530194
227
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/250
Pagina verder
Geachte cliënt,
Wij feliciteren u met uw aankoop en bedanken u dat u voor een Alfa Romeo heeft gekozen.
Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten.
Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden.
Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Alfa Romeo volledig te
benutten.
U zult niet alleen de bijzondere eigenschappen ontdekken van uw Alfa Romeo maar ook belangrijke aanwijzingen vinden voor de
verzorging, het onderhoud, de rijveiligheid en het geprogrammeerd onderhoud.
Wij raden u aan de waarschuwingen en tips bij de symbolen aan de onderkant van de pagina met aandacht te lezen:
veiligheid van de inzittenden;
conditie van de auto;
bescherming van het milieu.
In de bijgevoegde “Service- en garantiehandleiding” vindt u de speciale aanvullende service van Alfa Romeo:
– het Garantiecertificaat met de termijnen en de voorwaarden voor handhaving van de garantie
– een overzicht van de speciale aanvullende service voor de cliënten van Alfa Romeo.
Wij zijn ervan overtuigd, dat u met behulp van dit instructieboekje spoedig met uw auto vertrouwd zult raken en dat uw nieuwe auto en
de ondersteuning van de Alfa Romeo-organisatie u volledig tevreden zullen stellen.
Veel leesplezier en goede reis!
In dit instructieboekje worden alle uitvoeringen van de Alfa MiTo beschreven. Houd u alleen aan de informatie
die betrekking heeft op de uitrusting, motoruitvoering en het model van de auto die u gekocht heeft.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 1
BRANDSTOF TANKEN
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met
een minimum octaangetal van 95 RON.
Dieselmotoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen
conform de Europese specificatie EN590. Door het gebruik van andere
producten of mengsels kan de motor onherstelbaar worden beschadigd
en vervalt mogelijk de garantie.
STARTEN VAN DE MOTOR
Benzinemotoren: controleer of de handrem aangetrokken
is, zet de versnellingspook in vrij, trap het koppelingspedaal
volledig in, maar trap het gaspedaal niet in, draai het contactslot
op AVV en laat deze los zodra de motor aanslaat.
Dieselmotoren: draai het contactslot op MAR en wacht tot de
waarschuwingslampjes
Y
en
m
doven, draai jet contactslot op AVV
en laat deze los zodra de motor aanslaat.
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN
Tijdens de werking wordt de katalysator zeer warm.
Parkeer de auto dus niet op gras of boven droge
bladeren, dennennaalden of ander ontvlambaar
materiaal: brandgevaar.
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De auto is uitgerust met een systeem dat doorlopend
controles uitvoert van de componenten die van invloed
zijn op de uitlaatgasemissie, zodat overmatige vervuiling
van het milieu wordt voorkomen.
ELEKTRISCHE APPARATUUR
Indien u na aanschaf van uw auto accessoires wilt
installeren die stroom verbruiken (met het risico van
geleidelijke ontlading van de accu), moet u zich
wenden tot het Alfa Romeo Servicenetwerk; deze kan
het totale opgenomen vermogen meten en controleren
of de elektrische installatie van de auto geschikt is voor
de extra belasting.
CODE CARD (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Bewaar deze op een veilige plaats, maar niet in de
auto. U moet de elektronische code die op de CODE
card staat altijd bij u hebben voor het geval een
noodstart uitgevoerd moet worden.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Goed onderhoud van de auto is de beste manier om de
prestaties en de veiligheid van de auto gedurende
langere tijd te garanderen. Daarbij wordt het milieu
ontzien en blijven de kosten laag.
IN HET INSTRUCTIEBOEKJE…
…treft u informatie, tips en belangrijke
waarschuwingen aan voor het juiste gebruik, de
rijveiligheid en het onderhoud van uw auto. Let
bijzonder goed op de symbolen
"
(veiligheid van
inzittenden)
#
(bescherming van het milieu)
â
(conditie van de auto).
ABSOLUUT LEZEN!
K
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 2
INHOUD
3
Wegwijs in uw auto
Veiligheid
Starten en rijden
In noodgevallen
Voorzorgsmaatregelen en onderhoud
Technische gegevens
Inhoud
1
2
3
4
5
6
7
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 3
deze pagina is bewust leeg gelaten
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 4
WEGWIJS IN UW AUTO
5
1
Dashboard ............................................................................................... 7
Instrumentenpaneel en instrumenten ........................................................... 8
Display .................................................................................................... 26
Menu-opties ............................................................................................. 32
Boardcomputer ......................................................................................... 42
Symbolen ................................................................................................ 46
Alfa Romeo Code ...................................................................................... 46
De sleutels ............................................................................................... 47
Diefstalalarm ........................................................................................... 53
Startsysteem ............................................................................................ 55
Zitplaatsen ............................................................................................... 56
Hoofdsteunen .......................................................................................... 59
Stuur ...................................................................................................... 60
Spiegels .................................................................................................. 61
Klimaatbeheersing .................................................................................... 63
Verwarming/Klimaatregeling ...................................................................... 64
Airconditioning met gescheiden regeling ....................................................... 68
Buitenverlichting ....................................................................................... 76
Ruiten reinigen ......................................................................................... 79
Cruise-control ........................................................................................... 81
Plafondverlichting ...................................................................................... 83
Bedieningsorganen .................................................................................... 86
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 5
6
WEGWIJS IN UW AUTO
Uitrusting in het interieur ............................................................................ 89
Elektrisch opendak .................................................................................... 92
Portieren ................................................................................................. 95
Elektrische ruitbediening ............................................................................ 96
Bagageruimte .......................................................................................... 99
Motorkap ................................................................................................ 103
Imperiaal/skidrager .................................................................................. 104
Koplampen .............................................................................................. 105
ABS ........................................................................................................ 107
VDC ........................................................................................................ 108
“Alfa dna”- systeem .................................................................................. 111
EOBD-systeem .......................................................................................... 114
Elektrische stuurbekrachtiging ..................................................................... 114
Inbouwvoorbereiding autoradio ................................................................... 115
Inbouwvoorbereiding navigatiesysteem.......................................................... 116
Montage elektrische/elektronische apparatuur .............................................. 116
Parkeersensoren ....................................................................................... 117
Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) ................................................... 120
Tanken met de auto .................................................................................. 124
Bescherming van het milieu ........................................................................ 125
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 6
WEGWIJS IN UW AUTO
7
1
DASHBOARD
De aanwezigheid en opstelling van de bedieningsorganen, instrumenten en lampjes is afhankelijk van de uitvoering van de auto.
1. Uitstroomopening naar zijruiten - 2. Verstelbare en richtbare uitstroomopening - 3. Bedieningshendel buitenverlichting - 4. Instrumenten-
paneel - 5. Bedieningshelde ruitenwissers voor/achter / tripcomputer - 6. Autoradio (waar voorzien) - 7. Verstelbare en richtbare uitstroom-
openingen - 8. Waarschuwingsknipperlichten, drukschakelaar ver-/ontgrendelen portieren - 9. Frontairbag passagierszijde - 10. Dashboard-
kastje - 11. Bedieningsorganen voor verwarming/ventilatie/klimaatregeling - 12. Contactslot - 13. Knie-airbag bestuurderszijde (waar voor-
zien) 14. Frontairbag bestuurderszijde- - 15. Stuurvergrendeling - 16. Deksel zekeringen- en relaiskast - 17. Schakelaarpaneel.
A0J0191m
fig. 1
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 7
8
WEGWIJS IN UW AUTO
INSTRUMENTENPANEEL EN INSTRUMENTEN
A
C
D
E
B
VERSIES MET MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
A Snelheidsmeter
B Multifunctioneel display
C Toerenteller
D Brandstofmeter met brandstofreservelampje
E Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje te hoge temperatuur
m c
Lampjes die alleen in de dieseluitvoeringen aanwezig zijn. In de dieseluitvoeringen is het bereik van de toerenteller 6000 toeren
WAARSCHUWING De achtergrondkleur van de instrumenten en het type instrumenten zijn afhankelijk van de uitvoeringen.
A0J0141m
fig. 2
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 8
WEGWIJS IN UW AUTO
9
1
A
C
D
E
B
VERSIES MET INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
A Snelheidsmeter
B Instelbaar multifunctioneel display
C Toerenteller
D Brandstofmeter met brandstofreservelampje
E Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje te hoge temperatuur
m c
Lampjes die alleen in de dieseluitvoeringen aanwezig zijn. In de dieseluitvoeringen is het bereik van de toerenteller 6000 toeren
WAARSCHUWING De achtergrondkleur van de instrumenten en het type instrumenten zijn afhankelijk van de uitvoeringen.
A0J0002m
fig. 3
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 9
10
WEGWIJS IN UW AUTO
A
C
D
E
B
SPORT UITVOERINGEN MET MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
A Snelheidsmeter
B Multifunctioneel display
C Toerenteller
D Brandstofmeter met brandstofreservelampje
E Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje te hoge temperatuur
m c
Lampjes die alleen in de dieseluitvoeringen aanwezig zijn. In de dieseluitvoeringen is het bereik van de toerenteller 6000 toeren
WAARSCHUWING De achtergrondkleur van de instrumenten en het type instrumenten zijn afhankelijk van de uitvoeringen.
A0J0006m
fig. 4
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 10
WEGWIJS IN UW AUTO
11
1
A
C
D
E
B
SPORT UITVOERINGEN MET INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
A Snelheidsmeter
B Instelbaar multifunctioneel display
C Toerenteller
D Brandstofmeter met brandstofreservelampje
E Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje te hoge temperatuur
m c
Lampjes die alleen in de dieseluitvoeringen aanwezig zijn. In de dieseluitvoeringen is het bereik van de toerenteller 6000 toeren
WAARSCHUWING De achtergrondkleur van de instrumenten en het type instrumenten zijn afhankelijk van de uitvoeringen.
A0J0084m
fig. 5
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 11
12
WEGWIJS IN UW AUTO
SNELHEIDSMETER
Geeft de snelheid van de auto aan.
TOERENTELLER
Geeft toerental van de motor aan.
BRANDSTOFMETER
De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof in de tank aan.
0 - tank leeg.
1 - tank vol
Het lampje in de meter gaat branden als in de tank nog ongeveer
5 tot 7 liter brandstof aanwezig is; in dat geval moet zo snel mo-
gelijk worden getankt.
KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER
De wijzer geeft de koelvloeistoftemperatuur aan. Het lampje in
de meter gaat branden om een te hoge koelvloeistoftemperatuur
aan te geven. In dit geval moet de motor uitgeschakeld worden en
dient men zich tot het Alfa Romeo Servicenetwerk te wenden.
CONTROLE-/WAARSCHUWINGSLAMPJES
OP INSTRUMENTENPANEEL
Algemene waarschuwingen
Als het lampje gaat branden verschijnt ook een mededeling en/of
klinkt een geluidssignaal als het instrumentenpaneel de beschik-
king heeft over deze mogelijkheden. Deze mededelingen zijn sa-
menvattend en zijn een waarschuwing en moeten niet worden ge-
zien als compleet en/of een alternatief voor de informatie in het
Instructieboekje, dat altijd aandachtig gelezen moet worden. Houdt
bij een storing altijd de aanwijzingen aan die in dit hoofdstuk be-
schreven worden.
Te laag remvloeistofniveau (rood)
Als u het contactslot op MAR draait, gaat het lampje
branden. Het moet echter na enkele seconden doven.
Het controlelampje (of het symbool op het display) gaat
branden als het remvloeistofniveau in het reservoir onder het mi-
nimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld door lekkage in het rem-
systeem. Op het display verschijnt de betreffende mededeling.
Aangetrokken handrem (rood)
Als u het contactslot op MAR draait, gaat het lampje branden. Het
moet echter na enkele seconden doven. Het lampje (of het sym-
bool op het display) gaat branden als de handrem wordt aange-
trokken. Als de auto beweegt, klinkt ook een bijbehorende akoe-
stische waarschuwing.
WAARSCHUWING Als het lampje tijdens het rijden gaat branden,
controleer dan of de handrem niet is aangetrokken.
x
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 12
WEGWIJS IN UW AUTO
13
1
Storing EBD (rood)/(ambergeel)
Als de lampjes
x
en bij draaiende motor gelijktij-
dig gaan branden, dan geeft dit een storing in het
EBD-systeem aan of dat het systeem niet beschikbaar
is. In dit geval kunnen bij krachtig remmen de ach-
terwielen vroegtijdig blokkeren, waardoor de auto kan
gaan slippen.
Rijd zeer voorzichtig onmiddellijk naar de dichtstbijzijn-
de bedrijf in het Alfa Romeo Servicenetwerk om het systeem te
laten controleren. Op het display verschijnt de betreffende mede-
deling.
x
>
Slijtage remblokken (ambergeel)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat bran-
den als de remblokken van de voorremmen versleten
zijn; laat de remblokken zo snel mogelijk vervangen. Op
het display verschijnt de betreffende mededeling.
WAARSCHUWING De auto is uitgerust met een slijtagesensor voor
de voorste remblokken; als deze moeten worden vervangen, moe-
ten ook de remblokken achter worden gecontroleerd.
d
Storing ABS (ambergeel)
Als u de sleutel in het contactslot steekt, gaat het lamp-
je branden. Na enkele seconden moet het lampje do-
ven. Het lampje (of het symbool op het display) gaat
branden als het systeem niet goed functioneert. In dat geval blijft
het remsysteem normaal werken, maar zonder de mogelijkhe-
den van het ABS. De auto kan worden gebruikt, maar wendt u
zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk. Op het dis-
play verschijnt de betreffende mededeling.
>
Storing airbag (rood)
Als u het contactslot op MAR draait, gaat het lampje
branden. Het moet echter na enkele seconden doven.
Als het lampje continu blijft branden, geeft dit een sto-
ring in het airbagsysteem aan. Op het display verschijnt de betreffende
mededeling.
¬
Als het lampje
¬
niet gaat branden als het con-
tactslot sleutel op MAR wordt gedraaid, of blijft
branden tijdens het rijden (in combinatie met het
op het display getoonde bericht), is het mogelijk dat de
veiligheidssystemen een storing bevatten. In dat geval zou
het kunnen zijn dat de airbags of de gordelspanners niet
geactiveerd worden bij een ongeval of, in een beperkt
aantal gevallen, niet op de juiste wijze geactiveerd wor-
den. Voordat u verder rijdt, moet u zich tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk wenden om het systeem direct te
laten controleren.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 13
14
WEGWIJS IN UW AUTO
Airbags passagierszijde / zij-airbags
uitgeschakeld (ambergeel)
Het lampje
gaat branden als de frontairbag passa-
gierszijde en de zij-airbags passagierszijde worden uit-
geschakeld. Als bij ingeschakelde frontairbag aan de passagiers-
zijde het contactslot op MAR draait, gaat het lampje
enkele se-
conden continu branden en enkele seconden knipperen, waarna
het lampje dooft.
De storing van het lampje
wordt aangegeven
door het branden van lampje
¬
. Bovendien zorgt
het airbagsysteem voor de automatische uitscha-
keling van de airbags aan passagierszijde (front en zij-
airbags, waar voorzien). Wendt u onmiddellijk tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk om het systeem te laten con-
troleren.
Niet omgelegde veiligheidsgordel
(rood)
Het lampje gaat continu branden bij een stilstaande
auto en niet omgelegde veiligheidsgordel aan de be-
stuurderszijde. Als de auto rijdt en de veiligheidsgordels voor zijn
niet goed omgelegd, dan gaat het lampje knipperen en klinkt te-
gelijkertijd een akoestisch signaal (zoemer).
Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de zoe-
mer van het waarschuwingssysteem niet omgelegde gordel uit te
laten schakelen.
Het is mogelijk het systeem opnieuw in te schakelen via het Setup-
menu.
<
Onvoldoende lading accu (rood)
(waar voorzien)
Als het contactslot op MAR wordt gedraaid, gaat het
lampje branden maar het moet doven zodra de motor
aanslaat (als de motor stationair draait, kan het iets langer duren
voordat het lampje dooft).
Als het lampje (of het symbool op het display) constant blijft bran-
den of knippert, moet u zich wenden tot het Alfa Romeo Service-
netwerk.
w
De storing van het lampje
¬
wordt gesignaleerd
als het lampje
voor de uitgeschakelde passa-
giersairbag langer dan de normale 4 seconden
knippert. Bovendien zorgt het airbagsysteem voor de au-
tomatische uitschakeling van de airbags aan passagiers-
zijde (front en zij-airbags, waar voorzien). In dat geval
kan het lampje
¬
geen storingen in de veiligheidssys-
temen aangeven. Wendt u onmiddellijk tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 14
WEGWIJS IN UW AUTO
15
1
Te lage motoroliedruk (rood)
Als de contactsleutel op MAR wordt gezet, gaat het
lampje branden; direct na het aanslaan van de motor
moet het lampje doven. Er is een korte vertraging van
het doven toegestaan. Bij een te lage motoroliedruk (controlelampje
brandt permanent) wordt op het display het betreffende bericht
weergegeven.
Oliekwaliteit onvoldoende
(dieseluitvoeringen)
Het lampje knippert als het systeem verouderde olie signaleert.
Na de eerste signalering gaat het lampje
v
, telkens als de
motor wordt gestart het lampje gedurende 3 minuten knipperen,
waarbij het lampje telkens 5 seconden dooft; deze cyclus wordt na
het starten uitgevoerd, totdat de olie is ververst.
v
Wendt u onmiddellijk tot het Alfa Romeo Service-
netwerk als het lampje
v
knippert voor het
verversen van de olie en het resetten van het lamp-
je op het instrumentenpaneel. Als hieraan niet wordt vol-
daan, kan de garantie vervallen.
Storing elektrische
stuurbekrachtiging (rood)
Als u het contactslot op MAR draait, gaat het lampje
branden. Het moet echter na enkele seconden doven.
Als het lampje (of het symbool op het display) blijft branden, werkt
de elektrische stuurbekrachtiging niet en moet aanzienlijk meer
kracht op het stuur worden uitgeoefend om de auto te besturen.
Wendt u zich in dit geval tot het Alfa Romeo Servicenetwerk. Op
het display verschijnt de betreffende mededeling.
g
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 15
16
WEGWIJS IN UW AUTO
WAARSCHUWING Laat na een zware rit de motor draaien en ac-
celereer iets gedurende enige minuten voordat de motor wordt uit-
geschakeld.
Te hoge koelvloeistoftemperatuur
(rood)
Als u het contactslot op MAR draait, gaat het lampje
branden. Het moet echter na enkele seconden doven.
Het lampje gaat branden als de motor te warm is. Op het display
verschijnt de betreffende mededeling.
Als het lampje gaat branden, moeten de volgende handelingen wor-
den uitgevoerd:
bij een normale rit: breng de auto tot stilstand, schakel de
motor uit en controleer of het koelvloeistofniveau in het reser-
voir niet onder het MIN-merkteken staat. Als dit wel het geval
is, wacht dan enkele minuten zodat de motor kan afkoelen,
open vervolgens langzaam en voorzichtig de dop, vul koel-
vloeistof bij en controleer of de koelvloeistof tussen het MIN-
en MAX-merkteken op het reservoir staat. Controleer boven-
dien visueel of eventueel vloeistof weglekt. Als bij het starten
van de motor het lampje opnieuw gaat branden, wendt u dan
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Indien de auto onder zware omstandigheden gebruikt wordt
(trekken van aanhangers op hellingen, volledig geladen auto):
verlaag de snelheid en breng de auto tot stilstand, als het lamp-
je blijft branden. Stop 2 of 3 minuten met draaiende motor
en geef iets gas voor een snellere circulatie van de koelvloei-
stof. Zet vervolgens de motor uit. Controleer het vloeistofni-
veau zoals hiervoor beschreven.
u
Niet goed gesloten portieren (rood)
Het lampje (of symbool op het display) gaat bran-
den als een of meer portieren of de achterklep niet
goed zijn gesloten. Als bij een rijdende auto de portieren
geopend zijn, klinkt een geluidssignaal. Bij enige uitvoeringen gaat
het lampje (of het symbool op het display) ook branden als de mo-
torkap niet goed is gesloten.
´
Bagageruimte open
Bij enkele versies worden een bericht + symbool
op het display weergegeven als de bagageruimte ge-
opend is.
R
Motorkap open
Bij enkele versies worden een bericht + symbool op het
display weergegeven als de motorkap geopend is.
S
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 16
Storing EOBD-systeem/inspuiting
(ambergeel)
Door het contactslot op MAR te draaien, gaat onder
normale omstandigheden het lampje branden. Het moet
echter uitgaan nadat de motor is gestart.
Als het lampje blijft branden of gaat branden tijdens de rit, geeft
dit aan dat het inspuitsysteem niet juist werkt; als het lampje con-
tinu blijft branden, geeft een storing aan in het brandstof-/ont-
stekingssysteem waardoor de emissie van schadelijke stoffen in
het uitlaatgas kan toenemen, de prestaties achteruit kunnen gaan,
de auto slechter kan gaan rijden en het brandstofverbruik kan
toenemen.
Bij enkele uitvoeringen verschijnt op het display de betreffende me-
dedeling.
Onder deze omstandigheden kan verder worden gereden, maar
moeten zware inspanningen van de motor of hoge snelheden wor-
den vermeden. Langdurige gebruik van de auto met een continu
brandend controlelampje kan beschadigingen veroorzaken. Wendt
u in dit geval zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Het lampje dooft als de storing verdwijnt; de storing wordt door
het systeem in het geheugen opgeslagen.
OPMERKING (alleen geldig voor
benzinemotoren)
Een knipperend lampje geeft aan dat de katalysator mogelijk is be-
schadigd.
Als het lampje knippert, moet het gaspedaal worden losgelaten zo-
dat de motor met lage toerentallen draait en het lampje niet meer
knippert; u kunt met matige snelheid doorrijden waarbij rij-om-
standigheden moeten worden vermeden die kunnen leiden tot het
opnieuw gaan knipperen van het lampje. Wendt u zo snel moge-
lijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
WEGWIJS IN UW AUTO
17
1
U
Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het
lampje
U
gaat niet branden of het gaat bran-
den of knipperen tijdens het rijden (bij sommige
uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het display),
wendt u dan u zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk. De werking van het lampje
U
kan met spe-
ciale apparatuur door de verkeerspolitie gecontroleerd
worden. Houdt u aan de wetgeving van het land waarin
u rijdt.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 17
18
WEGWIJS IN UW AUTO
VDC-systeem (waar voorzien)
(ambergeel)
Als u het contactslot op MAR draait, gaat het lampje
branden. Het moet echter na enkele seconden doven.
Als het lampje niet dooft, of tijdens het rijden blijft branden, moet
u zich tot het Alfa Romeo Servicenetwerk wenden. Bij enkele uit-
voeringen verschijnt op het display de betreffende mededeling. Als
het lampje knippert tijdens het rijden, dan geeft dit aan dat het
VDC in werking is getreden.
Storing in ASR
Als u het contactslot op MAR draait, gaat het lampje branden. Het
moet echter na enkele seconden doven. Als het lampje niet dooft,
of tijdens het rijden blijft branden, moet u zich tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk wenden. Bij enkele uitvoeringen verschijnt op het
display de betreffende mededeling.
Als het lampje knippert tijdens het rijden, dan geeft dit aan dat
het ASR in werking is getreden.
Storing in Hill Holder
Het lampje gaat branden, bij enkele uitvoeringen tegelijk het sym-
bool
*
en een bericht op het display, als het Hill Holder-systeem
een storing vertoont. Wendt u zich in dit geval tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
á
Storing Alfa Romeo CODE/
Storing diefstalalarm
(waar voorzien) (ambergeel)
Het lampje (of symbool op het display) gaat branden
(en bij enkele uitvoeringen wordt tegelijkertijd een mededeling
op het display weergegeven) om een storing aan het CODE-sys-
teem of het alarmsysteem (waar voorzien) aan te geven: Wendt
u zich in dit geval zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo Service-
netwerk.
Inbraakpoging
Een knipperend lampje of, bij enkele uitvoeringen een brandend
symool op het display (tegelijk met een mededeling), geeft een
inbraakpoging aan. Wendt u zich zo snel mogelijk tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk.
Y
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 18
WEGWIJS IN UW AUTO
19
1
Voorgloeien
(dieseluitvoeringen) (ambergeel)
Als het contactslot op MAR wordt gedraaid, gaat het
lampje branden; het lampje dooft als de bougies de van
tevoren vastgestelde temperatuur bereikt hebben. Het is mogelijk
de motor te starten onmiddellijk nadat het lampje is gedoofd.
WAARSCHUWING Als de buitentemperatuur gemiddeld of hoog is,
gaat het lampje zeer kort branden (vrijwel niet waar te nemen).
Storing voorgloei-installatie
(dieseluitvoeringen)
Het knipperen van het lampje (bij enkele uitvoeringen in combina-
tie een bericht op het display) geeft een storing in de voorgloei-in-
stallatie aan. Wendt u zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo Servi-
cenetwerk om de storing te laten verhelpen.
m
Waterdetectie in dieselfilter
(dieseluitvoeringen) (ambergeel)
Het lampje gaat tijdens het rijden constant branden (in
combinatie met een bericht op het display) als er water
in het brandstoffilter aanwezig is.
c
Door water in het brandstofcircuit kan het in-
spuitsysteem ernstig worden beschadigd en de mo-
tor onregelmatig gaan draaien. Als het lampje
c
op het instrumentenpaneel gaat branden (in combinatie
met een bericht op het display) dient u zich zo snel mo-
gelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk te wenden om
het water af te laten tappen. Als dit direct na het tanken
wordt gesignaleerd, kan er tijdens het tanken water in de
brandstoftank zijn gekomen: zet in dit geval de motor di-
rect af en neem contact op met het Alfa Romeo Service-
netwerk.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 19
20
WEGWIJS IN UW AUTO
Kans op gladheid
Bij uitvoeringen met een “Multifunctioneel instelbaar
display” wordt een mededeling + symbool op het dis-
play weergegeven als de buitentemperatuur lager of ge-
lijk is aan 3°C.
Bij uitvoeringen met een “Multifunctioneel display” wordt de be-
treffende mededeling weergegeven.
In beide gevallen klinkt een geluidssignaal om de bestuurder te waar-
schuwen voor de mogelijke aanwezigheid van ijs op de weg.
WAARSCHUWING In geval van een storing van de buitentempera-
tuursensor worden op het display streepjes weergegeven in plaats
van de temperatuur.
Brandstofnoodschakelaar
Bij enkele uitvoeringen worden een bericht + symbool
op het display weergegeven als de brandstofnood-
schakelaar in werking is getreden.
s
Storing buitenverlichting
Bij enige uitvoeringen wordt een mededeling + sym-
bool op het display weergegeven als een storing van
de verlichting wordt gesignaleerd:
– dag-dimlicht (DRL)
– buitenverlichting
– richtingaanwijzers
– mistachterlicht
– kentekenverlichting.
De storing aan de verlichting kan zijn: het doorbranden van een
of meer lampen, het doorbranden van de betreffende zekering of
de onderbreking van de elektrische verbinding.
W
Storing remlichten
Bij enige uitvoeringen wordt een mededeling + sym-
bool op het display weergegeven als een storing van
de remlichten wordt gesignaleerd. De storing kan wor-
den veroorzaakt door het doorbranden van de lamp, het door-
branden van de betreffende zekering of de onderbreking van de
elektrische verbinding.
T
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 20
WEGWIJS IN UW AUTO
21
1
Storing schemersensor
(waar voorzien)
Bij enkele uitvoeringen worden een bericht + symbool
op het display weergegeven als in de schemersensor een
storing is gesignaleerd.
1
Brandstofreserve –
Beperkte actieradius (ambergeel)
Het lampje gaat branden als er nog 5 tot 7 liter brand-
stof in de tank zit. Als de actieradius minder dan ongeveer
50 km bedraagt (of een gelijkwaardige waarde in mijlen), wordt
op het display bij enkele uitvoeringen een waarschuwingsmede-
deling weergegeven.
Storing parkeersensoren
(waar voorzien)
Bij enkele uitvoeringen worden een bericht + symbool
op het display weergegeven als in de parkeersensoren een
storing is gesignaleerd.
Storing regensensor (waar voorzien)
Bij enkele uitvoeringen worden een bericht + symbool
op het display weergegeven als in de regensensor een
storing is gesignaleerd.
u
ç
t
Als het lampje tijdens het rijden knippert, moet u
zich tot het Alfa Romeo Servicenetwerk wenden.
Cruise-control (waar voorzien)
(groen)
Als het contactslot op MAR wordt gedraaid, gaat het lamp-
je branden; het moet echter na enkele seconden doven als de
cruise-control niet is ingeschakeld. Het lampje gaat branden als
de draaischakelaar van de cruise-control in de stand ON wordt ge-
draaid (zie de paragraaf “Cruise-control” in dit hoofdstuk). Op
het display verschijnt de betreffende mededeling.
Ü
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 21
22
WEGWIJS IN UW AUTO
Snelheidslimiet overschreden
(bepaalde uitvoeringen/markten
waar voorzien) (rood)
Het lampje (voor bepaalde uitvoeringen/markten) gaat
branden als de snelheid van 120 km/h overschreden wordt.
