27
3. Een gesprek met één persoon
Gebruik uw hoortoestel terwijl u met één persoon in gesprek bent,
bijvoorbeeld een familielid of een vriend(in). Zoek een rustig plekje
op. Vertel dat u een hoortoestel in hebt, en vraag of uw gespreks-
partner gewoon wil praten. Kijk hem of haar aan. Als het toestel
goed is ingesteld, zult u meer verstaan dan eerst.
4. Naar de radio of televisie luisteren
Luister naar de radio of televisie. Begin met het nieuws en kies
daarna een ander programma. Vraag of iemand met een ‘normaal
gehoor’ het volume van de radio of televisie op een aangenaam
niveau wil instellen. Pas het volume van uw hoortoestel eventueel
aan.
Kunt u de radio of televisie niet volgen, vraag uw audicien dan om
het hoortoestel anders in te stellen. Hij of zij kan u ook informeren
over andere mogelijkheden, zoals het gebruik van een ringleiding
voor radio of televisie.
5. Een gesprek in een groep
Groepsgesprekken worden vaak bemoeilijkt door achtergrond-
geluiden. Luister naar de verschillende stemmen. Probeer het
karakter of het ritme van een stem te herkennen en aan een per-
soon te koppelen. Concentreer u op diegene die u wilt verstaan.
Indien de mogelijkheid van directionaliteit is geprogrammeerd door
uw audicien, zal de stem van de persoon waarnaar u kijkt, extra
versterkt worden. Verstaat u iets niet, vraag dan of de betrokkene
wil herhalen wat hij zei.
Zorg ervoor dat u het gezicht van uw gesprekspartner(s) goed kunt
zien en dat er voldoende licht is. Dan kunt u namelijk ook liplezen.
Voorkom dat u in het licht kijkt. Ga met uw rug naar het raam
zitten, zodat u de anderen beter kunt zien. Vraag of men langzaam
en duidelijk wil praten. Harder praten helpt niet.