550895
8
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/96
Pagina verder
2
gebruik en onderhoud SL mille
© 1999 aprilia s.p.a. - Noale (VE)
Eerste editie: september 1999
Herdruk: maart 2000, april 2001
U herkent de officiële aprilia-motorfiets-
dealer aan dit logo op de deur of etalage:
Deze raamsticker wordt elk jaar verstrekt
en dient daarom actueel te zijn.
Vervaardigd en gedrukt door:
editing division
Soave (VERONA) - Italië
Tel. +39 - 045 76 11 911
Fax +39 - 045 76 12 241
E-mail: customer@stp.it
www.stp.it
In opdracht van:
aprilia s.p.a.
via G. Galilei, 1 - 30033 Noale (VE) - Italië
Tel. +39 - 041 58 29 111
Fax +39 - 041 44 10 54
www.aprilia.com
7!!23#(57).'3"//$
3#(!00%.
De volgende waarschuwingen worden in
heel deze handleiding gebruikt om de vol-
gende boodschappen over te brengen:
Veiligheidswaarschuwing. Wan-
neer u dit symbool aantreft op de
motorfiets of in de handleiding, dient u
rekening te houden met potentieel ge-
vaar voor persoonlijk letsel. Niet-nale-
ving van de aanwijzingen die worden
gegeven in de boodschappen voorafge-
gaan door dit symbool kan resulteren in
ernstige risico’s voor de veiligheid van
uzelf en anderen en voor de motorfiets!
aWAARSCHUWING
Duidt op een potentieel gevaar dat kan
resulteren in ernstig letsel of zelfs de
dood.
aOPGELET
Duidt op een potentieel gevaar dat kan
resulteren in licht persoonlijk letsel of
schade aan de motorfiets.
OPMERKING Het woord “OPMER-
KING” in deze handleiding gaat belangrijke
informatie of richtlijnen vooraf.
).&/2-!4)%
Bewerkingen voorafgegaan door
dit symbool dienen aan de andere
kant van de motorfiets te worden herhaald.
Indien niet expliciet anders vermeld, moet
u voor de montage van de onderdelen de
stappen voor demontage in omgekeerde
volgorde herhalen.
Daar waar de termen “rechts” en “links
worden gebruikt, wordt ervan uitgegaan
dat de rijder in normale rijhouding op de
motorfiets zit.
7!!23#(57).'%.
6//2:/2'3-!!42%'%,%.
!,'%-%.%/0-%2+).'%.
Voordat u de motor start, dient u aandach-
tig dit boekje te lezen, in het bijzonder het
gedeelte “VEILIG RIJDEN”.
Uw veiligheid en die van anderen hangt
niet alleen af van de snelheid van uw re-
flexen en uw behendigheid, maar ook van
de kennis van de motorfiets, van de staat
van onderhoud en van de basisregels voor
VEILIG RIJDEN. Daarom is het belangrijk
de motorfiets goed te leren kennen, zodat
u er zich veilig mee in het verkeer kunt be-
geven.
a
3
gebruik en onderhoud SL mille
OPMERKING Dit boekje hoort on-
losmakelijk bij de motorfiets en moet in ge-
val van verkoop worden overgedragen.
aprilia heeft bij de samenstelling van dit
boekje de grootste zorg aan de dag ge-
legd, teneinde de gebruiker correcte en ac-
tuele informatie te verschaffen. Daar apri-
lia echter voortdurend het ontwerp van zijn
producten verbetert, kunnen de kenmer-
ken van uw motorfiets lichtjes afwijken van
de in dit boekje beschreven kenmerken.
Indien u vragen heeft met betrekking tot de
informatie in dit boekje, aarzel dan niet om
contact op te nemen met uw officiële apri-
lia-dealer.
Voor controles en reparaties die niet expli-
ciet in deze publicatie staan beschreven,
de aanschaf van originele aprilia-reser-
veonderdelen, accessoires en andere pro-
ducten, alsook specifieke adviezen, dient u
zich uitsluitend te wenden tot de officiële
aprilia-dealers en onderhoudscentra, die
een betrouwbare en snelle service garan-
deren.
Wij danken u omdat u voor aprilia heeft
gekozen en wensen u veel rijplezier.
Alle rechten voor wat betreft elektronische
opslag, reproductie en volledige of gedeel-
telijke aanpassing, op welke manier ook,
zijn voorbehouden voor alle landen.
OPMERKING In sommige landen
vereisen de van kracht zijnde milieuwetge-
ving en geluidsvoorschriften periodieke in-
specties.
In deze landen moet de gebruiker van het
voertuig:
contact opnemen met een officiële apri-
lia-dealer om de niet-goedgekeurde on-
derdelen te laten vervangen door onder-
delen die goedgekeurd zijn in het
betreffende land;
voer de vereiste periodieke inspecties
uit.
OPMERKING Bij aankoop van deze
motorfiets dient u in de navolgende figuur
de identificatiegegevens te vermelden die
op het IDENTIFICATIE-ETIKET VERVAN-
GINGSONDERDELEN STAAN. Het etiket
bevindt zich onder het zadel van de rijder,
zie pag. 66 (DEMONTEREN VAN HET ZA-
DEL VAN DE RIJDER).
Dit zijn identificatiegegevens van:
YEAR = bouwjaar (Y, 1, 2, ...);
I.M. = wijzigingscode (A, B, C, ...);
LANDENCODES = land van homologa-
tie (I, UK, A, ...).
Ze dienen te worden doorgegeven aan de
officiële aprilia-dealer bij de aankoop van
vervangingsonderdelen of accessoires die
specifiek zijn voor uw model.
In deze handleiding worden de volgende
symbolen gebruikt om de verschillende
versies aan te duiden:
e
versie automatische lichtschakelaar
(Automatic Switch-on Device)
m
optie
VERSIE VOOR:
I
Italië
S
Singapore
U
Verenigd
Koninkrijk
s
Slovenië
a
Oostenrijk
i
Israël
p
Portugal
¬
Zuid-Korea
F
Finland
M
Maleisië
B
België
c
Chili
d
Duitsland
H
Kroatië
f
Frankrijk
A
Australië
E
Spanje
u
Verenigde Staten
G
Griekenland
Ä
Brazil
O
Nederland
R
Zuid-Afrika
Y
Zwitserland
n
Nieuw-Zeeland
D
Denemarken
C
Canada
J
Japan
4
gebruik en onderhoud SL mille
!,'%-%.%).(/5$
VEILIG RIJDEN ..................................................... 5
BASISREGELS
VOOR DE VEILIGHEID .................................. 6
KLEDING ........................................................ 9
ACCESSOIRES ............................................ 10
LADING ........................................................ 10
PLAATSING VAN DE HOOFDELEMENTEN ..... 12
PLAATSING VAN DE INSTRUMENTEN/
BEDIENINGSELEMENTEN ................................ 14
INSTRUMENTEN EN CONTROLELAMPJES .... 15
TABEL INSTRUMENTEN EN
CONTROLELAMPJES ................................. 16
MULTIFUNCTIONELE COMPUTER ............ 18
BELANGRIJKSTE ONAFHANKELIJKE
BEDIENINGSELEMENTEN ................................ 24
BEDIENINGSELEMENTEN OP DE
LINKERSTUURHELFT ................................. 24
BEDIENINGSELEMENTEN OP DE
RECHTERSTUURHELFT ............................ 25
CONTACTSCHAKELAAR ............................ 26
STUURSLOT ................................................ 26
HULPUITRUSTING ............................................. 27
ONTGRENDELEN / VERGRENDELEN VAN
HET PASSAGIERSZADEL ........................... 27
HANDSCHOENEN-/
GEREEDSCHAPSSETKASTJE ................... 28
BEVESTIGINGSHAKEN
VAN DE BAGAGEDRAGER ......................... 28
SPECIAAL GEREEDSCHAP
& ................ 29
VERLENGSTUK VOOR
ACHTERSPATBORD
& ........................... 29
BELANGRIJKSTE ONDERDELEN .................... 30
BRANDSTOF ............................................... 30
REMVLOEISTOF - aanbevelingen ............... 31
SCHIJFREMMEN ......................................... 31
VOORREM ................................................... 32
ACHTERREM ............................................... 33
KOPPELINGSVLOEISTOF - aanbevelingen 34
KOPPELING ................................................. 35
KOELVLOEISTOF ........................................ 36
BANDEN ....................................................... 38
MOTOROLIE ................................................ 39
AFSTELLEN
VAN DE VOORREMHENDEL
EN DE KOPPELINGSHENDEL .................... 40
AFSTELLEN
VAN DE SPELING
VAN HET ACHTERREMPEDAAL ................ 40
VERSIE MET AUTOMATISCHE
LICHTONTSTEKING
_ ............................ 41
UITLAATDEMPERS / UITLAATPIJPEN ....... 41
RICHTLIJNEN VOOR GEBRUIK ........................ 42
CONTROLES VOORAF ............................... 42
STARTEN ..................................................... 43
VERTREKKEN EN RIJDEN ......................... 46
INRIJDEN ..................................................... 49
STOPPEN ..................................................... 49
PARKEREN .................................................. 50
RAADGEVINGEN TER VOORKOMING
VAN DIEFSTAL ............................................ 50
ONDERHOUD ..................................................... 51
ONDERHOUDSSCHEMA ............................ 52
IDENTIFICATIEGEGEVENS ........................ 54
CONTROLEREN VAN HET
MOTOROLIEPEIL EN BIJVULLEN .............. 55
VERVANGEN VAN DE MOTOROLIE
EN HET OLIEFILTER ................................... 56
DE PENNEN VOOR DE ACHTERSTE
STEUNSTANDAARD MONTEREN
& ...... 58
DE MOTORFIETS OP DE ACHTERSTE
STANDAARD ZETTEN
& ......................... 58
DE MOTORFIETS OP DE VOORSTE
STANDAARD ZETTEN
& ......................... 58
LUCHTFILTER ............................................. 59
VOORWIEL .................................................. 60
ACHTERWIEL .............................................. 62
TRANSMISSIEKETTING .............................. 64
DEMONTEREN VAN HET
ZADEL VAN DE RIJDER .............................. 66
OMHOOG ZETTEN
VAN DE BRANDSTOFTANK ........................ 66
CONTROLEREN VAN DE
SLIJTAGE VAN DE REMBLOKJES ............. 67
CONTROLEREN VAN DE
VOOR EN DE ACHTEROPHANGING ......... 68
VOOROPHANGING ..................................... 68
ACHTEROPHANGING ................................. 70
AFSTELLING VAN HET
STATIONAIRE TOERENTAL .......................72
AFSTELLEN VAN DE GASHENDEL ............ 72
AFSTELLEN VAN
DE CHOKE-HENDEL (
e) ............................72
CONTROLEREN VAN DE ZIJSTANDAARD
EN DE VEILIGHEIDSSCHAKELAAR ........... 73
BOUGIES ......................................................74
ACCU ............................................................ 74
CONTROLEREN EN REINIGEN
VAN DE ACCU-AANSLUITINGEN ............... 75
DEMONTEREN VAN DE ACCU ...................76
OPLADEN VAN DE ACCU ...........................77
MONTEREN VAN DE ACCU ........................77
NA LANGE INACTIVITEIT VAN DE
ACCU ............................................................ 78
CONTROLEREN VAN DE
SCHAKELAARS ........................................... 78
VERVANGEN
VAN DE ZEKERINGEN ................................79
HORIZONTALE AFSTELLING VAN DE
LICHTBUNDEL VAN DE KOPLAMP ............ 80
AFSTELLEN VAN DE VERTICALE
LICHTBUNDEL VAN DE KOPLAMP ............ 81
GLOEILAMPEN ............................................81
VERVANGEN VAN DE GLOEILAMPEN
VAN DE KOPLAMP ......................................82
VERVANGEN VAN DE GLOEILAMPEN VAN
DE VOORSTE EN ACHTERSTE
RICHTINGAANWIJZERS ............................. 83
VERVANGEN VAN DE GLOEILAMPEN VAN
HET ACHTERLICHT .....................................84
VERVANGEN VAN DE GLOEILAMP VAN
DE KENTEKENPLAATVERLICHTING .........84
REINIGING ..........................................................85
LANGE PERIODE VAN STILSTAND ........... 86
VERVOER ...........................................................86
TECHNISCHE GEGEVENS ................................ 87
SMEERMIDDELENTABEL ...........................90
Importeurs .................................................92-93
ELEKTRISCH SCHEMA
SL mille .........................................................94
LEGENDA ELEKTRISCH SCHEMA
SL mille .........................................................95
veilig rijden
6
gebruik en onderhoud SL mille
"!3)32%'%,3
6//2$%6%),)'(%)$
Om de motorfiets te mogen besturen is het
nodig dat u aan alle wettelijke verplichtin-
gen voldoet (rijbewijs, geestelijke en licha-
melijke gezondheid, verzekering, wegen-
belasting, registratie motorfiets, nummer-
plaat, enz.).
U wordt aangeraden zich de motorfiets ge-
leidelijk eigen te maken, daar waar weinig
verkeer is of op terreinen die privé-eigen-
dom zijn.
Het gebruik van bepaalde medicijnen, al-
cohol en verdovende middelen benadeelt
in aanzienlijke mate de rijveiligheid.
Verzekert u zich ervan dat u geestelijk en
lichamelijk goed in staat bent te rijden, en
rijd vooral niet bij vermoeidheid en slape-
righeid.
Het merendeel van de ongelukken is te wij-
ten aan onervarenheid van de rijder.
Leen de motorfiets NOOIT uit aan begin-
ners en overtuigt u zich er in ieder geval
van dat de rijder in het bezit is van de wet-
telijke vereisten voor het rijden.
7
gebruik en onderhoud SL mille
Volg nauwgezet de verkeersaanwijzingen
en houd u aan de nationale en plaatselijke
verkeersregels.
Vermijd plotselinge manoeuvres die ge-
vaar opleveren voor uzelf en voor anderen
(bijvoorbeeld: steigeren, te hard rijden
enz.), en houd altijd rekening met de toe-
stand van het wegdek, het zicht, enz.
Bots niet tegen obstakels die schade aan
het voertuig kunnen toebrengen of de con-
trole over het voertuig kunnen doen verlie-
zen.
Rijd niet vlak achter andere voertuigen om
u mee te laten “zuigen”.
Houd altijd beide handen aan het stuur en
de voeten op de pedalen (of de voetplan-
ken) en neem een correcte rijhouding aan.
Vermijd absoluut rechtop te gaan staan tij-
dens het rijden, of uw ledematen te strek-
ken.
8
gebruik en onderhoud SL mille
De rijder moet zich nooit af laten leiden of
laten beïnvloeden door personen of hande-
lingen (niet roken, eten, drinken, lezen,
enz.) tijdens het rijden.
Gebruik de voorgeschreven koelvloeistof
en olie, zoals beschreven in het “SMEER -
SCHEMA”; controleer regelmatig of de olie
en de koelvloeistof de voorgeschreven ni-
veaus hebben.
Controleer, als de motorfiets bij een onge-
luk betrokken is geweest, of de bedie-
ningsknoppen, -kabels, -slangen, het rem-
systeem en de vitale delen niet beschadigd
zijn.
Laat de motorfiets eventueel nakijken door
een officiële aprilia dealer, met speciale
aandacht voor het frame, het stuur, de ve-
ring, de veiligheidsonderdelen en de onder-
delen waarvan de gebruiker zelf niet in staat
is te beoordelen of ze beschadigd zijn.
Meld elk mankement bij het functioneren
aan de technici/mecaniciens opdat de re-
paratiewerkzaamheden vergemakkelijkt
worden.
Rijd absoluut niet met de motorfiets wan-
neer de beschadiging de rijveiligheid in ge-
vaar brengt.
COOLER
OIL
9
gebruik en onderhoud SL mille
Verander nooit de plaats, de stand of de
kleur van: de kentekenplaat, de richting-
aanwijzers, de lichten en de claxon.
Modificaties aan de motorfiets doen de ga-
rantie onherroepelijk vervallen.
Elke eventuele verandering die aange-
bracht wordt aan de motorfiets of de verwij-
dering van originele delen kunnen de pres-
taties negatief beïnvloeden en de
veiligheid in gevaar brengen of zelfs de
motorfiets onwettig maken.
U wordt geadviseerd om zich altijd te hou-
den aan alle nationale en plaatselijke wet-
telijke voorschriften en regels op het punt
van de uitrusting van de motorfiets.
In het bijzonder moeten technische veran-
deringen vermeden worden die de presta-
ties beïnvloeden of in ieder geval de oor-
spronkelijke eigenschappen van de
motorfiets veranderen.
Houd absoluut geen snelheidswedstrijden
met andere voertuigen.
Vermijd het rijden op een andere onder-
grond dan het wegdek.
+,%$).'
Voordat u gaat rijden dient u eraan te denken
dat u altijd de helm op hebt; deze moet op de
juiste wijze gedragen worden. Controleer of
de helm gekeurd is, niet-beschadigd is, de
juiste maat heeft en of het vizier schoon is.
Draag beschermende kleding; mogelijkerwijs
met een heldere en/of reflecterende kleur. Zo-
doende bent u goed zichtbaar voor de andere
weggebruikers en beperkt u hiermee het risi-
co aangereden te worden. Bij een val hebt u
zodoende ook een betere bescherming.
De kleding moet goed passen en aan de
uiteinden gesloten zijn. Koorden, ceintuur
en das mogen niet los hangen; voorkom
dat deze of andere objecten het rijden kun-
nen beïnvloeden doordat ze verstrikt raken
in bewegende delen of bedieningselemen-
ten.
ONLY ORIGINALS
A12
345
10
gebruik en onderhoud SL mille
Zorg ervoor dat u geen voorwerpen in uw
zakken hebt die mogelijk gevaar opleveren
bij een val, zoals puntige objecten als sleu-
tels, pennen, glazen voorwerpen (hetzelf-
de geldt voor de eventuele passagier).
!##%33/)2%3
De gebruiker is persoonlijk verantwoorde-
lijk voor de keuze van de installatie en het
gebruik van de accessoires.
Denkt u er tijdens de montage aan dat geen
onderdelen zoals de lichten of onderdelen
die dienen voor het aangeven van de richting
of voor geluidssignalen bedekt worden,
waardoor deze onderdelen geheel of
gedeeltelijk hun functie verliezen; belemmer
ook niet de uitslag van de vering en de stuur-
hoek en de werking van de bedieningsele-
menten.
Vermijd het gebruik van accessoires die de
toegang tot de bedieningselementen be-
lemmeren, omdat zo de reactietijd in nood-
gevallen langer kan worden.
De gestroomlijnde accessoires en de gro-
tere windschermen kunnen als ze op
de motorfiets gemonteerd zijn de windge-
voeligheid ervan vergroten en zodoende
de stabiliteit tijdens het rijden verminderen.
Controleer of de accessoires op degelijke
wijze bevestigd zijn aan de motorfiets en
geen gevaar opleveren tijdens het rijden.
Niets toevoegen aan de elektrische installa-
tie of hier iets aan veranderen, waardoor het
maximale vermogen van de motorfiets over-
schreden zou kunnen worden. Hierdoor zou
de motorfiets tijdens het rijden plotseling kun-
nen stoppen of er zou zich een gevaarlijk
stroomtekort kunnen voordoen, zodat de
claxon en de lichten niet meer functioneren.
aprilia raadt het gebruik van originele acces-
soires aan (aprilia genuine accessories).
,!$).'
Wees voorzichtig bij het opladen van baga-
ge en vervoer niet te veel lading.
De bagage moet zich zo dicht mogelijk bij
het zwaartepunt van de motorfiets bevin-
den en evenwichtig verdeeld zijn naar bei-
de zijden van de motorfiets zodat er een
optimale balans is.
Zorg er verder voor dat de lading goed is
vastgemaakt aan de motorfiets, vooral
voor een lange rit.
11
gebruik en onderhoud SL mille
Bevestig absoluut geen grote, zware en/of
gevaarlijke voorwerpen aan het stuur, de
spatborden en de vorken; dit vertraagt de
reactiesnelheid van de motorfiets in de
bochten en hindert de controle tijdens het
rijden.
Bevestig niet teveel ruimte innemende ba-
gage aan de zijkant van de motorfiets en
voer ook niet de helm aan de daarvoor be-
stemde haak mee. Deze zaken zouden te-
gen personen of voorwerpen kunnen sto-
ten, waardoor de rijder de controle over de
motorfiets zou kunnen verliezen.
Vervoer geen bagage die niet goed beves-
tigd is aan de motorfiets.
Vervoer geen bagage die te ver uit de ba-
gagedrager steekt of die de lichten, de
claxon of de controlelampjes bedekt.
Vervoer geen dieren of kinderen op het
handschoenkastje of op de bagagedrager.
Overschrijd niet de limiet voor vervoer die
geldt voor iedere zijtas.
Teveel lading beïnvloedt de stabiliteit en
de manoeuvreerbaarheid van de motor-
fiets.
KG!
12
gebruik en onderhoud SL mille
0,!!43).'6!.$%(//&$%,%-%.4%.
,%'%.$!
1) Koplamp
2) Linker achteruitkijkspiegel
3) Koppelingsvloeistofreservoir
4) Brandstoftank
5) Dop motoroliereservoir
6) Accu
7) Zadel van rijder
8) Slot handschoen-/gereedschapsset-
kastje
9) Linker voetsteun duopassagier
(klikwerking, ingeklapt/uitgeklapt)
10) Passagiersgreep
11) Transmissieketting
12) Achtervork
13) Linker voetsteun rijder
(met veer, altijd uitgeklapt)
14) Zijstandaard
15) Schakelpedaal
16) Motoroliefilter
17) Motoroliereservoir
18) Motoroliepeil
19) Claxon
13
gebruik en onderhoud SL mille
,%'%.$!
1) Achterlicht
2) Handschoen-/gereedschapssetkastje
3) Passagierszadel (of: afdekking hand-
schoenen-/gereedschapssetvak)
4) Elektronische eenheid
5) Hoofdzekeringhouder
(30 A)
6) Achterremvloeistofreservoir
7) Tankdop
8) Dop expansietank koelvloeistof
9) Luchtfilter
10) Voorremvloeistofreservoir
11) Rechter achteruitkijkspiegel
12) Hulpzekeringhouder (15 A)
13) Koelvloeistofpeil
14) Expansietank
15) Achterrempomp
16) Rempedaal achterrem
17) Rechter voetsteun rijder
(met veer, altijd uitgeklapt)
18) Achterste schokdemper
19) Rechter voetsteun duopassagier
(klikwerking, ingeklapt/uitgeklapt)
14
gebruik en onderhoud SL mille
0,!!43).'6!.$%).3425-%.4%."%$)%.).'3%,%-%.4%.
,%'%.$!
1) Contactschakelaar/stuurslot (
n - m - s)
2) Choke-hendel (
e)
3) Dimlichtschakelaar (
b - a)
4) Schakelaar richtingaanwijzers (c)
5) Drukknop claxon (
f)
6) Lichtschakelaar (
o - p -
) (niet voorzien op
_
versie)
7) Drukknop grootlichtsignaal (a) / LAP (multifunctioneel)
8) Koppelingshendel
9) Instrumenten en controlelampjes
10) Voorremhendel
11) Gashendel
12) Startknop (
r)
13) Motorstopschakelaar (
n - m)
15
gebruik en onderhoud SL mille
,%'%.$!
1) Groen waarschuwingslampje richtingaanwijzer (
c)
2) Blauw waarschuwingslampje grootlicht (
a)
3) Toerenteller
4) Rood LED-waarschuwingslampje overtoerental (max)
5) Ambergeel waarschuwingslampje reserve benzine (
g)
6) Oranje waarschuwingslampje “zijstandaard omlaag” (
\)
7) Rechter multifunctionele digitale display (koelvloeistoftempe-
ratuur - klok - accuspanning - chronometer - diagnose)
8) Rood LED-waarschuwingslampje motoroliedruk (
j)
9) Groen waarschuwingslampje neutraalstand (q)
10) Programmeerknoppen van multifunctionele computer
11) Linker multifunctionele digitale display
(snelheidsmeter - dagteller)
).3425-%.4%.%.#/.42/,%,!-0*%3
16
gebruik en onderhoud SL mille
4!"%,).3425-%.4%.%.#/.42/,%,!-0*%3
Beschrijving Functie
Waarschuwingslampje
richtingaanwijzers
c
Knippert wanneer de richtingaanwijzers in werking zijn.
Waarschuwingslampje
grootlicht
a
Licht op wanneer de gloeilampen van het grootlicht branden of wanneer het lichtsignaal
wordt gebruikt.
Toerenteller (tpm/rpm)
Geeft het aantal toeren per minuut van de motor aan.
Overschrijd nooit het maximale toerental van de motor, zie
pag. 49 (INRIJDEN).
