19CS-175-275-575 series • LED-gebruikersgids
Verklarende woordenlijst
Alarmcentrale Locatie waarnaar gegevens over alarmsituaties
worden verzonden.
Bandmelders resetten Een brandmelder, eenmaal geactiveerd,
moet expliciet worden gereset. De melder is pas na een
reset weer operationeel. U kunt het systeem na een
brandalarm pas weer inschakelen als de brandmelder is
gereset.
Brand-LED Als de brand-LED continu aan is (niet knippert),
betekent dit dat een brandzone is geactiveerd. Als de
brand-LED snel knippert, betekent dit dat er in de
brandzone sprake is van een probleem.
Deurbel Een optie waarmee u via het bediendeel een bel (ding-
dong) hoort als ergens een geprogrammeerde in- of
uitgang wordt geopend.
Functietoets Een toets toegewezen aan een speciale taak.
Gebeurtenissenbestand Een tijdelijk bestand wordt
opgeslagen in het geheugen van het
beveiligingssysteem waarin alle alarmen en storingen
worden genoteerd die zich voordoen tussen het moment
waarop u uw systeem inschakelt en het moment waarop u het
uitschakelt.
Gebruikerscode Een 4- of 6-cijferige code waarmee u het
systeem kunt in- of uitschakelen.
Geforceerd inschakelen Een optie waarmee u het systeem
kunt inschakelen als een of meer zones open zijn. Als het
systeem gereed is om geforceerd te worden
ingeschakeld, knippert de LED-OK. Zones die niet zijn
gesloten, kunnen geen alarmsignaal afgeven.
Gepartitioneerd systeem Een systeem dat is onderverdeeld in
meerdere gebieden. Elk gebied kan door aparte
gebruikers worden bewaakt.
Hoofdgebruikerscode Een hoofdcode voor het in- en
uitschakelen van het systeem. Met deze code kunt u ook
delen van het systeem programmeren.
Ingeschakeld Het beveiligingssysteem staat aan.
LCD Liquid Crystal Display. Dit is de tekstdisplay waarop u
informatie kunt zien over uw systeem.