 3
Een luchtverwarmer uit de Allure-serie wordt geleverd voor
aardgas.
2.2 Technische informatie
Uitvoering Hoofdstuk 2
Technische gegevens
Type B-16 HR(D) B-25 HR(D) B-40 HR(D)
Instelbare netto capaciteit [kW]
4 - 16 6 - 25 9,5 - 39,5
Nominale belasting bovenwaarde [kW]
4,08 - 17,20 6,10 - 26,80 9,65 - 42,40
Nominaal elektrisch opgenomen vermogen [kW]
0,19 0,26 0,60
Instelbare luchthoeveelheid [m
3
/h] 300 - 1350 450 - 2100 750 - 3400
Instelling ventilator regeling [°C]
ventilator in bij vlam
ventilator uit tussen 20 - 30
Maximaal beveiliging [°C] 100
Breedte [mm]
400 500 600
Hoogte [mm]
1200
Diepte [mm] 740
Gewicht [kg] 74 83 92
Voedingsspanning [V~/Hz]
230/50
Beschermingsgraad IP30
Diameter hoofdinspuiter [mm] 6 x Ø2,8 6 x Ø3,8 6 x Ø4,8
Gasaansluiting binnendraad [“] 1/2
Rookgasaansluiting [mm]
Ø80
Verbrandingsluchtaansluiting [mm] Ø80
Zekering [A] 16T
4 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 3 Opbouw
3.1 Opengewerkt toestel
Figuur 2: Allure toestel
4090-C
1 = Rookgasafvoer
2 = Reset knop
3 = Display
4 = Schakelkast met besturingsunit
5 = Gasaansluiting
1
/
2
6 = Beveiligingsafsluiter
7 = Filter
8 = Verbrandingsluchttoevoer
9 = Bedieningspaneel
10 = Systeemventilator
ELM'RZQÀRZXLWYRHULQJDFKWHUSDQHHO
11 = Aansluiting ruimtethermostaat
12 = Aansluiting temperatuurvoeler
13 = Aansluiting netvoeding 230 V
14 = Schuifpijp
15 = Rookgasventilator
16 = Maximaalbeveiliging
17 = Ontsteekpen
18 = Brander
19 = Aansluiting condenswaterafvoer
20 = Sifon
'RZQÀRZXLWYRHULQJ 8SÀRZXLWYRHULQJ
Allure 10e druk juni 2009 5
3.2 Functie componenten
1 Rookgasafvoer Afvoerkanaal voor het transporteren van de verbrandingslucht
2 Reset knop Ontgrendelingsknop voor herstel van de uitgangssituatie
3 Display Uitleesvenster voor een aantal bedrijfssituatie in het toestel zoals temperatuur
4 Schakelkast
Kast met elektronische componenten voor diverse regelingen en bewaking van de
veilige werking van het toestel. Ook is in deze schakelkast een 20-polige connector
DDQJHEUDFKWYRRUVSHFL¿HNHWRHSDVVLQJHQ
5 Gasaansluiting 1/2 “ Aansluiting 1/2” binnendraad voor de gasleiding
6 Beveiligingsafsluiter Regelt de gashoeveelheid
7 Filter Filtert stofdeeltjes uit de lucht en beschermt de systeemventilator tegen vervuiling
8 Verbrandingsluchttoevoer Toevoerkanaal voor de verbrandingslucht
9 Bedieningspaneel Toetsen voor het veranderen en vastleggen van diverse instellingen
10 Systeemventilator
Zorgt voor het transporteren van de verwarmde lucht naar de betreffende vertrekken en
het aanzuigen van de retourlucht
11 Aansluiting ruimtethermostaat Steker met schroefverbinding voor kabel met 2-aders naar de ruimtethermostaat
12 Aansluiting temperatuurvoeler (T3) Steker 2-polig voor temperatuurvoeler
13 Aansluiting netvoeding 230 V Steker met schroefverbinding voor 3-aderige netvoedingskabel
14 Schuifpijp
Uitneembaar afvoerkanaal van de verbrandingsgassen
15 Rookgasventilator
Zorgt voor gedwongen afvoer van de verbrandingsgassen en zuigt (modulerend) een
juiste hoeveelheid mengsel voor de verbranding aan
16 Maximaalbeveiliging Sensor voor het bepalen van de maximale luchttemperatuur in het toestel
17 Ontsteekpen Laat het gasmengsel ontsteken en ‘meet’ of er een vlam aanwezig is
18 Brander
Laat het gasmengsel op een gecontroleerde wijze verbranden, zodat de uitstoot van
schadelijke stoffen tot een minimum wordt beperkt
19 Aansluiting condenswaterafvoer Aansluiting voor afvoer van het condenswater uit het toestel
20 Sifon Verzamelbeker voor het condenswater en waterslot voor de verbrandingsgassen
Opbouw Hoofdstuk 3
6 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 4 Werking
4.1 Globale omschrijving
Een toestel uit de Brink Allure-serie is een zeer geavanceerde
luchtverwarmer, waarbij bijzondere aandacht is besteed aan
een minimaal energieverbruik. Hieraan dragen de diverse elek-
tronische regelingen, het modulerende branden en een elek-
tronische geregelde gelijkstroom systeemventilator bij. Door
het toepassen van een gelijkstroom motor in de systeemventi-
lator zal zelfs bij lage toerentallen van de motor het elektrisch
rendement hoog blijven.
Een besturingsunit met een microprocessor regelt en contro-
leert de veilige werking van het toestel.
De modulerende ruimtethermostaat zal afhankelijk van het ver-
schil tussen de werkelijke temperatuur in een ruimte en een
ingestelde waarde, een signaal naar de besturingsunit zenden,
waarna deze het vermogen naar de gewenste waarde regelt.
Een gas-luchtregeling zorgt onder alle verbrandingsomstan-
digheden voor een constante verhouding tussen de verbran-
dingslucht-hoeveelheid en de hoeveelheid gas. Hierdoor kan
het toestel traploos moduleren en het vermogen aanpassen
aan de warmtebehoefte.
De systeemventilator zal traploos meer of minder lucht trans-
porteren, afhankelijk van de uitblaastemperatuur van het toe-
stel, welke continue wordt gemeten door een temperatuurvoe-
ler in de uitblaaskast.
De installateur kan de maximale- en minimale luchthoeveelheid
instellen met het bedieningspaneel van het toestel evenals een
luchthoeveelheid voor koeling.
De elektronische regeling in de systeemventilator zal er voor
zorgdragen dat de ingestelde luchthoeveelheid gehandhaafd
blijft, tot de druk in de luchtkanalen een ingesteld maximum
bereikt.
4.2 LED weergave-systeem en bedieningspaneel
Het Allure-toestel is aan de buitenzijde voorzien van een bedie-
ningspaneel. Met dit bedieningspaneel zijn instellingen in de pro-
grammatuur van de besturingsunit op te roepen en te wijzigen.
Het bedieningspaneel bevat een 6-tal toetsen en een display (zie
¿JXXU
Het display bestaat uit 2 gedeelten; het linkerdeel geeft het pro-
gramma of stapnummer weer en het rechterdeel, afhankelijk
van het programma, een uitleeswaarde, bijvoorbeeld tempera-
tuur, (weergegeven is hier bedrijfssituatie met een uitblaastem-
peratuur van 60 ºC).
Voor het weergeven van het toerental van de rookgasventilator
of systeemventilator wordt het linker/ en het rechterdeel ge-
bruikt (weergegeven is een toerental van 4500).
Getallen boven de honderd worden weergegeven op de laatste
3 digits van het display (weergegeven is een temperatuur van
120°C bij stapnummer b).
Getallen onder de nul worden weergegeven door het tonen van
een minteken op het tweede digit van het display (weergege-
ven is een buitentemperatuur van -20 ºC).
Display
Figuur 2: Aanzicht bedieningspaneel
4105-A
Allure 10e druk juni 2009 7
Na het inregelen van de luchthoeveelheid in het kanalensy-
steem zal deze uitgangssituatie vastgelegd worden in het ge-
heugen van de besturingsunit (zie paragraaf 6.4, punt 7). Ook
de toelaatbare drukverhoging in het kanalensysteem kan, in-
dien gewenst, ingevoerd worden in het geheugen door in het
instelprogramma stap nr. 6 te wijzigen in de gewenste druk (zie
paragraaf 6.4, punt 8). Wanneer nu de toelaatbare drukverho-
ging in het kanalensysteem wordt overschreden ten opzichte
van de uitgangssituatie na het inregelen door het dichtzetten
YDQ NOHSSHQ URRVWHUV RI HHQ YHUYXLOG ¿OWHU ]DO GH PD[LPDOH
luchtopbrengst van de systeemventilator verminderen. Daar-
door zal de druk in het kanalensysteem afnemen tot de oor-
spronkelijke waarde.
Wanneer deze regeling actief is, zal dit weergegeven worden
door een ‘o’ op de bovenste helft van het tweede digit van het
display.
Bij storingssignalering knipperen letter `F` en storingsnummer
tegelijk (zie ook paragraaf 7.3).
Toetsen
De 6 toetsen hebben de volgende functies:
MODE = keuze toets programma,
STEP = verhogen van het stapnummer/programmeren,
STORE = opslaan van de instelling,
+ = verhogen van de instelling,
- = verlagen van de instelling,
RESET = ontgrendeltoets.
Met de ‘MODE’-toets kan uit een 3-tal programma’s worden
gekozen:
bedrijfsituatie,
(Zie ook paragraaf 7.2)
uitleesprogramma (punt knippert),
(Zie ook paragraaf 7.2)
instelprogramma (punt brandt, stap- en uitleeswaarde wor-
den om en om weergegeven).
(Alleen toegankelijk voor de installateur na invoeren toe-
gangscode, uitgezonderd stap 1 t/m 4; zie basisinstellin-
gen bijlage inspectierapport)
Het display geeft standaard de bedrijfssituatie weer; heeft men
een ander programma gekozen dan zal na enige tijd het toestel
automatisch terugkeren naar het weergeven van de bedrijfs-
situatie.
In bijlage “Inspectierapport” van dit installatievoorschrift kan de
installateur de door hem ingestelde waarden van het instelpro-
gramma vastleggen.
Ook is een serviceset (artikelcode 531059) leverbaar waarmee
het mogelijk is om m.b.v. een computer de ingestelde waarde
af te lezen cq te wijzigen.
Werking Hoofdstuk 4
5352-A
8 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 4 Werking
4.3 Modulerende ruimtethermostaat
Voor het goed functioneren van het Allure-toestel moet deze
worden aangesloten op een modulerende ruimtethermostaat.
Deze modulerende ruimtethermostaat wisselt gegevens uit
met de besturingsunit van het toestel op basis van OpenTherm
communicatie. De modulerende ruimtethermostaat zal aan de
hand van het verschil tussen de aanwezige temperatuur in een
ruimte en de gewenste ingestelde temperatuur een signaal af-
geven aan de besturingsunit, die het toestel op het gewenste
vermogen laat branden. De besturingsunit geeft ook signalen
aan deze ruimtethermostaat over het functioneren van het toe-
stel, bijvoorbeeld over de mate van modulatie, temperaturen
en storingsgegevens.
De modulerende ruimtethermostaat zal de ruimtetemperatuur
zo snel mogelijk op de gewenste waarde brengen en houden.
Dit is mogelijk, omdat het vermogen van het toestel te modu-
leren is, wat gunstig is voor het energieverbruik en een hoge
mate van comfort geeft.
Voor het aansluiten van deze modulerende ruimtethermostaat
zie paragraaf 5.7.2.
Voor verdere instellingen van de ruimtethermostaat zie de Brink
instructiekaart Allure en de bij de ruimtethermostaat meegele-
verde gebruiksaanwijzing.
A = Ventilator toets (bereikbaar na
wegklappen voorpaneel)
5483-0
Figuur 4: Modulerende ruimtethermostaat
Allure 10e druk juni 2009 9
Werking Hoofdstuk 4
Op de modulerende ruimtethermostaat is een ventilator toets
]LH¿JXXUDDQJHEUDFKWZDDUPHHGHJHEUXLNHUHHQDDQWDO
bedrijfssituaties kan instellen:
Is het toestel door de installateur als buitenluchttoestel inge-
steld (zie ook paragraaf 6.6), dan heeft de ventilator toets de
volgende functies:
Normaal programma
Ventilatiestand uit
- Systeemventilator geregeld door temperatuurvoeler; bij geen warmtevraag staat de systeem-
ventilator stil
Brander modulerend volgens warmtevraag ruimtethermostaat
Comfortstand
- Systeemventilator geregeld door temperatuurvoeler; bij geen warmtevraag systeemventilator
continu op minimum luchthoeveelheid
Brander modulerend volgens warmtevraag ruimtethermostaat
Verhoogde ventilatiestand
- Systeemventilator continu op maximaal ingestelde luchthoeveelheid
Brander modulerend volgens warmtevraag ruimtethermostaat
normal
Buitenlucht regeling
Instelprogramma
stap nr. 10
stap nr. 12
stap nr. 13
Instelling
00
01
10 t/m 60 ºC
Systeemventilator geregeld door temperatuurvoeler; bij geen warmtevraag staat de systeem-
- ventilator stil
Brander modulerend volgens warmtevraag ruimtethermostaat
Systeemventilator continu op maximaal ingestelde luchthoeveelheid
- Minimale uitblaastemperatuurregeling
Brander modulerend volgens warmtevraag ruimtethermostaat
- Systeemventilator continu op maximaal ingestelde luchthoeveelheid
Brander modulerend volgens warmtevraag ruimtethermostaat
Geen minimum uitblaastemperatuurregeling
normal
Instelprogramma
stap nr. 10
stap nr. 12
stap nr. 13
Instelling
01
01
10 t/m 60 ºC
- Systeemventilator geregeld door temperatuurvoeler; bij geen warmtevraag
continu op minimum
luchthoeveelheid
Brander modulerend volgens warmtevraag ruimtethermostaat
- Systeemventilator continu op maximaal ingestelde luchthoeveelheid
Brander modulerend volgens warmtevraag ruimtethermostaat
Minimale uitblaastemperatuurregeling
- Systeemventilator continu op maximaal ingestelde luchthoeveelheid
Brander modulerend volgens warmtevraag ruimtethermostaat
Geen minimum uitblaastemperatuurregeling
normal
10 Allure 10e druk juni 2009
4.5 Koeling
Het is ook mogelijk dat een Allure toestel wordt uitgerust voor
koeling. Daarvoor moet een Allure koelblok in het luchtsysteem
worden geplaatst en een condensingunit worden aangesloten
op het koelblok, een relais op de besturingsunit gemonteerd
worden in de schakelkast van de Allure.
Op de ruimtethermostaat kan de koeling worden ingeschakeld
]LH¿JXXUHQGHJHZHQVWHWHPSHUDWXXUZRUGHQLQJHVWHOG
Is de omgevingstemperatuur hoger dan de ingestelde waarde,
dan zal bij het inschakelen van de koeling de systeemventilator
op de ingestelde waarde voor koeling (stap nr. 4 in het instel-
programma) gaan draaien, ongeacht de stand van de ventilator
toets (zie ook paragraaf 5.7.4 en 6.3). De condensingunit zal
vanaf de besturingsunit van het Allure toestel worden inge-
schakeld en de uitblaastemperatuur van het toestel zal dalen.
Als de omgevingstemperatuur lager wordt dan de ingestelde
temperatuur op de ruimtethermostaat, schakelt de koeling au-
tomatisch af. De systeemventilator blijft hierna weer draaien
afhankelijk van de stand van de ventilator toets (zie onder-
staande tabel).
4.4 Aan/uit ruimtethermostaat
Het is mogelijk een Allure-toestel aan te sturen met een aan/uit
ruimtethermostaat in plaats van de modulerende ruimtether-