LED-waarschuwingslampje
overtoerental max
Knippert wanneer het door de gebruiker ingestelde max. toerental is bereikt, zie pag. 20
(INSTELLEN VAN DE OVERTOERENTALGRENS (ALLEEN BIJ AFGEZETTE MOTOR)).
Licht op wanneer de maximumgrens van het motortoerental, zie pag. 20 (INSTELLEN VAN
DE OVERTOERENTALGRENS (ALLEEN BIJ AFGEZETTE MOTOR)) wordt bevestigd en tel-
kens wanneer de contactschakelaar gedurende ongeveer drie seconden in de stand “
n
wordt gedraaid, zie pag. 18 (MULTIFUNCTIONELE COMPUTER).
Waarschuwingslampje
reserve benzine
g
Licht op als er in de brandstoftank nog ongeveer 4,5 ± 1
L brandstof over is.
Vul in dit geval de tank zo snel mogelijk bij, zie pag. 30 (BRANDSTOF).
Waarschuwingslampje
zijstandaard omlaag
\
Licht op wanneer de zijstandaard is neergeklapt.
LED-waarschuwingslampje
motoroliedruk
j
Licht op, zodra de contactschakelaar in de stand “
nwordt gedraaid, ter controle van de
juiste werking van het LED-lampje.
Als het LED-lampje niet oplicht onder deze omstandigheden, neem dan contact op met uw
officiële
aprilia-dealer.
Als het LED-waarschuwingslampje van de motoroliedruk
j” oplicht tijdens de normale werking van de motor, bete-
kent dit dat de oliedruk in het circuit onvoldoende is.
Zet in dit geval de motor onmiddellijk af en neem contact op met een officiële
APRILIA-
dealer.
Waarschuwingslampje neutraalstand
q Licht op wanneer de versnelling in neutraal staat.
aOPGELET
aOPGELET
17
gebruik en onderhoud SL mille
Beschrijving Functie
Multifunctionele
digitale display
(linkerzijde)
Snelheidsmeter
(km/h - MPH)
Geeft de momentele, gemiddelde of maximale rijsnelheid aan (in kilometer
of mijl) overeenkomstig de voorinstelling, zie pag. 18 (MULTIFUNCTIONELE
COMPUTER).
Voor het afwis-
selen tussen de
getoonde gege-
vens, zie
pag. 18 (MULTI-
FUNCTIONE-
LE COMPU-
TER).
Dagteller (km - mi) Geeft het aantal kilometers van een traject aan of het totale aantal kilometers.
Multifunctionele
digitale display
(rechterzijde)
Koelvloeistoftemperatuur
(°C / °F)
h
Geeft de temperatuur van de koelvloeistof in de motor aan, zie pag. 18
(MULTIFUNCTIONELE COMPUTER). Wanneer een temperatuur van 115 –
120 °C (239 – 248 °F) wordt aangegeven, moet u de motor afzetten en het
koelvloeistofpeil controleren, zie pag. 36 (KOELVLOEISTOF).
Draai de contactschakelaar niet in de stand
m”, want dan zouden de koelventilatoren stil-
vallen, ongeacht de koelvloeistoftemperatuur, met een verdere stijging
van de temperatuur tot gevolg.
Als de aanduiding “
///op de display verschijnt, breng dan de motorfiets
tot stilstand en laat de motor ongeveer twee minuten lang draaien met een
toerental van 3000 tpm (rpm), zodat de koelvloeistof normaal kan circuleren
in het systeem; druk daarna de motorstopschakelaar in de stand
men con-
troleer het koelvloeistofpeil, zie pag. 36 (KOELVLOEISTOF). Als de aandui-
ding
///” nog steeds wordt getoond nadat het koelvloeistofpeil is gecon-
troleerd, neem dan contact op met een officiële
aprilia-dealer.
Als de maximum toegelaten temperatuur
wordt overschreden (120°C - 248°F), kan de
motor ernstige schade oplopen.
Klok
Geeft het uur en de minuten aan, afhankelijk van de voorinstelling,
zie pag. 18 (MULTIFUNCTIONELE COMPUTER).
Accuspanning
V BATT
Geeft de accuspanning aan in volt,
zie pag. 18 (MULTIFUNCTIONELE COMPUTER).
Chronometer
Geeft de diverse tijden aan, afhankelijk van de voorinstelling,
zie pag. 18 (MULTIFUNCTIONELE COMPUTER).
Diagnose
Wanneer de contactschakelaar in de stand
nwordt gedraaid, wordt de aanduiding (),
ongeveer drie seconden lang getoond op de display.
Als de aanduiding
(),op de display verschijnt tijdens de nor-
male werking van de motor, betekent dit dat de elektronische een-
heid een onregelmatigheid heeft vastgesteld. In vele gevallen blijft de motor werken met een
beperkt vermogen; neem onmiddellijk contact op met een officiële
APRILIA-dealer.
aOPGELET
aOPGELET
aOPGELET
18
gebruik en onderhoud SL mille
-5,4)&5.#4)/.%,%#/-054%2
Wanneer de contactschakelaar (1) in de
stand “
n” wordt gedraaid, gaan de volgen-
de waarschuwingslampjes op het dash-
board branden:
(rood) LED-waarschuwingslampje over-
toerental “max” (2);
(rood) LED-waarschuwingslampje mo-
toroliedruk (
j) (3), dat blijft branden tot
de motor start.
De wijzer (4) van de toerenteller verplaatst
zich naar de door de gebruiker ingestelde
maximumwaarde (tpm). Na ongeveer drie
seconden gaat het rode LED-waarschu-
wingslampje van het overtoerental max
(2) uit; de wijzer (4) van de toerenteller keert
naar zijn beginpositie terug. Op die manier
wordt de werking van de onderdelen getest.
aOPGELET
Na de eerste 1000 km (625 mi) en daarna
telkens om de 7500 km (4687 mi) ver-
schijnt de aanduiding “SERVICE” (5) op
de rechterdisplay. Neem in dat geval
contact op met een officiële
APRILIA
-
dealer
, die de onderhoudswerken zal
verrichten die zijn aangegeven in het on-
derhoudsschema, zie pag. 52 (ONDER-
HOUDSSCHEMA). Om de aanduiding
“SERVICE” te doen verdwijnen, moet u
op de “LAP”-drukknop (6) drukken en
daarna op de drukknop
R
en beide
knoppen ongeveer 5 seconden lang in-
gedruktl houden.
Met de contactschakelaar (1) in de stand
n” gedraaid, zijn de standaardinstellingen
op het dashboard de volgende:
Rechterdisplay: Klok (7), koelvloeistof-
temperatuur in °C (8).
Linkerdisplay: Momentele snelheid in
km/h (9), traject 1 (dagteller) (10), kilome-
tertotaalteller (11).
Bij de installatie van de accu of van de
hoofdzekeringen van 30 A:
De wijzer van de toerenteller (4) draait 12
maal rechtsom (klikt 12 maal) om de wer-
king van de toerenteller zelf te controleren.
De momentele, maximale en gemiddel-
de snelheid is ingesteld in “km/h”.
De koelvloeistoftemperatuur is ingesteld
in °C.
De digitale klok is ingesteld op nul.
De rode lijn is ingesteld op 6000 tpm
(rpm) en wordt aangegeven door het op-
lichten van het rode-lijn LED-waarschu-
wingslampje “max ” (rood) (2).
OPMERKING Voer indien nodig de
gewenste afstellingen uit.
CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE
SEGMENTEN
Druk de drukknoppen A en B gelijktijdig
in.
Draai de contactsleutel (1) van de stand
m” in de stand “n”.
Alle segmenten blijven ingeschakeld tot de
drukknoppen
A
en
B
worden losgelaten.
OVERSCHAKELEN van km op mi (van
km/h op MPH) EN OMGEKEERD (LIN-
KERDISPLAY).
Druk op de drukknop
A
tot na ongeveer
5 seconden alle aanduidingen (12) op de
linkerdisplay beginnen te knipperen.
Laat drukknop
A
los.
19
gebruik en onderhoud SL mille
Druk op drukknop
B
om de maateenheid
te veranderen van kmin mi(van
km/h” in “MPH”) en omgekeerd.
Druk, om de instelling te bevestigen, op
drukknop
A
gedurende ongeveer 5 se-
conden.
INSTELLEN VAN DE MOMENTELE,
MAXIMALE EN GEMIDDELDE SNEL-
HEID (LINKERDISPLAY)
OPMERKING Twee seconden nadat
de motorfiets is beginnen te rijden, ver-
schijnt automatisch de momentele snel-
heid op de display, ook als een andere
functie is ingesteld.
Wanneer de contactsleutel in de stand “
n
wordt gedraaid, verschijnen de momentele
snelheid (13) en het deelaantal afgelegde
kilometers/mi (traject 1) (10) op de linker-
display. Terugstellen van “traject 1” (10):
druk terwijl de dagteller is ingesteld op de
momentele snelheid drukknop
R
ongeveer
2 seconden lang in.
Om de maximale snelheid (14) en de af-
stand van traject 1” (10) weer te geven,
moet u drukknop
B
ongeveer 1 seconde
lang indrukken.
De aanduiding V max” (15), de maxima-
le snelheid (14) en de afstand van “tra-
ject 1” (10) worden getoond.
Terugstellen van de maximale snelheid
(14): druk terwijl de dagteller is ingesteld
op de V maxfunctie drukknop
R
onge-
veer 2 seconden lang in.
OPMERKING De maximale snelheid
wordt berekend op basis van de afstand
die is afgelegd sinds de teller werd terug-
gesteld op nul voor de maximale snelheid
zelf. De afstand van “traject 1” (10) die op
de display verschijnt, is het aantal afgeleg-
de kilometers/mijl sinds de teller de laatste
keer werd teruggesteld op nul.
Om de gemiddelde snelheid (16) en de
afstand van “traject 2” (17) weer te ge-
ven, moet u de drukknop
B
ongeveer 1
seconde lang indrukken.
De aanduiding AVS(18), de gemiddelde
snelheid (16) en de afstand van “traject 2”
(17) worden getoond.
Terugstellen van de gemiddelde snelheid
(16) en de afstand van “traject 2” (17): druk
terwijl de dagteller is ingesteld op de “AVS
functie de drukknop
R
in gedurende onge-
veer 1 seconde.
OPMERKING De gemiddelde snel-
heid wordt berekend op basis van de af-
stand van “traject 2” (dagteller).
De afstand van “traject 2” (17) die op de
display verschijnt is het aantal afgelegde
kilometers/mijl sinds de teller de laatste
keer werd teruggesteld op nul.
Als meer dan 1000 km (625 mi) zijn afge-
legd zonder dat “traject 2” is teruggesteld
op nul, zal de meting van de gemiddelde
snelheid verkeerd zijn.
Om de momentele snelheid (13) en de af-
stand van “traject 1 (10) weer te geven,
moet u nogmaals de drukknop
B
indruk-
ken.
20
gebruik en onderhoud SL mille
INSTELLEN VAN DE OVERTOEREN-
TALGRENS (ALLEEN BIJ AFGEZETTE
MOTOR)
Wanneer het ingestelde maximale toe-
rental is overschreden, begint het (rode)
LED-waarschuwingslampje maxvan
het overtoerental (2) op het dashboard
te knipperen.
Wanneer de drukknop
C
gedurende min-
der dan één seconde wordt ingedrukt, ver-
plaatst de wijzer (4) van de toerenteller
zich naar het ingestelde overtoerental en
blijft 3 seconden in die positie staan, waar-
na hij terugkeert naar zijn beginpositie.
Het instellen gebeurt als volgt:
Druk knop
C
in, laat hem los en druk
hem nogmaals in binnen de 3 seconden.
De wijzer (4) gaat bij elke klik met
1000 rpm (tpm) omhoog zolang
C
inge-
drukt blijft; wanneer de wijzer de maxi-
mumwaarde heeft bereikt, begint hij
weer van voor af aan.
Druk de drukknop
C
in tot het gewenste
toerental is ingesteld.
Wanneer de drukknop
C
wordt losgela-
ten en binnen de 3 seconden opnieuw
wordt ingedrukt in fasen, gaat de wijzer
(4) per klik met 100 rpm (tpm) omhoog;
wanneer de wijzer de maximumwaarde
heeft bereikt, begint hij weer van voor af
aan.
OPMERKING De rode lijn kan niet
worden ingesteld op waarden kleiner dan
2000 tpm of groter dan 12000 tpm.
aOPGELET
Overschrijd nooit het aanbevolen toe-
rental, zie pag. 49 (INRIJDEN).
Laat drukknop
C
los om te bevestigen.
Na 3 seconden wordt de instelling van
de overtoerentalgrens bewaard.
OPMERKING De instelling wordt be-
vestigd door het oplichten van het rode
LED-waarschuwingslampje maxvan het
overtoerental (2).
21
gebruik en onderhoud SL mille
MULTIFUNCTIONELE COMPUTER
(RECHTERDISPLAY)
De rechter (multifunctionele) display geeft
standaard de koelvloeistoftemperatuur in
°C (of °F) (8) en de digitale klok (7) weer.
OPMERKING Wanneer de motor
koud is, knippert de aanduiding “
×”.
Door het indrukken van knop
D kunnen
achtereenvolgens de volgende functies
worden ingesteld:
STANDAARDINSTELLING:
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR EN
DIGITALE KLOK
De koelvloeistoftemperatuur (8) wordt ge-
toond in de bovenste helft van de rechter-
display. Het is mogelijk om over te schake-
len van °C op °F en omgekeerd, zie
pag. 22 (INSTELLING VAN °C OF °F).
Wanneer de temperatuur onder 35°C
(95°F) is, knippert de aanduiding
×” (8) op de rechterdisplay.
Wanneer de temperatuur boven 115°C
(239°F) is, knippert de waarde (8) op de
rechterdisplay, ook als een andere dan
de standaardinstelling is ingesteld.
Wanneer de temperatuur boven 130°C
(266°F) is, verschijnt de aanduiding
///
” (8) op de rechterdisplay.
aOPGELET
Als de aanduiding ///” op de display
verschijnt bij een temperatuur van min-
der dan 130°C (266°F), is er mogelijk
een defect in het elektrisch circuit.
Neem in dit geval contact op met een of-
ficiële APRILIA-dealer.
Thermometerbereik op de display: 35
130°C (95 – 266 °F).
De digitale klok (7) verschijnt in de onder-
ste helft van de rechterdisplay. Voor het in-
stellen en veranderen van uur en minuten,
zie pag. 22 (INSTELLEN VAN HET UUR)
en (INSTELLEN VAN DE MINUTEN).
ACCUSPANNING - V BATT
Wanneer de druktoets D eenmaal wordt
ingedrukt, verschijnt de accuspanning
uitgedrukt in volt (19) op de onderste
helft van de rechterdisplay, terwijl de
koelvloeistoftemperatuur (8) op de bo-
venste helft wordt aangegeven.
De aanduiding V BATT(20) wordt ge-
toond.
Het oplaadcircuit werkt zoals het hoort
als bij 4000 tpm (rpm) de accuspanning
met ingeschakeld dimlicht tussen 13 en
15 V ligt.
Standaardinstelling:
temperatuur in °C en digitale klok
D
Accuspanning (V BATT)
D
Uurinstelling
D
Minuteninstelling
D
°C of °F instelling
22
gebruik en onderhoud SL mille
INSTELLEN VAN HET UUR
Wanneer de drukknop
D
voor de twee-
de maal wordt ingedrukt, beginnen de
uursegmenten (21) te knipperen op de
onderste helft van de rechterdisplay (di-
gitale klok).
Om de uurinstelling te veranderen, moet
u de “LAP” drukknop (6) op de linker-
stuurhelft indrukken.
Druk knop
D
in om de uurinstelling te
bevestigen.
INSTELLEN VAN DE MINUTEN
Wanneer de drukknop
D
voor de derde
maal wordt ingedrukt, beginnen de minu-
tensegmenten (22) te knipperen op de
onderste helft van de rechterdisplay (di-
gitale klok).
Om de minuteninstelling te veranderen,
moet u de LAP drukknop (6) op de lin-
kerstuurhelft indrukken.
Druk knop
D
in om de minuteninstelling
te bevestigen.
INSTELLING VAN °C OF °F
Wanneer de drukknop
D
voor de vierde
maal wordt ingedrukt, beginnen de seg-
menten van de koelvloeistoftemperatuur
in °C of °F (8) te knipperen op de boven-
ste helft van de display.
Om de instelling °C met °F en omge-
keerd te veranderen, moet u de “LAP”
drukknop (6) op de linkerstuurhelft in-
drukken.
Druk knop
D
in om de instelling te be-
vestigen.
23
gebruik en onderhoud SL mille
CHRONOMETER (RECHTERDISPLAY)
Met de chronometer kan u de tijd per ronde
opmeten wanneer u met de motorfiets op een
circuit rijdt en de gegevens zo opslaan, dat u
ze nadien na elkaar kan raadplegen.
Wanneer de “CHRONOMETER” functie is
ingesteld, kunnen de volgende functies
niet worden opgeroepen:
Maximale snelheid “V max
Gemiddelde snelheid “AVS
Afstand “traject 2”.
Om de chronometer in werking te stellen,
moet u de “LAP” drukknop (6) en vervol-
gens binnen de 7 seconden de drukknop
D
indrukken.
Om de tijdopname te starten, moet u de
“LAP” drukknop (6) indrukken en onmid-
dellijk loslaten.
Om de geregistreerde tijd op te slaan,
moet u de “LAP” drukknop (6) indrukken.
De “LAP” drukknop (6) is niet bruikbaar ge-
durende 10 seconden en de laatst opge-
slagen tijd (23) wordt getoond op de dis-
play.
Daarna wordt de chronometer met de hui-
dige tijdopname (24) getoond, beginnend
vanaf 10 seconden.
Om de eerst opgeslagen tijd (25) weer te
geven, moet u drukknop
B
indrukken.
Om de andere opgeslagen tijden in volg-
orde te bekijken, moet u de “LAP” druk-
knop (6) indrukken. De aanduidingen
/
,
/
,
/
,
/
, enz. (26) worden
getoond.
Druk de drukknop
B
in om de tijdopna-
me opnieuw te starten.
OPMERKING U kan max. 40 tijden
opslaan. Daarna is de “LAP” drukknop (6)
niet langer bruikbaar.
Om het geheugen op nul te zetten, moet
u de drukknop
A
en deLAP drukknop
(6) tegelijk indrukken gedurende 2 se-
conden.
Om de chronometerfunctie te annuleren,
moet u de “LAP” drukknop (6) en de
drukknop
D
indrukken.
De koelvloeistoftemperatuur (8) en de digi-
tale klok (7) verschijnen op de rechter
(multifunctionele) display.
OPMERKING Wanneer de motor koud
is, wordt de aanduiding “
×” getoond.
DIAGNOSE
Wanneer de contactschakelaar in de stand
nwordt gedraaid, wordt de aanduiding
(),” ongeveer drie seconden lang op de
display getoond.
aOPGELET
Als de aanduiding “(),” op de display
verschijnt tijdens de normale werking
van de motor, betekent dit dat de elek-
tronische eenheid een onregelmatig-
heid heeft vastgesteld. In vele gevallen
blijft de motor werken met een beperkt
vermogen; neem onmiddellijk contact
op met een
officiële
APRILIA
-dealer.
24
gebruik en onderhoud SL mille
"%,!.'2)*+34%/.!&(!.+%,)*+%"%$)%.).'3%,%-%.4%.
"%$)%.).'3%,%-%.4%.
/0$%,).+%234552(%,&4
OPMERKING De elektrische onderdelen werken enkel
wanneer de contactschakelaar in de stand “n” staat.
1) DRUKKNOP CLAXON (
f)
De claxon treedt in werking wanneer de drukknop wordt inge-
drukt.
2) SCHAKELAAR RICHTINGAANWIJZERS (
c)
De schakelaar naar links zetten om aan te geven dat u links
gaat afslaan; de schakelaar naar rechts drukken om aan te
geven dat u rechts gaat afslaan. Op het midden van de scha-
kelaar drukken om de richtingaanwijzer uit te zetten.
3) DIMLICHTSCHAKELAAR (
b - a)
Wanneer de lichtschakelaar in de stand
o” staat: als de dim-
lichtschakelaar in de stand
astaat, brandt het grootlicht;
als hij in de stand “
b” staat, brandt het dimlicht.
3) DIMLICHTSCHAKELAAR (
b - a)
_
In de stand bbranden de parkeerlichten, de dashboardver-
lichting en het dimlicht altijd.
In de stand “
a“ brandt het grootlicht.
4) KOPLAMPSCHAKELAAR (
o - p - •)
(niet voorzien op de
_
versie)
Wanneer de lichtschakelaar in de stand “•” staat, zijn de lich-
ten uit; wanneer de schakelaar in de stand pstaat, bran-
den de parkeerlichten en de dashboardverlichting; wanneer
de schakelaar in de stand
ostaat, branden de parkeerlich-
ten, de dashboardverlichting en het dimlicht. Het grootlicht
kan wordt bediend met de dimlichtschakelaar.
5) DRUKKNOP GROOTLICHTSIGNAAL (a) / LAP
(multifunctioneel)
OPMERKING Voor het instellen van de functies, zie
pag. 18 (MULTIFUNCTIONELE COMPUTER).
Met deze drukknop kan het grootlichtsignaal worden bediend
in geval van gevaar of een noodsituatie of kunnen de diverse
vooringestelde functies worden weergegeven op de rechter
multifunctionele display:
– uur en minuten;
– koelvloeistoftemperatuur (°C of °F);
– chronometer.
25
gebruik en onderhoud SL mille
Het grootlichtsignaal wordt bediend door het indrukken van de
drukknop, ongeacht de stand van de lichtschakelaar (
o - p - ).
OPMERKING Laat de knop los om het grootlichtsignaal uit
te schakelen.
6) CHOKE-HENDEL (e)
De choke voor het koud starten van de motor wordt in wer-
king gesteld door de hendel “
e” omlaag te draaien.
Breng de hendel
e” weer in zijn oorspronkelijke stand om de
choke uit te schakelen.
"%$)%.).'3%,%-%.4%.
/0$%2%#(4%234552(%,&4
OPMERKING De elektrische onderdelen werken enkel
wanneer de contactschakelaar in de stand “
n” staat.
7) MOTORSTOPSCHAKELAAR (
n - m)
aWAARSCHUWING
Bedien de motorstopschakelaar n - mniet tijdens ge-
woon rijden.
Dit is een veiligheids- of noodschakelaar.
Met de schakelaar in de stand
n” kan de motor worden gestart;
de motor wordt gestopt door de schakelaar in de stand mte
zetten.
aOPGELET
Bij gestopte motor en met de contactschakelaar in de stand
n”, kan de accu ontladen worden.
Wanneer de motorfiets tot stilstand is gekomen nadat de
motor is gestopt, moet u de contactschakelaar in de stand
m” zetten.
8) STARTKNOP (r)
Wanneer de startknop rwordt ingedrukt, doet de startmo-
tor de motor draaien. Voor het starten, zie pag. 43 (STAR-
TEN).
26
gebruik en onderhoud SL mille
#/.4!#43#(!+%,!!2
De contactschakelaar (1) bevindt zich op
de stuurkolomplaat.
OPMERKING De sleutel bedient de
contactschakelaar/het stuurslot, het brand-
stoftankslot en het slot van het hand-
schoen-/gereedschapssetkastje.
Bij de motorfiets worden twee sleutels ge-
leverd (één reservesleutel).
OPMERKING Bewaar de reserve-
sleutel en het plaatje met het codenummer
niet op de motorfiets.
345523,/4
aWAARSCHUWING
Draai de sleutel nooit in de stand s
terwijl u rijdt, om te vermijden dat u de
controle over de motorfiets verliest.
BEDIENING
Om het stuur te vergrendelen:
Draai het stuur volledig naar links.
Draai de sleutel in de stand “m”.
Druk de sleutel in en draai hem in de
stand
s“.
Trek de sleutel uit het contact.
Stand Functie
Uittrekken
sleutel
s
Stuurslot
Het stuur is
vergren-
deld. Het is
onmogelijk
de motor te
starten en
de lichten te
ontsteken.
De sleutel
kan uit het
contact wor-
den getrok-
ken.
m
De motor
kan niet
worden
gestart en
de lichten
kunnen niet
worden ont-
stoken.
De sleutel
kan uit het
contact wor-
den getrok-
ken.
n
De motor
kan worden
gestart en
de lichten
kunnen wor-
den ont-
stoken.
De sleutel
kan niet uit
het contact
worden
getrokken.
27
gebruik en onderhoud SL mille
(5,05)42534).'
/.4'2%.$%,%.
