802064
10
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/62
Pagina verder
Alfen Charging Equipment
Implementatie handleiding
-
Smart Charging
Inhoudsopgave1. Intro 5
1.1 Inleiding 5
1.1.1 Disclaimer 5
1.1.2 Copyright 5
1.1.3 Afkortingen 5
2. Functionaliteiten van Alfen
laadstations 7
2.1 Slim laden 7
2.1.1 Instellingen voor Smart Charging 7
2.1.2 Statisch laden 8
2.2 Slimme laadfunctionaliteiten kopen en
ontgrendelen 8
2.2.1 Functionaliteiten ontgrendelen via de ACE
Service Installer 8
2.2.2 Functionaliteiten ontgrendelen via een
backoffice 9
2.3 Overstroombeveiliging 9
2.4 Afwisselperiode (Alternating) 9
2.5 Probing phase 9
2.5.1 Configuratie van de probing current via de
ACE Service Installer 10
2.5.2 Configuratie van de probing current via een
backoffice 10
2.6 Interne faserotatie 10
2.7 Mode 3-protocol 10
2.7.1 Gedrag van het laadstation en de
gebruikersinterface 11
3. Aanvullende aanbevelingen voor de
installatie 14
3.1 Aanbevelingen voor de installatie 14
3.1.1 Fasevolgorde 14
3.1.1.1 Voorbeelden van fasevolgorde 15
3.1.2 Laadstation met dubbele voedingskabel 16
3.1.2.1 Configuratie van een laadstation met
dubbele voedingskabel 17
4. Standard Load Balancing 19
4.1 Standard Load Balancing 19
4.1.1 SLB-scenario’s 19
4.1.2 Voorbeelden van SLB 20
4.2 Gebruikersinterface 20
4.3 Installatie 21
4.3.1 Vereisten voor SLB 21
4.3.2 Installatie 21
4.3.3 Configuratie van SLB via de ACE Service
Installer 21
4.3.4 Configuratie van SLB via een backoffice 22
4.3.5 Verificatie en testen van SLB 22
4.3.5.1 SLB controleren via de ACE Service Installer 22
4.3.5.2 Controleer SLB met behulp van het display
van het laadstation 22
5. Actieve laadbalans (Active Load
Balancing) 23
5.1 Actieve laadbalans (Active Load Balancing) 23
5.1.1 Actieve laadbalans met een slimme
energiemeter (P1-poort) 23
5.1.2 Actieve laadbalans met een slimme
energiemeter (Modbus TCP/IP) 24
5.1.3 Actieve laadbalans met een
energiebeheersysteem (EMS) 24
5.1.4 ALB-scenario’s 25
5.1.4.1 Scenario ALB met slimme energiemeter 25
5.1.4.2 Scenario ALB met slimme energiemeter en
EMS 25
5.1.4.3 Scenario ALB met geïntegreerde PV-panelen
in combinatie met slimme energiemeter 26
5.1.4.4 Scenario ALB in combinatie met slimme
energiemeter, EMS en geïntegreerde
PV-panelen 28
5.2 Gebruikersinterface 28
5.3 Installatie 29
5.3.1 Vereisten 29
5.3.1.1 Vereisten van ALB via (D)SMR P1-poort 29
5.3.1.2 Vereisten voor ALB via een externe Modbus
TCP/IP-meter 29
5.3.1.3 Vereisten voor ALB via Energy Management
System 30
5.3.2 Ethernetaansluiting 31
5.3.3 Configuratie van Active Load Balancing 31
5.3.3.1 Configuratie van ALB via de ACE Service
Installer 31
5.3.3.2 Configuratie van een Modbus TCP/IP-meter
via de ACE Service Installer 32
5.3.3.3 Configuratie van een EMS via de ACE Service
Installer 33
5.3.3.4 Configuratie van ALB via een
backoffice-systeem 33
5.3.3.5 Configuratie van een DSMR P1-meter via
een backoffice 34
5.3.3.6 Configuratie van een Modbus TCP/IP-meter
via een backoffice 34
5.3.3.7 Configuratie van een EMS via een
backoffice 34
3
INHOUDSOPGAVE
NEDERLANDS
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
5.3.4 Verificatie en testen van ALB 35
5.3.4.1 Verificatie van ALB met een slimme
energiemeter 35
5.3.4.2 Verificatie van ALB met een EMS 36
6. Smart Charging Network 37
6.1 Smart Charging Network 37
6.1.1 SCN-scenario’s 37
6.1.1.1 Scenario’s met 1-fasige SCN 37
6.1.1.2 Scenario’s met 3-fasige SCN 38
6.1.1.3 Actieve laadbalans en slim laadnetwerk
(SCN) 40
6.1.1.4 Laadstations met dubbele socket in SCN 40
6.1.2 Laadstations met dubbele voedingskabel in
een SCN 41
6.1.3 Fasevolgorde in een SCN 41
6.1.3.1 Scenario’s over fasevolgorde in een SCN 42
6.2 Gebruikersinterface 43
6.3 Installatie 44
6.3.1 Vereisten voor SCN 44
6.3.2 Een Smart Charging Network installeren 44
6.3.3 Configuratie van een Smart Charging
Network 45
6.3.3.1 Maak een nieuwe SCN aan via de ACE
Service Installer 46
6.3.3.2 Configureer SCN-instellingen via ACE
Service Installer 47
6.3.3.3 Laadstation voor SCN configureren via ACE
Service Installer 48
6.3.3.4 Configureer SCN en het laadstation via een
backoffice 48
6.3.4 Verificatie 50
6.3.4.1 SCN controleren via de ACE Service Installer 50
6.3.4.2 SCN controleren via een backoffice 50
7. OCPP 1.6 slimme laadprofielen 51
7.1 Smart Charging Profiles 51
7.2 Parameters van OCPP Smart Charging 51
8. Suspend Charging Mode 52
8.1 Suspend Charging Mode 52
8.2 Scenario’s m.b.t. Suspend Charging Mode 52
9. Compatibiliteit van slimme
laadfuncties 53
9.1 Compatibiliteitskenmerken 53
9.2 Combinatie 53
9.2.1 Aanvullende vereisten voor SCN in
combinatie met P1-poort van de slimme
meter 54
9.2.2 Aanvullende vereisten voor SCN in
combinatie met slimme meter TCP/IP 54
9.2.3 Aanvullende vereisten voor SCN in
combinatie met EMS 54
9.2.4 Aanvullende vereisten voor slim laadnetwerk
(SCN) in combinatie met een backoffice 55
9.2.5 Scenario ALB en OCPP Smart Charging 55
9.2.6 SCN in combinatie met Active Load
Balancing 56
10. Algemene foutafhandeling 57
10.1 Probleemoplossing 57
10.2 Kan niet inloggen op ACE Service Installer 57
10.3 Geen internetverbinding op de laptop terwijl
deze is aangesloten op het laadstation 57
10.4 Kan de updateserver niet bereiken 57
10.5 Laadstation niet zichtbaar in de ACE Service
Installer 57
10.6 SCN-overzicht en -instellingen zijn niet
zichtbaar in ACE Service Installer 58
10.7 Kan de slimme laadfunctionaliteit niet
configureren 58
10.8 Langzamer laden dan verwacht 58
10.9 Laadstation verliest verbinding met SCN 59
10.10 Laadstation of SCN verliest communicatie
met (D)SMR-meter P1-poort 59
10.11 Laadstation of SCN verliest communicatie
met Modbus TCP/IP-meter of EMS 59
INHOUDSOPGAVE
4
NEDERLANDS
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Intro1.1 Inleiding
Deze Implementation Guide beschrijft de slimme
laadfunctionaliteiten die worden ondersteund op Alfen
laadstations.
Voor meer informatie over de Alfen laadstations
verwijzen wij u naar de productspecifieke originele
gebruikershandleiding en de Quick Installation Guide. De
veiligheidswaarschuwingen in deze documenten zijn ook
van toepassing op deze Implementation Guide.
1.1.1 Disclaimer
Dit document is uitvoerig gecontroleerd op technische
juistheid alvorens publicatie. Het document is regelmatig
gereviseerd en mogelijke aanpassingen en correcties zijn in
verdere versies opgenomen. De inhoud van dit document is
louter samengesteld om informatie aan te bieden.
Hoewel Alfen alles in het werk heeft gesteld om het
document zo correct en actueel mogelijk te houden, is
Alfen op geen enkele wijze aansprakelijk voor gebreken en
schade als gevolg van het gebruik van informatie uit dit
document.
1.1.2 Copyright
Copyright © Alfen N.V. 2019. Alle rechten voorbehouden.
Elke vorm van openbaring, duplicatie, verspreiding en
bewerking van dit document of gebruik en communicatie
van de inhoud is niet toegestaan, tenzij hiervoor schriftelijk
toestemming is verleend. Alle rechten, inclusief de
rechten die ontstaan door de toekenning van octrooien
of de registratie van een model of een ontwerp van een
hulpprogramma, zijn voorbehouden.
1.1.3 Afkortingen
De volgende afkortingen worden in dit document gebruikt:
Afkorting Betekenis
AAmpère [A]
ALB Actieve laadbalans (Active Load Bal-
ancing)
APN Naam toegangspunt (Access Point
Name)
DHCP Dynamisch protocol voor hostconfig-
uratie (Dynamic Host Configuration
Protocol)
DSMR Nederlandse vereisten voor slimme
meter (Dutch Smart Meter Require-
ments)
Afkorting Betekenis
EMS Energiebeheersysteem (Energy Man-
agement System)
eSMR Europese vereisten voor slimme me-
ters (European Smart Meter Require-
ments)
EV Elektrisch voertuig (Electric Vehicle)
FTP Protocol voor bestandsoverdracht
(File Transfer Protocol)
GPRS Algemene pakketoverdrachtservice
(General Packet Radio Service)
ICU Geïntegreerde laadeenheden (Inte-
grated Charging Units)
ID Identiteit (Identity)
IP Internetprotocol
kW Kilowatt [kW]
L (L1 L2 L3) Fase (1, 2, 3)
LED Lichtdiode (Light-emitting Diode)
Mbps Megabits per seconde
mDNS Multicast-domeinnaamsysteem (Mul-
ticast Domain Name System)
NNeutraal
OCPP Open protocol voor laadpunten (Open
Charge Point Protocol)
PE Beschermende aarde (Protective
Earth)
PV Fotovoltaïsch (Photovoltaic)
RJ (11/45) Geregistreerde aan sluiting (Regis-
tered Jack)
RS(485) Aanbevolen norm (Recommended
Standard)
SCN Slim laadnetwerk (Smart Charging
Network)
SIM Abonnee-identiteitsmodule (Sub-
scriber Identity Module)
NEDERLANDS
5
1. INTRO
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Afkorting Betekenis
SLB Standaard laadbalans (Standard load
balancing)
TCP/IP Transmissiecontroleprotocol/internet-
protocol (Transmission Control Proto-
col/Internet Protocol)
UDP Gebruikersdatagramprotocol (User
Datagram Protocol)
UTP Onafgeschermd gedraaid kabelpaar
(Unshielded Twisted Pair)
VSpanning (Voltage) [V]
1. INTRO
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
6
NEDERLANDS
Functionaliteiten van Alfen laadstations2.1 Slim laden
Alfen biedt een scala aan functionaliteiten die slim laden
ondersteunen:
Standard Load Balancing (SLB)
Active Load Balancing (ALB)
-Meter; TCP/IP of DSMR/eSMR
-Energy Management System (EMS)
Smart Charging Network (SCN)
OCPP Smart Charging Profiles
Suspend Charging Mode (SCM)
Het doel van slim laden is om het beschikbare vermogen
optimaal te benutten, waarbij de focus ligt op het laden
van elektrische voertuigen met een optimaal vermogen.
Het laadstation kan dus gebruik maken van de gegevens
van externe informatiebronnen binnen de grenzen van de
bestaande protocollen.
Slimme laadfunctionaliteiten van Alfen, zoals beschreven
in dit document, zijn ontwikkeld om te beschermen tegen
situaties met overbelasting en om een optimale verdeling
van het beschikbare vermogen te garanderen.
Dit hoofdstuk beschrijft de standaard functionaliteiten
voor alle Alfen laadstations. Deze functionaliteiten
ondersteunen de extra slimme laadfunctionaliteiten zoals
beschreven in de volgende hoofdstukken.
2.1.1 Instellingen voor Smart Charging
Hieronder worden de parameters voor het configureren van
slimme laadinstellingen via de ACE Service Installer of de
backoffice getoond.
De configuratieprocedures van de slimme
laadfunctionaliteiten worden elders in dit document
beschreven.
ACE Service Installer Backoffice OCPP
License Key FeatureLicenseKey
License Key features UnlockedFeatures
Station maximum current Station-MaxCurrent
Connector 1 max current Connector1-MaxCurrent
Connector 1.2 Max current Connector1.2-MaxCurrent
Connector 2 max current Connector2-MaxCurrent
Connector 2.2 Max current Connector2.2-MaxCurrent
OD_sysMinimumChameleo
nCurrent
Chameleon-MinCurrent
ACE Service Installer Backoffice OCPP
Phase rotation Phase-Connected
Standard Load Balancing Static-LoadBalancing
Active Load Balancing Active-LoadBalancing
Protocol Selection ALB-ProtocolSelection
Received Measurements DirectExternalSuspendSig-
nal
MBTCPSmart-Connection-
Type
IP address MBTCPSmart-IPAddress
Zie Protocol Selection
en instelling van de Data
source
MBTCPSmart-IsEnabled
Slave address MBTCPSmart-SlaveUnitID
TCP/IP Meter Mode MBTCP-Smart-SlaveMeter-
Model
Data Source* MbsSlaveTCPIP
Safe current (A) Safe-MaxCurrent
Alternatingperiod (s) SCN-AlternatingPeriod
Zie Create a new SCN via
the ACE Service Installer
SCN-IsEnabled
Smart Charging Network SCN-NetworkName
PhaseMapping Socket1 SCN-PhaseMapping-1
PhaseMapping Socket2 SCN-PhaseMapping-2
Socket Safecurrent SCN-SocketSafeCurrent
Total safecurrent (A) SCN-TotalSafeCurrent
Number of sockets SCN-SocketCount
Socket ID SCN-SocketID
Total current SCN-TotalStaticCurrent
OCPP15 SC-type SmartChargingMode
Maximum smart meter cur-
rent (A)
SmartMeter-MaxCurrent
NEDERLANDS
7
2. FUNCTIONALITEITEN VAN ALFEN LAADSTATIONS
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
ACE Service Installer Backoffice OCPP
Received measurements SmartMeterIncludesCharg-
er
Validity time (s) MbsSlaveTCPIPValidity-
Time
TCP/IP EMS-modus MbsSlaveTCPIPMode
* Als Data Source = EMS dan is MbsSlaveTCPIPMode Aan.
Als Data Source = meter, dan is MbsSlaveTCPIPMode Uit.
2.1.2 Statisch laden
Wanneer er geen slimme laadfunctionaliteiten zijn
geactiveerd op een Alfen laadstation zal het laadstation
het geconfigureerde beschikbare vermogen gelijk verdelen
over beide sockets (indien van toepassing).
Het maximale vermogen is afhankelijk van het beschikbare
vermogen in de installatie. Dit moet worden geconfigureerd,
evenals het maximale vermogen per socket.
2.2 Slimme laadfunctionaliteiten kopen en
ontgrendelen
De door Alfen ontwikkelde slimme laadfunctionaliteiten
zijn betaalde functionaliteiten. De hard- en software
van de Alfen laadstations is ontwikkeld om alle slimme
laadfunctionaliteiten te ondersteunen. Klanten kunnen een
Alfen laadstation met ontgrendelde functionaliteiten kopen
of slimme laadfunctionaliteiten voor hun geïnstalleerde
basis kopen. Alfen zal de klant voorzien van een license key.
De klant is verantwoordelijk voor het ontgrendelen van de
functionaliteit op het product.
De slimme laadfunctionaliteiten kunnen worden
ontgrendeld via de ACE Service Installer of via een
backoffice. Na aankoop van een slimme laadfunctionaliteit
zal Alfen de klant een license key bezorgen. Deze license
key moet worden ingevoerd in de configuratie van het
laadstation om de functionaliteit te ontgrendelen.
Notice
Houd er rekening mee dat deze functionaliteit na het
ontgrendelen steeds moet worden geconfigureerd.
Wees u ervan bewust dat sommige van de slimme
laadfunctionaliteiten ook andere functionaliteiten
omvatten:
Functionaliteit Inclusief
Active Load Balancing Standard Load
Balancing
Active Load Balancing
Smart Charging Network Standard Load
Balancing
Active Load Balancing
Smart Charging
Network
2.2.1 Functionaliteiten ontgrendelen via de ACE
Service Installer
Om de functionaliteit te ontgrendelen via de ACE Service
Installer doet u het volgende:
1. Open de ACE Service Installer
2. Klik op het gewenste laadstation
3. Ga naar het tabblad General info en selecteer License
key
4. Klik op Update license key om de gekochte
functionaliteit te activeren. Het laadstation zal
herstarten na de update van de license key.
Indien de locatie een zwakke internetverbinding heeft, kan
de volgende procedure worden uitgevoerd om de gewenste
functionaliteit te ontgrendelen:
1. Open de ACE Service Installer
2. Ga naar Device in het menu
2. FUNCTIONALITEITEN VAN ALFEN LAADSTATIONS
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
8
NEDERLANDS
3. Selecteer Install feature(s)
4. Vul de license key in en klik op Ok. Het laadstation zal
herstarten na de update van de license key.
2.2.2 Functionaliteiten ontgrendelen via een
backoffice
1. Log in op de backoffice
2. Ga naar de pagina Configuratiebeheer van het
gewenste laadstation
3. Laad de huidige configuratie (voer OCPP
GetConfiguration uit)
4. Zoek de key FeatureLicenseKey en verander de waarde
in de license key verstrekt door Alfen
5. Sla de waarde op of verzend deze naar het laadstation
(voer OCPP ChangeConfiguration uit)
6. Start het laadstation opnieuw op
2.3 Overstroombeveiliging
Het mode 3-protocol wordt gebruikt om de laadsnelheid
van een laadstation te beheren en te controleren in
samenwerking met het elektrische voertuig.
Als een elektrisch voertuig meer vermogen gebruikt
dan overeengekomen, zal het laadstation reageren.
Op deze manier draagt het laadstation bij aan de
selectiviteit van de lokale installatie. Het laadstation grijpt
in overstroomsituaties in voordat de MCB’s (Miniature
Circuit Breakers) en de automaten worden aangesproken.
Het laadstation pauzeert de laadsessie in het geval dat de
volgende situaties van overstroom zich voordoen:
100%≤ x <105% na 1200 seconden
105%≤ x <112% na 100 seconden
112%≤ x <120% na 5 seconden
120%≤ x <150% na 2 seconden
Na 5 minuten zullen de laadstations de laadsessie
hervatten. Indien de overstroom weer optreedt zal het
laadstation de laadsessie opnieuw gedurende 5 minuten
pauzeren.
Hierna zal het laadstation de laadsessie nogmaals
hervatten. Deze cyclus wordt herhaald totdat de
laadstroom wordt verlaagd (sessie gestopt door
de gebruiker, volledig opgeladen EV-batterij) of de
overstroomsituatie op een andere manier wordt opgelost.
2.4 Afwisselperiode (Alternating)
Indien het beschikbare vermogen in een laadstation of
groep van laadstations onvoldoende is om alle aangesloten
EV’s te bedienen, worden de EV’s afwisselend geladen.
Het beschikbare vermogen wordt verdeeld en
gecommuniceerd naar aangesloten EV’s, terwijl andere
laadsessies gedurende een bepaalde periode worden
hervat. De afwisselperiode kan worden geconfigureerd via
de ACE Service Installer of via een backoffice.
Na afloop van de afwisselperiode worden de lopende
laadsessies gepauzeerd en wordt het beschikbare
vermogen aan andere aangesloten EV’s gecommuniceerd.
