73
Bellfi res
Nederlands
Installatievoorschrift
3 STORINGEN
3.1 MOGELIJKE OORZAKEN
Mogelijke oorzaken dat het toestel uitgaat kunnen zijn:
• Wanneer het concentrische kanalensysteem niet volgens één van de voorbeelden
in Hoofdstuk 1.6 is gemonteerd.
• Een verkeerd stuwplaatje is gemonteerd.
• Waakvlam dooft, als de rookgassen niet of onvoldoende worden afgevoerd.
• Waakvlam is vervuild of defect.
• Onvoldoende gasdruk.
• (Interne) lekkage van het concentrische kanalensysteem.
• Spanning van thermokoppel is te laag. Dit wordt meestal veroorzaakt doordat de
tip van het thermokoppel onvoldoende wordt verwarmd door de waakvlam.
• Vervuiling van elektrische contacten in het thermo elektrische systeem; o.a.
aansluiting thermokoppel.
• Batterijen in ontvanger of handzender zijn leeg.
3.2 BEVEILIGINGEN VAN HET TOESTEL
3.2.1 Thermo-elektrische waakvlambeveiliging
Het toestel is beveiligd door middel van een thermo-elektrische waakvlambeveiliging
ter voorkoming van het onvoorzien uitstromen van gas uit de hoofdbrander.
3.2.2 Overdrukveiligheidssysteem
Het toestel is voorzien van een overdrukveiligheidssysteem waarbij luiken, een
eventueel ontstane overdruk, gecontroleerd zullen afvoeren. Hierbij gaan de luiken, in
het plafond van de verbrandingskamer, kort open. Daarbij kan een luid geluid ontstaan.
De maximale opening van de luiken wordt begrenst door veiligheidsbeugels.
Mocht een overdruksituatie zijn voorgekomen dan dient het toestel door de installateur
volledig nagekeken te worden.