16
ECO 40 / 52 / 55
3. INSTALLATIEVOORSCHRIFT
3.1. PLAATSINGS INSTRUCTIES
Bij de plaatsing van een kachel dienen plaatselijke en/of nationale voorschriften
op het gebied van brandveiligheid nauwgezet opgevolgd te worden. Raadpleeg
in twijfelgevallen de afdeling brandpreventie van de plaatselijke brandweer,
vooral bij plaatsing in een woning met brandbare wanden en/of vloeren.
Plaats het toestel op voldoende afstand van de achterwand, volgens de
gegevens uit Hoofdstuk 1.2. In geval van niet brandveilige wanden dient de
afstand zo groot te zijn, dat deze wand ook bij zeer hoge stookbelasting niet
heter kan worden dan 80°C. Plaats in geval van twijfel een brandveilige
afscherming.
De vloer waarop het toestel wordt geplaatst dient voldoende draagvermogen te
hebben.
Het is niet toegestaan om meerdere toestellen op één rookkanaal/schoorsteen
aan te sluiten.
3.2. ROOKKANAAL
Verzeker u ervan, dat bestaande rookkanalen volledig gasdicht zijn en in goede
conditie verkeren. Het kanaal dient qua afmetingen over de volle lengte, inclusief
uitmondingspijp op het dak, een diameter van minimaal 150 mm te hebben.
Zorg voor een goede kap op de schoorsteen, ter vermijding van inregenen en
vervuiling (vogelnesten e.d.).
De trek van het kanaal is bepalend voor het juist branden van het toestel
(aanbevolen trek 0,15 mbar: = 15 Pa).
Bij problemen kunnen een aangepaste kap, desnoods een rookgasventilator
uitkomst bieden. Schakel een gespecialiseerd bedrijf in zodra u twijfel heeft over
een van bovengenoemde onderwerpen.
Mocht er geen (geschikt) rookkanaal aanwezig zijn, adviseren wij gebruik te
maken van dubbelwandige geïsoleerde RVS kanalen. Een rookkanaal dient
overeenkomstig het geldende bouwbesluit geplaatst te worden. Laat het bouwen
hiervan door de specialist uitvoeren. Bij aanschaf van deze kanalen dient
nagegaan te worden of omkokering vereist is.