mostaat (zie paragraaf 5.7.2). Dit kan het geval zijn, indien op
dit moment toestellen gekoppeld moeten worden of een be-
staande jaarregeling (centrale unit) wordt gebruikt.
Het Allure toestel zal bij gebruik van de aan/uit thermostaat
anders reageren dan met de modulerende thermostaat. Indien
het toestel is aangesloten op een aan/uit ruimtethermostaat zal
bij warmtevraag een setwaarde met de maximum ingestelde
uitblaastemperatuur worden gegenereerd. De besturingsunit
zal de uitblaastemperatuur van het toestel op deze setwaarde
brengen met maximaal vermogen en modulerend op deze
waarde houden. Het grootste verschil met een modulerende
thermostaat is dat de setwaarde met een aan/uit regeling niet
varieert. Echter, in combinatie met een aangesloten buitenvoe-
ler (zie paragraaf 5.7.5) zal de setwaarde van de uitblaastem-
peratuur kunnen variëren afhankelijk van de buitentemperatuur
en zal de veranderde setwaarde modulerend gevolgd worden.
In het instelprogramma is de temperatuur in te stellen waarbij
de maximale setwaarde wordt uitgestuurd. Is de werkelijke bui-
tentemperatuur hoger dan de ingestelde waarde, dan zal een
lagere setwaarde worden gegenereerd.
In een kanalensysteem met een omloopkanaal zal bij het ver-
der openen van de klep in het omloopkanaal de retourtempera-
tuur in het toestel stijgen. Een stijgende retourtemperatuur en
gelijkblijvende uitblaastemperatuur heeft tot gevolg dat minder
vermogen nodig is om de lucht te verwarmen. Het toestel zal
hierop wel moduleren. Bij einde warmtevraag zal het toestel
uitschakelen. Het in- en uitschakelgedrag zal afhangen van de
regeling in de aan/uit ruimtethermostaat. Het luchtvolume van
de systeemventilator zal traploos toenemen bij een stijgende
uitblaastemperatuur en het ingestelde maximum bereiken bij
de setwaarde van de uitblaastemperatuur.
Alle voordelen van een Allure toestel ten opzichte van bestaan-
de toestellen blijven bestaan bij het gebruik van de aan/uit ther-
mostaat:
• Hoog Rendement
moduleren, afhankelijk van de buitentemperatuur m.b.v.
een buitenvoeler.
energiezuinige componenten
installatie- en gebruikersvriendelijk.
Gebruik een ruimtethermostaat met ‘spanningsvrij’ contact, bij-
voorbeeld de Chronotherm IV of een Chronotherm Vision.
Hoofdstuk 4 Werking
Koeling ingeschakeld d.m.v. koeling toets
Stand ventilator toets Koelvraag Geen koelvraag
Stand-by ( )
Systeemventilator draait op
luchthoeveelheid koeling
(instelling stap nr.4)
Systeemventilator staat stil
Normaal (normal)
Systeemventilator draait op
luchthoeveelheid koeling
(instelling stap nr.4)
Systeemventilator draait op
min. luchthoeveelheid
(stap nr.2)
Verhoogde ventilatie ( )
Systeemventilator draait op
luchthoeveelheid koeling
(instelling stap nr.4)
Systeemventilator draait op
max. luchthoeveelheid
(stap nr.3)
Allure 10e druk juni 2009 11
A = Koeling toets
B = Indicatie “koeling aan”
Figuur 5: Positie koeling toets op ruimtethermostaat
%JTQPQVJGTO
5485-0
Er wordt uitgebreider ingegaan op de Allure-serie met koeling
in het installatievoorschrift Allure met koeling.
Werking Hoofdstuk 4
12 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 5 Installeren
5.1 Installeren algemeen
5.1.1 Plaatsen toestel
Voor het openen van het toestel moet men eerst beide gekleur-
de strips naar zich toe trekken uit de klembevestiging; hierna
kan men het voordeksel losschroeven. Bij het op de plek zetten
van de luchtverwarmer moet rekening gehouden worden met
de volgende punten:
Plaats het toestel zo dicht mogelijk bij rookgasafvoer- en
verbrandingsluchttoevoerkanaal.
Plaats het toestel zo centraal mogelijk ten opzichte van de
luchtkanalen.
Plaats het toestel op een toegankelijke plaats waar vol-
doende ruimte is voor service.
Plaats het toestel in een vorstvrije ruimte.
De luchtverwarmer kan worden uitgevoerd met een vrije
retour.
Hierbij staat dan de opstellingsruimte in open verbinding
met de rest van de woning.
(Voorwaarde is dat de verbrandingsluchttoevoer is aan-
gesloten)
Op een vochtige vloer moet de luchtverwarmer verhoogd
worden opgesteld.
Stel het toestel trillingsvrij en waterpas op.
5.1.2 Vrije ruimte rondom toestel
V
oor de vrije ruimte rondom het toestel gelden een aantal ei-
sen:
Tussen rookgasafvoerkanaal en eventueel brandbaar ma-
teriaal dient een vrije ruimte van tenminste 5 cm te worden
aangehouden.
Zet het toestel vrij van de wand en het plafond.
Zorg altijd voor minstens 1 m vrije ruimte aan de voorzij-
de van het toestel met een vrije stahoogte van minimaal
180 cm in verband met onderhoud.
5.1.3 Voorschriften
Het installeren van de luchtverwarmer Allure-serie moet ge-
schieden overeenkomstig:
De veiligheidsvoorschriften voor centrale verwarmingsin-
stallaties, NEN 3028.
De relevante artikelen in het Bouwbesluit.
Voorschrift voor toevoer van verbrandingslucht/afvoer van
verbrandingslucht, NEN 2757.
De veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties,
NEN 1010.
De voorschriften voor het aansluiten van condensvormen-
de gasgestookte toestellen op de binnenriolering in woning
en woongebouwen, NEN 3287.
Eventuele aanvullende voorschriften van de plaatselijke
nutsbedrijven.
De installatievoorschriften van de Allure-serie.
De mantel van het Allure toestel is luchtdicht uitgevoerd
en vormt een deel van de verbrandingsluchttoevoer. Het is
daarom vereist dat bij een werkend toestel het deksel aan
de voorzijde juist gemonteerd is en goed afsluit.
Allure 10e druk juni 2009 13
Installeren Hoofdstuk 5
5.1.4
Voorschriften kunststof luchttoevoer- en rookgasafvoermateriaal PP
De producten voor het luchttoevoer- en rookgasafvoersy-
steem met label ‘Brink HR’ zijn gemaakt van een hoog-
waardige kwaliteit kunststof polypropyleen (PP).
Het kunststof luchttoevoer- en rookgasafvoermateriaal
‘Brink HR’ mag alleen in combinatie met de Allure toe-
stellen gebruikt worden (toestelgebonden gekeurd volgens
CE dossier Gastec met rapportnummer 170259),
Het kunststof luchttoevoer- en rookgasafvoermateriaal
‘Brink HR’ voldoet aan het Bouwbesluit, hetgeen wordt
aangetoond met een gelijkwaardigheidverklaring van TNO
met rapportnummer 2003-CVB-B0500.
• Het parallelle kunststof luchttoevoer- en rookgasafvoer-
materiaal ‘Brink HR’ is getest volgens KE 94 (Rapport
sch/IP/239, Gastec Technology) en bewijst daarmee een
verwachte levensduur van minimaal 15 jaar te hebben,
toegepast in een condenserend verbrandingsgasmilieu
van maximaal 120 °C.
Zowel het luchttoevoer- als het rookgasafvoermateriaal is
in de kleur wit uitgevoerd.
• Het concentrische kunststof luchttoevoer- en rookgasaf-
voermateriaal ‘Brink HR’ is gekeurd volgens KE 199 (Rap-
portnummer 172386, Gastec QA) en bewijst daarmee een
verwachte levensduur van minimaal 15 jaar te hebben,
toegepast in een condenserend verbrandingsgasmilieu
van maximaal 120 °C.
Het luchttoevoermateriaal is in de kleur wit uitgevoerd en
het rookgasafvoermateriaal is translucent.
5207-B
1 = Verbrandingslucht
2 = Rookgassen
5.2
Luchttoevoer- en rookgasafvoer
5.2.1 Overzicht parallel luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem
5205-B
Figuur 6: Verticaal parallel toe- en afvoersysteem Allure-toestel
14 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 5 Installeren
4109-H
Figuur 7: Horizontaal parallel toe- en afvoersysteem Allure-toestel
5239-D
1 = Verbrandingslucht
2 = Rookgassen
Lengte parallel luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem
Toestel
Enkelwandig Ø80
Maximale lengte L* [m]
B-16 HR(D)
20
B-25 HR(D)
20
B-40 HR(D)
15
Opmerking:
Indien men een afwijkende situatie heeft ten
opzichte van de in dit installatievoorschrift
beschreven omstandigheden, wordt geadvi-
seerd contact op te nemen met de fabrikant
voor de juiste afvoer- en toevoerlengten.
9RRU/]LH¿JXXUHQ¿JXXU
Per bocht (R/D= 0,5) geldt een equivalente lengte van:
* bocht 45° 1,00 m
* bocht 90° 3,00 m
1189
Ø80Ø80
120
Allure 10e druk juni 2009 15
Installeren Hoofdstuk 5
Montagehandleiding parallel luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem
5270-0
Figuur 8: Montagehandleiding horizontaal en vertikaal parallel toe- en afvoersysteem Allure-toestel
min.3°
(=55 mm/ m)
min.3°
(=55 mm/ m)
16 Allure 10e druk juni 2009
5238-A
1 = Verbrandingslucht
2 = Rookgassen
5.2.2 Overzicht concentrisch luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem
5237-A
Figuur 9: Verticaal concentrisch toe- en afvoersysteem Allure-toestel
1 = Verbrandingslucht
2 = Rookgassen
Figuur 10: Horizontaal concentrisch toe- en afvoersysteem Allure-toestel
5240-C
5243-C
Hoofdstuk 5 Installeren
Allure 10e druk juni 2009 17
Installeren Hoofdstuk 5
Lengte concentrisch luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem
Toestel
Enkelwandig Ø80-125
Maximale lengte L* [m]
B-16 HR(D)
12
B-25 HR(D)
12
B-40 HR(D)
12
Opmerking:
Indien men een afwijkende situatie heeft ten opzichte
van de in dit installatievoorschrift beschreven omstan-
digheden, wordt geadviseerd contact op te nemen met
de fabrikant voor de juiste afvoer- en toevoerlengten.
9RRU/]LH¿JXXUHQ¿JXXU
Per bocht (R/D= 0,5) geldt een equivalente lengte van:
* bocht 45° 1,00 m
* bocht 90° 3,00 m
Montagehandleiding concentrisch luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem
5271-0
Figuur 11: Montagehandleiding horizontaal en vertikaal concentrisch toe- en afvoersysteem Allure-toestel
min.3°
(=55 mm/ m)
min.3°
(=55 mm/ m)
18 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 5 Installeren
5.2.3 Overzicht schoorsteenrenovatie
5247-0
Figuur 12: Schoorsteenrenovatie met zijaansluiting
5248-0
Figuur 13: Schoorsteenrenovatie met onderaansluiting
3 = Schoorsteenkap met grespotaansluiting
4 = Boldraadrooster
5 = Flexibele buis
6 = Verlengstuk
8 = Koppelstuk
9 = Afstandhouder
10 = Bocht met schoorsteensteun
11 = Muurplaat
12 = Overgangsstuk
13 = Concentrische muurdoorvoer
14 = Concentrisch verlengstuk
Grespot
Grespot
Allure 10e druk juni 2009 19
Installeren Hoofdstuk 5
Lengte afvoersysteem schoorsteenrenovatie
Toestel Maximale lengte L [m]
B-16 HR(D)
12
B-25 HR(D)
12
B-40 HR(D)
12
Opmerking:
Indien men een afwijkende situatie heeft ten opzichte van
de in dit installatievoorschrift beschreven omstandigheden,
wordt geadviseerd contact op te nemen met de fabrikant
voor de juiste afvoer- en toevoerlengten.
+HW LV WRHJHVWDDQ RP ÀH[LEHOH DIYRHUEXLV WH JHEUXLNHQ DOV
URRNJDVDIYRHU%LM WRHSDVVLQJYDQ ÀH[LEHOHDIYRHUEXLV ]DOGH
afvoerlengte L in de tabel 40% korter worden.
Per bocht (R/D= 0,5) geldt een equivalente lengte van:
* bocht 45° 1,00 m
* bocht 90° 3,00 m
5.3 Montage kunststof luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem PP
Het overgangsstuk wordt los meegeleverd met de dak-
doorvoer. Bij een parallel kunststof luchttoevoer- en rook-
gas-afvoersysteem ‘Brink HR’ moet het overgangsstuk aan
de dakdoorvoer gemonteerd worden. Bij een concentrisch
kunststof luchttoevoer- en rookgas-afvoersysteem ‘Brink
HR’ moet het overgangsstuk direct op het toestel worden
geplaatst.
Het kunststof luchttoevoer- en rookgasafvoermateriaal
‘Brink HR’ moet bij een horizontaal verloop met een afschot
van minimaal 3º (55 mm per 1000 mm) naar het toestel toe
gemonteerd worden, zowel bij toepassing met horizontale
als verticale doorvoer.
Bij het beugelen van het kunststof luchttoevoer- en rook-
gasafvoermateriaal ‘Brink HR’ moet voorkomen worden
GDWKHWNXQVWVWRIPDWHULDDOWHYDVWLQGHEHXJHOJH¿[HHUG
wordt. Uitzetting in de lengterichting van het kunststof ma-
teriaal ten gevolge van temperatuurschommelingen moet
mogelijk zijn.
Bij het inkorten van concentrisch kunststof luchttoevoer-
en rookgasafvoermateriaal ‘Brink HR’ moet de binnenpijp
10 mm langer afgezaagd worden dan de buitenpijp.
Na het inkorten van het kunststof luchttoevoer- en rook-
gas-afvoermateriaal ‘Brink HR’ moet het zaagvlak worden
afgebraamd.
5.4 Aansluiten kanalen
Voor de Allure-serie zijn standaard warmeluchtverdeelkasten
OHYHUEDDU'H]HZRUGHQELMHHQERYHQXLWEOD]HQG8SÀRZWRH-
stel
op
het toestel geplaatst en bij een onderuitblazend (Down-
ÀRZWRHVWHO
onder
het toestel. Voor de bevestiging van de war-
PHOXFKWYHUGHHONDVW8SÀRZRIUHWRXUOXFKWNDVW'RZQÀRZDDQ
het toestel zijn S-strippen leverbaar. Op de warmeluchtverdeel-
kast worden de warmeluchtkanalen aangesloten.
Bij het aansluiten van de kanalen moeten de volgende punten
in acht worden genomen:
Plaats in elke aftakking van de warmeluchtverdeelkast of
het hoofdkanaal een regelklep.
Isoleer alle warmeluchtkanalen inclusief roosterschoenen
en het buitenluchtkanaal.
Breng een vochtafsluitende laag om het isolatiemateriaal
aan om opname van vocht uit de omringende lucht te voor-
komen.
Leg retourkanalen altijd zodanig dat het geen geluidsslui-
zen worden, dus geen rechte verbinding tussen twee ver-
trekken.
• Aansluiten retour:
 %LMHHQ8SÀRZWRHVWHOKHWUHWRXUNDQDDODDQVOXLWHQRS
een podium of de opstellingsruimte; eventueel is het
UHWRXUNDQDDODDQWHVOXLWHQPHWHHQ¿OWHUFDVVHWWH]LM-
aansluiting.
Voor een toestel met een open retour via een zijaan-
sluiting is een akoestische retourplaat leverbaar.
 %LMHHQ'RZQÀRZWRHVWHOKHWUHWRXUNDQDDODDQVOXLWHQ
RS GH ¿OWHU UHWRXUOXFKWNDVW RI GH RSVWHOOLQJVUXLPWH
Eventueel is het retourluchtkanaal aan te sluiten met
HHQ¿OWHUFDVVHWWH]LMDDQVOXLWLQJ
9RRUHHQWRHVWHOPHWRSHQUHWRXULVHHQ¿OWHUFDVVHWWH
RSHQ UHWRXU RI HHQ ¿OWHUFDVVHWWH ]LMDDQVOXLWLQJ PHW
akoestische retourplaat leverbaar.
Voorzie de buitenluchtaansluiting van een inregelklep en