De toewijzing van het beschikbare vermogen gebeurt in
de volgorde van de socket-ID’s zoals geconfigureerd in de
(groep van) laadstation(s). De ID’s van de bezette socket(en)
met de laagste rangschikking (hoogste socket ID-nummer)
wordt als eerste bediend.
2.5 Probing phase
Sommige elektrische voertuigen hebben een minimale
laadstroom van 14A nodig. Om de compatibiliteit met alle
soorten elektrische voertuigen op de Alfen laadstations
te garanderen, beginnen de laadsessies met een probing
phase.
Wanneer een voertuig is aangesloten zal het laadstation
het voertuig voorzien van een laadstroom van 14A
(1- of 3-fasig afhankelijk van het type EV en de
stroomvoorziening). Dit wordt de probing phase genoemd.
Afhankelijk van de maximaal beschikbare laadstroom zal
dit betekenen dat andere aangesloten voertuigen minder
laadstroom krijgen of zelfs afwisselend worden geladen
(wanneer de resterende laadstroom <6A is).
NEDERLANDS
9
2. FUNCTIONALITEITEN VAN ALFEN LAADSTATIONS
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Na een minuut proben heeft de software het voertuig
gedetecteerd als een voertuig dat een minimale laadstroom
van 6A vereist of een voertuig dat een minimale
laadstroom van 14A vereist. De volgende scenario’s zijn
mogelijk:
Het laadstation detecteert een voertuig dat een
minimale laadstroom van 14A nodig heeft; de
laadstroom blijft minimaal 14A en het voertuig wordt
opgeladen. De resterende laadstroom wordt verdeeld
over de andere sockets die in gebruik zijn (bij een
laadstation met dubbele socket of SCN).
Het laadstation detecteert een voertuig dat een
minimale laadstroom van 6A nodig heeft (in
overeenstemming met IEC 61851); het laadstation
past de laadstroom aan en verdeelt het beschikbare
vermogen over de gebruikte sockets (in een laadstation
met dubbele socket of SCN).
De probing current kan worden ingesteld via de ACE Service
Installer of een backoffice. Een minimale laadstroom van
6A is vereist om het laden te garanderen. Alfen adviseert
om een minimale probing current van 14A te gebruiken.
Als de probing current is ingesteld op <14A zal het proben
nog steeds plaatsvinden, maar een voertuig dat minimaal
een laadstroom van 14A nodig heeft zal niet worden
gedetecteerd. Als de beschikbare laadstroom <14A kan dit
voertuig niet worden geladen.
2.5.1 Configuratie van de probing current via de ACE
Service Installer
De probing current kan worden geconfigureerd via de Ace
Service Installer.
1. Ga naar het tabblad Power settings en selecteer Car
specific
2. Configureer de gewenste waarde (>6A) bij Chameleon
min. current (A)
2.5.2 Configuratie van de probing current via een
backoffice
1. Log in op de backoffice en selecteer het laadstation
2. Ga naar de configuratie-instellingen (vernieuw indien
nodig)
3. Ga naar de instelling Chameleon-MinCurrent en stel de
gewenste waarde in (>6A).
2.6 Interne faserotatie
3-fasige laadstations met dubbele socket van Alfen zijn
uitgerust met een interne faserotatie.
Dit gebeurt om een evenredige verdeling van de belasting
van de fasen te garanderen. Dit geldt voor scenario’s
waarbij twee 1-fasige EV’s worden aangesloten of een 1-
fasige EV en een 2-fasige EV. In beide gevallen gebruiken
de EV’s verschillende fasen van het laadstation. De interne
faserotatie wordt op de uitgang van de vermogensmeter
als volgt toegepast: socket 1 L3L2L1, socket 2 L1L2L3.
2.7 Mode 3-protocol
Alfen laadstations voldoen aan de eisen van het Mode 3-
protocol zoals gespecificeerd in de IEC 61851.
De IEC 61851 is een internationale norm voor conductieve
laadsystemen voor elektrische voertuigen (EV).
Elektrische voertuigen (EV) omvatten alle wegvoertuigen,
inclusief plug-in hybride wegvoertuigen (PHEV), die hun
energie geheel of gedeeltelijk onttrekken aan laadbare
energieopslagsystemen aan boord.
De IEC 61851 specificeert:
de kenmerken en bedrijfsomstandigheden van de EV-
voedingsapparatuur;
de specificatie van de verbinding tussen de EV-
voedingsapparatuur en de EV;
de eisen voor de elektrische veiligheid van de EV-
voedingsapparatuur
Notice
De minimale laadstroomlimiet die het laadstation
aangeeft aan het elektrische voertuig is 6A. Dit is in
overeenstemming met de IEC 61851-1 norm (tabel A7 en
A8).
2. FUNCTIONALITEITEN VAN ALFEN LAADSTATIONS
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
10
NEDERLANDS
2.7.1 Gedrag van het laadstation en de gebruikersinterface
Bij gebruik van de slimme laadfunctionaliteiten en -functionaliteiten van de Alfen laadstations zullen de laadstations de
gebruiker informeren via het display of de LED. De gebruikersinterface, het gedrag van het laadstation en de Mode 3-
statussen worden in de onderstaande tabel beschreven.
Function-
aliteit
Gedrag van het laadstation Mode 3-status Gebruikersinterface
Overstroo
mbeveilig
ing
In het geval dat er een overstroom
wordt gedetecteerd, zal het laadsta-
tion de laadsessie onderbreken. Na
5 minuten wordt de laadsessie her-
vat. Als er opnieuw een overstroom
wordt gedetecteerd, zal het laadstation
dezelfde cyclus herhalen die eerder is
beschreven.
Gepauzeerde
laadsessie: status
C -> F
Afgebroken laad-
sessie: status C -
> F
Laadstations met een display:
Er wordt een foutcode weergegeven. Het
scherm toont de volgende boodschap aan
de gebruiker:
302: One moment please. Your charging
session will resume shortly.
Laadstations met een LED (geen display):
Het laadstation zal een rood/blauw knip-
perende LED tonen wanneer de laadsessie
wordt gepauzeerd of afgebroken.
Backoffice:
Er wordt een bericht naar de backoffice
gestuurd met de informatie van de fout:
Foutcode: OverCurrentFailure
Info: Overstroom gedetecteerd toegestaan
xxA actueel xxA
Status: Fout
VendorErrorCode: 302
Load Bal-
ancing/SCN
Als het laadstation of het SCN het
beschikbare vermogen over de in ge-
bruik zijnde sockets verdeelt, is het
mogelijk dat de maximale laadstroom
wordt beperkt of verhoogd.
Status C2 (laden)
of C1 (pauzeren)
Laadstations met een display tonen een
verminderd vermogen (waarde bereikt niet
het maximale vermogen).
Laadstation met een LED: knipperende
donkerblauwe LED; laadstation vraagt het
eerste elektrische voertuig om de laadsnel-
heid te verminderen. Wanneer de laadsnel-
heid wordt verlaagd, zal de donkerblauwe
LED continu branden.
Afwis-
selperiode
(Alternat-
ing)
Indien het beschikbare vermogen in
een laadstation of SCN onvoldoende
is om alle sockets die in gebruik zijn te
bedienen, zullen de ladende voertu-
igen afwisselend worden opgeladen.
Een deel van de laadsessies zal wor-
den gepauzeerd voor de duur van de
ingestelde afwisselperiode, terwijl an-
dere laadsessies zullen worden hervat.
Gepauzeerde
sessie: status C2
-> B1 of C1 aan
(afhankelijk van de
EV)
Lopende sessie:
status C2
Laadstations met een display tonen het
verminderde vermogen (tot 0W) in het
geval dat de laadsessie wordt gepauzeerd.
Laadstations met een LED:
Laden: donkerblauwe LED
Afwisselperiode (Alternating): knipperende
lichtblauwe LED
NEDERLANDS
11
2. FUNCTIONALITEITEN VAN ALFEN LAADSTATIONS
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Function-
aliteit
Gedrag van het laadstation Mode 3-status Gebruikersinterface
probing
phase
Tijdens de probing phase worden alle
sockets die in gebruik zijn, met uitzon-
dering van het socket met het nieuw
aangesloten voertuig, gepauzeerd,
maar alleen als de beschikbare stroom
niet voldoende is om alle sockets die in
gebruik zijn te bedienen.
Gepauzeerde
sessie: status C2
-> B1 of C1 aan
(afhankelijk van de
EV)
probing phase
nieuw aanges-
loten voertuig:
status C2
Laadstations met een display:
Laadstations met een LED:
gepauzeerde sessie: de lichtblauwe LED
zal knipperen
probing phase: de donkerblauwe LED zal
branden
Suspend
Charging
Mode
Een lopende laadsessie kan op verzoek
van de netbeheerder worden onderbro-
ken. Het opschorten van de laadsessie
gebeurt op een gecontroleerde manier,
volgens het Mode 3-protocol. Tijdens
de uitschakeltijd is het mogelijk om een
nieuwe laadsessie te starten; de sessie
wordt echter onmiddellijk gepauzeerd.
Het laadstation geeft aan wanneer de
sessie kan worden hervat.
Lopende sessie:
Status C2
Onderbroken
sessie: Status
C2 -> B1 of C1
(afhankelijk van de
EV)
Laadstations met display tonen een
bericht voor de gebruiker: Charging session
halted by energy supplier.
Laadstation met LED: de blauwe LED knip-
pert om aan te geven dat de stroomtoevo-
er door de energieleverancier is gestopt.
In het geval dat het laadstation deel uit-
maakt van een SCN en het volledige SCN is
onderbroken, zal één station in het SCN het
bericht Charging session halted by ener-
gy supplier tonen. De andere laadstations
in het SCN zullen het bericht Chargepoint
ready, waiting for power tonen.
OCPP
Smart
Charging
Profile
Met een OCPP Smart Charging Pro-
file kan een lopende laadsessie wor-
den aangestuurd door een OCPP-
backoffice. Het profiel kan worden
samengesteld uit meerdere blokken
van laadstromen voor een bepaalde ti-
jd. Houd er rekening mee dat wanneer
een Smart Charging Profile wordt ver-
zonden naar een laadstation met meer
ingeschakelde slimme laadfunction-
aliteiten (SCN, Active Load Balancing),
de meest beperkende instelling die bij
een gebruikt socket wordt gecommu-
niceerd, voorrang heeft.
Status C2,
afhankelijk van
het laadprofiel
kan de laadsessie
voor een bepaalde
periode worden
gepauzeerd (sta-
tus C1 of B1).
Laadstations met een display tonen het
bericht: Chargepoint ready, waiting for
power.
2. FUNCTIONALITEITEN VAN ALFEN LAADSTATIONS
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
12
NEDERLANDS
Aanvullende aanbevelingen voor de installatie3.1 Aanbevelingen voor de installatie
Naast de installatieaanbevelingen zoals beschreven
in de gebruikershandleidingen en de Quick Installation
Guides van de Alfen laadstations, worden in de volgende
paragrafen aanvullende installatieaanbevelingen
beschreven.
Deze aanbevelingen zullen de slimme laadfunctionaliteiten
ondersteunen om een zo optimaal mogelijk gebruik van het
beschikbare vermogen te garanderen.
Notice
De nieuwste versie van de gebruikershandleidingen en
Quick Installation Guides van de Alfen-producten kunnen
worden gedownload van de website https://www.alfen.com.
Warning
Houd er rekening mee dat de installatie en configuratie
van Alfen-producten alleen kan worden uitgevoerd door
een gekwalificeerde elektricien in overeenstemming met
IEC 60364 en de instructies zoals gespecificeerd in de
producthandleidingen. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot
letsel of problemen met de gezondheid of de veiligheid.
3.1.1 Fasevolgorde
Bij de installatie van een laadstation is het aan te raden
om de laadverdeling ten opzichte van de netaansluiting te
onderzoeken om zo de meest optimale fasevolgorde voor
de opstelling van de locatie toe te passen.
Houd rekening met de volgende parameters:
Netaansluiting; aantal fasen, beveiligingswaarde van de
netaansluiting
Belasting; ingangen (bijv. zonne-energie) en uitgangen
(bijv. andere gebruikers) op het circuit waar het
laadstation moet worden geïntegreerd
Type laadstation; elk type laadstation heeft zijn eigen
installatie-aanbevelingen
Aantal te installeren laadstations; indien meerdere
laadstations worden geïnstalleerd als een Smart
Charging Network beveelt Alfen de toepassing van een
specifieke fasevolgorde aan, die wordt beschreven in het
hoofdstuk Smart Charging Network
Alfen beveelt aan om de fasevolgorde toe te passen zoals
weergegeven in onderstaande tabel. Merk op dat socket 1
de linkse stekker is en socket 2 de rechtse stekker op het
laadstation.
Opstelling Type laadstation Interne fasero-
tatie
Aanbeveling
Laadstation met enkel sock-
et
n.v.t.
Laadstation met dubbele
socket (enkele voedingska-
bel)
socket 1: L1
socket 2: L1
Individueel laadstation,
1-fasige (net)aansluiting,
1-fasig laadstation
Laadstation met dubbele
socket (dubbele voedingsk-
abel)
socket 1: L1
socket 2: L1
Geen fasevolgorde van toepassing
op 1-fasige aansluiting.
3. AANVULLENDE AANBEVELINGEN VOOR DE INSTALLATIE
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
14
NEDERLANDS
Opstelling Type laadstation Interne fasero-
tatie
Aanbeveling
Laadstation met enkel sock-
et
n.v.t. Geen specifieke aanbeveling.
Afhankelijk van de resultaten van
het onderzoek moet de meest
geschikte fasevolgorde worden
toegepast.
Laadstation met dubbele
socket (enkele voedingska-
bel)
socket 1: L3L2L1
socket 2: L1L2L3
Geen specifieke aanbeveling.
Afhankelijk van de resultaten van
het onderzoek moet de meest
geschikte fasevolgorde worden
toegepast.
Individueel laadstation,
3-fasige (net)aansluiting,
3-fasig laadstation
Laadstation met dubbele
socket (dubbele voedingsk-
abel)
socket 1: L3L2L1
socket 2: L1L2L3
Tenzij de situatie op locatie een an-
dere fasevolgorde vereist, wordt
aanbevolen om dezelfde fasevolgo-
rde toe te passen voor beide voed-
ingskabels (beide L1L2L3). Door de
interne faserotatie zullen EV’s op L3
(socket 1) en L1 (socket 2) worden
opgeladen.
Laadstation met dubbele
socket (enkele voedingska-
bel)
socket 1: L3L2L1
socket 2: L1L2L3
Alfen raadt aan om de volgende fa-
sevolgorde toe te passen om de
laadstations aan te sluiten:
Laadstation 1: L1L2L3
Laadstation 2: L3L1L2
Laadstation 3: L2L3L1
Laadstation 4: L1L2L3 en zo verder...
Meerdere laadstations,
3-fasige (net)aansluiting,
3-fasige laadstations
Laadstation met dubbele
socket (dubbele voedingsk-
abel)
socket 1: L3L2L1
socket 2: L1L2L3
Alfen adviseert de volgende fasevol-
gordecombinaties toe te passen om
de laadstations aan te sluiten (re-
spectievelijk socket 1 en socket 2):
L1L2L3 en L2L3L1
L3L2L1 en L2L3L1
L2L3L1 en L3L2L1
3.1.1.1 Voorbeelden van fasevolgorde
Let bij het installeren van een laadstation met dubbele socket op de onderstaande tabel. In de voorbeelden is de
beschikbare laadstroom ingesteld op 25A per fase. EV’s worden op beide sockets aangesloten.
NEDERLANDS
15
3. AANVULLENDE AANBEVELINGEN VOOR DE INSTALLATIE
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Type laadsta-
tion
Scenario socket 1 aanges-
loten belasting
socket 2 aanges-
loten belasting
Laadstroom van
socket 1
Laadstroom van
socket 2
A 1-fasige EV 1-fasige EV 12,5A 12,5A1-fasige,
enkelvoudige
voeding B 3-fasige EV’s laden op 1 fase, zie scenario A
Let op: Voor dit type is het aan te raden om socket 1 aan te sluiten op L1 en socket 2 op L2 of L3
in de meterkast, indien mogelijk. De onderstaande scenario’s zijn gebaseerd op dit voorbeeld.Als dit
niet mogelijk is, is een dubbele voeding alleen nuttig als de voeding (bijv. netaansluiting) 2x25A kan
leveren, anders is het scenario hetzelfde als hierboven (enkelvoudige voeding).
C 1-fasige EV 1-fasige EV 25A 25A
1-fasig, dubbele
voeding met 1
fase
D 2- of 3-fasige EV’s laden op 1 fase, zie scenario C
E 1-fasige EV 1-fasige EV 25A 25A
F 2-fasige EV 1-fasige EV 25A 25A
G 2-fasige EV 2-fasige EV 12,5A 12,5A
3-fasig,
enkelvoudige
voeding met 3
fasen
H Zodra een 3-fasige EV wordt aangesloten
in combinatie met een andere belasting
op het resterende socket, wordt de laad-
stroom verdeeld over de twee sockets
12,5A 12,5A
3-fasig, dubbele
voeding met 3
fasen
I Elke combinatie van 1-fasige EV’s. 2- en
3-fasige EV’s hebben geen effect op
de maximale laadstroom. Alle aanges-
loten voertuigen krijgen de volledige laad-
stroom van 25A
25A 25A
Notice
Het laadstation moet worden geïnstalleerd zoals beschreven in de Alfen-gebruikershandleiding van het specifieke product.
3.1.2 Laadstation met dubbele voedingskabel
In 2017 is de internationale norm voor conductieve
laadsystemen voor elektrische voertuigen geïntroduceerd,
dit is IEC-61851-1. Laadstations die na de introductie
van deze norm worden geïntroduceerd, moeten voldoen
aan deze nieuwe normen voor onder andere veiligheid en
functionaliteit. In het onderstaande overzicht staan de
belangrijkste wijzigingen die direct van invloed zijn op het
ontwerp van de Eve Double. Door deze wijziging van de
norm in het ontwerp van de Eve Double toe te passen,
voldoet het product niet alleen aan de eisen van vandaag,
maar ook aan die van de toekomst.
3. AANVULLENDE AANBEVELINGEN VOOR DE INSTALLATIE
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
16
NEDERLANDS
Regelgeving Artikel 13.1 Indien de EV-toevoerapparatuur meer dan één aansluitpunt heeft, mogen deze
aansluitpunten gemeenschappelijke overstroombeveiligingen en gemeenschappelijke kort-
sluitingsbeveiligingen hebben, indien deze beveiligingen voor elk van de aansluitpunten de
vereiste bescherming bieden (de gemeenschappelijke beveiligingsapparatuur mag bijvoor-
beeld niet hoger zijn dan de laagste nominale waarde van de aansluitpunten)
Implicaties voor alle
laadstations
Voor laadstations met twee outputs, kan tijdens de installatie een gedeelde kortsluit-
beveiliging en overstroombeveiliging worden toegepast op de voedingskabel. De waarde van
de beveiliging per voedingskabel mag nooit het uitgangsvermogen van één uitgang over-
schrijden. Met andere woorden, een beveiliging van 63A op één voedingskabel, terwijl het
maximale uitgangsvermogen 32A per socket niet is toegestaan volgens de IEC-61851-1
norm.
Implementatie in de
Eve Double Pro-line
Het maximale uitgangsvermogen van de Eve is 32A per socket, wat betekent dat een max-
imale beveiliging van 32A voor elke voedingskabel is toegestaan volgens de nieuwe norm.
Dit houdt in dat een laadstation met een uitgangsvermogen van 2x32A niet kan worden
geleverd zonder soft- of hardwaremodificaties. Alfen biedt hiervoor twee oplossingen met
de Eve Double:
Een output van 32A en één voedingskabel, Load Balancing is altijd inbegrepen en
geactiveerd om aan de norm te voldoen.
Een gelijktijdige output van 32A per socket en twee voedingskabels, waarvoor een
beveiliging per kabel nodig is.