6%2'2%.$%,%.6!.(%4
0!33!')%23:!$%,
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Steek de sleutel (1) in het zadelslot.
Draai de sleutel (1) linksom, til het zadel
(2) op en verwijder het langs voren.
OPMERKING Controleer voor het
omlaag zetten en vergrendelen van het za-
del (2) of u de sleutel niet in het hand-
schoenen-/gereedschapssetkastje hebt la-
ten liggen.
Ga als volgt te werk om het zadel (2) te
vergrendelen:
Steek het laagste punt (3) onder de
steunplaat van het achterste zadel.
Breng de het zadel op zijn plaats en druk
erop tot het slot vastklikt.
aWAARSCHUWING
Controleer voor u vertrekt of het zadel
(2) goed is vergrendeld.
OPMERKING Het voertuig wordt ge-
leverd met de OPT afdekking voor het
handschoenen-/gereedschapssetvak (4),
die in de plaats van het passagierszadel
kan worden gebruikt.
Voor het installeren en verwijderen, zie
hiernaast (ONTGRENDELEN / VER-
GRENDELEN VAN HET PASSAGIERS-
ZADEL).
Onder het deksel van het handschoenen-
/gereedschapssetvakje bevindt zich een
handige opbergruimte; om erbij te komen
volstaat het de klep (5) los te maken en te
verwijderen.
28
gebruik en onderhoud SL mille
(!.$3#(/%.%.
'%2%%$3#(!033%4+!34*%
Het handschoenen- / gereedschapsset-
kastje bevindt zich onder het passagiers-
zadel; u komt er als volgt bij:
Verwijder het passagierszadel, zie
pag. 27 (ONTGRENDELEN / VER-
GRENDELEN VAN HET PASSAGIERS-
ZADEL).
De gereedschapsset (1) bevat:
Gebogen inbussleutels van 3, 4, 5, 6
mm (2)
Dubbele steeksleutel van 8-10 mm (3)
Dubbele steeksleutel van 11-13 mm (4)
Enkele ringsleutel van 22 mm (5)
Enkele ringsleutel van 32 mm (6)
Verlengstuk voor enkele ringsleutels (7)
Dubbele pijpsleutel van 6-7 mm (8)
Dubbele pijpsleutel van 8-10 mm (9)
Dopsleutel van 16 mm voor bougie (10)
Dubbele kruiskop-/platte schroeven-
draaier (11)
Gereedschapstasje (12)
Maximaal toegestaan gewicht: 1,5 kg.
"%6%34)').'3(!+%.
6!.$%"!'!'%$2!'%2
Op het passagierszadel kan kleine bagage
worden vastgemaakt door middel van snel-
binders aan de twee bevestigingshaken
(13).
Maximaal toegestaan gewicht: 9 kg.
aWAARSCHUWING
De bagage moet beperkt van omvang
zijn en stevig vastgemaakt worden.
29
gebruik en onderhoud SL mille
30%#)!!,'%2%%$3#(!0&
Voor het uitvoeren van specifieke werk-
zaamheden is het raadzaam het volgende
speciaal gereedschap te gebruiken (ver-
krijgbaar bij een
officiële
aprilia
-dealer):
6%2,%.'345+6//2!#(4%2
30!4"/2$
&
Het verlengstuk van het achterspatbord (4)
kan worden gebruikt wanneer op een nat
wegdek wordt gereden, om het opspatten
van het water door het achterwiel te beper-
ken.
OPMERKING Het verlengstuk van
het achterspatbord (4) wordt standaard ge-
leverd in landen waar dit onderdeel wette-
lijk verplicht is.
Gereedschap Werkzaamheden Pag.
Pennen (1) voor
de achterste
steunstandaard
Om het voertuig op de
achterste
steunstandaard te
plaatsen. 58
Achterste
standaard (2)
Verversing van
motorolie en
vervanging van
motoroliefilter.
Demontage van het
achterwiel.
Afstelling van de
aandrijfketting.
56
62
64
Voorste
standaard (3)
Demonteren van
voorwiel. 60
Steunstang
brandstoftank (4)
Omhoog zetten van de
brandstoftank. 66
30
gebruik en onderhoud SL mille
"%,!.'2)*+34%/.$%2$%,%.
"2!.$34/&
aWAARSCHUWING
De brandstof die gebruikt wordt voor ver-
brandingsmotoren is uiterst ontvlambaar
en kan in bepaalde omstandigheden ex-
plosief worden. Het is belangrijk dat het
tanken en de onderhoudswerkzaamhe-
den in een goed geventileerde ruimte ge-
beuren en met afgezette motor. Niet ro-
ken gedurende het tanken of in de
nabijheid van benzinedampen; in elk ge-
val absoluut contact mijden met open
vlammen, vonken en elke andere warm-
tebron, om te voorkomen dat de brand-
stof vlam vat of explodeert. Verder moet
u ook voorkomen dat er benzine uit de
tankopening stroomt, aangezien ze vlam
kan vatten bij contact met de gloeiende
delen van de motor. Voor het geval per
ongeluk benzine buiten de tank terecht-
komt, moet u controleren of de plek waar
de benzine is terechtgekomen geheel
droog is en voor u gaat rijden moet u er
zich van vergewissen dat er geen benzi-
ne op de hals van de benzinemond is
achtergebleven.
Loodvrije benzine zet uit onder invloed
van zonnewarmte en zonnestraling. Vul
de tank daarom nooit tot de rand. Mijd
contact van benzine met de huid en ina-
deming van dampen; zuig geen benzine
op en breng de benzine niet over van één
vat in een ander met behulp van een
slang.
LOOS BRANDSTOF NIET IN HET MI-
LIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOU-
DEN.
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine
met min. octaangetal 95 (N.O.R.M.) en 85
(N.O.M.M.).
Ga als volgt te werk om te tanken:
Til de klep (1) op.
Steek de sleutel (2) in het slot op de
brandstofklep (3).
Draai de sleutel rechtsom, trek eraan en
open de brandstofklep.
INHOUD BRANDSTOFTANK
(reserve inbegrepen): 19
L
TANKRESERVE: 4,5 ± 1 L
aOPGELET
Voeg geen additieven of andere sub-
stanties toe aan de brandstof.
Als u een trechter of soortgelijke voor-
werpen gebruikt, zorg er dan voor dat
ze perfect schoon zijn.
aWAARSCHUWING
Vul de tank niet volledig; Het brandstof-
peil mag maximaal tot de onderste rand
van de vulhals reiken (zie afbeelding).
Vul brandstof bij.
Na het bijvullen:
OPMERKING De dop kan enkel wor-
den gesloten als u de sleutel (2) erin
steekt.
Steek de sleutel (2) in de dop en sluit
hem door te drukken.
aWAARSCHUWING
Zorg dat de dop goed dichtgedraaid is.
Trek de sleutel (2) uit.
Sluit de klep (1).
31
gebruik en onderhoud SL mille
2%-6,/%)34/&AANBEVELINGEN
OPMERKING Deze motorfiets is uit-
gerust met schijfremmen vooraan en
achteraan, met afzonderlijke hydraulische
circuits.
De volgende informatie heeft betrekking op
slechts één remsysteem, maar geldt voor
beide.
aWAARSCHUWING
Plotselinge weerstand of verschillen in
speling op de remhendel kunnen te wij-
ten zijn aan onregelmatigheden in het
hydraulische systeem.
In geval van twijfel met betrekking tot
het goed functioneren van het remsys-
teem en als u niet in staat bent de nor-
male controles zelf uit te voeren, moet u
te rade gaan bij uw
officiële
APRILIA
-
dealer.
Zie er goed op toe dat de remschijven
niet vettig of smerig zijn, in het bijzon-
der na uitvoering van onderhoudswerk-
zaamheden of controles.
Controleer of de remleidingen niet ge-
draaid of versleten zijn.
Let op dat geen water of stof per onge-
luk in het remcircuit terechtkomt.
Het is aangeraden latex handschoenen
te gebruiken om onderhoudswerken uit
te voeren.
aWAARSCHUWING
Als de remvloeistof in contact komt met
de huid of de ogen, kan dit leiden tot
ernstige irritatie.
Was zeer grondig de delen van het
lichaam die in contact zijn gekomen met
de vloeistof. Raadpleeg een arts of een
oogarts als de vloeistof in contact is ge-
komen met uw ogen.
LOOS REMVLOEISTOF NIET IN HET MI-
LIEU.
BUITEN HET BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN.
Wanneer u de remvloeistof gebruikt,
moet u erop letten dat u er niet mee
morst op de plastic of gelakte delen,
omdat deze door de vloeistof kunnen
worden aangetast.
3#()*&2%--%.
aWAARSCHUWING
De remmen zijn de belangrijkste onder-
delen voor uw veiligheid, dus moeten zij
te allen tijde in perfecte staat verkeren;
controleer ze voor elke rit.
Een vuile schijf verontreinigt de rem-
blokjes, wat zal resulteren in een ver-
minderde remkracht. Vuile remblokjes
moeten worden vervangen; vuile schij-
ven moeten worden gereinigd met een
ontvettingsmiddel van hoge kwaliteit.
aWAARSCHUWING
De remvloeistof moet om de twee jaar
vervangen worden door een
officiële
APRILIA
-dealer.
Gebruik remvloeistof van het type dat is
aangegeven in het smeerschema, zie
pag. 90 (SMEERMIDDELENTABEL).
OPMERKING Deze motorfiets is uit-
gerust met hydraulische schijfremmen
vooraan en achteraan.
De volgende informatie heeft betrekking op
slechts één remsysteem, maar geldt voor
beide.
Naarmate de remblokjes afslijten, neemt
het vloeistofpeil af om de slijtage automa-
tisch te compenseren.
Het vloeistofreservoir van de voorrem be-
vindt zich op de rechter stuurhelft, naast de
koppeling van de voorremhendel.
Het achterremreservoir bevindt zich aan de
rechterzijde van het voertuig, naast de
koppelingen van de zadelsteun.
Controleer voor u vertrekt het remvloeistof-
peil in de reservoirs, zie pag. 32 (VOOR-
REM), pag. 33 (ACHTERREM) en de slijta-
ge van de remblokjes, zie pag. 67
(CONTROLEREN VAN DE SLIJTAGE
VAN DE REMBLOKJES).
Laat de remvloeistof om de twee jaar ver-
vangen door een officiële aprilia-dealer.
aWAARSCHUWING
Rijd niet met de motorfiets als er vloei-
stof uit het remsysteem lekt.
32
gebruik en onderhoud SL mille
6//22%-
CONTROLE
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Draai het stuur volledig naar links.
Controleer of het vloeistofpeil boven het
MIN”-streepje staat.
MIN = minimumniveau
MAX = maximumniveau
Als de vloeistof niet minstens tot het MIN”-
streepje reikt:
aOPGELET
Naarmate de remblokjes afslijten,
neemt het vloeistofpeil af om de slijtage
automatisch te compenseren.
Controleer de slijtage van de remblokjes,
zie pag. 67 (CONTROLEREN VAN DE
SLIJTAGE VAN DE REMBLOKJES) en
van de schijf.
Als de remblokjes en/of de schijf niet moet
worden vervangen, moet u vloeistof bijvullen.
BIJVULLEN
Lees aandachtig pag. 31 (REMVLOEI-
STOF - aanbevelingen).
aOPGELET
De remvloeistof kan uit het reservoir lo-
pen. Bedien de voorremhandel niet
wanneer de schroeven (1) los zijn en ze-
ker niet wanneer het deksel van het
remvloeistofreservoir is verwijderd.
Schroef de twee schroeven (1) van het
remvloeistofreservoir (2) los met een
korte kruiskopschroevendraaier.
aWAARSCHUWING
Vermijd langdurige blootstelling van de
remvloeistof aan lucht.
De remvloeistof is hygroscopisch, d.w.z.
het neemt bij contact met lucht het in de
lucht aanwezige vocht op.
Laat de remvloeistofhouder niet langer
openstaan dan nodig tijdens het bijvullen.
Zet het deksel (3) omhoog en verwijder
het samen met de schroeven (1) en de
pakking (4).
aOPGELET
Schud niet met de motorfiets terwijl u
het remvloeistofreservoir vult, om te
vermijden dat vloeistof wordt gemorst.
Voeg geen additieven of andere sub-
stanties toe aan de vloeistof.
Als u een trechter of iets dergelijks ge-
bruikt, moet u ervoor zorgen dat hij vol-
ledig schoon is.
Vul het reservoir (2) met remvloeistof, zie
pag. 90 (SMEERMIDDELENTABEL), tot
het voorgeschreven niveau tussen het
MIN”- en het “MAX”-streepje is bereikt.
aOPGELET
Vul nooit bij tot boven het “MAX”-niveau.
Enkel wanneer nieuwe remblokjes wor-
den gebruikt, is het aangeraden het re-
servoir tot het “MAX”-niveau te vullen.
Vul het reservoir niet tot het “MAX”-ni-
veau wanneer de remblokjes versleten
zijn, om te vermijden dat de vloeistof
naar buiten stroomt wanneer de rem-
blokjes worden vervangen.
Controleer de werking van de remmen.
Neem in geval van overmatige speling
van de remhendel of een verminderde
werking van de remmen contact op met
een officiële APRILIA-dealer, aangezien
in dit geval het systeem mogelijk moet
worden ontlucht.
33
gebruik en onderhoud SL mille
!#(4%22%-
CONTROLE
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Controleer of het vloeistofpeil boven het
MIN”-streepje staat.
MIN = minimumniveau
MAX = maximumniveau
Als de vloeistof niet minstens tot het MIN”-
streepje reikt:
aOPGELET
Naarmate de remblokjes afslijten,
neemt het vloeistofpeil af om de slijtage
automatisch te compenseren.
Controleer de slijtage van de remblokjes,
zie pag. 67 (CONTROLEREN VAN DE
SLIJTAGE VAN DE REMBLOKJES) en
van de schijf.
Als de remblokjes en/of de schijf niet moet
worden vervangen, moet u vloeistof bijvul-
len.
BIJVULLEN
Lees aandachtig pag. 31 (REMVLOEI-
STOF - aanbevelingen).
aOPGELET
De remvloeistof kan uit het reservoir lo-
pen. Bedien de achterremhendel als de
dop van het remvloeistofreservoir los is
of is verwijderd.
aWAARSCHUWING
Vermijd langdurige blootstelling van de
remvloeistof aan lucht.
De remvloeistof is hygroscopisch, d.w.z.
het neemt bij contact met lucht het in de
lucht aanwezige vocht op.
Laat de remvloeistofhouder niet langer
openstaan dan nodig tijdens het bijvullen.
Schroef de dop (1) los en verwijder hem.
aOPGELET
Schud niet met de motorfiets terwijl u
het remvloeistofreservoir vult, om te
vermijden dat vloeistof wordt gemorst.
Voeg geen additieven of andere sub-
stanties toe aan de vloeistof.
Als u een trechter of iets dergelijks ge-
bruikt, moet u ervoor zorgen dat hij vol-
ledig schoon is.
Verwijder de afdichting (2).
Vul het reservoir (3) bij met remvloeistof,
zie pag. 90 (SMEERMIDDELENTABEL),
tot het juiste niveau tussen de MIN”- en
de “MAX”-markering is bereikt.
aOPGELET
Enkel wanneer nieuwe remblokjes wor-
den gebruikt, is het aangeraden het re-
servoir tot het “MAX”-niveau te vullen.
Vul het reservoir niet tot het “MAX”-ni-
veau wanneer de remblokjes versleten
zijn, om te vermijden dat de vloeistof
naar buiten stroomt wanneer de rem-
blokjes worden vervangen.
Controleer de werking van de remmen.
Neem in geval van overmatige speling
van de remhendel of een verminderde
werking van de remmen contact op met
een officiële APRILIA-dealer, aangezien
in dit geval het systeem mogelijk moet
worden ontlucht.
34
gebruik en onderhoud SL mille
+/00%,).'36,/%)34/&AANBE
VELINGEN
OPMERKING Deze motorfiets is uit-
gerust met een hydraulische koppeling.
aOPGELET
Plotselinge weerstand of verschillen in
speling op de koppelingshendel kunnen
te wijten zijn aan onregelmatigheden in
het hydraulische systeem.
In geval van twijfel met betrekking tot
het goed functioneren van het systeem
en als u niet in staat bent de normale
controles zelf uit te voeren, moet u te
rade gaan bij uw
officiële
APRILIA
-dealer.
aOPGELET
Controleer of de leiding niet gedraaid of
versleten is.
Let op dat geen water of stof per onge-
luk in het circuit terechtkomt.
Het is aangeraden latex handschoenen
te gebruiken om onderhoudswerken uit
te voeren.
Als de vloeistof in contact komt met de
huid of de ogen, kan dit leiden tot ern-
stige irritatie.
Was zeer grondig de delen van het
lichaam die in contact zijn gekomen met
de vloeistof. Raadpleeg een arts of een
oogarts als de vloeistof in contact is ge-
komen met uw ogen.
LOOS VLOEISTOF NIET IN HET MILIEU.
BUITEN HET BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN.
Mors geen koppelingsvloeistof op de
plastic en gelakte delen om te vermijden
dat deze worden beschadigd.
De koppelingsvloeistof moet om de
twee jaar worden vervangen door een
officiële APRILIA-dealer.
Gebruik het type koppelingsvloeistof
dat in het smeerschema wordt aangege-
ven, zie pag. 90 (SMEERMIDDELENTA-
BEL).
Het koppelingsvloeistofreservoir bevindt
zich op de linker stuurhelft, naast de kop-
peling van de koppelingshendel.
Controleer vóór u vertrekt het vloeistofpeil
in de tank, zie pag. 35 (KOPPELING); laat
de vloeistof om de twee jaar vervangen
door een officiële aprilia-dealer.
aWAARSCHUWING
Gebruik het voertuig niet als u vaststelt
dat er vloeistof uit het koppelingssys-
teem lekt.
35
gebruik en onderhoud SL mille
+/00%,).'
OPMERKING De motor is uitgerust
met een hydraulische koppeling die met
behulp van het exclusieve, gepatenteerde
PPC-systeem (Pneumatic Power Clutch)
voorkomt dat het achterwiel plotseling om-
hoog springt.
CONTROLE
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Draai het stuur volledig naar rechts.
Controleer of het vloeistofpeil boven het
MIN”-streepje staat.
MIN = minimumniveau
MAX = maximumniveau
Als de vloeistof niet tot aan het MIN”-
streepje reikt, moet u bijvullen.
BIJVULLEN
Lees aandachtig pag. 34 (KOPPE-
LINGSVLOEISTOF - aanbevelingen).
aOPGELET
De vloeistof kan naar buiten stromen.
Bedien de koppelingshendel niet als de
dop van het reservoir loszit of is verwij-
derd.
aWAARSCHUWING
Vermijd langdurige blootstelling van de
remvloeistof aan lucht.
De remvloeistof is hygroscopisch, d.w.z.
het neemt bij contact met lucht het in de
lucht aanwezige vocht op.
Laat de remvloeistofhouder niet langer
openstaan dan nodig tijdens het bijvullen.
Schroef de dop (1) los en verwijder hem.
aOPGELET
Schud niet met de motorfiets om te ver-
mijden dat vloeistof wordt gemorst tij-
dens het bijvullen.
Voeg geen additieven of andere sub-
stanties toe aan de vloeistof.
Als u een trechter of iets dergelijks ge-
bruikt, moet u ervoor zorgen dat hij vol-
ledig schoon is.
Verwijder de pakking (2).
Vul het reservoir (3) bij met koppelings-
vloeistof, zie pag. 90 (SMEERMIDDELEN-
TABEL), tot het juiste niveau tussen de
MIN”- en “MAX”-markeringen is bereikt.
aOPGELET
Vul niet bij tot boven de “MAX”-marke-
ring.
Controleer of de koppeling goed werkt.
Als de speling van de koppelingshendel
te groot is of als het koppelingssysteem
niet goed werkt, neem dan contact op
met uw officiële APRILIA-dealer, omdat
mogelijk het systeem moet worden ont-
lucht.
36
gebruik en onderhoud SL mille
+/%,6,/%)34/&
aOPGELET
Gebruik de motorfiets niet als het koel-
vloeistofpeil onder het voorgeschreven
minimum ligt (MIN).
Controleer voor u vertrekt het koelvloeistof-
peil, zie pag. 37 (CONTROLEREN EN BIJ-
VULLEN); laat de koelvloeistof om de twee
jaar verversen door een officiële aprilia-
dealer.
aWAARSCHUWING
De koelvloeistof is giftig: slik ze niet in;
als de koelvloeistof in contact komt met
de huid of de ogen, kan dit leiden tot
ernstige irritatie.
Als de koelvloeistof in contact komt met
de huid of de ogen, overvloedig spoelen
met water en een arts raadplegen.
Als de koelvloeistof wordt ingeslikt, het
braken opwekken, mond en keel over-
vloedig spoelen met water en onmiddel-
lijk een arts raadplegen.
BUITEN HET BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN.
LOOS VLOEISTOF NIET IN HET MILIEU.
Let op dat u geen koelvloeistof morst
op de hete onderdelen van de motor: de
vloeistof kan vlam vatten en onzichtba-
re vlammen veroorzaken.
Het is aangeraden latex handschoenen
te gebruiken om onderhoudswerken uit
te voeren.
aOPGELET
Laat de koelvloeistof verversen door
een
officiële
APRILIA
-dealer.
De koelvloeistof is samengesteld uit 50%
water en 50% antivries.
Dit mengsel is ideaal voor de meeste mo-
tortemperaturen en garandeert een goede
bescherming tegen roest.
Het is handig hetzelfde mengsel ook in de
zomer te gebruiken, aangezien zo het ver-
lies ten gevolge van verdamping tot een
minimum wordt beperkt, zodat het niet no-
dig is zeer regelmatig bij te vullen.
Op die manier neemt de aanwezigheid van
minerale zoutresten in de radiator veroor-
zaakt door verdampt water af en is de goe-
de werking van het koelsysteem verze-
kerd.
Als de buitentemperatuur minder dan 0°C
bedraagt, moet u het koelcircuit regelmatig
controleren en zo nodig de concentratie
van antivries verhogen (tot maximum
60%).
Gebruik voor de koeloplossing gedistilleerd
water, om schade aan de motor te voorko-
men.
aWAARSCHUWING
Verwijder de radiatordop niet als de mo-
tor nog heet is (1), aangezien de koel-
vloeistof onder druk staat en zeer warm
is.
Contact met de huid of met kleding kan
ernstige brandwonden en/of schade
veroorzaken.
37
gebruik en onderhoud SL mille
CONTROLEREN EN BIJVULLEN
aWAARSCHUWING
Controleer het koelvloeistofpeil en vul
de expansietank bij koude motor.
Zet de motor af en wacht tot hij is afge-
koeld.
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Draai het stuur volledig naar links.
Het koelvloeistofpeil in de expansietank
(2) moet tussen het MIN”- en het
MAX”-streepje op de doorzichtige buis
(3) staan.
MAX = maximumniveau
MIN = minimumniveau
Indien dit niet het geval is, ga dan als volgt
te werk:
Schroef de dop (1) los en verwijder hem.
aWAARSCHUWING
De koelvloeistof is giftig: slik ze niet in;
als de koelvloeistof in contact komt met
de huid of de ogen, kan dit leiden tot
ernstige irritatie.
Gebruik nooit uw vingers of een ander
voorwerp om het koelvloeistofpeil te
controleren.
aOPGELET
Voeg geen additieven of andere sub-
stanties toe aan de vloeistof.
Als u een trechter of iets dergelijks ge-
bruikt, moet u ervoor zorgen dat hij vol-
ledig schoon is.
Vul de expansietank bij met koelvloei-
stof, zie pag. 90 (SMEERMIDDELENTA-
BEL), tot hetMAX-niveau bijna is be-
reikt. Vul niet bij tot boven dit niveau,
anders kan de koelvloeistof naar buiten
stromen terwijl de motor draait.
Plaats de vuldop (1) terug.
aOPGELET
In geval van overmatig verbruik van
koelvloeistof of wanneer de tank leeg
blijft, moet u controleren of er geen lek-
ken zijn in het circuit.
Laat eventuele lekken herstellen door
een
officiële
APRILIA
-dealer.
38
gebruik en onderhoud SL mille
"!.$%.
Deze motorfiets is uitgerust met banden
zonder binnenband.
aWAARSCHUWING
Controleer regelmatig de bandenspan-
ning bij kamertemperatuur, zie pag. 87
(TECHNISCHE GEGEVENS).
Als de banden warm zijn, is de meting
niet correct.
In het bijzonder moet de bandenspan-
ning vóór en na iedere lange rit geme-
ten worden.
Als de bandenspanning te hoog is, wor-
den de oneffenheden in de weg waarop
u rijdt niet opgevangen en daardoor
overgebracht op het stuur, waardoor
het rijcomfort in het gedrang komt en de
wegligging in bochten afneemt.