Als de auto de snelheidslimiet overschrijdt die ingesteld is in het
Setup-menu (bijvoorbeeld 120 km/h), worden bij enkele uitvoe-
ringen een bericht en een symbool op het display weergegeven en
klinkt een geluidssignaal.
X
Algemene storing (ambergeel)
(waar voorzien)
Bij enkele uitvoeringen gaat het lampje branden als een
van de volgende gebeurtenissen optreedt.
Storing buitenverlichting
Zie het lampje
6
.
Storing remlichten
Zie “Storing remlichten”.
Brandstofnoodschakelaar
Het lampje gaat branden als de brandstofnoodschakelaar is inge-
schakeld. Op het display verschijnt de betreffende mededeling.
Storing regensensor (waar voorzien)
Zie het lampje
u
.
Storing parkeersensoren (waar voorzien)
Zie het lampje
t
.
Storing schemersensor (waar voorzien)
Het lampje gaat branden als een storing in de schemersensor wordt
gesignaleerd.
è
Dieselfilter verstopt
(dieseluitvoeringen) (ambergeel)
Het lampje gaat branden (en tegelijk verschijnt een me-
dedeling op het display) als het roetfilter is verstopt.
Om het filter te reinigen, moet met de auto worden gereden tot
het lampje dooft.
h
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 22
WEGWIJS IN UW AUTO
23
1
Te lage bandenspanning
(waar voorzien)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat bran-
den (bij enkele uitvoeringen in combinatie met een bericht
op het display) (in combinatie met een geluidssignaal) als de ban-
denspanning van een of meer banden onder de vooraf ingestelde
waarde komt. Op deze manier waarschuwt het TPMS-systeem
de bestuurder op het mogelijk gevaarlijk leeglopen van de band(en)
en dus op een band die waarschijnlijk lek is.
WAARSCHUWING Rijd niet verder met een of meerdere zachte ban-
den omdat de rijveiligheid van de auto in gevaar kan worden ge-
bracht. Stop de auto en vermijd bruusk remmen of sturen. Vervang
de wiel onmiddellijk door het reservewiel (indien aanwezig) of
voer de reparatie met de betreffende set (zie “Wiel verwisselen”
in hoofdstuk “4”) en ga zo snel mogelijk naar het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk.
n
Storing TPMS-systeem
(waar voorzien) (ambergeel)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat branden (bij en-
kele uitvoeringen verschijnt ook een mededeling op het display)
als een stroring in het bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
wordt gesignaleerd. Wendt u zich in dit geval zo snel mogelijk
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als bij een of meer wielen geen sensor gemonteerd wordt, toont
het display een waarschuwingsmededeling, totdat de oorspronke-
lijke situatie weer is hersteld.
Bandenspanningcontrole
(waar voorzien)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat branden (bij en-
kele uitvoeringen in combinatie met het bericht op het display) om
aan te geven dat de bandenspanning onder de aanbevolen waar-
de ligt, om de optimale levensduur van de band en een optimaal
brandstofverbruik te garanderen en/of om een langzaam span-
ningsverlies te signaleren.
Als twee of meer banden zich in een van de hiervoor genoemde
situaties bevinden, zal het display achtereenvolgens de aandui-
dingen tonen die op elk van de banden betrekking hebben. Her-
stel in dat geval de juiste bandenspanning (zie hoofdstuk “6”).
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 23
24
WEGWIJS IN UW AUTO
Weergave selectie rijfunctie
(“Alfa dna”) (indien aanwezig)
Bij uitvoeringen met een “Multifunctioneel instelbaar display” wordt
een mededeling + symbool afhankelijk van de rijfunctie “DYNA-
MIC”, “NORMAL” of “ALL WEATHER” weergegeven. Als een van
de rijfuncties niet beschikbaar is, wordt een waarschuwingsmede-
deling op het display weergegeven.
Bij uitvoeringen met een “Multifunctioneel display” wordt afhan-
kelijk van de rijfunctie een letter (d of a) en de betreffende me-
dedeling weergegeven.
Mistachterlichten (geel)
Het lampje gaat branden als de mistachterlichten wor-
den ingeschakeld.
4
Mistlampen voor (groen)
Het lampje gaat branden aks de mistlampen inge-
schakeld worden.
5
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 24
WEGWIJS IN UW AUTO
25
1
Dimlichten (groen)
Het lampje gaat branden als de dimlichten ingescha-
keld worden.
Buitenverlichting (groen)
Het lampje gaat branden als de buitenverlichting wordt
ingeschakeld.
Follow me home (groen)
Het lampje gaat branden (in combinatie met een bericht op het
display) als dit systeem gebruikt wordt.
3
2
Grootlicht (blauw)
Het lampje gaat branden als het grootlicht ingescha-
keld wordt.
1
Richtingaanwijzer links (groen)
Het lampje gaat branden als de bedieningshendel van
de richtingaanwijzers omlaag wordt gezet en als de scha-
kelaar voor de waarschuwingsknipperlichten wordt inge-
drukt.
Richtingaanwijzer rechts (groen)
Het lampje gaat branden als de bedieningshendel van
de richtingaanwijzers omhoog gezet en als de schake-
laar voor de waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
R
E
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 25
26
WEGWIJS IN UW AUTO
DISPLAY
De auto kan uitgerust zijn met een multifunctioneel / instelbaar
multifunctioneel display dat in staat is de gebruiker tijdens de rit
nuttige informatie te verstrekken afhankelijk van de vooraf ge-
maakte instellingen.
“STANDAARD” SCHERM MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY fig. 6
Op het display verschijnen de volgende aanwijzingen:
A. Datum
B. Kilometerteller (weergave afgelegde kilometers of mijlen)
C. Rijfunctie die geselecteerd is m.b.v. “ALFA dna” (Systeem voor
dynamische controle auto) (indien aanwezig)
– d = Dynamic
– n = Normal
– a = All Weather
D. Tijd (wordt altijd weergegeven, ook bij verwijderde sleutel en
gesloten portieren)
E. Buitentemperatuur
F. Koplampverstelling (alleen met ingeschakelde dimlichten).
G. Afstand tot volgende servicebeurt (Onderhoud)
Als de contactsleutel niet in het contactslot zit en een portier wordt
geopend/gesloten, wordt het display geactiveerd en worden en-
kele seconden de tijd en de kilometertotaalstand (of mijlento-
taalstand) weergegeven.
fig. 6
A0J0143m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 26
WEGWIJS IN UW AUTO
27
1
“STANDAARD” SCHERM MULTIFUNCTIONEEL
INSTELBAAR DISPLAY fig. 7
Op het display verschijnen de volgende aanwijzingen:
A. Tijd
B. Dagkilometerstand (of mijlen)
C. Kilometerteller (weergave afgelegde kilometers of mijlen)
D. Informatie over de status van de auto (bijv. geopende portie-
ren of kans op gladheid enz.)
E. Koplampverstelling (alleen met ingeschakelde dimlichten)
F. Buitentemperatuur
Als, bij enkele uitvoeringen, de functie “DYNAMIC” geselecteerd
wordt, wordt op het display de turbodruk weergegeven, fig. 8.
fig. 7
A0J0142m
fig. 8
A0J0195m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 27
28
WEGWIJS IN UW AUTO
WELCOME MOVEMENT
Als bij enkele uitvoeringen het contactslot op MAR wordt gedraaid,
dan:
vindt de snelle beweging (stijging/daling) van de wijzers van
de snelheidsmeter en de toerenteller plaats;
gaat de verlichting van de symbolen/displays branden;
wordt de het display een grafische voorstelling van de auto
weergegeven.
Beweging wijzers
Als de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd als de wij-
zers bewegen, keren deze onmiddellijk terug naar de begin-
stand.
Nadat de wijzers de uiterste waarde van de schaalverdeling be-
reikt hebben, zullen ze de door de auto gesignaleerde waar-
de aangeven.
Als de motor wordt gestart, eindigt de beweging van de wij-
zers.
Verlichting van de symbolen/displays
Enige seconden na het inschakelen van het contactslot worden ach-
tereenvolgens de meters, de symbolen het display verlicht.
Grafische weergave
Als de sleutel uit het contactslot wordt genomen (bij gesloten por-
tieren), blijft het display verlicht en wordt een grafische weerga-
ve weergegeven. Vervolgens wordt de verlichting van het display
geleidelijk gedimd tot volledige uitschakeling plaatsvindt.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 28
WEGWIJS IN UW AUTO
29
1
DRUKKNOPPEN fig. 9
“+” om het scherm en de betreffende opties naar boven te door-
lopen of om de weergegeven waarde te verhogen.
“MENU ESC”: kort indrukken om het menu te bereiken en/of naar
het volgende scherm te gaan of om de gewenste
keuze te bevestigen. Lang indrukken om terug te
keren naar het beginscherm.
“–” om het scherm en de betreffende opties naar beneden te
doorlopen of om de weergegeven waarde te verlagen.
WAARSCHUWING De knoppen “+” en “–” activeren verschillen-
de functies, afhankelijk van de situaties:
om u binnen het menu het menu omhoog of omlaag te door-
lopen;
om tijdens het instellen instelling de waarde te verhogen of
te verlagen.
Als de contactsleutel niet in het contactslot zit en een portier wordt
geopend, wordt het display geactiveerd en worden enkele secon-
den de tijd en de kilometertotaalstand (of mijlentotaalstand) weer-
gegeven.
fig. 9
A0J0024m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 29
30
WEGWIJS IN UW AUTO
SETUP-MENU
Het menu geeft de verschillende functies weer; als een functie wordt
gekozen met de knoppen + en –, dan kunnen de hierna aange-
geven keuzes en instellingen (setup) worden uitgevoerd. Bij en-
kele opties is een submenu aanwezig. Het menu kan geactiveerd
worden door kort op de knop MENU ESC te drukken.
Het menu bestaat uit de volgende opties:
– MENU
– ZOEMER SNELHEIDSLIMIET
– SCHEMERSENSOR (waar voorzien)
– REGENSENSOR (waar voorzien)
– GEGEVENS TRIP B
– KLOK INSTELLEN
– DATUM INSTELLEN
– EERSTE PAGINA (waar voorzien)
– WEERGAVE RADIO
– AUTOCLOSE
– EENHEID
– TAAL
– VOLUME WAARSCHUWINGEN
– VOLUME KNOPPEN
– ZOEMER VEILIGHEIDSGORDEL
– ONDERHOUD
– AIRBAG PASSAGIER
– DAG-DIMLICHT
– INSTAPVERLICHTING
– VERLATEN MENU
OPMERKING Enige menu-onderdelen worden bij auto’s met een ra-
dio-/navigatiesysteem (indien aanwezig) op het display van dit
systeem weergegeven.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 30
WEGWIJS IN UW AUTO
31
1
Optie van het hoofdmenu
zonder submenu selecteren:
– als de MENU ESC knop kort wordt ingedrukt, dan kan een on-
derdeel in het hoofdmenu worden gekozen dat gewijzigd moet
worden;
– door de + of – knoppen steeds één keer in te drukken kan de
nieuwe instelling worden gekozen;
– als de MENU ESC kort kort wordt ingedrukt, dan wordt de in-
stelling opgeslagen en tegelijkertijd teruggekeerd naar het hiervoor
gekozen menu-onderdeel in het hoofdmenu.
Selectie van een optie in het hoofdmenu met
een submenu:
– als MENU ESC knop kort wordt ingedrukt, dan wordt het eer-
ste onderdeel in het submenu weergegeven;
– door de + of – knop telkens één keer in te drukken worden al-
le onderdelen van het submenu doorlopen;
– als de MENU ESC knop kort wordt ingedrukt, dan wordt het
onderdeel van het submenu weergegeven en wordt het bijbeho-
rende instellingenmenu geopend;
– door de + of – knop telkens één keer in te drukken kan de nieu-
we instelling van het onderdeel in het submenu worden gekozen;
– als de MENU ESC knop kort wordt ingedrukt, dan wordt de in-
stelling opgeslagen en tegelijkertijd teruggekeerd naar het hiervoor
gekozen menu-onderdeel in het submenu.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 31
32
WEGWIJS IN UW AUTO
MENU-OPTIES
Menu
Met dit onderdeel kan het Setup-menu worden bereikt.
Druk op de knop + of – om de diverse opties van het
Menu te selecteren.
Als echter lang op de knop MENU ESC wordt gedrukt, wordt te-
ruggekeerd naar het beginscherm.
Geluidssignaal snelheid (snelheidslimiet)
Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto (km/h of
mph) worden ingesteld; als deze limiet wordt overschreden, dan
wordt de gebruiker hierop geattendeerd. Ga voor het instellen
van de gewenste snelheidslimiet als volgt te werk:
– druk kort op de MENU ESC knop, op het display verschijnt de
tekst (Beep Vel.);
– druk op de + of – knoppen om de snelheidslimiet in te scha-
kelen (On) of uit te schakelen (Off);
– als de functie geactiveerd is (On), moeten de knoppen + of –
ingedrukt worden om de gewenste snelheidslimiet te selecteren
en op MENU ESC om de keuze te bevestigen.
WAARSCHUWING De instelling is mogelijk tussen 30 en 200 km/h
of tussen 20 en 125 mph, afhankelijk van de ingestelde een-
heid; zie de paragraaf “Instelling eenheid”. Telkens als de + of –
knop wordt ingedrukt, wordt de waarde met 5 eenheden verhoogd
of verlaagd. Als de + of – knop ingedrukt wordt gehouden, dan
wordt de snelheid snel verhoogd/verlaagd. Als de gewenste waar-
de genaderd wordt, moet de instelling voltooid worden door steeds
opnieuw op de knop te drukken.
– druk kort op de MENU ESC knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Voer voor het wissen van de instelling de volgende handelingen
uit:
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt knippe-
rend (On) weergegeven;
– druk op knop -, op het display wordt knipperend (Off) weerge-
geven;
– druk kort op de MENU ESC knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 32
WEGWIJS IN UW AUTO
33
1
Schemersensor (instelling gevoeligheid
schemersensor voor automatisch inschakelen
buitenverlichting) (waar voorzien)
Met deze functie kan de gevoeligheid van de schemersensor op
3 niveaus worden ingesteld (niveau 1 = minimum niveau, niveau
2 = gemiddelde niveau, niveau 3 = maximum niveau); hoe ho-
ger de gevoeligheid, hoe minder licht nodig is om de buitenver-
lichting in te schakelen.
Handel als volgt om de gewenste instelling uit te voeren:
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt knippe-
rend de hiervoor ingestelde intensiteit weergegeven;
– druk op de + of – knop om de keuze uit te voeren;
– druk kort op de MENU ESC knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Regensensor (instelling gevoeligheid
regensensor) (waar voorzien)
Met deze functie kan de gevoeligheid van de regensensor (op 4
niveaus) ingesteld worden.
Ga voor het instellen van de gewenste gevoeligheid als volgt te
werk:
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt knippe-
rend de hiervoor ingestelde gevoeligheid weergegeven;
– druk op de + of – knop om de instelling uit te voeren;
– druk kort op de MENU ESC knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 33
34
Gegevens Trip B (Inschakeling Trip B)
Met deze functie kan de weergave van Trip B (dag-/ritgegevens)
ingeschakeld (On) of uitgeschakeld (Off) worden.
Zie voor meer informatie de paragraaf “Tripcomputer”.
Ga voor het in-/uitschakelen als volgt te werk:
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt knippe-
rend On of Off weergegeven, afhankelijk van de eerder ingevoer-
de instelling;
– druk op de + of – knop om de keuze uit te voeren;
– druk kort op de MENU ESC knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Tijd instellen (Klok instellen)
Met deze functie kan het klokje worden ingesteld m.b.v. twee sub-
menu’s: “Tijd” en “Formaat”.
Handel als volgt om de gewenste instelling uit te voeren:
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display verschijnen de
twee submenu’s “Tijd” en “Formaat”;
– druk op de + of – knop om tussen de twee submenu’s te kie-
zen;
– druk, nadat het te wijzigen submenu is gekozen, kort op de
MENU ESC knop;
– als het submenu “Tijd” is gekozen: druk de MENU ESC knop
kort in, op het display worden knipperend de “uren’ weergegeven;
– druk op de + of – knop om de instelling uit te voeren;
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display worden knip-
perend de “minuten’ weergegeven;
– druk op de + of – knop om de instelling uit te voeren.
WAARSCHUWING Telkens als de + of – knop wordt ingedrukt,
wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd. Als de knop
ingedrukt wordt gehouden, dan wordt de waarde snel ver-
hoogd/verlaagd. Als de gewenste waarde bijna is bereikt, ga dan
verder met afzonderlijk indrukken.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 34
WEGWIJS IN UW AUTO
35
1
– als het submenu “Formaat” is gekozen: druk kort op de knop
MENU ESC waarna het display knipperend de wijze van weerga-
ve toont;
– druk op de + of – knop om “24h” of “12h” te kiezen.
Druk, als de instelling eenmaal uitgevoerd is, kort op de knop MENU
ESC om terug te keren naar het beeldscherm van het submenu
of druk lang op de knop om terug te keren naar het beeldscherm
van het hoofdmenu zonder op te slaan.
– druk nogmaals lang op MENU ESC om terug te keren naar het
standaardscherm of het hoofdmenuscherm afhankelijk van het
menuscherm dat wordt weergegeven.
Datum instellen
Met deze functie kan de datum (dag - maand - jaar) worden in-
gesteld.
Ga als volgt te werk om dit te doen:
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt knippe-
rend het “jaar” weergegeven;
– druk op de + of – knop om de instelling uit te voeren;
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt knippe-
rend de “maand” weergegeven;
– druk op de + of – knop om de instelling uit te voeren;
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt knippe-
rend de “dag” weergegeven;
– druk op de + of – knop om de instelling uit te voeren.
WAARSCHUWING Telkens als de + of – knop wordt ingedrukt,
wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd. Als de knop
ingedrukt wordt gehouden, dan wordt de waarde snel ver-
hoogd/verlaagd. Als de gewenste waarde genaderd wordt, moet
de instelling voltooid worden door steeds opnieuw op de knop te
drukken.
– druk kort op de MENU ESC knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 35
36
WEGWIJS IN UW AUTO
Eerste pagina (weergave informatie in het
hoofdscherm) (waar voorzien)
Met deze functie kan het type informatie geselecteerd worden dat
men in het hoofdscherm weergegeven moet worden. Het is mo-
gelijk de datum of de dagtellerstand weer te geven.
Ga voor het selecteren als volgt te werk:
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt “Eerste
pagina” weergegeven;
– druk opnieuw kort op de MENU ESC knop om de opties “Da-
tum” en “Motorinfo” weer te geven;
– Druk op de + of – knop om de weergave te kiezen die op het
hoofdscherm van het display moet worden weergegeven;
– druk kort op de MENU ESC knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Als het contactslot op MAR wordt gedraaid, zal het display na de
controlefase aan het begin de informatie weergeven die eerder
ingesteld was met de functie “Eerste pagina” van het menu.
Weergave radio (Herhaling audio-informatie)
Met deze functie kan de radio-informatie op het display worden
weergegeven.
– Radio: frequentie of RDS-mededeling van het geselecteerde ra-
diostation, activering automatische zoekfunctie of AutoSTore;
– CD-, CD MP3 speler: nummer muziekstuk;
– CD Changer: nummer CD en nummer muziekstuk;
Ga voor het weergeven (On) of niet meer weergeven (Off) van
de radio-informatie op het display als volgt te werk:
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt knippe-
rend On of Off weergegeven, afhankelijk van de eerder ingevoer-
de instelling;
– druk op de + of – knop om de keuze uit te voeren;
– druk kort op de MENU ESC knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 36
WEGWIJS IN UW AUTO
37
1
Autoclose (automatische centrale
portiervergrendeling bij rijdende auto)
Als deze functie is ingeschakeld (On), dan worden de portieren au-
tomatisch vergrendeld, zodra de auto sneller rijdt dan 20 km/h
Ga voor het in- of uitschakelen van deze functie als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op het display verschijnt een
submenu;
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt knippe-
rend On of Off weergegeven, afhankelijk van de eerder ingevoer-
de instelling;
– druk op de + of – knop om de keuze uit te voeren;
– druk kort op de MENU ESC knop om terug te keren naar het sub-
menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het
hoofdmenuscherm zonder op te slaan;
– druk nogmaals lang op MENU ESC om terug te keren naar het
standaardscherm of het hoofdmenuscherm afhankelijk van het
menuscherm dat wordt weergegeven.
Meeteenheden (eenheden instellen)
Met deze functie kan de eenheid m.b.v. drie submenu’s worden
ingesteld: “Afstand”, “Verbruik” en “Temperatuur”.
Ga voor het instellen van de gewenste eenheid als volgt te werk:
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display worden drie sub-
menu’s weergegeven;
– druk op de + of – knop om tussen de drie submenu’s te kiezen;
– druk, nadat het te wijzigen submenu is gekozen, kort op de
MENU ESC knop;
– als het submenu “Afstand” is gekozen: druk de MENU ESC knop
kort in, op het display wordt “km” of “mi” weergegeven, afhan-
kelijk van de eerder ingevoerde instelling;
– druk op de + of – knop om de keuze uit te voeren;
– als het submenu “Verbruik” is gekozen: door kort op de knop
MENU ESC te drukken, toont het display “km/l”, “l/100km”
of “mpg” afhankelijk van de eerder gemaakte instelling;
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 37
38
WEGWIJS IN UW AUTO
Als de ingestelde eenheid van de afstand “km”, dan kan vervol-
gens de eenheid voor verbruik “km/l” of “l/100km” worden
ingesteld.
Als de eenheid voor de afstand is ingesteld op “mi”, dan wordt
op dit scherm de eenheid voor brandstofverbruik “mpg” weerge-
geven.
– druk op de + of – knop om de keuze uit te voeren;
– als het submenu “Temperatuur” is gekozen: druk de MENU ESC
knop kort in, op het display wordt “°C” of “°F” weergegeven, af-
hankelijk van de eerder ingevoerde instelling;
– druk op de + of – knop om de keuze uit te voeren;
Druk, als de instelling eenmaal uitgevoerd is, kort op de knop MENU
ESC om terug te keren naar het beeldscherm van het submenu
of druk lang op de knop om terug te keren naar het beeldscherm
van het hoofdmenu zonder op te slaan.
– druk nogmaals lang op MENU ESC om terug te keren naar het
standaardscherm of het hoofdmenuscherm afhankelijk van het
menuscherm dat wordt weergegeven.
Taal (Taal instellen)
U kunt de taal van het display instellen: Italiaans, Engels, Duits,
Portugees, Spaans, Frans, Nederlands, Turks, Braziliaans.
Ga om de gewenste taal in te stellen als volgt te werk:
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt knippe-
rend de hiervoor ingestelde “taal” weergegeven;
– druk op de + of – knop om de keuze uit te voeren;
– druk kort op de MENU ESC knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 38
WEGWIJS IN UW AUTO
39
1
Volume waarschuwingen (Instelling volume
geluidssignaal storingen/waarschuwingen)
Met deze functie kan het volume van het geluidssignaal (zoemer),
dat klinkt als een storing/waarschuwing wordt weergegeven, in-
gesteld worden op 8 niveaus.
Ga voor het instellen van het gewenste volume als volgt te werk:
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt knippe-
rend het hiervoor ingestelde volume weergegeven;
– druk op de + of – knop om de instelling uit te voeren;
– druk kort op de MENU ESC knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Vol. knoppen (Instelling volume knoppen)
Met deze functie kan het volume van het geluid, dat klinkt bij
het indrukken van de knoppen MENU ESC, + en –, op 8 niveaus
worden ingesteld.
Ga voor het instellen van het gewenste volume als volgt te werk:
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt knippe-
rend het hiervoor ingestelde volume weergegeven;
– druk op de + of – knop om de instelling uit te voeren;
– druk kort op de MENU ESC knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Bij uitvoeringen die uitgerust zijn met een instelbaar multifunctio-
neel display, wordt de waarde van het niveau van het volume weer-
gegeven met streepjes. Tijdens de instelling wordt bovendien een
geluidssignaal weergegeven.
Zoemer Gordels
(Opnieuw inschakelen zoemer voor SBR)
Deze functie kan alleen weergegeven worden nadat het SBR (sig-
nalering niet omgelegde gordel) is uitgeschakeld door het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk (zie de paragraaf “SBR” in hoofdstuk “2”).
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 39
40
WEGWIJS IN UW AUTO
Service (Geprogrammeerd onderhoud)
Met deze functie kan worden weergegeven hoeveel kilometers
of dagen nog resteren voordat een servicebeurt moet worden uit-
gevoerd.
Met de Service-functie is het bovendien mogelijk om weer te ge-
ven wanneer de motorolie ververst moet worden (in kilometers of
mijlen).
Ga voor het raadplegen van deze meldingen als volgt te werk:
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt de inter-
val in km of mi weergegeven, afhankelijk van de eerder ingevoerde
instelling (zie paragraaf “Eenheid afstand”);
– druk kort op de MENU ESC knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het
standaardscherm.
Het “Geprogrammeerd onderhoudsschema” houdt een onder-
houdsinterval van 30.000 km (benzinemotoren) of 35.000 km
(dieselmotoren) aan. Deze mededeling verschijnt automatisch,
met het contactslot op MAR, vanaf 2.000 km (of een gelijk-
waardige waarde in mijlen) en wordt om de 200 km (of een ge-
lijkwaardige waarde in mijlen) steeds opnieuw weergegeven. On-
der de 200 km wordt de weergave met kleinere intervallen weer-
gegeven. De weergave vindt plaats in km of mijlen afhankelijk van
de instelling van de eenheid. Als het geprogrammeerd onderhoud
zeer binnenkort moet worden uitgevoerd, dan verschijnt als het
contactslot in de stand MAR wordt gezet, op het display de tekst
“Service” gevolgd door het resterende aantal kilometers/mijlen.
Wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk waar men niet al-
leen het onderhoud zal uitvoeren dat voorgeschreven wordt door
het “Geprogrammeerd onderhoud”, maar waar de weergave ook
zal worden gereset.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 40
WEGWIJS IN UW AUTO
41
1
Airbags passagier (in-/uitschakelen
Front- en zij-airbags passagierszijde
(Sidebags)
Met deze functie kan de passagiersairbag worden in-/uitgescha-
keld.
Ga als volgt te werk:
– druk op de MENU ESC knop, selecteer op het display (Bag pass:
Off) (om uit te schakelen) of (BAG pass: On) (om in te schake-
len) door de + en – knoppen in te drukken, druk nogmaals op
de MENU ESC knop;
– op het display verschijnt een bevestiging;
– kies in het menu met de + of – knop (Ja) (om het in-/uitscha-
kelen te bevestigen) of (Nee) (om niet te bevestigen);
– druk kort op de MENU ESC knop, er verschijnt een bevestiging
van de keuze en er wordt teruggekeerd naar het menuscherm of
druk de knop lang in om terug te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Dag-dimlicht (DRL)
Met deze functie kan het dag-dimlicht worden in- en uitgeschakeld.
Ga voor het in- of uitschakelen van deze functie als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op het display verschijnt een
submenu;
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt knippe-
rend On of Off weergegeven, afhankelijk van de eerder ingevoer-
de instelling;
– druk op de + of – knop om de keuze uit te voeren;
– druk kort op de MENU ESC knop om terug te keren naar het sub-
menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het
hoofdmenuscherm zonder op te slaan;
– druk nogmaals lang op MENU ESC om terug te keren naar het
standaardscherm of het hoofdmenuscherm afhankelijk van het
menuscherm dat wordt weergegeven.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 41
42
WEGWIJS IN UW AUTO
Instapverlichting in- en uitschakeln
(indien aanwezig)
Met deze functie kan als de portieren of de bagageruimte met
de afstandsbediening worden geopend de buitenverlichting, de ken-
tekenverlichting en de interieurverlichting gedurende ongeveer 25
seconden worden ingeschakeld; met uitzondering van de volgen-
de situaties:
onderbreking na 5 seconden wegens sluiting portier
onderbreking na vergrendeling met de afstandsbediening
onderbreking na een vergrendeling of een actie met de af-
standsbediening
Ga voor het in-/uitschakelen als volgt te werk:
– druk de MENU ESC knop kort in, op het display wordt knippe-
rend “On” of “Off” weergegeven, afhankelijk van de eerder in-
gevoerde instelling;
– druk op de + of – knop om de keuze uit te voeren;
– druk kort op de MENU ESC knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Menu verlaten
Laatste functie waarmee de instellingen uit het menu worden af-
gesloten. Druk kort op de MENU ESC knop, het display keert te-
rug naar het standaardscherm zonder op te slaan. Door op de knop
– te drukken, keert het display terug naar de eerste optie van
het menu.
TRIP COMPUTER
ALGEMEEN
De “Tripcomputer” kan, als het contactslot in de stand MAR staat,
de gegevens weergeven betreffende het gebruik van de auto. De-
ze functie bestaat uit twee afzonderlijke delen “Trip A” en “Trip B”
die de gehele rit van de auto onafhankelijk van elkaar controleren.
