37
3. Een gesprek met één persoon
Gebruik uw hoortoestel terwijl u met één persoon in gesprek bent, bijvoorbeeld een familielid of een
vriend(in). Zoek een rustig plekje op. Leg uit dat u nu een hoortoestel draagt. Vraag de andere persoon
normaal te praten. Kijk hem of haar aan. Als het toestel goed is ingesteld zult u meer verstaan dan eerst.
4. Naar radio of televisie luisteren
Luister naar de radio of televisie. Begin met het nieuws en kies dan een ander programma. Vraag of iemand
met een ’normaal gehoor’ het volume van de radio of televisie op een aangenaam niveau wil instellen. Pas
het volume van uw hoortoestel eventueel zelf een beetje aan met de volumeregelaar.
Kunt u de radio of televisie niet voldoende volgen? Vraag uw audicien dan om het hoortoestel anders in te
stellen, of informeer naar de Direct Line accessoires.
5. Een gesprek in een groep
Groepsgesprekken worden vaak bemoeilijkt door achtergrondgeluiden. Luister naar de verschillende stem-
men. Probeer het karakter of het ritme van een stem te herkennen en aan een persoon te koppelen.
Concentreer u op diegene die u wilt verstaan. Oefen dit regelmatig. Verstaat u iets niet, vraag dan of de
betrokkene wil herhalen wat hij of zij zei.
Zorg dat u het gezicht van uw gesprekspartner(s) duidelijk kunt zien en dat er voldoende licht is. Zo kunt
u beter liplezen. Probeer niet in het licht te kijken. Ga met uw rug naar het raam zitten, zodat u de andere
persoon beter kunt zien. Vraag anderen langzaam en duidelijk te praten. Harder praten helpt meestal niet.
6. Een openbare gelegenheid.
Ga naar een openbare gelegenheid. Probeer in de buurt van de spreker te zitten. Probeer tijdens een