Als daarentegen de bandenspanning te
laag is, komen de zijkanten van de ban-
den (1) onder grotere druk te staan en
bestaat het gevaar dat de band over de
rand van de velg glijdt of loskomt, waar-
door u de controle over de motorfiets
verliest.
Ingeval u plots remt zouden de banden
van de velg kunnen afschuiven. Boven-
dien zou de motorfiets uit de bocht kun-
nen schuiven.
aWAARSCHUWING
Controleer de staat van het banden-
oppervlak en de slijtage, want als de
banden in slechte staat zijn, hebben ze
minder grip en neemt de bestuurbaar-
heid van de motorfiets af.
Sommige voor deze motorfiets goedge-
keurde bandensoorten zijn voorzien
van slijtage-indicators. Er zijn verschil-
lende soorten slijtage-indicators.
Neem contact op met uw dealer voor
meer informatie over het controleren
van slijtage.
Controleer visueel of de banden versle-
ten zijn en vervang ze als dit het geval
is.
Vervang de band als hij versleten is of
als er een gat van meer dan 5 mm groot
in het loopvlak zit.
Laat na het herstellen van een band de
wielen uitbalanceren.
aWAARSCHUWING
Als de banden worden vervangen, moet
u het door de fabrikant aanbevolen type
en model van banden gebruiken, zie
pag. 87 (TECHNISCHE GEGEVENS); het
gebruik van andere dan de voorge-
schreven banden kan een nadelige in-
vloed hebben op de bestuurbaarheid
van het voertuig.
Monteer geen banden met binnenband
op velgen voor tubeless banden en vice
versa.
Zorg dat de ventielen altijd voorzien zijn
van ventieldopjes (2), om te vermijden
dat de banden plotseling leeglopen.
Vervanging, herstelling, onderhoud en
uitbalancering zijn van het grootste be-
lang en moeten daarom door ervaren
vakmensen met het juiste gereedschap
worden uitgevoerd.
39
gebruik en onderhoud SL mille
aWAARSCHUWING
Om die reden is het raadzaam boven-
staande handelingen te laten uitvoeren
door een
officiële
APRILIA
-dealer.
Nieuwe banden zijn mogelijk bedekt
met een gladde laag: rijd voorzichtig tij-
dens de eerste kilometers. Smeer de
banden niet in met vloeistoffen die daar-
voor ongeschikt zijn.
Als de banden oud zijn, kunnen ze zelfs
als ze niet volledig afgesleten zijn hard
worden en is het mogelijk dat een goe-
de wegligging niet langer is verzekerd.
In dit geval moet u de banden vervan-
gen.
MINIMALE DIEPTE BANDENPROFIEL (3):
voor en achter ........... 2 mm (
-VS 3 mm)
en in ieder geval niet minder dan voorge-
schreven door de voorschriften die in het
land waar het voertuig wordt gebruikt van
kracht zijn.
-/4/2/,)%
aWAARSCHUWING
Olie kan leiden tot ernstige beschadi-
ging van de huid bij dagelijkse en lang-
durige aanraking.
Na gebruik van olie uw handen goed
wassen.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOU-
DEN.
LOOS DE OLIE NIET IN HET MILIEU.
Bewaar de olie in een afgesloten vat en
breng afgewerkte olie naar het benzine-
station of naar een gemeentelijk verza-
melpunt.
Het is aangeraden latex handschoenen
te gebruiken om onderhoudswerken uit
te voeren.
Als het LED-waarschuwingslampje van
de motoroliedruk
j oplicht tijdens
de normale werking van de motor, bete-
kent dit dat de oliedruk in het circuit on-
voldoende is.
Zet in dit geval de motor onmiddellijk af
en neem contact op met een
officiële
APRILIA
-dealer.
aOPGELET
Ga voorzichtig te werk.
Mors geen olie!
Let op dat onderdelen, de plaats waar u
werkt of de onmiddellijke omgeving niet
worden besmeurd. Veeg oliesporen
zorgvuldig op.
Neem in geval van lekkages of defecten
contact op met een officiële APRILIA-
dealer.
Controleer regelmatig het motoroliepeil, zie
pag. 55 (CONTROLEREN VAN HET MO-
TOROLIEPEIL EN BIJVULLEN).
Voor het verversen van de motorolie, zie
pag. 52 (ONDERHOUDSSCHEMA) en
pag. 56 (VERVANGEN VAN DE MO-
TOROLIE EN HET OLIEFILTER).
OPMERKING Gebruik 15W-50 olie
van hoge kwaliteit, zie pag. 90 (SMEER-
MIDDELENTABEL).
40
gebruik en onderhoud SL mille
!&34%,,%.
6!.$%6//22%-(%.$%,
%.$%+/00%,).'3(%.$%,
De afstand tussen het uiteinde van de hen-
del (1) en het handvat (2) kan worden afge-
steld door de stelmoer te verdraaien (3).
De standen 1en 4komen respectieve-
lijk overeen met een afstand van ongeveer
105 en 75 mm tussen het uiteinde van de
hendel en het handvat.
De standen 2en 3zijn tussenafstan-
den.
Zet de bedieningshendel (1) naar vo-
ren en verdraai de instelschijf (3) tot het
gewenste nummer tegenover het pijl-
merkteken staat.
!&34%,,%.
6!.$%30%,).'
6!.(%4!#(4%22%-0%$!!,
Het achterrempedaal is ergonomisch ge-
plaatst tijdens de constructie van de motor-
fiets.
Indien nodig kan de speling van de rem-
hendel worden aangepast:
Draai de borgmoer (4) los.
Schroef de remstelmoer (5) volledig
vast.
Schroef de borgmoer (6) volledig tegen
de pompregelstang (7).
Draai de pompregelstang (7) volledig
vast en daarna 3-4 slagen losser.
Schroef de remstelmoer (5) los tot het
rempedaal op de gewenste hoogte staat.
Vergrendel de remstelmoer (5) met de
borgmoer (4).
Draai de pompregelstang (7) los en laat
hem contact maken met de pompzuiger.
Draai de stang vast zodanig dat een mi-
nimale speling ontstaat van 0,5 1 mm
tussen de pompregelstang (7) en de
pompzuiger.
aOPGELET
Zorg dat er een zekere speling is in de
beweging van het pedaal (8), om te
voorkomen dat de rem aangetrokken
blijft, met vroegtijdige slijtage van de re-
monderdelen als gevolg.
Speling van het pedaal (8): 4 mm (geme-
ten op het uiteinde van de hendel).
Zet de pompregelstang (7) vast met de
borgmoer (6).
aOPGELET
Controleer na het afstellen of het wiel vrij
ronddraait bij niet-aangetrokken rem.
Controleer of de remmen goed werken.
Neem indien nodig contact op met een
officiële
APRILIA
-dealer.
41
gebruik en onderhoud SL mille
6%23)%-%4!54/-!4)3#(%
,)#(4/.434%+).'
_
Motorfietsen die met dit systeem zijn uitge-
rust, zijn onmiddellijk herkenbaar, aange-
zien de lichten automatisch worden ontsto-
ken zodra de contactschakelaar in de
stand
n” wordt gedraaid.
Daarom is geen lichtschakelaar voorzien.
De lichten kunnen alleen worden gedoofd
door de contactschakelaar in de stand “m
te draaien.
Controleer voor u de motorfiets start of de
dimlichtschakelaar in de stand
b(voor-
ste dimlicht) staat.
5)4,!!4$%-0%23
5)4,!!40)*0%.
OPMERKING De volgende informa-
tie heeft betrekking op één uitlaatdemper /
uitlaatpijp, maar geldt voor beide.
aWAARSCHUWING
Het is verboden te knoeien met het ge-
luiddempingssysteem.
Eigenaars worden er op attent gemaakt
dat de wet het volgende kan verbieden:
het verwijderen of buiten werking stellen
door welke persoon ook, tenzij voor on-
derhoud, het herstellen of vervangen
van enig onderdeel of element van het
ontwerp dat in een nieuwe motorfiets is
geïntegreerd met het oog op geluiddem-
ping vóór verkoop of levering aan de uit-
eindelijke koper of terwijl de motorfiets in
gebruik is; en
het gebruik van de motorfiets nadat der-
gelijk onderdeel of element van het ont-
werp is verwijderd of buiten werking ge-
steld door welke persoon ook.
Controleer de uitlaatdemper en de uitlaat-
demperpijpen om u ervan te vergewissen
dat ze geen tekenen van roest of gaten
vertonen en dat het uitlaatsysteem goed
functioneert.
Als het door het uitlaatsysteem voortge-
brachte geluid toeneemt, neem dan onmid-
dellijk contact op met uw officiële aprilia-
dealer.
42
gebruik en onderhoud SL mille
2)#(4,)*.%.6//2'%"25)+
aWAARSCHUWING
Voer voor het vertrek steeds een vooraf-
gaande controle uit om na te gaan of de
motorfiets juist en veilig functioneert,
zie de tabel hierna (CONTROLES VOOR-
AF). Het niet uitvoeren van deze contro-
les kan leiden tot ernstige letsels of
schade aan de motorfiets.
Aarzel niet raad te vragen aan uw
offi-
ciële
APRILIA
-dealer ingeval u iets niet
begrijpt i.v.m. de werking van bepaalde
bedieningselementen of als u bepaalde
onregelmatigheden vermoedt of vast-
stelt.
Een controle vergt weinig tijd en ver-
hoogt de veiligheid aanzienlijk.
OPMERKING Elke onregelmatigheid
wordt door de elektronische eenheid van
deze motorfiets direct herkend en opgesla-
gen.
aOPGELET
Als de aanduiding “(),” op de display
verschijnt tijdens de normale werking
van de motor, betekent dit dat de elek-
tronische eenheid een onregelmatig-
heid heeft vastgesteld. In vele gevallen
blijft de motor werken met een beperkt
vermogen; neem onmiddellijk contact
op met een
officiële
APRILIA
-dealer.
#/.42/,%36//2!&
Onderdeel Controle Pagina
Voorste en achterste
schijfremmen
Controleer de werking, de stationaire speling van de bedie-
ningshendels en het vloeistofpeil en kijk of er geen lekken
zijn. Vul zo nodig het vloeistofreservoir bij.
31, 32,
33, 67
Gashendel
Controleer of hij soepel werkt en of hij volledig kan worden
open- en dichtgedraaid, bij alle standen van het stuur.
Zo nodig bijstellen en/of smeren.
72
Motorolie Controleren en/of zo nodig bijvullen. 39, 55
Wielen/banden
Controleer het loopvlak van de banden, de bandenspanning,
slijtage en eventuele beschadiging.
Verwijder indien nodig vuil uit de groeven van het loopvlak.
38
Remhendels
Controleer of ze soepel werken.
Smeer indien nodig de scharnierpunten en stel de speling af.
40
Koppeling
Controleer de werking van de koppeling, de speling van de
bedieningshendel, het vloeistofpeil en eventuele lekkage.
Vul indien nodig bij met vloeistof; de koppeling moet werken
zonder te schokken en/of te slippen.
35
Stuur Controleer of het stuur soepel draait, zonder speling.
Zijstandaard
Controleer of deze goed werkt.
Controleer of de standaard zonder wrijving kan worden op-
en neergeklapt en of de veer de standaard weer naar zijn
oorspronkelijke positie doet terugkeren. Zo nodig scharnier-
punten en draaiende delen smeren. Controleer of de veilig-
heidsschakelaar op de zijstandaard correct werkt.
73, 78
Bevestigingselemen-
ten
Controleer of de bevestigingselementen niet loszitten.
Stel ze zo nodig af of draai ze aan.
Transmissieketting Controleer de speling. 64, 65
Brandstoftank
Controleer het peil en vul zo nodig bij.
Controleer het circuit op lekkage.
Controleer of de brandstofdop goed is dichtgedraaid.
30, 66
Koelvloeistof
Het koelvloeistofpeil in de expansietank moet zich tussen de
MIN”- en “MAX”-markeringen bevinden.
36, 37
Motorstopschakelaar
(
n - m)
Controleer of hij goed werkt.
25
Lichten, waar-
schuwingslampjes,
claxon en elektrische
onderdelen
Controleer de goede werking van akoestische en visuele
voorzieningen. In geval van defect de lampjes vervangen of
het defect repareren.
75-84
43
gebruik en onderhoud SL mille
34!24%.
aWAARSCHUWING
Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide,
dat uiterst giftig is bij inademing. Start
de motorfiets niet in een gesloten of
slecht geventileerde ruimte.
Het niet opvolgen van deze raadgevin-
gen kan leiden tot bewusteloosheid of
zelfs tot de dood door verstikking.
OPMERKING Met de motorfiets op
de zijstandaard kan de motor enkel worden
gestart als de versnelling in neutraal staat;
als u in dit geval de versnellingen probeert
in te schakelen, stopt de motor.
Met de zijstandaard opgetrokken kan de
motor worden gestart met de versnelling in
neutraal of met de versnelling ingeschakeld
en de koppelingshendel aangetrokken.
Laat de zijstandaard omhoog staan.
Ga op de motorfiets zitten.
Verdraai de sleutel (1) en zet de contact-
schakelaar in de stand “
n”.
Op dat moment:
licht het rode LED-waarschuwings-
lampje van de motoroliedruk
j” (2) op
het dashboard op en het blijft branden
tot de motor start.
het rode-lijn LED-waarschuwingslampje
max(rood) (3) licht ongeveer drie se-
conden lang op op het dashboard en de
wijzer van de toerenteller verplaatst zich
naar de vooringestelde rode-lijngrens.
verschijnen de momentele snelheid (4)
en het deelaantal afgelegde kilome-
ters/mi (5) en het kilometertotaalteller (6)
op de linkerdisplay.
de koelvloeistoftemperatuur (7) en de di-
gitale klok (8) verschijnen op de rechter
(multifunctionele) display.
OPMERKING Wanneer de motor
koud is, wordt de aanduiding
×
getoond.
Wanneer de contactschakelaar in de
stand “
m” wordt gedraaid, wordt de aan-
duiding
(),ongeveer drie seconden
lang op de display getoond.
de brandstofpomp zet het brandstoftoe-
voercircuit onder druk en brengt een
zoemend geluid voort dat ongeveer drie
seconden duurt.
OPMERKING Het is mogelijk om de
maateenheid van de snelheidsmeter (km
of mi) en van de koelvloeistoftemperatuur
(°C of °F), de overtoerentalgrens, de klok-
functies en zo nodig de chronometer in te
stellen, zie pag. 18 (MULTIFUNCTIONELE
COMPUTER).
aWAARSCHUWING
De rode-lijndrempel is door APRILIA in-
gesteld op 6000 tpm. (rpm). Verhoog de
grens geleidelijk naarmate u beter ver-
trouwd raakt met de motorfiets. Over-
schrijd tijdens het inrijden nooit het
voorgeschreven toerental, zie pag. 49
(INRIJDEN).
44
gebruik en onderhoud SL mille
Blokkeer minstens één wiel door een van
de remhendels aan te trekken.
Zet de motor in neutraal (groen waar-
schuwingslampje “q” licht op).
Zet de motorstopschakelaar (9) in de
stand “
n”.
Zorg dat de lichtschakelaar (10) in de
stand “•” staat.
_
Zorg dat de dimlichtschakelaar (11)
in de stand “b” staat.
Als de motorfiets wordt gestart met kou-
de motor, draai dan de choke-hendel
e” (12) omlaag.
aOPGELET
Om de accu niet nodeloos te belasten,
mag u de startknop “r” niet langer dan
vijftien seconden ingedrukt houden.
Als de motor binnen deze tijdspanne
niet start, wacht dan tien seconden en
druk de startknop
r” nogmaals in.
Druk de startknop “r(13) in zonder gas
te geven en laat hem los zodra de motor
start.
aOPGELET
Druk de startknop r(13) niet in ter-
wijl de motor draait, want zo kunt u de
startmotor beschadigen.
Als het waarschuwingslampje van de
motoroliedruk
j(2) blijft branden of
oplicht tijdens de normale werking van
de motor, betekent dit dat de oliedruk in
het circuit onvoldoende is. Zet in dit ge-
val de motor onmiddellijk af en neem
contact op met een
officiële
APRILIA
-
dealer.
Houd minstens één remhendel aange-
trokken en geef geen gasór u vertrekt.
aOPGELET
Rijd niet weg met een koude motor.
Om de uitstoot van vervuilende stoffen
en het brandstofverbruik te beperken,
moet u de motor eerst laten warm
draaien door gedurende de eerste kilo-
meters met lage snelheid te rijden.
Draai de choke-hendel “e” (12) omhoog
wanneer de motor is opgewarmd.
aOPGELET
Als de aanduiding “(),op de rechter-
display (multifunctionele) verschijnt tij-
dens de normale werking van de motor,
betekent dit dat de elektronische een-
heid een onregelmatigheid heeft vast-
gesteld.
In vele gevallen blijft de motor werken
met een beperkt vermogen; neem on-
middellijk contact op met een
officiële
APRILIA
-dealer.
45
gebruik en onderhoud SL mille
STARTEN MET KOUDE MOTOR
Wanneer de omgevingstemperatuur laag
is (ongeveer 0°C / 32°F), is het soms moei-
lijk de motor bij de eerste poging aan de
gang te krijgen.
In dit geval:
Draai de choke-hendel e(12) naar om-
laag.
Probeer tenminste tien seconden met in-
gedrukte startknop
r(13) en draai te-
gelijk de gashendel (14) zachtjes open.
Op het moment dat de motor start.
Laat de startknop r (13) en de
gashendel (14) los.
Draai de choke-hendel e(12) naar om-
hoog.
Als het stationaire toerental onstabiel is,
moet u regelmatig zachtjes aan de
gashendel (14) draaien.
Als de motor niet start.
Wacht enkele seconden en herhaal de pro-
cedure voor koud starten.
46
gebruik en onderhoud SL mille
6%242%++%.%.2)*$%.
aWAARSCHUWING
Deze motorfiets is een bijzonder krach-
tige machine en moet geleidelijk aan en
met de grootste zorg worden ingereden.
Plaats geen voorwerp aan de binnen-
kant van het voorste scherm (tussen het
stuur en het dashboard), om te vermij-
den dat de draaibewegingen van het
stuur en het zicht op het dashboard
zouden worden belemmerd.
OPMERKING Lees voor u vertrekt
aandachtig het hoofdstuk “veilig rijden”, zie
pag. 5 (VEILIG RIJDEN).
aOPGELET
Als het waarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil
g (1) op het dashboard
oplicht tijdens het rijden, betekent dit dat
er nog 4,5±1 l brandstof in de tank zit.
Tank zo snel mogelijk bij, zie pag. 30
(BRANDSTOF).
aWAARSCHUWING
Wanneer u zonder duopassagier rijdt,
moeten de voetsteunen van de passa-
gier ingeklapt zijn.
Houd tijdens het rijden uw handen aan
de handvatten en uw voeten op de voet-
steunen.
NEEM NOOIT EEN ANDERE DAN DE
AANGEGEVEN RIJHOUDINGEN AAN.
aWAARSCHUWING
Als u een duopassagier meeneemt, zeg
hem/haar dan dat hij/zij niet in de weg
gaat zitten tijdens het manoeuvreren.
Controleer voor het vertrek of de stan-
daard(en) volledig is (zijn) opgeklapt.
Vertrekken:
Stel de hoek van de achteruitkijkspiegels
juist in.
aOPGELET
Tracht uzelf vertrouwd te maken met het
gebruik van de achteruitkijkspiegels
met de motorfiets in rusttoestand. De
spiegel is convex, waardoor voorwer-
pen verder weg lijken dan ze in werke-
lijkheid zijn. De spiegels geven een
“breedhoekbeeld” en enkel door erva-
ring kan u de afstand tot achteropko-
mende voertuigen correct inschatten.
Laat de gashendel (2) los (Pos. A) en
trek bij stationaire motor de koppe-
lingshendel (3) volledig aan.
Schakel in eerste versnelling door het
schakelpedaal (4) omlaag te drukken.
Laat de remhendel los (aangetrokken tij-
dens het starten).
aWAARSCHUWING
Bij het vertrek kan het abrupt loslaten
van de koppelingshendel ertoe leiden
dat de motor stilvalt of dat de motorfiets
gaat schokken.
Nooit plots of te sterk versnellen wan-
neer u de koppelingshendel loslaat, om
te voorkomen dat de koppeling gaat
“slippen” (trage ontkoppeling) of dat
het voorwiel van de grond komt “steige-
ren” (snelle ontkoppeling).
47
gebruik en onderhoud SL mille
Laat de koppelingshendel (3) langzaam
los en geef tegelijk gas door zachtjes
aan de gashendel (2) te draaien (Pos.
B).
De motorfiets zet zich in beweging.
Rijd de eerste kilometers met gematigde
snelheid, zodat de motor kan opwarmen.
aOPGELET
Overschrijd nooit het aanbevolen toe-
rental, zie pag. 49 (INRIJDEN).
Verhoog de snelheid door zachtjes aan
de gashendel (2) te draaien (Pos. B),
zonder het aanbevolen toerental te over-
schrijden, zie pag. 49 (INRIJDEN).
Schakel als volgt de tweede versnelling in:
aOPGELET
Ga snel te werk.
Rijd nooit met een te laag toerental.
Laat de gashendel (2) (Pos. A) los, trek
de koppelingshendel (3) aan en zet de
schakelhendel (4) omhoog. Laat de
koppelingshendel (3) los en versnel.
Herhaal de laatste twee handelingen en
schakel in hogere versnellingen.
aOPGELET
Als het LED-waarschuwingslampje van
de motoroliedruk j(5) oplicht tij-
dens de normale werking van de motor,
betekent dit dat de oliedruk in het cir-
cuit onvoldoende is.
Zet in dit geval de motor onmiddellijk af
en neem contact op met een
officiële
APRILIA
-dealer.
Terugschakelen moet gebeuren in de
volgende situaties:
Wanneer u een helling afrijdt of wanneer
u remt, om het remeffect te versterken
door de compressie van de motor.
Wanneer u een helling oprijdt, als de in-
geschakelde versnelling niet is aange-
past aan de snelheid (hoge versnelling,
gematigde snelheid) en het toerental van
de motor daalt.
aOPGELET
Schakel de versnellingen één voor één
in; wanneer met meer dan één versnel-
ling tegelijk wordt teruggeschakeld, is
het mogelijk dat het maximale toerental
(wegrijsnelheid) wordt overschreden.
Laat vóór en tijdens het terugschakelen
de gashendel los.
Schakel als volgt terug:
Laat de gashendel (2) (Pos. A) los.
Trek zo nodig de remhendels geleidelijk
aan en vertraag de snelheid van de mo-
torfiets.
Trek de koppelingshendel (3) aan en
druk de schakelpedaal (4) omlaag om te-
rug te schakelen.
Laat de remhendels los indien u ze heeft
aangetrokken.
Laat de koppelingshendel los en versnel
geleidelijk.
48
gebruik en onderhoud SL mille
aOPGELET
Als de aanduiding “///” verschijnt op
de rechterzijde van de multifunctionele
display, breng dan de motorfiets tot stil-
stand en laat de motor ongeveer twee
minuten lang draaien met een toerental
van 3000 tpm (rpm), zodat de koelvloei-
stof normaal kan circuleren in het sys-
teem; druk daarna de motorstopschake-
laar in de stand
men controleer het
koelvloeistofpeil, zie pag. 36 (KOEL-
VLOEISTOF).
Als de aanduiding
///nog steeds
wordt getoond nadat het koelvloeistof-
peil is gecontroleerd, neem dan contact
op met een
officiële
APRILIA
-dealer.
Draai de contactschakelaar niet in de
stand
m, want dan zouden de koel-
ventilatoren stilvallen, ongeacht de
koelvloeistoftemperatuur, met een ver-
dere stijging van de temperatuur tot ge-
volg.
Als de aanduiding
(),op de rechter-
display (multifunctionele) verschijnt tij-
dens de normale werking van de motor,
betekent dit dat de elektronische een-
heid een onregelmatigheid heeft vast-
gesteld.
In vele gevallen blijft de motor werken
met een beperkt vermogen; neem on-
middellijk contact op met een
officiële
APRILIA
-dealer.
aWAARSCHUWING
Draai de gashendel niet herhaaldelijk en
zonder onderbreking open en dicht om
te vermijden dat u per ongeluk de con-
trole over de motorfiets verliest.
Als u moet remmen, laat u de gashendel
los trekt u beide remmen aan, zodat de
druk op de remdelen gelijkmatig wordt
verdeelt en de snelheid zonder stoten
vermindert.