Notice
De installatie van een Eve Double Pro-line met dubbele voeding vereist een andere aanpak omdat de invoer van twee
voedingskabels het risico voor een monteur bij het werken aan het laadstation verhoogt. Neem de installatie-instructies in
de gebruikershandleiding of Quick Installation Guide van het product in acht.
3.1.2.1 Configuratie van een laadstation met dubbele
voedingskabel
De manier waarop een laadstation met dubbele
voedingskabel wordt geconfigureerd verschilt niet van
het configureren van een laadstation met één enkele
voedingskabel met dubbele sockets. De waarden van de
verschillende instellingen variëren echter wel.
In het onderstaande voorbeeld is de beschikbare
laadstroom per voedingskabel 16A
Type laadstation Parameter/sleutel Waarde
Max. stroomsterkte van het station 16A
Max. stroomsterkte van aansluiting 1 16A (<16A wanneer beide sockets in
gebruik zijn via Standard Load Balanc-
ing)
Laadstation met dubbele sockets
met enkele voedingskabel
Max. stroomsterkte van aansluiting 2 16A (<16A wanneer beide sockets in
gebruik zijn via Standard Load Balanc-
ing)
NEDERLANDS
17
3. AANVULLENDE AANBEVELINGEN VOOR DE INSTALLATIE
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Type laadstation Parameter/sleutel Waarde
Max. stroomsterkte van het station 32A (som van de waarde van beide
voedingskabels)
Max. stroomsterkte van aansluiting 1 16A (16A toegewezen aan elk sock-
et, geen Standard Load Balancing)
Laadstation met dubbele sockets
met twee voedingskabels
Max. stroomsterkte van aansluiting 2 16A (16A toegewezen aan elk sock-
et, geen Standard Load Balancing)
3. AANVULLENDE AANBEVELINGEN VOOR DE INSTALLATIE
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
18
NEDERLANDS
Standard Load Balancing4.1 Standard Load Balancing
Standard Load Balancing kan worden geactiveerd op
laadstations met meerdere sockets. Standard Load
Balancing betekent dat het laadstation automatisch het
beschikbare vermogen verdeelt over de gebruikte sockets.
Het laadstation analyseert de beschikbare capaciteit en
het vermogen dat de voertuigen gebruiken. Vervolgens
verdeelt de slimme elektronica in het laadstation het
vermogen op basis van de maximale capaciteit van de
verbinding. Met het systeem kunnen elektrische voertuigen
altijd worden opgeladen, zelfs als de installatie een
beperkte capaciteit heeft. Er hoeven dus geen dure
investeringen te worden gedaan in een krachtigere
installatie.
Notice
De Standard Load Balancing-functionaliteit is optioneel;
een license key is verplicht om deze functionaliteit te
activeren.
De Standard Load Balancing wordt in twee verschillende
situaties gebruikt:
Bij laadstations die noodzakelijkerwijs Load Balancing
bevatten op basis van de normen (bijv. de Eve Double
met één voedingskabel). Op de Eve Double die is
aangesloten op één voedingskabel is het mogelijk om
de alle beschikbare stroom te gebruiken op één socket.
Wanneer beide sockets in gebruik zijn, is het nodig om
de beschikbare stroom te verdelen over de twee sockets
om een situatie ter vermijden waarin er te veel stroom
wordt gevraagd.
In combinatie met een netaansluiting met beperkte
(vaste) capaciteit.
Als de belasting op een van de fasen de neiging heeft
het maximum te overschrijden, wordt het Standard Load
Balancing-algoritme uitgevoerd.
Onder normale omstandigheden wordt de lading in
eerste instantie gelijk verdeeld over de in gebruik zijnde
sockets. Door interne faserotatie in de 3-fasige Alfen
laadstations wordt in specifieke scenario’s de meest
optimale laadstroom voor enkel- en dubbelfasige EV’s
gerealiseerd.
Notice
Wanneer een voertuig de status 'volledig geladen' bereikt
of door de gebruiker wordt gepauzeerd, zal dat de vraag
naar vermogen verminderen. De resterende laadstroom
wordt gestuurd naar het andere socket dat in gebruik
is. Drempel voor deze functionaliteit is een resterende
laadstroom van >3A voor een periode van >3 minuten.
Product Capaciteitsinvoer Uitgangen
#
Capaciteitsuitvoer(en)
Eve Double/Twin 1-fasig: 5,7kW (25A) 2 1 socket in gebruik: 5,7kW
Beide sockets in gebruik: 2,8kW per socket
Eve Double/Twin
(enkele voed-
ingskabel)
3-fasig: 17,2kW (25A
per fase)
2 1-fasige EV (individueel of gelijktijdig laden): 5,7kW per
socket*
1-fasige EV in combinatie met 2-fasige EV: 5,7kW (1-
fasige EV) en 11,4kW (2-fasige EV)*
3-fasige EV: 17,2kW (individueel laden)
8,6kW (gelijktijdig laden met andere 3-fasige EV)
3-fasige EV (8,6kW) in combinatie met 1-fasige EV
(2,8kW)
3-fasige EV (8,6kW) in combinatie met 2 fasige EV
(5,7kW)
Eve Double
(dubbele voed-
ingskabel)
2x3-fasig: 2x17,2kW
(25A per fase)
2 17,2kW per socket
*Door interne faserotatie in de Alfen laadstations
4.1.1 SLB-scenario’s
NEDERLANDS
19
4. STANDARD LOAD BALANCING
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
De onderstaande afbeeldingen tonen de verschillende situaties in het geval van Standard Load Balancing en het
bijbehorende gedrag van het laadstation.
Opstelling Omschrijving
Het laadstation is klaar voor ge-
bruik. De maximale capaciteit is
beschikbaar.
Eén voertuig wordt geladen. De
maximale hoeveelheid vermogen
voor het laadstation is beschikbaar
voor het elektrische voertuig (EV).
Er zijn twee EV’s aangesloten (bei-
de hebben een minimale laadstroom
van 6A nodig). Het laadstation zal
het beschikbare vermogen gelijk
verdelen over de twee elektrische
auto’s. Het is mogelijk dat de EV’s
met een lagere snelheid worden
opgeladen. Afhankelijk van de EV
en/of het beschikbare vermogen is
het mogelijk dat de EV’s om de 15
minuten afwisselend worden opge-
laden (configureerbare instelling).
Notice
Het afwisselen zal beginnen wanneer de beschikbare
laadstroom kleiner is dan 6A (minimale laadstroom) per EV
die wordt opgeladen.
4.1.2 Voorbeelden van SLB
Hieronder staan enkele voorbeelden die de werking van
Standard Load Balancing uitleggen.
Opstelling Omschrijving
In dit geval laden beide EV’s aan het
maximale vermogen, het laadsta-
tion verdeelt het beschikbare ver-
mogen over de twee sockets die in
gebruik zijn.
In dit geval vraagt één van de
auto’s minder dan het beschikbare
vermogen, het laadstation zal de
resterende laadstroom toewijzen
aan het andere socket dat in ge-
bruik is.
In dit geval laden beide 1-fasige
EV’s op een verschillende fase
van een 3-fasig laadstation, het
beschikbare vermogen voor elke EV
zal gelijk zijn aan het totale beschik-
bare vermogen.
Er zijn twee EV’s aangesloten.
Een van de EV’s vereist een mini-
male laadstroom van 14A. Als de
beschikbare laadstroom <20A is,
zal het laadstation de aangesloten
EV’s om de 15 minuten afwisselend
laden (configureerbare instelling).
Als de laadstroom ≥20A is, wordt
de EV die een minimale laadstroom
van 14A nodig heeft, met minimaal
14A geladen en de andere EV met
minimaal 6A.
Notice
Het laadstation begint af te wisselen wanneer de
beschikbare laadstroom is <2x6A
4.2 Gebruikersinterface
Wanneer Standard Load Balancing actief is, wordt dit
getoond via de LED of het display op het laadstation.
4. STANDARD LOAD BALANCING
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
20
NEDERLANDS
Weergavestatus: het display toont het aangepaste
vermogen.
Notice
Houd er rekening mee dat wanneer de laadstroom wordt
verlaagd, de laadcapaciteit (A) niet zal voldoen aan de
maximale laadcapaciteit van het socket (B).
Figuur 4.1: Display van het laadstation
LEDstatus; er zijn twee mogelijke situaties:
De status-LED knippert donkerblauw: het laadstation
vraagt de eerste EV om de laadsnelheid te verlagen,
zodat het vermogen over de twee aangesloten EV’s kan
worden verdeeld;
De status-LED knippert lichtblauw: het laadproces van
de tweede EV wordt gestart zodra de andere EV de
laadsnelheid heeft aangepast. Wanneer slechts één
van de EV’s tegelijkertijd kan worden opgeladen, zal de
LED afwisselend lichtblauw knipperen. Het beschikbare
vermogen wordt over beide EV’s verdeeld door om
de 15 minuten afwisselend op te laden. Wanneer
deze indicatie wordt weergegeven, wordt het laden
momenteel gepauzeerd en wordt het binnen 15 minuten
hervat (configureerbare instelling).
4.3 Installatie
4.3.1 Vereisten voor SLB
Om een goede werking van de Standard Load Balancing-
functionaliteit te garanderen, moet aan de volgende
vereisten worden voldaan:
Het laadstation wordt geüpdatet met firmwareversie
2.0.0 of hoger. Alfen raadt aan om het laadstation te
updaten met de laatst uitgebrachte firmwareversie.
Het laadstation is uitgerust met een geactiveerde
Standard Load Balancing-functionaliteit
Alleen van toepassing op laadstations met meerdere
sockets
Voor elektrische voertuigen die een minimale
laadstroom van 14A nodig hebben, is een minimale
laadstroom van 14A vereist.
Configuratietool: Alfen ACE Service Installer, versie
2.3.0.96 en hoger
Configuratieapparaat (laptop) voorzien van een
Windows-besturingssysteem
Geldige account voor Alfen ACE Service Installer (aan te
vragen via https://support.alfen.com)
Netwerkadapter van laptop ingesteld op automatisch IP
Open internetverbinding; FTP-server moet toegankelijk
zijn om updates en functionaliteitssleutels te
ontvangen)
Blokkerende firewalls uitgeschakeld op laptop
4.3.2 Installatie
Voor de installatie van het laadstation wordt verwezen
naar de gebruikershandleiding of de Quick Installation
Guide van het specifieke product en de aanvullende
installatieaanbevelingen.
4.3.3 Configuratie van SLB via de ACE Service Installer
Doe het volgende om de Standard Load Balancing-
functionaliteit te configureren:
1. Open de ACE Service Installer
2. Selecteer het gewenste laadstation in het menu aan
de linkerkant van het scherm
3. Selecteer het tabblad Smart Charging
4. Selecteer Static balancing in het menu
links en selecteer het vakje naast
Standard Load Balancing
5. Ga naar het tabblad Power settings en selecteer
Installatie. Vul de Station maximum current in.
6. Ga naar het tabblad Power settings en selecteer
aansluiting 1. Vul de juiste Socket 1 maximum current
in. Herhaal deze stap voor aansluiting 2.
NEDERLANDS
21
4. STANDARD LOAD BALANCING
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
4.3.4 Configuratie van SLB via een backoffice
Voor het configureren van de Standard Load Balancing-
functionaliteit:
1. Log in op de backoffice en selecteer het laadstation
2. Ga naar de configuratie-instellingen (vernieuw indien
nodig)
3. Ga naar de instelling Static-LoadBalancing en zet deze
op 'AAN'.
4. Ga naar de instelling Station-MaxCurrent en vul de
gewenste waarde in (notatievoorbeeld 20.0).
5. Ga naar de instelling Connector1-MaxCurrent en vul de
juiste waarde in. Herhaal deze stap voor Connector2-
MaxCurrent.
4.3.5 Verificatie en testen van SLB
Er is geen specifieke noodzaak om de werking van de
Standard Load Balancing te testen na de installatie. Indien
gewenst kan men echter de werking controleren door
twee voertuigen tegelijkertijd aan te sluiten en de stromen
die worden afgenomen te observeren. Dit kan gebeuren
door de gegevens op het display (indien van toepassing)
te controleren of via de monitoring van de ACE Service
Installer.
Notice
Standard Load Balancing treedt niet op wanneer de som
van de laadstromen < Station maximum current. U kunt de
Station maximum current tijdelijk verlagen om te testen.
Alfen raadt aan om deze instelling hoger te houden dan
14A, aangezien bepaalde EV-types geen lagere waarden
ondersteunen.
Notice
Bij het testen op een 3-fasig laadstation moet één
van de twee EV’s over een 3-fasige lader beschikken.
Twee 1-fasige EV’s zullen de Standard Load Balancing-
functionaliteit niet activeren, omdat ze niet op dezelfde
fase zullen laden als gevolg van de interne faserotatie.
Notice
Het is niet mogelijk om een teststekker en een ander
elektrisch apparaat (een ander dan een elektrisch
voertuig) te gebruiken om de werking van slimme
laadfunctionaliteiten te controleren. Andere apparaten,
behalve elektrische voertuigen, reageren niet volgens
het Mode 3-protocol en zullen daarom hun stromen niet
aanpassen.
4.3.5.1 SLB controleren via de ACE Service Installer
Zorg ervoor dat wordt voldaan aan de aanbevelingen zoals
beschreven in de paragraaf Verificatie en testen van SLB.
1. Maak verbinding met het laadstation via de
ethernetkabel
2. Configureer de Station maximum current
3. Sluit een EV aan en start een laadsessie
4. Ga naar het tabblad Live monitoring , selecteer
Currents en observeer de afgenomen stromen zoals
hieronder weergegeven (let op: dit is een voorbeeld):
5. Sluit een tweede voertuig aan en start een transactie.
6. Na de probing phase van één minuut worden de
stromen voor beide sockets getoond. De som van
de laadstroom van de overlappende fasen moet de
Station maximum current bereiken.
7. Breek een van de laadsessies af. De resterende
beschikbare stroom zal beschikbaar worden voor het
andere voertuig.
4.3.5.2 Controleer SLB met behulp van het display van
het laadstation
Zorg ervoor dat wordt voldaan aan de aanbevelingen zoals
beschreven in de paragraaf Verificatie en testen van SLB.
1. Sluit twee EV’s aan en start een laadsessie op beide
EV’s
2. Verlaag de laadsnelheid van één van de EV’s via de app
of boordcomputer
3. Controleer of het display op het laadstation aangeeft
dat de EV minder stroom verbruikt. Wanneer meer dan
3A minder wordt verbruikt gedurende een periode van
3 minuten, zal het resterende vermogen beschikbaar
komen voor de andere EV. Dit moet zichtbaar zijn op
het display; het laadvermogen voor de andere EV
neemt toe.
4. STANDARD LOAD BALANCING
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
22
NEDERLANDS
Actieve laadbalans (Active Load Balancing)5.1 Actieve laadbalans (Active Load Balancing)
De actieve laadbalans(ALB)-functie biedt dezelfde
functionaliteit als de standaard laadbalans(SLB)-functie als
het gaat om het verdelen van het beschikbare vermogen in
laadstations over meerdere oplaadcontacten.
Daarnaast maakt actieve laadbalans gebruik van
input van een externe bron, zoals een energiemeter
of energiebeheersysteem (EMS), om het beschikbare
vermogen dynamisch te beheren over een of meerdere
oplaadcontacten. Er wordt rekening gehouden met het
huidige gebruik en de maximale capaciteit van de locatie.
Een energiebeheersysteem is een systeem dat wordt
aangesloten op omvormers voor zonne-energie,
warmtepompen, energieopslag en laadstations om het
beschikbare en verbruikte vermogen van deze apparaten
te bewaken en te controleren. Een EMS biedt een visuele
weergave van het verbruik en de stroomopwekking.
Bij standaard laadbalans wordt een statisch vermogen
toegewezen aan het laadstation. Bij actieve laadbalans
wordt een dynamisch vermogen gebruikt voor het
berekenen en toewijzen van vermogen aan het laadstation.
De volgende apparaten en protocollen kunnen dienen als
externe gegevensbron voor het laadstation:
1. Slimme energiemeter
-(D)SMR 4.0 en hoger; uitgerust met een P1-poort,
communicatie via RJ11-kabel
-Modbus TCP/IP; communicatie via RJ45-
communicatiekabel
2. Energiebeheersysteem (EMS)
-Modbus TCP/IP
Alfen ontwikkelt hardware om ook RS485-energiemeters
te ondersteunen.
Het laadstation en de externe gegevensbron
communiceren met elkaar. Gegevens over het werkelijke
verbruik en de oplaadbehoefte worden regelmatig
uitgewisseld. Wanneer er een beperkt vermogen
beschikbaar is, zal het laadstation de EV instrueren om het
laadvermogen te verlagen. Dit voorkomt dat het laadstation
de capaciteit van het net overbelast of dat er extra kosten
voor het net ontstaan. In feite voorziet deze functie in
'peak shaving', het verdelen van het beschikbare vermogen
tijdens piekmomenten.
Figuur 5.1: SLB en ALB-grafiek
5.1.1 Actieve laadbalans met een slimme energiemeter
(P1-poort)
De slimme energiemeter wordt meestal geleverd en
geïnstalleerd op de netaansluiting door de netbeheerder.
Indien reeds geïnstalleerd biedt dit een unieke mogelijkheid
om deze energiemeter te gebruiken voor actieve
laadbalans.
Als de installatie niet is uitgerust met een (D)SMR-slimme
meter kan het voor eindgebruikers voordelig zijn om de
installatiekosten van een Modbus TCP/IP-slimme meter
(geïnstalleerd door een gecertificeerd installateur) te
vergelijken met een (D)SMR-meter (geïnstalleerd door de
netbeheerder). Beide kunnen worden gebruikt voor actieve
laadbalans, maar de (D)SMR-optie is vaak goedkoper.
De slimme energiemeter is een energiemeter die (D)SMR
4.0 of hoger ondersteunt via een P1-poort. De P1-
poort is verbonden met het laadstation via een RJ11-
communicatiekabel.
NEDERLANDS
23
5. ACTIEVE LAADBALANS (ACTIVE LOAD BALANCING)
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Figuur 5.2: Actieve laadbalans met energiemeter (P1-poort)
5.1.2 Actieve laadbalans met een slimme energiemeter
(Modbus TCP/IP)
Indien het niet mogelijk is om een (D)SMR slimme meter
te laten installeren door de netbeheerder is het mogelijk
om een additionele slimme energiemeter te installeren die
Modbus TCP/IP ondersteunt.
De TCP/IP-slimme meter moet op de netaansluiting worden
geïnstalleerd en wordt met een RJ45-ethernetkabel op het
netwerk van de klant of rechtstreeks op het laadstation
aangesloten.
De DHCP-server van het LAN wijst een IP-adres toe
aan het laadstation. Niet alle TCP/IP-slimme meters
ondersteunen DHCP. Daarom is het nodig om handmatig de
juiste netwerkinstellingen in dergelijke slimme meters in te
voeren.
Wanneer de instellingen in de slimme meter correct
zijn geconfigureerd, moet het laadstation het IP-adres
van de slimme energiemeter kunnen vinden. Daarom is
het verplicht om zowel de slimme energiemeter als het
laadstation aan te sluiten op hetzelfde netwerk via een
router of een switch. Voor de configuratie van de ALB-
opzet met een slimme energiemeter (Modbus TCP/IP) is
het aan te raden om de laptop van de installateur via wifi
of via de router of switch (bekabeld) aan te sluiten op het
netwerk van de klant.
IP-adressen die door een DHCP-server zijn toegewezen zijn
onderhevig aan verandering, daarom is het aan te raden om
de DHCP-server te configureren om vaste IP-adressen te
reserveren voor het laadstation en de slimme energiemeter.
De configuratieprocedure voor de Socomec E27 is te
vinden in het informatiedocument Active Load Balancing
via Modbus TCP/IP. Voor andere slimme energiemeters
verwijzen we naar de handleiding van de fabrikant over hoe
de slimme energiemeter te configureren met een vast IP-
adres.