sluit het aan op het retourkanaal.
+HWLVQRRG]DNHOLMNGDWHONWRHVWHOLVYRRU]LHQYDQHHQ¿OWHU
Uitgebreidere informatie staat in de richtlijnen, die in de Brink
ontwerphandleiding en montagehandleiding worden vermeld.
20 Allure 10e druk juni 2009
Figuur 14: Aansluitpunten Allure-serie
4110-D
Hoofdstuk 5 Installeren
5.4.1 Overzicht aansluitmogelijkheden
UPFLOW HR-TOESTEL DOWNFLOW HR-TOESTEL
A Doorvoer luchttemperatuurvoeler Doorvoer ruimtethermostaat
B Doorvoer gasleiding Doorvoer netvoedingskabel 230 V.
C Doorvoer netvoedingskabel 230 V. Doorvoer gasleiding
D Doorvoer ruimtethermostaat kabel Doorvoer luchttemperatuurvoeler
E Doorvoer condenswaterafvoer Doorvoer condenswaterafvoer
5.4.2 Montage
'HPRQWDJHYDQZDUPHOXFKWYHUGHHONDVW¿OWHUNDVWSRGLXPHQ
luchtkanalen staat beschreven in de Brink montagehandlei-
ding.
Allure 10e druk juni 2009 21
5.6 Condenswaterafvoer
Er dient voor de juiste werking van het toestel een condenswa-
terafvoer te worden aangesloten. Het toestel is daarvoor aan
de rechterzijde in het casco voorzien van een sifon met een
standaard uitvoer in het rechter zijpaneel. Op de sifon kan de
afvoer naar buiten worden aangesloten.
Ook kan de afvoer door het linkerzijpaneel gevoerd worden.
Daartoe moet de sifon 180º worden gedraaid. Het stuk afvoer
binnen het toestel moet echter losneembaar worden gemon-
teerd in verband met demontage van andere componenten in
het toestel.
Let na uitvoer aan de linkerzijde er wel op dat met behulp van
de blinde tule het gat aan de rechterzijde wordt afgedicht. Ver-
wissel hiervoor de tules van het linker en het rechter zijpaneel.
De aansluiting op de condenswaterafvoer heeft een diameter
van 32 mm.
Voor de juiste werking van het toestel
moet
de condenswater-
afvoer
open
op het waterafvoersysteem worden aangesloten,
voorzien van een trechter en een extra stankafsluiter of sifon
]LH ¿JXXU  'H FRQGHQVZDWHUDIYRHU YDQ KHW WRHVWHO PDJ
nooit worden afgedicht.
Het condenswater kan zonder bezwaar via de binnenriolering
worden afgevoerd (NEN 3287).
Het lozen op de dakgoot is niet mogelijk in verband met bevrie-
zingsgevaar.
5.5 Gasaansluiting
De maat en het verloop van de gastoevoer dienen in over-
eenstemming te zijn met de voorschriften van het plaatselijke
Energiebedrijf en de voorschriften voor aardgasinstallaties. De
gastoevoerleiding wordt standaard rechts het toestel inge-
voerd.
Links aansluiten is mogelijk door een gat in het linker zijpa-
neel.
De gastoevoerleiding wordt met
1
/
2
“-aansluiting rechtstreeks op
de beveiligingsafsluiter in het toestel aangesloten.
Geadviseerd wordt om een losneembare koppeling direct bui-
ten het toestel te plaatsen in verband met eventuele latere de-
montage van diverse onderdelen in het toestel.
Bij het afpersen van de gastoevoerleiding moet de beveiligings-
afsluiter nog niet zijn aangesloten of de gastoevoer moet voor
de beveiligingsafsluiter zijn afgesloten, dit in verband met be-
schadigen van de beveilingsafsluiter. De maximale druk voor
het afpersen bedraagt 125 mbar.
Installeren Hoofdstuk 5
Opmerking
Het gat in het rechterpaneel moet dan luchtdicht worden af-
gesloten. Verwissel hiervoor de tules van het linker en het
rechter zijpaneel.
Waarschuwing
Ontlucht de gasleiding voor het in werking stellen van het
toestel.
Waarschuwing
Wanneer het toestel is geplaatst moet de sifon worden ge-
vuld met water.
Waarschuwing
%LMHHQEXLWHQOXFKWWRHVWHOLQ8SÀRZXLWYRHULQJPRHWGHVL-
fon buiten het toestel worden geplaatst in verband met be-
vriezingsgevaar! Voor het bevestigen van de sifon aan de
buitenzijde van het toestel is een speciale ombouwset (ar-
tikelcode 531042) leverbaar met daarin: extra lange con-
densafvoer, een bevestigingsbeugel en isolatiematerialen.
1 = Toestel
2 = Trechter
3 = Stankafsluiter
4 = Standleiding / binnenriolering
5 = Afvoerleiding op afschot
4103-A
Figuur 15: Aansluiten condenswaterafvoer op de binnenriolering
22 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 5 Installeren
5.7 Elektrische aansluitingen
5.7.1 Aansluiten netvoeding
In de schakelkast is een 3-polige plaatconnector gemonteerd,
waar een bijgeleverde steker voor de netvoeding op aangeslo-
WHQNDQZRUGHQ]LH¿JXXU'H]HVWHNHUPRHWDDQHHQND-
bel met 3-aders gemonteerd worden volgens het bedradings-
schema paragraaf 10.1. De kabel met 3-aders moet door een
blinde tule in de mantel van het toestel worden geleid, bij voor-
NHXURSGHGDDUYRRUDDQJHJHYHQSODDWVLQ¿JXXUSDUDJUDDI
5.4.1); een uitvoer aan de linkerzijde is eventueel ook mogelijk.
Aan de andere zijde moet de kabel aangesloten worden op
met een elektrische voeding 230 V~50 Hz met aardleiding. De
aansluiting daarvoor kan zijn een dubbelpolige werkschakelaar
met aardcontact of een wandcontactdoos met randaarde. Bij
toepassing van een wandcontactdoos dient deze te allen tijde
bereikbaar te zijn. Aanbevolen wordt deze voeding aan te slui-
ten op een aparte eindgroep, gezekerd met 16A(T) traag. De
elektrische installatie dient te voldoen aan NEN 1010 en aan
de eisen van het plaatselijke Energiebedrijf.
4164-A
Figuur 16: Aansluiten voedingskabel
A = Connector voeding 230 volt
B = Schakelkast
5.7.2 Aansluiten en plaatsen ruimtethermostaat
De Allure-serie wordt geleverd zonder de bijbehorende modu-
lerende ruimtethermostaat.
Deze moet apart worden besteld.
Om alle functies optimaal te kunnen benutten, dient de Brink
modulerende thermostaat te worden aangesloten. Een andere
modulerende ruimtethermostaat functioneert niet in combinatie
met de elektronische regeling van het toestel. De ruimtether-
mostaat wordt aangesloten op aansluiting C. Hier kan ook een
aan/uit ruimtethermostaat met een potentiaalvrij contact op
worden aangesloten.
Deze regeling staat beschreven in paragraaf 4.3 en 4.4.
Als verbindingskabel tussen de ruimtethermostaat en de be-
sturingsunit moet een zwakstroomkabel 24 V worden gebruikt
met 2-aders, koperdoorsnede minimaal 0,8 mm
2
. Nadat de
ruimtethermostaatkabel is doorgevoerd door een blinde tule
in de mantel van het toestel, kan de ruimtethermostaatkabel
met de meegeleverde 2-polige steker worden aangesloten op
GHVFKDNHONDVW ]LH¿JXXU 2PZLVVHOLQJYDQGH WKHUPRV-
taatkabelaansluitingen op de steker heeft geen invloed op de
werking van het toestel.
Het instellen van de modulerende ruimtethermostaat staat be-
schreven in de handleiding van de ruimtethermostaat.
Het doorverbinden van deze thermostaataansluitingen ziet de
regeling als een aangesloten aan/uit thermostaat.
Het modulerende karakter van de regeling gaat hierbij verlo-
ren.
Neem bij het plaatsen van de ruimtethermostaat de volgende
punten in acht:
Monteer: - de ruimtethermostaat waterpas,
- ongeveer 1,65 meter boven de vloer,
- goed bereikbaar voor de normale luchtcir-
culatie in het vertrek,
- niet tegen de buitenmuur,
Stel de ruimtethermostaat niet bloot aan:
- invloeden van vensters
- zonnestralen
- tocht van deuren
- lucht uit luchtroosters
- elektrische apparaten die warmte
ontwikkelen
4165-A
Figuur 17: Aansluiten ruimtethermostaatkabel
B = Schakelkast
C = Connector ruimtethermostaat
Allure 10e druk juni 2009 23
Installeren Hoofdstuk 5
5.7.3 Aansluiten en plaatsen temperatuurvoeler
Voor het optimaal functioneren van de elektronische regelin-
gen in het Allure toestel is het belangrijk dat de temperatuur-
voeler op de juiste plaats in het luchtkanaal gemonteerd is. De
temperatuurvoeler moet op een plek in het hoofduitblaaska-
naal - luchtkanaal naar het vertrek waar de ruimtethermostaat
hangt geplaatst zijn, waar de uitblaastemperatuur betrouwbaar
kan worden gemeten. Bij goed geïsoleerde luchtkanalen moet
de met de temperatuurvoeler gemeten uitblaastemperatuur on-
geveer gelijk zijn aan de luchttemperatuur uit de roosters. De
temperatuur in het toestel gemeten met de maximaalbeveili-
ging zal daarbij wat hoger liggen. In de warmeluchtverdeelkast
is er geen homogene verdeling van de uitblaasluchttempera-
tuur. Als de temperatuurvoeler te dicht bij of te ver weg van het
toestel is geplaatst, zal het dus moeilijk zijn een juiste lucht-
temperatuur in de kanalen te meten.
Temperatuurvoeler te dicht bij het toestel geplaatst.
Als de temperatuurvoeler te dicht bij het toestel is ge-
plaatst kan zowel een te hoge als een te lage temperatuur
worden gemeten. Wordt met de temperatuurvoeler een te
lage temperatuur gemeten, dan zal de systeemventilator
nooit de maximum ingestelde luchthoeveelheid halen,
waardoor de lucht uit de roosters een te hoge temperatuur
heeft. Ook kan het toestel door oververhitting regelmatig
de maximaalbeveiliging aanspreken met een vergrende-
lende storing tot gevolg. Wordt met de temperatuurvoeler
een te hoge temperatuur gemeten, dan zal de temperatuur
van de lucht uit de roosters lager zijn dan berekend en
de aanwarmtijd wordt aanzienlijk verlengd. Tevens zal het
toestel vaak aan en uit schakelen.
Temperatuurvoeler te ver van het toestel geplaatst.
Als de temperatuurvoeler te ver van het toestel wordt ge-
plaatst, zal het te lang duren voordat de systeemventilator
gaat reageren op de veranderende uitblaastemperatuur
van het toestel. Hierdoor kan oververhitting in het toestel
optreden en wordt de maximaalbeveiliging aangesproken.
De exacte positie van de temperatuurvoeler hangt echter af
YDQGHVSHFL¿HNHLQERXZPRJHOLMNKHGHQ LQKHWKRRIGXLWEODDV-
kanaal en zal ter plaatse bepaald moeten worden.
,QGLHQHHQNRHOVHWZRUGWJHEUXLNWPRHWELMHHQ'RZQÀRZNRHO-
blok de luchttemperatuurvoeler aan de uitblaaszijde na het
NRHOEORNZRUGHQJHSODDWVW%LMHHQ8SÀRZNRHOEORNLVGHOXFKW-
voeler al in het koelblok geplaatst; de luchttemperatuurvoeler
hoeft alleen nog maar met behulp van de bij de luchtverwarmer
meegeleverde kabel te worden aangesloten op de schakelkast
in de Allure luchtverwarmer.
A = Upflow luchtverwarmer
B = Warme luchtkast
C = Positie temperatuurvoeler
D = Downflow luchtverwarmer
4313-A
Figuur 18: Inbouwpositie temperatuurvoeler bij een Allure toestel.
±5 cm
±10 cm
±5 cm
±10 cm
Montage:
De temperatuurvoeler en de bijbehorende kabel worden los bij
het toestel meegeleverd. Verwijder de blinde tule uit het zijpa-
neel van het toestel en voer de kabel op de gewenste plaats
(zie paragraaf 5.4) door de mantel van het toestel. Monteer
de tule van de kabel. Plaats de steker in de connector van de
VFKDNHONDVW]LH¿JXXUHQVOXLWGHNDEHODDQRSGHWHPSHUD-
tuurvoeler. Maak een gat van 7 mm in het hoofduitblaaskanaal
voor montage van de temperatuurvoeler en zet deze daarna
met vast met behulp van 2 parkers.
Indien de kabel van de temperatuurvoeler te kort is, kan deze
worden verlengd. Als de temperatuurvoeler geen goed contact
maakt of niet is aangesloten, zal het toestel in een vergrende-
lende storing “F 03” staan.
4166-A
Figuur 19: Aansluiten temperatuurvoeler
B = Schakelkast
D = Connector temperatuurvoeler
24 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 5 Installeren
5.7.4 Aansluiten koeling
Wanneer het Allure toestel wordt voorzien van koeling moeten
de stuurdraden voor de condensingunit worden aangesloten
op nr.1 en nr.2 van de 20-polige connector van de schakel-
kast (zie paragraaf 10.9). Er wordt uitgebreider ingegaan op de
Allure-serie met koeling in het installatievoorschrift Allure met
koeling.
De installateur moet wel het koelrelais in de voorgemon-
teerde relaisvoet in de schakelkast plaatsen.
Voor de koeling kan een aparte luchthoeveelheid worden inge-
steld (zie paragraaf 6.3).
5.7.5 Extra temperatuurvoeler
De mogelijkheid bestaat om een extra temperatuurvoeler aan
te sluiten om bijvoorbeeld de buitentemperatuur te meten (zie
paragraaf 10.7). Deze temperatuur kan op de ruimtethermos-
taat worden afgelezen door tweemaal op de ‘i’ te drukken.
Een buitenvoelerset is leverbaar onder artikelcode 510345.
Een buitenvoeler kan ook benut worden om het Allure-toestel
te laten moduleren in combinatie met een aan/uit thermostaat
(zie paragraaf 4.4).
5.7.6 Alarm
Bij een vergrendelende storing wordt een extern contact geslo-
ten van de besturingsunit. Dit extern contact is aan te sluiten
via aansluiting nr.13 en nr.14 van de 20-polige connector op de
schakelkast. (Zie paragraaf 10.4).
5.7.7 Koppelen meerdere toestellen
5.7.8 Comfort-zone regeling
In het geval van een zone regeling wordt gebruik gemaakt
van de thermostaat ingang op de schakelkast (zie paragraaf
10.11).
De door Brink geleverde comfort-zone regeling kan hierop wor-
den aangesloten. De werking van het toestel is hetzelfde als bij
de regeling met de aan/uit thermostaat.
Meerdere Allure toestellen (maximaal 4 stuks) kunnen tege-
lijk vanaf 1 modulerende thermostaat aangestuurd worden en
daarbij het volledig modulerende vermogensbereik behouden.
De modulerende thermostaat wordt daarbij op de gebruikelijke
wijze op één van de Allure toestellen aangesloten. Dit Allure
toestel fungeert als ‘master en wordt als zodanig gemarkeerd
in het instelprogramma.
Alle toestellen branden bij warmtevraag op hetzelfde percen-
tage van het vermogen en moduleren gelijk op en af.
Ook de instellingen voor koelen en ventileren wordt doorgege-
ven van het ‘master toestel aan de andere Allure ‘slave’ toe-
stellen.
Het is van belang dat de ‘slave’ toestellen van hetzelfde toestel
type zijn als het ‘master toestel.
Een Allure B-16 HR(D) kan dus niet samenwerken in ge-
koppelde uitvoering met een B-25 HR(D) of een B-40 HR(D)
en een B-25 HR(D) kan niet samenwerken met een B-16
HR(D) of een B-40 HR(D)!
