9
Oven in- en uitschakelen
Met de toets % schakelt u de oven in en uit.
Inschakelen
De toets % indrukken. Het begindisplay met de
toetsenomschrijving verschijnt.
Kies de gewenste functie:
■ Toets 90, 180, 360, 600 of 900 W = magnetron
■ Toets ! = verwarmingsmethoden
■ Toets ` = programma's
■ Toets Þ = CombiSpeed
■ Taste 2 = serie instelling
■ Toets f = opgeslagen memoryinstellingen
Kiest u in de volgende seconden geen functie, dan verschijnt
het opschrift “Functie kiezen".
Hoe u deze instelt kunt u in detail lezen in de afzonderlijke
hoofdstukken.
Uitschakelen
De toets % indrukken. De oven schakelt zichzelf uit.
Oven instellen
In dit hoofdstuk kunt u nalezen
■ welke verwarmingsmethoden er voor uw oven ter
beschikking staan
■ hoe u een verwarmingsmethode en temperatuur instelt
■ hoe u een gerecht uit het insteladvies kiest
■ en hoe u het snel voorverwarmen instelt.
Verwarmingsmethoden
Voor uw oven staat een groot aantal verwarmingsmethoden ter
beschikking. Zo kunt u voor elk gerecht de optimale
bereidingswijze kiezen.
Verwarmingsmethode en temperatuur
instellen
Oven met de toets % inschakelen en de toets ! indrukken.
Op het display wordt 3D-hetelucht, 160 °C voorgesteld.
U kunt deze instelling direct met de toets
n starten.
Het voorbeeld in de afbeelding: instelling boven- en
onderwarmte, 200 °C
Wilt u een andere verwarmingsmethode en temperatuur
instellen, ga dan als volgt te werk:
1. Met de draaiknop de verwarmingsmethode instellen.
2. Met de toets
X naar de temperatuur gaan.
Verwarmingsmetho-
den en temperatuur-
bereiken
Toepassing
3D-hetelucht
30-250 °C
Voor het bakken van taart en klein
gebak op twee niveaus.
Hete lucht
30-250 °C
Voor het bakken van cake in vormen op
één niveau.
Boven- en onder-
warmte
30-270 °C
Voor het bakken en braden op één
niveau. Bijzonder geschikt voor taarten
met een vochtige bedekking
(bijv. kwarktaarten) of voor plaatgebak
Intensieve warmte
100-270 °C
Voor gerechten met een knapperige
bodem (bijv. quiche). De hitte komt van
boven en bijzonder sterk van beneden.
Onderwarmte
30-200 °C
Voor gerechten en bakwaren die aan de
onderkant sterker gebruind of krokant
moeten worden. Schakel de onder-
warmte na afloop van de baktijd slechts
even bij.
Circulatiegrillen
100-250 °C
Voor gevogelte en grotere stukken
vlees.
Grill, groot
zwak (1)
gemiddeld (2)
sterk (3)
Voor het grillen van grote hoeveelheden
steaks, worstjes, toast of stukjes vis.
Grill, klein
zwak (1)
gemiddeld (2)
sterk (3)
Voor het grillen van kleine hoeveelhe-
den steaks, worstjes, toast of stukjes
vis.
Langzaam garen
70-100 °C
Voor malse stukken vlees die medium/
rosé of à point (medium) gegaard moe-
ten worden.
Voorverwarmen
30-70 °C
Voor het voorverwarmen van porselei-
nen servies.
Warmhouden
60-100 °C
Voor het warmhouden van gerechten.
Verwarmingsmetho-
den en temperatuur-
bereiken
Toepassing