65
BELANGRIJK Als u bijv. het onder-
deel SNELWEG VERMIJDEN (fig. 97)
kiest, en u door het vermijden van de
snelwegen veel langere afstanden af
moet leggen, dan programmeert het sys-
teem toch de snelwegen. Hetzelfde geldt
voor de VEERPONTEN en TOLWEGEN. Ga
als volgt te werk voor het kiezen van de
opties voor het traject:
1) Druk op de toets MEN (10); op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem.
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel OPTIES TRAJ. (fig.
96).
3) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken; op het
display verschijnt het menu OPTIES TRAJ.
(fig. 97).
4) Plaats de cursor met de
draaiknop/toets (11) op de optie die u
wilt instellen.
5) Druk op de draaiknop/toets (11)
om de instelling te wijzigen.
Ga als volgt te werk om het menu voor
het selecteren van opties voor het traject
af te sluiten:
1) Druk op de toets ESC (9), op het
display verschijnt het instellingenmenu
van het navigatiesysteem, of plaats de
cursor met de draaiknop/toets (11) op
DOORGAAN (fig. 97).
2) Bevestig de keuze door de draai-
knop/toets (11) in te drukken; als “Na-
vigatie naar bestemming” niet actief is,
verschijnt op het display het hoofdmenu
van het navigatiesysteem.
BELANGRIJK Als de opties voor het
traject tijdens de navigatie worden gewij-
zigd, berekent het navigatiesysteem auto-
matisch het nieuwe traject. De opties blij-
ven geactiveerd totdat ze opnieuw wor-
den gewijzigd.
POSITIEBEPALING VAN DE AUTO
Met deze functie kan de huidige positie
van de auto (bijvoorbeeld: naam van de
straat waarin u rijdt) worden weergege-
ven met een verwijzing naar het NOOR-
DEN. Als deze functie is ingeschakeld,
wordt de navigatie onderbroken.
fig. 96
A0B3060i
fig. 97
A0B3066i
fig. 98
A0B3069i