Wijze van koppelen
Voor het koppelen van Allure toestellen moet de BIC906 au-
tomaat in elk toestel worden voorzien van een opzetprintje
(Brink artikelcode 531409).
Plaats dit opzetprintje op positie X11 bij de BIC 906 automaat.
De bedrading in de schakelkast van de Allure toestellen is al
voorbereid op dit opzetprintje en een 2-polige steker aan een
‘twisted pair kabel in de bedrading kan direct op het opzetprint-
je worden gestoken; zie bedradingsschema paragraaf 10.1.
De te koppelen toestellen worden onderling verbonden via een
2-aderige kabel (of 2 losse draden) die op de 20-polige con-
nector in de schakelkast wordt aangesloten; van de uitgang
op de 20-polige connector van de ‘master naar de ingang van
‘slave 1’, van de uitgang van ‘slave 1’ naar de ingang van ‘slave
2’ enzovoort.
Let hierbij op de polariteit van de kabels; de nrs. 17 en 19 van
de 20-polige connector van de aangesloten toestellen moeten
met elkaar worden doorverbonden en de nrs. 18 en 20 (zie
bedradingsschema koppelen par. 10.10)).
Belangrijk is ook dat alle gekoppelde toestellen op dezelf-
de ‘aarde’ zijn aangesloten.
Daartoe kan het beste een separate aarde-draad worden door-
verbonden van schakelkast naar schakelkast. Op de schakel-
kast in de Allure toestellen is daarvoor een extra faston-aan-
sluiting beschikbaar op de metalen behuizing.
Voor het aansluiten zie schema paragraaf 10.10 en de handlei-
ding “Modulerend koppelen” van serviceset 531409.
Allure 10e druk juni 2009 25
Installeren Hoofdstuk 5
5.7.9 Aansluiten ventilatieschakelaar
Het is ook mogelijk om een ventilatieschakelaar apart aan te
sluiten op de schakelkast (zie paragraaf 10.5). Wanneer een
extra ventilatieschakelaar wordt aangesloten op de schakel-
kast terwijl een modulerende ruimtethermostaat is geplaatst
dan moet voor een goede werking de ventilator toets op de
ruimtethermostaat op positie “normal” staan.
5.7.10 Aansluiting 24 Volt AC
Er is een 24 volt AC uitgang beschikbaar op de 20-polige con-
nector van de schakelkast.
Hiervan is maximaal 0,5 A af te nemen (zie paragraaf 10.6).
5.7.11 Universele ingang
Hiermee wordt zowel de warmtevraag als de koelvraag uitge-
schakeld (aansluiting nr. 4 en nr. 5 van de 20-polige connec-
tor). Alle componenten behouden hun spanning en de klokther-
mostaat behoudt zijn programma. Op het display verschijnt de
blokkeringscode E 02 (zie paragraaf 10.8).
26 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 6 In werking stellen
6.1 In- en uitschakelen toestel
Inschakelen van het toestel
1. Schakel de netvoeding in.
2. Zet de ruimtethermostaat 5 ºC lager dan de omgevings-
temperatuur.
3. Open de gaskraan.
4. Stel de ruimtethermostaat in op de gewenste tempera-
tuur.
5. Na een wachttijd van ongeveer 30 seconden zal het toe-
stel ontsteken.
Bij een correcte ontsteking van het toestel geeft het eerste
digit van het display aan:
Bij stijgende uitblaastemperatuur zal de systeemventilator
meer lucht gaan transporteren.
Komt de brander na een aantal startpogingen niet in, dan is dit
op het display af te lezen door middel van een vergrendelende
storing (zie storingstabel, paragraaf 7.3).
Activeren servicefunctie
De servicefunctie wordt gebruikt om de rookgasventilator te
dwingen met een bepaald toerental te draaien. Dit kan worden
gebruikt bij bijvoorbeeld het afstellen van de beveiligingsaf-
sluiter. Deze servicefunctie wordt beschouwd als een normale
warmtevraag en alle veiligheidszaken zullen dan ook actief blij-
ven. Activeren servicefunctie:
1 Druk gelijktijdig de “MODE” en de “+”-toets in gedurende 1
seconde i; hierna gaat het toestel gedurende 20 minuten
branden.
2 Tijdens dit branden verschijnt er afwisselend ‘SEr’ en het
toerental van de rookgasventilator op het display.
3 Met de ‘+’ of de ‘-‘ toets is het gewenste toerental van de
rookgasventilator respectievelijk te verhogen of te verla-
gen.
4 Het gedwongen branden kan voortijdig worden afgebroken
door op de ‘MODE’- toets te drukken.
Uitschakelen van het toestel
1. Zet de ruimtethermostaat 5 ºC lager dan de omgevings-
temperatuur.
2. Sluit de gaskraan.
3. Wacht tot de systeemventilator op een laag toerental draait
of stilstaat, voordat de netvoeding wordt uitgeschakeld.
4. Schakel de netvoeding uit.
0 - Geen warmtevraag
1 - Voorventileren
2 - Ontsteken
3 - Brander in bedrijf
Opmerking:
Bij het voor de eerste keer in bedrijf stellen is het mogelijk
dat de startprocedure enige malen herhaald dient te wor-
den, omdat er lucht in de gasleiding aanwezig is.
6062-A
Allure 10e druk juni 2009 27
In werking stellen Hoofdstuk 6
6.2 Instellen uitblaastemperatuur
Voor het optimaal functioneren van het Allure-toestel zal een
uitblaastemperatuur ingesteld moeten worden, zoals die is
vastgelegd in de ontwerpgegevens.
Deze waarde kan in het instelprogramma worden gewijzigd.
1. De uitblaastemperatuur (T
3set
) is op de volgende wijze in
te stellen: druk de ‘MODE’- toets langer dan 1 seconde in,
totdat punt in linkerdeel van het display knippert. Op het
display is nu het uitleesprogramma zichtbaar.
2. Druk nogmaals op ‘MODE’-toets; er brandt nu een punt in
linkerdeel van het display. Het instelnummer (met punt) en
de uitleeswaarde worden nu om en om weergegeven. Het
instelprogramma is nu actief.
3. Verander de instelling in de gewenste waarde met de ‘
+
’-
toets of de ‘
-
’-toets. Voor fabrieksinstelling en instelbereik
van de uitblaastemperatuur zie de tabel inspectierapport
(stap nr. 1).
4. Druk op de ‘STORE’-toets. De ingestelde waarde zal 1x
knipperen ter bevestiging dat de gewijzigde waarde in het
geheugen is opgenomen.
Indien het niet gewenst is de ingestelde waarde op te
slaan kan het instelprogramma voortijdig worden verlaten
door op de “MODE”-toets te drukken.
5. Het display keert automatisch terug naar de bedrijfssituatie
nadat de ‘STORE’-toets is ingedrukt.
5253-0
Opslaan gewijzigde waarde
28 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 6 In werking stellen
Op het Allure-toestel kunnen 3 luchthoeveelheden naar be-
hoefte worden ingesteld: een minimale, een maximale lucht-
hoeveelheid en een aparte luchthoeveelheid voor koeling.
De instellingen zijn afhankelijk van de ontwerpgegevens. Een
elektronische regeling in de systeemventilator zorgt er voor dat
de ingestelde maximale luchthoeveelheid wordt gehandhaafd,
totdat een verhoging van de luchtweerstand in kanalen is be-
reikt na het inregelen (zie paragraaf 6.4). Vanaf dit punt wordt
het luchthoeveelheid teruggeregeld, totdat de oorspronkelijke
druk na het inregelen weer is bereikt. De luchthoeveelheid zal
variëren tussen de ingestelde minimale en maximale luchthoe-
veelheid afhankelijk van de uitblaastemperatuur.
Het wijzigen van de minimale en maximale luchthoeveelheid
en indien van toepassing de luchthoeveelheid voor koeling is in
het instelprogramma op de volgende wijze mogelijk:
1. De luchthoeveelheden zijn op de volgende wijze in te stel-
len: Druk de ‘MODE’- toets langer in dan 1 seconde totdat
punt in linkerdeel van het display knippert. Op het display
is nu het uitleesprogramma zichtbaar.
2. Druk nogmaals op ‘MODE’-toets; er brand nu een punt in
linkerdeel van het display. Het instelnummer (met punt) en
de uitleeswaarde worden nu om en om weergegeven. Het
instelprogramma is nu actief.
3. Kies met de ‘STEP’-toets nu het gewenste stapnummer
- stapnummer 2 is minimale luchthoeveelheid
- stapnummer 3 is maximale luchthoeveelheid
- stapnummer 4 is luchthoeveelheid voor koeling
(Weergave is m
3
/h)
Met de ‘RESET’-toets is het mogelijk een stapnr. terug te
gaan.
4. Verander de diverse instellingen naar de gewenste waar-
de met de ‘+’-toets of de ‘-’-toets. Voor fabrieksinstelling en
instelbereik, zie de tabel inspectierapport.
5. Druk op de ‘STORE’-toets, nadat alle waarden zijn inge-
steld. De laatst ingestelde waarde zal 1x knipperen ter be-
vestiging dat de gewijzigde waarde(n) in het geheugen is
(zijn) opgenomen.
Indien het niet gewenst is de ingestelde waarde op te
slaan kan het instelprogramma voortijdig worden verlaten
door op de “MODE”-toets te drukken.
6. Het display keert automatisch terug naar de bedrijfssituatie
nadat de ‘STORE’-toets is ingedrukt.
Waarschuwing:
Stap nr. 5 (selectie systeemventilator) van het instelprogram-
ma kan niet willekeurig worden gekozen, maar is afhankelijk
van de gemonteerde ventilator-interface in de schakelkast
van het toestel. Verkeerde instelling van dit stapnummer kan
een defecte ventilator tot gevolg hebben!
5254-0
6.3 Instellen luchthoeveelheid
Opslaan gewijzigde waarde
Allure 10e druk juni 2009 29
In werking stellen Hoofdstuk 6
6.4 Inregelen van de luchthoeveelheid op de roosters
Zet de ruimtethermostaat 5 ºC hoger dan de omgevingstempe-
ratuur, zodat het toestel maximaal gaat branden.
1. Zet de ventilator toets op de ruimtethermostaat op stand
(hoog ventileren), zodat de maximaal ingestelde lucht-
hoeveelheid wordt bereikt. Het systeem moet stabiel zijn,
voordat verder wordt gegaan met inregelen.
2. Controleer de luchthoeveelheid op alle roosters en ventie-
OHQPHWHHQ OXFKWÀRZRI VQHOKHLGVPHWHURI GHYROJHQGH
formules:
m/h
Algemeen geldt: = m/min.
vrije doorlaat rooster x 60
m/h
Voor toevoerrooster 57 x 305 geldt: = m/min.
0,72
m/h
Voor toevoerrooster 102 x 305 geldt: = m/min.
1,32
3. Begin het inregelen met de roosters welke de grootste
positieve afwijking vertonen met de gewenste berekende
luchthoeveelheid. Herhaal dit voor alle roosters.
4. Controleer als laatste het eerst ingestelde rooster en meet
indien er afwijkingen zijn nog eens alle roosters.
5. Blokkeer met de stelschroef de maximaal ingestelde ope-
ning van een rooster, wanneer uit het rooster de gewenste
luchthoeveelheid komt.
 *HHIGHGH¿QLWLHYHNOHSVWDQGHQDDQRSKHWNDQDDO
30 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 6 In werking stellen
7. Leg de luchthoeveelheid met de bijbehorende druk van de
systeemventilator vast in het geheugen (= systeemcurve)
bij een
schoon
¿OWHU,QGLHQGLWZRUGWJHGDDQELMHHQYHU-
YXLOG¿OWHUGDQ]DOGH¿OWHULQGLFDWLHWHODDWUHDJHUHQ
7.1 Het toestel staat in bedrijfssituatie.
Druk nu langer dan 3 seconden tegelijk de ‘MODE’-
toets en de ‘STORE’-toets in.
7.2 Op het display knippert dan om de beurt de vermelding
‘Cur’ en de timer- waarde (resttijd van 120 seconden).
De regeling bepaalt nu zelf de systeemcurve; de sy-
steemventilator zal hierbij gedurende enige tijd hoog
gaan draaien.
7.3 Indien door de regeling de systeemcurve is bepaald
gaat deze automatisch weer terug naar de bedrijfssitu-
atie.
8. Stel de toelaatbare drukverhoging in het kanalensysteem
in met stapnummer 6 van het instelprogramma.
8.1 Stel eerst de toegangscode in om verder dan stap 4 in
het instelprogramma te komen. Druk hierbij gelijktijdig
op ‘MODE’-toets en ‘STEP’-toets langer dan 3 secon-
den, totdat C op het display verschijnt; display staat nu
in het code-instelprogramma
.
8.2 Stel m.b.v. ‘+’ en de ‘-‘ toets de code in op 006; begin
hierbij met de ‘+’-toets.
8.3 Druk op de ‘STORE’-toets om deze waarde vast te
leggen; hierbij knippert de ingestelde code 1x en de
‘C’ 4x ter bevestiging dat deze waarde is ingesteld.
Hierna komt display automatisch terug op de bedrijfs-
situatie.
8.4 De toelaatbare drukverhoging is nu op de volgende
wijze in te stellen: druk de ‘MODE’- toets langer dan
1 seconde in, totdat punt in linkerdeel van het display
knippert. Op het display is nu het uitleesprogramma
zichtbaar.
8.5 Druk nogmaals op ‘MODE’-toets; er brandt nu een
punt in linkerdeel van het display. Het instelnummer
(met punt) en de uitleeswaarde worden nu om en om
weergegeven. Het instelprogramma is nu actief.
8.6 Stapnummer 1 is nu zichtbaar; ga nu met ‘STEP’-toets
naar stapnummer 6; met de ‘RESET’-toets is het ook
mogelijk 1 stap terug te gaan in het instelprogramma.
5255-0
Allure 10e druk juni 2009 31
In werking stellen Hoofdstuk 6
8.7 Verander de instelling 6 nu in de gewenste waarde met de
‘+’-toets of de ‘-’-toets. Voor fabrieksinstelling en instelbe-
reik van de toelaatbare drukverhoging zie de tabel inspec-
tierapport.
8.8 Druk op de ‘STORE’-toets. De ingestelde waarde zal 1x
knipperen ter bevestiging dat de gewijzigde waarde in het
geheugen is opgenomen.
8.9 Het display keert automatisch terug naar de bedrijfssitu-
atie nadat de ‘STORE’-toets is ingedrukt.
9. Schakel, na het inregelen, de ventilator toets van de ruim-
tethermostaat op stand ‘normal’.
6.5 Overige instellingen
Het is mogelijk meer instellingen in het programma van de be-
sturingsunit te veranderen, indien daar om een bepaalde reden
behoefte toe bestaat, bijvoorbeeld bij een buitenluchttoestel of
toestel met koeling. Deze instellingen kunnen slechts gewijzigd
worden na invoeren van de toegangscode.
Waarschuwing:
Omdat veranderingen de goede werking van het toestel kun-
nen verstoren moet bij verandering van de niet beschreven
instellingen overleg plaats vinden met Brink.
5256-A
32 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 6 In werking stellen
6.6 Buitenlucht toestel
Om het toestel als een buitenluchttoestel te laten werken, zul-
len een aantal instellingen van het programma in de besturings-
unit gewijzigd moeten worden. Daartoe zal een toegangscode
moeten worden ingegeven op de volgende wijze:
1. Stel de toegangscode in. Druk hierbij gelijktijdig de ‘MODE’-
toets en ‘STEP’-toets langer dan 3 seconden in totdat C op