Figuur 5.3: Actieve laadbalans met energiemeter (Modbus TCP/IP)
Notice
Alfen ondersteunt elke Modbus TCP/IP-meter in de opzet.
De configuratie om de Socomec E27 aan te sluiten is
beschikbaar als voorinstelling. Voor alle andere Modbus
TCP/IP-slimme meters kan een handmatige configuratie
nodig zijn.
5.1.3 Actieve laadbalans met een
energiebeheersysteem (EMS)
Naast de actieve laadbalans via een slimme
energiemeter kan het laadstation ook communiceren
met het energiebeheersysteem van een klant. Het
communicatieprotocol Modbus via TCP/IP wordt gebruikt
om gegevens van het EMS naar het laadstation over te
brengen.
In dit geval functioneert het laadstation als ’slave' en het
EMS als 'master'. Het energiebeheersysteem berekent
het beschikbare vermogen en stuurt verzoeken naar
één of meerdere laadstations, bijv. maximale laadstroom
per oplaadcontact of per groep van laadstations. Het
laadstation voert de verzoeken uit.
Figuur 5.4: Modbus Master Slave-instelling van het EMS
Notice
Alfen configureert het laadstation om te reageren op de
commando’s van het EMS. De klant is verantwoordelijk voor
de configuratie en integratie van het laadstation in het
EMS. De meeste EMS-leveranciers kunnen ondersteuning
bieden bij de configuratie en integratie. Als u hierbij hulp
nodig heeft, neem dan contact op met uw EMS-leverancier.
5. ACTIEVE LAADBALANS (ACTIVE LOAD BALANCING)
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
24
NEDERLANDS
Het laadstation is ook in staat om met het EMS van een
klant te communiceren. In dit geval wordt ervan uitgegaan
dat de klant de benodigde slimme energiemeter in de
opstelling aanlevert. Het EMS moet het type energiemeter
ondersteunen. Zowel EMS als energiemeter moeten
worden aangeschaft, geïnstalleerd en geïmplementeerd
door de klant of aannemer van de klant.
Figuur 5.5: Actieve laadbalans met energiebeheersysteem en PV-panelen en
warmtepomp
5.1.4 ALB-scenario’s
De Active Load Balancing-functionaliteit kan in
verschillende opstellingen worden gebruikt. In combinatie
met een slimme meter, EMS, geïntegreerde PV-
panelen, enz. Het zou te ver gaan om alle scenario’s te
beschrijven maar in de volgende paragrafen zijn de meest
waarschijnlijke scenario’s opgenomen.
Notice
De reactie van een laadstation op het laadgedrag van een
voertuig dat een minimale laadstroom van 14A vereist
in een Active Load Balancing-situatie is dezelfde als
beschreven in de beschrijving van Standard Load Balancing.
5.1.4.1 Scenario ALB met slimme energiemeter
Hieronder wordt een voorbeeld van een gebruikscasus voor
Active Load Balancing getoond. Het meetapparaat krijgt
gegevens over de energiebehoefte van het gebouw. Het
laadstation leest de gegevens van de slimme energiemeter.
De gegevens worden door het algoritme van de
laadstations gebruikt om het vermogen te bepalen dat kan
worden verdeeld.
Figuur 5.6: Scenario ALB in combinatie met een slimme energiemeter
Dit scenario geldt ook voor het scenario ALB in combinatie
met een groep van laadstations. In dit geval ontvangt
één van de laadstations de gegevens van de slimme
energiemeter en berekent deze de beschikbare stroom voor
de andere laadstations.
Figuur 5.7: Scenario ALB in combinatie met slimme energiemeter en meerdere laadstations
5.1.4.2 Scenario ALB met slimme energiemeter en EMS
Wanneer een EMS deel uitmaakt van de opstelling berekent
het EMS het beschikbare laadvermogen. Het EMS stuurt
de beschikbare laadstroomwaarde naar het laadstation of
de groep van laadstations. Eén of meerdere laadstations
zorgen ervoor dat de laadsessies het beschikbare vermogen
niet overschrijden.
NEDERLANDS
25
5. ACTIEVE LAADBALANS (ACTIVE LOAD BALANCING)
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Figuur 5.8: Scenario ALB in combinatie met slimme energiemeter en EMS
Dit scenario geldt ook voor het scenario ALB in combinatie
met een groep van laadstations. In dit geval ontvangt
één van de laadstations de gegevens van de slimme
energiemeter en berekent deze de beschikbare stroom voor
de andere laadstations.
Figuur 5.9: Scenario ALB in combinatie met slimme energiemeter, EMS en meerdere laadstations
5.1.4.3 Scenario ALB met geïntegreerde PV-panelen in
combinatie met slimme energiemeter
Figuur 5.10: Scenario ALB in combinatie met slimme energiemeter en
geïntegreerde PV-panelen
De slimme energiemeter meet niet alleen de vraag van
het gebouw, maar berekent ook de teruggeleverde stroom
van de PV-panelen. Wees u ervan bewust dat sommige
slimme energiemeters alleen maar positieve cijfers kunnen
weergeven. De firmware van het laadstation weet hoe
deze waarden moeten worden geïnterpreteerd, mits de
instellingen correct zijn geconfigureerd.
Indien de vermogensbehoefte van de gemeten apparaten
gelijk is aan het door de PV-panelen geleverde vermogen,
dan is de door de slimme energiemeter geregistreerde
vermogensstroom gelijk aan 0.
Indien de vraag van de gemeten apparaten hoger is dan
het door de PV-panelen geleverde vermogen, dan wordt de
door de slimme energiemeter geregistreerde energiestroom
>0.
Wanneer het door de PV-panelen geleverde vermogen
hoger is dan het door de gemeten apparaten gevraagde
vermogen, zal de slimme energiemeter een energiestroom
registreren <0 (negatief).
In de onderstaande tabel worden de verschillende
scenario’s getoond met hun respectievelijke huidige
waarden. Cijfers met een * worden door de firmware van
het laadstation als negatieve waarden geïnterpreteerd.
5. ACTIEVE LAADBALANS (ACTIVE LOAD BALANCING)
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
26
NEDERLANDS
Scenario Slimme me-
terwaarde
PV-pane-
len-stroom
EV-pane-
len-stroom
Huishoudeli
jke stroom
Gere-
tourneerde
PV-pane-
len-stroom
0 PV-panelen-stroom, niet laden, 0
huishoudelijke stroom
00000
Huishoudelijke stroom 20020
Laadstroom EV 12 0 12 0 0
PV-panelen-stroom 12* 12 0 0 -12
PV-panelen-stroom en
huishoudelijke stroom zijn gelijk
0 12 0 12 0
Huishoudelijke stroom < PV-panelen-
stroom
12* 12 0 2 -10
PV-panelen-stroom + laadstroom =
geretourneerde stroom
6* 12 6 0 -6
PV-panelen-stroom en laadstroom
zijn gelijk
0 12 12 0 0
Huishoudelijke stroom en laadstroom
< PV-panelen-stroom
4* 12 6 2 -4
Huishoudelijke stroom en laadstroom
is gelijk aan PV-panelen-stroom
0 12 6 6 0
Huishoudelijke stroom en laadstroom
> PV-panelen-stroom
6 12 16 2 0
Notice
Deze tabel geldt ook voor het scenario ALB in combinatie met een slimme energiemeter, PV-panelen en een SCN. In
dit geval ontvangt een van de laadstations in het SCN de gegevens van de slimme energiemeter en berekent deze de
beschikbare stroom voor het SCN.
NEDERLANDS
27
5. ACTIEVE LAADBALANS (ACTIVE LOAD BALANCING)
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Figuur 5.11: Scenario ALB in combinatie met slimme energiemeter, SCN en geïntegreerde PV-panelen
5.1.4.4 Scenario ALB in combinatie met slimme
energiemeter, EMS en geïntegreerde PV-panelen
Figuur 5.12: Scenario ALB in combinatie met slimme energiemeter, EMS en
geïntegreerde PV-panelen
Dit scenario werkt zoals beschreven in het onderwerp
Scenario ALB met geïntegreerde PV-panelen, met
uitzondering van het feit dat het laadstation als slave
fungeert. Het EMS ontvangt de gegevens van de slimme
energiemeter, de PV-panelen-omvormer en andere
apparaten en wijst de benodigde hoeveelheid laadstroom
toe aan het laadstation.
Het scenario ALB en slimme meter en geïntegreerde PV-
panelen kan ook worden toegepast op een opstelling met
een SCN. Het EMS communiceert de laadstroom met een
van de laadstations in het SCN.
Figuur 5.13: Scenario ALB in combinatie met slimme energiemeter, EMS, SCN en geïntegreerde PV-panelen
5.2 Gebruikersinterface
Wanneer Standard Load Balancing actief is, wordt dit
getoond via de LED of het display op het laadstation.
Weergavestatus: het display toont het aangepaste
vermogen.
5. ACTIEVE LAADBALANS (ACTIVE LOAD BALANCING)
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
28
NEDERLANDS
Notice
Houd er rekening mee dat wanneer de laadstroom wordt
verlaagd, de laadcapaciteit (A) niet zal voldoen aan de
maximale laadcapaciteit van het socket (B).
Figuur 5.14: Display van het laadstation
LEDstatus; er zijn twee mogelijke situaties:
De status-LED knippert donkerblauw: het laadstation
vraagt de eerste EV om de laadsnelheid te verlagen,
zodat het vermogen over de twee aangesloten EV’s kan
worden verdeeld;
De status-LED knippert lichtblauw: het laadproces van
de tweede EV wordt gestart zodra de andere EV de
laadsnelheid heeft aangepast. Wanneer slechts één
van de EV’s tegelijkertijd kan worden opgeladen, zal de
LED afwisselend lichtblauw knipperen. Het beschikbare
vermogen wordt over beide EV’s verdeeld door om
de 15 minuten afwisselend op te laden. Wanneer
deze indicatie wordt weergegeven, wordt het laden
momenteel gepauzeerd en wordt het binnen 15 minuten
hervat (configureerbare instelling).
5.3 Installatie
5.3.1 Vereisten
5.3.1.1 Vereisten van ALB via (D)SMR P1-poort
Voor een goede werking van de Active Load Balancing-
functionaliteit met behulp van de P1-poort van een
(D)SMR-meter (4.0 of hoger) moet aan de volgende
vereisten worden voldaan:
Het Alfen laadstation wordt geüpdatet met firmware
versie 2.0.0 (of hoger)
Het Alfen laadstation is uitgerust met een geactiveerde
Active load balancing-functionaliteit
Communicatiekabel met RJ11 (met behulp van de
middelste vier contacten) of RJ12-stekkers, beide
straight aangesloten
Maximale afstand tussen (D)SMR-meter en laadstation
van 20 meter
Slimme meter:
a. Ondersteuning van (D)SMR 4.0 (en hoger) of eSMR
4.0 (en hoger) over een P1-poort
b. Maximaal één slimme energiemeter aangesloten op
een laadstation
Configuratietool: Alfen ACE Service Installer,versie
2.3.0.96 en hoger
Configuratieapparaat (laptop) voorzien van een
Windows-besturingssysteem
Voor elektrische voertuigen die een minimale
laadstroom van 14A nodig hebben, is een minimale
laadstroom van 14A vereist.
Geldige account voor Alfen ACE Service Installer (aan te
vragen via https://support.alfen.com)
Netwerkadapter van laptop ingesteld op automatisch IP
Open internetverbinding; Alfen-servers moeten
toegankelijk zijn om updates en functionaliteitssleutels
te ontvangen
Blokkerende firewalls uitgeschakeld op laptop
Indien de P1-poort van de slimme meter reeds bezet
is door een ander apparaat, kan van een zogenaamde
splitter gebruik worden gemaakt.
Notice
Niet alle splitsers zijn compatibel. Het gebruik van splitters
met twee kabels kan ervoor zorgen dat uw laadstation
niet kan communiceren met de slimme energiemeter.
Alfen kan een compatibele splitter leveren, artikelnummer
803855450-ICU.
Notice
Alfen is op geen enkele wijze aansprakelijk als een P1-
signaalversterker of P1-signaalomvormer wordt gebruikt
om het P1-signaal over meer dan 20 meter over te brengen.
Alfen kan de goede werking van het P1-signaal niet
garanderen.
5.3.1.2 Vereisten voor ALB via een externe Modbus
TCP/IP-meter
Om een goede werking van de Active Load Balancing-
functionaliteit via Modbus over TCP/IP te garanderen, moet
aan de volgende eisen worden voldaan:
Het Alfen laadstation wordt geüpdatet met firmware
versie 3.4.0 (of hoger)
Het Alfen laadstation is uitgerust met een geactiveerde
Active load balancing-functionaliteit
Communicatiekabel: CAT5e of CAT6 UTP/Ethernet RJ45-
kabel, kabeltracé max. 100m
NEDERLANDS
29
5. ACTIEVE LAADBALANS (ACTIVE LOAD BALANCING)
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Slimme meter:
a. Ondersteunt Modbus TCP/IP: het laadstation heeft
de rol van Modbus-master in deze configuratie. De
slimme meter is de slave.
b. Maximaal één energiemeter aangesloten op een
laadstation
Netwerk:
a. Het laadstation bevindt zich in hetzelfde lokale
netwerk als de energiemeter
b. Netwerk met een minimum snelheid van 10Mbps
c. Geen Power over Ethernet
d. Vast IP-adres voor de energiemeter, toegewezen
door de netwerkoperator van het lokale netwerk. Het
laadstation moet in hetzelfde IP-bereik liggen als de
energiemeter.
e. Het IP-adres voldoet aan de vereisten van het IPv4-
protocol. IPv6-adressen worden niet ondersteund
door het Alfen laadstation.
f. Toegang tot de instellingen van het lokale netwerk
ten behoeve van de configuratie van de energiemeter
en het laadstation (IPv4-adres, subnet mask,
standaard gateway).
Netwerkadapter van laptop ingesteld op automatisch IP
Open internetverbinding; FTP-server moet toegankelijk
zijn om updates en functionaliteitssleutels te
ontvangen)
Blokkerende firewalls uitgeschakeld op laptop
Modbus-berichten:
-De Modbus-master moet verbinding maken met IP
van de bekabelde ethernetverbinding van de Modbus-
slave op poort 502
-Alle communicatie moet in Big Endian-formaat zijn
Configuratietool: Alfen ACE Service Installer, versie
2.3.4 en hoger
Geldige account voor Alfen ACE Service Installer (aan te
vragen via https://support.alfen.com)
Houd een time-out van 60 seconden in stand voordat de
verbinding met een Modbus-master wordt gesloten als
er geen nieuw lees- of schrijfbericht wordt ontvangen.
Voor elektrische voertuigen die een minimale
laadstroom van 14A nodig hebben, is een minimale
laadstroom van 14A vereist.
Als een Modbus TCP/IP-energiemeter wordt
geconfigureerd die niet vooraf in de ACE Service
Installer is geconfigureerd, moet voor de aangepaste
registermapping bekend zijn welke registers in de
energiemeter worden gebruikt voor de actuele stromen
fase L1, L2 en L3
5.3.1.3 Vereisten voor ALB via Energy Management
System
Om een goede werking van de Active Load Balancing-
functionaliteit via een EMS te garanderen, moet aan de
volgende eisen worden voldaan:
Het Alfen laadstation wordt geüpdatet met firmware
versie 4.2.0 (of hoger).
Het Alfen laadstation is uitgerust met een geactiveerde
Active load balancing-functionaliteit
Communicatiekabel: CAT5e of CAT6 UTP/Ethernet RJ45-
kabel, kabeltracé max. 100m
Ondersteunt Modbus TCP/IP: het EMS heeft de rol van
Modbus-‘master’ in deze configuratie. Het laadstation
fungeert als een ’slave'.
Netwerk:
a. Het laadstation bevindt zich in hetzelfde lokale
netwerk als de energiemeter of het Energy
Management System
b. Netwerk met een minimum snelheid van 10Mbps
c. Geen Power over Ethernet
d. Het EMS kan het IP-adres van het laadstation vinden
via het mDNS-protocol of het laadstation is ingesteld
op een vast IP-adres.
e. Het IP-adres voldoet aan de vereisten van het IPv4-
protocol. IPv6-adressen worden niet ondersteund
door het Alfen laadstation.
f. Toegang tot de instellingen van het lokale netwerk
ten behoeve van de configuratie van de energiemeter
en het laadstation (IPv4-adres, subnet mask,
standaard gateway).
Netwerkadapter van laptop ingesteld op automatisch IP
Open internetverbinding; FTP-server moet toegankelijk
zijn om updates en functionaliteitssleutels te
ontvangen)
Blokkerende firewalls uitgeschakeld op laptop
Modbus-berichten:
-De Modbus-master moet verbinding maken met IP
van de bekabelde ethernetverbinding van de Modbus-
slave op poort 502
-Aanvragen met bepaalde slave-adressen worden
geaccepteerd, waarbij de aan het laadstation
gerelateerde Modbus-registers het slave-adres 200
vereisen en de aan het socket gerelateerde Modbus-
registers het slave-adres 1 of 2, afhankelijk van het
socket.
-Alle communicatie moet in Big Endian-formaat zijn
Configuratietool: Alfen ACE Service Installer, versie
3.4.2 en hoger
Geldige account voor Alfen ACE Service Installer (aan te
vragen via https://support.alfen.com)
Geldigheidstijd van 60 seconden (instelbaar) voordat het
station weer op veilige stroomsterkte wordt gezet. Het
EMS moet de stroom van het socket/de totale stroom
5. ACTIEVE LAADBALANS (ACTIVE LOAD BALANCING)
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
30
NEDERLANDS
van het SCN updaten binnen de geldigheidstijd, anders
wordt het laadstation of de laadstations teruggezet
naar de ingestelde Safe Current.
Het EMS moet integreren met het Alfen laadstation.
Gebruik het document Implementation of Modbus Slave
TCP/IP for Alfen NG9xx platform met toepasselijke
registers voor deze implementatie.
Voor elektrische voertuigen die een minimale
laadstroom van 14A nodig hebben, is een minimale
laadstroom van 14A vereist.
5.3.2 Ethernetaansluiting
Sluit de slimme energiemeter aan op het laadstation (of
Smart Charging Network) via de switch/router van het
lokale netwerk.
Afhankelijk van het laadstation:
De ethernetaansluiting bevindt zich op de controller van
het laadstation
De ethernetkabel kan worden aangesloten op de RJ45-
connector op de behuizing van het laadstation (Eve
Double-laadstations)
Figuur 5.15: Locaties van ethernetaansluiting
5.3.3 Configuratie van Active Load Balancing
De configuratie van de Active Load Balancing-
functionaliteit kan worden gedaan via de ACE Service
Installer of via een backoffice-systeem.
Voorafgaand aan de configuratie van de Active Load
Balancing-functionaliteit moet de installatie en
configuratie van het laadstation worden uitgevoerd zoals
beschreven in de gebruikershandleiding van het product.
De Active Load Balancing-functionaliteit moet worden
ontgrendeld voordat de instellingen kunnen worden
geconfigureerd.
Notice
Het ontgrendelen van de functionaliteit via de ACE
Service Installer of een backoffice wordt beschreven in het
onderwerp Ontgrendelen van slimme laadfunctionaliteiten.
5.3.3.1 Configuratie van ALB via de ACE Service
Installer
1. Open de ACE Service Installer
2. Selecteer het laadstation
3. Selecteer het tabblad Smart Charging
4. Selecteer het vakje naast Active load
balancing. De volgende parameters
worden weergegeven.
5. Data Source; vul het type data source in:
a. Meter: de aangesloten slimme energiemeter
communiceert de vermogenswaarden naar het
laadstation. Op basis van deze waarden zal het
laadstation het vermogen op de uitgang van het
socket verhogen of verlagen. Ga verder met stap
6.
b. Energy Management System: het Energy
Management System van de klant zal de
dynamische minimum- en maximumwaarden aan
het laadstation doorgeven. Op basis van deze
waarden zal het laadstation het vermogen op de
uitgang van het socket verhogen of verlagen. Ga
verder met stap 9.
