Warmtepompboiler – GEBRUIKSAANWIJZIGEN EN ONDERHOUD
109
Parameter P11 - fotovoltaïsche modus
Beschikt u over een fotovoltaïsch systeem, dan kunt u het product instellen voor optimaal
gebruik van de geproduceerde stroom. Na uitvoering van de elektrische aansluitingen zoals
beschreven in punt 4.11 afb. 14 stelt u parameter P11 in op een andere waarde dan 0. Om de
fotovoltaïsche functie te activeren, moet het signaal gedurende minstens 5 minuten
ontvangen worden (zodra het apparaat een cyclus start, zal deze gedurende minstens 30
minuten werken).
Na detectie van het signaal werkt de bedrijfsmodus als volgt:
OFF (waarde 0 - standaard): PV-modus gedeactiveerd
PV_HP (waarde 1): bij aanwezig signaal van de omvormer. Het apparaat bereikt de ingestelde temperatuur
(maximaal tussen T SET POINT en T W PV) met alleen de warmtepomp (max. 62 °C).
PV_HE (waarde 2): Het apparaat bereikt de ingestelde temperatuur (maximaal tussen T SET POINT en T W PV) door
alleen de warmtepomp te laten draaien tot 62 °C en indien nodig het verwarmingselement (1500 W).
PV_HEHP (waarde 3): de ingestelde temperatuur (maximaal tussen T SET POINT en T W PV) wordt bereikt met de
warmtepomp en het verwarmingselement (1000 W) tot 62 °C. Voor hogere temperaturen dan 62 °C wordt het tweede
verwarmingselement (1500 W) geactiveerd.
Parameter P13 - Smart Grid-modus
Hebt u een SG-signaal, dan kunt u de signaalkabel aansluiten zoals beschreven in hoofdstuk 4.11
afb. 14; wanneer de P13-functie geactiveerd is, verschijnt het SG-symbool. Zodra het apparaat het
signaal gedurende minstens 5 minuten ontvangt (zodra het apparaat een cyclus start, zal deze
gedurende minstens 30 minuten werken), wordt afwisselend de naam van de geselecteerde
modus en de melding SG AAN weergegeven; de actuele bedrijfsmodus wordt automatisch
gewijzigd door het apparaat via thermostaat in te stellen op de ingestelde temperatuur (maximaal tussen T SET
POINT en T W PV), terwijl alleen de warmtepomp werkt (max. 62 °C).
Parameter P16 - Silent-modus
Deze functie vermindert het geluidsniveau (prestaties kunnen verschillen van de opgegeven waarden).
Ze kan worden geactiveerd via the parameter P6 in het installatiemenu.
7.8 Standaardinstellingen
Het apparaat wordt geleverd met een reeks standaard ingestelde modi, functies of waarden (zie onderstaande tabel):