24
Storingen
De polshartslagmeter heeft een ontvanger om de signalen op te
vangen die uitgezonden worden door de zender in de borstband.
Tijdens het gebruik kan het voorkomen dat de polshartslagmeter ook
andere signalen ontvangt dan die van de borstband.
Hoe kunt u een storing herkennen?
Storingen kan men herkennen aan de onrealistische waarden die
weergegeven worden. Als uw normale hartslag gewoonlijk rond de
130 bpm zit en er wordt ineens 200 bpm aangegeven, dan is er
sprake van een korte storing. Wanneer u uit de buurt van de sto-
ringsbron bent, zullen de gegevens weer kloppen. Houd er rekening
mee dat verstoorde waarden uw gemeten trainingsresultaten en uw
gemiddelde waarden lichtelijk kunnen beïnvloeden.
Welke storingsoorzaken zijn er?
In sommige situaties kunnen elektromagnetische storingen ontstaan.
Om deze te vermijden, adviseren wij uit de buurt te blijven van de
volgende storingsbronnen.
In de buurt van elektriciteitsmasten
Bij het passeren van veiligheidspoorten op bijvoorbeeld vliegvel-
den
In de buurt van overhangende kabels (trams)
In de buurt van verkeerslichten, tv’s, fietscomputers of motoren
van auto’s
In de buurt van fitnessapparatuur
In de buurt van mobiele telefoons
Storingen door andere hartslagmeters
De polshartslagmeter kan uitgezonden signalen (bijvoorbeeld van
andere hartslagmeters) binnen een straal van één meter ontvangen.
In het bijzonder wanneer er getraind wordt in een groep kan dit lei-
den tot foutieve metingen. Als u bijvoorbeeld naast elkaar hardloopt,
kan het al helpen wanneer u de polshartslagmeter aan uw andere
pols draagt of meer afstand houdt tussen u en uw hardlooppartner.