6. Vul in of de aangesloten slimme energiemeter
de stromen van het laadstation omvat. Als de
laadstroom is inbegrepen, zal het laadstation de
laadstroom beperken als de andere lading (bijv.
huishoudapparatuur) meer vermogen vraagt.
NEDERLANDS
31
5. ACTIEVE LAADBALANS (ACTIVE LOAD BALANCING)
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
7. Selecteer het communicatieprotocol van de
energiemeter.
8. Vul de maximale stroomsterkte voor de slimme meter
in. Dit is de maximale stroom die de laadstations
mogen verdelen als er geen andere apparaten stroom
van de installatie afnemen. De werkelijke grenswaarde
is gebaseerd op de metingen van de meter.
9. Vul de Veilige stroomsterkte in. Dit is de huidige limiet
die door het laadstation wordt gebruikt wanneer de
verbinding tussen het laadstation en de energiemeter/
het Energy Management System wegvalt.
10. Indien toegestaan, vul dan de faserotatie in.
Opmerking: dit is de volgorde van de fasen van de
voedingskabel (naar het laadstation). Er zijn meerdere
opties afhankelijk van het type laadstation en
aansluiting.
11. Klik op Save
12. Klik op de aan/uit-knop om het
laadstation opnieuw op te starten
5.3.3.2 Configuratie van een Modbus TCP/IP-meter via
de ACE Service Installer
Raadpleeg de handleiding van de fabrikant van de
energiemeter voor het configureren van de energiemeter
om deze aan te sluiten op het laadstation.
1. Als Active Load Balancing is ingeschakeld en de
Modbus TCP/IP is geselecteerd (zie paragraaf
Configuratie van ALB via de ACE Service Installer)
wordt een extra pagina op het scherm getoond.
Dubbelklik om het scherm te openen.
2. Vul het IP-adres en Slave-adres (meteradres) in en
selecteer het merk van de meter. Als de meter geen
Socomec-meter is, selecteer dan Custom register
mapping in het uitklapmenu en klik op Opslaan.
3. Het configuratie-pop-upscherm verschijnt. Configureer
de benodigde slimme energiemeter door het invullen
van de registernummers, het type (unsigned of signed),
de grootte (32 of 64 bit) en de schaalfactor per fase.
Klik op Opslaan.
5. ACTIEVE LAADBALANS (ACTIVE LOAD BALANCING)
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
32
NEDERLANDS
4. Wanneer de slimme energiemeter goed is
geconfigureerd kan een test worden uitgevoerd door
op de knop Test Smart Meter te klikken. Indien correct
geconfigureerd zal er een scherm verschijnen dat de
actuele stroom per fase toont.
5.3.3.3 Configuratie van een EMS via de ACE Service
Installer
1. Als het Energy Management Systeem als data source
is geselecteerd (zie paragraaf Configuratie van ALB
via de ACE Service Installer) wordt er een extra pagina
op het scherm getoond. Dubbelklik om het scherm te
openen. Selecteer TCP/IP EMS in het menu.
2. Vul de modus in. Selecteer of het EMS elk afzonderlijk
socket beheert of een volledig Smart Charging
Network).
3. Vul de geldigheidsduur in (standaard 60s). Wanneer
het laadstation geen updates heeft ontvangen van
het EMS binnen de geconfigureerde geldigheidstijd, zal
het laadstation dit interpreteren als een ontkoppeling
en zal het terugvallen op de geconfigureerde veilige
stroomsterkte.
5.3.3.4 Configuratie van ALB via een backoffice-
systeem
De Active Load Balancing-functionaliteit kan worden
geconfigureerd via een backoffice. Naast het configureren
van de instellingen zoals beschreven in de onderstaande
stappen, moet de externe data source (slimme
energiemeter of EMS) worden geconfigureerd. Dit wordt in
afzonderlijke paragrafen beschreven.
1. Log in op de backoffice en selecteer het laadstation
2. Ga naar de configuratie-instellingen (vernieuw indien
nodig)
3. Configureer de volgende instellingen:
Parameter (sleu-
tel)
Mogelijke waarden
Active-LoadBal-
ancing
Aan
Uit (standaard)
SmartCharging-
Mode
Geen (tenzij het laadstation is
aangesloten op basis van OCPP1.5,
dan moet deze waarde OCPP1.5+
zijn)
Station-MaxCur-
rent
Varieert per locatie
Connector1-Max-
Current
Afhankelijk van het type laadsta-
tion
Connector2-Max-
Current
Afhankelijk van het type laadsta-
tion
SmartMeter-Max-
Current
Varieert per locatie
Dit is de huidige limiet van de in-
stallatie. Het laadstation zal ervoor
zorgen dat deze limiet niet wordt
overschreden om een situatie van
overbelasting te voorkomen.
SmartMeterIn-
cludesCharger
True
False
Safe-MaxCurrent Float
Phase-Connected L1, L2, L3, L1L2L3, L1L3L2,
L2L3L1, L2L1L3, L3L1L2, L3L2L1
4. Start het laadstation opnieuw op
NEDERLANDS
33
5. ACTIEVE LAADBALANS (ACTIVE LOAD BALANCING)
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
5.3.3.5 Configuratie van een DSMR P1-meter via een
backoffice
Notice
Voordat een DSMR P1-meter via een backoffice wordt
geconfigureerd, moet de Active Load Balancing-
functionaliteit correct worden geconfigureerd. Zie
paragraaf Configuratie van Active Load Balancing via a back
office voor meer informatie.
Bij gebruik van een (D)SMR P1-meter in de setup moeten
de volgende instellingen correct worden ingesteld:
Parameter (sleutel) Mogelijke waarden
RJ11-modus/DirectExter-
nalSuspendSignal
DSMR P1
Onderbreken bij het sluiten
van een extern circuit
Onderbreken bij het ope-
nen van een extern circuit
ALB-ProtocolSelection DSMR4.x/SMR5.0 (P1)
Modbus TCP/IP
1. Vul DSMR P1 in bij RJ11-Mode/
DirectExternalSuspendSignal
2. Vul DSMR4.x/SMR5.0 (P1) in bij ALB-ProtocolSelection
3. Start het laadstation opnieuw op
5.3.3.6 Configuratie van een Modbus TCP/IP-meter via
een backoffice
Notice
Voordat een Modbus TCP/IP-meter via een backoffice
wordt geconfigureerd, moet de Active Load Balancing-
functionaliteit correct worden geconfigureerd. Zie
paragraaf Configuratie van Active Load Balancing via a back
office voor meer informatie.
Om een slimme energiemeter die het Modbus TCP/IP-
protocol ondersteunt via een backoffice te configureren,
moeten de volgende instellingen worden geconfigureerd:
Parameter (sleutel) Mogelijke waarden
ALB-ProtocolSelection Modbus TCP/IP
DSMR4.x/SMR5.0 (P1)
MBTCPSmart-IsEnabled True
False (standaard)
Parameter (sleutel) Mogelijke waarden
MBTCPSmart-SlaveMe-
terModel
Geen
Socomec (standaard)
MBTCPSmart-Connec-
tionType
- TCP-master (standaard)
- RTU-master
- UDP-master
MBTCPSmart-IPAddress 192.168.000.005 (stan-
daard)
MBTCPSmart-SlaveUnitID Van 0 tot 65535
5 (standaard)
1. Schakel de functionaliteit van de slimme meter in door
de instelling MBTCPSmart-IsEnabled op True te zetten
2. Vul het juiste type slimme energiemeter in bij
MBTCPSmart-SlaveMeterModel. Let op: de Socomec-
meter is hier de enige optie. Als er een ander type
meter in de opstelling is geïntegreerd, moet de
energiemeter via de ACE Service Installer worden
geconfigureerd
3. Vul bij MBTCPSmart-ConnectionType het juiste
verbindingstype in
4. Vul het Modbus-adres van de slimme energiemeter in
bij MBTCPSmart-IPAddress
5. Vul de Unit-ID in bij MBTCPSmart-SlaveUnitID
6. Start het laadstation opnieuw op
5.3.3.7 Configuratie van een EMS via een backoffice
Notice
Voorafgaand aan de configuratie van een EMS via een
backoffice moet de Active Load Balancing-functionaliteit
correct worden geconfigureerd. Zie paragraaf Configuratie
van Active Load Balancing via a back office voor meer
informatie.
Wanneer een laadstation wordt bestuurd door een EMS,
moeten de volgende instellingen worden geconfigureerd:
Parameter (sleutel) Mogelijke waarden
MbsSlaveTCPIP Aan
Uit (standaard)
MbsSlaveTCPIPValidity-
Time
60s (standaard)
5. ACTIEVE LAADBALANS (ACTIVE LOAD BALANCING)
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
34
NEDERLANDS
Parameter (sleutel) Mogelijke waarden
MbsSlaveTCPIPMode Uit
socket
SCN
Notice
In het geval dat een Smart Charging Network (SCN) wordt
aangestuurd door een EMS, moet een van de laadstations
in het SCN worden geconfigureerd zoals beschreven in de
onderstaande procedure. Dit laadstation zal de beschikbare
laadstroom rapporteren aan de rest van het SCN.
1. Stel de configuratie-instelling MbsSlaveTCPIP in op
AAN
2. Vul in de instelling MbsSlaveTCPIPValidityTime
de vereiste geldigheidstijd in. Het EMS moet de
beschikbare laadstroom voor het laadstation/SCN
binnen de ingestelde geldigheidstermijn communiceren
3. Bepaal of het EMS het beschikbare vermogen voor elk
socket of voor het hele Smart Charging Network moet
beheren
4. Start het laadstation opnieuw op
5.3.4 Verificatie en testen van ALB
Het is raadzaam om de werking van de Active Load
Balancing-functionaliteit te controleren om er zeker van te
zijn dat de gegevens van de externe slimme energiemeter
of het Energy Management System de lader correct
bereiken.
Notice
Het is niet mogelijk om een teststekker en een ander
elektrisch apparaat (een ander dan een elektrisch
voertuig) te gebruiken om de werking van slimme
laadfunctionaliteiten te controleren. Andere apparaten,
behalve elektrische voertuigen, reageren niet volgens
het Mode 3-protocol en zullen daarom hun stromen niet
aanpassen.
5.3.4.1 Verificatie van ALB met een slimme
energiemeter
Om de werking van Active Load Balancing met een slimme
energiemeter te controleren, volgt u de onderstaande
stappen:
1. Voer de installatie en configuratie uit zoals
aangegeven in dit document. Zorg ervoor dat de
energiemeter de werkelijke stroom meet (d.w.z. ten
minste één apparaat). Zorg ervoor dat tijdens de test
de maximale stroom van de slimme meter lager wordt
ingesteld dan de som van de maximale stroom voor het
voertuig en de stroom voor andere apparaten die op
de slimme energiemeter zijn aangesloten, anders zal
er geen Active Load Balancing plaatsvinden. U mag de
maximale stroom van de slimme meter tijdelijk verlagen
voor het testen.
2. Ga naar het tabblad Live monitoring en controleer of
de weergegeven stromen van de slimme energiemeter
(zoals in de onderstaande afbeelding) correct zijn. Tip:
gebruik een klemmeter om dit te controleren.
Als de weergegeven waarden 0 zijn, maar de
klemmeter andere waarden registreert, controleer
dan uw installatie en/of controleer de paragraaf
Probleemoplossing voor meer informatie.
3. Sluit een voertuig aan en start een transactie.
4. Ga naar het tabblad Live monitoring , selecteer
Currents en observeer de getekende stromen zoals
hieronder weergegeven:
5. Na de probing phase van één minuut worden
de stromen van de slimme energiemeter en het
elektrische voertuig getoond. Als de opstelling het
laden van EV binnen de metingen van de slimme
energiemeter uitsluit, zal de som van de stroom van
de slimme meter en de sockets in totaal de maximale
stroom van de slimme meter bedragen.
6. Schakel enkele andere aangesloten apparaten in om
te controleren of de gemeten stroomwaarden van de
slimme energiemeter toenemen en het door de EV’s
opgenomen vermogen afneemt.
7. Zorg er na het testen voor dat de configuratie weer op
de juiste waarden wordt ingesteld.
NEDERLANDS
35
5. ACTIEVE LAADBALANS (ACTIVE LOAD BALANCING)
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Via deze metingen is het mogelijk om na te
gaan of de fasevolgorde overeenkomt met de
verwachtingen. Als de EV stroom onttrekt aan
L1 maar de slimme energiemeter een verhoging
registreert op een van de andere fasen, kan dit
een indicatie zijn voor een verkeerd geïnstalleerde
opstelling. Zie het hoofdstuk Probleemoplossing
voor meer informatie.
5.3.4.2 Verificatie van ALB met een EMS
Om de werking van Active Load Balancing met een Energy
Management System te controleren, volgt u onderstaande
stappen.
1. Stel de installatieconfiguratie in volgens de instructies
in dit document.
2. Ga naar het tabblad Live monitoring , selecteer
States en neem de status van de Modbus TCP/
IP-verbindingsstatus in acht zoals hieronder
weergegeven:
Als deze status Not in use (communication idle) is,
is er sprake van communicatieverlies. Controleer uw
installatie of raadpleeg paragraaf Probleemoplossing
voor meer informatie.
3. Sluit een voertuig aan en start een laadsessie
4. Gebruik de EMS om het maximaal beschikbare
vermogen te wijzigen. De manier om dit te doen
verschilt per EMS. Raadpleeg de handleiding van de
fabrikant van het EMS voor meer informatie.
5. Ga naar het tabblad Live monitoring , selecteer
Currents en bekijk de afgenomen stromen.
5. ACTIEVE LAADBALANS (ACTIVE LOAD BALANCING)
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
36
NEDERLANDS
Smart Charging Network6.1 Smart Charging Network
Het Smart Charging Network (SCN) is een oplossing
waarbij meerdere laadstations via LAN met elkaar
verbonden zijn om de stroomverdeling lokaal te regelen.
Voor ieder gebruikt socket wordt dan bepaald hoe snel
geladen mag worden, rekening houdend met de totale
belasting. Om dit te bereiken wisselen alle aangesloten
laadstations onderling gegevens uit over het actuele totale
laadvermogen van alle gebruikers.
Als een laadstation in een SCN de verbinding met de andere
laadstations verliest, zal het betreffende laadstation
terugvallen op de geconfigureerde veilige stroomsterkte.
Wanneer de SCN-functionaliteit correct wordt opgeleverd,
herkennen de laadstations elkaar binnen hetzelfde lokale
netwerk. De totale hoeveelheid vermogen op een bepaald
punt (dat is het punt in de installatie dat beschermd moet
worden tegen overbelasting) wordt verdeeld over de
aangesloten sockets op basis van de geconfigureerde
instellingen. De te configureren parameters voor gebruik
zijn:
Maximale stroomsterkte van de netaansluiting
Maximale stroomsterkte van het laadstation
Maximale stroomsterkte per socket (van toepassing op
laadstations met meerdere sockets)
Veilige stroomsterkte
Afwisselperiode
Naast deze instellingen moeten ook andere parameters
worden ingesteld, bijvoorbeeld wanneer Active Load
Balancing wordt gecombineerd met een SCN om de
vermogensverdeling voor het SCN dynamisch te beheren.
Notice
Het configureren van de functionaliteit voor Active Load
Balancing met een externe data source wordt beschreven
in de paragraaf Configuratie van Active Load Balancing.
Dit kan worden gecombineerd met de configuratie van een
SCN zoals beschreven in de paragraaf Een Smart Charging
Network configureren.
Het SCN bepaalt, op basis van verschillende parameters,
hoe het totale vermogen wordt verdeeld over de
aangesloten EV’s in het SCN. Wanneer laadstations met
twee sockets op het SCN worden toegepast, houdt
het SCN er rekening mee dat de totale laadstroom op
het laadstation nooit de maximale laadstroom van het
laadstation zal overschrijden.
6.1.1 SCN-scenario’s
Het Smart Charging Network kan worden uitgevoerd
in verschillende opstellingen, bijvoorbeeld een 1-fasig
netwerk, een 3-fasig netwerk, in combinatie met Active
Load Balancing, enz.
In de volgende paragrafen worden verschillende scenario’s
beschreven.
6.1.1.1 Scenario’s met 1-fasige SCN
In een situatie waarin Load Balancing tussen SCN en
een externe belasting (bijvoorbeeld een gebouw) wordt
toegepast, zal het SCN op dezelfde manier reageren op
de gegevens van het toegepaste meetinstrument als in
de scenario’s voor Active Load Balancing die in het ALB-
gedeelte worden beschreven.
Notice
Wanneer een elektrisch voertuig wordt aangesloten op een
Alfen laadstation, start het laadstation een zogenaamde
’probing phase'. In deze fase detecteert het laadstation of
het elektrische voertuig een minimale laadstroom van 6A
(volgens de IEC 61851-norm) of 14A nodig heeft. Meer
informatie over de probing phase wordt gespecificeerd in
het onderwerp Probing phase.
Het volgende scenario is geschreven als voorbeeld voor
een situatie met een SCN aangesloten op een 1-fasige
installatie. De beschikbare stroom wordt verdeeld over de
sockets in het SCN. Dit is een ruwe schematische weergave,
aangezien de stroomverdeling afhankelijk is van vele
factoren, bijv. maximale stroomwaarde per laadstation of
socket, veilige stroomsterkte, enz.
NEDERLANDS
37
6. SMART CHARGING NETWORK
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Scenario Omschrijving
EV aangesloten op
laadstation B
Laadstation begint
probing phase;
laadstroom 1x14A
Na één minuut probing
phase; EV met een
minimale laadstroom van
6A wordt gedetecteerd
Het maximale vermogen
(4,6kW/20A) wordt
toegewezen aan socket
B
Een EV wordt
aangesloten op socket C
van het SCN
probing phase start op
socket C
Het resterend vermogen
(6A) wordt toegewezen
aan socket B
Na één minuut probing
phase; EV met een
minimale laadstroom van
6A wordt gedetecteerd
Het beschikbare
vermogen is verdeeld
over socket B en C (elk
2,3kW/10A)
Scenario Omschrijving
Een EV wordt
aangesloten op socket A
Probing phase begint op
socket A
Het resterende
vermogen is niet
voldoende om te
verdelen over de
resterende twee sockets
(B en C). Beide sockets
worden afwisselend
gevoed
Na één minuut probing
phase; het elektrisch
voertuig wordt
gedetecteerd als EV,
waarvoor minimaal 14A
aan laadstroom nodig is.
Alle aangesloten
voertuigen worden
afwisselend gevoed.
Na het proben wordt een
EV met een laadstroom
van 6A gedetecteerd
Alle aangesloten EV’s
worden afwisselend
opgeladen
Elke keer dat de EV op
socket A wordt geladen,
bedraagt de laadstroom
14A, de resterende
laadstroom wordt
toegewezen aan een van
de andere EV’s op basis
van het afwissel-principe
6.1.1.2 Scenario’s met 3-fasige SCN
De volgende scenario’s zijn geschreven voor een
situatie met een SCN die is aangesloten op een 3-
6. SMART CHARGING NETWORK
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
38
NEDERLANDS
fasige netaansluiting. Het beschikbare vermogen wordt
verdeeld over de laadstations in het SCN, afhankelijk van
de toegepaste faseaansluiting (gewijzigde volgorde per
laadstation) en de aangesloten belasting (1-, 2- of 3-fasige
EV’s).
Dit is een ruwe schematische weergave, aangezien de
stroomverdeling afhankelijk is van vele factoren, bijv.
maximale stroomwaarde per laadstation of socket, veilige
stroomsterkte, enz.
