19
RUSTTIJD
Dichte levensmiddelen zoals vlees, aardappelen in
de schil en gebak hebben na de kooktijd een
rusttijd (in of buiten de oven ) nodig zodat hitte
verder kan geleiden en het centrum helemaal gaar
wordt. Doe aluminiumfolie om vleesstukken en
aardappelen in de schil tijdens de rusttijd.
Vleesstukken hebben circa 10-15 minuten rusttijd
nodig, aardappelen in de schil 5 minuten. Andere
levensmiddelen zoals kant-en-klare maaltijden,
groenten, vis moeten 2-5 minuten rusten. Rusttijd is
ook nodig na het ontdooien. Als levensmiddelen na
de rusttijd nog niet gaar zijn, doe ze weer in de
oven en laat ze nog een beetje koken.
VOCHTGEHALTE
Veel verse levensmiddelen bijv. groente en fruit
hebben verschillend vochtgehalte dat van de
seizoenperiode afhangt, m.n. aardappelen in de
schil. Daarom kunnen de kooktijden moeten
worden aangepast. Droge ingrediënten zoals rijst,
pasta kunnen tijdens bewaring uitdrogen; de
kooktijden kunnen dan ook verschillen.
DICHTHEID
Poreuze luchtige levensmiddelen worden sneller
heet dan dicht zwaar voedsel.
HUISHOUDFOLIE
Dankzij huishoudfolie behouden de levensmiddelen
vocht, en de stoom erbinnen versnelt het
kookproces. Prik de folie vóór het koken om de
overmatige stoom vrij te laten. Wees altijd
voorzichtig bij het verwijderen van huishoudfolie uit
de schaal, want de opgebouwde stoom kan
kokendheet zijn.
VORM
Effen vormen koken gelijkmatig. Voedsel in een
ronde vorm kookt beter in een magnetron dan
voedsel in een vierkante vorm.
AFSTAND
Levensmiddelen die op een afstand van elkaar zijn
geplaatst, koken sneller en gelijkmatig. Leg NOOIT
levensmiddelen in lagen op elkaar.
BEGINTEMPERATUUR
Hoe kouder het voedsel is hoe langer het zal
verwarmen. Levensmiddelen uit een koelkast
worden langzamer opgewarmd dan die op
kamertemperatuur.
VLOEISTOFFEN
Alle vloeistoffen moeten worden geroerd vóór en
tijdens het verwarmen. Vooral water moet vóór en
tijdens het verwarmen worden geroerd om het
overkoken te voorkomen. Verwarm geen
vloeistoffen die voeger al zijn gekookt. KOOK NIET
OVER.
KEREN & ROEREN
Sommige gerechten moeten tijdens het garen
worden geroerd. Vlees en gevogelte moeten
halverwege de kooktijd worden gekeerd.
VERDELEN
Aparte levensmiddelen zoals kipporties of
koteletten moeten zodanig op een bord worden
geplaatst dat de dikkere gedeeltes bij de buitenkant
liggen.
HOEVEELHEID
Kleine hoeveelheden koken sneller dan grote;
kleine porties worden dan ook sneller warm dan
grote.
PRIKKEN
Het vel of vlies op sommige levensmiddelen doet
stoom opbouwen tijdens het koken. Zulke
levensmiddelen moeten worden geprikt of een
stukje vel moet vóór het koken worden afgeschild
om stoom vrij te laten.
Eieren, aardappelen, appels, worstjes enz. moeten
allemaal vóór het koken worden geprikt.
PROBEER GEEN EIEREN IN DE SCHIL TE
KOKEN.
DEKKEN
Dek levensmiddelen met huishoudfolie of een
deksel.
Bedek vis, groenten, stoofschotels, soepen. Bedek
geen gebak, sauzen, aardappelen in de schil of
taartjes.
KOOKTECHNIEKEN