Beide functies kunnen op nul gezet worden (reset – begin van een
nieuwe reis/periode).
“Trip A” geeft achtereenvolgens de volgende gegevens weer:
– Actieradius
– Afgelegde afstand
– Gemiddeld verbruik
– Huidig verbruik
– Gemiddelde snelheid
– Reisduur.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 42
WEGWIJS IN UW AUTO
43
1
“Trip B” geeft de volgende gegevens weer:
– Afgelegde afstand B
– Gemiddeld brandstofverbruik B
– Gemiddelde snelheid B
– Reisduur B.
“Trip B” kan worden uitgeschakeld (zie de paragraaf “inschake-
ling Trip B”) De gegevens “Actieradius” en “Huidig brandstofver-
bruik” kunnen niet op nul worden gezet.
Weergegeven gegevens
Actieradius
Geeft de waarschijnlijke afstand aan die nog kan worden afgelegd
met de brandstof in de tank.
Op het display wordt “- - - -” weergegeven als de volgende situatie
wordt gesignaleerd:
– actieradius kleiner dan 50 km (of 30 mijl)
– als de auto lang stilstaat met draaiende motor.
WAARSCHUWING De wijziging van de waarde van de actieradius
kan door verschillende factoren beïnvloed worden: rijstijl, type
traject (snelweg, stadsverkeer, bergwegen enz.), gebruiksom-
standigheden (vervoerde lading, bandenspanning enz.). Bij het
programmeren van een reis moet men dan ook rekening hou-
den met deze omstandigheden.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand aan die is afgelegd vanaf het begin van de rit.
Gemiddeld verbruik
Geeft het gemiddelde verbruik vanaf het begin van de rit aan.
Huidig verbruik
Geeft doorlopend de wijziging in het brandstofverbruik aan. Als de
auto lang stil staat met draaiende motor wordt op het display
“- - - -” weergegeven.
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid weer, afhankelijk van de tijd die vers-
treken is vanaf het begin van de rit.
Reistijd
Verstreken tijd vanaf het begin van de nieuwe rit.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 43
44
WEGWIJS IN UW AUTO
Informatie op het display
Telkens als een gegeven wordt weergegeven, wordt de volgende
informatie op het display weergegeven:
symbool in het bovenste deel (A-fig. 10);
de tekst “Trip” (of “Trip A” of “Trip B”) (B);
naam, waarde en meeteenheid van de geselecteerde groot-
heid (bijv. “Autonomie 1500km”) (= actieradius) (C).
Na enige seconden worden de naam en waarde van het gekozen
gegeven vervangen door een symbool (zie fig. 11).
Hierna worden de symbolen van de verschillende grootheden ge-
toond:
7EK
”Actieradius”;
o6
“Gemiddeld verbruik A” (indien Trip A actief is,
of “B” indien Trip B actief is);
pE76
“Afstand A” (indien Trip A actief is, of “B” indien
Trip B actief is);
oq
“Huidig verbruik”;
86
“Gemiddelde snelheid A” (indien Trip A actief is,
of “B” indien Trip B actief is);
56
“Reistijd A” (indien Trip A actief is, of “B” indien
Trip B actief is).
fig. 10
A0J0032m
fig. 11
A0J0033m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 44
WEGWIJS IN UW AUTO
45
1
Knop TRIP 0.00
Deze bevindt zich op de rechter hendel, fig. 12, en maakt het met
het contactslot op MAR mogelijk om de eerder beschreven groot-
heden weer te geven of om deze te resetten als met een nieuwe
rit wordt begonnen:
– kort indrukken: weergave grootheden;
– lang indrukken: op nul zetten (reset) grootheden en begin nieu-
we rit.
Nieuwe rit
Begint als is gereset:
– handmatig door de bestuurder, door de betreffende kort in te
drukken;
– “automatisch” als de “afgelegde afstand” 99999,9 km wordt
of als de “reisduur” 999.59 (999 uur en 59 minuten) wordt;
– telkens als de accu is losgenomen en vervolgens weer wordt
aangesloten.
WAARSCHUWING Als een gegeven van “Trip A” wordt weergege-
ven en de weergave op nul wordt gezet, dan heeft dit alleen in-
vloed op de gegevens van “Trip A”.
WAARSCHUWING Als een gegeven van “Trip B” wordt weergege-
ven en de weergave op nul wordt gezet, dan heeft dit alleen in-
vloed op de gegevens van “Trip B”.
Procedure voor het begin van een rit
Voer met het contactslot op MAR een reset uit door langer dan 2
seconden op de knop TRIP 0.00 te drukken.
Verlaten Trip
De functie TRIP wordt automatisch verlaten als alle grootheden één-
maal weergegeven zijn of wanneer de knop MENU ESC langer dan
1 seconde ingedrukt wordt gehouden.
fig. 12
A0J0077m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 45
46
WEGWIJS IN UW AUTO
SYMBOLEN
Op enkele componenten van de auto zijn gekleurde afbeeldingen
aanwezig met symbolen, die belangrijke in acht te nemen voor-
zorgsmaatregelen aangeven met betrekking tot de betreffende
component. Bovendien is een plaatje met het overzicht van de
symbolen onder de motorkap aangebracht.
ALFA ROMEO CODE
Dit is een elektronisch startblokkeersysteem waarmee de be-
scherming tegen diefstalpogingen van de auto wordt verhoogd.
Het wordt automatisch ingeschakeld door de sleutel uit het con-
tactslot te nemen.
In elke sleutel is een elekronisch systeem aanwezig dat tot taak
heeft om het tijdens de startfase gegeven signaal te moduleren
van een in het contactslot ingebouwde antenne. Het signaal wordt
omgezet in een “gecodeerd signaal” dat bij elke startpoging an-
ders is en waarmee de regeleenheid de sleutel herkent en het star-
ten mogelijk kan maken.
WERKING
Als u bij het starten van de motor de sleutel in stand MAR draait,
dan stuurt het Alfa Romeo CODE-systeem een code naar de rege-
leenheid van de motor die, als de code wordt herkend, de blok-
kering van de functies opheft.
De herkenningscode wordt alleen door de regeleenheid van de
Alfa CODE verzonden als de door de sleutel verzonden code is
herkend.
Door het contactslot op STOP te draaien, schakelt het Alfa Ro-
meo CODE-systeem de functies van de regeleenheid van het mo-
tormanagementsysteem uit. Als de code tijdens de start niet her-
kend wordt, gaat op het instrumentenpaneel het controlelampje
Y
branden.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 46
WEGWIJS IN UW AUTO
47
1
In dat geval moet het contactslot op STOP en daarna op MAR ge-
draaid worden. Als de blokkering niet wordt opgeheven, moet
opnieuw een startpoging worden ondernomen met de andere,
bijgeleverde, sleutels. Als de motor dan nog niet start, wendt u dan
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als het lampje
Y
tijdens het rijden gaat
branden
Als het lampje
Y
gaat branden, betekent dit dat het systeem
zichzelf controleert (bijv. als gevolg van een verlaging van de
spanning).
Als het lampje
Y
blijft branden, moet u zich tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk wenden.
DE SLEUTELS
CODE CARD (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Samen met de sleutels wordt de CODE card, fig. 13, overhan-
digd waarop mechanische code A en elektronische code B staan.
Bewaar de codes op een veilige plaats, niet in de auto.
Krachtige stoten kunnen de elektronische compo-
nenten in de sleutel beschadigen.
fig. 13
A0J0212m
A
B
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 47
48
WEGWIJS IN UW AUTO
MECHANISCHE SLEUTEL
Met de metalen baard A-fig. 14 kunnen worden bediend:
het startsysteem;
de vergrendeling van de portieren;
het openen/sluiten van de tankdop.
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING
(waar voorzien)
Met de metalen baard A-fig. 15 kunnen worden bediend:
het startsysteem;
de vergrendeling van de portieren;
het openen/sluiten van de tankdop.
Druk op knop B om de metalen sleutel te openen/sluiten.
fig. 14
A0J0211m
fig. 15
A0J0072m
Druk alleen op knop B-fig. 15 als de sleutel zich
ver van het lichaam (speciaal de ogen) en van
voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld
kleding) bevindt. Laat de sleutel nooit onbeheerd achter
om te voorkomen dat anderen, met name kinderen, de
sleutel kunnen gebruiken en per ongeluk op de knop
drukken.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 48
WEGWIJS IN UW AUTO
49
1
Ontgrendeling portieren en bagageruimte
Kort drukken op de knop
Ë
: ontgrendeling van de portieren, de ba-
gageruimte, tijdgeregelde inschakeling interieurverlichting en twee
maal knipperen van de richtingaanwijzers (voor bepaalde uitvoe-
ringen/markten).
De ontgrendeling vindt automatisch plaats als de brandstofnood-
schakelaar in werking treedt.
Als de portieren worden vergrendeld en één of meer portieren of
de bagageruimte zijn niet juist gesloten, knippert de led snel sa-
men met de richtingaanwijzers.
Vergrendelen portieren en bagageruimte
Kort drukken op de knop
Á
: vergrendeling van de portieren, de ba-
gageruimte met uitschakeling van de interieurverlichting en een
enkel lichtsignaal van de richtingaanwijzers (voor bepaalde uit-
voeringen/markten).
Als een of meer portieren geopend zijn, wordt de vergrendeling
niet uitgevoerd. Dit wordt gesignaleerd door het snel knipperen
van de richtingaanwijzers (als deze functie beschikbaar is). De por-
tieren worden wel vergrendeld als de bagageruimte is geopend.
Als sneller wordt gereden dan 20 km/h vergrendelen de portieren
automatisch als deze functie ingeschakeld is (alleen uitvoeringen
met instelbaar multifunctioneel display).
Als de portieren worden vergrendeld gaat led A-fig. 16 enkele se-
conden continu branden en vervolgens knipperen (bewakings-
functie).
Opening bagageruimte
Druk op knop
R
om de bagageruimte op afstand te openen.
Het openen van de bagageruimte wordt aangegeven door het twee
keer knipperen van de richtingaanwijzers.
EXTRA AFSTANDSBEDIENINGEN BESTELLEN
Het systeem kan maximaal 8 afstandsbedieningen herkennen.
Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk als een nieu-
we afstandsbediening moet worden aangevraagd en neem de CO-
DE card (waar voorzien), een identiteitsbewijs en het kenteken-
bewijs van de auto mee.
fig. 16
A0J0027m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 49
50
WEGWIJS IN UW AUTO
BATTERIJ SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING
VERVANGEN
Ga als volgt te werk:
druk op knop A-fig. 17 en zet de metalen sleutel B in de ge-
opende stand; draai schroef C los
:
m.b.v. een kleine schroe-
vendraaier;
trek batterijhouder D naar buiten en vervang batterij E (houdt
rekening met de polariteit); plaats houder D weer in de sleu-
tel en bevestig de houder door schroef C op
Á
te verdraaien.
fig. 17
A0J0073m
Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu en
moeten weggegooid worden in daarvoor bestem-
de containers. Ze kunnen ook worden ingeleverd
bij het Alfa Romeo Servicenetwerk, die voor de afvoer zal
zorgen.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 50
WEGWIJS IN UW AUTO
51
1
SAFE LOCK-SYSTEEM (waar voorzien)
Het is een veiligheidssysteem dat de werking van de binnen-
handgrepen van de auto en van de knop voor ver-/ontgrendeling
van de portieren verhindert. Het verdient aanbeveling om dit sys-
teem altijd in te schakelen als de auto wordt geparkeerd.
Inschakeling systeem
Het systeem wordt op alle portieren ingeschakeld door twee keer
snel op knop
Á
van de sleutel te drukken.
De inschakeling van het systeem wordt gesignaleerd door het 3 keer
knipperen van de richtingaanwijzers en door het knipperen van led
A-fig. 18. Het systeem wordt niet ingeschakeld als één of meer
portieren niet juist gesloten zijn.
Als het safe lock-systeem wordt ingeschakeld, is het
niet meer mogelijk de portieren vanuit de auto op
welke wijze ook te openen. Controleer, voordat u
uit de auto stapt, of er geen personen in de auto achter-
blijven. Als de batterij van de afstandsbediening leeg is,
kan het systeem alleen worden uitgeschakeld met de me-
talen baard in het slot van de portieren.
Uitschakeling systeem
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
door met de sleutel het portier aan de bestuurderszijde te ont-
grendelen;
door op knop
Ë
van de afstandsbediening te drukken;
door het contactslot in de stand MAR te draaien.
fig. 18
A0J0027m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 51
52
WEGWIJS IN UW AUTO
Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste functies die geactiveerd kunnen worden met de sleutels (met of zonder afstandsbe-
diening):
Type sleutel
Mechanische sleutel
Sleutel met afstandsbediening
Knipperen van de
richtingaanwijzers
(alleen met sleutel
met afstandsbediening)
Bewakingsled
Ontgrendelen
sloten
Draai de sleutel
linksom
(bestuurderszijde)
Draai de sleutel
linksom
(bestuurderszijde)
Kort drukken
op knop
Ë
2 keer knipperen
Uitschakelen
Vergrendelen sloten
van buitenaf
Draai de sleutel
rechtsom
(bestuurderszijde)
Draai de sleutel
rechtsom
(bestuurderszijde)
Kort drukken
op knop
Á
1 keer knipperen
Permanente insc
hakeling gedurende
ongeveer 3
seconden en
vervolgens
knipperen ter
bewaking
Inschakeling
Safe lock
(waar voorzien)
Twee maal drukken
op knop
Á
3 keer knipperen
Twee keer
knipperen en
vervolgens
knipperen van
bewakingsled
Ontgrendelen
achterklep
bagageruimte
Kort drukken
op knop
R
2 keer knipperen
Knipperen ter
bewaking
WAARSCHUWING De openende ruiten zijn een gevolg van het ontgrendelcommando voor de portieren; de sluitende ruiten zijn een
gevolg van de vergrendelopdracht voor de portieren.
Ruiten openen
(waar voorzien)
Langer drukken
(langer dan 2
seconden)
op knop
Ë
2 keer knipperen
Uitschakeling
Ruiten sluiten
(waar voorzien)
Langer drukken
(langer dan 2
seconden)
op knop
Á
1 keer knipperen
Knipperen ter
bewaking
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 52
WEGWIJS IN UW AUTO
53
1
DIEFSTALALARM (waar voorzien)
ACTIVERING VAN HET ALARM
Het alarm wordt onder de volgende omstandigheden geactiveerd:
onbevoegd openen van portieren/motorkap/bagageruimte
(bescherming omtrek);
activering van het startsysteem (het contactslot op MAR);
doorsnijden accukabels;
aanwezigheid van bewegende voorwerpen binnenin de auto
(volumetrische bescherming);
afwijkend omhoog komen/kantelen van de auto (voor be-
paalde uitvoeringen/markten).
Het activeren van het alarm wordt aangegeven met een geluids-
signaal en het knipperen van de richtingaanwijzers gedurende eni-
ge seconden. De manier waarop het alarm in werking treedt is
afhankelijk van de betreffende markt. Er is een maximum aantal
hoorbare/zichtbare cycli waarna het systeem weer normaal gaat
werken.
WAARSCHUWING De startblokkering wordt geregeld door Alfa
Romeo CODE; deze functie wordt automatisch geactiveerd als de
sleutel uit het contactslot getrokken wordt.
WAARSCHUWING Het alarm wordt reeds in de fabriek aangepast
aan de normen van de diverse landen.
INSCHAKELING ALARM
Richt bij goed gesloten portieren en motorkap/achterklep en de
contactsleutel in de stand STOP staat of is uitgenomen, de sleutel
met afstandsbediening op de auto, druk op knop
Á
en laat de knop
los. Behalve in enkele markten geeft het systeem een geluids- en
visueel signaal en worden de portieren vergrendeld.
Het inschakelen van het alarm wordt voorafgegaan door een zelf-
diagnose: in geval van een storing geeft het systeem nogmaals
een hoorbaar signaal en/of een zichtbaar signaal via de led’s op
het dashboard uit.
Als ongeveer 4 seconden nadat het alarm is ingeschakeld een twee-
de geluidssignaal wordt gegeven en/of dit zichtbaar wordt weer-
gegeven via de led’s op het dashboard, moet het alarm worden
uitgeschakeld door op knop
Ë
te drukken, moet gecontroleerd wor-
den of de portieren, de motorkap en de bagageruimte goed zijn
gesloten en moet het systeem vervolgens opnieuw geactiveerd
worden door op knop
Á
te drukken.
Als het alarm ook een geluidssignaal uitzendt als de portieren, mo-
torkap en bagageruimte juist gesloten zijn, geeft dit aan dat een
storing in de werking van het systeem is gesignaleerd. Wendt u
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 53
54
WEGWIJS IN UW AUTO
UITSCHAKELING ALARM
Druk op knop
Ë
. Het volgende gebeurt (met uitzondering van
bepaalde markten):
twee keer kort knipperen van de richtingaanwijzers;
twee korte geluidssignalen;
ontgrendeling van de portieren;
WAARSCHUWING Als met de sleutel in het slot centraal wordt ont-
grendeld wordt het alarm niet uitgeschakeld.
VOLUMETRISCHE BESCHERMING/BEVEILIGING
TEGEN KANTELEN
Sluit voor de juiste werking van d ebescherming alle ruiten en
het opendak (indien aanwezig) geheel.
Druk, om deze functie uit te schakelen, op knop A-fig. 20 voor-
dat het alarm wordt ingeschakeld. Als de functie wordt uitgescha-
keld, wordt dit aangegeven door het gedurende enkele seconden
knipperen van de led op knop A.
Het buiten werking stellen van de volumetrische beveiliging/kan-
telsensor moet telkens worden herhaald als het instrumentenpa-
neel uitgeschakeld is geweest.
UITSCHAKELEN ALARM
Om het alarm volledig buiten werking te stellen (bijvoorbeeld als
de auto langdurig gestald wordt) moet de auto worden afgesloten
door de metalen noodsleutel in het slot te draaien en geen gebruik
te maken van de afstandsbediening.
WAARSCHUWING Als de batterijen in de afstandsbediening leeg
zijn of als het systeem defect is, moet, om het alarm uit te scha-
kelen, de sleutel in het contactslot worden gestoken en het con-
tactslot in de stand MAR wordt gezet.
fig. 20
A0J0226m
A
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 54
WEGWIJS IN UW AUTO
55
1
START-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in drie verschillende standen gedraaid worden,
fig. 21:
STOP: motor uit, sleutel uitneembaar, stuur geblokkeerd. En-
kele elektrische systemen (bijv. autoradio, centrale portier-
vergrendeling, alarm enz.), kunnen werken;
MAR: contact aan. Alle elektrische systemen kunnen werken;
AVV: starten van de motor.
Het contactslot is uitgerust met een veiligheidsmechanisme dat,
als de motor niet start, de gebruiker verplicht om het contactslot
op STOP te zetten alvorens het starten te herhalen.
fig. 21
A0J0031m
Als het contactslot onklaar gemaakt is (bijv. bij een
poging tot diefstal), moet de werking worden ge-
controleerd door het Alfa Romeo Servicenetwerk,
voordat u weer met de auto gaat rijden.
Neem bij het uitstappen uit de auto altijd de sleu-
tel uit het contactslot om te voorkomen dat iemand
per ongeluk de bedieningsorganen
in werking stelt. Denk eraan altijd de handrem aan te trek-
ken. Als de auto op een stijgende helling geparkeerd is,
moet de 1
e
versnelling worden ingeschakeld en bij par-
keren op een dalende helling moet de achteruit inge-
schakeld worden. Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 55
56
WEGWIJS IN UW AUTO
STUURSLOT
Inschakelen
Zet het contactslot in de stand STOP, neem de sleutel uit en draai
het stuur totdat het geblokkeerd wordt.
Uitschakelen
Beweeg het stuur een beetje en draai de sleutel op MAR.
Het is streng verboden na aanschaf van de auto
ingrepen van ongeacht welke aard uit te voeren,
die tot gevolg hebben dat de stuurinrichting of de
stuurkolom onklaar gemaakt worden (bijvoorbeeld bij de
montage van een diefstalbeveiliging). Hierdoor kunnen
niet alleen tot de prestaties van het systeem verslechte-
ren en de garantie vervallen, maar kunnen ook ernstige
veiligheidsproblemen worden veroorzaakt. Bovendien vol-
doet de auto niet meer aan de typegoedkeuring.
Neem de contactsleutel nooit uit als de auto rijdt.
Het stuur blokkeert in dat geval bij de eerste stuur-
beweging automatisch. Dit is altijd van toepassing,
ook als de auto wordt gesleept.
ZITPLAATSEN
VOORSTE ZITPLAATSEN fig. 22
Alle afstellingen mogen uitsluitend bij een stil-
staande auto worden uitgevoerd.
Verstelling in lengterichting
Til hendel A op en duw de stoel vooruit of achteruit: als u rijdt, moe-
ten de armen licht gebogen zijn en de handen op de rand van het
stuur rusten.
Als de hendel wordt losgelaten, moet altijd gecon-
troleerd worden of de stoel in de rails geblokkeerd
is door te proberen
de stoel naar voren en naar achteren te verplaatsen. Als
de stoel niet is geblokkeerd, kan de stoel plotseling ver-
schuiven waardoor u de controle over de auto zou kun-
nen verliezen.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 56
WEGWIJS IN UW AUTO
57
1
Hoogteverstelling (waar voorzien)
Beweeg hefboom omhoog of omlaag totdat de gewenste hoogte
is bereikt.
WAARSCHUWING Voer de verstelling uit terwijl u op de bestuur-
dersplaats zit.
Rugleuning verstellen
Draai aan knop C tot de gewenste stand is bereikt.
fig. 22
A0J0078m
Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning
rechtop zetten, tegen de leuning aan gaan zitten
en de gordel goed laten aansluiten op borst en bek-
ken.
Lendensteun verstellen (waar voorzien)
Draai aan knop D tot de gewenste stand is bereikt.
Rugleuning omklappen
Trek om de achterbank te bereiken de handgreep E omhoog: zo
kan de rugleuning omgeklapt worden en kan de stoel vrij naar
voren schuiven door tegen de rugleuning te duwen.
Door de rugleuning terug naar achteren te klappen, keert de stoel
terug naar de beginpositie.
Controleer altijd of de stoel goed in de rails ge-
blokkeerd is door de stoel naar voren en naar ach-
teren te duwen.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 57
58
WEGWIJS IN UW AUTO
Stoelverwarming (waar voorzien)
Druk met het contactslot in MAR op de knoppen A of B-fig.23 voor
het in-/uitschakelen van de functie. Bij De inschakeling gaat de
led op de knoppen branden.
EASY ENTRY
Dankzij deze functie kunnen de zitplaatsen achter makkelijker wor-
den bereikt.
Om de achterste zitplaatsen te kunnen bereiken, moet handgreep
E-fig.22 naar boven worden verplaatst en moet de rugleuning
van de stoel naar voren worden gezet: de stoel schuift automa-
tisch naar voren.
Door de rugleuning in de stand voor het normale gebruik te zet-
ten, gaat de stoel opnieuw achteruit naar de oorspronkelijke stand.
Als de stoel bij het achteruit bewegen een obstakel tegenkomt (bij-
voorbeeld de knieën van de achterpassagier), stopt de stoel waar-
na; vervolgens gaat de stoel enkele centimeters naar voren en
wordt vervolgens vergrendeld.
fig. 23
A0J0253m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 58
WEGWIJS IN UW AUTO
59
1
HOOFDSTEUN
VOOR
Deze kunnen in hoogte worden versteld en worden automatisch
in de gewenste stand vergrendeld:
omhoog verplaatsen: zet de hoofdsteun omhoog totdat de
steun blokkeert
omlaag verplaatsen: druk op knop A-fig. 24 en zet de hoofd-
steun omlaag.
Om de hoofdsteunen te verwijderen:
trek de hoofdsteunen zo ver mogelijk omhoog;
druk op knoppen A en B-fig. 24 en verwijder de hoofdsteunen
door deze omhoog te trekken.
fig. 24
A0J0130m
“Anti-wiplash”-functie
De hoofdsteunen zijn uitgerust met een “Anti-Whiplash”-functie,
die in staat is de afstand tussen hoofd en hoofdsteun kleiner te
maken bij een aanrijding van achteren en die het letsel als ge-
volg van een “zweepslag” vermindert.
Door met het lichaam of de hand op de rugleuning te drukken, kan
de verplaatsing van de hoofdsteun worden gecontroleerd: dit be-
hoort bij de werking van het systeem en geeft geen slechte wer-
king aan.
De hoofdsteunen moeten zo ingesteld worden dat
ze het hoofd, en niet de nek, ondersteunen. Alleen
in dat geval bieden ze bescherming.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 59
60
WEGWIJS IN UW AUTO
ACHTER
Bij de achterste zitplaatsen zijn twee in hoogte instelbare hoofd-
steunen aanwezig (zie voor het verstellen de voorgaande para-
graaf). Bij enige uitvoeringen is ook een hoofdsteun op de mid-
delste zitplaats aanwezig.
Verwijderen van de hoofdsteunen:
trek de hoofdsteunen zo ver mogelijk omhoog;
druk op de knoppen A-fig. 25 en verwijder de hoofdsteunen
door deze omhoog te trekken.
STUUR
Dit kan in axiale en in verticale richting versteld worden.
Verstellen: ontgrendel hendel A-fig. 26 door deze naar voren te du-
wen (stand 1) en verstel het stuur. Vergrendel vervolgens hendel
A door deze in de richting van het stuur te trekken (stand 2).
fig. 25
A0J0083m
fig. 26
A0J0034m
Het stuur mag alleen worden versteld bij een stil-
staande auto en uitgeschakelde motor.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 60
WEGWIJS IN UW AUTO
61
1
SPIEGELS
BINNENSPIEGEL
Gebruik hendel A-fig.27 om de spiegel in twee standen te zet-
ten: normaal of anti-verblindingsstand. Bij enkele uitvoeringen is
de elektronisch dimbare spiegel voorzien van een ON/OFF-knop
voor het in-/uitschakelen van de gedimde stand. Door de achter-
uit in te schakelen, wordt de spiegel altijd ingesteld op gebruik
overdag.
fig. 27
A0J0108m
Het is streng verboden na aanschaf van de auto
ingrepen van ongeacht welke aard uit te voeren,
die tot gevolg hebben dat de stuurinrichting of de
stuurkolom onklaar gemaakt worden (bijvoorbeeld bij de
montage van een diefstalbeveiliging); hierdoor kunnen
de prestaties van het systeem, de garantie en de veilig-
heid in gevaar worden gebracht en voldoet de auto niet
meer aan de typegoedkeuring.
BUITENSPIEGELS
De buitenspiegel aan de bestuurderszijde is bol,
waardoor de waarneming van afstanden enigszins
wordt beïnlvoed.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 61
62
WEGWIJS IN UW AUTO
Elektrisch inklappen van de spiegel
(waar voorzien)
Druk, om de spiegels in te klappen, op knop C-fig.28. Druk nog-
maals op de knop om de spiegels in de normale stand te zetten.
Als de portieren worden vergrendeld, klappen de buitenspiegels in.
De spiegels klappen terug als het contactslot op MAR wordt gezet.
De functie kan in-/uitgeschakeld worden door knop C-fig.28 lan-
ger dan 2 seconden ingedrukt te houden. De instelling wordt be-
vestigd met een geluidssignaal.
Spiegels handmatig inklappen
Klap de spiegels in noodgevallen met de hand in door ze van stand
1-fig.29 in stand 2 te zetten.
WAARSCHUWING Tijdens het rijden moeten de spiegels altijd in
stand 1 staan.
Verstellen van de spiegel
De spiegels kunnen alleen worden versteld/ingeklapt als het con-
tactslot op MAR staat.
Kies de gewenste spiegel met schakelaar A-fig. 28:
schakelaar in stand 1: linker spiegel geselecteerd;
schakelaar in stand 2: rechter spiegel geselecteerd.
Om de geselecteerde spiegel te verstellen, moet u op knop B druk-
ken in de vier richtingen die door de pijlen aangegeven worden.
WAARSCHUWING Na het verstellen, moet schakelaar A in stand
0 worden gezet om te voorkomen dat spiegel per ongeluk wordt
versteld.
fig. 28
A0J0022m
fig. 29
A0J0035m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 62
WEGWIJS IN UW AUTO
63
1
KLIMAATREGELING
UITSTROOMOPENINGEN fig. 30
1. Vaste bovenste uitstroomopeningen - 2. Middelste verstelbare uitstroomopeningen - 3. Vaste uitstroomopeningen aan zijkant - 4. Ver-
stelbare uitstroomopeningen aan zijkant - 5. Onderste uitstroomopeningen voor voorste zitplaatsen - 6. Onderste uitstroomopeningen voor
achterste zitplaatsen.