Scenario Omschrijving
EV aangesloten op
laadstation B
Laadstation begint
probing phase;
laadstroom 3x14A
Na één minuut probing
phase; EV met een
minimale laadstroom van
6A wordt gedetecteerd
Het maximale vermogen
(4,6kW/20A) wordt
toegewezen aan socket
B
Een EV wordt
aangesloten op socket C
van het SCN
probing phase start op
socket C
Resterend vermogen
wordt toegewezen aan
de EV op socket B
Scenario Omschrijving
Na één minuut probing
phase; EV met een
minimale laadstroom van
6A wordt gedetecteerd
Het beschikbare
vermogen is verdeeld
over socket B en C (elk
2,3kW/10A)
Een EV wordt
aangesloten op socket A
Probing phase begint op
socket A
Afhankelijk van de
fasevolgorde en het
type voertuig (1-, 2- of
3-fasige EV) wordt de
lading verdeeld over de
overige twee sockets
(B en C). Dit wordt
uitgelegd in de paragraaf
Faseverdeling
Na één minuut probing
phase; EV met een
minimale laadstroom van
14A wordt gedetecteerd
Alle aangesloten
voertuigen worden
afwisselend opgeladen
NEDERLANDS
39
6. SMART CHARGING NETWORK
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Scenario Omschrijving
De EV met een minimale
laadstroom van 14A
terwijl de andere
voertuigen worden
opgeladen
Elke keer dat de EV op
socket A wordt geladen,
bedraagt de laadstroom
14A, de resterende
laadstroom wordt
toegewezen aan een van
de andere EV’s op basis
van het afwissel-principe
6.1.1.3 Actieve laadbalans en slim laadnetwerk (SCN)
In het volgende scenario wordt actieve laadbalans
gecombineerd met de SCN-functie.
De slimme energiemeter berekent de beschikbare
laadstroom voor het SCN (in dit geval 24A). De beschikbare
laadstroom in dit voorbeeld is niet voldoende om alle
oplaadcontacten die in gebruik zijn te bedienen (minimale
laadstroom 6A per oplaadcontact). Het SCN begint
afwisselend te laden. De bezette oplaadcontacten met
de laagste ID-nummers worden als eerste gepauzeerd. Dit
betekent dat oplaadcontact ID0 en ID1 worden gepauzeerd
(voor de duur van de afwisselperiode). De resterende
oplaadcontacten krijgen elk 6A (24A verdeeld over 4
oplaadcontacten). Wanneer de afwisselperiode is verlopen,
worden oplaadcontact ID2 en ID3 gepauzeerd en krijgen
oplaadcontact ID0 en ID1 een laadstroom van 6A.
Figuur 6.1: Actieve laadbalans in SCN
6.1.1.4 Laadstations met dubbele socket in SCN
Het SCN-algoritme behandelt elk socket op gelijke manier.
Dit betekent dat het SCN bepaalt hoeveel laadstroom wordt
toegewezen aan een socket.
De Standard Load Balancing in een laadstation met dubbele
socket wordt daarom overschreven door het SCN. Het
SCN houdt rekening met de geconfigureerde maximale
stroomsterkte van het station.
Afhankelijk van het aantal sockets in gebruik zal het SCN de
beschikbare laadstroom toewijzen aan de laadstations. Een
laadstation met dubbele socket ontvangt het dubbele van
de stroom van één socket.
In het onderstaande voorbeeld is de beschikbare
laadstroom 40A. De beschikbare stroom per gebruikt
socket is 40A:4=10A. Het SCN wijst 20A toe aan
het laadstation links (met twee sockets in gebruik), 10A
aan het laadstation in het midden (met één socket in
gebruik) en 10A aan het laadstation met één socket aan de
rechterkant.
6. SMART CHARGING NETWORK
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
40
NEDERLANDS
Figuur 6.2: SCN met laadstations met dubbele socket
6.1.2 Laadstations met dubbele voedingskabel in een
SCN
In het geval dat een SCN is geïmplementeerd bij
laadstations met dubbele voedingskabel (of een combinatie
van laadstations met enkele voedingskabel) is de
functionaliteit nog steeds hetzelfde.
Bij het toewijzen van laadstroom aan de in gebruik zijnde
sockets houdt het SCN rekening met de geconfigureerde
maximale stroomsterkte van het station en de
stroomsterkte van de aansluiting.
Figuur 6.3: SCN met laadstations met dubbele voedingskabel
6.1.3 Fasevolgorde in een SCN
Bij het installeren van een SCN is het aan te raden om per
socket of per voedingskabel verschillende fasevolgordes
toe te passen. Fasemapping wordt door het SCN-algoritme
gebruikt om het beschikbare vermogen in de installatie te
bepalen. Dit komt ten goede aan het maximaal beschikbare
vermogen per socket.
Op basis van de fasemapping berekent en wijst het SCN
de hoeveelheid stroom toe aan elk socket in het SCN. Het
toepassen van verschillende fasevolgordes voorkomt
ook een ongelijkmatige verdeling van de belasting bij het
laden van enkele EV’s op het SCN. De belasting wordt
gelijkmatiger verdeeld over de afzonderlijke fasen.
Notice
Wees u ervan bewust dat de aanbevelingen in de
onderstaande tabel voorbeelden zijn op basis van bekende
parameters en kunnen worden gebruikt als richtlijn voor de
locatie van de klant. Installateurs moeten in staat zijn om de
meest optimale aansluiting voor de verschillende locaties
te selecteren, op basis van de input die in de onderstaande
tabel wordt gegeven.
De aanbevolen fasevolgorde wordt in de onderstaande tabel beschreven:
NEDERLANDS
41
6. SMART CHARGING NETWORK
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Opstelling Type laadstation Interne faserotatie Aanbeveling
Laadstation met enkel
socket
n.v.t.
Laadstation met
dubbele socket (enkele
voedingskabel)
socket 1: L3L2L1
socket 2: L1L2L3
Smart Charging Network
1-fasige (net)aansluiting,
1-fasig laadstation
Laadstation met
dubbele socket (dubbele
voedingskabel)
socket 1: L3L2L1
socket 2: L1L2L3
Geen fasevolgorde van toepassing op
1-fasige aansluiting.
Laadstation met enkel
socket
n.v.t.
Laadstation met
dubbele socket (enkele
voedingskabel)
n.v.t.
Smart Charging Network
3-fasige (net)aansluiting,
1-fasig laadstation
Laadstation met
dubbele socket (dubbele
voedingskabel)
n.v.t.
socket 1 op L1, socket 2 op L2, socket
3 op L3, socket 4 op L1, enz.
Laadstation met enkel
socket
n.v.t.
Laadstation met
dubbele socket (enkele
voedingskabel)
socket 1: L3L2L1
socket 2: L1L2L3
Smart Charging Network
3-fasige (net)aansluiting,
3-fasig laadstation
Laadstation met
dubbele socket (dubbele
voedingskabel)
socket 1: L3L2L1
socket 2: L1L2L3
Laadstation 1: L1L2L3, laadstation 2:
L3L1L2, laadstation 3: L2L3L1 -> ga
verder in deze volgorde (laadstation 4
begint opnieuw met L1L2L3, enz).
6.1.3.1 Scenario’s over fasevolgorde in een SCN
Hieronder worden enkele voorbeelden getoond om uit
te leggen hoe de stroom wordt verdeeld over de sockets
wanneer de geadviseerde fasevolgorde wordt toegepast.
Geval 1:
In dit geval zijn alle aangesloten EV’s 1-fasige EV’s. Door
de fasevolgorde in het SCN wordt elke EV geladen met de
meest optimale laadstroom (in dit voorbeeld 20A).
Figuur 6.4: 1-fasige EV’s aangesloten op SCN, optimale laadstroom
Geval 2:
6. SMART CHARGING NETWORK
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
42
NEDERLANDS
In dit geval wordt een 2-fasige EV aangesloten op het
SCN samen met een 1-fasige EV. Door de fasevolgorde
in het SCN wordt elke EV geladen met de meest optimale
laadstroom (in dit voorbeeld 20A per fase).
Figuur 6.5: 2-fasige EV aangesloten op een SCN, optimale laadstroom
Geval 3:
In dit geval wordt een 2-fasige EV aangesloten op het
SCN in combinatie met een 1-fasige EV. Beide EV’s laden
echter op dezelfde fase (L1 in dit voorbeeld). Door de
overlappende fase wordt de laadstroom over de twee EV’s
verdeeld. Dit betekent dat de EV’s niet worden geladen met
de meest optimale laadstroom.
Als de laadstroom niet voldoende is om beide EV’s te
bedienen, worden de EV’s afwisselend geladen.
Figuur 6.6: 2-fasige EV aangesloten op een SCN, gereduceerde laadstroom
Geval 4:
In dit geval wordt een 3-fasige EV aangesloten op het
SCN in combinatie met een 1-fasige EV. Beide EV’s laden
echter op dezelfde fase (L1 in dit voorbeeld). Door de
overlappende fase wordt de laadstroom over de twee EV’s
verdeeld. Dit betekent dat de EV’s niet worden geladen met
de meest optimale laadstroom.
Als de laadstroom niet voldoende is om beide EV’s te
bedienen, worden de EV’s afwisselend geladen.
Figuur 6.7: 3-fasige EV aangesloten op een SCN, gereduceerde laadstroom
6.2 Gebruikersinterface
Wanneer Standard Load Balancing actief is, wordt dit
getoond via de LED of het display op het laadstation.
Weergavestatus: het display toont het aangepaste
vermogen.
Notice
Houd er rekening mee dat wanneer de laadstroom wordt
verlaagd, de laadcapaciteit (A) niet zal voldoen aan de
maximale laadcapaciteit van het socket (B).
NEDERLANDS
43
6. SMART CHARGING NETWORK
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Figuur 6.8: Display van het laadstation
LEDstatus; er zijn twee mogelijke situaties:
De status-LED knippert donkerblauw: het laadstation
vraagt de eerste EV om de laadsnelheid te verlagen,
zodat het vermogen over de twee aangesloten EV’s kan
worden verdeeld;
De status-LED knippert lichtblauw: het laadproces van
de tweede EV wordt gestart zodra de andere EV de
laadsnelheid heeft aangepast. Wanneer slechts één
van de EV’s tegelijkertijd kan worden opgeladen, zal de
LED afwisselend lichtblauw knipperen. Het beschikbare
vermogen wordt over beide EV’s verdeeld door om
de 15 minuten afwisselend op te laden. Wanneer
deze indicatie wordt weergegeven, wordt het laden
momenteel gepauzeerd en wordt het binnen 15 minuten
hervat (configureerbare instelling).
6.3 Installatie
6.3.1 Vereisten voor SCN
Om een goede werking van het Smart Charging Network
te garanderen, wordt geadviseerd om aan de volgende
vereisten te voldoen:
De Alfen laadstations werken op dezelfde
firmwareversie, minimaal versie 3.4.0. Bij voorkeur de
nieuwste versie; informatie kan worden verkregen via
https://alfen.com/en/downloads.
De Alfen laadstations hebben de Smart Charging
Network-functionaliteit ontgrendeld
Configuratietool: Alfen ACE Service Installer, versie
2.3.0.96 en hoger. Bij voorkeur de nieuwste versie;
beschikbaar via https://alfen.com/en/downloads.
Configuratieapparaat (laptop) voorzien van een
Windows-besturingssysteem
Geldige account voor Alfen ACE Service Installer (aan te
vragen via https://support.alfen.com)
Om elektrische voertuigen te kunnen bedienen die een
minimale laadstroom van 14A nodig hebben, moet ten
minste 14A beschikbaar zijn.
Minimaal 2 laadstations in een SCN
Toegepaste fasevolgorde zoals aanbevolen in paragraaf
Faseverdeling in een SCN
Alle laadstations zitten op hetzelfde netwerk (subnet,
IP-bereik): dit is standaard 169.254.x.x
Alle laadstations zijn geconfigureerd met één exact
identieke naam voor het Smart Charging Network
De SCN-naam mag geen speciale tekens bevatten.
Gebruik alleen A-Z en 0-9, met een maximum van 7
tekens.
CAT5 of CAT6 UTP/Ethernetkabel, kabeltracé max.
100m per individuele ethernetkabel. Het bereik kan met
een switch worden uitgebreid met nog eens 100m.
Netwerk met een minimum snelheid van 10Mbps
Geen Power over Ethernet
UDP-poort: 36549, inbound-outbound
Gebruik een DHCP-server (router); zonder een DHCP-
server verkrijgen de laadstations een IP-adres middels
Auto-IP
Netwerkadapter van laptop ingesteld op automatisch IP
Open Internetverbinding; Alfen updateserver moet
toegankelijk zijn om updates en functionaliteitssleutels
te ontvangen)
Blokkerende firewalls uitgeschakeld op laptop
Alle laadstations worden gevoed vanuit hetzelfde
voedingspunt; elk laadstation is voorzien van een
individuele zekering
Er moet een LAN (bij voorkeur DHCP) beschikbaar zijn
met ten minste het aantal beschikbare poorten om
verbinding te maken met alle laadstations in het SCN.
-Gebruik de sternetwerktopologie; doorlussen van de
voedingskabels en datakabels van laadstation naar
laadstation is niet mogelijk.
-Tip: Zorg er altijd voor dat er één poort beschikbaar
is op de switch om een laptop aan te sluiten op de
ACE Service Installer. Anders moet u ervoor zorgen
dat de laptop zich in hetzelfde subnet bevindt als de
laadstations.
Maximaal 128 sockets in één SCN
Figuur 6.9: Laadstations in SCN aangesloten op een switch/router
6.3.2 Een Smart Charging Network installeren
Neem bij de installatie van een SCN de volgende
aanbevelingen in acht:
1. Aansluiting op het elektriciteitsnet; voor de
installatieprocedure van een laadstation raadpleegt u
de gebruikershandleiding of de Quick Installation Guide
van het product. Elk laadstation moet worden uitgerust
6. SMART CHARGING NETWORK
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
44
NEDERLANDS
met een eigen zekering en een aardlekbeveiliging
(RCD) (voor het geval de RCD niet in het laadstation is
geïntegreerd). De elektrische componenten kunnen in
de (aparte) verdeelkast worden geplaatst. Raadpleeg de
lokale normen en voorschriften, deze kunnen per land
verschillen.
2. Fasevolgorde; door een andere fasevolgorde toe
te passen op de laadstations in het SCN kan het
beschikbare vermogen optimaal worden benut. Zie
paragraaf Faseverdeling voor meer informatie.
3. Dataverbinding; elk laadstation in het SCN moet deel
uitmaken van hetzelfde lokale netwerk. Daarom moeten
de laadstations worden aangesloten op een switch/
router in een sternetwerktopologie. Wanneer de
aansluiting met één laadstation wegvalt, werken de
andere stations nog steeds. Doorlussen van laadstation
naar laadstation wordt niet ondersteund.
4. Slimme energiemeter/EMS-aansluiting; er kan maximaal
één slimme energiemeter/EMS op het SCN worden
aangesloten. De slimme energiemeter/EMS moet
worden aangesloten op één of meerdere laadstations
in het SCN. De slimme energiemeter moet worden
geplaatst op het bepaalde punt in de installatie.
5. Test het LAN door de laadstations te pingen via de
CMD-console op de computer. Slechte bedrading
kan worden geïdentificeerd door hoge latentie/
latentieschommelingen (tijd = Xms moet consistent
zijn). Tip: beweeg de netwerkkabel (vooral dicht bij de
RJ45-connectoren) tijdens een lopende pingsessie (ping
xxx.xxx.x.x.-t en druk op Ctrl + c om te stoppen).
6. Let op de toegepaste fasemapping van de installatie
6.3.3 Configuratie van een Smart Charging Network
Notice
Het ontgrendelen van de functionaliteit via de ACE
Service Installer of een backoffice wordt beschreven in het
onderwerp Ontgrendelen van slimme laadfunctionaliteiten.
NEDERLANDS
45
6. SMART CHARGING NETWORK
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
6.3.3.1 Maak een nieuwe SCN aan via de ACE Service
Installer
In deze paragraaf wordt beschreven hoe u een nieuwe
SCN kunt maken en hoe u laadstations aan een SCN kunt
toevoegen.
Notice
Bij het configureren van een nieuwe SCN moeten de
betreffende laadstations al zichtbaar zijn in de ACE
Service Installer (controleer het LAN door de laadstations
te pingen). Dit betekent dat de laadstations moeten
worden geïnstalleerd en toegevoegd aan hetzelfde
lokale netwerk. Controleer voor installatiedetails de
originele gebruikershandleiding van het product. De
netwerkvereisten worden gespecificeerd in het hoofdstuk
Vereisten van het Smart Charging Network in dit document.
Om een nieuwe SCN te configureren, doet u het volgende:
1. Controleer of de SCN-functionaliteit is ontgrendeld
(zo niet, raadpleeg dan de paragraaf (Functionaliteiten
ontgrendelen via de ACE Service Installer)
2. Open de ACE Service Installer
3. Selecteer een laadstation dat moet worden
toegevoegd aan de nieuwe SCN
4. Klik op Device en Add to new SCN
5. Het volgende scherm verschijnt. Vul een naam in
voor het SCN en klik op OK. De SCN-naam mag geen
speciale tekens bevatten. Gebruik alleen A-Z en 0-9,
met een maximum van 7 tekens.
6. Vernieuw het overzicht van de laadstations door te
klikken op de knop Refresh linksonder in het scherm
van ACE Service Installer. In sommige gevallen kan het
nodig zijn om de ACE Service Installer opnieuw op te
starten om de nieuwe SCN zichtbaar te maken in het
menu.
7. Selecteer de nieuwe SCN en klik op de knop SCN
Overview. Dit zal alle laadstations in het SCN tonen.
8. Gebruik de knop Add a new charging station om
laadstations toe te voegen aan het SCN. Selecteer
een laadstation in het pop-upscherm en klik op Ok. Het
laadstation wordt automatisch opnieuw opgestart.
6. SMART CHARGING NETWORK
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
46
NEDERLANDS
9. Als na het toevoegen van alle laadstations aan het
SCN, een laadstation nog steeds niet zichtbaar is in
het overzicht van het SCN, herstart dan de ACE Service
Installer.
6.3.3.2 Configureer SCN-instellingen via ACE Service
Installer
1. Open de ACE Service Installer
2. Selecteer een SCN en selecteer de knop SCN Settings
screen. Het instellingenscherm verschijnt:
3. Selecteer een laadstation en klik op de knop voor de
fasemapping. Vul het aantal voedingskabels van de
netaansluiting naar het laadstation in en selecteer
de juiste fasevolgorde in de keuzelijst. Zie paragraaf
Faseverdeling in an SCN. Herhaal dit voor elke
voedingskabel in het SCN. Houd er rekening mee dat de
socket-ID wordt toegewezen (in de stap Initialize) op
basis van de volgorde waarin de laadstations worden
toegevoegd aan het SCN.
4. Vul de vereiste instellingen van het SCN in.
Parameter Omschrijving
Totale max.
stroom (A)
Totale capaciteit waar de laadstations
als groep gebruik van mogen maken.
Afwisselperio
de(s)
Afwisselperiode (pauze) die gebruikt
wordt in geval van onvoldoende ca-
paciteit. Wanneer de som van alle min-
imale laadstromen hoger is dan de
beschikbare stroom voor het SCN, zal
het SCN de sockets afwisselen tussen
laden en pauzeren.
Standaard 900s. Elektrische voertu-
igen staan afwisselende periodes toe
met een minimum van 60s.
Veilige
stroomsterk-
te van het
socket
Beschikbare stroom voor elk socket
wanneer de verbinding van een laad-
station met het SCN wegvalt. Deze
waarde moet altijd identiek zijn voor
alle sockets in het SCN.
Totale veilige
stroomsterk-
te (A)
Beschikbaar vermogen gereserveerd
voor het gehele SCN wanneer het
SCN de verbinding met de slimme en-
ergiemeter (SCN + ALB) verliest. Als
ALB niet wordt gebruikt, configureer
dan Total safe current = Total Max. cur-
rent.