Door enkel de voorrem of enkel de ach-
terrem aan te trekken neemt de rem-
kracht gevoelig af en bestaat het gevaar
dat één wiel blokkeert, waardoor de mo-
torfiets zijn grip op de baan verliest.
Als u op een helling stopt, moet u de
gashendel volledig loslaten en enkel de
remmen gebruiken om de motorfiets
stabiel te houden.
Als u de motor gebruikt om de motor-
fiets stabiel te houden, bestaat het risi-
co dat de koppeling oververhit raakt.
Voor u een bocht neemt, snelheid min-
deren of remmen en de bocht met mati-
ge en constante snelheid nemen of
lichtjes versnellen; rem niet op het laat-
ste moment: de motorfiets raakt dan
heel waarschijnlijk aan het slippen.
Door voortdurend gebruik van de rem-
men in afdalingen, kunnen de wrijvings-
vlakken oververhit raken, waardoor de
remkracht afneemt.
Maak gebruik van de motorcompressie
en schakel terug door beide remmen af-
wisselend te gebruiken.
Nooit een helling met afgezette motor
afrijden!
aWAARSCHUWING
Bij onvoldoende zichtbaarheid moet u de
dimlichten ook overdag ontsteken om
uw motorfiets beter zichtbaar te maken.
Bij nat wegdek of een slechte grip
(sneeuw, ijs, modder, enz.) moet u met
matige snelheid rijden en plots remmen
of manoeuvres die kunnen leiden tot het
verlies van de grip op de weg of tot een
val vermijden.
Let zeer goed op ieder obstakel of een
verandering in het wegdek.
Oneffen wegen, wielsporen, putdeksels,
wegmarkeringen, metalen platen ter
aanduiding van wegenwerken kunnen
bij regen uiterst glad worden.
Om die reden moeten al deze obstakels
zeer voorzichtig worden omzeild, er-
voor zorgend dat u zonder schokken
rijdt en de motorfiets niet onnodig laat
overhellen.
Gebruik bij verandering van rijstrook of
rijrichting altijd tijdig de richtingaanwij-
zers, en vermijd bruuske en gevaarlijke
manoeuvres.
Schakel de richtingaanwijzers uit zodra
u van richting bent veranderd.
Wees uiterst voorzichtig wanneer u an-
dere voertuigen inhaalt of zelf ingehaald
wordt.
Bij regenval kan het watergordijn ver-
oorzaakt door grote voertuigen de zicht-
baarheid verminderen; door de lucht-
verplaatsing kan u de controle over de
motorfiets verliezen.
49
gebruik en onderhoud SL mille
).2)*$%.
Het inrijden van de motor is van het groot-
ste belang met het oog op een correcte
werking van de motorfiets.
Rijd zoveel mogelijk op hellingen en/of
bochtige wegen, zodat de motor, de op-
hanging en de remmen een doelmatige in-
rijperiode ondergaan.
Rij tijdens het inrijden met wisselende snel-
heid. Op die manier worden de onderdelen
eerst “belast” en dan “ontlasten kunnen
de motoronderdelen afkoelen.
Hoewel het belangrijk is dat tijdens het in-
rijden de motoronderdelen worden belast,
mag u hierin niet overdrijven.
OPMERKING Pas na een inrijperiode
van 1500 km (937 mi) mag u optimale
prestaties verwachten van de motorfiets.
Houd u aan de volgende regels:
De gashendel niet plots volledig open-
draaien bij lage snelheid; dit geldt zowel
tijdens als na de inrijperiode.
Rem tijdens de eerste 100 km (62 mi)
voorzichtig en vermijd bruusk en langdu-
rig remmen. Op die manier kunnen de
blokjes op de remschijf rustig inlopen.
Tijdens de eerste 1000 km (625 mi) nooit
met een toerental van meer dan
6000 tpm (rpm) rijden.
aWAARSCHUWING
Laat na de eerste 1000 km (625 mi) door
een officiële APRILIA-dealer de controles
uitvoeren die zijn aangegeven in de ko-
lom “Na het inrijden” van het onder-
houdsschema, zie pag.
52 (ONDER-
HOUDSSCHEMA)
, om letsels bij uzelf of
anderen en/of schade aan de motorfiets
te voorkomen.
Tussen de eerste 1000 km (625 mi) en
1500 km (937 mi) mag u sportiever rij-
den, de snelheid variëren en slechts en-
kele seconden de maximale acceleratie
gebruiken, om zo een beter inlopen van
de onderdelen te verzekeren; nooit met
een toerental van meer dan 7500 tpm
(rpm) rijden (zie tabel).
Na de eerste 1500 km (937 mi) mag u
betere prestaties verwachten van de mo-
tor; overschrijd evenwel nooit het maxi-
maal toegestane toerental [(10500 tpm
(rpm)].
34/00%.
aWAARSCHUWING
Vermijd indien mogelijk bruusk stop-
pen, plots vertragen en remmen op het
laatste moment.
Laat de gashendel los (1) (Pos. A), trek
de remmen geleidelijk aan en schakel te-
gelijk terug om snelheid te minderen, zie
pag. 46 (VERTREKKEN EN RIJDEN).
Ga, zodra de snelheid is geminderd, als
volgt te werk vóór u de motorfiets stopt:
Trek de koppelingshendel (2) aan om te
voorkomen dat de motor stilvalt.
Wanneer de motorfiets tot stilstand is ge-
komen:
Zet de motor in neutraal (groen waar-
schuwingslampje “q” licht op).
Laat de koppelingshendel (2) los.
Houd in geval van kortstondig halt hou-
den minstens één rem aangetrokken.
Voorgeschreven maximaal
motortoerental
Aantal km (mi) tpm (rpm)
0-1000 (0-625) 6000
1000-1500 (625-937) 7500
meer dan 1500 (937) 10500
50
gebruik en onderhoud SL mille
0!2+%2%.
aWAARSCHUWING
Parkeer de motorfiets op een stevige en
effen ondergrond om te voorkomen dat
hij omvalt.
De motorfiets niet tegen een muur zet-
ten of plat op de grond leggen.
Zorg dat de motorfiets en in het bijzon-
der de gloeiende delen ervan geen ge-
vaar vormen voor personen en kinde-
ren. Laat de motorfiets niet onbeheerd
achter met de motor aan of met het
sleuteltje nog in de contactschakelaar.
Ga niet op de motorfiets zitten terwijl hij
op de standaard staat.
Kom niet te dicht bij de koelventilato-
ren, zelfs niet als ze stilstaan, daar deze
plots in beweging kunnen komen en
randen van kledingstukken, haar, e.d.
kunnen aanzuigen.
Stop de motorfiets, zie pag. 49 (STOP-
PEN).
Zet de motorstopschakelaar (1) in de
stand
m
Draai de sleutel (2) en zet de contact-
schakelaar (3) in de stand “m”.
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Vergrendel het stuur, zie pag. 26
(STUURSLOT) en trek de sleutel (2) uit
het contact.
HET VOERTUIG OP DE ZIJSTANDAARD
ZETTEN
Neem de linker handgreep (4) vast en
steun met uw rechterhand op het passa-
gierszadel (5).
Druk tegen de zijstandaard met uw rech-
tervoet en klap hem volledig uit (6).
Kantel de motorfiets tot de standaard op
de grond rust.
Draai het stuur volledig naar links.
aWAARSCHUWING
Zorg dat de motorfiets stabiel staat.
2!!$'%6).'%.4%2
6//2+/-).'6!.$)%&34!,
Laat het sleuteltje NOOIT in het contact zit-
ten en gebruik altijd het stuurslot.
Parkeer de motorfiets op een veilige
plaats, indien mogelijk in een garage of op
een bewaakte plaats.
Gebruik indien mogelijk een extra anti-dief-
stalvoorziening.
Zorg dat alle documenten in orde zijn en
dat u uw kentekenbewijs op zak heeft.
Noteer uw persoonlijke gegevens en uw
telefoonnummer op dit blad, om de identifi-
catie van de eigenaar te vergemakkelijken
ingeval de motorfiets na diefstal wordt
teruggevonden.
FAMILIENAAM: .........................................
NAAM: .......................................................
ADRES: .....................................................
...................................................................
TELEFOONNR.: .......................................
OPMERKING In vele gevallen wor-
den gestolen motorfietsen geïdentificeerd
aan de hand van de gegevens in het ge-
bruik en onderhoudsboekje.
51
gebruik en onderhoud SL mille
/.$%2(/5$
aWAARSCHUWING
Brandgevaar.
Houd brandstof en andere ontvlambare
substanties uit de buurt van de elektri-
sche onderdelen.
Voor u begint met om het even welke
vorm van onderhoud of inspectie van
de motorfiets, moet u de motor afzetten,
de sleutel uit het contact trekken, wach-
ten tot de motor en de uitlaat zijn afge-
koeld en indien mogelijk de motorfiets
op een stevige en effen ondergrond op-
tillen met speciaal daartoe bestemd ge-
reedschap.
Controleer alvorens de tank leeg te ma-
ken of de ruimte waarin u werkt goed
geventileerd is.
Blijf uit de buurt van de gloeiende delen
van de motor en van het uitlaatsysteem,
om brandwonden te vermijden.
Ondersteun geen mechanische onder-
delen of ander onderdeel van de motor-
fiets met de mond: geen van de onder-
delen is voor consumptie geschikt;
sommige zijn schadelijk voor de ge-
zondheid of zelfs giftig.
aOPGELET
Indien niet expliciet anders vermeld,
moet u voor de montage van de onder-
delen de stappen voor demontage in
omgekeerde volgorde herhalen.
Het is aangeraden latex handschoenen
te gebruiken om onderhoudswerken uit
te voeren.
Routineonderhoud kan gewoonlijk worden
uitgevoerd door de gebruiker, maar vereist
soms specifiek gereedschap en specifieke
technische kennis.
Neem voor periodiek onderhoud, hulp of
technisch advies contact op met een offi-
ciële aprilia-dealer, die u een snelle en de-
gelijke service garandeert.
Vraag uw officiële aprilia-dealer om de
motorfiets op de weg te testen na een re-
paratie of periodiek onderhoud.
Voer in ieder geval zelf de “Controles voor-
af” uit na een onderhoudsbeurt, zie pag. 42
(CONTROLES VOORAF).
aOPGELET
Na de eerste 1000 km (625 mi) en daarna
telkens om de 7500 km (4687 mi) ver-
schijnt de aanduiding “SERVICE” (1) op
de rechterdisplay.
Voer in dit geval de werkzaamheden uit
zoals beschreven in het onder-
houdsschema; ingeval de motorfiets op
racecircuits wordt gebruikt, moeten
deze werkzaamheden vaker worden uit-
gevoerd, zie pag. 52 (ONDER-
HOUDSSCHEMA).
52
gebruik en onderhoud SL mille
/.$%2(/5$33#(%-!
WERKZAAMHEDEN UIT TE VOEREN
DOOR DE officiële APRILIA-dealer (DIE
OOK KUNNEN WORDEN UITGEVOERD
DOOR DE GEBRUIKER).
Legenda
= controleren en schoonmaken, afstel-
len, smeren of indien nodig vervan-
gen;
= schoonmaken;
= vervangen;
= afstellen.
OPMERKING Voer de onder-
houdswerkzaamheden dubbel zo vaak uit
als het voertuig wordt gebruikt in regen-
achtige of stoffige gebieden, op oneffen
oppervlakken of op racecircuits.
(*) = Bij gebruik op racecircuits, vervangen
om de 3750 km (2343 mi).
(**) = Eens per twee weken of bij de aan-
gegeven intervallen controleren.
Onderdeel
Na het inrij-
den [1000 km
(625 mi)]
Om de 7500
km (4687 mi)
of 12 maan-
den
Om de 15000
km (9375 mi)
of 24 maan-
den
Luchtfilter 
Motoroliefilter (*) 
Motoroliefilter (op oliereservoir)
Vork
Werking/richting van de lampen
Lichtsysteem

Veiligheidsschakelaars
Koppelingsvloeistof
Remvloeistof
Koelvloeistof
Motorolie  (*)
Banden 
Bandenspanning (**) 
Stationair motortoerental 
LED-waarschuwingslampje motoroliedruk telkens bij het starten:
Spanning en smering aandrijfketting om de 1000 km (625 mi):
Slijtage van de remblokjes
voor elke rit en om de 2000
km (1250 mi):
53
gebruik en onderhoud SL mille
WERKZAAMHEDEN UIT TE VOEREN
DOOR DE officiële APRILIA-dealer.
Legenda
= controleren en schoonmaken, afstel-
len, smeren of indien nodig vervan-
gen;
= schoonmaken;
= vervangen;
= afstellen.
OPMERKING Voer de onder-
houdswerkzaamheden dubbel zo vaak uit
als het voertuig wordt gebruikt in regen-
achtige of stoffige gebieden, op oneffen
oppervlakken of op racecircuits.
(*) = Bij een sportief rijgedrag elke 3750
km (2343 mi) controleren.
Onderdeel
Na het inrijden
[1000 km
(625 mi)]
Om de 7500 km
(4687 mi)
of 12 maanden
Om de 15000 km
(9375 mi)
of 24 maanden
Achterste schokdemper
Bougies (*)
Bedieningskabels en bedieningselementen
Lagers van stangenstelsel achterwielophanging
Stuurlagers en stuurspeling
Wiellagers
Remschijven
Algemene werking van de motorfiets
Remsystemen
Koelsysteem
Koppelingsvloeistof
om de 2 jaar:
Remvloeistof
Koelvloeistof
Vorkolie
na de eerste 7500 km (4687 mi) en vervolgens om
de 22500 km (14000 mi):
Vorkoliepakkingen
na de eerste 30000 km (18750 mi) en vervolgens
om de 22500 km (14000 mi):
Remblokjes indien versleten:
Afstellen klepspeling
Wielen/Banden
Aanhaalkoppel moeren, bouten, schroeven
Synchronisatie van de cilinders
Ophangingen en rijgedrag
Eindoverbrenging (ketting, kroonwiel en pignon)
Brandstofleidingen
om de 4 jaar:
Koppelingslijtage (*)
54
gebruik en onderhoud SL mille
)$%.4)&)#!4)%'%'%6%.3
Het is aan te raden het frame- en het mo-
tornummer te noteren in de daarvoor be-
stemde ruimte in dit boekje.
Het framenummer kan van pas komen bij
de aankoop van reserveonderdelen.
OPMERKING Het veranderen van de
identificatienummers kan leiden tot zware
straffen en administratieve sancties. Met
name het veranderen van het framenum-
mer leidt tot een onmiddellijke nietigverkla-
ring van het kenteken.
FRAMENUMMER
Het framenummer is op de rechterkant van
het balhoofd ingeslagen.
Framenr.
MOTORNUMMER
Het motornummer is op het achterste deel
van de motor, naast de schokbreker, inge-
slagen.
Motornr.
55
gebruik en onderhoud SL mille
#/.42/,%2%.6!.(%4
-/4/2/,)%0%),%.")*65,,%.
Lees aandachtig pag. 39 (MOTOROLIE)
en pag. 51 (ONDERHOUD).
Controleer regelmatig het motoroliepeil,
ververs de olie na de eerste 1000 km (625
mi) en daarna telkens om de 7500 km
(4687 mi), zie pag. 56 (VERVANGEN VAN
DE MOTOROLIE EN HET OLIEFILTER).
Bij gebruik op racecircuits, vervangen om
de 3750 km (2343 mi).
GA ALS VOLGT TE WERK:
aOPGELET
Het motoroliepeil moet worden gecon-
troleerd bij warme motor.
Als de controle wordt uitgevoerd bij
koude motor, kan het oliepeil tijdelijk
onder het merkteken “MIN” zakken.
Dit is geen probleem, op voorwaarde
dat het waarschuwingslampje van de
motoroliedruk
jniet oplicht, zie
pag. 16 (TABEL INSTRUMENTEN EN
CONTROLELAMPJES).
Start de motor, zie pag. 43 (STARTEN).
Laat de motor stationair draaien gedu-
rende ongeveer 15-20 minuten of maak
met de motorfiets een rit van ongeveer
15 km op het platteland.
Zet de motor af.
Laat de motorfiets rechtop staan, met
beide wielen op de grond.
Kijk door de gleuf die in het linker motor-
scherm is voorzien om het oliepeil in de
doorschijnende buis (1) te controleren.
MAX = maximumniveau
MIN = minimumniveau.
Het verschil tussen MAXen MINbe-
draagt ongeveer 460 cm#.
Het peil is correct wanneer de olie bijna
tot de “MAX”-markering reikt.
aOPGELET
Vul nooit bij tot boven hetMAX-
streepje en zorg er ook voor dat het peil
nooit tot onder het “MIN”-streepje zakt,
anders kan ernstige schade aan de mo-
tor ontstaan.
Vul indien nodig motorolie bij op de volgen-
de manier:
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Schroef de vuldop (2) los en verwijder
hem.
aOPGELET
Voeg geen additieven of andere sub-
stanties toe aan de olie.
Als u een trechter of iets dergelijks ge-
bruikt, moet u ervoor zorgen dat hij vol-
ledig schoon is.
OPMERKING Gebruik 15W-50 olie
van hoge kwaliteit, zie pag. 90 (SMEER-
MIDDELENTABEL).
Vul de tank bij tot het juiste peil is bereikt,
zie pag. 90 (SMEERMIDDELENTABEL).
56
gebruik en onderhoud SL mille
6%26!.'%.6!.$%-/4/2/,)%
%.(%4/,)%&),4%2
aOPGELET
Het vervangen van de motorolie en het
oliefilter kunnen soms moeilijkheden
opleveren voor onervaren gebruikers.
Neem indien nodig contact op met een
officiële APRILIA-dealer.
Volg de aanwijzingen hieronder als u dit
zelf wil doen.
Lees aandachtig pag. 39 (MOTOROLIE)
en pag. 51 (ONDERHOUD).
Controleer regelmatig het motoroliepeil, zie
pag. 55 (CONTROLEREN VAN HET MO-
TOROLIEPEIL EN BIJVULLEN), ververs
de olie na de eerste 1000 km (625 mi) en
daarna telkens om de 7500 km (4687 mi).
aOPGELET
Bij gebruik op racecircuits, vervangen
om de 3750 km (2343 mi).
Als de motorfiets in een stoffige omge-
ving wordt gebruikt, moet de olie vaker
worden ververst.
VERVERSEN:
OPMERKING De olie stroomt volle-
dig en zonder problemen naar buiten wan-
neer hij warm en dus vloeibaarder is: laat
daarom de motor ongeveer twintig minuten
lang draaien.
aOPGELET
Wanneer de motor is opgewarmd, bevat
hij hete olie; daarom moet u, om brand-
wonden te vermijden, zeer voorzichtig
zijn tijdens het uitvoeren van de hierna
beschreven stappen.
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Plaats een opvangbak (1) met een in-
houd van meer dan 4000 cm# onder de
aftapplug (2) van het reservoir.
Schroef de aftapplug (2) op het reservoir
los en verwijder hem.
Schroef de vuldop (3) los en verwijder
hem.
Tap de olie af en laat hem gedurende
enkele minuten in de opvangbak (1)
druppelen.
Controleer de afdichtring van de aftap-
plug (2) op het reservoir en vervang hem
indien nodig.
Schroef de aftapplug (2) op het reservoir
en draai hem vast.
Aanhaalmoment aftapplug (2):
15 Nm (1,5 kgm).
Neem het vat (1) weg en plaats het on-
der het motorblok, juist onder de aftap-
plug op de motor (4).
Draai de aftapplug op de motor (4) los en
verwijder ze.
Laat de olie wegstromen en laat hem ge-
durende enkele minuten in het vat (1)
druppelen.
aOPGELET
Loos de olie niet in het milieu.
Bewaar de olie in een afgesloten vat en
breng afgewerkte olie naar het benzine-
station of naar een gemeentelijk verza-
melpunt.
Verwijder de metaalresten van de mag-
neet van de aftapplug (4).
57
gebruik en onderhoud SL mille
Schroef de aftapplug (4) in en draai ze
vast.
Aanhaalmoment van de aftapplug (4) op
de motor: 12 Nm (1,2 kgm).
VERVANGEN VAN HET
MOTOROLIEFILTER
Vervang het motoroliefilter na de eerste
1000 km (625 mi) en daarna om de 7500
km (4687 mi) (of bij elke olieverversing).
Draai de twee schroeven (5) los en ver-
wijder het deksel (6).
Verwijder het motoroliefilter (7).
aOPGELET
Gebruik geen filters die reeds zijn ge-
bruikt.
Breng een olielaag aan op de
afdichtingsring (8) van het nieuwe mo-
toroliefilter.
Monteer het nieuwe motoroliefilter.
Plaats het deksel (6) terug en schroef de
twee schroeven (5) in en draai ze vast.
SCHOONMAKEN VAN HET MOTORO-
LIEFILTER OP HET RESERVOIR
Reinig het motoroliefilter (9) op de tank
na de eerste 1000 km (625 mi) en daarna
telkens om de 15000 km (9375 mi) (of
om de twee olieverversingen).
OPMERKING Voorzie een slangklem
(10) om de originele te vervangen (spe-
ciaal type).
Draai de klem (11) los en koppel de
slang (12) los.
Schroef het motoroliefilter (9) op het re-
servoir los en verwijder het en maak het
schoon met een persluchtstraal.
Controleer de afdichting van het motoro-
liefilter (9) op het reservoir; schroef het
filter op het reservoir en draai aan.
Aanhaalmoment motoroliefilter (9) op
het reservoir: 30 Nm (3,0 kgm).
Koppel de buis (12) aan en zet de nieu-
we klem (10) vast.
aOPGELET
Voeg geen additieven of andere sub-
stanties toe aan de olie.
Als u een trechter of iets dergelijks ge-
bruikt, moet u ervoor zorgen dat hij vol-
ledig schoon is.
OPMERKING Gebruik 15W-50 olie
van hoge kwaliteit, zie pag. 90 (SMEER-
MIDDELENTABEL).
Giet ongeveer 3500 cm# motorolie door
de vulopening (13), zie pag. 90
(SMEERMIDDELENTABEL).
Draai de vuldop (3) vast.
Start de motor, zie pag. 43 (STARTEN)
en laat hem gedurende ongeveer één
minuut stationair draaien, zodat het mo-
toroliecircuit zich kan vullen.
Controleer het oliepeil en vul indien no-
dig bij, zie pag. 55 (CONTROLEREN
VAN HET MOTOROLIEPEIL EN BIJ-
VULLEN).
58
gebruik en onderhoud SL mille
$%0%..%.6//2$%
!#(4%234%34%5.34!.$!!2$
-/.4%2%.
&
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Plaats de pen (1) in de daartoe voor-
ziene zitting op de achtervork.
Schroef de schroef (2) in het voor-
ziene draadgat in de achtervork en draai
ze aan.
$%-/4/2&)%43/0$%
!#(4%234%34!.$!!2$
:%44%.
&
OPMERKING Roep de hulp in van
een andere persoon om de motorfiets in
verticale stand te houden met de twee wie-
len op de grond.
Draai de knop (3) los.
Verplaats de vorksteun (4) zodanig
dat de breedte overeenstemt met de af-
stand tussen de twee pennen (1) op de
achtervork.
Draai de knop (3) vast.
Lijn de twee vorken op de standaard (4)
uit met de twee pennen (1) op de motor-
fiets.
Steun met één voet op de achterkant
van de standaard (5).
Druk de standaard (5) omlaag tot het
einde van zijn slag.
$%-/4/2&)%43/0$%
6//234%34!.$!!2$
:%44%.
&
Zet de motorfiets op de achterste stan-
daard, zie hiernaast (DE MOTORFIETS
OP DE ACHTERSTE STANDAARD
ZETTEN
&).
Lijn de twee uiteinden van de standaard
(6) uit met de twee gaten (7) in de onder-
ste stukken van de voorvork.
Steun met één voet op de voorkant van
de standaard (6).
Druk de standaard (6) omlaag tot het
einde van zijn slag.
59
gebruik en onderhoud SL mille
,5#(4&),4%2
Controleer het luchtfilter om de 7500 km
(4687 mi) of 12 maanden, vervang het om de
15000 km (9375 mi) of vaker als de motorfiets
wordt gebruikt op stoffige of natte wegen.
Het luchtfilter kan gedeeltelijk worden ge-
reinigd nadat met de motorfiets op dergelij-
ke wegen is gereden.
aOPGELET
Een gedeeltelijke reiniging van het filter
houdt niet in dat de vervanging van het
filter zelf kan worden overgeslagen of
uitgesteld.
Start de motor niet als het luchtfilter is
verwijderd.
Maak het filterelement niet schoon met
benzine of oplosmiddelen, aangezien
deze een brand in het brandstoftoevoer-
systeem kunnen veroorzaken, met ern-
stig gevaar voor de omstanders en voor
de motorfiets als gevolg.