A0J0036m
fig. 30
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 63
64
WEGWIJS IN UW AUTO
VERWARMING/KLIMAATREGELING
A0J0074m
fig. 31
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 31
A knop voor regeling luchttemperatuur
(rood = warm/ blauw = koud);
B knop inschakelen/regelen aanjager
p
0 = aanjager uit
1-2-3 = aanjagersnelheid
4
-
= maximale aanjagersnelheid
C draaiknop luchtverdeling
luchtstroom naar het lichaam van de bestuurder/passagier;
ß
Luchtstroom naar het lichaam van de bestuurder/passagier en
de voetenruimte;
©
luchtstroom naar voetenruimte voor en achter;
®
luchtstroom naar voetenruimte en voorruit;
-
luchtstroom naar voorruit
D knop inschakeling/uitschakeling luchtrecirculatie
E knop voor in-/uitschakelen airconditioning
(alleen uitvoeringen met handmatig bediende klimaatrege-
ling)
F knop inschakeling/uitschakeling achterruitverwarming
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 64
WEGWIJS IN UW AUTO
65
1
VENTILATIE INTERIEUR
Ga voor een goede ventilatie als volgt te werk:
draai knop A in in het blauwe gebied;
druk op knop D om de luchtrecirculatie uit te schakelen (led
op de knop is gedoofd);
draai knop C op
;
draai knop B op de gewenste snelheid.
KLIMAATREGELING (koeling)
(alleen aanwezig bij de versies met
handmatig bediende airconditioning)
Handel als volgt om de koeling te verkrijgen:
draai knop A in in het blauwe gebied;
druk op knop D om de luchtrecirculatie in te schakelen (led
op de knop brandt);
draai knop C op
;
druk op knop E om de klimaatregeling in te schakelen en draai
knop B ten minste op stand 1 (1
ste
snelheid); draai om sneller
resultaat te bereiken knop B op 4
-
(hoogste aanjagersnel-
heid).
Regeling van de koeling
draai knop A naar rechts om de temperatuur te verhogen;
druk op knop D om de luchtrecirculatie uit te schakelen (led
op de knop is gedoofd);
draai aan knop B om de aanjagersnelheid te verlagen;
VERWARMING INTERIEUR
Ga als volgt te werk:
draai knop A in het rode gebied;
draai knop C op het gewenste symbool;
draai knop B op de gewenste snelheid;
Snel verwarmen
Handel als volgt om snel te verwarmen:
draai knop A in het rode gebied;
druk op knop D om de luchtrecirculatie in te schakelen;
draai knop C op
©
;
draai knop B op 4
-
(maximum snelheid aanjager).
Gebruik vervolgens de bedieningsorganen om het gewenste com-
fort te handhaven en druk op knop D om de luchtrecirculatie uit
te schakelen (led op de knop dooft); hierdoor wordt voorkomen
dat de ruiten beslaan.
WAARSCHUWING Wacht bij een koude motor enige minuten tot-
dat de koelvloeistof de optimale bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 65
66
WEGWIJS IN UW AUTO
SNEL ONTWASEMEN/ ONTDOOIEN
VOORRUITEN
(VOORRUIT EN ZIJRUITEN)
Ga als volgt te werk:
draai knop A in het rode gebied;
draai knop B op 4
-
(maximum snelheid aanjager).
draai knop C op
-
;
druk op knop D om de luchtrecirculatie uit te schakelen (led
op de knop is gedoofd);
Als de ruiten zijn ontwasemd/ontdooid moeten de bedieningsor-
ganen gebruikt worden om het gewenste comfort opnieuw in te
stellen.
WAARSCHUWING de klimaatregeling is heel nuttig om het ont-
wasemen te versnellen. Stel de bedieningsorganen in zoals eerder
werd beschreven en schakel de klimaatregeling in door op knop
E te drukken.
Beslaan van de ruiten voorkomen
Als de luchtvochtigheid buiten heel hoog is en/of bij regen en/of
bij grote temperatuurverschillen tussen de lucht in en buiten de au-
to moeten de volgende handelingen uitgevoerd worden, zodat
wordt voorkomen dat de ruiten beslaan.
draai knop A in het rode gebied;
druk op knop D om de luchtrecirculatie uit te schakelen (led
op de knop is gedoofd);
draai knop C op
-
met de mogelijkheid om naar stand
®
te
draaien als de ruiten niet zijn beslagen;
draai knop B op de 2
e
snelheid.
WAARSCHUWING De klimaatregeling is heel nuttig om het beslaan
van de ruiten te voorkomen bij een hoge luchtvochtigheid.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 66
WEGWIJS IN UW AUTO
67
1
ONTWASEMEN/ONTDOOIEN ACHTERRUIT
EN BUITENSPIEGELS (waar voorzien)
Druk op knop F (
(
) om de functie in of uit te schakelen. De func-
tie wordt hoe dan ook na 20 minuten automatisch uitgeschakeld.
WAARSCHUWING Plak geen stickers op de elektrische draden aan
de binnenzijde van de achterruit,om beschadiging en een slechte
werking van de achterruitverwarming te voorkomen.
LUCHTRECIRCULATIE
Druk op knop D (
T
) zodat de LED op de knop gaat branden.
Het verdient aanbeveling om de recirculatie in te schakelen als in
een file of in een tunnel wordt gereden om te voorkomen dat ver-
vuilde lucht in het interieur komt.
Deze functie mag niet langdurig worden gebruikt. Vooral als meer
passagiers in de auto aanwezig zijn, neemt in dat geval de kans
aanzienlijk toe dat de ruiten beslaan.
WAARSCHUWING Met de recirculatiefunctie kan, afhankelijk van
de gekozen werking (“verwarmen” of “koelen”) sneller het ge-
wenste resultaat worden bereikt. Het verdient aanbeveling om
de recirculatiefunctie in te schakelen op regenachtige en koude da-
gen, om te voorkomen dat de ruiten beslaan.
ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM
Tijdens de winter moet de airconditioning ten minste een keer
maand gedurende ongeveer 10 minuten worden ingeschakeld.
Voordat het zomerseizoen begint, moet de werking van het sys-
teem nagekeken worden door het Alfa Romeo Servicenetwerk.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 67
68
WEGWIJS IN UW AUTO
AUTOMATISCHE GESCHEIDEN KLIMAATREGELING(waar voorzien)
E F GA B C
L
D
N H
IM
A0J0037m
fig. 32
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 32
A knop voor inschakelen MONO-functie (gelijkstellen ingestelde
temperaturen) bestuurder/passagier;
B knop voor inschakeling/uitschakeling aircocompressor
C knop voor inschakeling/uitschakeling luchtrecirculatie;
D display;
E knop voor uitschakeling klimaatregeling;
F knop voor inschakelen MAX-DEF-functie (snel ontdooien/
ontwasemen voorruiten);
G knop voor inschakeling/uitschakeling achterruitverwarming;
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 68
WEGWIJS IN UW AUTO
69
1
Deze functies kunnen handmatig worden gewijzigd, d.w.z. dat u
het systeem kunt regelen door naar wens een of meer functies te
selecteren en te wijzigen. Op deze wijze wordt de automatische
regeling van de handmatig gewijzigde functies uitgeschakeld; het
systeem zal alleen om veiligheidsredenen ingrijpen.
De handmatige keuzes hebben altijd prioriteit boven de automa-
tische regeling en worden opgeslagen totdat de knop AUTO wordt
ingedrukt, behalve als het systeem om veiligheidsredenen ingrijpt.
De handmatige instelling van een functie beïnvloedt de regeling
van de andere automatisch geregelde functies niet. De hoeveel-
heid naar het interieur gevoerde lucht is niet afhankelijk van de
voertuigsnelheid en wordt m.b.v. een aanjager elektronisch gere-
geld. De temperatuur van de toegevoerde lucht wordt altijd auto-
matisch geregeld, afhankelijk van de op het display ingestelde tem-
peratuur (behalve als het systeem is uitgeschakeld of onder eni-
ge omstandigheden als de compressor is uitgeschakeld.
Het systeem kan de volgende handmatige instellingen uitvoeren:
luchttemperatuur bestuurder-/passagierszijde;
aanjagersnelheid (traploze regeling);
luchtverdeling in 7 standen (bestuurder/passagier);
inschakelen van de compressor;
voorrang gekoppelde/gescheiden verdeling;
snel ontdooien/ontwasemen;
luchtrecirculatie;
achterruitverwarming;
uitschakeling van het systeem.
H knop voor inschakeling AUTO-functie (automatische werking)
en knop instelling temperatuur passagierszijde;
I knop voor selectie luchtverdeling passagierszijde;
L aanjagersnelheid verhogen/verlagen;
M knop voor selectie luchtverdeling bestuurderszijde;
N knop voor inschakeling AUTO-functie (automatische werking)
en knop instelling temperatuur bestuurderszijde.
BESCHRIJVING
De gescheiden klimaatregeling regelt de temperatuur en luchtver-
deling in het interieur in de twee zones: bestuurders- en passa-
gierszijde Het systeem houdt het comfort in het interieur constant
en compenseert eventuele wijzigingen van de externe klimatolo-
gische omstandigheden, waaronder zonnestraling, de gemeten
wordt met een sensor.
De automatisch gecontroleerde parameters en functies zijn:
luchttemperatuur naar uitstroomopeningen bestuurder-/pas-
sagierszijde voor;
luchtverdeling naar uitstroomopeningen bestuurders-/passa-
gierszijde voor;
aanjagersnelheid (continue wijziging van de luchtstroom);
inschakeling van de compressor (voor koeling/droging van de
lucht);
luchtrecirculatie.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 69
70
WEGWIJS IN UW AUTO
Tijdens de automatische werking is het mogelijk de ingestelde tem-
peraturen, de luchtverdeling en de aanjagersnelheid te wijzigen
door op ieder gewenst moment de betreffende druk- of draai-
knoppen te bedienen: Het systeem wijzigt automatische de in-
stellingen om aan de nieuwe eisen te voldoen.
Als het systeem geheel automatisch werkt (FULL AUTO) en de
luchtverdeling en/of de luchtopbrengst en/of de inschakeling van
de compressor en/of de recirculatie worden gewijzigd, dan ver-
dwijnt FULL.
Op deze wijze zal de klimaatregeling alle functies automatisch
regelen, behalve de handmatig gewijzigde functies. De aanjager-
snelheid is voor alle zones in het interieur gelijk.
TEMPERATUUR INSTELLEN
Draai de knoppen N of H naar rechts of links om de temperatuur
in de linker zone (draaiknop N) of de rechter zone (draaiknop
H) van het interieur te regelen.
De ingestelde temperaturen worden op het display weergegeven.
Druk op de knop MONO om de instelling van de luchttempera-
tuur in beide zones gelijk te maken: draai aan knop N om de
temperatuur in te stellen.
Draai, om de gescheiden temperatuurregeling en luchtverdeling
in de twee zones weer in te stellen, knop N of H en druk opnieuw
op knop MONO (als de led op de knop brandt).
Door de knoppen volledig naar rechts of naar links te draaien,
zullen respectievelijk de functies HI (maximum verwarming) of LO
(maximum koeling) ingeschakeld worden. Om deze functies uit
te schakelen, moet de knop voor de temperatuurregeling worden
verdraaid en de gewenste temperatuur worden ingesteld.
INSCHAKELING KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manieren worden ingeschakeld:
er wordt hoe dan ook aangeraden één van de AUTO-knoppen in
te drukken en de knoppen te verdraaien om de gewenste tempe-
raturen in te stellen. Het is mogelijk om voor bestuurder en pas-
sagier verschillende temperaturen te selecteren met een maximum
verschil van 7°C.
In deze situatie begint het systeem met de geheel automatische
werking waarbij de temperatuur, de luchthoeveelheid en -verdeling
en de recirculatie en inschakeling van de aircocompressor worden
geregeld.
ij de volledig automatische werking bestaat de enige handmatige
handeling uit het eventueel inschakelen van de volgende func-
ties:
MONO, om de luchttemperatuur en -verdeling aan de passa-
giers- en bestuurderszijde gelijk te stellen;
T
luchtrecirculatie (om de recirculatie altijd ingeschakeld of
altijd uitgeschakeld te houden);
-
voor het snel ontwasemen/ontdooien van de voorruiten,
van de achterruit en van de buitenspiegels;
(
om de achterruit en de buitenspiegels te ontwasemen/ont-
dooien.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 70
WEGWIJS IN UW AUTO
71
1
N
˙
Verdeling van de luchtstroom tussen de uitstroomopeningen
voor het ontdooien/ontwasemen van de voorruit en de mid-
delste uitstroomopeningen en de uitstroomopeningen aan de
zijkant van het dashboard. Deze verdeling maakt het mogelijk
de lucht naar de voorruit te sturen als de zon op de ruit schijnt.
N
Verdeling van de luchtstroom via alle uitstroomopeningen van
˙
de auto.
O
In de werkwijze FULL AUTO beheert de klimaatregeling automa-
tisch de luchtverdeling; de led’s op de knoppen I en M zijn gedoofd.
Als de luchtverdeling handmatig is ingesteld wordt aangegeven
met het branden van de led op de ingedrukte knoppen.
Als een gecombineerde functie is ingesteld en op een knop wordt
gedrukt, wordt die functie ook ingeschakeld. Als echter op een
knop gedrukt wordt waarvan de functie reeds ingeschakeld is,
wordt deze functie uitgeschakeld en gaat de betreffende led uit.
Om de automatische regeling van de luchtverdeling na een hand-
matige instelling opnieuw
in te stellen, moet op de knop AUTO gedrukt worden.
Als de bestuurder de luchtverdeling naar de voorruit kiest, wordt
automatisch ook aan de passagierszijde de luchtverdeling naar
de voorruit ingesteld. De passagier kan vervolgens een andere lucht-
verdeling kiezen door de betreffende knoppen in te drukken.
LUCHTVERDELING INSTELLEN
M.b.v. de knoppen kan handmatig een van de 7 mogelijke lucht-
verdelingen links/rechts in het interieur worden ingesteld:
N
Luchtstroom naar uitstroomopeningen naar de voorruit en de zij-
ruiten voor voor ontwasemen/ontdooien van de ruiten.
˙
Luchtstroom naar de middelste uitstroomopeningen en uit-
stroomopeningen aan de zijkant van het dashboard voor de
koele luchtstroom op het lichaam en het gezicht bij warm weer.
O
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen in de voorste en ach-
terste voetenruimtes. Met deze luchtverdeling kan zeer snel
het interieur worden verwarmd, waardoor snel een gevoel van
warmte ontstaat
˙
O
Verdeling van de luchtstroom over de uitstroomopeningen in
de voetenruimtes (warme lucht) en de middelste uitstroom-
openingen en de uitstroomopeningen aan de zijkant van het
dashboard (koele lucht). Deze luchtverdeling is nuttig in de len-
te en herfst als de zon schijnt.
N
O
Verdeling van de luchtstroom tussen de uitstroomopeningen
in de voetenruimtes en de uitstroomopeningen voor ontdooi-
en/ontwasemen van de voorruit en de zijruiten voor. Deze ver-
deling zorgt voor een goede verwarming van het interieur en
voorkomt dat de ruiten beslaan.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 71
72
WEGWIJS IN UW AUTO
WAARSCHUWING Als het systeem niet meer in staat is de ge-
vraagde temperatuur in de diverse gebieden van de auto te be-
reiken/te handhaven, knippert de ingestelde temperatuur en dooft
de tekst AUTO na ongeveer 1 minuut.
Om de automatische regeling van het systeem na één of meer
handmatige instellingen opnieuw in te schakelen, moet op de knop
AUTO gedrukt worden.
MONO-KNOP
Druk op de knop MONO om de instelling van de temperatuur aan
de passagierszijde gelijk te maken aan die aan de bestuurderszij-
de. Op deze wijze is het ook mogelijk de luchtverdeling tussen
twee zones gelijk te stellen door knop N te verdraaien.
Deze functie vergemakkelijkt de instelling van de temperatuur
als alleen de bestuurder aanwezig is.
Draai, om de gescheiden temperatuurregeling en luchtverdeling
in de twee zones weer in te stellen, knop H om de temperatuur
aan passagierszijde in te stellen of druk op knop MONO als de
led op de knop brandt.
REGELING AANJAGERSNELHEID
Druk op knop L om de aanjagersnelheid te verhogen/verlagen. De
snelheid wordt weergegeven door de verlichte staafjes op het dis-
play:
maximum aanjagersnelheid = alle staafjes verlicht;
minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht.
De aanjager kan alleen worden uitgeschakeld als de aircocom-
pressor m.b.v. knop B is uitgeschakeld.
WAARSCHUWING Om de automatische regeling van de aanjager-
snelheid na een handmatige instelling opnieuw in te schakelen,
moet op de knop AUTO worden gedrukt.
AUTO-KNOPPEN
Als de knoppen AUTO worden ingedrukt, regelt de klimaatrege-
ling automatisch in de betreffende zone de luchthoeveelheid en -
verdeling en worden de automatische instellingen gewist. Dit wordt
aangegeven met de tekst FULL AUTO op het display.
Als ten minste één handmatige instelling is uitgevoerd (recircula-
tie, luchtverdeling, aanjagersnelheid of uitschakelen aircocom-
pressor), dooft de tekst FULL op het display om aan te geven dat
het systeem niet meer zelfstandig alle functies regelt (de tempe-
ratuur wordt altijd automatisch geregeld).
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 72
WEGWIJS IN UW AUTO
73
1
AIRCOCOMPRESSOR
Druk op knop B om de compressor in te schakelen/uit te scha-
kelen. Het uitschakelen van de compressor blijft ook opgeslagen
als de motor wordt uitgeschakeld.
Door de compressor uit te schakelen, wordt door het systeem de
recirculatie uitgeschakeld om te voorkomen dat de ruiten beslaan.
In dit geval verdwijnt, ook als het systeem in staat is de gevraag-
de temperatuur te handhaven, de tekst FULL van het display. Als
het systeem echter niet meer in staat is de gevraagde temperatuur
te handhaven, knipperen de temperatuuraanduidingen en dooft de
tekst AUTO.
WAARSCHUWING Met uitgeschakelde compressor kan geen lucht
het interieur van de auto ingevoerd worden waarvan de tempera-
tuur lager is dan de buitentemperatuur. Bovendien zouden onder
bepaalde omstandigheden de ruiten snel kunnen beslaan omdat de
lucht niet gedroogd kan worden.
Druk, om de automatische regeling van de compressor weer in te
schakelen, weer op knop B of druk op knop AUTO.
LUCHTRECIRCULATIE
De luchtrecirculatie wordt als volgt geregeld:
automatische inschakeling: druk op een van de AUTO-knoppen.
De inschakeling wordt weergegeven door het branden van
AUTO op het display;
geforceerde inschakeling (recirculatie altijd ingeschakeld): aan-
gegeven door het branden van de led op knop C en door het
symbool
í
op het display;
geforceerde uitschakeling (recirculatie altijd uitgeschakeld, toe-
voer van de buitenlucht): aangegeven door het doven van de
led op knop C en het symbool
ê
op het display; |De gefor-
ceerde in-/uitschakeling wordt gekozen met knop C.
WAARSCHUWING Als de recirculatie is ingeschakeld kunnen veel
sneller de gewenste omstandigheden in het interieur worden be-
reikt.
Het wordt afgeraden om deze functie handmatig in te schakelen
op regenachtige of koude dagen; in deze situatie kunnen de ruiten
sneller beslaan, vooral als de airconditioning niet is ingeschakeld.
Bij lage buitentemperaturen wordt de recirculatie geforceerd uit-
geschakeld (toevoer van buitenlucht) om te voorkomen dat de rui-
ten beslaan. Bij de automatische werking wordt de recirculatie
automatisch geregeld door het systeem, afhankelijk van de weer-
somstandigheden.
Als de handmatige regeling van de recirculatie ingesteld is, dooft
de tekst FULL op het display en verdwijnt de tekst AUTO op het
symbool.
Bij een lage buitentemperatuur wordt het aange-
raden de luchtrecirculatie niet te gebruiken omdat
de ruiten dan snel kunnen beslaan.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 73
74
WEGWIJS IN UW AUTO
WAARSCHUWING De MAX-DEF-functie blijft ongeveer 3 minuten
ingeschakeld nadat de koelvloeistof van de motor de bedrijfstem-
peratuur bereikt heeft.
Als de functie ingeschakeld is, dooft de tekst FULL AUTO op het
display. Als de functie is ingeschakeld, zijn de enig mogelijke hand-
matige instellingen: de aanjagersnelheid en de uitschakeling van
de achterruitverwarming.
Als op de knoppen B, C, F of AUTO wordt gedrukt, schakelt de
klimaatregeling de MAX-DEF-functie uit en wordt de werking van
voor het inschakelen van de functie hersteld.
ONTWASEMEN/ONTDOOIEN
ACHTERRUIT/BUITENSPIEGELS
(waar voorzien)
Druk op knop G om het ontwasemen/ontdooien van de achter-
ruit in te schakelen. De functie schakelt automatisch uit na onge-
veer 20 minuten of als de motor wordt uitgeschakeld; de functie
wordt niet opnieuw ingeschakeld als de motor weer wordt gestart.
WAARSCHUWING Plak geen stickers op de elektrische draden aan
de binnenzijde van de achterruit,om beschadiging en een slechte
werking van de achterruitverwarming te voorkomen.
Met uitgeschakelde compressor:
als de buitentemperatuur hoger is dan de gewenste tempera-
tuur, is de klimaatregeling niet in staat om aan het verzoek
te voldoen; dit wordt aangegeven door het enkele seconden
knipperen van de ingestelde temperatuur op het display; ver-
volgens dooft de tekst AUTO;
het is mogelijk om de aanjagersnelheid handmatig op nul te
zetten.
Als de compressor ingeschakeld is en de motor draait, kan de hand-
matig ingestelde aanjagersnelheid ventilatie niet lager worden dan
één staafje dat op het display wordt weergegeven.
SNEL ONTWASEMEN/ONTDOOIEN
RUITEN (MAX-DEF-functie)
Druk op knop F om het ontwasemen/ontdooien van de voorruit
en van de zijruiten in te schakelen. De klimaatregeling voert de
volgende handelingen uit:
de aircocompressor wordt ingeschakeld als de weersomstan-
digheden dit toelaten;
de luchtrecirculatie wordt uitgeschakeld;
de maximum temperatuur van de lucht (HI) in beide zones
wordt ingesteld;
de aanjagersnelheid wordt afhankelijk van de koelvloeistof-
temperatuur ingeschakeld;
de luchtstroom wordt naar de uitstroomopeningen onder de
voorruit en naar de voorste zijruiten geleid;
de achterruitverwarming wordt ingeschakeld.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 74
WEGWIJS IN UW AUTO
75
1
HULPVERWARMING
(alleen dieseluitvoeringen) (waar voorzien)
Hiermee kan het interieur veel sneller worden verwarmd als het
koud is. De uitschakeling van de verwarming vindt automatisch
plaats als het gewenste comfort is bereikt.
Automatische gescheiden klimaatregeling
De hulpverwarming wordt automatisch ingeschakeld door het con-
tactslot in de stand MAR te draaien.
Handmatig bediende verwarming en
handmatig bediende klimaatregeling
De hulpverwarming wordt automatisch ingeschakeld door knop A
in de uiterste stand in het rode gebied te zetten en door ten min-
ste de 1
e
snelheid van de aanjager (knop B) in te schakelen.
WAARSCHUWINGEN
De verwarming werkt alleen bij lage buitentemperaturen en een
lage koelvloeistoftemperatuur.
De verwarming wordt niet ingeschakeld als de accuspanning te
laag is.
KLIMAATREGELING UITSCHAKELEN
Druk op de knop OFF. Met uitgeschakelde klimaatregeling:
wordt de luchtrecirculatie ingeschakeld, waardoor het interieur
van de buitenlucht geïsoleerd wordt;
wordt de compressor uitgeschakeld;
wordt de aanjager uitgeschakeld.
kan de achterruitverwarming worden in- of uitgeschakeld.
WAARSCHUWING De klimaatregeleenheid slaat de ingestelde tem-
peratuur op voor uitschakeling en hersteld de instelling als een wil-
lekeurige knop van het systeem wordt ingedrukt (behalve knop
G); als de functie van de ingedrukte knop vóór de uitschakeling
niet was ingeschakeld, zal deze ook ingeschakeld worden; als de
functie wel was ingeschakeld, dan zal deze functie ingeschakeld
blijven.
Om de volledig automatische regeling van de klimaatregeling op-
nieuw in te schakelen, moet de knop AUTO ingedrukt worden.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 75
76
WEGWIJS IN UW AUTO
BUITENVERLICHTING/DIMLICHTEN
Draai, met het contactslot op MAR, draaischakelaar A op stand
2
.
Het dag-dimlicht dooft en de buitenverlichting en de dimlichten gaan
branden. Op het instrumentenpaneel gaat het lampje
3
branden.
AUTOMATISCHE REGELING VERLICHTING
(AUTOLIGHT) (Schemersensor)
(waar voorzien)
Dit is een sensor met infrarood led, gecombineerd met een re-
gensensor, die op de voorruit is gemonteerd en de wijzigingen van
de intensiteit van het zonlicht signaleert afhankelijk van de via het
Setup-menu ingestelde intensiteit: hoe groter de gevoeligheid, des
te minder buitenlicht is er nodig voor de inschakeling van de bui-
tenverlichting. Het systeem bestaat uit twee sensoren: en globa-
le die in staat is de lichtintensiteit naar boven te beoordelen en een
richtingssensor die in staat is de lichtintensiteit in de rijrichting
van de auto te beoordelen: hierdoor kunnen tunnels, lanen en
galerijen herkend worden.
De schemersensor wordt ingeschakeld door de draaischakelaar A-
fig. 33 in stand
2
A
te draaien. Op deze wijze wordt de tijdelijke
automatische de buitenverlichting en de dimlichten ingeschakeld,
afhankelijk van de intensiteit van het buitenlicht.
BUITENVERLICHTING
LINKER HENDEL fig. 33
Met de linker hendel wordt het merendeel van de buitenverlichting
bediend. De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleu-
tel in stand MAR staat. Als de buitenverlichting wordt ingeschakeld,
wordt ook de verlichting van het instrumentenpaneel en de diver-
se bedieningsorganen op het dashboard ingeschakeld.
DAG-DIMLICHT (DRL) (waar voorzien)
Met het contactslot op MAR en draaischakelaar A op stand
O
, wordt
de dagverlichting ingeschakeld. De andere verlichting en de interi-
eurverlichting blijven uitgeschakeld. Zie voor de werking van het
dag-dimlicht de paragraaf “Menu-opties” in dit hoofdstuk. Als de
functie uitgeschakeld is en draaischakelaar A staat op stand
O
,
wordt geen verlichting ingeschakeld.
fig. 33
A0J0063m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 76
WEGWIJS IN UW AUTO
77
1
GROOTLICHT
Trek de hendel, met draaischakelaar A in stand
2
, in de richting
van het stuur (vergrendelde stand). Op het instrumentenpaneel
gaat lampje
1
branden. Om de verlichting uit te schakelen, moet
de hendel in de richting van het stuur getrokken worden (de dim-
lichten blijven ingeschakeld). Het is niet mogelijk de dimlichten
permanent in te schakelen als de automatische regeling van de
verlichting is ingeschakeld.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek de hendel in de richting van het stuur (onvergrendelde stand)
onafhankelijk van de stand van draaischakelaar A. Op het instru-
mentenpaneel gaat lampje
1
branden.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de vergrendelde positie:
omhoog: inschakeling rechter richtingaanwijzers;
omlaag: inschakeling linker richtingaanwijzers.
Op het instrumentenpaneel gaat het lampje
Î
of
¥
knipperen. De
richtingaanwijzers worden automatisch uitgeschakeld als de auto
weer rechtuit rijdt.
“Lane change”-functie (rijbaanwisseling)
Als aangegeven moet worden dat van rijstrook gewisseld moet
worden, moet de linker hendel gedurende minder dan een halve
seconde in de niet vergrendelde stand gezet worden. De richting-
aanwijzers aan de gekozen zijde knipperen 3 keer en gaan ver-
volgens automatisch uit.
WAARSCHUWING De sensor is niet in staat om mist te herkennen
en daarom moet in dat geval de verlichting met de hand worden
ingeschakeld.
Als de verlichting door de sensor wordt ingeschakeld, kunnen de
mistlampen (indien aanwezig) en het mistachterlicht worden in-
geschakeld. Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld,
worden ook de mistlampen en het mistachterlicht uitgeschakeld
(indien ingeschakeld). Als de verlichting opnieuw automatisch wordt
ingeschakeld, dan moet deze verlichting opnieuw handmatig wor-
den ingeschakeld.
Als de sensor is ingeschakeld, kan alleen het grootlichtsignaal wor-
den gegeven, maar kan het grootlicht niet permanent worden in-
geschakeld. Als deze verlichting ingeschakeld moet worden, moet
draaischakelaar A-fig. 33 in stand
1
gedraaid worden en moet
vervolgens het grootlicht worden ingeschakeld.
Als de lichten automatisch zijn ingeschakeld en de sensor geeft een
uitschakelcommando, wordt eerst het grootlicht uitgeschakeld en
na enkele seconden de buitenverlichting.