5. Klik op de knop Initialize. Hierdoor worden de
geconfigureerde waarden (stap 4) naar alle
laadstations in het SCN doorgegeven. Het socket-ID
wordt toegewezen op basis van de volgorde waarin
de laadstations aan het SCN worden toegevoegd. Dit
wordt ook uitgevoerd als u op de knop Initialize klikt.
NEDERLANDS
47
6. SMART CHARGING NETWORK
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
6.3.3.3 Laadstation voor SCN configureren via ACE
Service Installer
Notice
Het SCN berekent de Socket count op basis van de
configuratie-instellingen van de toegevoegde laadstations.
Het is zeer belangrijk om alle opgegeven instellingen
correct in te stellen.
Notice
Initialiseer het SCN altijd na het wijzigen van SCN-
gerelateerde configuratie-instellingen!
1. Open de ACE Service Installer
2. Selecteer het te configureren laadstation en klik op de
knop Power settings
3. Selecteer de optie Installatie en vul de Station
maximum current (A) in. Dit is de maximale stroom die
het volledige laadstation mag leveren, dit wordt ook
gebruikt voor Standard Load Balancing bij laadstations
met dubbele sockets.
Opmerking: in dit voorbeeld wordt een laadstation met
dubbele socket gebruikt. Wanneer u een laadstation
met enkel socket configureert, zullen sommige van de
configuratie-items niet worden weergegeven omdat ze
niet van toepassing zijn.
4. Selecteer de optie Connector en vul de maximale
stroomsterkte (A) in. Dit is de maximaal toegestane
stroomsterkte die het socket kan leveren op basis
van het type laadstation en de maximaal beschikbare
stroom. Herhaal deze stap voor de tweede connector,
indien van toepassing.
5. Selecteer het tabblad Load balancing en selecteer SCN.
Vul de waarde voor de Safe Current (A) in. Dit is het
beschikbare vermogen dat is gereserveerd voor een
socket wanneer het laadstation de verbinding met het
SCN verliest. Alfen adviseert om een waarde >6A in
te stellen. Opmerking: de veilige stroomsterkte hoeft
niet per individueel laadstation te worden ingesteld
wanneer deze op een LAN is aangesloten tijdens de
configuratie. Vervolgens wordt deSocket Safe Current
(SCN-instelling) toegepast op alle sockets in het SCN
wanneer deze is geïnitialiseerd.
Notice
Als een laadstation wordt toegevoegd aan een SCN die
al in gebruik is (gedurende een langere tijd) zal het SCN
automatisch de instelling van de Socket count aanpassen,
maar alleen als het laadstation wordt toegevoegd aan het
SCN via de knop Add to SCN .
6.3.3.4 Configureer SCN en het laadstation via een
backoffice
Notice
De configuratie van een SCN via een backoffice is zeer
foutgevoelig, maar theoretisch mogelijk. Alfen raadt aan om
het SCN en laadstations te configureren via de ACE Service
Installer.
Notice
Houd er rekening mee dat wanneer een laadstation in
een later stadium aan een bestaand SCN moet worden
toegevoegd, de SCN-SocketCount-instelling op alle
laadstations moet worden bijgewerkt. Herstart elk
laadstation na de update.
6. SMART CHARGING NETWORK
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
48
NEDERLANDS
Om een SCN en bijbehorende laadstations via een
backoffice te configureren, doet u het volgende:
1. Log in op de backoffice en selecteer het gewenste
laadstation
2. Ga naar de configuratie-instellingen. Controleer
of de SCN-functionaliteit is ontgrendeld via
de instelling UnlockedFeatures. Zie paragraaf
Functionaliteiten ontgrendelen via een backoffice voor
de ontgrendelingsprocedure.
3. Ga naar SCN-IsEnabled en configureer de waarde True.
4. Ga naar SCN-NetworkName en configureer de
gewenste naam voor het SCN. De netwerknaam kan
tekens A-Z en 0-9 bevatten met een maximum van 7
tekens. De naam van het netwerk moet identiek zijn
voor alle laadstations in één SCN.
5. Ga naar SCN-SocketID en configureer de juiste ID-
waarde. Dit is het nummer van het socket in de
setup op de site. Begin altijd met de waarde '0', dan
'1', enzovoort. De waarde van het socket-ID wordt
gebruikt wanneer de SCN-TotalSafeCurrent wordt
geactiveerd. Het bezette laadstation met het laagste
ID-nummer krijgt voorrang. Elk socket in een SCN moet
een unieke ID-waarde hebben. Bereik 0-128.
6. Ga naar SCN-TotalStaticCurrent. Dit is het beschikbare
statische vermogen voor de hele SCN. Configureer de
juiste waarde.
7. Ga naar SCN-SocketSafeCurrent. Dit is het beschikbare
vermogen dat is gereserveerd voor een socket
wanneer het laadstation de verbinding met het SCN
verliest. Configureer de juiste waarde (standaard 6A).
8. Ga naar SCN-AlternatingPeriod. Indien het beschikbare
vermogen in een SCN onvoldoende is om alle sockets
in gebruik te bedienen, worden de laadbare EV’s
afwisselend geladen. Een deel van de laadsessies zal
worden gepauzeerd voor de duur van de ingestelde
afwisselperiode, terwijl andere laadsessies zullen
worden hervat. Configureer de gewenste waarde
(standaard 900s). Mogelijk bereik 60-36000s).
9. Configureer de volgende instellingen:
Instelling Omschrijving Waarde
Station-Max-
Current
De maximale stroom
die het hele laadsta-
tion mag leveren,
wordt ook gebruikt
voor Standard Load
Balancing bij laadsta-
tions met dubbele
sockets
Afhankelijk van
het type laadsta-
tion
Connec-
tor1-MaxCur-
rent
Maximaal toegestane
stroom op dit socket
Afhankelijk van
het type laadsta-
tion
Instelling Omschrijving Waarde
Connec-
tor2-MaxCur-
rent
Maximaal toegestane
stroom op dit socket.
Alleen van toepassing
op laadstations met
dubbele sockets.
Afhankelijk van
het type laadsta-
tion
SCN-
PhaseMap-
ping-1
Fasevolgorde van
socket 1 (voedingska-
bel).
Voor laadstations
met dubbele sock-
ets en enkele voed-
ingskabel is 'SCN-
PhaseMapping-1' (linke
r socket) iden-
tiek aan 'SCN-
PhaseMapping-2' (rech
ter socket).
1=L1
2=L2
3=L3
4=L1L2L3
5=L1L3L2
6=L2L1L3
7=L2L3L1
8=L3L1L2
9=L3L2L1
SCN-
PhaseMap-
ping-2
Fasevolgorde van
socket 2 (voedingska-
bel)
0= geen sock-
et (voor laadsta-
tions met één
socket)
1=L1
2=L2
3=L3
4=L1L2L3
5=L1L3L2
6=L2L1L3
7=L2L3L1
8=L3L1L2
9=L3L2L1
10. Ga naar SCN-SocketCount. Het totale aantal sockets in
het SCN. Configureer de juiste waarde.
Notice
Als een laadstation wordt toegevoegd aan een SCN dat al
in gebruik is (voor langere tijd in gebruik), moet de instelling
van de Socket count in het SCN worden aangepast aan de
nieuwe hoeveelheid sockets in het SCN. Via een backoffice
is het verplicht om de instelling van het Socket count op elk
laadstation afzonderlijk te wijzigen. Het wordt aanbevolen
om het nieuwe laadstation toe te voegen aan het SCN via
de ACE Service Installer. Dan wordt de instelling van de
Socket count automatisch bijgewerkt (maar alleen als het
laadstation wordt toegevoegd aan het SCN via de knop Add
to SCN).
NEDERLANDS
49
6. SMART CHARGING NETWORK
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
6.3.4 Verificatie
Wanneer een SCN correct is geïnstalleerd en
geconfigureerd kan de werking van het systeem worden
gevalideerd door de responsberichten te controleren via
ACE Service Installer of via de backoffice.
Notice
Het is niet mogelijk om een teststekker en een ander
elektrisch apparaat (een ander dan een elektrisch
voertuig) te gebruiken om de werking van slimme
laadfunctionaliteiten te controleren. Andere apparaten,
behalve elektrische voertuigen, reageren niet volgens
het Mode 3-protocol en zullen daarom hun stromen niet
aanpassen.
6.3.4.1 SCN controleren via de ACE Service Installer
selecteer het nieuwe SCN en klik op de knop Overview. Het
overzicht toont alle laadstations in het SCN, de sockets die
momenteel in gebruik zijn (status) en de belasting per fase
(stroom).
6.3.4.2 SCN controleren via een backoffice
Het controleren van de Smart Charging Network-
functionaliteit is alleen mogelijk via een backoffice als de
instelling van het backoffice-systeem is geconfigureerd om
de vereiste waarden te interpreteren en weer te geven.
6. SMART CHARGING NETWORK
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
50
NEDERLANDS
OCPP 1.6 slimme laadprofielen7.1 Smart Charging Profiles
Met Smart Charging Profiles krijgt een centraal systeem de
mogelijkheid om het laadvermogen of de laadstroom van
een specifieke EV te beïnvloeden, of het totaal toegestane
energieverbruik op een volledig laadstation/groep van
laadstations, bijvoorbeeld op basis van een netaansluiting,
de beschikbaarheid van energie op het net of de bekabeling
van een gebouw.
Het beïnvloeden van het laadvermogen of de laadstroom
is gebaseerd op limieten op transmissievermogen op
specifieke momenten in de tijd. Deze limieten worden
gecombineerd in een laadprofiel.
Alfen laadstations zijn gecertificeerd door de Open
Charge Alliance om het OCPP (Open Charge Point
Protocol) 1.6 volledig na te leven en ondersteunen
alle Smart Charging Profiles die in dit protocol worden
gespecificeerd. OCPP 1.6 kan worden gedownload van
https://www.openchargealliance.org/downloads/. Raadpleeg
hoofdstuk 7.8 van het protocol voor meer informatie over
de laadprofielen.
7.2 Parameters van OCPP Smart Charging
Let op de volgende parameters voor de Alfen laadstations:
Parameter Waarde
ChargeProfileMaxStackLevel 15
ChargingScheduleAllowedCharg-
ingRateUnit
Stroom
ChargingScheduleMaxPeriods 100
MaxChargingProfilesInstalled 45
OCPPStackVersion 4.7.0
NEDERLANDS
51
7. OCPP 1.6 SLIMME LAADPROFIELEN
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Suspend Charging Mode8.1 Suspend Charging Mode
In sommige landen is in de lokale energiewetgeving de
mogelijkheid opgenomen voor consumenten om tegen
gereduceerde vaste tarieven elektriciteit te gebruiken,
indien deze aan bepaalde voorwaarden voldoet.
De optie is alleen relevant voor klanten die een regelbaar
apparaat met een onafhankelijke meetmodule (bijvoorbeeld
een EV-laadstation) hebben aangesloten op hun energie-
aansluiting binnenshuis.
Om aan de eisen van deze wetten te voldoen, heeft Alfen
de functionaliteit Suspend Charging Mode ontwikkeld.
De functionaliteit Suspend Charging Mode is ook van
toepassing op een situatie waarin een extern relais is
geïnstalleerd dat kan worden gebruikt om een laadsessie
tijdelijk te stoppen. Het laadstation detecteert het signaal
dat afkomstig is van de relais en activeert vervolgens
"Suspend Charging Mode".
Notice
De functionaliteit Suspend Charging Mode
wordt beschreven in een addendum bij de ACE-
gebruikershandleidingen; de Suspend Charging Mode
installation guide. Dit document kan worden gedownload
van https://alfen.com/en/downloads.
8.2 Scenario’s m.b.t. Suspend Charging Mode
De Suspend Charging Mode kan in twee verschillende
scenario’s worden geactiveerd:
Door een extern relais in de verdeelkast (geactiveerd in
geval van een calamiteit)
Door de netbeheerder, via een potentiaalvrij contact in
de energiemeter (geactiveerd in geval van overbelasting
van het net)
Figuur 8.1: Scenario Suspend Charging Mode met externe relais
Figuur 8.2: Scenario Suspend Charging Mode met potentiaalvrij contact
(energiemeter)
8. SUSPEND CHARGING MODE
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
52
NEDERLANDS
Compatibiliteit van slimme laadfuncties9.1 Compatibiliteitskenmerken
Dit hoofdstuk beschrijft de samenwerking, inclusie, exclusie
en afhankelijkheid van de slimme laadfunctionaliteiten van
Alfen.
9.2 Combinatie
De slimme laadfunctionaliteiten van Alfen kunnen worden
gecombineerd zoals aangegeven in de tabel.
Stan-
dard
Load
Balanc-
ing
Active
Load
Bal-
ancing
(D)SMR
Active
Load
Balanc-
ing TCP/
IP
Smart
Charg-
ing Net-
work
Sus-
pend
Charg-
ing
Mode
x x
x x
x x x
x x x
xxx
x x x x
Warning
Houd er rekening mee dat de functionaliteit Suspend
Charging Mode niet compatibel is met een opstelling met
een (D)SMR-meter.
Notice
De OCPP slimme laadfunctionaliteit is compatibel met elke
combinatie van slimme laadfunctionaliteiten van Alfen.
Voor alle soorten slim laden geldt: wanneer verschillende
slimme laadfunctionaliteiten worden gecombineerd, is
het systeem dat de laagste limiet aanstuurt leidend.
Voorbeeld: als een OCPP 1.6 Smart Charging Profile
wordt verzonden van een backoffice naar een socket in
gebruik in een SCN, wordt de laadstroomaanvraag van het
laadprofiel vergeleken met de laadstroomwaarde die het
SCN toekent aan het socket dat in gebruik is. De laagste
laadstroomwaarde is leidend en het andere verzoek zal
genegeerd worden.
Figuur 9.1: Combinatie van ALB, SCN, Suspend Charging Mode en OCPP Smart Charging Profile
Voor dit scenario geldt het volgende:
Wanneer Suspend Charging Mode is geactiveerd, worden
alle lopende laadsessies gepauzeerd.
De beschikbare stroom die door de slimme energiemeter
wordt gemeten, wordt gecommuniceerd naar het
SCN. Het SCN verdeelt de beschikbare stroom over de
NEDERLANDS
53
9. COMPATIBILITEIT VAN SLIMME LAADFUNCTIES
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
gebruikte sockets. Als de uitkomst van het SCN (stroom
van socket) lager is dan de limiet van het OCPP Smart
Charging Profile, zal de limiet die door het SCN wordt
berekend de nieuwe limiet zijn.
Als de stroomwaarde van het OCPP Smart Charging
Profile lager is dan de uitkomst van het SCN (stroom
van socket), zal de limiet van het OCPP Smart Charging
Profile de nieuwe limiet zijn.
Als in een opstelling met ALB de beschikbare stroom
onvoldoende is om alle ladende EV’s te bedienen, zal het
SCN afwisselend beginnen te werken.
9.2.1 Aanvullende vereisten voor SCN in combinatie
met P1-poort van de slimme meter
Communicatiekabel met RJ11 (via de middelste 4
contacten) of RJ12-stekkers, beide straight aangesloten
tussen het aangesloten laadstation en de slimme
energiemeter
Maximale lengte van de communicatiekabel: 20 meter
Slimme meter:
a. Ondersteunende (D)SMR 4.0/eSMR 4.0 (en hoger) via
P1-poort
b. Geïnstalleerd op het bepaalde punt in de installatie
c. Maximaal één slimme meter aangesloten op een
laadstation
9.2.2 Aanvullende vereisten voor SCN in combinatie
met slimme meter TCP/IP
Minstens één van de laadstations in het SCN is
aangesloten op de slimme energiemeter. Het IP-adres
van de slimme energiemeter is geconfigureerd in het
aangesloten laadstation.
Het IP-adres van de TCP/IP-meter moet in hetzelfde
bereik liggen als de laadstations
Communicatiekabel: CAT5e of CAT6 UTP/Ethernet RJ45-
kabel tussen een laadstation in het SCN en de TCP/IP-
meter, kabeltracé max. 100m
Slimme meter:
a. Ondersteunt Modbus TCP/IP: tenminste één
laadstation heeft de rol van Modbus-master in deze
configuratie. De slimme energiemeter is de slave.
Opmerking: het is mogelijk om meerdere laadstations
in het SCN te configureren om te communiceren met
de TCP/IP-meter. Indien één van de aangesloten
laadstations de verbinding met de meter verliest,
zijn de andere laadstations nog steeds verbonden
(afhankelijk van de oorzaak van het verlies van de
verbinding).
a.
b. Maximaal één slimme energiemeter aangesloten op
een SCN
Netwerk:
a. Het laadstation bevindt zich in hetzelfde lokale
netwerk als de slimme energiemeter. Het netwerk
moet toegankelijk zijn voor het doel van de
configuratie.
b. Netwerk met een minimum snelheid van 10Mbps
c. Gebruik geen Power over Ethernet
d. Het vaste IP-adres voor de TCP/IP-meter wordt
toegewezen door de netwerkbeheerder van het
lokale netwerk en moet in hetzelfde IP-bereik liggen
als de laadstations
e. Het IP-adres voldoet aan de vereisten van het IPv4-
protocol. IPv6-adressen worden niet ondersteund
door het Alfen laadstation.
Modbus:
-De Modbus-master moet verbinding maken met IP
van de bekabelde ethernetverbinding van de Modbus-
slave op poort 502
-De TCP/IP-meter moet het Big Endian-formaat
ondersteunen
De TCP/IP-meter moet binnen 60 seconden kunnen
reageren om ongeldig verlies van de verbinding te
voorkomen
9.2.3 Aanvullende vereisten voor SCN in combinatie
met EMS
Het Alfen-laadstation wordt geüpdatet met firmware
versie 4.2.0 (of hoger).
Communicatiekabel: CAT5e UTP/Ethernet RJ45-kabel
(minimaal) tussen SCN en EMS, CAT6 bij tracé >100m
Ondersteunt Modbus TCP/IP: het EMS heeft de rol van
Modbus-‘master’ in deze configuratie. Het laadstation
fungeert als een ’slave'.
Netwerk:
a. Het laadstation bevindt zich in hetzelfde lokale
netwerk als het energiebeheersysteem en/of de
slimme energiemeter. Het netwerk moet toegankelijk
zijn voor het doel van de configuratie.
b. Netwerk met een minimum snelheid van 10Mbps
c. Geen ethernet via het stopcontact
d. Het IP-adres voldoet aan de vereisten van het IPv4-
protocol. IPv6-adressen worden niet ondersteund
door het Alfen-laadstation.
Modbus-berichten:
-De Modbus-master moet verbinding maken met IP
van de bekabelde ethernetverbinding van de Modbus-
slave op poort 502
-Aanvragen met bepaalde slave-adressen worden
geaccepteerd, waarbij de aan het laadstation
9. COMPATIBILITEIT VAN SLIMME LAADFUNCTIES
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
54
NEDERLANDS
gerelateerde Modbus-registers het slave-adres 200
vereisen en de aan het oplaadcontact gerelateerde
Modbus-registers het slave-adres 1 of 2, afhankelijk
van het oplaadcontact.
-De TCP/IP-meter en EMS moeten het Big Endian-
formaat ondersteunen
Configuratietool: Alfen ACE Service Installer, minimaal
versie 3.4.2. Bij voorkeur de laatst uitgebrachte versie;
verkrijgbaar via https://alfen.com/en/downloads.
Het EMS moet de stroom van het oplaadcontact/de
totale stroom van het SCN-instelpunt updaten binnen de
geldigheidstijd, anders wordt het laadstation of worden
de laadstations teruggezet naar de ingestelde veilige
stroomsterkte.
Het EMS moet integreren met het Alfen-laadstation.
Gebruik het document Implementation of Modbus Slave
TCP/IP for Alfen NG9xx platform met toepasselijke
registers voor deze implementatie.
9.2.4 Aanvullende vereisten voor slim laadnetwerk
(SCN) in combinatie met een backoffice
De functionaliteiten van het slim laadnetwerk zijn
beschikbaar via de UTP/ethernetaansluiting van de
laadstations. Dit kan probleemloos gecombineerd worden
met communicatie over OCPP, via UTP/Ethernet of GPRS, of
anders via GPRS.