VERWIJDEREN
Zet de brandstoftank omhoog, zie
pag. 66 (OMHOOG ZETTEN VAN DE
BRANDSTOFTANK).
Schroef de zeven schroeven (1) waar-
mee het filterhuisdeksel (2) is bevestigd
los en verwijder ze.
Verwijder het filterhuisdeksel (2).
Trek het luchtfilter (3) uit.
aOPGELET
Dicht de opening af met een schone
doek om het binnendringen van onge-
rechtigheden in de aanzuigleidingen te
voorkomen.
GEDEELTELIJKE REINIGING
aOPGELET
Niet op het metaalgaas van het luchtfil-
ter (3) drukken of erop slaan.
Gebruik geen schroevendraaiers en
dergelijke.
Houd het luchtfilter (3) in verticale stand
vast en klop er enkele keren mee op een
schoon oppervlak.
Reinig zo nodig het filter (3) met per-
slucht (richt de straal van de binnen-
naar de buitenkant van het filter).
Reinig de buitenkant van het filter (3)
met een doek.
VERVANGEN
aOPGELET
Gebruik geen filters die reeds zijn ge-
bruikt.
Vervang het luchtfilter (3) door een filter
van hetzelfde type.
Verwijder om de 7500 km (4687 mi) de
dop (4).
De inhoud laten leeglopen in een op-
vangbak en naar een inzamelpunt bren-
gen.
aOPGELET
Controleer het filterelement op scheu-
ren terwijl u het schoonmaakt.
Als het filterelement scheuren vertoont,
moet het worden vervangen.
Plaats het filterelement correct terug,
zodat geen ongefilterde lucht kan bin-
nendringen.
Denk eraan dat een vroegtijdige slijtage
van de zuigerueren en de cilinder te wij-
ten kan zijn aan een defect of verkeerd
geplaatst filterelement.
60
gebruik en onderhoud SL mille
6//27)%,
aOPGELET
Het demonteren en opnieuw monteren
van het voorwiel kan een probleem zijn
voor personen zonder enige ervaring
terzake. Neem zo nodig contact op met
een officiële APRILIA-dealer.
Als u deze handelingen zelf wilt verrich-
ten, moet u zich aan de volgende richt-
lijnen houden.
Lees aandachtig pag. 51 (ONDER-
HOUD).
Let op dat u tijdens het demonteren en
monteren van het wiel de remleidingen,
de schijven en de remblokjes niet be-
schadigt.
OPMERKING Gebruik voor het de-
monteren van het voorwiel de daarvoor be-
stemde voorste en achterste standaard
&
.
DEMONTEREN
Zet de motorfiets op de achterste stan-
daard, zie pag. 58 (DE MOTORFIETS
OP DE ACHTERSTE STANDAARD
ZETTEN
&
).
Zet de motorfiets op de voorste stan-
daard, zie pag. 58 (DE MOTORFIETS
OP DE VOORSTE STANDAARD ZET-
TEN
&
).
aOPGELET
Controleer of de motorfiets stabiel staat.
Vraag aan iemand om het stuur recht te
houden in rijpositie, zodat het stuur ge-
blokkeerd is.
Aanhaalmoment voor remklauwschroef
(1): 50 Nm (5 kgm).
Draai de twee schroeven (1) waar-
mee de voorremklauw (2) is bevestigd
los en verwijder ze.
Trek de remklauw (2) los van de
schijf, maar laat ze op de leiding (3) zitten.
aOPGELET
Trek nooit de voorremhendel aan nadat
de remklauwen zijn gedemonteerd. De
zuigers zouden immers uit hun houders
kunnen schieten, waardoor de remvloei-
stof zou wegstromen.
Neem als dit gebeurt contact op met uw
officiële APRILIA-dealer, die het nodige
onderhoud zal verrichten.
Aanhaalmoment voor wielmoer (4):
80 Nm (8 kgm).
Draai de moer (4) los en verwijder ze
door eerst de afstandsring weg te ne-
men.
Draai de twee schroeven (5) van de
wielasklem iets losser.
Plaats een steun (6) onder de band, zo-
dat het wiel in positie blijft nadat het is
losgemaakt.
Trek de wielas (7) uit vanaf de linkerzijde.
Verwijder het wiel door het langs voren
uit te trekken en neem de linker af-
standsring (8) vast als deze uit zijn zitting
loskomt.
61
gebruik en onderhoud SL mille
MONTEREN
Lees aandachtig pag. 51 (ONDERHOUD).
aOPGELET
Let op dat u tijdens het monteren van
het wiel de remleidingen, de schijven en
de remblokjes niet beschadigt.
De pijl op het wiel geeft de rotatierichting
aan. Plaats bij het hermonteren het wiel
correct terug: de pijl moet zichtbaar zijn
aan de linkerzijde van de motorfiets.
Breng een laag smeervet aan over de
volledige lengte van de wielas (7), zie
pag. 90 (SMEERMIDDELENTABEL).
Als de linker afstandsring (8) uit zijn zit-
ting op het wiel is losgekomen tijdens het
demonteren, moet u hem correct terug-
plaatsen.
Plaats het wiel tussen de vorkpoten op
de steun (6).
aWAARSCHUWING
Gevaar voor letsel. Gebruik nooit uw
vingers om de gaten uit te lijnen.
Verplaats het wiel zodanig dat het gat in
het midden van het wiel op één lijn staat
met de gaten in de vork.
Steek de wielas (7) volledig in.
Breng de afdichtingsring aan en draai de
moer (4) met de hand vast.
Blokkeer de rotatie van de wielas (7).
Draai de moer (4) volledig vast.
Aanhaalmoment voor wielmoer (4):
80 Nm (8 kgm).
aOPGELET
Ga voorzichtig te werk, om beschadi-
ging van de remblokjes te voorkomen.
Breng de remklauw (2) over de schijf
en plaats hem zodanig dat de bevesti-
gingsgaten van de remklauw en de ga-
ten op de steun op één lijn staan.
aWAARSCHUWING
Bij het hermonteren van de remtang
moet u de borgschroeven (1) van de
tang vervangen door twee schroeven
van hetzelfde type.
Schroef de twee bevestigings-
schroeven (1) van de remklauw in en
draai ze vast.
Aanhaalmoment voor remklauwschroef
(1): 50 Nm (5 kgm).
Druk met aangetrokken voorrem her-
haaldelijk op het stuur, om zo de vork
naar beneden te drukken. Op die manier
worden de vorkpoten gelijnd.
Draai de twee schroeven (5) van de
wielasklem vast.
Aanhaalmoment voor wielasklem-
schroef (5): 22 Nm (2,2 kgm).
Vergewis u ervan dat de volgende on-
derdelen niet vuil zijn:
band;
–wiel;
remschijven.
aWAARSCHUWING
Knijp na het monteren de voorrem her-
haaldelijk dicht om te zien of het rem-
systeem goed werkt.
Controleer de uitlijning van het wiel.
Laat het aanhaalmoment, de uitlijning
en de uitbalancering van het wiel nakij-
ken door uw officiële APRILIA-dealer, om
ongelukken te voorkomen die ernstige
letsels bij uzelf of bij anderen zouden
kunnen veroorzaken.
62
gebruik en onderhoud SL mille
!#(4%27)%,
aOPGELET
Het demonteren en opnieuw monteren
van het achterwiel kan een probleem
zijn voor personen zonder enige erva-
ring terzake. Neem zo nodig contact op
met een officiële APRILIA-dealer.
Als u deze handelingen zelf wilt verrich-
ten, moet u zich aan de volgende richt-
lijnen houden.
Lees aandachtig pag. 51 (ONDER-
HOUD).
Laat vóór het uitvoeren van onderstaan-
de handelingen de motor en de uit-
laatdemper afkoelen tot kamertempera-
tuur, om brandwonden te vermijden.
Let op dat u tijdens het demonteren en
opnieuw monteren van het wiel de rem-
leiding, de schijf en de remblokjes niet
beschadigt.
OPMERKING Gebruik voor het de-
monteren van het achterwiel de daarvoor
bestemde achterste standaard
&.
DEMONTEREN
Zet de motorfiets op de achterste stan-
daard, zie pag. 58 (DE MOTORFIETS
OP DE ACHTERSTE STANDAARD
ZETTEN
&
).
Aanhaalmoment voor wielmoer (1):
120 Nm (12 kgm).
Draai de moer (1) los en verwijder ze
door eerst de afdichtingsring weg te ne-
men.
Plaats een steun (2) onder de band, zo-
dat het wiel in positie blijft nadat het is
losgemaakt.
Trek de wielas (3) uit langs de linkerzijde.
Draai het wiel door en haal de transmis-
sieketting (4) van het achtertandwiel (5).
aOPGELET
Let op de positie van de kettingspan-
ners (6-7), zodat u ze bij het hermonte-
ren correct kunt terugplaatsen.
Verwijder de rechter (6) en linker (7) ket-
tingspanners.
Verwijder het volledige wiel door het
langs achteren uit te trekken.
aOPGELET
Bedien de achterremhendel niet nadat
het wiel is gedemonteerd, aangezien de
pennen dan uit hun zittingen kunnen
schieten, met lekkage van remvloeistof
tot gevolg. Neem als dit gebeurt contact
op met uw officiële APRILIA-dealer, die
het nodige onderhoud zal verrichten.
63
gebruik en onderhoud SL mille
OPNIEUW MONTEREN
aOPGELET
Controleer alvorens het wiel opnieuw te
monteren of de steunplaat (8) van de
remklauw (9) correct geplaatst is; de
gleuf van de plaat moet in de voorziene
aanslagpen (10) aan de binnenkant van
de rechterpoot van de achtervork pas-
sen.
Breng de schijf voorzichtig in de rem-
klauw.
Breng een laag smeervet aan over de
volledige lengte van de wielas (3), zie
pag. 90 (SMEERMIDDELENTABEL).
Plaats de rechter (6) en linker (7) ketting-
spanners in hun zittingen op de achter-
vorkarmen.
Plaats het wiel tussen de achtervorkpo-
ten op de steun (2).
Draai het wiel door en leg de transmis-
sieketting (4) rond het achtertandwiel (5).
aWAARSCHUWING
Gevaar voor letsel.
Gebruik nooit uw vingers om de gaten
uit te lijnen.
Beweeg het wiel naar achteren tot het
gat in het midden van het wiel en de ga-
ten op de achtervork op één lijn staan.
Draai de steunplaat (8), met de rem-
klauw (9) en de draaipen op de aanslag-
pen (10), tot ze is uitgelijnd met de ga-
ten.
Steek de wielas (3) volledig in langs de
linkerzijde.
aOPGELET
Controleer of de wielas (3) volledig en
met de kop in de voorziene zitting op de
linker kettingspanner (7) is ingestoken.
Breng de afdichtingsring aan en draai de
moer (1) met de hand vast.
Controleer de kettingspanning, zie
pag. 64 (TRANSMISSIEKETTING).
Draai de moer (1) vast.
Aanhaalmoment voor wielmoer (1):
120 Nm (12 kgm).
Vergewis u ervan dat de volgende on-
derdelen niet vuil zijn:
band;
–wiel;
remschijven.
aOPGELET
Controleer de uitlijning van het wiel.
Laat het aanhaalmoment, de uitlijning
en de uitbalancering van het wiel nakij-
ken door uw officiële APRILIA-dealer, om
ongelukken te voorkomen die ernstige
letsels bij uzelf of bij anderen zouden
kunnen veroorzaken.
64
gebruik en onderhoud SL mille
42!.3-)33)%+%44).'
Lees aandachtig pag. 51 (ONDERHOUD).
De motorfiets is voorzien van een ketting
uit één stuk, waarin de hoofdschakel niet
wordt gebruikt.
aOPGELET
Een te slappe ketting kan geluiden ver-
oorzaken of de ketting doen rammelen,
met slijtage van de schoen en van de
kettinggeleideplaat als gevolg.
Controleer regelmatig de speling en re-
gel eventueel bij, zie hiernaast (REGE-
LEN). Laat indien nodig de ketting ver-
vangen door een officiële APRILIA-
dealer, die zal zorgen voor een degelijke
en snelle service.
Als de onderhoudswerkzaamheden niet
correct worden uitgevoerd, kan dit lei-
den tot voortijdige slijtage van de ket-
ting en/of schade aan de tandwielen.
aOPGELET
Voer het onderhoud vaker uit als u de
motorfiets in veeleisende omstandighe-
den of op stoffige en/of modderige we-
gen gebruikt.
CONTROLEREN VAN DE SPELING
Controleer de speling als volgt:
Zet de motor af.
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Zet de motor in neutraal.
Controleer of de verticale speling, op een
punt in het midden tussen het voor - en
achtertandwiel in het onderste deel van
de ketting, ongeveer 25 mm bedraagt.
Verrijd de motorfiets, om de verticale
speling van de ketting ook te kunnen
controleren wanneer het wiel draait; de
speling moet constant blijven tijdens alle
draaibewegingen van het wiel.
aOPGELET
Als er op bepaalde delen van de ketting
een grotere speling is, wijst dit erop dat
sommige schakels beschadigd of vast-
gevreten zijn; neem in dit geval contact
op met een officiële APRILIA-dealer. Om
het risico op vastgevreten schakels te
vermijden, moet de ketting regelmatig
worden gesmeerd, zie pag. 65 (REINI-
GING EN SMERING).
Als de speling overal even groot is, maar
meer of minder dan 25 mm bedraagt, moet
u ze afstellen, zie onder (REGELEN).
REGELEN
OPMERKING Gebruik voor het af-
stellen van de ketting de achterste stan-
daard
&.
Als na controle blijkt dat de kettingspan-
ning moet worden geregeld, doe dit dan als
volgt:
Zet de motorfiets op de achterste stan-
daard, zie pag. 58 (DE MOTORFIETS
OP DE ACHTERSTE STANDAARD
ZETTEN
&
).
Draai de moer (1) volledig los.
OPMERKING Voor de centrering van
het wiel zijn vaste merktekens (2-3) voor-
zien, die zichtbaar zijn aan de binnenkant
van de kettingspannerzittingen op de ach-
tervorkarmen, voor de wielas.
65
gebruik en onderhoud SL mille
Draai de twee borgmoeren (4) los.
Draai aan de stelmoeren (5) en regel de
kettingspanning, ervoor zorgend dat de
merktekens (2-3) correct geplaatst zijn
op beide zijden van de motorfiets.
Draai de twee borgmoeren (4) vast.
Draai de moer (1) vast.
Aanhaalmoment voor wielmoer (1):
120 Nm (12 kgm).
Controleer de speling van de ketting, zie
pag. 64 (CONTROLEREN VAN DE
SPELING).
CONTROLEREN VAN DE SLIJTAGE
VAN DE KETTING, HET VOOR - EN
ACHTERTANDWIEL
Controleer vervolgens de ketting, het voor
- en achtertandwiel en ga na of ze geen
van de volgende mankementen vertonen:
beschadigde rollen;
losse bouten;
droge, verroeste, afgeplatte of vastge-
vreten schakels;
extreme slijtage;
ontbrekende O-ringen;
extreme slijtage of beschadiging van de
tanden van de tandwielen.
aOPGELET
Indien de kettingrollen beschadigd zijn,
de bouten loszitten en/of de O-ringen
beschadigd zijn of ontbreken, moet het
volledige kettingelement worden ver-
vangen (voor - en achtertandwiel en ket-
ting).
Smeer de ketting regelmatig, vooral als
bepaalde delen droog of roestig zijn.
De beschadigde of vastgevreten scha-
kels moeten gesmeerd en gerepareerd
worden.
Als dat niet mogelijk is, moet u contact
opnemen met een officiële APRILIA-
dealer, die de ketting zal vervangen.
Controleer tot slot de slijtage van de be-
schermschoen van de achtervork.
REINIGING EN SMERING
aOPGELET
De transmissieketting is voorzien van
O-ringen tussen de schakels, die dienen
om het vet vast te houden.
Wees uiterst voorzichtig bij het afstel-
len, smeren, reinigen en vervangen van
de ketting.
Reinig de ketting nooit met een waterspuit,
stoom, water onder druk en licht ontvlam-
bare oplosmiddelen.
Was de ketting af met nafta of kerosine.
Voer het onderhoud vaker uit als de ket-
ting de neiging heeft snel te roesten.
Smeer de ketting om de 1000 km (625 mi)
en telkens wanneer nodig.
Laat na het wassen de ketting drogen,
smeer ze met spuitvet voor kettingen
met afdichtringen, zie pag. 90 (SMEER-
MIDDELENTABEL).
aOPGELET
De in de handel verkrijgbare smeermid-
delen voor kettingen kunnen substan-
ties bevatten die gevaarlijk zijn voor de
rubberen afdichtringen van de ketting.
OPMERKING Rijd niet met de motor-
fiets kort nadat de ketting is gesmeerd, om
te voorkomen dat het smeermiddel door
centrifugaalkracht naar buiten wordt ge-
spoten en de buurt bevuilt.
66
gebruik en onderhoud SL mille
$%-/.4%2%.
6!.(%4:!$%,6!.$%2)*$%2
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Til de zijrand van het zadel achter-
aan gedeeltelijk op.
Schroef de schroef (1) los en verwij-
der ze en neem de borgring vast (2).
Aanhaalmoment schroef (1):
12 Nm (1,2 kgm).
Zet het zadel (3) omhoog en verwijder
het.
OPMERKING Steek bij het hermon-
teren het voorste lipje van het zadel in de
voorziene zitting.
aOPGELET
Controleer alvorens te vertrekken of het
zadel (3) goed op zijn plaats zit en is
vergrendeld.
/-(//':%44%.
6!.$%"2!.$34/&4!.+
Lees aandachtig pag. 30 (BRANDSTOF)
en pag. 51 (ONDERHOUD).
aWAARSCHUWING
Brandgevaar.
Wacht tot de motor en de uitlaatdemper
volledig zijn afgekoeld.
Brandstofdampen zijn schadelijk voor
uw gezondheid.
Controleer vóór u begint of de ruimte
waarin u werkt goed geventileerd is.
Adem geen brandstofdampen in.
Rook niet en gebruik geen open vuur.
LAAT BRANDSTOF NIET IN HET MILIEU
TERECHTKOMEN.
Verwijder het passagierszadel, zie
pag. 27 (ONTGRENDELEN / VER-
GRENDELEN VAN HET PASSAGIERS-
ZADEL).
Verwijder het rijderszadel, zie hiernaast
(DEMONTEREN VAN HET ZADEL VAN
DE RIJDER).
Draai het stuur zodanig dat het voorwiel
recht staat in de rijrichting.
Schroef de twee schroeven (4) waarmee
het voorste deel van de brandstoftank (5)
is bevestigd los en verwijder ze.
m Verwijder de steunstang van de
brandstoftank (8) uit zijn verankeringszit-
tingen (6-7).
OPMERKING Het met rubber bedek-
te uiteinde van de staaf (8) moet in het mid-
delste gat van de stuurpen worden gesto-
ken.
Zet het voorste deel van de brandstof-
tank (5) omhoog en steek de stang (8) in
zoals getoond op de afbeelding.
67
gebruik en onderhoud SL mille
#/.42/,%2%.6!.$%3,)*4!'%
6!.$%2%-",/+*%3
Lees aandachtig pag. 31 (REMVLOEI-
STOF - aanbevelingen), (SCHIJFREM-
MEN), en pag. 51 (ONDERHOUD).
OPMERKING De volgende informa-
tie heeft betrekking op één remsysteem,
maar geldt voor beide.
Controleer op slijtage van de remblokjes
na de eerste 1000 km (625 mi) en vervol-
gens om de 2000 km (1250 mi). Controleer
ze in elk geval voor elke reis.
De mate waarin de schijfremblokjes afslij-
ten is afhankelijk van het gebruik, het rijge-
drag en het wegdek waarop wordt gere-
den.
aWAARSCHUWING
Controleer de slijtage van de remblok-
jes in het bijzonder voor elke rit.
Voor een snelle controle van de slijtage
van de remblokjes gaat u als volgt te werk:
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Voer een visuele controle uit door tussen
de schijf en de remblokjes te kijken.
Ga als volgt te werk:
vanaf de onderzijde, op de voorkant,
voor de voorremklauwen (1);
vanaf de onderzijde, op de achterkant,
voor de achterremklauw (2).
aOPGELET
Overmatige slijtage van de remvoering
zou contact van het metalen steunvlak
van de remblokjes met de schijf veroor-
zaken, met een metaalachtig geluid en
vonkvorming door de remklauw als ge-
volg; de efficiëntie van de remmen, de
veiligheid en de staat van de remschijf
zouden daardoor negatief worden beïn-
vloed.
Als de dikte van het wrijvingsmateriaal
(zelfs maar op één remblokje) is afgeno-
men tot ongeveer 1,5 mm (of als zelfs
maar één van de slijtage-indicators niet
meer zichtbaar is), moet u beide rem-
blokjes vervangen.
Voorremblokje (3).
Achterremblokje (4).
OPMERKING Laat de remblokjes
vervangen door uw officiële aprilia-dealer.
68
gebruik en onderhoud SL mille
#/.42/,%2%.6!.$%6//2%.
$%!#(4%2/0(!.').'
Lees aandachtig pag. 51 (ONDER-
HOUD).
OPMERKING Laat het vervangen
van de olie van de voorvork over aan een
officiële aprilia-dealer, die een snelle en
degelijke service garandeert.
Laat de vorkolie verversen na de eerste
7500 km (4687 mi) en daarna telkens om
de 22500 km (14000 mi).
Voer na de eerste 1000 km (625 mi) en
vervolgens om de 15000 km (9375 mi) de
volgende controles uit:
Pomp de vork herhaaldelijk op en neer
door met dichtgeknepen voorrem op het
stuur te drukken.
De vering moet soepel zijn en er mogen
geen oliesporen op de vorkpoten te zien
zijn.
Controleer de bevestiging van alle delen
en de goede staat van de verbindingen
van de voor- en de achterophanging.
aOPGELET
Neem in geval van mankementen of als
u de hulp van een specialist wenst, con-
tact op met uw officiële APRILIA-dealer.
6//2/0(!.').'
De voorophanging bestaat uit een hydrauli-
sche vork die is verbonden met de stuurko-
lom door middel van twee platen.
Voor het afstellen van het weggedrag van
de motorfiets is elke poot van de vork voor-
zien van een bovenste schroef (1), voor
het afstellen van de uitgaande demping,
een onderste schroef (2), voor het afstellen
van de ingaande demping, en een boven-
ste moer (3), voor het afstellen van de
voorbelasting van de veer.
OPMERKING Het rijgedrag van de
motorfiets kan worden aangepast door de
hoogte van het voorste deel te verstellen.
Neem voor dit soort afstelling contact op
met een officiële aprilia-dealer.
AFSTELLEN VAN DE VOORVORK
De standaardinstelling van de voorvork is
geschikt voor de meeste rijcondities bij
lage en hoge snelheid, met beperkte of
met maximale belasting.
De instelling kan evenwel ook worden aan-
gepast aan het specifieke gebruik van de
motorfiets.
69
gebruik en onderhoud SL mille
aOPGELET
Vertrek bij het afstellen steeds vanuit de
meest starre instelling (stelschroef vol-
ledig naar rechts gedraaid).
Draai de stelschroeven (1-2) niet verder
dan het einde van hun slag in beide
richtingen, om beschadiging te voorko-
men.
Gebruik de twee inkepingen (1-2) op de
stelmoeren als merktekens voor het af-
stellen van ingaande en uitgaande dem-
ping.
Verdraai de stelschroeven (1-2) met 1/8
slag per keer en verdraai de stelmoer (3)
met één inkeping per keer. Test de mo-
torfiets herhaaldelijk op de weg tot de
optimale afstelling is verkregen.
Stel voor beide poten dezelfde veerbe-
lasting en hydraulische demping af: in
geval van een verschillende instelling
voor elke vork vermindert de stabiliteit
van de motorfiets tijdens het rijden.
Wanneer de voorbelasting van de veer
wordt verhoogd, moet ook de hydrauli-
sche demping worden verhoogd, om
plotse schokken tijdens het rijden te
voorkomen.
Bovenste
stelschroeven (1)
(2,25 slagen in totaal)
Rechtsom draaien (H) Linksom draaien (S)
Functie Verhoging van de
uitgaande demping
Verlaging van de
uitgaande demping
Aanbevolen wegdek Effen of normale wegen Oneffen wegen
Opmerkingen Rijder en passagier Rijder alleen
Standaardafstelling Draai vanaf de aanslag (volledig vast) 1,5 slag linksom
(opendraaien).