het display verschijnt; display staat nu in het code-instel-
programma.
2. Stel m.b.v. ‘+’ en de ‘-‘ toets de code in op 006; begin hier-
bij met de ‘+’-toets.
3. Druk op de ‘STORE’-toets om deze waarde vast te leg-
gen; hierbij knippert de ingestelde code 1x en de ‘C’ 4x
ter bevestiging dat deze waarde is ingesteld. Hierna komt
display automatisch terug op de bedrijfssituatie.
4. De instellingen voor buitenluchtregeling zijn nu op de vol-
gende wijze in te stellen: Druk de ‘MODE’- toets langer dan
1 seconde in totdat punt in linkerdeel van het display knip-
pert. Op het display is nu het uitleesprogramma zicht-
baar.
5. Druk nogmaals op ‘MODE’-toets; er brandt nu een punt in
linkerdeel van het display. Het instelnummer (met punt) en
de uitleeswaarde worden nu om en om weergegeven. Het
instelprogramma is nu actief.
6. Stapnummer1 is nu zichtbaar; ga nu met ‘STEP’-toets naar
stapnummer 12; met de ‘RESET’-toets is het ook mogelijk
een stap terug te gaan in het instelprogramma. Stapnum-
mer 12 knippert om en om met de instelwaarde.
7. Verander de instelling 12 nu in het gewenste buitenlucht-
programma met de ‘+’-toets of de ‘-’-toets. Voor verklaring
van de 3 buitenluchtprogramma’s zie tabel deze paragraaf
en paragraaf 4.3. Indien meerdere instellingen worden
aangepast nu nog niet op de ‘STORE-toets drukken; dit
pas nadat alle te wijzigen instellingen zijn aangepast; dit
omdat anders automatisch het instelprogramma wordt ver-
laten.
8. Ga met de ‘STEP’-toets, indien andere instellingen ook
moeten worden aangepast, naar deze andere waarden.
Allure 10e druk juni 2009 33
In werking stellen Hoofdstuk 6
Stapnummer 12 Programma selectie normaalbedrijf/ buitenluchtprogramma
Positie ventilator toets
op ruimtethermostaat
Buitenluchtprogramma 1 Buitenluchtprogramma 2 Buitenluchtprogramma 3
Stand “ ”
Systeemventilator draait
afhankelijk van uitblaastempe-
ratuur of stopt.
Minimale uitblaastemperatuur
niet actief.
Systeemventilator draait
afhankelijk van instelling
(Zie par. 4.3).
Minimale uitblaastemperatuur
niet actief.
Systeemventilator draait altijd
continu op minimale luchtin-
stelling.
Minimale uitblaastemperatuur
regeling wel actief.
Stand “normal”
Systeemventilator draait
continu op maximale luchtin-
stelling.
Minimale uitblaastemperatuur
regeling wel actief.
Systeemventilator draait bij
niet warmtevraag continu op
maximale luchtinstelling; bij
warmtevraag draait systeem-
ventilator afhankelijk van
uitblaastemperatuur.
Minimale uitblaastemperatuur
regeling wel actief.
Systeemventilator draait
continu op maximale luchtin-
stelling.
Minimale uitblaastemperatuur-
regeling wel actief.
Stand “ “
Systeemventilator draait
continu op maximale luchtin-
stelling.
Minimale uitblaastemperatuur
regeling niet actief.
Systeemventilator draait con-
tinu op koeling luchtinstelling.
Minimale uitblaastemparatuur
regeling niet actief.
Systeemventilator draait con-
tinu op koeling luchtinstelling.
Minimale uitblaastemperatuur
regeling wel actief.
De volgende stapnummers kunnen ook nog van belang zijn
bij toepassing van buitenluchtprogramma
Stap nr. Omschrijving Instelbereik Instellingen
10 Systeemventilator minimum/ uit
0 = systeemventilator aan/uit
1 = systeemventilator continu aan
0
13
Minimum uitblaastemperatuur bij
buitenluchtprogramma
10 t/m 60 °C 25
9. Wijzig deze instelling met de’+’ of de ‘-‘-toets naar de ge
-
wenste waarde.
10. Druk op de ‘STORE’-toets, nadat alle waarden zijn inge-
steld. De laatst ingestelde waarde zal 1x knipperen ter be-
vestiging dat de gewijzigde waarde(n) in het geheugen is
(zijn) opgenomen.
11. Het display keert automatisch terug naar de bedrijfssituatie
nadat de ‘STORE’-toets is ingedrukt.
Waarschuwing:
Let op dat de instelling van de overige stapnummers niet
wordt gewijzigd; hierdoor kan de werking van het toestel
ongewenst veranderen.
5257-A
34 Allure 10e druk juni 2009
6.7 Menustructuur display
Hoofdstuk 6 In werking stellen
5259-A
Bedrijfssituatie
Code instel programma
Oplopende instelling code
$ÀRSHQGHLQVWHOOLQJFRGH
Code wordt opgeslagen
Uitlees programma
Instel programma
Bekijken uitleeswaarde 1 t/m 14
Service functie activeren
Systeemcurve bepalen
Wijzigen instelling(en)
Bekijken stapnr. 1 t/m 4
Na invoeren code:
Bekijken stapnr. 1 t/m 29
Druk op ‘MODE’-
en ‘STEP’-toets
> 3 seconden
Wanneer 5 seconden geen toets wordt bediend
Wanneer 5 minuten geen toets wordt bediend
Wanneer 1 minuut geen toets wordt bediend
Druk op ‘+’ -toets
Druk op ‘-’ -toets
Druk binnen
5 seconden op
‘STORE’-toets
Druk op ‘RESET’ - toets
Druk op ‘STEP’ of ‘-’ toets
Druk op ‘RESET’ - toets
Druk op ‘MODE’ - toets
Druk op ‘MODE’-
toets > 1 seconde
Druk op ‘MODE’ - toets
Druk op ‘STEP’-
of ‘RESET’-toets
Druk op ‘MODE’ - toets
Druk op ‘+’
of ‘- ’ toets
Druk op ‘STORE’
- toets
Bij meerdere wijzigingen druk
op ‘STEP’ of ‘RESET’ - toets
Druk op ‘MODE’
en ‘+’ toets >
1 seconde
Druk op ‘MODE’ - toets
Druk op ‘MODE’ - toets
Servicetijd is verstreken
Servicetijd is verstreken
De systeemcurve is bepaald
Druk op ‘MODE’
en ‘STORE’ toets
> 1 seconde
Allure 10e druk juni 2009 35
LED weergave systeem Hoofdstuk 7
7.1 Algemene verklaring display
Op het display kan uitgelezen worden wat de bedrijfssituatie
van het toestel is.
Ook kunnen met het display diverse instellingen zichtbaar ge-
maakt worden.
Het display bestaat uit 2 gedeelten. Het linkerdeel geeft het
programma of stapnummer weer en het rechterdeel geeft af-
hankelijk van het programma een uitleeswaarde weer (zie ook
paragraaf 4.2).
Afhankelijk van de keuze met de “MODE” toets kunnen op het
display de volgende programma’s afgelezen worden:
bedrijfssituatie, zie paragraaf 7.2
uitleesprogramma (punt knippert), zie paragraaf 7.2
instelprogramma (punt brandt); voor uitleg hiervan zie para-
graaf 6.2 t/m 6.7.
7.2 Uitlezing normaal bedrijf
In de bedrijfssituatie geeft het linkerdeel van het display een
stapnummer weer, afhankelijk van de situatie waarin het toe-
stel op dat moment verkeert; het rechterdeel geeft de uitblaas-
temperatuur weer.
Bij overschrijding van de maximaal toe te laten drukverhoging
in het kanalensysteem na het inregelen, zal de luchtopbrengst
van de systeemventilator aangepast worden.
Wanneer deze regeling actief is, zal dit weergegeven worden
door een ‘o’ op de bovenste helft van het tweede digit van het
display.
Stapnummer Omschrijving
0 Geen warmtevraag, rustpositie
1 Voorventilaren rookgasventilator
2 Ontsteken
3 Brander in bedrijf (ruimtethermostaat)
4 Brander in bedrijf bij buitenluchtprogramma (minimale uitblaastemperatuur)
5 Naventileren rookgasventilator
b Blokkering op temperatuur
c Anti-pendel bij warmtevraag
6 Koelvraag, koelrelais is bekrachtigd
7 Koelvraag, koelrelais is niet bekrachtigd
8 Koelvraag, condensingunit niet aangesloten
9 Koelvraag, ingestelde koeltemperatuur is bereikt
Cur Bepaling systeemcurve van systeemventilator
SEr
Servicefunctie actief, zie paragraaf 6.1
(knippert om en om met toerental rookgasventilator)
36 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 7 LED weergave systeem
Uitleesprogramma
Met het uitleesprogramma kan de installateur of gebruiker een
aantal actuele waarden van sensoren oproepen om meer infor-
matie te krijgen over de werking van het toestel. Het uitlees-
programma krijgt men te zien door de volgende handelingen
te verrichten:
1. Druk de ‘MODE’- toets langer in dan 1 seconde totdat punt
in linkerdeel van het display knippert. Op het display is nu
het uitleesprogramma zichtbaar.
2. Het programmanummer en de uitlees waarde zijn nu zicht-
baar. Met de ‘STEP’ en de ‘-’-toets kan men de waarden
van het uitleesprogramma bekijken.
3. Indien de uitleeswaarde groter is dan 2 cijfers wordt eerst
gedurende 1 seconde het stapnummer weergegeven;
hierna wordt de uitleeswaarde constant aangegeven
4. Om het uitleesprogramma te verlaten drukt men op de
reset knop; wordt er gedurende 5 minuten geen toets ge-
bruikt dan komt programma automatisch weer terug in be-
drijfssituatie.
Uitleeswaarde Omschrijving Eenheid
1 Maximaaltemperatuur T1 °C
2 Maximaaltemperatuur T2
o
C
3 Uitblaastemperatuur T3
o
C
4 Buitentemperatuur T4 (alleen indien aangesloten) °C
5 Extra temperatuur °C
6 Gewenste waarde uitblaastemperatuur (setwaarde) °C
7 Gewenst toerental rookgasventilator tpm
8 Gemeten toerental rookgasventilator tpm
9 Gewenste luchthoeveelheid systeemventilator m
3
/h
10 Actuele luchthoeveelheid systeemventilator m
3
/h
11 Actuele druk systeemventilator Pa
12 - - - - -
13 - - - - -
14 - - - - -
Wanneer een instelling niet bekend is of niet gemeten kan wor-
den verschijnt op het display de codering ‘- - - -‘.
5258-0
Allure 10e druk juni 2009 37
LED weergave systeem Hoofdstuk 7
7.3 Storingssignalering
De storingssignalering wordt zichtbaar op het moment dat er een storing in het toestel optreedt.
Storingstabel vergrendelcode
Storingsnummer Omschrijving Gevolg/ actie
F01 Temperatuur T1 of T2 boven max. beveiliging
T1/T2 controleren/vernieuwen
Resetten toestel
F02
Temperatuurvoeler T1/T2 kortgesloten of
onderbroken
T1/T2 controleren/vernieuwen
Resetten toestel
F03
SysteemtemperatuurvoelerT3 kortgesloten of
onderbroken
T3 controleren/vernieuwen
Resetten toestel
F04 Buitentemperatuurvoeler T4 kortgesloten
T4 controleren/vernieuwen
Resetten toestel
F05
Temperatuurvoeler T1 of T2 te hoog; na
30 seconden brander uit
T1/T2 controleren/vernieuwen
Resetten toestel
F06 Buitentemperatuurvoeler T4 onderbroken
T4 controleren/vernieuwen
Resetten toestel
F09 Geen vlam na 4 ontsteekpogingen
Controleer beveiligingsafsluiter/ ontsteekpen
Resetten toestel
F10 Vlam valt weg tijdens bedrijfssituatie
Controleer beveiligingsafsluiter/ ontsteekpen
Resetten toestel
F11 Vlamsimulatie
Controleer ontsteekpen
Resetten toestel
F13 Rookgasventilator toerental te laag
Controleer bedrading/ connector RGV
Resetten toestel
F14 Rookgasventilator toerental te hoog
Controleer bedrading/ connector RGV
Resetten toestel
F15 / F16 / F17
Foutief signaal van luchtdrukschakelaar
(niet aanwezig)
Parameters controleren
Resetten toestel
F18 Beveiligingsafsluiter defect
Controleer beveiligingsafsluiter en bedrading naar
beveiligingsafsluiter toe
Resetten toestel
F30 Fout in parameters
Opnieuw programeren van parameters/ vernieuwen
automaat
Resetten toestel
F31/F32 Fout tijdens wegschrijven parameters Opnieuw programeren parameters
F33 Tijdprobleem automaat Restten toestel/ vernieuwen automaat
F34 Geen correctie storingscode Restten toestel/ vernieuwen automaat
F35 Interne conversiefout automaat
Controleer sensoren
Resetten toestel
bF01 Communicatiefout systeemventilator Bedrading, automaat en DVC interface controleren
F50 Storing bij gekoppelde toestellen Zie vergrendelcode betreffende toestel
1Fnn/ 2Fnn Alarmcode systeemventilator Zie tabel alarmcodes systeemventilator
PP Parameters zijn correct geprogrammeerd Resetten toestel
38 Allure 10e druk juni 2009
Storingsnummer. Omschrijving Gevolg/ actie
E02 Algemene blokkering
Universele ingang is gesloten
E05 Temperatuurvoeler T1/ T2 te hoog Temperatuur T1 en T2 dient te dalen met z’n hysterese
E09
Geen vlam na ontsteekpoging Automatisch nieuwe ontsteekpoging
E10
Vlam valt weg tijdens bedrijfssituatie Automatisch nieuwe ontsteekpoging
E11
Vlamsimulatie
Er volgt een vergrendeling wanneer deze situatie
te lang duurt
E12 Temperatuurstijging T1 en T2 te hoog Blokkering wordt na 10 minuten opgeheven
E13 Rookgasventilator toerental te laag Na blokkering van 60 seconden volgt vergrendeling
E14 Rookgasventilator toerental te hoog Na blokkering van 60 seconden volgt vergrendeling
E15, E16 & E17
Geen geoorloofde code
Parameters controleren
Toestel restten
E18 Beveiligingsafsluiter blijft gesloten Automatisch nieuwe ontsteekpoging
Eno Incorrecte blokkeercode
230 Volt voeding tijdelijk onderbreken
bE01 Systeemventilator fout
Check bedrading en selectie systeemventilator
1Enn Blokkering systeemventilator
De codering nn geeft nummer blokkering aan:
Zie hiervoor alarmcodes
Storingstabel blokkeringscode
In de storingstabel vergrendelcode is een omschrijving gege
-
ven van de storingsnummers.
Bij storingen zal op het display een ‘F’ met storingsnummer
knipperen. Dit storingsnummer vertelt wat over de aard van
de storing. Op de ruimtethermostaat (alleen indien de modu-
lerende ruimtethermostaat wordt toegepast) zal een sleutel-
symbool verschijnen en de gehele uitlezing zal knipperen. Na
tweemaal drukken op de ‘i’-toets verschijnt op het display van
de ruimtethermostaat een ‘F’ met daarachter het betreffende
storingsnummer.
Storingsnummers welke niet in de storingstabel zijn opgeno-
men, geven aan dat er een interne fout in de besturingsunit is
opgetreden. Wanneer na een reset nog steeds een storings-
nummer met betrekking tot een interne fout wordt weergege-
ven, moet de besturingsunit worden vervangen.
Een vergrendelende storing houdt in dat de besturingsunit niet
meer reageert op signalen van de diverse sensoren en geen
signalen meer uitstuurt. Alleen op het display is het storings-
nummer zichtbaar en bij temperatuurstoringen draait de sy-
steemventilator na. De vergrendelende storing is op te heffen
door het indrukken van de resetknop. Een blokkerende storing
zal zich zelf oplossen of wanneer deze situatie te lang duurt
leiden tot een vergrendelende storing. Een blokkerende storing
wordt met een ‘E’ weergegeven op het display.
Met het uitschakelen van de netvoeding is een vergrendelende