Als de verlichting is ingeschakeld en de sensor een storing heeft,
wordt de buitenverlichting en het dimlicht onafhankelijk van de
lichtintensiteit van het buitenlicht ingeschakeld; op het display wordt
de storing in de sensor aangegeven. De sensor kan altijd worden
uitgeschakeld en de verlichting kan altijd, zonodig, worden inge-
schakeld.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 77
78
WEGWIJS IN UW AUTO
EXTERNE INSTAPVERLICHTING
Deze maken de auto en de ruimte vóór de auto zichtbaar wanneer
de portieren ontgrendeld worden.
Inschakeling
Als de portieren, bij stilstaande en vergrendelde auto, ontgren-
deld worden m.b.v. de knop
Ë
op de afstandsbediening (of de
bagageruimte, door op knop
R
te drukken), worden de dim-
lichten, de buitenverlichting achter en de kentekenverlichting in-
geschakeld.
De verlichting blijft ongeveer 25 seconden ingeschakeld, tenzij
de portieren en de bagageruimte met de afstandsbediening op-
nieuw vergrendeld worden, of de portieren of de bagageruimte ge-
opend en weer gesloten worden of als het instrumentenpaneel
wordt ingeschakeld. In deze gevallen gaan de lichten binnen 5 se-
conden uit.
De functie “externe instapverlichting” kan in- of uitgeschakeld wor-
den via het Setup-menu (zie de paragraaf “Menu-opties” in dit
hoofdstuk).
“FOLLOW ME HOME”
Deze functie dient om de ruimte vóór de auto gedurende een be-
paalde tijd te verlichten.
Inschakeling
Trek, met het contactslot op STOP of uitgenomen sleutel, hendel
A-fig. 33 in de richting van het stuur en bedien de hendel binnen
2 minuten nadat de motor uitgeschakeld is.
Telkens als de hendel wordt bediend wordt de verlichtingsduur met
30 seconden verlengd, tot maximaal 210 seconden; na afloop van
deze periode wordt de verlichting automatisch uitgeschakeld.
Bij iedere bediening van de hendel gaat het lampje
3
op het
instrumentenpaneel branden en verschijnt een mededeling op het
display.
Het lampje wordt bij de eerste bediening van de hendel ingescha-
keld en blijft ingeschakeld tot de functie automatisch wordt uitge-
schakeld. Telkens als de hendel wordt bediend, wordt alleen de
inschakeltijd van de verlichting verlengd.
Uitschakelen
Houd hendel A-fig. 33 langer dan 2 seconden in de richting van
het stuur getrokken.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 78
WEGWIJS IN UW AUTO
79
1
Als de hendel omhoog wordt gezet (niet vergrendelde stand), blijft
de functie net zo lang ingeschakeld als de hendel wordt bediend.
Als de hendel wordt losgelaten, keert deze terug naar de begin-
stand en stoppen de ruitenwissers automatisch.
RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel worden de ruitenwissers/-sproeiers voor
en achter bediend.
RUITENWISSERS/SPROEIERS VOOR fig. 34
Deze functie werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.
Draaischakelaar A kan in vijf verschillende standen worden gezet:
,
intervalwerking (lage snelheid);
OO
ruitenwisser uitgeschakeld;
AUTO inschakeling regensensor (indien aanwezig) (de ruiten-
wissersnelheid wordt automatisch aangepast aan de hoe-
veelheid regen);
intervalwerking;
langzaam continu wissen;
¥
snel continu wissen.
fig. 34
A0J0064m
Gebruik de ruitenwisser niet om lagen sneeuw of
ijs van de voorruit te verwijderen. In die omstan-
digheden grijpt, als de ruitenwissers te zwaar wor-
den belast, de beveiliging in, die ervoor zorgt dat de rui-
tenwissers enkele seconden worden uitgeschakeld. Als
de functie niet opnieuw inschakelt (ook niet na opnieuw
starten van de motor), moet u zich tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk wenden.
“Intelligente wis/wasregeling”
Trek de hendel in de richting van het stuur (niet vergrendelde stand)
om de ruitensproeier in te schakelen. Houd de hendel langer dan
een halve seconde aangetrokken om automatisch de ruitensproeier
én de ruitenwisser met één handeling in te schakelen.
Als u de hendel loslaat, maken de ruitenwissers nog drie slagen.
Na ongeveer 6 seconden volgt nog een extra reinigingsslag.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 79
80
WEGWIJS IN UW AUTO
Als het contactslot wordt uitgeschakeld terwijl de hendel in de stand
“automatisch” blijft staan, dan wordt, als het contactslot weer wordt
ingeschakeld, ook bij regen geen wiscyclus uitgevoerd. Hierdoor wordt
het per ongeluk inschakelen van de regensensor tijdens het starten
van de motor vermeden (bijvoorbeeld tijdens het met de hand was-
sen van de voorruit, vastvriezen van de rubbers op de ruit).
Om de automatische werking van het systeem opnieuw in te stel-
len, moet één van de volgende handelingen worden uitgevoerd:
verplaatsing van de linker hendel uit de automatische stand
naar ongeacht welke andere stand en vervolgens weer naar
de automatische stand;
wijziging van de gevoeligheid (door draaischakelaar A-fig. 34
te verdraaien om de gevoeligheid te verhogen of te verlagen).
Als de werking van de regensensor met een van de hiervoor be-
schreven handelingen opnieuw wordt ingeschakeld, voeren de
ruitenwisser een slag uit, onafhankelijk van de staat van de ruit,
om het opnieuw inschakelen aan te geven. Als de gevoeligheid
tijdens de werking van de regensensor gewijzigd wordt, vindt een
slag van de ruitenwisser plaats om de plaatsgevonden verandering
aan te geven.
Als de geactiveerde regensensor slecht werkt, werkt de ruitenwis-
ser in de intervalstand die overeenkomt met de gevoeligheid die
voor de inschakeling van de regensensor ingesteld is, onafhanke-
lijk van het feit of de ruit nat is of niet (op het display van het in-
strumentenpaneel wordt de storing van de sensor aangegeven).
De sensor werkt altijd en het is mogelijk om de ruitenwissers in
de stand continu wissen in te schakelen (1
e
of 2
e
snelheid). De
aanduiding van de storing blijft aanwezig gedurende de tijd dat de
sensor is ingeschakeld.
REGENSENSOR (waar voorzien) fig. 35
Dit is een sensor met een infrarood LED die op de voorruit van de
auto is gemonteerd. Deze is in staat om de hoeveelheid regen te
signaleren en afhankelijk daarvan de ruitenwisserfunctie te rege-
len.
Inschakeling
De sensor wordt ingeschakeld door de draaischakelaar A-fig. 34 op
“automatisch” te draaien (“AUTO”-opdracht): Hierbij wordt de wis-
frequentie van de ruitenwissers aangepast aan de hoeveelheid wa-
ter op de voorruit. Deze frequentie kan variëren van niet wissen
(geen regen - droge ruit) tot aan de 2
de
snelheid (heftige regen -
natte ruit).
Als de draaischakelaar A-fig. 34 wordt verdraaid, kan de gevoe-
ligheid van de regensensor worden gewijzigd.
fig. 35
A0J0189m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 80
WEGWIJS IN UW AUTO
81
1
CRUISE-CONTROL (waar voorzien)
ALGEMEEN
Dit is een elektronisch hulpmiddel bij het rijden, waarmee bij een
snelheid van meer dan 30 km/h over lange, rechte en droge we-
gen waarop men weinig hoeft te schakelen (bijvoorbeeld op de
snelweg) gereden kan worden met een gewenste snelheid, zon-
der het gaspedaal in te trappen.
Het gebruik van dit systeem biedt geen voordelen in druk ver-
keer. Gebruik het systeem niet in de stad.
INSCHAKELING SYSTEEM
Draai draaischakelaar A-fig. 36 op ON. Het systeem kan niet in-
geschakeld worden in de 1
e
versnelling of in de achteruit: het is
raadzaam het systeem in schakelen bij versnellingen groter of
gelijk aan de 5
e
versnelling.
RUITENWISSER/-SPROEIERS ACHTER
(waar voorzien)
Inschakeling
Deze functie werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR
staat. De werking stopt als de hendel wordt losgelaten.
Als de draaischakelaar B-fig. 34 van stand
OO
in stand
'
wordt
gedraaid, wordt de ruitenwisser als volgt ingeschakeld:
in de intervalstand als de ruitenwisser van de voorruit niet
is ingeschakeld;
synchroon (met de halve frequentie van de ruitenwisser voor)
als de ruitenwisser van de voorruit is ingeschakeld;
continu als de achteruit ingeschakeld is en de functie is in-
geschakeld.
Met ingeschakelde ruitenwissers voor en ingeschakelde achteruit,
wordt de achterruitenwisser continu ingeschakeld. Door de hen-
del in de richting van het dashboard te duwen (niet vergrendelde
stand), wordt de achterruitensproeier ingeschakeld.
Door de hendel langer dan een halve seconde tegen de hendel te
duwen, wordt ook de achterruitenwisser ingeschakeld. Als de hen-
del wordt losgelaten, wordt de intelligente wasregeling ingescha-
keld, net als voor de ruitenwissers voor.
fig. 36
A0J0065m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 81
82
WEGWIJS IN UW AUTO
OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN
Trap het gaspedaal in en sla vervolgens de nieuw bereikte snelheid
op of plaats de hendel omhoog (+). Telkens als de hendel wordt
bediend, wordt de snelheid met ongeveer 1 km/h verhoogd; als
de hendel omhoog wordt gehouden, wordt de snelheid traploos
gewijzigd.
OPGESLAGEN SNELHEID VERLAGEN
Schakel het systeem uit en sla vervolgens de nieuwe snelheid of
plaats de hendel omlaag (–) tot de nieuwe snelheid bereikt wordt;
deze wordt automatisch opgeslagen. Telkens als de hendel wordt
bediend, wordt de snelheid ongeveer 1 km/h verlaagd. Als de hen-
del omlaag wordt gehouden, wordt de snelheid traploos gewijzigd.
SYSTEEM UITSCHAKELEN
Om het systeem uit te schakelen:
draai draaischakelaar A-fig. 36 op OFF;
zet de motor uit;
trap op de rem, de koppeling of het gaspedaal. In dit laatste
geval wordt het systeem niet daadwerkelijk uitgeschakeld; een
acceleratieverzoek heeft voorrang ten opzichte van het uit-
schakelen van het systeem. Het systeem blijft altijd ingescha-
keld, waarbij het niet nodig is op de knop RES te drukken om
terug te keren naar de voorgaande situatie, als het accelere-
ren is beëindigd.
Op hellingen naar beneden met ingeschakeld systeem is het mo-
gelijk dat de snelheid van de auto enigszins toeneemt ten opzich-
te van de opgeslagen snelheid. De inschakeling van het systeem
wordt aangegeven door het branden van het lampje
Ü
en door
het betreffende bericht (indien aanwezig) op het instrumenten-
paneel
SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
draai draaischakelaar A-fig. 36 op ON en trap het gaspedaal
in tot de auto met de gewenste snelheid rijdt;
houd de hendel ten minste 1 seconde omhoog (+) en laat de
hendel los: de snelheid van de auto wordt opgeslagen en ver-
volgens kan het gaspedaal los worden gelaten.
Zonodig (bijvoorbeeld bij een inhaalmanoeuvre) kan worden ge-
accelereerd door het gaspedaal in te trappen: als het pedaal wordt
losgelaten, neemt de auto opnieuw de eerder opgeslagen snelheid
aan.
OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN
Als het systeem uitgeschakeld wordt door het intrappen van de
rem of de koppeling, moeten de volgende handelingen worden uit-
gevoerd om de opgeslagen snelheid opnieuw op te roepen:
accelereer geleidelijk tot een snelheid bereikt wordt die dicht-
bij de opgeslagen snelheid ligt;
schakel de versnelling in die gekozen was op het moment waar-
op de snelheid werd opgeslagen;
druk op knop B-fig. 36 (RES).
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 82
WEGWIJS IN UW AUTO
83
1
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR fig. 37
Met de schakelaar A kunnen de plafondlampjes worden in- en uit-
geschakeld.
Standen schakelaar A:
middelste stand (stand 1): de units C en D gaan aan/uit als
de portieren worden geopend/gesloten;
naar links gedrukt (stand 0): units C en D blijven altijd uit;
naar rechts gedrukt (stand 2): units C en D blijven altijd aan;
De inschakeling/uitschakeling vindt geleidelijk plaats.
Automatisch uitschakelen
Het systeem wordt in de volgende gevallen automatisch uitge-
schakeld:
als het ABS of VDC inschakelen;
als de snelheid van de auto onder de vastgestelde waarde komt;
als het systeem een storing vertoont.
Als wordt gereden met ingeschakeld systeem, moet
de versnellingspook niet in vrij worden gezet.
Bij een defect of een storing moet de draaischa-
kelaar A-fig. 36 op OFF worden gedraaid en moet
u zich wenden tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
fig. 37
A0J0066m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 83
84
WEGWIJS IN UW AUTO
REGELING INGESCHAKELDE TIJD
PLAFONDVERLICHTING
Bij enkele uitvoeringen zijn twee regelingen van de ingeschakelde
tijd beschikbaar om het in-/uitstappen in het donker makkelijker
te maken.
Tijdregeling bij het instappen
De verlichting gaat op de volgende manier branden:
gedurende ongeveer 10 seconden bij de ontgrendelen van
de portieren;
gedurende ongeveer 3 minuten bij het openen van één van de
portieren;
gedurende ongeveer 10 seconden bij het sluiten van de por-
tieren.
De tijdregeling wordt onderbroken door het contactslot op MAR
te draaien.
Tijdregeling bij het uitstappen
Nadat de sleutel uit het contactslot is genomen, worden de pla-
fondlampjes op de volgende wijze ingeschakeld:
binnen 2 minuten na de uitschakeling van de motor, gedurende
ongeveer 10 seconden;
bij de opening van één van de portieren, gedurende ongeveer
3 minuten;
bij het sluiten van een portier, gedurende ongeveer 10 seconden.
De tijdregeling stopt automatisch als de portieren worden ver-
grendeld.
Schakelaar B bedient de spot.
Standen schakelaar B:
middelste stand (stand 1): units C en D blijven altijd uit;
naar links gedrukt (stand 0): branden unit C;
naar rechts gedrukt (stand 2): branden unit D;
WAARSCHUWING Controleer voordat u de auto verlaat of beide
schakelaars in de middelste stand staan. Op deze manier zullen de
lampjes van de plafondverlichting doven bij het sluiten van de
portieren, en voorkomt u dat de accu ontlaadt.
Indien de schakelaar toch in de altijd ingeschakelde stand blijft
staan, wordt de verlichting ongeveer 15 minuten nadat de motor
is uitgezet automatisch uitgeschakeld.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 84
WEGWIJS IN UW AUTO
85
1
VERLICHTING ZONNEKLEPSPIEGEL
(waar voorzien) fig. 38
Bij enkele uitvoeringen zijn achter de zonnekleppen verlichtings-
units gemonteerd. Druk op schakelaar A om het licht in of uit te
schakelen.
INSTAPVERLICHTING fig. 39
Deze bevinden zich in de portieren en worden ingeschakeld als een
portier wordt geopend, onafhankelijk van de stand van het con-
tactslot.
BAGAGERUIMTEVERLICHTING fig. 40
Dit wordt automatisch ingeschakeld als de bagageruimte wordt ge-
opend en uitgeschakeld als de bagageruimte wordt gesloten.
fig. 39
A0J0176m
fig. 38
A0J0067m
fig. 40
A0J0270m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 85
86
WEGWIJS IN UW AUTO
BEDIENINGSORGANEN
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN fig. 42
Druk op schakelaar A om de verlichting in of uit te schakelen.
Als de verlichting wordt ingeschakeld, gaan op het
instrumentenpaneel de lampjes
Ÿ
en
Δ
branden.
DASHBOARDKASTJEVERLICHTING
fig. 41
Dit wordt automatisch ingeschakeld als het dashboardkastje wordt
geopend en uitgeschakeld als het kastje wordt gesloten.
fig. 41
A0J0177m
fig. 42
A0J0028m
Het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten
is afhankelijk van de wetgeving van het land waar-
in u zich bevindt Houdt u aan de voorschriften.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 86
WEGWIJS IN UW AUTO
87
1
MISTACHTERLICHTEN fig. 43
Druk op knop
4
om de lichten in of uit te schakelen. De mist-
achterlichten kunnen alleen ingeschakeld worden als de dimlich-
ten zijn ingeschakeld. Bij ingeschakelde lichten gaat op het ins-
trumentenpaneel lampje
4
branden.
PORTIERVERGRENDELING fig. 44
Druk op knop A om de gelijktijdige vergrendeling van de portie-
ren uit te voeren. De vergrendeling wordt uitgevoerd onafhanke-
lijk van de stand van het contactslot.
Noodstop
Bij een noodstop gaan de waarschuwingsknipperlichten automa-
tisch branden en gaan op het instrumentenpaneel de lampjes
Ÿ
en
Δ
branden.
De lichten gaan automatisch uit zodra wordt gesignaleerd dat de
noodstop is beëindigd.
MISTLAMPEN VOOR (waar voorzien) fig. 43
Druk op knop
5
om de lichten in of uit te schakelen. De mist-
lampen kunnen alleen ingeschakeld worden als de dimlichten zijn
ingeschakeld. Bij ingeschakelde lichten gaat op het instrumenten-
paneel het lampje
5
branden.
fig. 43
A0J0025m
fig. 44
A0J0030m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 87
88
WEGWIJS IN UW AUTO
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR
Deze treedt in werking bij een botsing en veroorzaakt:
de onderbreking van de brandstoftoevoer met als gevolg de
uitschakeling van de motor;
de ontgrendeling van de portieren;
de inschakeling van de interieurverlichting.
De werking van het systeem wordt weergegeven met een bericht
op het display.
Controleer de auto zorgvuldig en controleer of er geen brandstof
lekt, bijvoorbeeld in de motorruimte, onder de auto of in de na-
bijheid van de tank.
Draai het contactslot na de botsing op STOP om de accu niet te ont-
laden .
Als u na een ongeval een brandstoflucht ruikt of
merkt dat het brandstofsysteem lekt, druk dan
de schakelaar niet weer terug, zodat brand wordt
voorkomen.
Om de juiste werking van de auto te herstellen, moet de volgen-
de procedure worden uitgevoerd:
draai het contactslot op MAR;
schakel de rechter richtingaanwijzer in;
schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
schakel de linker richtingaanwijzer in;
schakel de linker richtingaanwijzer uit;
schakel de rechter richtingaanwijzer in;
schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
schakel de linker richtingaanwijzer in;
schakel de linker richtingaanwijzer uit;
draai het contactslot op STOP.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 88
WEGWIJS IN UW AUTO
89
1
1
INTERIEURUITRUSTING
DASHBOARDKASTJE fig. 45
Open het kastje met handgreep A. Wanneer het kastje geopend
wordt, gaat de verlichting van het kastje branden.
In het kastje is een documentenvak aanwezig.
ARMSTEUN VOOR (waar voorzien) fig. 46
Tussen de voorste zitplaatsen is bij enkele uitvoeringen een arm-
steun aanwezig.
Om deze in de normale stand te zetten, moet de steun omlaag
worden geplaatst, zoals in fig. 46 is aangegeven.
Druk op knop A om het bovenste deel van de armsteun omhoog
te plaatsen, zodat de opbergruimte bereikt kan worden. Druk op
hendel B om de armsteun schuin omlaag te plaatsen.
fig. 45
A0J0060m
fig. 46
A0J0194m
Rijd niet met geopend dashboardkastje: hierdoor
zou bij een ongeval een passagier gewond kunnen
raken.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 89
90
WEGWIJS IN UW AUTO
STEKKERDOOS (waar voorzien)
Deze bevinden zich op de tunnel A-fig. 48 en aan de linkerzijde van
de bagageruimte B-fig. 48. Ze kunnen alleen worden gebruikt als het
contactslot op MAR staat. Als de “rokerskit” is geleverd, wordt de stek-
kerdoos op de tunnel vervangen door een sigarenaansteker (zie de vol-
gende paragraaf).
SIGARENAANSTEKER (waar voorzien) fig. 49
Deze bevindt zich op de tunnel. Druk op knop A om de sigaren-
aansteker in te schakelen. Na enkele seconden keert de knop au-
tomatisch terug naar de beginpositie en is de sigarenaansteker
gereed voor gebruik.
WAARSCHUWING Controleer altijd of de aansteker na het indruk-
ken ook uitschakelt.
fig. 48
A0J0068m
De sigarenaansteker wordt erg heet. Gebruik de
aansteker voorzichtig en voorkom dat kinderen
de aansteker gebruiken: brandgevaar en/of
brandwonden.
fig. 49
A0J0069m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 90
WEGWIJS IN UW AUTO
91
1
ASBAK (waar voorzien) fig. 50
Deze bestaat uit een uitneembare kunststof houder met een veer-
opening. De asbak kan in de beker-/blikjeshouder op de tunnel ge-
plaatst worden.
WAARSCHUWING Gebruik de asbak niet als prullenbak: als deze in
contact komen met smeulende peuken kan er brand ontstaan.
ZONNEKLEPPEN fig. 51
De zonnekleppen zitten aan beide zijden naast de achteruitkijk-
spiegel. Ze kunnen zowel voor de voorruit als tegen de zijruit wor-
den gedraaid.
Op de achterkant van de zonneklep aan de passagierszijde kan
een spiegeltje aanwezig zijn: open schuifklepje A om het spiegel-
tje te gebruiken.
fig. 50
A0J0070m
BRANDBLUSSER (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) fig. 52
Deze bevindt zich aan de rechterzijde van de bagageruimte.
fig. 51
A0J0071m
fig. 52
A0J0190m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 91
92
WEGWIJS IN UW AUTO
ELEKTRISCH OPENDAK
(waar voorzien)
Het grote opendak bestaat uit twee glazen panelen waarvan één
vast en één beweegbaar. Deze zijn uitgerust met zonneschermen
(voor en achter) die met de hand bediend worden.
De schermen kunnen gebruikt worden in de standen “geheel dicht”
en “geheel open” (er zijn geen vaste tussenliggende standen).
Het opendak kan alleen worden bediend als het contactslot in de
stand MAR staat.
OPENEN/SLUITEN ZONNESCHERMEN
fig. 53
Openen: houd de handgreep A vast, haak de handgreep los en be-
geleid in de door de pijlen aangegeven richting, totdat de “geheel
geopende” stand is bereikt.
Sluiten: voer de procedure voor het openen in omgekeerde volg-
orde uit.
DAK OPENEN
Druk op knop B-fig. 53 en houd de knop ingedrukt: de voorste
ruit zal de “spoiler”-stand innemen.
Druk nogmaals langer dan een halve seconde op knop B om de
ruitbeweging in te schakelen; deze wordt automatisch voortgezet
totdat de ruit niet verder kan. Om de beweging in een tussenlig-
gende stand te stoppen, moet nogmaals op de knop worden ge-
drukt.
DAK SLUITEN
Druk, bij volledig geopend dak, op knop A-fig. 53. Druk langer dan
een halve seconde op de knop om de voorste ruit in de “spoiler”-
stand te zetten.
Druk opnieuw op knop A zodat de ruit op een tussenliggende stand
stopt. Druk nogmaals op de knop en houd de knop ingedrukt tot
de ruit geheel is gesloten.
fig. 53
A0J0171m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 92
WEGWIJS IN UW AUTO
93
1
Als een imperiaal gemonteerd is, moet het dak
dicht blijven.
ANTI-BEKLEMMINGSFUNCTIE
Het opendak is voorzien van een antiletselfunctie die in staat is om
een eventueel obstakel tijdens het sluiten van het opendak te her-
kennen; bij een obstakel onderbreekt de regeleenheid het sluiten en
keert de beweging direct om.
Stap uit de auto en neem altijd de sleutel uit het
startsysteem om te voorkomen dat het opendak
per ongeluk wordt bediend en zo gevaar kan op-
leveren voor de achtergebleven inzittenden: onzorgvul-
dig gebruik van het dak kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens de bediening van het opendak altijd of
de passagiers niet verwond kunnen worden door de be-
weging van het opendak zelf of door in beweging ge-
brachte voorwerpen.
Open het dak niet bij sneeuw of ijs op het dak: ri-
sico op beschadiging van het dak.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 93
94
WEGWIJS IN UW AUTO
INITIALISATIEPROCEDURE
Als de accu losgenomen is geweest of een zekering is doorgebrand,
dan moet vervolgens de werking van het opendak opnieuw wor-
den geïnitialiseerd.
Ga als volgt te werk:
druk knop A-fig. 54 in de sluitstand;
houd de knop ingedrukt om ervoor te zorgen dat het dak staps-
gewijs volledig sluit;
wacht na de volledige sluiting van het dak tot de elektromo-
tor van het dak stopt.
NOODBEDIENING
Als knop A-fig. 53 niet werkt, kan het dak met de hand worden
bewogen.
Ga als volgt te werk:
verwijder dop A-fig. 55 op de binnenbekleding tussen de twee
zonneschermen;
neem de sleutel uit de gereedschaphouder in de bagageruim-
te;
steek de sleutel in opening B en verdraai de sleutel:
– rechtsom om het dak te openen;
– linksom om het dak te sluiten.
fig. 54
A0J0172m
fig. 55
A0J0173m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 94
WEGWIJS IN UW AUTO
95
1
PORTIEREN
CENTRALE PORTIERVER-/ONTGRENDELING
Portieren vergrendelen van buitenaf
Druk met gesloten portieren op knop
Á
op de afstandsbediening
of steek de metalen baard (in de sleutel) in het portierslot aan de
bestuurderszijde en verdraai de sleutel. De vergrendeling van de
portieren wordt aangegeven door de inschakeling van de led op
knop A-fig. 56.
De portieren worden vergrendeld:
als alle portieren zijn gesloten;
als alle portieren zijn gesloten en met geopende bagageruimte;
fig. 56
A0J0030m
Portieren ontgrendelen van buitenaf
Druk met gesloten portieren op knop
Ë
op de afstandsbediening
of steek de metalen baard (in de sleutel) in het portierslot aan
de bestuurderszijde en verdraai de sleutel.
Portieren ver-/ontgrendelen vanuit
het interieur
Druk op knop A. De knop is voorzien een led die de status aan-
geeft (portieren ver- of ontgrendeld).
Led brandt: portieren vergrendeld. Door opnieuw op knop A te druk-
ken, worden de portieren centraal ontgrendeld en wordt de led uit-
geschakeld.
Led uit: portieren ontgrendeld. Door opnieuw op knop A te druk-
ken, worden de portieren centraal vergrendeld. De portieren wor-
den uitsluitend vergrendeld als alle portieren correct gesloten zijn.
Als de portieren zijn vergrendeld met de afstandsbediening of het
portierslot, kunnen ze niet worden ontgrendeld met knop A.
WAARSCHUWING Als centraal is vergrendeld en aan de ontgren-
delknop van een portier wordt getrokken, dan ontgrendelt het be-
treffende portier (als dit het passagiersportier is can blijft de led
op knop A-fig. 56 branden).
Als de elektrische voeding ontbreekt (zekering doorgebrand, accu
losgekoppeld enz.), blijft het mogelijk de portieren met de hand
te vergrendelen.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 95
96
WEGWIJS IN UW AUTO
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING
Deze zijn voorzien van een systeem voor het automatisch sluiten
en openen van de ruit aan de bestuurderszijde.
BEDIENINGSORGANEN
Portier bestuurderszijde fig. 57
Op het portierpaneel aan bestuurderszijde zijn de bedieningsscha-
kelaars gemonteerd waarmee de zijruiten, bij contactslot in de stand
MAR, worden bediend:
A: opening/sluiting linker ruit
B: opening/sluiting rechter ruit
Automatische werking
(waar voorzien)
Dit wordt geactiveerd door langer dan een halve seconde op een
van de twee knoppen te drukken. De ruit stopt als de ruit de ui-
terste stand heeft bereikt of door nogmaals op de knop te druk-
ken:
Bestuurderszijde: sluiten/openen
Passagierszijde: alleen openen
Als een anti-beklemmingssensor aanwezig is: sluiten/openen
bestuurders- en passagierszijde.
Anti-beklemmingsfunctie
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De auto is voorzien van een anti-beklemmingsfunctie bij het slui-
ten van de ruiten.
Dit beveiligingssysteem kan een obstakel herkennen als de ruit
wordt gesloten; als dit wordt gesignaleerd, onderbreekt het sys-
teem de ruitbeweging en keert, afhankelijk van de stand van de
ruit, de ruitbeweging om. Dit systeem is nuttig als het ruitmecha-
nisme per ongeluk door kinderen in de auto wordt ingeschakeld.
De anti-beklemmingsfunctie is zowel actief tijdens de handmatige
als de automatische werking van de ruit. Als de anti-beklem-
mingsfunctie wordt ingeschakeld, wordt de ruitbeweging onmid-
dellijk onderbroken en vervolgens omgekeerd tot de laagste ui-
terste stand is bereikt. In deze fase kan de ruit op geen enkele ma-
nier worden bediend.
fig. 57
A0J0023m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 96
WEGWIJS IN UW AUTO
97
1
WAARSCHUWING Als de anti-beklemmingsfunctie binnen 1 minuut
5 keer achter elkaar in werking treedt, of defect blijkt te zijn, wordt
het automatische sluiten van de ruit belemmerd; de beweging vindt
dat stapsgewijs in stappen van een halve seconde plaats, waarbij
de knop voor iedere nieuwe beweging eerst losgelaten moet wor-
den.