Onderste stelschroeven
(2) (2 slagen in totaal)
Rechtsom draaien (H) Linksom draaien (S)
Functie Verhoging van de
ingaande demping
Verlaging van de ingaande
demping
Aanbevolen wegdek Effen of normale wegen Oneffen wegen
Opmerkingen Rijder en passagier Rijder alleen
Standaardafstelling Draai vanaf de aanslag (volledig vast) anderhalve slag
linksom (opendraaien).
Bovenste stelmoeren (3)
(8 inkepingen in totaal)
Rechtsom draaien
(vaster draaien)
Linksom draaien
(losser draaien)
Functie Verhoging van de
voorbelasting van de veer
Verlaging van de
voorbelasting van de veer
Weggedrag De motorfiets is harder
afgeveerd
De motorfiets is zachter
afgeveerd
Aanbevolen wegdek Effen of normale wegen Oneffen wegen
Opmerkingen Rijder en passagier Rijder alleen
Standaardafstelling Draai vanaf de aanslag (volledig vast) de stelmoer 5
inkepingen linksom (opendraaien).
70
gebruik en onderhoud SL mille
!#(4%2/0(!.').'
De achterophanging bestaat uit een schok-
breker met veer, die is vastgemaakt op het
frame door middel van dempingsblokken
en op de achtervork door middel van hef-
boomsystemen.
Voor de instelling van het rijgedrag van het
voertuig is de schokdemper uitgerust met
een stelschroef (1) waarmee de hydrauli-
sche remkracht bij uitgetrokken schokdem-
per wordt afgesteld, een ringmoer voor het
afstellen van de veerbelasting (2) en een
borgringmoer (3).
AFSTELLEN VAN DE ACHTERSTE
SCHOKBREKER
De standaardinstelling van de achterste
schokbreker is geschikt voor de meeste rij-
condities bij lage of hoge snelheid, met een
beperkte of een maximale belasting.
De instelling kan evenwel ook worden aan-
gepast aan het specifieke gebruik van de
motorfiets.
aOPGELET
Vertrek bij het afstellen steeds van de
starste instelling.
Draai de stelschroef (1) niet verder dan
haar eindpositie, om beschadiging van
de draad te vermijden.
De stelschroef (1) moet steeds vastklik-
ken en mag niet in een tussenpositie
blijven staan.
De stelmoer mag niet verder dan 44 mm
vanaf het begin van de draad worden
geschroefd (zie afbeelding).
MIN = 38 mm
MAX = 44 mm
Als deze grens wordt overschreden, zal
zelfs de geringste oneffenheid in het
wegdek plotse schokken veroorzaken
en is de afstelling van de schroef (1)
nutteloos.
Draai de borgringmoer (3) lichtjes los
met de juiste sleutel.
Draai de stelringmoer (2) aan (afstelling
van de voorbelasting van de veer van de
schokbreker) (zie tabel).
Regel zo nodig de schroef (1) bij (afstel-
ling van de uitgaande demping) (zie ta-
bel).
Draai de borgringmoer (3) volledig vast
zodra het optimale weggedrag van de
motorfiets is verkregen.
71
gebruik en onderhoud SL mille
aOPGELET
Stel de voorbelasting van de veer en de
hydraulische demping af overeenkom-
stig de gebruiksomstandigheden van
de motorfiets.
Wanneer de voorbelasting van de veer
wordt verhoogd, moet ook de uitgaande
demping worden verhoogd, om plotse
schokken tijdens het rijden te voorko-
men.
Als het weggedrag van de motorfiets is
afgesteld voor rijden met maximale be-
lasting, is het aangeraden de schroef (1)
niet naar links te draaien, om plotse
schokken tijdens het rijden te vermij-
den. Neem zo nodig contact op met een
officiële APRILIA-dealer.
Verdraai de stelschroef (1) geleidelijk
met 2-3 klikken per keer en de stelring
(2) met één slag per keer.
Test de motorfiets herhaaldelijk op de
weg tot de optimale afstelling is verkre-
gen.
Stelschroef (1)
(27 klikken)
Rechtsom draaien (H) Linksom draaien (S)
Functie Verhoging van de uitgaan-
de demping
Verlaging van de uitgaan-
de demping
Aanbevolen wegdek Effen of normale wegen Oneffen wegen
Opmerkingen Rijder en passagier Rijder alleen
Standaardafstelling Draai vanaf de aanslag (volledig vast) de stelschroef 15
klikken linksom (opendraaien).
Stelringmoer (2) Vaster draaien Losser draaien
Functie Verhoging van de voorbe-
lasting van de veer
Verlaging van de voorbe-
lasting van de veer
Weggedrag De motorfiets is harder af-
geveerd
De motorfiets is zachter af-
geveerd
Aanbevolen wegdek Effen of normale wegen Oneffen wegen
Opmerkingen Rijder en passagier Rijder alleen
72
gebruik en onderhoud SL mille
!&34%,,).'6!.(%4
34!4)/.!)2%4/%2%.4!,
Lees aandachtig pag. 51 (ONDER-
HOUD).
Stel het stationaire toerental af telkens
wanneer er onregelmatigheden optreden.
Ga hiervoor als volgt te werk:
Rijd enkele kilometers tot de normale rij-
temperatuur is bereikt, zie pag. 17
(Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur
h).
Zet de motor in de neutrale stand (groen
waarschuwingslampje
q” licht op).
Controleer het stationaire toerental van
de motor op de toerenteller.
De stationaire snelheid van de motor moet
ongeveer 1250100 tpm (rpm) bedragen.
Indien nodig:
Verdraai de afstelknop (1).
DOOR ZE VASTER TE SCHROEVEN
(rechtsom) verhoogt u het toerental.
DOOR ZE LOSSER TE SCHROEVEN
(linksom) verlaagt u het toerental.
Draai de gashendel een paar maal open
en dicht om de juiste werking te controle-
ren en om na te gaan of het stationaire
toerental constant is.
OPMERKING Neem zo nodig contact
op met uw officiële aprilia-dealer.
!&34%,,%.6!.$%'!3(%.$%,
Lees aandachtig pag. 51 (ONDER-
HOUD).
De speling van de gashendel moet 2 – 3 mm
zijn, gemeten op het uiteinde van de greep.
Als dit niet het geval is, ga dan als volgt te
werk:
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Trek het beschermingselement (2) weg.
Draai de borgmoer (3) los.
Verdraai de stelschroef (4) zo dat de
voorgeschreven waarde wordt bereikt.
Draai na het afstellen de borgmoer (3)
vast en controleer de speling opnieuw.
Plaats het beschermingselement (2) te-
rug.
aOPGELET
Controleer na het afstellen of de rotatie
van het stuur geen verandering van het
stationair toerental tot gevolg heeft en
of de gashendel vlot en automatisch
naar zijn beginpositie terugkeert wan-
neer hij wordt losgelaten.
!&34%,,%.
6!.$%#(/+%(%.$%,
e
aOPGELET
Het afstellen van de choke-hendel e
vereist een specifieke technische ken-
nis en moet daarom gebeuren door een
officiële APRILIA-dealer.
73
gebruik en onderhoud SL mille
#/.42/,%2%.6!.$%
:)*34!.$!!2$%.$%
6%),)'(%)$33#(!+%,!!2
Lees aandachtig pag. 51 (ONDER-
HOUD) en pag. 78 (CONTROLEREN
VAN DE SCHAKELAARS).
De zijstandaard (1) moet zonder beletsel
kunnen draaien.
Voer de volgende controles uit:
De veren (2) mogen niet beschadigd,
versleten, verroest of zwak zijn.
De zijstandaard moet ongehinderd kun-
nen draaien; smeer zo nodig de gelei-
ding met vet in, zie pag. 90 (SMEER-
MIDDELENTABEL).
De zijstandaard (1) is voorzien van een
veiligheidsschakelaar (3) die dient om de
rotatie van de motor te beletten of te onder-
breken bij ingeschakelde versnelling en
met de zijstandaard (1) omlaag.
Ga als volgt te werk om te controleren of
de veiligheidsschakelaar (3) werkt zoals
het hoort:
Ga in rijhouding op de motorfiets zitten.
Klap de zijstandaard (1) uit.
Start de motor, zie pag. 43 (STARTEN).
Trek, met losgelaten gashendel (Pos. A)
en bij stationaire motor, de koppe-
lingshendel (5) volledig aan.
Schakel in eerste versnelling door het
schakepedaal (6) omlaag te duwen.
Laat de zijstandaard (1) zakken, zodat
de veiligheidsschakelaar (3) in werking
treedt.
Op dat moment moet de motor stoppen.
Op dat moment:
moet de motor stoppen;
moet het waarschuwingslampje zijstan-
daard neer “
\” oplichten.
aOPGELET
Wanneer de motor niet stopt, neem dan
contact op met een officiële APRILIA-
dealer.
74
gebruik en onderhoud SL mille
"/5')%3
Lees aandachtig pag. 52 (ONDER-
HOUDSSCHEMA).
Neem indien nodig contact op met een
officiële APRILIA-dealer.
!##5
Lees aandachtig pag. 51 (ONDER-
HOUD).
aWAARSCHUWING
Brandgevaar.
Houd brandstof en andere ontvlambare
substanties uit de buurt van de elektri-
sche onderdelen.
Draai nooit de aansluiting van de accu-
kabels om.
Bij het aan- en loskoppelen van de accu
dient de contactschakelaar in de stand
m” te staan, om te vermijden dat som-
mige onderdelen worden beschadigd.
Sluit eerst de positieve kabel (+) aan,
daarna de negatieve (–).
Loskoppelen gebeurt in omgekeerde
volgorde.
OPMERKING Deze motorfiets is uit-
gerust met een onderhoudsvrije accu, die
op uitzondering van occasionele controles
en opladen wanneer nodig geen onder-
houd vereist.
75
gebruik en onderhoud SL mille
#/.42/,%2%.%.2%).)'%.
6!.$%!##5!!.3,5)4).'%.
Lees aandachtig pag. 74 (ACCU).
Controleer of het contactslot in de stand
m” staat.
Verwijder het rijderszadel, zie pag. 66
(DEMONTEREN VAN HET ZADEL VAN
DE RIJDER).
Verwijder het rode beschermingsele-
ment (1).
Controleer of de kabelaansluitingen (2)
en de accupolen (3):
in goede staat zijn (niet verroest of be-
dekt met koolresten);
ingesmeerd met neutraal vet of vaseline.
Indien nodig:
Maak eerst de negatieve () en dan de
positieve kabel (+) los.
Veeg roest weg met een staalborstel.
Sluit eerst de positieve (+) en dan de ne-
gatieve kabel () aan.
Smeer de aansluitklemmen van de ka-
bels en van de accu in met neutraal vet
of vaseline.
Plaats het zadel terug, zie pag. 66 (DE-
MONTEREN VAN HET ZADEL VAN DE
RIJDER).
76
gebruik en onderhoud SL mille
$%-/.4%2%.6!.$%!##5
aOPGELET
Alvorens de accu te demonteren, moe-
ten de digitale klok en de instelling van
het overtoerental op nul worden gezet.
Voor het terugstellen van deze functies,
zie pag. 18 (MULTIFUNCTIONELE COM-
PUTER).
Lees aandachtig pag. 74 (ACCU).
Zorg dat de contactschakelaar in de
stand “
m” staat.
Demonteer het zadel van de rijder, zie
pag. 66 (DEMONTEREN VAN HET ZA-
DEL VAN DE RIJDER).
Draai de schroef (1) van de negatieve
klem () los en verwijder ze.
Beweeg de negatieve kabel (2) zij-
waarts.
Verwijder het rode beschermingsele-
ment (3).
Draai de schroef (4) van de positieve
klem (+) los en verwijder ze.
Beweeg de positieve kabel (5) zijwaarts.
Schroef de schroef (6) los en verwijder ze.
Draai de beugel (7) waarmee de accu is
vergrendeld omhoog.
OPMERKING Om het accudeksel (8)
te verwijderen, hoeft u de zekeringen (9)
en de valsensor (10) niet te verwijderen of
de elektrische connectors los te koppelen.
aOPGELET
Ga bij het verwijderen van het accudek-
sel (8) voorzichtig te werk en forceer de
elektriciteitsdraden niet; de zekeringen
(9) en de valsensor (10) blijven verbon-
den met de elektriciteitsdraden.
Verplaats het accudeksel (8), samen met
de beugel (7), de zekeringen (9) en de
valsensor (10) naar voren en trek het
langs boven weg.
Klap het accudeksel (8) in en plaats het
aan de zijkant.
Neem de accu (9) stevig vast en verwij-
der hem uit de accuhouder door hem op
te tillen.
aWAARSCHUWING
Zodra de accu is gedemonteerd, moet
hij op een veilige plaats buiten het be-
reik van kinderen worden bewaard.
Plaats de accu op een effen oppervlak in
een koele en droge ruimte.
aWAARSCHUWING
Sluit bij het hermonteren eerst de posi-
tieve (+) en dan de negatieve kabel (-)
aan.
Plaats het rijderszadel terug, zie pag. 66
(DEMONTEREN VAN HET ZADEL VAN
DE RIJDER).
77
gebruik en onderhoud SL mille
/0,!$%.6!.$%!##5
Lees aandachtig pag. 74 (ACCU).
aOPGELET
Verwijder de accudoppen niet: zonder
de doppen kan de accu worden bescha-
digd.
Demonteer de accu, zie pag. 76 (DE-
MONTEREN VAN DE ACCU).
Voorzie een geschikte acculader.
Stel de lader in op het gewenste type op-
lading (zie tabel).
Sluit de accu aan op een acculader.
aWAARSCHUWING
Tijdens opladen of gebruik van de accu
moet de ruimte goed geventileerd zijn
en moet u inademing van de tijdens het
opladen vrijgekomen gassen vermijden.
Schakel de acculader in.
aWAARSCHUWING
Wacht 5-10 minuten na het loskoppelen
van de lader alvorens de accu opnieuw
te monteren, aangezien de accu nog
een korte tijd gas blijft produceren.
-/.4%2%.6!.$%!##5
Lees aandachtig pag. 74 (ACCU).
Zorg dat de contactschakelaar in de
stand “
m” staat.
Demonteer het zadel van de rijder, zie
pag. 66 (DEMONTEREN VAN HET ZA-
DEL VAN DE RIJDER).
OPMERKING De accu (1) moet in
zijn vak worden geplaatst met de aansluit-
klemmen naar boven.
Steek de accu (1) in de accuhouder.
OPMERKING Wanneer u het accu-
deksel (2) terugplaatst, moet u de twee on-
derste lipjes correct in de daartoe voorzie-
ne zittingen steken; de connectors en de
elektriciteitsdraden moeten zodanig wor-
den geplaatst dat ze niet kunnen worden
geplet.
Plaats het accudeksel terug.
Plaats de beugel (3) die de accu ver-
grendelt terug.
Schroef de schroef (4) in en draai ze
aan.
aWAARSCHUWING
Sluit bij het hermonteren eerst de posi-
tieve (+) en dan de negatieve kabel (-)
aan.
Sluit de positieve klem (+) aan met de
schroef (5).
Sluit de negatieve klem () aan met de
schroef (6).
Plaats het rode beschermingselement
(7) terug.
Opladen
Spanning
(amp.)
Tijd
(uren)
Normaal 1,2 8 - 10
Snel 12 0,5
78
gebruik en onderhoud SL mille
.!,!.'%).!#4)6)4%)4
6!.$%!##5
aOPGELET
Als de motorfiets langer dan twintig da-
gen ongebruikt blijft, moeten de zeke-
ringen van 30 A worden uitgetrokken
om slijtage van de accu als gevolg van
stroomverbruik van de multifunctionele
computer te vermijden.
OPMERKING Voordat de zekeringen
van 30 A worden uitgetrokken, moeten de
volgende functies op nul worden gezet: di-
gitale klok en rode-lijninstelling. Voor het
opnieuw instellen van deze functies, zie
pag. 18 (MULTIFUNCTIONELE COMPU-
TER).
Als de motorfiets langer dan vijftien dagen
ongebruikt blijft, moet de accu worden op-
geladen, om sulfatering van de accu te
voorkomen, zie pag. 77 (OPLADEN VAN
DE ACCU):
Demonteer de accu, zie pag. 76 (DE-
MONTEREN VAN DE ACCU) en bewaar
hem op een koele en droge plaats.
Het is belangrijk de lading van tijd tot tijd te
controleren (ongeveer één keer per
maand) in de winter of wanneer de motor-
fiets niet gebruikt wordt om kwaliteitsver-
lies van de accu te voorkomen.
Laad de accu volledig op door middel
van een normale oplading, zie pag. 77
(OPLADEN VAN DE ACCU).
Als de accu op de motorfiets blijft zitten, moet
u kabels van de klemmen loskoppelen.
#/.42/,%2%.
6!.$%3#(!+%,!!23
Lees aandachtig pag. 51 (ONDER-
HOUD).
De motorfiets is uitgerust met vier schake-
laars:
1) Remlichtschakelaar op de achterrem-
pedaal;
2) Stoplichtschakelaar op de voorremhen-
del;
3) Veiligheidsschakelaar op de zijstan-
daard;
4) Schakelaar op de koppelingshendel.
Controleer of de schakelaar vrij is van
vuil of modder; de pen moet onbelem-
merd kunnen bewegen en automatisch
terugkeren naar de beginpositie.
Controleer of de kabels correct zijn aan-
gesloten.
79
gebruik en onderhoud SL mille
6%26!.'%.
6!.$%:%+%2).'%.
Lees aandachtig pag. 51 (ONDERHOUD).
aOPGELET
Tracht geen defecte zekeringen te her-
stellen.
Gebruik nooit andere dan de aanbevo-
len zekeringen.
Het gebruik van ongeschikte zekerin-
gen kan schade aan het elektrische sys-
teem of, in geval van een kortsluiting,
zelfs brand veroorzaken.
OPMERKING Als een zekering regel-
matig doorbrandt, is er waarschijnlijk een
kortsluiting of een overbelasting in het elektri-
sche systeem. In dit geval wordt aangeraden
een officiële aprilia-dealer te raadplegen.
Als een elektrisch onderdeel niet werkt of
onregelmatigheden vertoont of als de motor
niet start, moeten de zekeringen gecontro-
leerd worden.
Controleer eerst de hulpzekeringen van 15 A
en daarna de hoofdzekeringen van 30 A.
Voor de controle:
Draai de contactschakelaar naar “m” om
kortsluiting te vermijden.
OPMERKING Met de schroeven (1) is
niet alleen de draadbescherming (2), maar
ook de hulpzekeringkast (3) bevestigd.
Zorg bij het hermonteren dat alle onderde-
len op hun juiste plaats worden terugge-
plaatst.
Schroef de schroeven (1) los en verwij-
der ze.
Verwijder de draadbescherming (2).
Houd de hulpzekeringkast (3) in de juiste
positie.
aOPGELET
Zorg bij het hermonteren dat de elektri-
citeitsdraden correct in de draadbe-
scherming (2) worden gestoken, zodat
ze niet kunnen worden geplet.
Open het deksel van het kastje (3) met
de hulpzekeringen.
Trek de zekeringen één voor één uit en
controleer of de smeltdraad niet is door-
gebrand.
Probeer voor u een zekering vervangt te
achterhalen wat de oorzaak van het pro-
bleem was.
Vervang de beschadigde zekering door
een nieuwe met hetzelfde amperage.
OPMERKING Als u een van de reser-
vezekeringen gebruikt, moet u een nieuwe
zekering in de juiste houder steken.
Demonteer het zadel van de rijder, zie
pag. 66 (DEMONTEREN VAN HET ZA-
DEL VAN DE RIJDER).
Voer de voordien beschreven bewerkin-
gen voor de secundaire zekeringen ook
uit voor de hoofdzekeringen.
OPMERKING Voordat de zekeringen
van 30 A worden uitgetrokken, moeten de
volgende functies op nul worden gezet: digi-
tale klok en rode-lijninstelling. Voor het op-
nieuw instellen van deze functies, zie pag. 18
(MULTIFUNCTIONELE COMPUTER).
80
gebruik en onderhoud SL mille
PLAATSING VAN DE
HULPZEKERINGEN VAN 15 A
A) Van de spanningsregelaar naar
grootlichtrelais, dimlichtrelais.
B) Van de spanningsregelaar naar:
spoelen, motorstoprelais, brandstof-
pomp.
C) Van de contactschakelaar naar:
elektrische ventilatoren, klok.
D) Van de contactschakelaar naar:
parkeerlichten, achterste remlichten,
claxon, dashboardlampjes, richtingaan-
wijzers.
E) Van de contactschakelaar naar:
elektronische eenheid, brandstofpom-
prelais, motorstoprelais.
OPMERKING Drie zekeringen zijn
reservezekeringen.
PLAATSING VAN DE
HOOFDZEKERINGEN VAN 30 A
F) Van de accu naar: contact.
G) Van de accu naar: contact.
OPMERKING Eén zekering is een re-
servezekering.
(/2):/.4!,%!&34%,,).'
6!.$%,)#(4"5.$%,
6!.$%+/0,!-0
OPMERKING Het controleren van de
richting van de lichtbundel van de koplamp
moet volgens specifieke procedures ge-
beuren, in overeenstemming met de voor-
schriften die in het land waar het voertuig
wordt gebruikt van kracht zijn.
De afstelling van de lichtbundel van de
koplamp gebeurt als volgt:
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Draai het stuur volledig naar rechts.
Regel vanaf de rechterachterzijde van
het voorste deel van het scherm de juiste
knop (4) bij.
DOOR RECHTSOM TE DRAAIEN,
draait u de lichtbundel omlaag.
DOOR LINKSOM TE DRAAIEN, draait u
de lichtbundel omhoog.
81
gebruik en onderhoud SL mille
!&34%,,%.6!.$%6%24)#!,%
,)#(4"5.$%,6!.$%+/0,!-0
OPMERKING Het controleren van de
richting van de lichtbundel van de koplamp
moet volgens specifieke procedures ge-
beuren, in overeenstemming met de voor-
schriften die in het land waar het voertuig
wordt gebruikt van kracht zijn.
I
Voor een snelle controle van de juiste rich-
ting van de lichtbundel moet u de motor-
fiets op een effen ondergrond zetten, op
tien meter afstand van een muur.
Zet het dimlicht aan, ga op de motorfiets
zitten en kijk of de bundel van de koplamp
die op de muur wordt geprojecteerd zich
net onder de horizontale lijn van de kop-
lamp bevindt (ongeveer 9/10 van de totale
hoogte).
De afstelling van de lichtbundel van de
koplamp gebeurt als volgt:
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Draai het stuur volledig naar rechts.
Regel vanaf de rechterachterzijde van
het voorste deel van het scherm de juiste
knop (1) bij.
DOOR RECHTSOM TE DRAAIEN,
draait u de lichtbundel omlaag.
DOOR LINKSOM TE DRAAIEN, draait u
de lichtbundel omhoog.
',/%),!-0%.
Lees aandachtig pag. 51 (ONDER-
HOUD).
aWAARSCHUWING
Brandgevaar.
Houd brandstof en andere ontvlambare
substanties uit de buurt van de elektri-
sche onderdelen.
aOPGELET
Draai, alvorens een gloeilamp te vervan-
gen, de contactschakelaar naar de
stand
men wacht enkele minuten, zo-
dat de gloeilamp kan afkoelen.
Vervang de lampen met schone hand-
schoenen of met behulp van een scho-
ne droge doek.
Laat geen vingerafdrukken achter op de
lampen, want daardoor kunnen de lam-
pen oververhit raken en kapot gaan.
Als u een lamp met de blote hand aan-
raakt, moet u vingerafdrukken wegve-
gen met alcohol, om te vermijden dat de
lamp snel defect raakt.
WEES VOORZICHTIG DAT U DE ELEK-
TRISCHE KABELS NIET BESCHADIGT.
OPMERKING Controleer de zekerin-
gen voor u een gloeilamp vervangt, zie
pag. 79 (VERVANGEN VAN DE ZEKE-
RINGEN).
82
gebruik en onderhoud SL mille
6%26!.'%.6!.$%
',/%),!-0%.6!.$%+/0,!-0
Lees aandachtig pag. 81 (GLOEILAM-
PEN).
In de koplamp zitten:
twee gloeilampen van het grootlicht (1)
(zijkant).
eén gloeilamp van het parkeerlicht (2)
(onder).
eén gloeilamp van het dimlicht (3) (on-
der).
Vervang de gloeilampen als volgt:
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Voor de linkse en de onderste gloeilam-
pen draait u het stuur volledig naar links
en werkt u vanaf de linkerachterzijde van
het voorste deel van het scherm.
Voor de rechtse gloeilamp draait u het
stuur volledig naar rechts en werkt u
vanaf de rechterachterzijde van het voor-
ste deel van het scherm.
GLOEILAMPEN VAN HET GROOTLICHT
aOPGELET
Trek niet aan de stroomdraden om de
elektrische connector los te trekken.