storing niet op te heffen (dit in verband met veiligheid). Na het
opnieuw inschakelen van de netvoeding wordt op het display
weer hetzelfde storingsnummer weergegeven. Het inschake-
len van het toestel na een reset (of inschakelen van de net-
voeding), zonder dat er warmtevraag is, heeft tot gevolg dat
er gedurende ca 10 seconden een inschakelverschijnsel op-
treedt: de rookgasventilator gaat even draaien. Hierna wordt
de regeling vrij gegeven.
Maximaalbeveiliging
De maximaalbeveiliging bestaat uit twee temperatuurvoelers in
één behuizing. Deze sensoren zijn in het toestel bij de brander-
kamer geplaatst en meten de temperatuur in het toestel.
Wanneer de temperatuur in het toestel de maximaal toege-
stane temperatuur nadert, gaat het toestel terug moduleren.
Wordt de maximaal toegestane temperatuur overschreden,
schakelt de besturingsunit het toestel uit. Afhankelijk van de
opgetreden storing wordt op het display een storingsnummer
met betrekking tot de maximaalbeveiliging weergegeven.
Hoofdstuk 7 LED weergave systeem
Allure 10e druk juni 2009 39
Alarmcode nr. Omschrijving Gevolg/ actie
01 Geen detectie systeemventilator
Check beschadigingen en selectie systeemventilator, contro-
leer ventilator interface op werking en eventueel vervangen
02
Geen stabiel punt bereikt tijdens bepaling
systeemcurve
Systeemcurve opnieuw bepalen
04 Druk te hoog .DQDOHQ¿OWHUVHQNOHSSHQFRQWUROHUHQRSYHUVWRSSLQJ
16
Systeemventilator kan niet hoger
(op ventilatorcurve)
.DQDOHQ¿OWHUVHQNOHSSHQFRQWUROHUHQRSYHUVWRSSLQJ
33/35 Fout bij detecteren van het type ventilator
Check bedrading en selectie systeemventilator; controleer
ventilator interface op werking en eventueel vervangen
34 Toerental kan niet gelezen worden
Check bedrading en selectie systeemventilator; controleer
ventilator interface op werking en eventueel vervangen
36 Gedetecteerde ventilator niet ondersteund
Check selectie systeemventilator; controleer ventilator
interface op werking en eventueel vervangen
37/38 Fout in de gegevens van de ventilatoren
Check selectie systeemventilator; controleer ventilator
interface op werking en eventueel vervangen
39 Foutmelding schoepenwiel los
Controleer schoepenwiel systeemventilator en deze
zo nodig vastzetten
40
Automatische mode zonder druk of
debiet instelling
Check selectie systeemventilator; controleer ventilator
interface op werking en eventueel vervangen
41 Toerental systeemventilator lager dan 20 tpm Controleer systeemventilator en ventilator interface
LED weergave systeem Hoofdstuk 7
Storingstabel alarmcode systeemventilator
40 Allure 10e druk juni 2009
Een vergrendeling van de besturingsunit kan alleen wor-
den opgeheven met de reset knop!
Als na drukken op de reset knop de storing blijft aanhouden,
zal met behulp van de storingsanalyse de oorzaak van de sto-
ring achterhaald kunnen worden.
Tijdens normaal bedrijf van het toestel moet de ionisatie
-
stroom tussen de 2,0 μA en 4,0 μA zijn.
Hoofdstuk 8 Storingsanalyse
8.1 Storingsanalyse
F11 Ten onrechte vlam (vlamsimulatie)
1
2
3
4
Controleer of het gas stroomt in de beveiligings-
afsluiter door een verschildruk (circa 0,9 mbar)
te meten over de smoorklep.
Controleer of de beveiligingsafsluiter schakelt
(circa 24 Vac).
Controleer de kabelboom:
- aansluiting van de 24 Vac-kabel op beide
spoelen van de beveiligingsafsluiter
- aansluiting van de 24 Vac-kabel op de cen-
trale connector van de schakelkast
- aardedraad naar brander.
Controleer de ontsteekpen
F09 Toestel niet in bedrijf na 4 maal starten
F18
1
2
3
4
5
6
7
Meet de ionisatiestroom tijdens ontsteken
van het toestel met een ionisatiemeter.
Geen vlam met ontsteken
Controleer de gasdruk in de toevoerleiding
(20 - 30 mbar) tijdens ontsteken, ook indien an-
dere gastoestellen schakelen.
Controleer of het gas stroomt in de beveiligings-
afsluiter door een verschildruk (circa 0,3 mbar)
te meten over de smoorklep tijdens het be-
krachtigen van de beveiligingsafsluiter.
Controleer of de beveiligingsafsluiter schakelt
(circa 24 Vac).
Controleer de kabelboom:
- aansluiting van de 24 Vac-kabel op beide
spoelen van de beveiligingsafsluiter
- aansluiting van de 24 Vac-kabel op de cen-
trale connector van de schakelkast.
Controleer of er ontsteking is op de ontsteek-
pen, eventueel door een losse ontsteekpen te
laten vonken.
Controleer de afstand tussen brander en
ontsteekpen: ca. 4,5 mm, maximaal 5 mm.
Hierbij moet de brander/mengkamer worden
gedemonteerd.
Controleer de inspuiter op vervuiling.
F09 Wel vlam met ontsteken
F10 1
2
Controleer de gasdruk in de toevoerleiding
(20 - 30 mbar) tijdens ontsteken en branden,
ook indien andere gastoestellen schakelen.
Controleer de kabelboom:
- aansluiting van de ontsteekkabel op de ont-
steekpen en de besturingsunit
- aansluiting van de ‘massa’-kabel.
3
4
5
6
Controleer het starttoerental van de rookgas-
ventilator. Let ook op het probleemloos rond-
draaien van de rookgasventilator en eventuele
‘aanloop-geluiden’
Controleer de afstand tussen brander en ont-
steekpen: circa 4,5 mm, maximaal 5 mm. Hier-
bij moet de brander/mengkamer worden gede-
monteerd.
Controleer de pakking tussen afstandbak en
warmtewisselaar op lekkage.
Controleer de mengkamer, warmtewisselaar,
rookgasverzamelbak en rookgasventilator op
lekkage.
F30 Storing bij interne controle besturingsunit
F33
F34
1
2
Reset de besturingunit.
Controleer de besturingsunit, eventueel door
een andere aan te sluiten.
F13 Storing rookgasventilator
F14
1
2
3
Rookgasventilator defect:
Controleer het draaien van de rookgasventila-
tor en sluit eventueel een reserve exemplaar
vrij aan.
Breuk in kabelboom.
Controleer de kabelboom en de stekerverbin-
dingen tussen de rookgasventilator en de be-
sturingsunit.
Voedingsspanning is te laag (minder dan
190 volt)
F01 Storing temperatuur
F05
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Rookgasventilator defect:
&RQWUROHHURIKHW¿OWHUQLHWLVYHUYXLOG
Controleer of de systeemventilator draait.
Controleer de kabelboom en de stekerverbin-
dingen van de systeemventilator.
Controleer de instellingen: T
set
, luchthoeveelhe-
den systeemventilator.
Controleer of de temperatuurvoelers werkzaam
]LMQELM&LVGHZHHUVWDQG5FLUFDNELM
het warmer worden van de temperatuurvoeler
JDDWGHZHHUVWDQG5RPODDJN
Controleer of de temperatuurvoelers juist zijn
aangesloten.
Controleer of de temperatuurvoelers juist zijn
geplaatst, met name de temperatuurvoeler in
het uitblaaskanaal (zie paragraaf 5.6.3).
Controleer het gelijktijdig stijgen van de tem-
peratuur in het toestel en in het uitblaaskanaal
tijdens het branden van de toestel.
Controleer de besturingsunit.
Allure 10e druk juni 2009 41
F02 Storing aansluiting temperatuurvoeler
F03
F04
1
2
3
4
Controleer de kabelboom en stekerverbindin-
gen.
Controleer of de temperatuurvoelers juist zijn
aangesloten.
Controleer of de temperatuurvoelers werkzaam
zijn:
%LM&LVGHZHHUVWDQG5FLUFDNELMKHW
warmer worden van de temperatuurvoeler gaat
GHZHHUVWDQG5RPODDJN
Controleer de besturingsunit.
Storing communicatie ruimtethermostaat
1
2
3
4
Controleer of de ruimtethermostaat display-weergave
heeft, sluit eventueel een andere aan op de schakel-
kast.
Controleer of de ruimtethermostaat juist is aangesloten
op de besturingsunit.
Controleer de kabelboom en de stekerverbindingen.
Controleer de besturingsunit.
Ionisatie valt weg tijdens branden
1
2
3
Controleer de gasdruk in de toevoerleiding (20 - 30
mbar) tijdens ontsteken en branden, ook indien andere
gastoestellen schakelen.
Controleer de inspuiter op vervuiling.
Controleer het ‘laag’ branden van het toestel gedu-
rende minimaal 20 minuten en verhoog zo nodig het
minimumtoerental van de rookgasventilator.
Storing aansturen koelcompressor
1
2
Controleer of de ingestelde temperatuur op de ruimte-
thermostaat lager is dan de omgevingstemperatuur.
Controleer of het koelrelais is aangebracht in de scha-
kelkast Allure.
Kortsluiting
De besturingsunit is uitgevoerd met twee smeltveilig-
heden;
Zie voor positie en waarde paragraaf 10.1.
In het laagspanningscircuit zitten twee zelfherstellende
zekeringen; na het in werking treden duurt het enige tijd
voordat deze zich weer “hersteld” hebben.
Storingsanalyse Hoofdstuk 8
42 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 8 Storingsanalyse
8.2 Blokschema regeling en beveiliging
4112-C
nee
ja
Warmte-
vraag?
Start
Reset
Storing
nee
Interne
controle goed
?
Voorspoelen
30 seconden
Openen bevei-
ligingsafsluiter
Ontsteken
5 seconden
nee nee
Ionisatie?
Herontsteken;
maximaal 3 maal
Na 4e maal
ontsteekpoging
Brander
moduleert
volgens
warmtevraag
ja
ja
Stand
“Normal”
?
nee
ja
Stand
“ ”
?
nee
Stand “ “
Systeemventilator
continu op
maximum
ingestelde lucht-
hoeveelheid.
Systeemventilator
moduleert
volgens
uitblaas-
temperatuur
nee
ja
Sluiten bevei-
ligingsafsluiter
Warmte-
vraag?
nee
nee
Interne
controle
goed
?
Ionisatie?
ja
ja
ja
Lucht-
temp.< inge-
stelde max.
beveiliging goed
?
nee
nee
ja
Systeemventilator
minimum
luchthoeveelheid
Stand
“Normal”
?
Stand “ “
Systeemventilator
staat stil
nee
Uitblaas-
temperatuur
< 30°C
?
Systeemventilator
moduleert
volgens
uitblaas-
temperatuur
Systeemventilator
continu op
maximum
ingestelde lucht-
hoeveelheid.
Stand
“Normal”
?
ja
ja
ja
ja
nee
nee
Stand
“ ”
?
Stand “ “
Vlam
gedoofd
?
ja
nee
Allure 10e druk juni 2009 43
9.1 Onderhoud door de gebruiker
Het onderhoud voor de gebruiker blijft beperkt tot het periodiek
UHLQLJHQYDQKHW¿OWHU
Afhankelijk van de stofproductie in de woning wordt in eerste
LQVWDQWLHJHDGYLVHHUGKHW¿OWHULHGHUHPDDQGWHUHLQLJHQ
,QVWRI¿JHUXLPWHQQLHXZHZRQLQJGLHQWGLWRQGHUKRXGYDNHU
te worden uitgevoerd.
5HLQLJHQYDQKHW¿OWHUGRRUGHJHEUXLNHU
1. Zet de ruimtethermostaat 5 ºC lager dan de omgevings-
temperatuur.
2. Laat het toestel afkoelen tot omgevingstemperatuur.
3. Schakel de netvoeding uit.
 1HHPKHW¿OWHUXLWKHWWRHVWHOHQPDDNKHWVFKRRQPHWEH-
hulp van een stofzuiger.
 3ODDWVKHW¿OWHUKLHUQDRSGH]HOIGHZLM]HWHUXJDOVELMKHW
uitnemen.
6. Schakel de netvoeding in.
7. Stel de ruimtethermostaat weer in op de gewenste tempe-
ratuur.
Opmerking bij gebruik van een Allure luchtverwarmer in combi-
natie met een Brink Chronotherm Modulation.
Op het display van de Brink Chronotherm Modulation zal na
een bepaalde tijdsinterval de melding “Filter” knipperend in
beeld verschijnen.
:DQQHHUGH]H¿OWHUPHOGLQJYHUVFKLMQWZRUGWJHDGYLVHHUGKHW
¿OWHULQWHOXFKWYHUZDUPHUVFKRRQWHPDNHQUHVSHFWLHYHOLMNWH
YHUYDQJHQ 1DUHLQLJHQYHUYDQJHQYDQ KHW ¿OWHUNDQPHQ GH
¿OWHUPHOGLQJRSKHWGLVSOD\YDQGHWKHUPRVWDDWODWHQYHUGZLM-
nen door op de “Reset”-knop op het bedieningspaneel van de
Allure luchtverwarmer te drukken.
Onderhoud Hoofdstuk 9
44 Allure 10e druk juni 2009
4714-G
cVoor het meten bij branden op hoogstand moet het luchtvolume van de
systeemventilator op minimum 70% van het maximum luchtvolume staan ingesteld.
N$OOHHQEHYHLOLJLQJVDIVOXLWHUPHWµRIIVHW¶UHJHOVFKURHI]LH¿JXXU
beveiligingsafsluiter nr.1 en nr.4)
OAfstellen beveiligingsafsluiter met smoorklepregelschroef
]LH¿JXXUEHYHLOLJLQJVDIVOXLWHUQUHQQU
PBrander is voorzien van een speciaal branderdek welke absoluut niet mag worden
afgeborsteld; eventueel alleen reinigen met perslucht.
QMeet de ionisatiestroom tijdens het branden van het toestel met een ionisatiemeter.
RBij het losnemen van gaskoppelingen moet de rubberen afdichtring vervangen
worden; gaskoppelingen op lekkage controleren.
Hoofdstuk 9 Onderhoud
9.2 Onderhoud door de installateur
Het onderhoud door de installateur dient eenmaal per jaar plaats
te vinden. Voor onderhoud zie onderstaand blokschema.
Onderhoud
Aanpassen
nee
ja
Opstellings-
ruimte veilig
?
Geen
lekkage gas-
toevoer
?
Repareren/
afdichten
ja
nee
nee
nee
nee
Geen
lekkage con-
densafvoer
?
Geen
lekkage rook-
gasafvoer
?
ja
ja
ja
Geen
lekkage ver-
brandingslucht-
toevoer
?
Nieuw
¿OWHU
?
ja
Vervangen
nee
nee
Energiebedrijf
informeren
Netspanning
> 195 Vac
< 253 Vac
?
Voordruk
> 20 mbar
< 30 mbar
?
ja
ja
nee
Juiste waarde
instellen
Instellingen
vlgs sticker
voordeksel
?
Afstellen
beveiligings-
afsluiter
nee
ja
“Offset”
beveiligingsafsluiter
-0,05 mbar ±0,01mbar
bij laagstand ?
ja
nee
nee
nee
nee
nee
nee
ja
ja
ja
ja
ja
ja
CO2-perc.
9,0 % ±0,2%
bij hoogstand
?
Rookgas-
temperatuur
T<80°C
?
Ionisatie
I>2μA
bij hoogstand
?
CO2-perc.
7,4 % ±0,4%
bij laagstand
?
Ionisatie
I>2μA
bij laagstand
?
juiste
werking ruimte-
thermostaat
?
Invullen diverse for-
mulieren en vastleg-
gen van meetwaarden
M
meetpunt 'offset'
N
meetpunt verschildruk SKRS
O
smoorklepregelschroef (SKRS)
P
‘offset’ regelschroef
- Voor instellen hoogstand zie §6.1
- Inspuiter controleren/schoonmaken
- Luchtrestrictiedeksel controleren
op lekkage
- Condensverzamelbak, rookgasventi-
lator, sifon en afdichtingen controle-
ren op lekkage
- Warmtewisselaar incl. afdichtingen
controleren op lekkage
- Beveiligingsafsluiter afstellen met
smoorklepregelschroef (SKRS)
- Controleer luchthoeveelheid en
vervuiling systeemventilator
- Controleer tweede warmtewisse-
laar op vervuiling
- Controleer afstand brander en
ontsteekpen (4,5 mm)
- Controleer brander en ontsteek-
pen op beschadiging
- Controleer bedrading
- Voor instellen laagstand zie §6.1
- Inspuiter controleren/schoonmaken
- Luchtrestrictiedeksel controleren
op lekkage
- Condensverzamelbak, rookgas-
ventilator, sifon en afdichtingen
controleren op lekkage
- Controleren van draaien van de
rookgasventilator op laagste
toerental.