Om de automatische werking van het systeem te herstellen, moet
een van de volgende handelingen worden uitgevoerd:
uitschakelen van de motor en vervolgens opnieuw starten;
openen van de betreffende ruit.
WAARSCHUWING Met het contactslot op STOP, of uitgenomen, blijft
de elektrische bediening van de ruiten ongeveer 3 minuten actief
en wordt onmiddellijk uitgeschakeld als een van de portieren ge-
opend wordt.
WAARSCHUWING Als de anti-beklemmingsfunctie aanwezig is, en
langer dan 2 seconden op knop
Ë
van de afstandsbediening wordt
gedrukt, dan openen de ruiten; als langer dan 2 seconden op knop
Á
wordt gedrukt, sluiten de ruiten.
Passagiersportier
Op het portier aan de passagierszijde is een knop aanwezig voor
het openen/sluiten van de betreffende ruit.
Het systeem voldoet aan de 2000/4/EU-normen
en is gericht op de bescherming van de inzitten-
den wanneer deze ledematen door de geopende
ruit steken.
Onzorgvuldig gebruik van de ruitbediening kan
gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens het be-
dienen van de ruit altijd of de passagiers niet ge-
wond kunnen raken door de bewegende ruiten; direct door
contact met de ruit of door voorwerpen die door de ruit
worden meegesleept of geraakt. Neem bij het uitstap-
pen altijd de sleutel uit het contactslot om te voorkomen
dat de elektrische ruitbediening, als deze per ongeluk
wordt ingeschakeld, een gevaar oplevert voor de achter-
gebleven inzittenden.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 97
98
WEGWIJS IN UW AUTO
Elektrische ruitbediening initialiseren
Als de accu losgenomen is geweest of een zekering is doorgebrand,
dan moet vervolgens de werking van het systeem opnieuw wor-
den geïnitialiseerd.
Initialisatieprocedure:
zet de te initialiseren ruit met de hand in de geheel gesloten
stand;
als de geheel gesloten stand is bereikt, dan moet de sluitknop
nog ten minste 1 seconde worden bediend.
WAARSCHUWING Bij bepaalde uitvoeringen/markten moet, als de
voeding van de regeleenheden onderbroken is geweest (vervan-
ging of loskoppelen van de accu en vervangen van de zekeringen
van de regeleenheden van de elektrische ruitbediening), het ruit-
mechanisme opnieuw ingesteld worden.
Deze nieuwe instelling moet met gesloten portieren op de volgende
manier uitgevoerd worden:
1. open de ruit van het bestuurdersportier volledig door de knop
nog ten minste 3 seconden te bedienen, nadat de onderste ui-
terste stand is bereikt;
2. sluit de ruit van het bestuurdersportier volledig door de knop ten
minste nog 3 seconden te bedienen, nadat de bovenst uiterste
stand is bereikt;
3. herhaal punt 1 en 2 bij het passagiersportier
4. controleer of de initialisatie correct uitgevoerd is door te con-
troleren of de automatische werking van de ruiten goed werkt.
WAARSCHUWING Als bij centraal vergrendelde portieren een van de
portieren van binnenuit wordt geopend, worden alle portieren ont-
grendeld. Als de elektrische voeding onderbroken is geweest (door-
gebrande zekering, losgekoppelde accu enz.), blijft het altijd mo-
gelijk de portieren handmatig te vergrendelen. Omdat het auto-
matisch openen van de ruiten in dat geval niet beschikbaar is, moet
voor het openen of sluiten van het portier met gesloten ruit druk
worden uitgeoefend op de ruit vanaf de buitenzijde om de bewe-
ging van de ruit in de lijst makkelijker te maken.
fig. 58
A0J0170m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 98
WEGWIJS IN UW AUTO
99
1
BAGAGERUIMTE
De ontgrendelin van de bagageruimte vindt elektrisch plaats en kan
niet worden uitgevoerd bij een rijdende auto.
OPENEN
Als de bagageruimte ontgrendeld is, kan deze van buitenaf wor-
den geopend met het elektrische logo fig. 59; druk op het logo
totdat de ontgrendeling wordt waargenomen of op knop
R
op
de afstandsbediening.
Bij het openen van de bagageruimte knipperen de richtingaanwij-
zers twee maal en gaat een interieurverlichtingsunit branden: de
verlichting gaat automatisch uit als de bagageruimte gesloten wordt.
Als wordt vergeten de bagageruimte te sluiten, gaat de verlich-
ting na enkele minuten automatisch uit.
fig. 59
A0J0058m
Noodopening van binnenuit
Ga als volgt te werk:
neem de achterste hoofdsteunen weg en klap de zittingen
volledig naar voren (zie de paragraaf “Bagageruimte vergro-
ten”);
druk op hendeltje A-fig. 60.
fig. 60
A0J0178m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 99
100
WEGWIJS IN UW AUTO
BAGAGERUIMTE INITIALISEREN
WAARSCHUWING Als de accu losgekoppeld is geweest of als een
zekering is doorgebrand, moet het mechanisme voor openen/slui-
ten van de bagageruimte als volgt worden geïnitialiseerd:
sluit alle portieren en de bagageruimte;
druk op knop
Á
van de afstandsbediening;
druk op knop
Ë
van de afstandsbediening;
SLUITEN
Trek aan lip A-fig. 61 en verlaag de bagageruimte door ter hoogte
van het slot te duwen tot de klik wordt gehoord.
WAARSCHUWING Voordat de bagageruimte wordt geopend, moet
gecontroleerd worden of men in het bezit van de sleutel is omdat
de bagageruimte automatisch vergrendeld wordt.
fig. 61
A0J0079m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 100
WEGWIJS IN UW AUTO
101
1
BAGAGERUIMTE VERGROTEN
Hoedenplank verwijderen
Ga als volgt te werk:
maak de uiteinden van de twee stangen A-fig. 62 los, die ter
ondersteuning van hoedenplank B dienen door de ogen C los
van de pennen D te trekken;
maak de pennen A-fig. 63 aan de buitenkant van het opper-
vlak vrij uit zittingen B die zich in de zijsteunen bevinden en
verwijder de hoedenplank via de buitenzijde.
nadat de hoedenplank is verwijderd, kan deze dwars in de
bagageruimte geplaatst worden, of tussen de rugleuningen van
de voorste zitplaatsen en de gekantelde kussens van de ach-
terste zitplaatsen (met volledig vergrote bagageruimte).
Zitplaatsen kantelen
Ga als volgt te werk:
zet de hoofdsteunen in de hoogste stand, druk op beide knop-
pen A-fig. 64, naast de twee steunen, en verwijder vervol-
gens de hoofdsteunen door deze omhoog te trekken;
plaats de veiligheidsgordels opzij en controleer of de gordel juist
zijn uitgerold en niet verdraaid;
fig. 62
A0J0080m
fig. 63
A0J0081m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 101
102
WEGWIJS IN UW AUTO
Terugplaatsen van de achterbank
Plaats de veiligheidsgordels opzij en controleer of de gordels juist
zijn afgerold en niet zijn gedraaid.
Plaats de rugleuningen omhoog door ze naar achteren te duwen
tot de vergrendelklik van beide koppelmechanismen gehoord wordt
en kijk om te controleren of de “rode band”, aanwezig op hendels
A-fig. 65, niet meer zichtbaar is. De “rode band” geeft aan dat
de rugleuning niet goed vergrendeld is.
Plaats de hoofdsteunen terug door deze in de betreffende zittin-
gen te steken.
plaats de hendels A-fig. 65 die de rugleuningen op hun plaats
houden omhoog en kantel het gewenste kussen naar voren
(een omhoog geplaatste hendel A wordt aangegeven met een
“rode band”).
fig. 64
A0J0083m
fig. 65
A0J0082m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 102
WEGWIJS IN UW AUTO
103
1
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
trek hendel A-fig. 66 in de richting van de pijl;
trek hendel B in de richting van de pijl;
open de motorkap, maak op hetzelfde moment de steunstang
C-fig. 67 los uit de vergrendeling en plaats het uiteinde in ope-
ning D.
WAARSCHUWING Controleer voordat de motorkap wordt opgetild
of de ruitenwisserarmen niet van de voorruit staan en of de rui-
tenwissers niet zijn ingeschakeld.
fig. 66
A0J0085m
SLUITEN
houd de motorkap met een hand omhoog, neem met de an-
dere hand stang C-fig. 67 uit opening D en plaats deze weer
in de vergrendeling;
fig. 67
A0J0086m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 103
104
WEGWIJS IN UW AUTO
plaats de motorkap omlaag tot een afstand van circa 20 cen-
timeter van de motorruimte bereikt is en laat de motorkap val-
len; controleer vervolgens, door te proberen te kap op te tillen,
of deze volledig gesloten is en niet alleen in de veiligheidsstand
is vergrendeld. Druk in dit laatste geval de motorkap niet dicht,
maar til hem opnieuw op en herhaal de handeling.
WAARSCHUWING Controleer altijd of de motorkap goed is geslo-
ten om te voorkomen dat deze tijdens het rijden opengaat.
IMPERIAAL/SKIDRAGER
Verwijder, om het imperiaal/skidrager te monteren, de betreffen-
de lippen A-fig. 68 m.b.v. van de bijgeleverde schroevendraaier om
de bevestigingspunten B te bereiken.
Om veiligheidsredenen moet de motorkap tijdens
het rijden altijd goed gesloten zijn. Controleer daar-
om altijd of de motorkap goed vergrendeld is. Als
tijdens de rit wordt gesignaleerd dat de motorkap niet
goed is gesloten, moet onmiddellijk worden gesloten en
moet de motorkap op de juiste wijze worden gesloten.
Voer deze handelingen alleen uit als de auto stil-
staat.
Als de steunstang niet in de juiste stand wordt ge-
zet, dan kan dit tot gevolg hebben dat de motor-
kap met kracht dichtklapt.
fig. 68
A0J0059m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 104
WEGWIJS IN UW AUTO
105
1
Nadat men enkele kilometers gereden heeft, moet
opnieuw gecontroleerd worden of alle borgschroe-
ven van de bevestigingspunten goed gespannen zijn.
Zorg voor een gelijkmatige verdeling van de la-
ding en houd tijdens het rijden rekening met de
verhoogde gevoeligheid van de auto voor zijwind.
Houdt u zorgvuldig aan de wettelijke bepalingen
betreffende de maximale afmetingen.
Overschrijd nooit de toegestane maximum bela-
ding.
Bij Lineaccessori Alfa Romeo is de voor de auto geschikte imperi-
aal/skidrager beschikbaar.
KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het comfort en de
veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers. Bovendien zijn er
wettelijke voorschriften met betrekking tot de koplampafstelling.
Voor optimaal zicht en zichtbaarheid moeten de koplampen op
de juiste wijze zijn afgesteld. Wendt u voor de controle en de even-
tuele instelling tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
HOOGTEVERSTELLING VAN DE KOPLAMPEN
fig. 69
Deze werkt alleen met het contactslot op MAR en ingeschakelde
dimlichten.
fig. 69
A0J0026m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 105
106
WEGWIJS IN UW AUTO
Koplampafstelling
Druk voor het afstellen op de knoppen
Ò
en
(fig. 69). Op het
display van het instrumentenpaneel wordt visueel de stand van
de bijbehorende instelling weergegeven.
Stand 0 – een of twee personen op de voorste zitplaatsen.
Stand 1 – 4 inzittenden.
Stand 2 – 4 inzittenden + bagage in de bagageruimte.
Stand 3 bestuurder + toegestane maximum lading volledig in
de bagageruimte.
WAARSCHUWING Controleer telkens wanneer het gewicht van de
vervoerde lading verandert, de afstelling van de koplampen.
WAARSCHUWING Als de auto met Bixenon koplampen is uitge-
rust, vindt de controle van de afstelling elektronisch plaats en zijn
de knoppen
Ò
en
niet aanwezig.
MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN
(waar voorzien)
Wendt u voor de controle en de eventuele instelling tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waarin de
auto is verkocht. In landen waarin links wordt gereden, moet om
het tegemoetkomende verkeer niet te verblinden, een gedeelte
van de koplampen worden afgeplakt overeenkomstig de wetge-
ving van het land waarin u rijdt.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 106
WEGWIJS IN UW AUTO
107
1
ABS
Dit systeem is geïntegreerd in het remsysteem en voorkomt on-
geacht de staat van het wegdek en de remdruk dat de wielen blok-
keren en daarmee het slippen van een of meer wielen; hierdoor
blijft de auto, zelfs bij noodstops, bestuurbaar.
De installatie wordt gecompleteerd met het EBD-systeem (Elec-
tronic Braking Force Distribution) waarmee de remkracht tussen de
voor- en de achterwielen verdeeld wordt.
WAARSCHUWING Voor een maximale werking van het remsysteem
is een inrijperiode nodig van ongeveer 500 km: tijdens deze pe-
riode moet bruusk, herhaaldelijk of langdurig remmen worden voor-
komen.
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Dit wordt waargenomen door een lichte trilling van het rempe-
daal vergezeld van geluiden: dit geeft aan dat het nodig is de snel-
heid aan te passen aan het type weg waarop wordt gereden.
Als het ABS in werking treedt, dan is de grip van
de banden op het wegdek beperkt: minder snel-
heid om deze aan te passen aan de beschikbare
grip.
Het ABS maakt zo goed mogelijk gebruik van de
beschikbare grip, maar kan niet de grip verhogen.
Rijd dus altijd geval voorzichtig op een glad weg-
dek, zodat geen onnodig risico gelopen wordt.
Als het ABS in werking treedt, en de pulsaties op
het rempedaal gevoeld worden, moet de druk op
het pedaal niet worden verminderd, maar moet
pedaal goed ingedrukt worden gehouden. Zo komt men
binnen een zo kort mogelijke afstand tot stilstand, af-
hankelijk van de conditie van het wegdek.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 107
108
WEGWIJS IN UW AUTO
VDC (Vehicle Dynamics Control)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen hun
grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft.
Het VDC-systeem bevat de volgende systemen:
Hill Holder
ASR
Brake Assist
MSR
CBC
“ELECTRONIC Q2” (“E-Q2”)
DST
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Dit wordt aangegeven met een knipperend lampje
á
op het in-
strumentenpaneel: dit geeft aan dat de auto in een kritieke si-
tuatie verkeert waarbij de stabiliteit en grip te laag kunnen wor-
den.
WERKING VAN HET SYSTEEM
Het VDC-systeem treedt bij iedere start van de motor automatisch
in werking en kan niet uitgeschakeld worden.
HILL HOLDER
Dit in het VDC geïntegreerde systeem helpt bij het wegrijden op een
helling omhoog.
Dit wordt in de volgende gevallen automatisch ingeschakeld:
op een stijgende helling: auto staat stil op een weg met een
helling van meer dan 5%, motor ingeschakeld, koppelingspe-
daal ingedrukt en versnellingspook in vrij of in een versnelling
(anders dan de achteruit);
op een dalende helling: als de auto stilstaat op een afdaling
van meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem- en kop-
pelingspedaal en ingeschakelde achteruit.
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van het VDC ervoor
dat de wielen geremd blijven, totdat het noodzakelijke motorkoppel
is bereikt om weg te rijden (of in ieder geval 1 seconde, zodat de
rechter voet van het rempedaal naar het gaspedaal kan worden
verplaatst).
Als de auto na het verstrijken van deze tijd niet vertrokken is, zal
het systeem automatisch uitgeschakeld worden en de remdruk ge-
leidelijk worden verlaagd. In deze fase kan een geluid gehoord wor-
den: dit duidt op de aanstaande beweging van de auto.
WAARSCHUWING Het Hill Holder-systeem is geen parkeerrem. Ver-
laat de auto niet zonder de handrem aangetrokken te hebben,
de motor te hebben uitgeschakeld en een versnelling te hebben in-
geschakeld.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 108
WEGWIJS IN UW AUTO
109
1
ASR-SYSTEEM (AntiSlip Regulation)
Dit is onderdeel van het VDC-systeem. Dit systeem treedt auto-
matisch in werking als één of beide aangedreven wielen doorslaat,
bij verlies van grip op nat wegdek (aquaplaning), bij acceleratie op
een glad, besneeuwd of bevroren wegdek, enz.
Afhankelijk van de omstandigheden waarin het slippen plaatsvindt,
worden twee verschillende regelingen ingeschakeld:
als beide aangedreven wielen doorslaan, vermindert het ASR
het motorvermogen;
als slechts één van de aangedreven wielen doorslaat, remt het
ASR automatisch het doorslaande wiel.
Als het noodreservewiel wordt gebruikt, werkt het
ASR niet: in dit geval gaat op het instrumenten-
paneel het lampje
á
continu branden.
Voor een juiste werking van het VDC en het ASR
moeten de banden op alle wielen van hetzelfde
merk en type zijn. Ze dienen in goede conditie te
zijn en te voldoen aan het voorgeschreven type, merk
en maat.
Bij eventueel gebruik van het noodreservewiel blijft
het VDC wel werken. Houd er hoe dan ook reke-
ning mee dat het reservewiel, dat kleiner is dan het
normale wiel, minder grip heeft dan de andere wielen.
De prestaties van het VDC en het ASR moeten de
bestuurder er niet toe brengen onnodig en onte-
recht risico’s te nemen. Het rijgedrag dient altijd
aangepast te worden aan de conditie van het wegdek, het
zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de ver-
keersveiligheid ligt altijd en overal bij de bestuurder.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 109
110
WEGWIJS IN UW AUTO
BRAKE ASSIST (regeling bij noodstops)
Het systeem, dat niet uitgeschakeld kan worden, herkent nood-
stops (afhankelijk van de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt) waardoor het sneller op het remsysteem kan ingrijpen.
Het Brake Assist wordt uitgeschakeld als het VDC-systeem door een
storing niet werkt.
MSR
Het is een in de ASR geïntegreerd systeem, dat wordt geactiveerd
als snel wordt teruggeschakeld en dat het motorkoppel aanpast,
zodat wordt voorkomen dat de aangedreven wielen overmatig door
de motor worden afgeremd, waardoor de auto minder stabiel zou
kunnen worden.
CBC
Deze functie zorgt voor de optimale verdeling van de remkracht
over de vier wielen (waardoor optimaal gebruik gemaakt wordt
van alle beschikbare grip op het wegdek) als in een bocht ge-
remd wordt en daarbij het ABS ingrijpt. Dit verkort de remweg in
de bocht en verbetert vooral de stabiliteit van de auto.
“ELECTRONIC Q2” (“E-Q2”)
Het “Electronic Q2”-systeem maakt gebruik van het remsysteem,
waardoor het rijgedrag ontstaat dat lijkt op het rijgedrag van een
auto met een differentieel met beperkte slip.
Bij acceleratie in bochten, werken de voorremmen op het binnen-
ste wiel, waardoor de tractie van het (meer belaste) buitenste wiel
verhoogd wordt. Het systeem verdeelt het koppel dynamisch en
constant over de aangedreven voorwielen afhankelijk de rijom-
standigheden en de conditie van het wegdek.
Het systeem maakt, samen met de McPherson voorwielophanging,
een zeer efficiënte en sportieve rijwijze van de auto mogelijk.
DST (Dynamic Steering Torque)
Dit is een “actief” regelsysteem van de auto. Dit zorgt voor auto-
matische stuurcorrecties op een wegdek met slechte grip en het re-
gelt ook het overstuur. Dit systeem levert een koppel aan het stuur,
waardoor de auto makkelijker bestuurbaar wordt en de werking
van het VDC verbetert.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 110
WEGWIJS IN UW AUTO
111
1
“ALFA dna”-SYSTEEM
(Dynamisch controlesysteem)
(indien aanwezig)
Dit is een systeem waarmee men, door gebruik van het hendeltje
A-fig. 70 (op de tunnel) drie verschillende rijfuncties gekozen kun-
nen worden:
d = Dynamic (voor sportief rijden);
n = Normal (voor rijden onder normale omstandigheden);
a = All Weather (voor rijden bij omstandigheden met weinig
grip op het wegdek, zoals bij regen en sneeuw)
Het systeem werkt ook op de dynamische controlesystemen van
de auto (motor, stuur, VDC, instrumentenpaneel).
fig. 70
A0J0090m
RIJFUNCTIES
Het hendeltje A-fig. 70 kan maar in een stand worden gezet en van-
uit die stand worden bewogen. De ingestelde rijfunctie wordt aange-
geven door het betreffende lampje op het paneel en op het instelba-
re multifunctionele display, zoals hierna wordt weergegeven:
A0J0188m
A0J0290m
Functie Dynamic Functie
All Weather
Als de functie “Normal” is gekozen, verschijnt geen mededeling of
symbool op het display.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 111
112
WEGWIJS IN UW AUTO
IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE
FUNCTIE “Dynamic”
Inschakelen
Verplaats het hendeltje A-fig. 70 omhoog (naar de letter “d”) en
wacht in deze stand 0,5 seconde en in ieder geval tot het bijbe-
horende lampje gaat branden of de indicatie “Dynamic” niet meer
op het display wordt weergegeven (zie de afbeeldingen). Nadat
het hendeltje A wordt losgelaten, keert deze terug in zijn centrale
positie.
Uitschakelen
Om de stand “Dynamic” uit te schakelen en terug te zetten in “Nor-
mal”, moet dezelfde beweging met het hendeltje uit worden ge-
voerd met de zelfde tijdsduur. In dit geval gaat de “Normal”-led
gaan branden en wordt op het instelbare multifunctionele display
“Normal ingesteld” weergegeven(zie de afbeelding).
A0J0186mA0J1051g
A0J1052g
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 112
WEGWIJS IN UW AUTO
113
1
IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE
FUNCTIE “All Weather”
Inschakelen
Verplaats het hendeltje A-fig. 70 omhoog (naar de letter “a”) en
wacht 0,5 seconden en in ieder geval tot het bijbehorende lampje
gaat branden of de indicatie “All Weather” op het display verschijnt
(zie de afbeeldingen).
A0J0187m
A0J1180g
Uitschakelen
Om de functie “All Weather” uit te schakelen en terug te zetten
in “Normal”, moet dezelfde procedure als beschreven bij de stand
“Dynamic” worden uitgevoerd, met het verschil dat het hendeltje
A-fig. 70 verplaatst moet worden naar de letter “a”.
WAARSCHUWINGEN
Het is niet mogelijk direct van de functie “Dynamic” naar de
functie “All Weather” en omgekeerd te schakelen. U moet al-
tijd eerst terugkeren naar de functie “Normal” en vervolgens
de andere functie te selecteren.
Als bij het uitschakelen van de motor de functie
“Dynamic” was ingesteld, zal bij de volgende keer dat men de
motor start, automatisch de stand “Normal” gekozen worden.
Als echter bij het uitschakelen van de motor de functie
“All Weather” of “Normal” was ingesteld, zal bij de volgende
keer dat de motor wordt gestart deze functie gehandhaafd blij-
ven.
Bij meer dan 110 km/h kan de functie “Dynamic” niet inge-
steld worden.
Bij storing van het systeem of van het hendeltje A-fig. 70,
kan geen enkele rijfunctie worden ingesteld. Op het display zal
een waarschuwing worden weergegeven.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 113
114
WEGWIJS IN UW AUTO
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
Deze functie werkt alleen met het contactslot in de stand MAR en
draaiende motor. De stuurbekrachtiging maakt het mogelijk de
kracht op het stuur aan te passen aan de rij-omstandigheden.
De verschillende wijzen van het systeem kunnen worden ingesteld
door de standen d, n en a van het hendeltje van het “DNA-sys-
teem” (zie de paragraaf “ALFA DNA-systeem”).
EOBD (optional voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Het doel van het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis)
is:
de werking van het systeem controleren;
de toename van emissies signaleren;
de noodzaak van het vervangen van componenten met een
slechte conditie aangeven.
De auto beschikt verder nog over een diagnosestekker die het
mogelijk maakt, na het aansluiten van speciale apparatuur, de door
de regeleenheid opgeslagen storingscodes en de specifieke para-
meters voor de diagnose en werking van de motor te lezen. Deze
controle kan ook worden uitgevoerd door de verkeerspolitie.
WAARSCHUWING Na het verhelpen van de storing moet het Alfa
Romeo Servicenetwerk zorgen voor een complete controle van het
systeem, tests uitvoeren op een testbank en, zo nodig, een proef-
rit maken die eventueel een langere afstand kan omvatten.
Het is streng verboden om na aanschaf van de au-
to ingrepen van ongeacht welke aard uit te voe-
ren, die tot gevolg hebben dat de stuurinrichting
of de stuurkolom onklaar gemaakt worden (bijvoorbeeld
bij de montage van een diefstalbeveiliging) en die niet al-
leen tot gevolg kunnen hebben dat de prestaties ver-
slechteren en de garantie vervalt, maar die ook ernstige
veiligheidsproblemen kunnen veroorzaken. Bovendien
voldoet de auto niet meer aan de typegoedkeuring.
Voor elk onderhoud moet altijd eerst de motor uit-
geschakeld worden, de contactsleutel uit het con-
tact worden verwijderd en het stuur worden ge-
blokkeerd, vooral wanneer de auto niet met de wielen op
de grond staat. Als dit niet mogelijk is (omdat het con-
tactslot in de stand MAR moet staan of de motor moet
draaien), verwijder dan de belangrijkste zekering van de
elektrische stuurbekrachtiging.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 114
WEGWIJS IN UW AUTO
115
1
INBOUWVOORBEREIDING
AUTORADIO (waar voorzien)
Als de auto niet is uitgerust met een autoradio, dan wordt de au-
to geleverd met twee opbergvakken in het dashboard fig. 71.
De inbouwvoorbereiding voor de autoradio bestaat uit:
voedingskabels voor de autoradio, voor- en luidsprekers achter
en de antenne;
ruimte voor de autoradio;
antenne op het dak van de auto.
fig. 71
A0J0087m
De autoradio dient geïnstalleerd te worden in de daarvoor bestemde
ruimte A-fig. 71, dat verwijderd wordt door op de twee lippen in
de ruimte te drukken: de voedingskabels zijn nu bereikbaar.
Wendt u zich voor de installatie van uw autoradio
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk, zodat elk even-
tueel ongemak wordt voorkomen en wordt voor-
komen dat de veiligheid van de auto in gevaar wordt ge-
bracht.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 115
116
WEGWIJS IN UW AUTO
INSTALLATIE VAN ELEKTRISCHE/
ELEKTRONISCHE SYSTEMEN
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van de au-
to gemonteerd worden, moeten voorzien zijn van het merkteken:
e ECE
.
Fiat Auto S.p.A. staat toe dat zenders/ontvangers worden ge-
monteerd, op voorwaarde dat dit professioneel gebeurt bij een
gespecialiseerd bedrijf en volgens de aanwijzingen van de fabri-
kant.
WAARSCHUWING De montage van apparatuur die wijzigingen van
de specificaties van de auto tot gevolg heeft, kan inname van het
kentekenbewijs door de verantwoordelijke autoriteiten tot gevolg
hebben en het eventueel vervallen van de garantie die defecten
dekken die zowel direct als in direct veroorzaakt zijn door de ge-
noemde wijziging.
Fiat Auto S.p.A. wijst elke verantwoordelijkheid af voor schade
die veroorzaakt is door de installatie van accessoires die niet ge-
leverd of aanbevolen zijn door Fiat Auto S.p.A. en niet gemonteerd
zijn volgens de bijgeleverde voorschriften.
INBOUWVOORBEREIDING
MONTAGE NAVIGATIESYSTEEM
(waar voorzien)
Bij een aantal uitvoeringen is de auto voorzien van een inbouw-
voorbereiding voor het navigatiesysteem uit Lineaccessori Alfa Ro-
meo
Plaats het navigatiesysteem zoals is aangegeven in fig. 72.
fig. 72
A0J0107m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 116
WEGWIJS IN UW AUTO
117
1
RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE
TELEFOON
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en dergelijke) mo-
gen alleen in de auto worden gebruikt met een aparte antenne aan
de buitenkant van de auto.
WAARSCHUWING Het gebruik van dergelijke apparaten in de au-
to (zonder buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor de
gezondheid van de inzittenden, maar kan ook storingen in de elek-
trische systemen van de auto veroorzaken. Hierdoor wordt de vei-
ligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aanzienlijk be-
perkt door de isolerende eigenschappen van de carrosserie. Houdt
u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met
het officiële EU-keurmerk, strikt aan de instructies die door de fa-
brikant van de mobiele telefoon zijn bijgeleverd.
PARKEERSENSOREN
(waar voorzien)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 73 en
attenderen de bestuurder via een repeterend geluidssignaal op de
aanwezigheid van obstakels achter de auto.
INSCHAKELEN
De sensoren worden in werking gesteld door de achteruit in te scha-
kelen. Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt,
neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
fig. 73
A0J0088m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 117
118
WEGWIJS IN UW AUTO
GELUIDSSIGNALEN
Als de achteruit ingeschakeld wordt, wordt automatisch een ge-
luidssignaal in werking gesteld als zich een obstakel binnen het be-
reik bevindt.