Neem de elektrische connector van de te
vervangen gloeilamp (4) vast, trek hem uit
en koppel hem los van de gloeilamp (1).
Verplaats het beschermingselement (5)
van de gloeilamp die moet worden ver-
vangen met uw handen.
Maak de borgveer (6) op de achterkant
van de lampfitting (7) los.
Trek de lamp (1) uit haar zitting en ver-
vang ze door een nieuwe lamp van het-
zelfde type.
OPMERKING Steek de lamp in de fit-
ting, ervoor zorgend dat de pennen perfect
in de geleiders worden gepast.
GLOEILAMP VAN HET PARKEERLICHT
aOPGELET
Trek niet aan de elektrische draden om
de lampfitting uit te trekken.
Neem de lampfitting van het parkeerlicht
(8) vast, trek en verwijder hem uit zijn zit-
ting.
Trek de gloeilamp van het parkeerlicht
(9) uit en vervang ze door een lamp van
hetzelfde type.
83
gebruik en onderhoud SL mille
GLOEILAMP VAN HET DIMLICHT
aOPGELET
Trek niet aan de stroomdraden om de
elektrische connector los te trekken.
Neem de lampfitting (10) vast, trek eraan
en koppel hem los van de gloeilamp (3).
Verplaats het beschermingselement (11)
met uw handen.
Maak de borgveer (12) op de achterkant
van de lampfitting (13) los.
Trek de lamp (3) uit haar zitting en ver-
vang ze door een nieuwe lamp van het-
zelfde type.
OPMERKING Steek de lamp in de fit-
ting, ervoor zorgend dat de pennen perfect
in de geleiders worden gepast.
6%26!.'%.6!.$%',/%),!-0%.
6!.$%6//234%%.!#(4%234%
2)#(4).'!!.7)*:%23
Lees aandachtig pag. 81 (GLOEILAM-
PEN).
Plaats het voertuig op de zijstandaard op
een stevige en vlakke ondergrond.
Draai de schroef (14) los en verwijder ze.
aOPGELET
Let op dat u bij het verwijderen van het
beschermingsglas het pennetje niet be-
schadigt.
Verwijder het beschermingsglas (15).
aOPGELET
Plaats bij het hermonteren het bescher-
mingsglas weer correct in zijn zitting.
Draai de schroef (14) niet te stevig en
voorzichtig aan om beschadiging van
het beschermingsglas te vermijden.
Druk lichtjes op de gloeilamp (16) en
draai ze linksom.
Trek de gloeilamp (16) uit haar houder.
aOPGELET
Steek de lamp in de fitting, ervoor zor-
gend dat de twee pennen op de gloei-
lamp mooi in de geleiders op de fitting
worden gepast.
Installeer een nieuwe gloeilamp van het-
zelfde type op de juiste manier.
aOPGELET
Als de lampfitting (17) uit zijn houder
komt, moet u hem correct insteken,
door de opening van de fitting uit te lij-
nen met de zitting van de schroef.
84
gebruik en onderhoud SL mille
6%26!.'%.6!.$%',/%),!-
0%.6!.(%4!#(4%2,)#(4
Lees aandachtig pag. 81 (GLOEILAM-
PEN).
OPMERKING In het achterlicht zitten
twee gloeilampen, één voor het parkeer-
licht en één voor het stoplicht. De volgende
handelingen hebben betrekking op één
gloeilamp, maar gelden voor beide.
Controleer vóór u een gloeilamp vervangt
de werking van de stoplichtschakelaars,
zie pag. 78 (CONTROLEREN VAN DE
SCHAKELAARS).
Verwijder het passagierszadel, zie pag. 27
(ONTGRENDELEN / VERGRENDELEN
VAN HET PASSAGIERSZADEL).
aOPGELET
Trek niet aan de elektrische draden om
de lampfitting uit te trekken.
OPMERKING De lampfitting (1) is
voorzien van een vleugel opdat ze gemak-
kelijker zou kunnen worden los- en aange-
draaid.
Neem vanuit het handschoenen-/ge-
reedschapssetvak de betrokken lampfit-
ting (1) vast en draai hem linksom.
Trek de lampfitting (1) uit.
Druk lichtjes op de gloeilamp (2) en draai
ze linksom.
Trek de gloeilamp (2) uit haar houder.
aOPGELET
Steek de lamp in de fitting, ervoor zor-
gend dat de twee pennen op de gloei-
lamp mooi in de geleiders op de fitting
worden gepast.
Installeer een nieuwe gloeilamp van het-
zelfde type op de juiste manier.
6%26!.'%.6!.$%',/%),!-0
6!.$%
+%.4%+%.0,!!46%2,)#(4).'
Lees aandachtig pag. 81 (GLOEILAM-
PEN).
aOPGELET
Trek niet aan de elektrische draden om
de lampfitting uit te trekken.
Neem, werkend vanaf de binnenkant van
de onderkant van de kentekenplaathou-
der, de lampfitting (3) vast, trek eraan en
verwijder hem uit zijn zitting.
Trek de gloeilamp (4) uit en vervang ze
door een nieuwe lamp van hetzelfde
type.
85
gebruik en onderhoud SL mille
2%).)').'
Reinig de motorfiets regelmatig als hij in
bepaalde gebieden of onder bijzondere
omstandigheden wordt gebruikt, namelijk:
In vervuilde gebieden (steden en indus-
triezones).
In gebieden gekenmerkt door een hoog
percentage zout en vocht (zeegebieden,
hete en vochtige klimaten).
In speciale omstandigheden (gebruik
van zout en chemische producten tegen
ijsvorming op de wegen in de winter).
Laat geen resten van industriële en ver-
vuilende poeders, teervlekken, dode in-
secten, vogeluitwerpselen, enz. op de
carrosserie zitten.
Parkeer de motorfiets niet onder een
boom, aangezien in sommige seizoenen
bepaalde stoffen, hars, fruit of bladeren
uit de bomen kunnen vallen, die be-
standdelen bevatten die de lak mogelijk
aantasten.
aWAARSCHUWING
Na het reinigen van de motorfiets, is het
mogelijk dat de werking van de remmen
tijdelijk te wensen overlaat omwille van
de aanwezigheid van water op de
greepoppervlakken. Bijgevolg moet u,
om ongevallen te vermijden, er rekening
mee houden dat de remafstanden lan-
ger kunnen zijn. Rem veelvuldig om dit
euvel zo snel mogelijk te verhelpen.
Voer de controles vooraf uit, zie pag. 42
(CONTROLES VOORAF).
Voor het verwijderen van vuil en modder
van de gelakte delen moet u een lagedruk-
waterspuit gebruiken; maak de vuile delen
goed nat, veeg modder en vuil weg met
een zachte autospons die in een oplossing
van water en shampoo is gedrenkt (2 – 4%
shampoo in water).
Vervolgens de delen afspoelen met veel
water en afdrogen met een zeemlap. Voor
het reinigen van de buitenkant van de mo-
tor moet u een ontvettingsmiddel, kwastjes
en stoflappen gebruiken. Poets de motor-
fiets pas op met siliconenwas nadat hij
zorgvuldig is gereinigd.
Doe steeds het volgende na het wassen
van de motorfiets:
Zet de brandstoftank omhoog, zie
pag. 66 (OMHOOG ZETTEN VAN DE
BRANDSTOFTANK).
Verwijder de dop (1).
De inhoud laten leeglopen in een opvang-
bak en naar een inzamelpunt brengen.
aOPGELET
Maak de lichten schoon met een natte
spons en een neutraal reinigingsmid-
del; wrijf voorzichtig over de oppervlak-
ken en spoel ze veelvuldig af met een
grote hoeveelheid water.
Maak dof geworden lak nooit glanzend
met polijstpasta.
Reinig de motorfiets niet in de zon,
vooral niet in de zomer, als de carrosse-
rie nog warm is, want als de shampoo
opdroogt voor hij wordt weggespoeld,
kan hij de lak aantasten.
Gebruik geen vloeistoffen met een tem-
peratuur van meer dan 4C om de plastic
onderdelen van de motorfiets te reinigen.
Richt geen hogedrukwater- of luchtstra-
len of stoomstralen op de volgende on-
derdelen: wielnaven, bedieningsele-
menten op de rechter en linker
stuurhelft, rempompen, instrumenten
en controlelampjes, uitlaatpijpen, hand-
schoenen-/gereedschapssetvak, con-
tactschakelaar/stuurslot, radiateurvleu-
gels, tankvuldop, lichten en elektrische
aansluitingen.
Reinig onderdelen van rubber en kunst-
stof en het zadel niet met alcohol, benzi-
ne of oplosmiddelen, maar gebruik uit-
sluitend water en een neutrale zeep.
aWAARSCHUWING
Breng geen beschermende was aan op
het zadel om te vermijden dat het glib-
berig wordt.
86
gebruik en onderhoud SL mille
,!.'%0%2)/$%6!.34),34!.$
aOPGELET
Als de motorfiets langer dan twintig da-
gen ongebruikt blijft, moeten de zeke-
ringen van 30 A worden uitgetrokken
om slijtage van de accu als gevolg van
stroomverbruik van de multifunctionele
computer te vermijden.
OPMERKING Voordat de zekeringen
van 30 A worden uitgetrokken, moeten de vol-
gende functies op nul worden gezet: digitale
klok en rode-lijninstelling. Voor het opnieuw in-
stellen van deze functies, zie pag. 18 (MULTI-
FUNCTIONELE COMPUTER).
Nadat de motorfiets gedurende een lange
periode heeft stilgestaan, dienen enkele
maatregelen te worden getroffen om pro-
blemen te vermijden.
Verder is het ook belangrijk de nodige re-
paraties en een groot onderhoud te laten
uitvoeren vóór een periode van stilstand,
om te vermijden dat u dit later vergeet.
Ga als volgt te werk:
Demonteer de accu, zie pag. 76 (DE-
MONTEREN VAN DE ACCU) en pag. 78
(NA LANGE INACTIVITEIT VAN DE AC-
CU).
Reinig de motorfiets en laat hem drogen,
zie pag. 85 (REINIGING).
Poets de gelakte delen op met was.
Pomp de banden op, zie pag. 38 (BAN-
DEN).
Plaats met behulp van een geschikte
steun de motorfiets zodanig dat beide
banden van de grond geheven zijn.
Plaats de motorfiets in een onverwarm-
de, niet-vochtige ruimte, beschermd te-
gen zonlicht en met een minimum aan
temperatuurschommelingen.
Maak een plastic zak vast aan de eind-
pijp van de uitlaatdemper, om het bin-
nendringen van vocht in de pijp te voor-
komen.
Dek de motorfiets af, maar bij voorkeur
niet met plastic of waterdichte materia-
len.
A EEN LANGE PERIODE VAN STIL-
STAND
Haal de motorfiets onder de afdekking
vandaan en maak hem schoon, zie
pag. 85 (REINIGING).
Controleer de laadtoestand van de accu,
zie pag. 77 (OPLADEN VAN DE ACCU)
en monteer hem, zie pag. 77 (MONTE-
REN VAN DE ACCU).
Vul de brandstoftank, zie pag. 30
(BRANDSTOF).
Voer de controles vooraf uit, zie pag. 42
(CONTROLES VOORAF).
aWAARSCHUWING
Maak een testrit met lage snelheid in
een gebied waar weinig verkeer is.
6%26/%2
OPMERKING Tijdens transport moet
de motorfiets in verticale positie blijven
staan, moet hij goed vastgemaakt zijn en
moet de 1
ste
versnelling ingeschakeld zijn,
om lekkage van brandstof, olie of koel-
vloeistof te vermijden.
aOPGELET
In geval van pech mag de motorfiets
niet worden gesleept, maar moet u hulp
inroepen.
87
gebruik en onderhoud SL mille
4%#(.)3#(%'%'%6%.3
AFMETINGEN Max. lengte ............................................................... 2065 mm
Maximale lengte
(inclusief verlengstuk achterspatbord
&
)............... 2170 mm
Max. breedte............................................................. 750 mm
Max. hoogte
(voorste deel van de stuurkap inbegrepen) .............. 1180 mm
Hoogte zadel ............................................................ 820 mm
Wielbasis .................................................................. 1425 mm
Min. grondspeling ..................................................... 140 mm
Rijklaar gewicht ....................................................... 221 kg
MOTOR Model........................................................................ V990
Type.......................................................................... 60° in de lengte geplaatst V-type, twee cilinders, 4-takt, 4 kleppen
per cilinder, dubbele bovenliggende nokkenas
Aantal cilinders ......................................................... 2
Totaal slagvolume..................................................... 997,6 cm
Boring / slag.............................................................. 97 mm / 67,5 mm
Compressieverhouding............................................. 11,4
0,5 : 1
Starten ...................................................................... elektrisch
Stationair toerental ................................................... 1250
100 tpm (rpm)
Koppeling.................................................................. meervoudige koppeling in oliebad, met hydraulische besturing aan
de linkerzijde van het stuur en PPC-inrichting
Smeersysteem.......................................................... dry sump met apart oliereservoir en koelradiateur
Luchtfilter .................................................................. met droog filterpatroon
Koeling...................................................................... vloeistofgekoeld
TRANSMISSIE Type.......................................................................... mechanisch, 6 versnellingen met voetbediening op de linkerzijde
van de motor
INHOUD Brandstof (reserve inbegrepen)................................ 19
L
Brandstofreserve ...................................................... 4,5 ± 1 L
Motorolie................................................................... olieverversing 3700 cm# - olieverversing en vervanging oliefilter
3900 cm
#
Vorkolie (per poot) .................................................... 520 ± 2,5 cm#
Koelvloeistof ............................................................. 2,5 L (50% water + 50% antivries met ethylglycol)
Zitplaatsen ................................................................ 2
Maximaal toelaatbare last
(rijder + passagier + bagage) ................................... 182 kg
88
gebruik en onderhoud SL mille
VERHOUDINGEN Verhouding Primair Secundair Eindoverbrenging Totaalverhouding
1
ste
31/60 = 1 : 1,935 14/35 = 1 : 2,500 16 / 41 = 1 : 2,563 12,399
2
de
16/28 = 1 : 1,750 8,679
3
de
19/26 = 1 : 1,368 6,787
4
de
22/24 = 1 : 1,090 5,411
5
de
23/22 = 1 : 0,956 4,744
6
de
27/23 = 1 : 0,851 4,225
AANDRIJFKETTING Type.......................................................................... eindeloos (zonder verbindingsschakel) met afgedichte schakels
Model........................................................................ 525
BRANDSTOFTOEVOER-
SYSTEEM
Type.......................................................................... elektronische inspuiting (Multipoint)
Doorlaat .................................................................... Ø 51 mm
BRANDSTOFTOEVOER Brandstof .................................................................. loodvrije superbenzine, min. octaangetal 95 (N.O.R.M.) en 85
(N.O.M.M.)
FRAME Type.......................................................................... dubbel frame uit twee balken met lichtmetalen en uitgeperste ele-
menten
Balhoofdhoek............................................................ 25°
Naloop ...................................................................... 97 mm
OPHANGING Voor .......................................................................... omgekeerde regelbare telescoopvork met hydraulische werking,
vorkpoot Ø 43 mm
Veerweg.................................................................... 127 mm
Achter ....................................................................... lichtmetalen, pendelachtervork met uitgeperste armen en hydrop-
neumatische instelbare mono-schokdemper
Veerweg (wiel) .......................................................... 135 mm
REMMEN Voor .......................................................................... met dubbele zwevende schijf - Ø 320 mm, remklauwen met vier
zuigers met verschillende diameter
Achter ....................................................................... schijfrem, Ø 220 mm - remklauw met dubbele zuigers
WIELVELGEN Type.......................................................................... in lichtmetaallegering met terugtrekpen
Voor .......................................................................... 3,50 x 17"
Achter ....................................................................... 6,00 x 17"
VOORBAND Type .......................................................................... 120 / 70 ZR - 17"
Model........................................................................
Alternatief..................................................................
PIRELLI MTR 21 - DRAGON EVO E3 75 R 0053584
BRIDGESTONE BT56F - BATTLAX E4 75 R 0000680
METZELER STEEL MEZ3 E3 75 R 0053906
MICHELIN PILOT SPORT E2 75 R 006549
Bandspanning voor rijder alleen ...............................
Bandspanning voor rijder met passagier ..................
240 kPa (2,4 bar)
250 ± 10 kPa (2,5 ± 0,1 bar)
89
gebruik en onderhoud SL mille
ACHTERBAND Type ......................................................................... 180 / 50 ZR - 17"
Model .......................................................................
Alternatief .................................................................
PIRELLI MTR 22 - DRAGON EVO E3 75 R 0053585
BRIDGESTONE PT56R - BATTLAX E4 75 R 0000664
METZELER STEEL MEZ3 E3 75 R 0053918
MICHELIN PILOT SPORT E2 75 R 006566
Bandspanning voor rijder alleen...............................
Bandspanning voor rijder met passagier..................
250 kPa (2,5 bar)
280 ± 10 kPa (2,8 ± 0,1 bar)
BOUGIES Standaard................................................................. NGK R DCPR9E
alternatief (lagere warmtegraad) .............................. NGK R DCPR8E
Elektrodenafstand .................................................... 0,6 – 0,7 mm
Weerstand................................................................ 5 k
ELEKTRISCH
SYSTEEM
Accu ......................................................................... 12 V - 12 Ah
Hoofdzekeringen...................................................... 30 A
Hulpzekeringen ........................................................ 15 A
Dynamo (met permanente magneet) ....................... 12 V - 400 W
GLOEILAMPEN Dimlicht (halogeen) .................................................. 12 V - 55 W
Grootlicht (halogeen) ............................................... 12 V - 60 W
Voorste parkeerlicht ................................................. 12 V - 5 W
Richtingaanwijzers ................................................... 12 V - 10 W
Achterste parkeerlicht /
Kentekenplaatverlichting / stoplicht.......................... 12 V - 5 / 21 W
Kentekenplaatverlichting.......................................... 3 W
Toerenteller .............................................................. 12 V - 2 W
Linker multifunctionele display ................................. 12 V - 2 W
Rechter multifunctionele display .............................. 12 V - 2 W
WAARSCHUWINGS-
LAMPJES
Neutraalstand........................................................... 12 V - 3 W
Richtingaanwijzers ................................................... 12 V - 3 W
Brandstofreserve...................................................... 12 V - 3 W
Grootlicht.................................................................. 12 V - 3 W
Standaard omlaag.................................................... 12 V - 3 W
Motoroliedruk .......................................................... LED
Overtoerental ........................................................... LED
90
gebruik en onderhoud SL mille
3-%%2-)$$%,%.4!"%,
Motorolie (aanbevolen):
0
EXTRA RAID 4, SAE 15W - 50 of TEC 4T, SAE 15W - 50.
Als alternatief voor de aanbevolen olie, kunt u oliemerken van hoge kwaliteit gebruiken met dezelfde of betere prestaties dan CCMC G-
4, A.P.I. SG.
Vorkolie (aanbevolen): vorkolie
0
F.A. 5W of
0
F.A. 20W;
als alternatief FORK 5W of FORK 20W.
Als u een olie wenst die qua prestaties het midden houdt tussen
0
F.A. 5W en
0
F.A. 20W of FORK 5W en FORK
20W, dan kunt u deze twee soorten in de volgende verhoudingen mengen:
SAE 10W =
0
F.A. 5W 67% van het volume, +
0
F.A. 20W 33% van het volume of
FORK 5W 67% van het volume + FORK 20W 33% van het volume.
SAE 15W =
0
F.A. 5W 33% van het volume, +
0
F.A. 20W 67% van het volume of
FORK 5W 33% van het volume + FORK 20W 67% van het volume.
Lagers en andere smeerpunten (aanbevolen):
0
AUTOGREASE MP of GREASE 30.
Als alternatief voor de aanbevolen olie kunt u smeervet van hoge kwaliteit voor rollagers gebruiken, werktemperatuur -30°C…+140°C,
druppelpunt 150°C…230°C, verhoogde anti-corrosiebescherming, goede weerstand tegen water en oxidatie.
Bescherming accupolen: Neutraal vet of vaseline.
Kettingspray (aanbevolen):
0
CHAIN SPRAY of CHAIN LUBE.
aWAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend nieuwe remvloeistof.
Remvloeistof (aanbevolen):
0
F.F., DOT 5 (compatibel met DOT 4) of BRAKE 5.1, DOT 5 (compatibel met DOT 4).
aWAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend nieuwe koppelingsvloeistof.
Koppelingsvloeistof (aanbevolen):
0
F.F., DOT 5 (compatibel met DOT 4) of BRAKE 5.1, DOT 5 (compatibel met DOT 4).
aWAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend antivries en anti-corrosiemiddelen zonder nitriet, die een bescherming tot minstens -35°C bieden
Motorkoelvloeistof (aanbevolen):
0
ECOBLU -40°C of COOL.
91
/0-%2+).'%.
62!!'!,4)*$/2)').%,%/.$%2$%,%.
gebruik en onderhoud SL mille
92
gebruik en onderhoud SL mille
93
gebruik en onderhoud SL mille
94
gebruik en onderhoud SL mille
95
gebruik en onderhoud SL mille
,%'%.$!%,%+42)3#(3#(%-!3,MILLE
1) Elektronische eenheid
2) Nokkenaspositiesensor
3) Gaskleppositiesensor
4) MAPsensor
5) Koelvloeistofthermistor
6) Luchtthermistor
7) Valsensor
8) Diodemodule
9) Koppelingshendelschakelaar
10) Neutraalschakelaar
11) Voorziening voor installatie van anti-
diefstalsysteem
12) Rechter dimlichtschakelaar
13) Linker dimlichtschakelaar
14) Motorstoprelais
15) Brandstofpomprelais
16) Startrelais
17) Startmotor
18) Accu
19) Hoofdzekeringen (30 A) (contact)
20) Dynamo
21) Pick-up
22) Spanningsregelaar
23) Bobine 2.1
24) Bobine 2.2
25) Bobine 1.1
26) Bobine 1.2
27) Bougies
29) Hulpzekeringen (15 A)
A - Grootlicht, dimlicht
B - ISC, spoelen, brandstofpomp
C - Elektrische ventilatoren, klok
D - Parkeerlichten, remlichten, claxon,
dashboardlampjes,
richtingaanwijzers
E - Elektronische eenheid,
brandstofpomprelais,
motorstoprelais
30) Contactschakelaar
31) Dimlichtrelais
32) Grootlichtrelais
33) Koelventilatorrelais
34) Gloeilamp voorste parkeerlicht
35) Gloeilampen grootlicht
36) Gloeilamp dimlicht
37) Richtingaanwijzer rechts voor
38) Richtingaanwijzer links voor
39) Thermische schakelaar
40) Koelventilatoren
41) Achterlicht
42) Dashboard
43) Richtingaanwijzer links achter
44) Injector 1
45) Injector 2
46) Voorste remlichtschakelaar
47) Achterste remlichtschakelaar
48) Richtingaanwijzer rechts achter
49) Claxon
50) Multistekker
51) Knipperlichtrelais
52) Brandstofpomp
53) Sensor laag brandstofpeil
54) Motoroliedrukschakelaar
55) Thermistor koelvloeistoftemperatuur
56) Snelheidssensor
57) Waarschuwingslampje laag
brandstofpeil
58) Waarschuwingslampje zijstandaard
neergelaten
59) Waarschuwingslampje neutraalstand
60) Waarschuwingslampje
richtingaanwijzers
61) Waarschuwingslampje motoroliedruk
62) Waarschuwingslampje grootlicht
63) Dashboardlampjes
64) Toerenteller
65) Multifunctionele display (rechterzijde)
66) Multifunctionele display (linkerzijde)
67) Lichtdiode / LAP
68) TEST-connector
69) Koplamp
70) Zijstandaardschakelaar
71) Waarschuwingslampje max. toerental
72) Gloeilampen achterste
parkeerlicht/remlicht
73) Kentekenplaatverlichting
X) Dashboard-stekker (20-polig)
Y) Stekker van elektronische eenheid
(26-polig)
Z) Stekker van elektronische eenheid
(16-polig)
+,%52%.+!"%,3
Ar Oranje
Az Lichtblauw
B Blauw
Bi Wit
G Geel
Gr Grijs
M Bruin
N Zwart
R Rood
V Groen
Vi Paars
Ro Roze
96
gebruik en onderhoud SL mille
aprilia s.p.a. bedankt haar klanten voor de aanschaf van deze bromfiets:
Laat geen olie, brandstof, vervuilende stoffen en onderdelen in het milieu te-
rechtkomen.
Laat de motor niet onnodig draaien.
Veroorzaak geen geluidsoverlast.
Heb eerbied voor de natuur.
8

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Aprilia SL Mille bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Aprilia SL Mille in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 4,6 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info