72
Zodra de ON-optie is geselecteerd,
druk op ENTER en een knipperende
cursor zal op het alfanumerieke
scherm verschijnen (B). Gebruik de
toetsen UP▲ en DOWN▼ om een
welkomstboodschap letter voor letter
in te voeren. Zodra u het invoeren van
de boodschap heeft beëeindigd, druk
een paar seconden op ENTER
waarna het woord “TEXT” zal
beginnen op te lichten. Gebruik de
toets DOWN▼ om verder te gaan
naar de (MANUAL T) instelling op het
aangrenzende onderste scherm. Als u
de aanpassingsmodus wenst te
verlaten, druk op STOP.
4) MAX. OEFENINGSTIJD.-
Terwijl het woord “MANUAL T” oplicht,
druk op ENTER en een getal tussen 0
en 60 minuten begint te knipperen.
Selecteer de oplichtende waarde door
gebruik te maken van de toetsen
UP▲ en DOWN▼, druk vervolgens
op ENTER om uw keuze te
bevestigen, waarna het woord
“MANUAL T” weer zal beginnen te
knipperen, ga verder naar de (SPR
TIME) instelling op het aangrenzende
onderste scherm door gebruik te
maken van de toets DOWN▼.
5) STEADY PULSE RATE TIME.
Terwijl het woord “SPR TIME” oplicht,
druk op ENTER en een getal tussen
20 en 60 seconden begint te
knipperen. Selecteer de oplichtende
waarde door gebruik te maken van de
toetsen UP▲ en DOWN▼, druk
vervolgens op ENTER. Als u de
aanpassingsmodus wenst te verlaten,
druk op STOP.
OVERGAAN VAN km op
mijlen.-
Als u van km wilt overgaan op mijlen,
druk 10 seconden op ENTER, wat u
naar de wijzigingsoptie zal brengen,
met “KM” op scherm (B). Maak
gebruik van de toetsen incline
Λ en
incline
V om de meetschaal te
selecteren (METRISCH / km –
IMPERIAAL / mijlen) en druk op
ENTER.
ELEMENTEN VAN DE
ELEKTRONISCHE MONITOR
(Fig.1).-
De elektronische monitor bestaat uit
twee aparte gebieden:
Het bovenste gedeelte, Fig.2 (A – B –
C ) voor het WEERGAVE
Het onderste gedeelte, Fig.3 (E – F –
G ) voor het TOETSENBORD
WEERGAVE.-
Dit gebied bestaat uit twee schermen.
(A) De bovenste LED-reeks die
realtime inspanningsniveaus weergeeft
die geproduceerd worden gedurende
het geselecteerde programma.
(B) Onderste alfanumerieke scherm
die de selectie-opties en oefening van
de gebruiker begeleidt.
Het bovenste scherm (A) geeft de
verschillende voorgeprogrammeerde
oefeningsprofielen (programma’s) die
geselecteerd kunnen worden weer, en
huidige inspanningsniveaus
gedurende beoefening.
Het onderste alfanumerieke scherm
(B) wordt zowel gebruikt om de
gebruiker te begeleiden bij het
selecteren van de uit te voeren
oefening, als om informatie weer te
geven over de oefening zowel
gedurende als na de sessie.