Het geluidssignaal:
neem toe naarmate de afstand tussen de auto en het obstakel af-
neemt;
klinkt ononderbroken als de afstand tussen de auto en het
obstakel minder is dan circa 30 cm, terwijl het signaal on-
middellijk stopt wanneer de afstand tot het obstakel groter
wordt;
blijft constant wanneer de afstand tussen de auto en het ob-
stakel onveranderd blijft; als deze situatie zich voordoet bij
de sensoren aan de zijkant wordt het signaal na ongeveer 3
seconden onderbroken om bijvoorbeeld signalen te voorkomen
als u langs een muur rijdt.
Meetbereik
Meetbereik in het midden: 140 cm
Meetbereik aan de zijkant: 60 cm
Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, wordt alleen re-
kening gehouden met het obstakel dat zich het dichtst bij de au-
to bevindt.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren achter wordt automatisch uitgescha-
keld als de stekker van de elektrische kabel van de aanhanger
wordt aangesloten op de stekkerdoos van de trekhaak. De sen-
soren worden automatisch weer ingeschakeld als de aanhanger-
stekker wordt losgemaakt.
Voor het correct functioneren van het systeem is
het noodzakelijk dat de sensoren altijd vrij zijn van
modder, vuil, sneeuw of ijs. Wees voorzichtig bij
het reinigen van de sensor om krassen of beschadigingen
te voorkomen; gebruik geen droge, grove of harde doek.
De sensoren moeten met schoon water, eventueel met toe-
voeging van autoshampoo worden schoongemaakt. In
wasstraten waar stoom of hogedrukreinigers worden ge-
bruikt, moeten de sensoren snel worden schoongemaakt,
waarbij straalpijp op meer dan 10 cm afstand moet wor-
den gehouden.
Wendt u zich voor het opnieuw spuiten van de
bumper of voor het eventueel bijwerken van de
lak rond de sensoren uitsluitend tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk. Het niet correct spuiten kan de wer-
king van de parkeersensoren veel slechter maken.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 118
WEGWIJS IN UW AUTO
119
1
ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens de manoeuvres altijd zeer goed op obstakels die zich
boven of onder de sensoren zouden kunnen bevinden.
Objecten die zich op korte afstand van de achterkant van de auto
bevinden, worden in sommige omstandigheden niet waargenomen
door het systeem en kunnen daardoor de auto beschadigen of zelf
beschadigd raken.
De verantwoordelijkheid voor het parkeren en an-
dere gevaarlijke manoeuvres ligt hoe dan ook al-
tijd bij de bestuurder van de auto. Kijk bij het uit-
voeren van deze manoeuvres altijd goed uit dat er zich in
de buurt van de auto geen personen (in het bijzonder kin-
deren) of dieren bevinden. De parkeersensor is een hulp-
middel voor de bestuurder van de auto; de bestuurder
mag echter nooit de aandacht laten verslappen tijdens het
uitvoeren van mogelijk gevaarlijke manoeuvres, ook als
deze bij lage snelheid worden uitgevoerd.
Hierna volgen een aantal omstandigheden die de werking van de
parkeersensoren zouden kunnen beïnvloeden:
een verminderde gevoeligheid van de sensoren en een ver-
mindering van de prestaties van de parkeersensoren zouden
kunnen worden veroorzaakt door de aanwezigheid op de op-
pervlakte van de sensoren van: ijs, sneeuw, modder, meerde-
re laklagen;
de sensoren nemen een niet bestaand object waar (“valse echo”)
veroorzaakt door storingen van mechanische aard, bijvoorbeeld:
wassen van de auto, regen (omstandigheden met extreem har-
de wind), hagel;
de signalen die worden uitgezonden door de sensoren kun-
nen ook veroorzaakt worden door de aanwezigheid van ultra-
sone systemen in de buurt (bijv. pneumatische remmen van
vrachtwagens of pneumatische hamers);
de prestaties van de sensoren kunnen ook worden beïnvloed
door de positie van de sensoren. Als bijvoorbeeld de stand wordt
gewijzigd (door het gebruik van schokdempers, veringen) of
door het monteren van andere banden, het te zwaar beladen
van de auto of het verlagen van de carrosseriehoogte;
signaleren van obstakels boven de auto is niet altijd zeker als
het systeem obstakels waarneemt waartegen de auto aan de
onderzijde kan botsen.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 119
120
WEGWIJS IN UW AUTO
BANDENSPANNING-
CONTROLESYSTEEM TPMS
(Tyre Pressure Monitoring System)
(waar voorzien)
De auto kan zijn uitgerust met een controlesysteem voor het me-
ten van de bandenspanning TPMS (Tyre Pressure Monitoring Sys-
tem) dat de bestuurder van de auto informeert over de banden-
spanning door de waarschuwingen “bandenspanning controleren”
en “Onvoldoende bandenspanning”.
Dit systeem bestaat uit een sensor die op radiogolven werkt, op de
velg van elk wiel. Deze sensor stuurt informatie over de spanning
van iedere band naar de regeleenheid.
AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK
VAN HET TPMS
Storingsmeldingen worden niet opgeslagen en worden dus niet
aangegeven als de motor wordt uitgezet en vervolgens weer wordt
gestart. Als de storingen blijven bestaan, stuurt de regeleenheid de
betreffende meldingen pas naar het instrumentenpaneel als de au-
to een korte tijd rijdt.
Let zeer goed op wanneer u de bandenspanning
controleert of herstelt. Een te hoge spanning brengt
de wegligging in gevaar, verhoogt de druk op de
wielophanging en bevordert slijtage van de banden.
De bandenspanning dient gecontroleerd te worden
bij koude en niet net gebruikte banden; als de ban-
den, om wat voor reden dan ook, worden gecon-
troleerd als ze warm zijn, verlaag dan niet de spanning,
ook niet als deze boven de voorgeschreven waarde ligt,
en herhaal de controle als de banden koud zijn.
De aanwezigheid van het TPMS-systeem stelt de
bestuurder van de auto niet vrij van regelmatige
controle van de bandenspanning en de spanning
van het reservewiel.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 120
WEGWIJS IN UW AUTO
121
1
In het geval er één of meer wielen zonder sensor
worden gemonteerd, is het systeem niet meer be-
schikbaar en zal het betreffende bericht op het dis-
play verschijnen, totdat op 4 wielen weer een sensor ge-
monteerd is.
Het TPMS kan geen onverwacht spanningsverlies
van de banden signaleren (bijvoorbeeld bij het
klappen van een band). Breng in dit geval de au-
to tot stilstand door voorzichtig te remmen en geen bruus-
ke stuurbewegingen te maken.
Het vervangen van de normale banden door win-
terbanden en andersom, vraagt ook om een aan-
passing van de afstelling van het TPMS. Dit mag
alleen uitgevoerd worden door het Alfa Romeo Service-
netwerk.
Voor het TPMS moet speciaal gereedschap worden
gebruikt. Raadpleeg het Alfa Romeo Servicenet-
werk voor de accessoires die geschikt zijn voor het
systeem (wielen, wieldeksels enz.). Het gebruik van an-
dere accessoires zou de normale werking van het systeem
kunnen belemmeren.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 121
122
WEGWIJS IN UW AUTO
Als een band verwijderd wordt, is het aan te be-
velen ook de rubberen ventieldop te vervangen:
wendt u zich hiervoor tot het Alfa Romeo Servi-
cenetwerk. Bij het monteren/verwijderen van banden
en/of velgen moeten speciale voorzorgsmaatregelen in
acht worden genomen; om beschadiging of verkeerde
montage van de sensoren te voorkomen, mogen de ban-
den en/of de velgen alleen door gespecialiseerd perso-
neel worden vervangen. Wendt u zich tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk.
Storingen door een zeer intense radiofrequentie
kunnen de juiste werking van het TPMS belem-
meren. De bestuurder van de auto wordt over de-
ze omstandigheden geïnformeerd m.b.v. een bericht op
het display. Deze melding verdwijnt automatisch zodra de
storing het systeem niet meer hindert.
De bandenspanning kan afhankelijk van de bui-
tentemperatuur variëren. Het TPMS kan tijdelijk
een te lage bandenspanning aangeven. Controleer
in dit geval de banden als ze koud zijn, en herstel zono-
dig de spanning.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 122
WEGWIJS IN UW AUTO
123
1
NEE
NEE
JA
JA
JA
JA
JA
JA
NEE
NEE
NEE
Wendt u zich tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
Het repareren van een
beschadigd wiel
Wendt u zich tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
(*) Als alternatief vermeld in het instructieboekje en die zijn gekozen uit Lineaccessori Alfa Romeo.
(**) Niet kruiselings (de banden dienen aan dezelfde kant van de auto te blijven).
Zie voor het verwisselen van de velgen/banden de volgende tabel voor het juiste gebruik van het systeem:
Handeling Aanwezigheid sensor Signaal storing Optreden door
Alfa Romeo
Servicenetwerk
Het vervangen van een wiel
door het reservewiel
Wielen vervangen door wielen
met winterbanden
Wielen vervangen door wielen
met winterbanden
Vervangen van wielen door andere
wielen met een andere afmeting (*)
Omwisselen van de
wielen (achter/voor) (**)
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 123
124
WEGWIJS IN UW AUTO
TANKEN MET DE AUTO
Schakel voor het tanken van brandstof de motor uit.
BENZINEMOTOREN
Gebruik alleen loodvrije benzine. Het octaangetal van de gebruik-
te benzine (R.O.N.) mag niet lager dan 95 te zijn.
Om schade aan de katalysator te voorkomen mag nooit, ook niet
in noodgevallen, zelfs een zeer kleine hoeveelheid gelode benzi-
ne worden getankt.
DIESELMOTOREN
Tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europe-
se specificatie EN590. Door het gebruik van andere producten of
mengsels kan de motor onherstelbaar worden beschadigd en ver-
valt mogelijk de garantie.
Werking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van de diesel
lager worden door de vorming van paraffine; hierdoor werkt het
brandstofsysteem niet meer op de juiste manier.
Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk van het sei-
zoen, dieselbrandstof geleverd die speciaal voor de zomer, voor de
winter en voor zeer lage temperaturen (bergachtige gebieden) is
ontwikkeld. Als dieselbrandstof wordt getankt die niet toereikend
is voor de gebruikstemperatuur, raden wij aan de dieselbrandstof
te mengen met het vorstbeveiligingsmiddel TUTELA DIESEL ART in
de verhouding die in de gebruiksaanwijzing van het middel is aan-
gegeven. Doe eerst het middel in de tank en voeg daarna de die-
selbrandstof toe.
Als de auto lange tijd wordt gebruikt/ stilstaat in kritische gebie-
den (bijv. bergachtige gebieden), is het raadzaam dieselbrand-
stof te tanken die ter plaatse beschikbaar is. In dat geval is het
bovendien raadzaam een hoeveelheid brandstof in de tank te hou-
den die groter is dan 50% van de nuttige inhoud.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 124
WEGWIJS IN UW AUTO
125
1
fig. 74
A0J0089m
DOP VAN DE BRANDSTOFTANK
Open om te tanken het klepje A-fig. 74 en draai vervolgens met
de contactsleutel dop B los. De dop is voorzien van een borging C
waarmee wordt voorkomen dat de dop wordt verloren en waar-
mee de dop aan het klepje is bevestigd. Haak tijdens het tanken
de dop aan D.
Als de katalysator en het roetfilter (PDF) werken,
ontstaan zeer hoge temperaturen. Parkeer de au-
to dus niet boven brandbaar materiaal (gras, dro-
ge bladeren, dennennaalden, enz.): brandgevaar.
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren zijn: katalysa-
tor, lambdasondes en een brandstofdampopvangsysteem.
De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn: oxidatieka-
talysator, uitlaatgasrecirculatiesysteem (E.G.R.) en roetfilter (DPF).
ROETFILTER DPF
(Diesel Particulate Filter) (waar voorzien)
Dit is een mechanisch filter in de uitlaatpijp dat tot taak heeft om
bijna de emissie van roetdeeltjes vrijwel te elimineren.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 125
126
WEGWIJS IN UW AUTO
deze pagina is bewust leeg gelaten
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 126
VEILIGHEID
127
2
Veiligheidsgordels ............................................................. 128
SBR-systeem..................................................................... 129
Gordelspanners ................................................................. 131
Kinderen veilig vervoeren ................................................... 134
Universeel kinderzitje monteren .......................................... 135
Inbouwvoorbereiding voor een Isofix-kinderzitje ..................... 139
Frontairbag ...................................................................... 142
Zij-airbags (sidebags - windowbags) ..................................... 145
“Alcoholtester”-set ............................................................. 148
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 127
128
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de
gordel om. Maak de gordels vast door de gesp A-fig. 1 in de slui-
ting B te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert.
Als tijdens het uittrekken van de gordel de rolautomaat blokkeert,
laat dan de gordel een stukje terugrollen en trek de gordel ver-
volgens weer geleidelijk uit.
Voor het losmaken van de gordel moet u op de knop C drukken.
Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te voorkomen dat de
gordelband verdraait.
fig. 1
A0J0101m
fig. 2
A0J0102m
Druk tijdens het rijden niet op de knop C-fig. 1.
De achterbank is voorzien van driepuntsgordels met rolautomaat.
Leg de achtergordels om zoals is afgebeeld in fig. 2.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 128
VEILIGHEID
129
2
WAARSCHUWING Als de rugleuning goed is vergrendeld, dan is
de “rode band” B-fig. 3 naast de hendels A niet meer zichtbaar.
Als de “rode band” zichtbaar is, is de rugleuning niet goed ver-
grendeld.
WAARSCHUWING Plaats de veiligheidsgordels op de juiste wijze te-
rug als de achterbank weer in de normale stand wordt gezet, zo-
dat ze altijd direct klaar zijn voor gebruik.
SBR-SYSTEEM
(Seat Belt Reminder)
Dit systeem bestaat uit een zoemer die samen met het knipperen
van lampje
<
op het instrumentenpaneel de bestuurder en de voor-
passagier waarschuwt voor een niet juist omgelegde veiligheids-
gordel.
Bij sommige uitvoeringen is bovendien een display (in plaats van
de lampjes op het instrumentenpaneel) onder de binnenspiegel
(fig. 4) aanwezig; dit display waarschuwt visueel en m.b.v. een
geluidssignaal de achterpassagiers voor een niet juist omgelegde
veiligheidsgordel.
Wendt u voor het permanent uitschakelen van dit systeem tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
Het SBR-systeem kan uitsluiten m.b.v. het Setup-menu van het dis-
play opnieuw worden ingeschakeld (zie hoofdstuk “1”).
Controleer of de rugleuning aan beide zijden goed
vergrendeld is (“rode band” B-fig. 3 niet zichtbaar)
om te voorkomen dat in geval van bruusk rem-
men, de rugleuning naar voren klapt en de passagiers
verwondt.
fig. 4
A0J0210m
A
B
fig. 3
A0J0182m
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 129
130
VEILIGHEID
De lampjes zijn rood en groen en werken op de volgende wijze:
gedoofd als het contactslot in de stand MAR is gedraaid ter-
wijl de gordels zijn omgelegd
rood als de gordels voor niet zijn omgelegd
rood knipperend (alleen doe de achterste zitplaatsen betref-
fen) als de de gordels voor niet zijn omgelegd
groen als de gordels zijn omgelegd
gedoofd, rood brandend, rood brandend, rood knipperend
Als alleen de bestuurder in de auto zit en alle gordels zijn niet
omgelegd, branden de eerste vier lampjes (fig. 4) rood en de laat-
ste groen. De drie middelste lampjes knipperen gedurende onge-
veer 30 seconden, de overige branden rood. De twee lampjes
aan de zijkant A en B - fig. 4 horen bij de voorste zitplaatsen (bij
in dit geval bij links stuur) en de middelste lampjes horen bij de
achterste zitplaatsen. Het werking van de lampjes die bij de voor-
ste en achterste zitplaatsen horen is niet gelijk.
Voorste zitplaatsen
Bestuurder
Als alleen de bestuurder aanwezig is, dan geldt de situatie in fig.
4. Als harder wordt gereden dan 20 km/h of met een snelheid
tussen de 10 km/h en 20 km/h gedurende meer dan 5 secon-
den, begint een akoestische waarschuwingscyclus voor de voor-
ste zitplaatsen (een continu geluidssignaal gedurende de eerste
6 seconden gevolgd door een losse signalen “beep” gedurende 90
seconden) en knippert het lampje. Als de cyclus is beëindigd, blij-
ven de overige lampjes branden, totdat de motor wordt uitge-
schakeld. Het geluidssignaal wordt onmiddellijk onderbroken als
de bestuurdersgordel wordt omgelegd en het lampje wordt in dat
geval groen.
Als de gordel vervolgens opnieuw wordt afgedaan tijdens de rit,
klinkt het geluidssignaal en knippert het lampje op de hiervoor
beschreven manier.
Passagier
De situatie is vergelijkbaar met de voorpassagier, met het verschil
dat het lampje groen wordt en de signalering wordt onderbroken,
ook als de passagier de auto verlaat.
Als beide voorgordels bij een rijdende auto na elkaar worden af-
gedaan, is het geluidssignaal op de laatste afgedane gordel van
toepassing, de twee lampjes geven de situatie afzonderlijk weer.
Achterste zitplaatsen
Voor de achterste zitplaatsen wordt het alleen aangegeven als een
van de gordels wordt afgedaan. In deze situatie gaat het lampje
van de afgedane gordel gedurende ongeveer 30 seconden knip-
peren. Bovendien wordt een geluidssignaal weergegeven. Als meer-
dere gordels worden afgedaan, wordt deze situatie onafhankelijk
per gordel weergegeven per lampje.
WAARSCHUWINGEN
Als lampjes blijven altijd branden als ten minste op een voorste
zitplaats waarop iemand zit geen gordel wordt omgelegd.
Alle lampjes doven (na 30 seconden na de laatste gordel die is
afgedaan) op het moment dat alle voorste zitplaatsen zijn bezet,
onafhankelijk van de gordels achter.
Alle lampjes branden als ten minste een gordel wordt afgedaan
of omgelegd. Alle lampjes blijven uit als tijdens het starten alle gor-
dels reeds zijn omgelegd.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 130
VEILIGHEID
131
2
GORDELSPANNERS
De auto is voorzien van gordelspanners op de veiligheidsgordels
voor die bij een krachtige frontale botsing de gordel enige centi-
meters terugtrekken; hierdoor komen de gordels perfect tegen het
lichaam van de inzittenden te liggen en voordat de voorwaartse
beweging begint.
De inschakeling van de gordelspanners kan worden waargeno-
men door het terugtrekken van de gordel door de rolautomaat.
De auto is bovendien voorzien van een tweede gordelspanner (bij
de dorpel): als deze hebben gewerkt, kan dit worden herkend aan
de kortere metalen kabel.
Tijdens de werking van de gordelspanner kan er een beetje rook
ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand.
WAARSCHUWING Voor een maximale bescherming door de gor-
delspanner moet de veiligheidsgordel zo worden omgelegd dat
hij goed aansluit op borst en bekken.
De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of smering: el-
ke verandering van de oorspronkelijke staat zal de doelmatigheid
verminderen. Als de gordelspanner door extreme natuurlijke om-
standigheden (bij. overstromingen en zeestormen) met water en
modder in contact is geweest, moet deze worden vervangen.
TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de bescherming bij een ongeval te vergroten, zijn de oprol-
automaten van de gordels voor voorzien van trekkrachtbegrenzers
die tijdens een frontale aanrijding de piekbelasting op de borst en
schouders beperken.
De gordelspanner werkt maar één keer.
Als de gordelspanners hebben gewerkt, moet u zich
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk wenden om de
spanners te laten vervangen. De geldigheid van het sys-
teem staat vermeld op een plaatje dat zich in het dash-
boardkastje bevindt: laat voor het verstrijken van deze
termijn het systeem door het Alfa Romeo Servicenetwerk
vervangen.
Werkzaamheden waarbij stoten, sterke trillingen
of verhitting (maximaal 100°C gedurende ten
hoogste 6 uur) optreden, kunnen de gordelspan-
ners beschadigen of activeren: bij die omstandigheden ho-
ren niet trillingen die voortgebracht worden door een
slecht wegdek of door contacten met kleine obstakels zo-
als trottoirbanden. Wendt u altijd tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 131
132
VEILIGHEID
De gordel mag nooit gedraaid zitten. Het diagonale gordelgedeel-
te moet via het midden van de schouder schuin over de borst lig-
gen. Het onderste gordelgedeelte moet over het bekken (zoals
aangegeven in fig. 6) en niet over de buik liggen. Gebruik geen
systemen (veren, bevestigingen enz.) waardoor de gordel niet goed
tegen het lichaam ligt.
fig. 6
A0J0095m
Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning
rechtop zetten, tegen de leuning aan gaan zitten
en de gordel goed laten aansluiten op borst en bek-
ken. Draag altijd veiligheidsgordels zowel voor als achter
in de auto! Rijden zonder veiligheidsgordels vergroot het ri-
sico op ernstig letsel of dodelijke afloop bij een ongeval.
OPMERKINGEN OVER HET
GEBRUIK VAN VEILIGHEIDSGORDELS
Houd u altijd aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het
verplichte gebruik van de veiligheidsgordels (en maak de inzit-
tenden hierop attent). Leg de veiligheidsgordel altijd om voordat u
vertrekt.
Ook zwangere vrouwen moeten een gordel dragen: ook voor hen
(zowel voor de aanstaande moeder als het kind) is de kans op let-
sel bij een ernstig ongeval kleiner als ze een gordel dragen.
Uiteraard moeten zwangere vrouwen het onderste deel van de gor-
del meer naar beneden omleggen, zodat de gordel over het bek-
ken en onder de buik langs loopt (zoals in fig. 5 is aangegeven).
fig. 5
A0J0094m
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 132
VEILIGHEID
133
2
Elke gordel mag slechts door één persoon worden gebruikt: gebruik
de gordel niet voor een kind dat bij een volwassene op schoot zit,
waarbij de gordel beiden zou moeten beschermen fig. 7. Leg de
gordel in het algemeen niet om een voorwerp en een persoon
om beide op de plaats te houden.
ONDERHOUD VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS
zorg dat de gordel goed uitgetrokken en niet gedraaid is; con-
troleer ook of de oprolautomaat zonder haperingen werkt;
vervang de gordels na een ongeval, ook al zijn ze ogenschijnlijk
niet beschadigd. Vervang de gordels ook als de gordelspanners
in werking zijn geweest;
u kunt de gordels met de hand wassen met water en een neu-
trale zeep. Spoel ze uit en laat ze in de schaduw drogen. Ge-
bruik geen bijtende, blekende of kleurende middelen. Vermijd
het gebruik van alle chemische producten die het weefsel van
de gordel kunnen aantasten;
voorkom dat vocht in de oprolautomaat komt: de werking
van de oprolautomaten is alleen gegarandeerd, als ze niet
nat zijn geweest;
vervang de gordels bij tekenen van slijtage of beschadigin-
gen.
fig. 7
A0J0096m
Het is streng verboden onderdelen van de veilig-
heidsgordels of gordelspanners te demonteren of
open te maken. Werkzaamheden aan de veilig-
heidsgordels en gordelspanners moeten worden uitge-
voerd door gekwalificeerd personeel. Wendt u altijd tot
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als de gordel aan een zware belasting wordt bloot-
gesteld (bijvoorbeeld tijdens een ongeval), dan
moet de gordel samen met de verankeringen, be-
vestigingspunten en de eventueel gemonteerde gordel-
spanners worden vervangen. Ook als de schade niet zicht-
baar is, dan kan de gordel toch verzwakt zijn.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 133
134
VEILIGHEID
KINDEREN VEILIG VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten alle inzitten-
den zittend reizen en beschermd worden door goedgekeurde vei-
ligheidssystemen. Dit geldt met name voor kinderen. Dit is een wet-
telijk voorschrift volgens richtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten van
de Europese Unie. Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding
met de rest van het lichaam groter en zwaarder dan dat van vol-
wassenen, terwijl spieren en botstructuur nog niet volledig zijn ont-
wikkeld. Daarom moeten kleine kinderen door andere systemen
beschermd worden dan door de veiligheidsgordels.
De resultaten van onderzoek naar de optimale bescherming van
kleine kinderen zijn verwerkt in de Europese ECE/R44- voorschriften
die wettelijk verplicht zijn. De systemen zijn onderverdeeld in vijf
groepen:
Groep 0 gewicht tot 10 kg
Groep 0+ gewicht tot 13 kg
Groep 1 gewicht 9-18 kg
Groep 2 gewicht 15-25 kg
Groep 3 gewicht 22-36 kg
Alle systemen moeten zijn voorzien van de typegoedkeuring en
van een goed vastgehecht plaatje met het controlemerk, dat ab-
soluut niet mag worden verwijderd. Kinderen met een lengte van
meer dan 1,50 m worden, met betrekking tot de veiligheidssys-
temen, gelijkgesteld met volwassenen en moeten dan ook nor-
maal de veiligheidsgordels omleggen.
Als een kind op de passagiersstoel voor moet wor-
den vervoerd met een kinderzitje dat tegen de rij-
richting in is gemonteerd, moeten de airbags aan
passagierszijde (front en zij-airbags) met behulp
van het setup-menu worden uitgeschakeld. Con-
troleer de uitschakeling met behulp van het lampje
op het instrumentenpaneel. Bovendien moet de stoel zo
ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voor-
komen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt
met het dashboard.
In Lineaccessori Alfa Romeo zijn kinderzitjes opgenomen voor el-
ke gewichtsgroep. Wij raden het gebruik van deze kinderzitjes aan,
omdat ze speciaal zijn ontworpen en ontwikkeld voor de model-
len van Alfa Romeo.
Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren
op de voorpassagiersstoel als de frontairbag aan
passagierszijde is ingeschakeld. Als bij een onge-
val de airbags in werking treden (opblazen), kan dit ern-
stig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben, ongeacht
de zwaarte van het ongeluk. Kinderen moeten altijd in
kinderzitjes op de achterbank worden vervoerd; deze po-
sitie levert de grootste bescherming tijdens een ongeval.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 134
VEILIGHEID
135
2
UNIVERSEEL KINDERZITJE
MONTEREN
(met de veiligheidsgordel)
GROEP 0 en 0+ fig. 8
Kinderen tot 13 kg moeten in babyzitjes worden vervoerd die
achterstevoren zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt
gesteund en bij plotseling remmen de nek niet wordt belast. Het
wiegje moet op zijn plaats worden gehouden door de veiligheids-
gordel, zoals in de afbeelding is aangegeven, en het kind moet
op zijn beurt worden beschermd door de gordel van het wiegje zelf.
fig. 8
A0J0097m
fig. 9
A0J0098m
De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van
de bevestiging. Houdt u voor de montage van het
kinderzitje aan de instructies. De fabrikant is ver-
plicht deze instructies bij te leveren.
GROEP 1 fig. 9
Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18 kg moeten worden ver-
voerd in de rijrichting. Enige typen kinderzitjes zijn voorzien van
een kussen, waarbij de veiligheidsgordel van de auto het kinder-
zitje en het kind op zijn plaats moet houden.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 135
136
VEILIGHEID
GROEP 2 fig. 10
Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg kunnen direct door
de veiligheidsgordels van de auto worden beschermd. Kinderen
moeten zo in de kinderzitjes worden geplaatst, dat het diagonale
gordelgedeelte schuin over de borst en niet langs de nek ligt. Het
horizontale gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de
buik van het kind liggen.
GROEP 3 fig. 11
Bij kinderen met een gewicht tussen 22 en 36 kg is de borstom-
vang van dien aard dat de kinderen gewoon tegen de rugleuning
kunnen steunen en niet meer in een kinderzitje hoeven te wor-
den vervoerd. In figuur 11 wordt een voorbeeld gegeven van de
juiste positie van het kind op de achterbank.
fig. 10
A0J0099m
fig. 11
A0J0100m
De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van
de bevestiging. Houdt u voor de montage van het
kinderzitje aan de instructies. De fabrikant is ver-
plicht deze instructies bij te leveren.
Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de ge-
wichtsgroepen 0 en 1 die uitgerust zijn met een be-
vestigingspunt achter. Deze kinderzitjes hebben zelf
gordels om het kind te beschermen. Vanwege het gewicht
kan het gevaarlijk zijn als ze verkeerd worden gemonteerd
(bijvoorbeeld als een kussen tussen het kinderzitje en de
veiligheidsgordels van de auto wordt geplaatst). Houdt u
voor de montage strikt aan de bijgeleverde instructies.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 136
VEILIGHEID
137
2
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN UNIVERSELE KINDERZITJES
De auto voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de
auto. Zie de volgende tabel:
Legenda:
U = geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44- voorschriften voor de aangegeven “groepen”.
