Voorzieningen convectie-en verbrandingslucht
De plaatselijke schoorsteenveger/autoriteiten dienen voor de inbouw m.b.t. de
geschiktheid en de verbrandingsluchttoevoer geraadpleegd te worden. DIN
18160 dient in acht te worden genomen. DIN 18895 T1/ T3 is van toepassing.
De aangevoerde lucht, via een rooster in de wand, zorgt voor verversing van de
kamerlucht en wordt tevens gebruikt voor het verbrandingsproces.
De verbrandingslucht wordt dan aangezogen via het rooster in de schouw en
opening aan de onderzijde van het toestel. Omdat deze lucht deels door de
schouw loopt is er tevens sprake van voorverwarmde verbrandingslucht.
De inbouwhaard kan ook worden voorzien van een luchtleiding die de
verbrandingslucht rechtstreeks van buiten aanzuigt.
De luchttoevoer dient een opening van tenminste Ø125 mm te hebben. Indien
gewenst kan de luchtleiding voorzien worden van een regelklep. Hierbij dient
de kleppositie van buitenaf te zien te zijn. Het toepassen van de rechtstreekse
verbrandingslucht-toevoer wordt sterk geadviseerd indien het toestel wordt
voorzien van een convectieventilator-set.
De ommanteling / schouw
• De ommanteling mag niet rechtsreeks met de inbouwhaard in verbinding
staan, maar moet zelfdragend gebouwd worden met behulp van een
boezemijzer of latei.
De ommanteling in de kamer moet uit niet brandbare materialen uit de
brandwerende-stoffen-klasse A1 bestaan. Dat zijn bijvoorbeeld bakstenen,
muurstenen, keramische tegeltjes, metaal of pleisterwerk, Promatec,
Nobranda.
• De opening voor de instromende en uitstromende lucht van de ommanteling
moet totaal tenminste 900 cm² bedragen. Minstens 200 cm² van de opening
voor instromende en uitstromende lucht mag niet afsluitbaar zijn.
• De ventilatie van de ommanteling/schouw kan door middel van roosters,
maar kan ook door de schouw niet geheel naar het plafond op te trekken (tot
5 cm van het plafond).