- Controleer afstand brander en
ontsteekpen (4,5 mm)
- Controleer brander en ontsteek-
pen op beschadiging
- Controleer bedrading
- Controleren van bedrading en
stekerverbindingen
- Controleren van de instellingen
van de ruimtethermostaat
- Controleren van de besturingsunit
Zie § 6.1 Activeren
servicemode
ja
nee
condensafvoer
gecontroleerd
op vervuiling
?
- Demonteer de Ø80mm schuifpijp
(rookgasafvoer) en controleer de
bocht aan de rookgasventilator
op interne vervuiling
- Demonteer alle Ø20mm condens-
afvoerbochten en pijpjes en contro-
leer deze op interne vervuiling
Allure 10e druk juni 2009 45
Elektrische schema’s Hoofdstuk 10
10.1 Bedradingsschema
E1968-A
Beveiligings-
afsluiter
Rookgas
ventilator
Aansluiting
ruimtethermostaat
Aansluiting lucht-
temperatuurvoeler
Aansluiting
voeding 230 V.
Display en bedieningspaneel
20-polige
connector
Ontsteek-
pen
Twisted
pair
DVC interface
systeemventilator
koeling
schakel-
contact
Insteekvoet
koelrelais
Besturingsunit
BIC 906
Twisted
pair
Systeem-
ventilator
Aansluitsteker
t.b.v. computer
F4 = smeltveiligheid 230V - 3,15AT
F3 = smeltveiligheid 24V - 4AT
Maximaal-
beveiliging
rode
connector
zwarte
connector
Massa
brander
Massa
schakelkast
universele
ingang
24VAC
koeling
alarm
buitenvoeler
cascade in
cascade
uit
3-standen
schakelaar
C1 = bruin
C2 = blauw
C3 = groen/geel
C4 = zwart
C5 = wit
C6 = draad nr.1
C7 = draad nr.2
C8 = grijs
C9 = rood
C10 = geel
C11 = groen
C13 = rood/wit
C14 = blauw/wit
C15 = paars/wit
C16 = oranje
C17 = paars
C18 = zwart/wit
C19 = draad nr. 3
C20 = draad nr.4
46 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 10 Elektrische schema’s
10.2 Aansluitschema
E1967-A
Display
Alarm
Maximaalbeveiliging 1
Maximaalbeveiliging 2
Luchttemperatuur-
voeler
Buitenvoeler (optie)
Universele
ingang
3-standen
schakelaar
Koel-
schakelaar
24 VAC
Ruimte-
thermostaat
(connector A)
Aansluitsteker
t.b.v. computer
DVC interface
Systeem-
ventilator
Condensingunit
Ontstekings-
transformator
= Aansluiting op 20-polige connector in schakelkast
BRANDER
Beveiligingsafsluiter
24 VAC
Rookgas-
ventilator
230 VAC
Voeding
230 VAC
Systeem-
ventilator
Cascade in
Cascade uit
Let op!
Alle toestellen dezelfde
aardpotentiaal
Ontsteking +
ionisatie
Allure 10e druk juni 2009 47
Elektrische schema’s Hoofdstuk 10
10.3 Aansluiten buitenluchtregeling (voorbeeld)
Besturingsunit
Allure toestel
20-polige
connector
S = Schakelaar buitenluchtregeling
A = Relais 24 volt spoel
M1 = Afzuigventilator
M2 = Buitenluchtklep
230V 50Hz
E1975-0
10.4 Aansluiten alarm
Besturingsunit
Allure toestel
20-polige
connector
= Aan te leggen bedrading door de installateur.
Z = Zoemer 24V
r = Maakcontact in besturingsunit
(wordt gemaakt indien vergrendelende
storing optreedt)
Voorbeeld aansluiting alarm:
Indien het toestel in een vergrendelen-
de storing komt wordt relaiscontact “r”
in de besturingsunit gemaakt en wordt
de zoemer geactiveerd.
Let op:
Maximaal 24V 0,5A
E1976-0
10.5 Aansluiten ventilatieschakelaar
= Aan te leggen bedrading door de installateur.
E1977-0
S = Ventilatieschakelaar
20-polige
connector
Besturingsunit
Allure toestel
= Aan te leggen bedrading door de installateur.
48 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 10 Elektrische schema’s
10.6 Aansluiten 24 volt
= Aan te leggen bedrading door de installateur.
Permanente 24 volt AC
E1978-0
10.7 Aansluiten extra temperatuurvoeler
Besturingsunit
Allure toestel
20-polige
connector
= Aan te leggen bedrading door de installateur.
Indien een extra temperatuurvoeler is aange
-
sloten, is deze temperatuur zichtbaar op het
display van de modulerende ruimtethermos-
taat. (2x op “i” drukken)
E1979-0
10.8 Aansluiten schakelaar op universele ingang
= Aan te leggen bedrading door de installateur.
E2028-0
20-polige
connector
Besturingsunit
Allure toestel
Besturingsunit
Allure toestel
20-polige
connector
24 volt AC (max. 0,5 A)
TV = Temperatuurvoeler
Bij bediening schakelaar “S” gaat het
toestel in een blokkering.
(geen verwarming of koeling mogelijk)
Allure 10e druk juni 2009 49
Elektrische schema’s Hoofdstuk 10
10.9 Aansluiten koeling
E1655-F
50 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 10 Elektrische schema’s
10.10 Aansluitschema koppelen Allure-toestellen met Brink Chronotherm Modulation
E2138-0
Allure-toestel
nr. 3
Allure-toestel
nr. 4
20-polige
connector
Besturingsunit
Allure toestel
“Master”
= Aan te leggen bedrading door de installateur.
20-polige
connector
Besturingsunit
Allure toestel
“Slave 1”
20-polige
connector
Besturingsunit
Allure toestel
“Slave 2”
20-polige
connector
Besturingsunit
Allure toestel
“Slave 3”
Allure-toestel
nr. 2
Allure-toestel
nr. 1
Op dit toestel moet de
modulerende ruimte-
thermostaat worden
aangesloten.
Allure 10e druk juni 2009 51
Elektrische schema’s Hoofdstuk 10
10.11 Aansluitschema comfort-zone regeling
E1982-C
20-polige
connector
Besturingsunit
Allure toestel
Connector ruimte-
thermostaat Allure-toestel
Schakelkast
comfort-zone
regeling
Let op!
Jumper R12
altijd
doorknippen.
Zekering
3A
230V50Hz
TRAFO
230-24V
Leverbaar is een aansluit
-
kast om de comfort-zone
regeling aan te sluiten op
een Allure luchtverwarmer.
Artikelcode: 510385
A
lleen bij
8-zone systeem
A
lleen bij
8-zone systeem
Optie
schakelaars
(#8 bovenaan)
Zie de montage en inbedrijfstelling handleiding van de com-
fort zone II voor verdere aansluitingen van de regelprint.
BELANGRIJK!
DE 24 VOLT VOEDING VOOR DE REGELPRINT COMFORT ZONE NIET BETREKKEN VAN DE BESTURINGSUNIT
VAN DE ALLURE LUCHTVERWARMER! DE CAPACITEIT VAN DE 24 VOLT UITGANG VAN DE ALLURE IS HIER
-
VOOR TE LAAG WAARDOOR DE ZEKERING IN DE BESTURINGSKAST ZAL AANSPREKEN. VOOR HET COM-
FORT ZONE SYSTEEM ALTIJD EEN APARTE 24 VOLT VOEDING (MINIMAAL 50 VAC 50HZ) PLAATSEN.
O Omkeerklep koelen
B Omkeerklep verwarmen
RH 24V verwarmingsunit
RC 24V koelunit
52 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 10 Elektrische schema’s
10.12 Brandbeveiliging
A = Trafo 24 Volt 20 VA
B = Relais
C = Weerstand
D = Zoemer
E = Brandmelder
F = Netvoeding 230 Volt
G = Luchtverwarmer
E1447-B
Als extra is voor alle luchtverwarmers uit de Allure-serie een
brandbeveiligingsset leverbaar.
Deze wordt geplaatst in de netvoeding van de luchtverwarmer.
Een separate brandmelder signaleert wanneer de omgevings-
temperatemperatuur stijgt boven de 32 ºC.
Bij het in werking treden van de brandmelder wordt de net-
voeding naar de luchtverwarmer afgesloten, terwijl tegelijkertijd
een akoestische signaalgever wordt ingeschakeld.
Principe werking brandmelder
Allure 10e druk juni 2009 53
E1448-C
Aansluitschema brandmelder
C1 = bruin
C2 = blauw
C3 = groen/geel
C4 = zwart
C9 = rood
C10= geel
C11= groen
C13= rood/wit
A = Trafo 24 volt
B = Relais
C = Weerstand
D = Zoemer
E = Aansluiting brandmelder
F = Netvoeding 230 Volt
G = Luchtverwarmer
H = Schakelkast brandmelder
Elektrische schema’s Hoofdstuk 10
54 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 11 Service
([SORGHGYLHZ$OOXUHVHULH8SÀRZ
EX102401-A
Allure 10e druk juni 2009 55
$UWLNHOFRGHVVHUYLFHDUWLNHOHQ$OOXUHVHULH98SÀRZ
Nr. Artikelomschrijving
Artikelcode
B-16 HR
Artikelcode
B-25 HR
Artikelcode
B-40 HR
1 Warmtewisselaar compleet 050310 050320 050330
2 Display bedieningspaneel 531401
3 Brander 531016 531017 531018
4 Ontsteekpen 531009 531019
5 Ontsteekkabel 531418
6 Interface systeemventilator 531402
7 Beveiligingsafsluiter 531060 531061 531062
8 Rookgasverzamelkast 531232 531233 531234
9 Rookgasventilator 531030
10 Besturingsunit 531403
11 Condensafvoer 531032
12 Stekers 531036
13 Maximaalbeveiliging 531037
14 Afdichtdoppen 531038
15 Hoekstuk 531039
16 Spreidmoeren 531040
17 Temperatuurvoeler 531041
18 Modulerende ruimtethermostaat 510339
19 Ventilator 531043 531044 531045
20 Deksel 531046 531047 531048
21 Schakelkast (zonder besturingsunit en interface) 531404
22 Kabelboom 531416
23 Kabel systeemventilator 531410
24 Kabel rookgasventilator 531412
25 Bandkabel 531414
26 Klikbout M6 x 25 560701
27 Pakking afstand bak 580414
28 'UDDGIUDPH¿OWHU 580520 580522 580526
29 Siliconen afdichtring Ø80 580913
30 Siliconen afdichtring Ø70 580941
31 Installatievoorschrift 610637
Service Hoofdstuk 11
56 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 11 Service
([SORGHGYLHZ$OOXUHVHULH'RZQÀRZ
EX102402-A
Allure 10e druk juni 2009 57
$UWLNHOFRGHVVHUYLFHDUWLNHOHQ$OOXUHVHULH9'RZQÀRZ
Nr. Artikelomschrijving
Artikelcode
B-16 HRD
Artikelcode
B-25 HRD
Artikelcode
B-40 HRD
1 Warmtewisselaar compleet 050310 050320 050330
2 Display bedieningspaneel 531401
3 Brander 531016 531017 531018
4 Ontsteekpen 531009 531019
5 Ontsteekkabel 531418
6 Interface systeemventilator 531402
7 Beveiligingsafsluiter 531060 531061 531062
8 Rookgasverzamelkast 531232 531233 531234
9 Rookgasventilator 531030
10 Besturingsunit 531403
11 Condensafvoer 531032
12 Stekers 531036
13 Maximaalbeveiliging 531037
14 Afdichtdoppen 531038
15 Hoekstuk 531039
16 Spreidmoeren 531040
17 Temperatuurvoeler 531041
18 Modulerende ruimtethermostaat 510339
19 Ventilator 531043 531044 531045
20 Deksel 531049 531050 531051
21 Schakelkast (zonder besturingsunit en interface) 531404
22 Kabelboom 531417
23 Kabel systeemventilator 531411
24 Kabel rookgasventilator 531412
25 Bandkabel 531415
26 Klikbout M6 x 25 560701
27 Pakking afst.bak 580414
28 Siliconen afdichtring Ø80 580913
29 Siliconen afdichtring Ø70 580941
30 Installatievoorschrift 610637
Service Hoofdstuk 11
58 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 11 Service
11.2 Servicesets
Indien vervanging van een onderdeel nodig is, verdient het
aanbeveling bij bestelling van deze serviceset de bijbehorende
artikelcode op te geven, naast vermelding van het type lucht-
verwarmer, serienummer, bouwjaar en de naam van het on-
derdeel.
Voorbeeld
Serie : Allure
Type toestel : B-25 HR
Serienummer
: 001720093201
Bouwjaar
: 2009
Onderdeel : Beveilingsafsluiter
Artikelcode
: 531061
Aantal
: 1
Opmerking
Type luchtverwarmer, serienummer en bouwjaar staan ver-
meld op de opschriftplaat, die in het toestel is geplaatst.
Wijzigingen voorbehouden
Brink Climate Systems B.V. streeft steeds naar verbetering
van producten en behoudt zicht het recht voor zonder voor-
DIJDDQGHNHQQLVJHYLQJYHUDQGHULQJHQLQGHVSHFL¿FDWLHVDDQ
te brengen.
Allure 10e druk juni 2009 59
Service Hoofdstuk 11
INSPECTIERAPPORT ALLURE V4.0
Stap
nr.
Omschrijving
Basisinstelling
Compu-
ter code
Instelbereik
Wijz.A
datum
Wijz.B
datum
B-16 B-25 B-40
1 T3 set (max. uitblaastemperatuur) 60 60 60 4AA 10°C t/m 70°C
2 Minimum luchtinstelling 300 450 750 4DC 200 - 2500 m
3
/h
3 Maximum luchtinstelling 950 1450 2350 4DA 500 - 3500 m
3
/h
4 Koeling luchtinstelling 1350 2100 3400 4DB 200 - 3500 m
3
/h
5
Selectie systeemventilator; stapnr. 5 niet wil-
lekeurig instellen; een verkeerde selectie kan
ventilatorschade tot gevolg hebben!
51 4CA
51 (communicatie)
of 83 (PWM)
6
Max. druktoename voordat drukregeling
actief wordt
100 150 4DD 0 - 510 Pa
7
Tijdinstelling voordat drukregeling actief
wordt
600 4DE 0 - 2500 sec.
8
Max. volumetoename voordat volume-
regeling actief wordt
100 4DF 100 - 2000 m
3
/h
9
Tijdinstelling voordat volumeregeling
actief wordt
600 4DG 0 - 2500 sec.
10 Systeemventilator minimum/ uit 00 4CF 00 (aan/uit) of 01 (aan)
11 Uitschakeltemperatuur systeemventilator 25 4AF 20°C t/m 40°C
12 Programma selectie normaal/ buitenlucht 00 4CE
00 = normaal
01-03 = buitenluchtprogr.
13 Min. uitblaastemp. bij buitenluchtprogramma 25 4AL 10°C t/m 60°C
14 Condensingunit wel/niet aanwezig 1 4CB 0= afwezig/1 = aanwezig
15 Max. tijdinstelling condensingunit aan 60 4CC 0 - 255 minuten
16 Anti-pendel condensingunit 180 4CD 10 - 255 s
17 Maximale service tijd 1200 4BD 0 - 2550 s
18 Max. toerental rookgasventilator 5200 5900 4BA 2000 - 6000 tpm
19 Min. toerental rookgasventilator 2000 4BG 1500 - 5900 tpm
20 Start toerental rookgasventilator 4500 4BB 1500 - 6000 tpm
21 Max. toerental stijging RGV tijdens branden 1500 4BE 100 - 2000 tpm
22 Max. toerental daling RGV tijdens branden 1500 4BF 100 - 2000 tpm
23 Constante warmtevraag 0 4AI 0 = nee / 1 = ja
24 Nachtverlaging 30 4AE 0°C t/m 30°C
25 Punt A stooklijn -05 4AB -10°C t/m 20°C
26 Punt B stooklijn 30 4AC 20°C t/m 45°C
27 Verschuiving stooklijn 0 4AD -15°C t/m 15°C
28 Anti-pendeltijd 20 4AJ 0 - 300 sec.
29 Correctie buitentemperatuur 0.0 4AK -5.0°C t/m 5.0°C
30 Adres koppeling 1 4AM 0 ,1 , 2 , 3
Wijz.A
Wijz.B
60 Allure 10e druk juni 2009
CONFORMITEITSVERKLARING
De gasgestookte Allure luchtverwarmers type
B-16 HR(D), B-25 HR(D) en B-40 HR(D)
welke zijn vervaardigd door Brink Climate Systems B.V. in Staphorst,
zijn voorzien van het CE-label en gekeurd door GASTEC B.V.
in Apeldoorn onder toelatingsnummer 63/AQ/0650
en voldoen aan de gasrichtlijn 90/396/EEG, de machinerichtlijn 2006/42/EC,
de laagspanningrichtlijn 2006/95/EC de stoffenrichtlijn ROHS 2002/95/EG
en de EMC-richtlijn 2004/108/EG.
Brink Climate Systems B.V. staat er garant voor dat de Allure-luchtverwarmers
worden vervaardigd uit hoogwaardige materialen en dat deze door de voortdurende
kwaliteitscontrole aan de bovengenoemde richtlijnen voldoen.
Brink Climate Systems B.V.
W. Hijmissen, directeur
Brink Climate Systems B.V. R.D. Bügelstraat 3 7951 DA Staphorst Postbus 11 7950 AA Staphorst
Telefoon (0522) 46 99 44 Fax (0522) 46 94 00 info@brinkclimatesystems.nl www.brinkclimatesystems.nl
610637 10e druk juni 2009
39