Houd daarbij rekening met een simkaart per laadstation
bij gebruik van de GPRS-optie. Om de kosten te beperken
kunt u ook gebruik maken van een router gecombineerd
met een (2G/3G/4G) modem. De laadstations moeten
dan ingesteld zijn voor communicatie met een bekabeld
netwerk. De router is dan ingesteld op de (beveiligde) APN
van het betreffende managementsysteem.
Het 4G-modem kan ook gebruikt worden om een LAN
te bouwen voor het SCN. In dat geval moet het 4G-
modem de aansluiting van de SIM-kaart via het APN van
de backoffice-provider ondersteunen. De laadstations
zullen via een bekabelde verbinding met het privé-eindpunt
verbinden moeten maken, omdat de verbinding via het
APN (eventueel ook VPN) door het 4G-modem tot stand
komt. Dit kan handmatig worden geconfigureerd door de
verbindingsinstellingen van de backoffice in te voeren via
de ACE Service Installer. Selecteer Manual enter back office
settings onder de voorinstelling van de backoffice op het
tabblad Connectivity.
De netwerkexploitant is verantwoordelijk voor de bron en
de instelling van een 4G-modem.
De laadstations moeten worden geconfigureerd om via de
bekabelde verbinding met het 4G-modem verbinding te
maken. Vanaf het 4G-modem is de verbinding draadloos.
9.2.5 Scenario ALB en OCPP Smart Charging
Een OCPP 1.6 backoffice kan een Smart Charging
Profile sturen in elk scenario dat in dit document wordt
beschreven. Als in het onderstaande scenario het
laadstation een beschikbare laadstroom berekent die hoger
is dan de laadstroom die is opgegeven in het OCPP Smart
Charging Profile, dan zal de waarde in het Smart Charging
Profile leidend zijn. De backoffice kan in dit scenario een
beperkende factor zijn.
Figuur 9.2: Scenario ALB en OCPP Smart Charging
In het geval dat een OCPP Smart Charging Profile naar een
SCN wordt gestuurd, wordt het profiel naar een individueel
laadstation gestuurd. Als de laadstroomwaarde van het
profiel lager is dan de laadstroom die door het SCN voor
dit individuele laadstation is toegewezen, zal de laagste
waarde leidend zijn.
NEDERLANDS
55
9. COMPATIBILITEIT VAN SLIMME LAADFUNCTIES
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Figuur 9.3: Scenario OCPP Smart Charging in een SCN
9.2.6 SCN in combinatie met Active Load Balancing
Indien het SCN-functionaliteit wordt gebruikt in combinatie
met Active Load Balancing moet een extra parameter
worden geconfigureerd:
Instelling Omschrijving Waarde
SCN-To-
talSafeCur-
rent
Beschikbaar vermogen
gereserveerd voor het
gehele SCN wanneer het
SCN de verbinding met
de slimme energiemeter
(SCN + ALB) verliest.
Afhankelijk
van de stro
omaansluit
ing.
9. COMPATIBILITEIT VAN SLIMME LAADFUNCTIES
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
56
NEDERLANDS
Algemene foutafhandeling10.1 Probleemoplossing
Veel voorkomende problemen met betrekking tot het
configureren van slimme laadfunctionaliteiten en hun
oplossingen worden in de volgende paragrafen beschreven.
Als het probleem niet is opgelost na het raadplegen van
de genoemde oplossingen of als er andere vragen zijn,
neem dan contact op met onze serviceafdeling via https://
support.alfen.com.
10.2 Kan niet inloggen op ACE Service Installer
Kunt u niet inloggen na het downloaden van de ACE Service
Installer? Controleer het volgende:
Heeft u de ACE Service Installer-setup voor het NG-
platform gedownload? De Service Installer voor
Advanced platform ondersteunt alleen oudere versies
van onze laders (geproduceerd voor midden 2017) en is
daarom niet van toepassing.
Heeft u een persoonlijk account aangevraagd voor de
ACE Service Installer? Houd er rekening mee dat dit
een aparte account is en deze verschilt van andere
Alfen-accounts. Vraag een account aan via https://
support.alfen.com. Log eerst in met een account voor
het serviceportaal (of maak er een aan), ga dan naar de
Configuration tool en vul de gegevens in onder Request
for account. Persoonlijke accountgegevens worden
binnen 1 werkdag verzonden.
Bent u verbonden met het internet bij het openen van
de ACE Service Installer?
-Na het downloaden en installeren moet de
installateur altijd een update uitvoeren voordat hij
inlogt. Zorg ervoor dat u bent verbonden met het
internet en installeer alle updates wanneer dat wordt
voorgesteld.
-Als de toegang tot het internet beperkt is, is het
mogelijk dat de updateserver (ftp) van Alfen niet kan
worden bereikt. Zie paragraaf Kan de updateserver
niet bereiken voor ondersteuning.
10.3 Geen internetverbinding op de laptop terwijl
deze is aangesloten op het laadstation
Als er geen verbinding met het internet is terwijl er een
verbinding is met een laadstation/LAN, is het niet mogelijk
om bijgewerkte setting files of nieuwe firmwarebestanden
te downloaden of de license key bij te werken.
Bovendien is het ook niet mogelijk om andere toepassingen
te openen waarvoor een internetverbinding nodig is.
Bij gebruik van wifi om verbinding te maken met het
internet, moet het mogelijk zijn om tegelijkertijd met wifi
en het bekabelde netwerk verbinding te maken met het
laadstation. In dit geval, controleer het volgende:
Is er een LAN/WLAN-switching service geactiveerd op
de laptop? Schakel deze service uit op de laptop via
Windows Taakbeheer. Deze instellingen verschillen per
laptop. Kunnen de instellingen niet worden gewijzigd of
gevonden? Neem contact op met uw IT-beheerder.
Als de wifi-netwerkadapter is ingesteld om zichzelf
uit te schakelen wanneer er een bekabelde verbinding
tot stand komt, schakel deze dan uit. Deze instellingen
verschillen per laptop. Kunnen de instellingen niet
worden gewijzigd of gevonden? Neem contact op met
uw IT-beheerder.
Als het bovenstaande niet werkbaar is, gebruik dan een
workaround voor het verkrijgen van nieuwe firmware
en setting files van Alfen’s updateserver. Verbreek de
verbinding met het laadstation, maak een wifi-hotspot
aan met een mobiele telefoon, open de ACE Service
Installer en aanvaard alle updates wanneer daarom wordt
gevraagd. Wanneer alle bestanden via de open verbinding
van een wifi-hotspot zijn gedownload, maak dan opnieuw
verbinding met het laadstation. De laptop zal dan offline
zijn, maar de benodigde updatebestanden worden op
de laptop opgeslagen. Het updaten van de license key
met de knop Update license key is niet mogelijk via deze
workaround. Het invoeren van de license key kan handmatig
gebeuren.
10.4 Kan de updateserver niet bereiken
Verbonden met het internet, maar nog steeds geen gebruik
kunnen maken van de functionaliteiten zoals het updaten
van de license key of het downloaden van de nieuwste
firmware en settings files? Dan is de internettoegang
waarschijnlijk beperkt en is het niet mogelijk om de
updateserver (ftp) van Alfen te bereiken. Controleer:
Blokkeert Windows Defender Firewall de toegang tot
de updateserver van Alfen? Open Windows Defender
Firewall, ga naar Geavanceerde instellingen en zorg
ervoor dat de (Inbound/Outbound) verbindingen voor de
ACE Service Installer zijn toegestaan.
Blokkeert een andere firewall de toegang tot de
updateserver van Alfen (poort 21)? Gelieve de toegang
toe te staan of de firewall uit te schakelen. Voor verdere
ondersteuning kunt u contact opnemen met uw IT-
beheerder.
10.5 Laadstation niet zichtbaar in de ACE Service
Installer
Kunt u het laadstation niet zien in de ACE Service Installer?
De netwerkverbinding tussen de laptop en het laadstation
werkt dan niet goed. Merk op dat de ethernetadapter van
de laptop in hetzelfde bereik moet liggen als het IP-adres
van het laadstation (standaard 169.254.x.x; alleen als er
geen DHCP-server wordt gebruikt en het laadstation een
IP-adres aan zichzelf toekent). De ethernetadapter moet in
de automatische modus staan en alleen op een vast adres
NEDERLANDS
57
10. ALGEMENE FOUTAFHANDELING
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
worden ingesteld als het laadstation met een vast IP-adres
is geconfigureerd. Controleer het volgende:
Is de ethernetkabel in goede staat? Tip: gebruik een
ethernetkabeltester om de staat van uw kabel te
controleren. Of test het LAN door de laadstations
te pingen via de CMD-console op de computer. Zie
paragraaf Een Smart Charging Network installeren voor
meer informatie.
Is de ethernetnetwerkadapter ingesteld om automatisch
een IP te verkrijgen? In Windows Network and
Sharing Centre klikt u met de rechtermuisknop op
de netwerkadapter en gaat u naar Eigenschappen.
Selecteer in de lijst Internet Protocol Version 4 (TCP/
IPv4) en ga naar Properties. Zorg ervoor dat de optie
Obtain an IP address automatically is geselecteerd. Op
deze manier zal het IP-adres van de netwerkadapter van
de laptop automatisch in hetzelfde bereik liggen als het
IP-adres van het laadstation via de DHCP-server.
Is het laadstation ingesteld op een vast IP en kunt u niet
achterhalen welk IP dit is? Alfen raadt aan om bij het
instellen van het laadstation op een vast IP-adres het IP-
adres te noteren. Gebruik een netwerkscannerapplicatie
om het laadstation te zoeken. Als u zich in een groot
netwerk bevindt en u het MAC-adres nodig heeft, vraag
dan het FAT-rapport van het laadstation aan bij de
afdeling Sales Support van Alfen.
10.6 SCN-overzicht en -instellingen zijn niet
zichtbaar in ACE Service Installer
Als de afzonderlijke laadstations zichtbaar zijn, maar de
laadstations niet zichtbaar zijn in het SCN-overzicht,
controleer dan het volgende:
Blokkeert Windows Defender Firewall de communicatie
tussen de ACE Service Installer en de laadstations?
Open Windows Defender Firewall, ga naar Advanced
settings en zorg ervoor dat de (inkomende-uitgaande)
verbindingen voor de ACE Service Installer zijn
toegestaan voor zowel TCP als UDP.
Bevat de SCN-naam speciale tekens? Gebruik alleen A-Z
en 0-9, met een maximum van 7 tekens.
10.7 Kan de slimme laadfunctionaliteit niet
configureren
Bij het configureren van een slimme laadfunctionaliteit
kan het volgende worden uitgevoerd om de benodigde
configuratieparameter(s) in de ACE Service Installer te
vinden:
Gebruikt u een correcte versie van de ACE Service
Installer? Download de nieuwste versie op https://
alfen.com/downloads.
Is het laadstation geüpdatet met de juiste
firmwareversie? Update het laadstation naar de
nieuwste versie door te klikken op Upload Firmware... in
het tabblad General van de ACE Service Installer.
Is de functionaliteit ontgrendeld voor dit laadstation?
Controleer de functionaliteiten onder License key
in het tabblad General van de ACE Service Installer.
Is de functionaliteit niet ontgrendeld? Ga naar
paragraaf Slimme laadfunctionaliteiten kopen en
ontgrendelenover hoe u een functionaliteit kunt kopen
en ontgrendelen.
10.8 Langzamer laden dan verwacht
Langzamer laden dan verwacht tijdens een laadsessie kan
verschillende oorzaken hebben.
Controleer eerst of de MaxCurrent-instellingen correct
zijn onder het tabblad Power Settings in de ACE Service
Installer. Zie de paragrafen over configuratie in dit
document voor meer informatie over de verschillende
instellingen. Als de MaxCurrent-instellingen correct zijn,
controleer dan welke stroom het laadstation communiceert
naar de EV. Om de gecommuniceerde stroom van
laadstation naar EV te controleren, gaat u naar het tabblad
Live Monitoring in de ACE Service Installer en selecteert
u Communication car. Onder PWM duty cycle (%) wordt
de gecommuniceerde stroom weergegeven. Is dit lager
dan de ingestelde MaxCurrent en gebruikt u geen slimme
laadfunctionaliteiten, controleer dan het volgende:
Wat zijn de laadspecificaties van de EV? Als de
specificaties van de EV bijvoorbeeld de laadstroom
beperken tot 16A, zal de EV niet boven 16A laden.
Wat zijn de specificaties van de gebruikte laadkabel?
Sommige kabels laten slechts 20A laadstroom toe
en in dat geval zal het laadstation nooit meer stroom
communiceren.
Communiceert het laadstation met de ingestelde
SafeCurrent van de slimme laadfunctionaliteiten die
zijn geconfigureerd? Dan is er een communicatieverlies
waardoor het laadstation de SafeCurrent gebruikt. Dit
kan worden geverifieerd door het controleren van de logs.
Afhankelijk van de instelling wordt een waarschuwing
getoond:
(D)SMR: P1 Device failure: Read CRC Error of Unable to
start P1 communications, Read Timeout Error en Enter
ActiveLB safeMode: x.xA
TCP/IP-meter of EMS: Communication error for modbus
unit 502 (<IP address TCMP/IP meter or EMS>;502) en
Modbus TCP/IP lost, in safe mode max x.xA en Enter
ActiveLB safeMode: x.xA
Zie de paragrafen over communicatieverlies tussen
laadstation en SCN, of laadstation/SCN met een externe
slimme energiemeter (P1 of TCP/IP) of communicatieverlies
met een EMS.
10. ALGEMENE FOUTAFHANDELING
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
58
NEDERLANDS
10.9 Laadstation verliest verbinding met SCN
Als een enkel laadstation de verbinding met de andere
laadstations binnen een SCN verliest, zal het laadstation
terugvallen op de ingestelde SocketSafeCurrent per
socket. Als dit gebeurt, zal het tabblad Livelog in de ACE
Service Installer de volgende foutmelding tonen: Lost
connection with other socket (id: [socket id])!. Als dit
gebeurt, controleer:
Is de ethernetkabel in goede staat? Tip: gebruik een
ethernetkabeltester om de staat van uw kabel te
controleren. Of test het LAN door de laadstations
te pingen via de CMD-console op de computer. Zie
paragraaf Een Smart Charging Network installeren voor
meer informatie.
10.10 Laadstation of SCN verliest communicatie
met (D)SMR-meter P1-poort
Als de verbinding met een (D)SMR-meter wegvalt, zal
een laadstation of SCN terugvallen op de ingestelde
TotalSafeCurrent voor Active Load Balancing. Als dit tijdens
de installatie gebeurt, controleer dan het volgende:
Is de kabel tussen de slimme energiemeter en
het laadstation in goede staat? Tip: gebruik een
ethernetkabeltester om de staat van de kabel te
controleren. Of test het LAN door de laadstations
te pingen via de CMD-console op de computer. Zie
paragraaf Een Smart Charging Network installeren voor
meer informatie.
Werkt de slimme energiemeter nog steeds goed?
Raadpleeg de documentatie van het apparaat om
problemen op te lossen.
Is de RJ11/RJ12 correct gemaakt? Zorg ervoor dat de
draden 'straight' zijn aangesloten (niet gedraaid) en dat
de RJ11/RJ12-connector correct en stevig vastzit.
Maakt de slimme meter gebruik van (D)SMR-
protocol versie 4.0 of hoger? Lagere protocolversies
ondersteunen slim laden niet. Bespreek de
mogelijkheden om de slimme meter te upgraden met uw
netbeheerder.
Gebruikt u een P1-splitter? Controleer of de verbinding
werkt zonder gebruik te maken van de P1-splitter.
Als het zonder de splitter werkt, is de P1-splitter
waarschijnlijk defect.
De onjuiste installatie van een P1 signaalversterker/
signaalomvormer of splitter kan leiden tot
communicatieverlies. Raadpleeg de documentatie van
het apparaat om problemen op te lossen.
Als het communicatieverlies optreedt nadat het eerder
goed heeft gefunctioneerd met de installatie, kan de
fysieke verbinding in de kabel of connector zijn verbroken.
Als het communicatieverlies af en toe optreedt, kan het
probleem worden veroorzaakt door een zwak P1-signaal.
Controleer het volgende:
Is de RJ11/RJ12-connector nog steeds correct geplaatst
in de slimme meter? Trek om zeker te zijn de connector
los en sluit deze opnieuw goed aan.
Het P1-signaal is slechts te transporteren over een
kabellengte van 20 meter. Een langere afstand tussen
de slimme energiemeter en het laadstation kan leiden
tot communicatieverlies.
Wordt er een P1-signaalversterker of signaalomvormer
gebruikt? Raadpleeg de documentatie van het apparaat
om problemen op te lossen.
10.11 Laadstation of SCN verliest communicatie
met Modbus TCP/IP-meter of EMS
Als de verbinding met een slimme energiemeter of EMS
over Modbus TCP/IP wegvalt, zal een laadstation of
SCN terugvallen op de ingestelde TotalSafeCurrent voor
Active Load Balancing. De ACE Service Installer toont de
communicatiestatus over Modbus TCP/IP onder het tabblad
Live monitoring onder States en de verkregen waarden van
de slimme energiemeter onder Currents. Als deze allemaal
0 A zijn, is er sprake van communicatieverlies. Als dit tijdens
de installatie gebeurt, controleer dan het volgende:
Is de kabel tussen de slimme energiemeter en
het laadstation in goede staat? U kunt een
ethernetkabeltester gebruiken om de staat van uw kabel
te controleren. Of test het LAN door de laadstations
te pingen via de CMD-console op de computer. Zie
paragraaf Een Smart Charging Network installeren voor
meer informatie.
Werkt de slimme energiemeter nog steeds goed?
Raadpleeg de documentatie van het apparaat om
problemen op te lossen.
Zit de slimme energiemeter in hetzelfde IP-bereik en
subnet als het laadstation? Houd er rekening mee dat
u het laadstation mogelijk opnieuw moet opstarten
nadat u het IP-adres van het laadstation hebt gewijzigd.
Zorg ervoor dat uw laptop ook in hetzelfde bereik
staat, anders kunt u de lader niet zien in de ACE Service
Installer. Mogelijk moet u de netwerkadapter in uw
laptop uitschakelen en inschakelen om de gewijzigde
instellingen effectief te maken.
Kan het laadstation de gegevens van de slimme
energiemeter verkrijgen? Het netwerk mag de
datacommunicatie (over poort 502) niet blokkeren.
Binnen een SCN kan slechts één laadstation via
Modbus TCP/IP op de slimme energiemeter worden
aangesloten. Zorg ervoor dat slechts één van de
laadstations is geconfigureerd voor aansluiting op de
slimme energiemeter.
NEDERLANDS
59
10. ALGEMENE FOUTAFHANDELING
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Als het communicatieverlies optreedt nadat het eerder
goed heeft gefunctioneerd met de installatie, kan de
fysieke verbinding in de kabel of connector zijn verbroken
of kan de netwerkconfiguratie zijn gewijzigd. Volg de
stappen in paragraaf Een Smart Charging Network
configureren om er zeker van te zijn dat het netwerk goed
is ingesteld.
10. ALGEMENE FOUTAFHANDELING
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
60
NEDERLANDS
NEDERLANDS
61
10. ALGEMENE FOUTAFHANDELING
Implementatie handleiding | Smart Charging | Alfen Charging Equipment | Versie 1.0 | NL | April 2021
Contact
Alfen ICU B.V.
Hefbrugweg 28
1332 AP Almere
Nederland
Postbus 1042
1300 BA Almere
Nederland
Tel. Sales Support: +31 (0)36 54 93 402
Tel. service: +31 (0)36 54 93 401
Website: www.alfen.com/en/ev-charge-points
_
10

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Alfen Smart Charging - Implementation Guide bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Alfen Smart Charging - Implementation Guide in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 5.94 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info