39
23. Elektrische startknop
24. Sleutelset voor bougie
25. Transferschakelaar 230 V~ / 400 V~
6. Alvorens de machine in werking te
zetten
6.1 Wielassemblage (B4-B5)
1. Plaats eerst een uiteinde van de wielas
(item 21) door de opening in het frame en
maak het uiteinde vast met een moer en een
plaatje.
2. Breng de connector aan over het andere
uiteinde van de wielas en plaats het wiel en
het plaatje. Vastmaken met de moer.
3. Zet het linkerwiel in elkaar volgens
dezelfde procedure als hierboven.
Belangrijk:
Het binnenwiel moet opgeblazen worden,
want het is met lage druk verscheept (max.
meterdruk 3 bar/0,3 MPa).
6.2 Assemblage van de rubberpoten (B7-B8)
Houd de poot (item 17) tegen het frame zoals
aangegeven. Plaats eerst de bout door het
gat in het frame en het gat in de poot en
maak dit vast met een moer. Zet vervolgens
de andere drie bouten en moeren
volgens dezelfde procedure vast.
6.3 Assemblage van de transporthendel (B6)
Plaats de houder van de draaghendel (item
16) tegen het frame zoals afgebeeld.
Plaats de bout via de opening in het frame en
de opening in de hendelhouder.
Vervolgens vastzetten met een moer.
Draai vervolgens de andere bout vast volgens
dezelfde procedure.
De gebruiker kan de positie van de
draaghendel aanpassen. Als de draaghendel
in de open-stand wordt gedraaid, kan de
generator worden verplaatst.
6.4 Elektrische veiligheid
- Elektrische stroomkabels en aangesloten
apparatuur moeten in perfecte staat zijn.
- De generator dient enkel met apparatuur
gebruikt te worden waarvan de
spanningsspecicaties voldoen aan
de uitvoerspanning van de generator.
- Sluit de generator nooit op de
stroomvoorziening aan (ttinguitvoer).
- Houd de kabellengte tot bij de verbruiker zo
kort mogelijk.
6.5 Milieubescherming
- Dank vervuild onderhoudsmateriaal en
bedieningsmateriaal bij het geëigende
inzamelpunt af.
- Recycle verpakkingsmateriaal, metaal en
plastic.
6.6 Aarding
De behuizing mag met de aarde verbonden
worden teneinde statische elektriciteit te
ontladen. Hiervoor verbindt u één uiteinde
van een kabel met de aardeaansluiting (6) op
de generator en het andere uiteinde met een
externe aarde (bijvoorbeeld een aardestaaf).
7. Bediening
7.1 Voordat u begint met de generator
U moet motorolie tanken (zie afb. 12) en
brandstof ingieten voordat u de motor kunt
starten.