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels
1

Forum

Brink-Allure
6
12
  • Recent geïnstalleerde BRINK Allure fluit heel hard bij opwarmen. Wat kan de oorzaak zijn? Gesteld op 14-11-2022 om 17:19

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • Heeft de allure B40 uit 2018 een waakvlam of ontsteekt de brander op het moment dat er warmte gevraagd wordt? Gesteld op 25-8-2022 om 13:53

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • Ik heb een Elan 25 van Brink . Na een stroomstoring in de straat blijft de ventilator vol in bedrijf ( max rpm)
    Alleen te stoppen als ik de stekker trek.
    De foutmelding kan ik niet herleiden uit de storings code,s.

    Zou het een printplaat kunnen zijn ???

    Als ik de themostaat van de ketel hoger zet wordt het wel warm, maar de ventilator blijft altijd door draaien.

    Graag info

    Piet
    Gesteld op 11-12-2021 om 18:58

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • Onze ketel geeft om de 10 min ongeveer een signaal. Je zou denken dat er iemand aan de deur belt. Gesteld op 27-11-2021 om 19:35

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • als de kachel aanstaat komt er uit drie roosters koude lucht? Gesteld op 24-11-2021 om 11:51

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • filters vernieuwd en maakt daarna teveel zoemgeluid
    Gesteld op 25-10-2021 om 16:29

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
18
  • Heb gasverwarming generator Allure
    Slaat steeds af met foutmelding F09.
    Wat is de oorzaak?
    Wat kanik doen? Gesteld op 8-11-2020 om 11:06

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • Wij hebben een allure 3.0 uit 1999.
    Hij valt vaak uit en de melding geeft dan knipperend een 2.
    Al diverse installateurs geweest van de jong en tot nu toe niet kunnen verhelpen.
    Er zit inmiddels een nieuwe besturingsunit in.
    Nu krijgen wij hem wel handmatig aan de praat door de stroom eraf te halen dan zwart stekkertje eruit , stroom er weer op en dan resetten.
    Dit werkt wel maar ook niet altijd.
    Echt ontzettend balen dit.
    Wie heeft er nog een idee.
    Gesteld op 3-11-2020 om 22:02

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • Bij Mijn Brink Allure b25 is de max. temperatuur ingesteld op 55 gr.
    Bij het opwarmen, start de opwarming volgens het boekje, warmt op, op display 3, tot ca. 45 gr. en krijg dan de melding op de display b 45 en gaat de brander uit, koelt af en start dan weer met op de display 1, 2 en 3 tot ca. 45 gr. weer uit gaat met de melding b 45.
    Ik heb de thermostaat vervangen, maar het probleem blijft Gesteld op 3-11-2020 om 20:52

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
    • Mijn Brink Allure B25 v4.0 vertoont juist hetzelfde gedrag.

      Ik heb contact opgenomen met mijn installateur. Zij zien daar geen probleem in. De status "b" staat in de handleiding onder "normaal bedrijf". Het is geen foutcode dus ik mocht gerust zijn.

      Volgens mij is de warmtevraag te gering en levert de laagste modulatiestand nog te veel warmte waardoor de thermostaat begint te pendelen. Ik zou dan status "c" = "anti-pendel bij warmtevraag" verwachten.
      Als het gedrag zich voordoet en je verhoogt de gewenste temperatuur 0.5 of 1 °C dan blijft de ketel langer branden totdat ook weer de gewenste temperatuur bereikt is en dan begint het pendelen soms weer.

      Wat zou Brink eigenlijk bedoelen met status "b" = "blokkering op temperatuur"? Welke temperatuur? "Blokkering" vind ik een sterke omschrijving voor een normale bedrijfssituatie. Geantwoord op 9-11-2020 om 12:08

      Waardeer dit antwoord Misbruik melden
  • Brink allure staat eerste cijfer in display op 0! Dat is toch geen warmtevraag?
    Ik vertrouw de thermostaat niet
    Om thermostaat uit te sluiten moet je toch 13 en 14 verbinden op de 16 polige groene stekker? Gesteld op 6-10-2020 om 21:47

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • We hebben een allure uit 1999; werkt op zich prima maar de luchtvochtigheid in huis is altijd enorm , meestal boven 70%. Kan er iets in het systeem geregeld worden om dat aan te pakken? Sommige kasten en hoeken in huis ruiken er muf van, heel irritant. Gesteld op 3-9-2020 om 20:39

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
    • Als de luchtvochtigheid in de woning te hoog blijft moet je kijken hoe de kanaalventilator zijn lucht krijgt. Als die direct onder de vloer wordt weg gezogen moet je kijken of er geen water onder de vloer staat of dat het vochtig onder de vloer is. Het moet droog zijn onder de vloer. Als de ketel is aangesloten op een retourkanaal moet deze droog zijn van binnnen anders wordt de vochtige lucht uit dit kanaal opgewarmd en de woning in geblazen Geantwoord op 21-12-2020 om 21:32

      Waardeer dit antwoord Misbruik melden
  • Mijn allure blijft ook als niet verwarmd hoeft te worden koud lucht blazen. Dus de ventilator blijft maar draaien. Hoe zet ik dat uit? Gesteld op 6-5-2020 om 09:31

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
24
  • Ventilatiestand op symbool cirkeltje/verticaal streepje zetten in de thermostaat Chronotherm Modulation, zie handleiding blauwe boekje, bladzijde 42 Geantwoord op 14-12-2020 om 12:12

    Waardeer dit antwoord (5) Misbruik melden
  • Onze brink allure b 40 valt steeds uit. Code if36. Gisteren systeemventilator vervangen. Vandaag en gisteren alweer drie keer uitgevallen. Code if36 en gisteren zag ik ook if41, toerental minder dan 20 rpm. Comfortexpert weet het niet meer, wie kan mij helpen? Is de beveiligingsafsluiter kapot? Gesteld op 10-1-2020 om 12:17

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • Branderboutjes aandraaien Geantwoord op 27-12-2020 om 22:00

    Waardeer dit antwoord Misbruik melden
  • Onze Brink Allure ketel valt regelmatig uit, op de ketel zelf verschijnt dan de foutcode IF36, meerdere techniekers
    ook van Brink zelf zijn reeds terplaatse geweest doch tot nu toe heeft er niemand een oplossing gevonden. Gesteld op 15-3-2019 om 18:52

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
    • Ionisatiepen goed afstellen dezelfde storing gehad door dat temperatuur verliep de afstand bij gebogen deed het weer een week of maand nu nieuwe erin gezet 1/2 jaar zonder probleem Geantwoord op 28-4-2019 om 21:34

      Waardeer dit antwoord (1) Misbruik melden
  • zit al enkele jaren met hetzelfde probleem, kan je mij de firma of technieker aanwijzen die dit probleem voor jullie heeft opgelost. graag een reactie naar ludo.meeuwsen@pandora.be Geantwoord op 23-11-2019 om 12:48

    Waardeer dit antwoord (1) Misbruik melden
  • Ik heb elk uur de foutmelding F10. En dit al 7 jaar lang. Ik was al een vermogen kwijt aan de installateur. Fout is nooit gevonden. Ontstekingspen is al een paar keer vervangen. Het standaard antwoord van Brink, maar dat is het dus niet. Ik kan nog 100 jaar vooruit met al die ontstekingspennen die ik hier al heb liggen. Na het nakijken van de ketel door de installateur krijg ik nu elk kwartier F10. Ik ga er niet nogmaals een kapitaal tegenaan smijten. Ik heb ontstekingspennen genoeg nu.
    Weet iemand een oplossing?


    Gesteld op 27-11-2017 om 21:20

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
    • Dit probleem hadden wij dus ook en na lang onderzoek bleek het aan de gasdrukregelaar in de meterkast te liggen. Deze is kosteloos vervangen en hiermee is het probleem opgelost Geantwoord op 19-12-2018 om 12:22

      Waardeer dit antwoord (10) Misbruik melden
  • Ik heb de laatste tijd precies hetzelfde probleem. Gasdruk is gemeten en zou goed zijn. Ontstekingspen vervangen: maakt niets uit. Is bij u uiteindelijk de oplossing gevonden? Geantwoord op 21-3-2025 om 09:14

    Waardeer dit antwoord Misbruik melden
  • Verwarming blijft F9 storing geven en oorzaak wordt niet gevonden. Gesteld op 12-11-2016 om 09:53

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
    • Als je een.andere dan.een brink thermostaat gebruikt is het nodig een.power convertor te gebruiken dwz de thermostaat wordt apsrt gevoed en het aan/uit signaal gaat naar de ketel. Dat bleek boj ons de oplosding geen storingen meer. Geantwoord op 12-11-2016 om 12:29

      Waardeer dit antwoord (13) Misbruik melden

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Brink Allure bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Brink Allure in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 2,2 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info