Passagier Passagier achter
Groep Gewichtsklasse voor zijkant en in het midden
Groep 0, 0+ tot 13 kg U U
Groep 1 9-18 kg U U
Groep 2 15-25 kg U U
Groep 3 22-36 kg U U
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 137
138
VEILIGHEID
Belangrijkst veiligheidsvoorschriften voor het
vervoer van kinderen:
monteer het kinderzitjes op een van de zitplaatsen achter, om-
dat die plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bie-
den;
als de frontairbag aan passagierszijde buiten werking wordt ge-
steld, moet altijd gecontroleerd worden of de airbag daad-
werkelijk is uitgeschakeld: het betreffende lampje
F
moet
continu branden;
houdt u bij de montage van het kinderzitje strikt aan de in-
structies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leve-
ren. Bewaar de instructies samen met het instructieboekje in
de auto. Monteer geen gebruikte kinderzitjes waarvan de ge-
bruiksaanwijzingen ontbreken.
controleer altijd of de gordels goed zijn vastgemaakt door aan
de gordelband te trekken;
Ieder veiligheidssysteem is bedoeld voor slechts een kind: ver-
voer nooit twee kinderen in een systeem;
controleer altijd of de gordel niet langs de nek van het kind
loopt;
zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen afwijkende hou-
ding aanneemt of de gordels losmaakt;
vervoer kinderen nooit in uw armen, ook geen pasgeboren kin-
deren. Niemand is sterk genoeg om ze bij een ongeval vast
te kunnen houden;
Na een ongeval moet het zitje door een nieuw exemplaar wor-
den vervangen.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 138
VEILIGHEID
139
2
INBOUWVOORBEREIDING VOOR DE
MONTAGE VAN EEN “ISOFIX”
KINDERZITJE
De auto is voorbereid op de montage van “Isofix Universeel”-kin-
derzitjes; een nieuw gestandaardiseerd Europees systeem voor het
vervoeren van kinderen.
Er kan ook een mengvorm worden gekozen, een traditioneel kin-
derzitje en een Isofix-kinderzitje. Als voorbeeld is in fig. 12 een
voorbeeld van een kinderzitje aangegeven. Het “Isofix Universeel”-
kinderzitje is voor de gewichtsgroep 1.
Voor de andere gewichtsklassen zijn speciale Isofix zitjes beschik-
baar, die alleen kunnen worden gebruikt als ze zijn ontworpen, ge-
test en goedgekeurd voor deze auto (zie de lijst met geschikte
auto’s bij het zitje).
fig. 12
A0J0093m
WAARSCHUWING Op de middelste zitplaats achter kan geen enkel
type kinderzitje wordt gemonteerd.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 139
140
VEILIGHEID
ISOFIX KINDERZITJE MONTEREN
Haak het kinderzitje aan de onderste metalen ogen A-fig. 13 tus-
sen de rugleuning en de achterbankzitting en:
voor de passagiersstoel voor: bevestig vervolgens de boven-
ste riem (die wordt geleverd met het zitje) aan de beugels B-
fig. 14 aan de onderzijde nabij de geleider van de voorstoel;
voor de achterste zitplaatsen: bevestig de bovenste riem (van
het zitje) aan de beugels C-fig. 14 aan de onderzijde van de
rugleuning.
Er kan ook een mengvorm worden gekozen, een traditioneel kinder-
zitje en een Isofix-kinderzitje. Als gebruik wordt gemaakt van een
Universeel Isofix zitje, moeten ECE R44/03 “Universeel Isofix” goed-
gekeurde zitjes worden gebruikt. In Lineaccessorie ALFA ROMEO is een
“universeel Isofix” kinderzitje (“Duo Plus”) leverbaar. Zie voor meer
informatie over de montage en/of het gebruik van het kinderzitje
het “Instructieboekje” dat bij het kinderzitje is geleverd.
fig. 13
A0J0092m
fig. 14
A0J0310m
Monteer het kinderzitje alleen als de auto stilstaat.
Het kinderzitje is op de juiste wijze aan de beugels
bevestigd als u het hoort vergrendelen. Houdt u in
ieder geval aan de instructies voor de montage, de de-
montage en de plaatsing. De fabrikant van het kinder-
zitje is verplicht deze instructies bij te leveren.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 140
VEILIGHEID
141
2
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN ISOFIX KINDERZITJES
In de onderstaande tabel is, in overeenstemming met de europese regel ECE 16 de mogelijkheid aangegeven voor de montage van Iso-
fix kinderzitjes op zitplaatsen met Isofix beugels.
Gewichtsklasse Richting Klasse Passagier Passagier achter
kinderzitje Isofix label voor zijkant links zijkant rechts
Reiswieg
Tegen rijrichting F X X X
Tegen rijrichting G X X X
Groep 0 tot 10 kg Tegen rijrichting E IL X X
Tegen rijrichting G X X X
Groep 0 + tot 13 kg Tegen rijrichting E IL X X
Tegen rijrichting G X X X
Tegen rijrichting D IL X X
Tegen rijrichting G X X X
Groep 1 van 9 tot 18 kg In rijrichting B IUF IUF IUF
In rijrichting BI IUF IUF IUF
In rijrichting A IUF X X
IUF geschikt voor Isofix-kinderzitjes uit de universele klasse (met een derde bevestigingspunt boven) die in de rijrichting bevestigd moeten worden en
goedgekeurd zijn voor het gebruik door die gewichtsgroep.
IL: geschikt voor Isofix-kinderzitjes, die speciaal ontworpen en goedgekeurd zijn voor dit type auto. Het kinderzitje kan gemonteerd worden door de
voorstoel naar voren te schuiven.
X: de opstelling van de Isofix beugels voor het beschermen van kinderen in deze gewichtsklasse.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 141
142
VEILIGHEID
FRONTAIRBAGS
De auto is uitgerust met meertraps-frontairbags (“Smart bags”)
aan bestuurders- en passagierszijde en knie-airbags aan bestuur-
derszijde.
“SMARTBAGS”
(MEERTRAPS-FRONTAIRBAGS)
De frontairbags (bestuurder en passagiers) zijn ontworpen om de
inzittenden te beschermen bij een middelzware frontale botsing
door een kussen tussen de inzittende en het stuurwiel of het dash-
board te plaatsen.
De airbags zijn geen vervanging, maar vormen een aanvulling op
de veiligheidsgordels. De gordels moeten altijd worden omgelegd.
Bij een ongeval kan een inzittende die geen veiligheidsgordel heeft
omgelegd, in contact komen met een airbag die nog niet volledig
opgeblazen is. Hierdoor wordt de inzittende minder door de airbag
beschermd.
Het is mogelijk dat de frontairbags in de volgende gevallen niet
worden ingeschakeld:
bij frontale botsingen met een ander deel van de auto dan
het front tegen makkelijk vervormbare objecten (bijv. als het
voorspatbord tegen de vangrail komt);
als de auto onder andere auto’s of veiligheidsvoorzieningen
schuift (bijvoorbeeld onder vrachtwagens of de vangrail);
in deze gevallen wordt geen enkele aanvullende bescherming wordt
geboden op de veiligheidsgordels. Als de airbags in deze gevallen
niet geactiveerd worden, betekent dit niet dat het systeem niet
goed functioneert.
FRONTAIRBAG AAN BESTUURDERSZIJDE
fig. 15
Deze bevindt zich in een ruimte in het midden van het stuurwiel.
Plaats geen stickers of andere objecten op het
stuur, op het deksel van de airbag aan passa-
gierszijde of de zijkant van de hemelbekleding.
Plaats geen voorwerpen op het dashboard aan de pas-
sagierszijde, omdat deze het correct openen van de air-
bag aan passagierszijde kunnen hinderen en de inzitten-
den ernstig kunnen verwonden.
fig. 15
A0J0047m
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 142
VEILIGHEID
143
2
FRONTAIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE
fig. 16
Deze bevindt zich in een ruimte in het dashboard.
Rijd altijd met beide handen op de stuurwielrand,
zodat bij het in werking treden van de airbag het
systeem niet wordt gehinderd door obstakels. Rijd
niet met voorover gebogen lichaam, maar ga goed recht-
op zitten en steun tegen de rugleuning.
fig. 16
A0J0050m
Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren
op de voorpassagiersstoel als de frontairbag aan pas-
sagierszijde is ingeschakeld. Als bij een ongeval de
airbags in werking treden (opblazen), kan dit ern-
stig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben, on-
geacht de zwaarte van het ongeluk. Als er geen andere mo-
gelijkheid is, moet in ieder geval de airbag aan passagiers-
zijde uitgeschakeld worden als het kinderzitje op de passa-
giersstoel voor wordt geplaatst. Bovendien moet de passa-
giersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geplaatst; hier-
door wordt voorkomen dat het kinderzitje het dashboard
raakt. Ook als het niet wettelijk verplicht is, raden wij u aan,
voor een optimale bescherming van de volwassenen, de air-
bag onmiddellijk weer in te schakelen zodra er geen kin-
deren meer vervoerd worden.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 143
144
VEILIGHEID
KNIE-AIRBAG AAN BESTUURDERSZIJDE fig. 17
Deze bevindt zich in een ruimte onder het stuurwiel. Deze air-
bags bieden een extra bescherming bij een frontale aanrijding.
fig. 17
A0J0056m
Zie voor het uitschakelen van de airbag in hoofd-
stuk “1” de paragraaf “Menu-opties”.
Frontairbag en zij-airbags aan
passagierszijde uitschakelen
Als een kind op de voorstoel moet worden vervoerd, schakel dan
de frontairbag en de zij-airbags aan passagierszijde uit. Als de air-
bags zijn uitgeschakeld gaat op het instrumentenpaneel het con-
trolelampje
branden.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 144
VEILIGHEID
145
2
ZIJ-AIRBAGS
(SIDEBAGS - HEADBAGS)
De auto is uitgerust met zij-airbags voor (Side Bags voor) aan be-
stuurders- en aan passagierszijde voor bescherming van borst-bek-
ken en headbags voor en achter (Window Bags).
ZIJ-AIRBAGS VOOR (SIDEBAGS)
fig. 18
Deze bestaan uit twee type kussens in de rugleuning van de voor-
stoelen; deze kussens beschermen de borst en het bekken van
de inzittenden bij een flankbotsing met een bepaalde omvang.
ZIJ-AIRBAGS VOOR BESCHERMING VAN HET
HOOFD (HEADBAGS) fig. 19
De headbag is een “gordijn”-systeem, dat zich aan de zijkant in
de hemelbekleding bevindt en dat is afgedekt met een afwerklijst.
Deze beschermen het hoofd van de inzittenden voor en achter bij
een flankbotsing.
Bij lichte frontale aanrijdingen (waarbij de werking van de veilig-
heidsgordel voldoende is) worden de airbags niet geactiveerd. Daar-
om moeten altijd de veiligheidsgordels worden gedragen.
De inzittende wordt bij een zijdelingse botsing optimaal door het
systeem beschermd als hij/zij in de juiste positie in de stoel zit.
Hierdoor kan de headbag op de juiste wijze worden opgeblazen.
fig. 18
A0J0103m
fig. 19
A0J0051m
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 145
146
VEILIGHEID
Als de airbag in werking treedt, ontsnapt een beetje rook. deze
rook is niet giftig en wordt niet veroorzaakt door brand. Het poe-
der kan wel de huid en ogen irriteren: was zonodig met een neu-
trale zeep en water.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties en de vervanging van de
airbag moeten door het Alfa Romeo Servicenetwerk worden uit-
gevoerd.
Aan het einde van de lange levensduur van uw auto moet u con-
tact opnemen met het Alfa Romeo Servicenetwerk om het systeem
buiten werking te laten stellen.
Het in werking treden van de gordelspanners en airbags wordt door
de elektronische regeleenheid bepaald, afhankelijk van het type
ongeval. Als een van deze onderdelen niet in werking treedt, dan
duidt dat niet op een storing in het systeem.
Bevestig nooit harde voorwerpen aan de ophang-
haken en de handgrepen.
Steun niet met het hoofd, de armen of de ellebo-
gen tegen het portier, de ruiten of in het gebied
van de headbag om verwondingen tijdens het op-
blazen te voorkomen.
Steek nooit het hoofd, de armen of ellebogen uit
het raam.
WAARSCHUWINGEN
De stoelen mogen niet met water of met stoom worden gerei-
nigd (met de hand of in een automatisch wasapparaat).
De airbags voor en/of zij-airbags voor en achter kunnen worden
geactiveerd bij krachtige stoten aan de onderzijde van de carros-
serie (bijvoorbeeld bij zware botsingen tegen drempels of stoep-
randen of als de auto terecht komt in grote gaten of verzakkin-
gen in het wegdek).
Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het
lampje
¬
gaat niet branden of blijft branden tij-
dens het rijden (bij enkele uitvoeringen verschijnt
op het display ook een bericht), is er mogelijk een storing
in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags
of gordelspanners niet geactiveerd worden bij een onge-
val of, in een zeer beperkt aantal gevallen, niet op de juis-
te wijze geactiveerd worden. Wendt u onmiddellijk tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk om het systeem te laten con-
troleren.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 146
VEILIGHEID
147
2
De vervaldatum van de pyrotechnische lading en
het spiraalmechanisme zijn op een sticker in het
dashboardkastje aangebracht. Wendt u voor het
bereiken van deze datum tot het Alfa Romeo Servicenet-
werk om deze componenten te laten vervangen.
Bedek de rugleuning van de voorstoelen niet met
hoezen of kleden die niet zijn voorbereid op het
gebruik met sidebags.
Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij be-
schadiging of als de auto bij een overstroming on-
der water is geweest, het airbagsysteem door het
Alfa Romeo Servicenetwerk controleren.
Als de sleutel in het contactslot zit en het contact-
slot in de stand MAR staat, dan kunnen de airbags
ook bij stilstaande auto en niet draaiende motor
worden geactiveerd, bijvoorbeeld als de auto wordt aan-
gereden door een andere auto. Daarom mogen, zelfs bij
een stilstaande auto, zich geen kinderen op de passa-
giersstoel voor bevinden. Als het contactslot in de stand
STOP staat kan geen enkel veiligheidssysteem (airbag
of gordelspanners) bij een botsing worden geactiveerd;
als deze systemen niet inschakelen, wijst dat niet op een
storing in het systeem.
Als het contactslot in de stand MAR wordt gezet,
gaat het lampje
(bij ingeschakelde passagier-
sairbags voor) branden en knipperen gedurende
enige seconden; hiermee wordt aangegeven dat de pas-
sagiersairbags geactiveerd kunnen worden bij een bot-
sing; het lampje dooft vervolgens.
De frontairbag treedt in werking als de botsing
zwaarder is dan een botsing waarbij alleen de gor-
delspanners worden geactiveerd.
Bij aanrijdingen die tussen die twee drempelwaarden in
liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 147
148
VEILIGHEID
“ALCOHOLTESTER“-SET
Deze bevindt zich in het dashboardkastje aan passagierszijde.
De set bestaat uit een envelop (fig. 20) met de producten voor het
controleren van het alcoholpromillage. In de envelop bevinden zich
ook de instructies voor het juist gebruiken van de set. De “Alco-
holtester”-set heeft een vervaldatum: Vervang het product als de
vervaldatum is verstreken.
fig. 20
A0J0231m
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 148
STARTEN EN RIJDEN
149
3
Motor starten .............................................................................. 150
Motor uitzetten ........................................................................... 152
Gebruik van de versnellingsbak ...................................................... 153
Brandstof besparen ...................................................................... 154
Trekken van aanhangers ............................................................... 156
Winterbanden ............................................................................. 157
Sneeuwkettingen ........................................................................ 158
Auto langere tijd stallen ................................................................ 158
149-158 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:01 Pagina 149
150
STARTEN EN RIJDEN
MOTOR STARTEN
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de versnellingspook in vrij;
trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in
te trappen;
draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zod-
ra de motor is aangeslagen.
WAARSCHUWINGEN
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleu-
tel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje
Y
op het
instrumentenpaneel (of het symbool op het display) samen
met het lampje
U
blijft branden, draai dan de sleutel in de
stand STOP en vervolgens weer in de stand MAR; als het lamp-
je nog steeds blijft branden, probeer het dan met de andere ge-
leverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, voer dan een
noodstart uit (zie “Noodstart” in hoofdstuk “4”) en wendt u
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Laat de start-/contactsleutel niet in stand MAR staan als de
motor stilstaat.
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de versnellingspook in vrij;
draai de contactsleutel in stand MAR: op het instrumentenpa-
neel gaan de lampjes
m
en
Y
(of het symbool op het dis-
play) branden;
wacht totdat het lampje (of het symbool op het display) dooft;
trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in
te trappen;
draai de contactsleutel in de stand AVV, direct nadat het lamp-
je
m
is gedoofd. Als u te lang wacht, zijn de voorgloeibou-
gies weer afgekoeld. Laat de sleutel los, zodra de motor is aan-
geslagen.
Als het lampje
m
gedurende ongeveer 1 minuut
knippert na het starten of tijdens een langdurige
startpoging, duidt dit op een storing in het voor-
gloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u de auto op
de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo snel mo-
gelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
149-158 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:01 Pagina 150
STARTEN EN RIJDEN
151
3
Het is raadzaam om gedurende de eerste ge-
bruiksperiode geen maximale prestaties van uw
auto te verlangen (bijv. snel accelereren, langdu-
rig rijden met hoge toerentallen en krachtig remmen).
Het is zeer gevaarlijk om de motor in afgesloten
ruimten te laten draaien. De motor verbruikt zuur-
stof en produceert kooldioxide, koolmonoxide en
andere giftige gassen.
Houd er rekening mee dat de rem- en de stuur-
bekrachtiging niet werken zolang de motor niet
is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is
voor de bediening van het rempedaal en het stuur.
Probeer nooit te starten door aanduwen, slepen of
van een helling af laten rijden. Hierdoor kan de
katalysator worden beschadigd.
Laat de contactsleutel niet in het contactslot zit-
ten als de motor is uitgezet, om te voorkomen
dat de accu ontlaadt.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN
(benzine en diesel)
Ga als volgt te werk:
rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen draai-
en en trap het gaspedaal niet bruusk in;
verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties. Wij ra-
den u aan te wachten tot de wijzer van de koelvloeistoftem-
peratuurmeter begint te bewegen.
149-158 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:02 Pagina 151
152
STARTEN EN RIJDEN
NOODSTART
Als het lampje
Y
op het instrumentenpaneel constant blijft bran-
den, wendt u dan onmiddellijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel in stand STOP.
WAARSCHUWING Zet de motor na een zware rit niet onmiddellijk
uit, maar laat de motor even stationair draaien. Hierdoor kan de
temperatuur in de motorruimte dalen.
PARKEREN
zet de motor uit en trek de handrem aan. Schakel een versnel-
ling in (de 1
e
als de weg omhoog loopt, de achteruit als de weg
omlaag loopt) en zet de voorwielen iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de wielen dan met
stenen of wiggen. Verwijder altijd de contactsleutel als u de auto
verlaat.
HANDREM fig. 1
Trek om de handrem in te schakelen hendel A omhoog, zodat de
auto blokkeert. Trek om de handrem uit te schakelen hendel A iets
omhoog, druk vervolgens drukknop B in en houd deze ingedrukt
en zet de hendel omlaag.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen en-
kel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor mo-
toren met turbocompressor, schadelijk.
fig. 1
A0J0110m
149-158 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:02 Pagina 152
STARTEN EN RIJDEN
153
3
WAARSCHUWING Als u deze handeling uitvoert, moet het rempe-
daal ingetrapt worden gehouden.
WAARSCHUWING Bij auto’s die zijn uitgerust met een armsteun
voor, moet eerst deze armsteun omhoog worden geplaatst zodat
de handrem ongehinderd bediend kan worden.
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAK
Om vanuit de vrijstand de achteruit in te schakelen moet de ring
A-fig. 2 onder de knop omhoog worden geplaatst en de pook ge-
lijktijdig naar rechts en vervolgens naar achteren worden geplaatst
(1.4 turbo benzine en 1.6 JTDM) of naar rechts en vervolgens naar
achteren (1.4 benzine).
WAARSCHUWING De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto
worden ingeschakeld. Wacht bij draaiende motor ten minste 3
seconden met ingetrapt koppelingspedaal voordat de achteruit
wordt ingeschakeld. Hiermee wordt voorkomen dat de tandwielen
beschadigen.
De auto moet geblokkeerd zijn als de hendel enkele
tanden is aangetrokken. Als dit niet het geval is, laat
dan het Alfa Romeo Servicenetwerk de handrem af-
stellen.
fig. 2
A0J0109m
149-158 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:02 Pagina 153
154
STARTEN EN RIJDEN
BRANDSTOF BESPAREN
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het brandstofverbruik
zo laag mogelijk blijft en de uitstoot van schadelijke uitlaatgas-
sen zoveel mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de controles en
registraties die in het “Onderhoudsschema” staan vermeld, te la-
ten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een keer per maand, de span-
ning van de banden: als de spanning te laag is, wordt de weer-
stand groter en neemt het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte. Het gewicht van
de auto en de wieluitlijning hebben grote invloed op het brand-
stofverbruik en de stabiliteit.
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet wordt gebruikt.
Deze accessoires verminderen de aërodynamica van de auto, waar-
door het brandstofverbruik toeneemt. Gebruik voor het vervoer van
volumineuze voorwerpen bij voorkeur een aanhanger.
Om op de juiste wijze te schakelen, moet u het kop-
pelingspedaal geheel intrappen. Daarom mag er
niets onder het pedaal liggen dat dit kan verhin-
deren: let erop dat de vloermatten niet zijn dubbelge-
vouwen, waardoor de slag van de pedalen kan worden
beperkt.
Laat uw hand tijdens het rijden niet op de pook-
knop rusten; door de uitgeoefende druk, ook als
deze licht is, kunnen de interne onderdelen van de
versnellingsbak na verloop van tijd slijten.
149-158 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:02 Pagina 154
STARTEN EN RIJDEN
155
3
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties alleen als u ze nodig hebt. De
achterruitverwarming, extra koplampen, de ruitenwissers en de
aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem vragen veel
stroom, waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25%
in stadsverkeer).
Airconditioning
Door het gebruik van de airconditioning neemt het brandstofver-
bruik toe. gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat bij
voorkeur het ventilatiesysteem.
Aërodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aërodynamische accessoires
kan de aërodynamica negatief beïnvloeden, waardoor het brand-
stofverbruik zal toenemen.
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien met statio-
nair toerental en ook niet met een hoog toerental: onder deze om-
standigheden warmt de motor veel langzamer op en nemen het
verbruik en de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen toe. Het is be-
ter om rustig weg te rijden en geen hoge toerentallen te gebrui-
ken: op deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een stoplicht of voor-
dat u de motor afzet. Deze handeling heeft evenals het overscha-
kelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost brandstof en ver-
hoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Maak, als het verkeer en de weg het toelaten, gebruik van de hoog-
ste versnelling. Als een lage versnelling wordt ingeschakeld om snel
te accelereren, wordt het brandstofverbruik hoger. Bij oneigenlijk
gebruik van een hoge versnelling nemen het verbruik en de uit-
stoot van schadelijke uitlaatgassen toe. Bovendien slijt de motor
hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een hogere snel-
heid. Rijd daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige snelheid,
vermijd overbodig remmen en optrekken. Dit kost brandstof en ver-
hoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en verhoogt de uit-
stoot van schadelijke uitlaatgassen: het is beter geleidelijk op te
trekken en het toerental, waarbij het maximum koppel wordt ge-
leverd, niet te overschrijden.
149-158 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:02 Pagina 155
156
STARTEN EN RIJDEN
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij zeer korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de motor
niet de optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet alleen
het brandstofverbruik toe (van 15 tot aan 30% in stadsverkeer)
maar ook de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij overwegend
lage versnellingen worden gebruikt, of in de stad waar veel ver-
keerslichten zijn, zal het brandstofverbruik hoger zijn. Bochtige tra-
jecten, bergwegen en een slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Zet de motor uit als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegover-
gangen).
TREKKEN VAN AANHANGERS
WAARSCHUWINGEN
Voor het trekken van aanhangwagens moet de auto uitgerust zijn
met een trekhaak van een goedgekeurd type en een geschikte
elektrische installatie. De montage van de trekhaak moet door
gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd.
Monteer zonodig speciale en/of extra achteruitkijkspiegels, waar-
mee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen van de auto door het
gewicht van een aanhanger wordt beperkt. Ook de remweg wordt
langer en u heeft langer de tijd nodig om in te halen.
Schakel tijdens het afdalen een lage versnelling in om te voorko-
men dat constant geremd moet worden.
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak rust, moet wor-
den afgetrokken van het laadvermogen van de auto. Om er ze-
ker van te zijn dat u het maximum toelaatbaar aanhangergewicht
(aangegeven op de typegoedkeuring) niet overschrijdt, moet u er
rekening mee houden dat het maximum betrekking heeft op het
totale gewicht van de aanhangwagen of caravan, inclusief acces-
soires en de bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto’s met aan-
hanger gelden. Rijd in ieder geval niet harder dan 100 km/h.
149-158 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:02 Pagina 156
STARTEN EN RIJDEN
157
3
TREKHAAK MONTEREN
Wendt u voor de montage van een trekhaak tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben als de standaard
geleverde banden. het Alfa Romeo Servicenetwerk kan u advise-
ren welke band het meest geschikt is voor het doel waarvoor u
de band wilt gebruiken.
Gebruik winterbanden alleen op wegen met sneeuw of ijzel.
De specifieke eigenschappen van winterbanden verminderen aan-
zienlijk als de profieldiepte minder is dan 4 mm. In dat geval moe-
ten ze worden vervangen.
Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde merk en
profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en remmen en
voor een betere bestuurbaarheid. Keer de draairichting van de ban-
den niet om.
Het ABS werkt regelt niet het remsysteem van de
aanhanger. Wees extra voorzichtig op gladde we-
gen.
Voer in geen geval modificaties aan het remsys-
teem van de auto uit. Het remsysteem van de aan-
hanger moet geheel onafhankelijk van het hy-
draulische remsysteem van de auto werken.
149-158 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:02 Pagina 157
158
STARTEN EN RIJDEN
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de voorschriften
van het land waar wordt gereden. De sneeuwkettingen mogen
alleen op de voorwielen gemonteerd worden (aangedreven wie-
len).
Controleer na enkele meters rijden of de kettingen nog goed ge-
spannen zijn.
Gebruik dunne sneeuwkettingen: gebruik voor de bandenmaten
195/55 R16” en 205/45 R17” uitsluitend dunne sneeuwket-
tingen die maximaal 9 mm boven het profiel van de banden uit-
steken.
WAARSCHUWING Op het reservewiel mag geen sneeuwketting wor-
den gemonteerd. Als een voorband (aangedreven wiel) lek is en
met sneeuwkettingen moet worden gereden, dan moet een ach-
terwiel op de plaats van de lekke band worden gemonteerd en het
reservewiel op de plaats van het achterwiel. Zo heeft u op de voor-
as twee normale wielen waarop sneeuwkettingen gemonteerd kun-
nen worden.
AUTO LANGERE TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de auto enkele maanden niet
wordt gebruikt:
zet de auto in een overdekte, droge en zo mogelijk goed ge-
ventileerde ruimte; schakel een versnelling in en controleer of
de handrem niet is aangetrokken;
maak de minkabel van de accu los en controleer de acculading.
Gedurende het stallen moet deze controle iedere drie maan-
den worden herhaald;
maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel ze met een
beschermende was;
reinig en bescherm de glimmen metalen delen met daarvoor
geschikte middelen;
smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers voor en achter
in met talkpoeder en laat ze los van de ruit staan;
zet de ruiten een klein stukje open;
dek de auto af met een stoffen of een ademende kunststof
hoes. Gebruik geen dichte plastic hoes, omdat het in en op
de auto aanwezige vocht dan niet kan verdampen;
breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal voorge-
schreven spanning en controleer deze regelmatig;
als de accu niet is losgenomen van de elektrische installatie,
controleer dan elke drie dagen de lading van de accu;
tap het koelsysteem van de motor niet af.
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen ge-
bruikt; rijd niet harder dan 50 km/h. Vermijd kui-
len, stoepranden en andere obstakels en rijd, om
de auto en het wegdek niet te beschadigen, geen lange
stukken op sneeuwvrije wegen.
149-158 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:02 Pagina 158
IN NOODGEVALLEN
159
4
In noodgevallen kan gebruik worden gemaakt van het gratis nummer dat in het boekje “Alfa tot uw
dienst” staat. Ook kan gebruik worden gemaakt van de website www.alfaromeo.com om het
dichtstbijzijnde bedrijf in het Alfa Romeo Servicenetwerk te vinden.
Motor starten ............................................................................. 160
Wiel verwisselen ........................................................................ 161
“Fix&Go Automatic”.................................................................... 169
Lamp vervangen ......................................................................... 174
Lamp buitenverlichting vervangen .................................................. 176
Lamp in interieur vervangen .......................................................... 180
Zekeringen vervangen.................................................................. 183
Accu opladen ............................................................................. 193
Opkrikken van de auto ................................................................ 193
Slepen van de auto ..................................................................... 194
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:09 Pagina 159
160
IN NOODGEVALLEN
MOTOR STARTEN
Als het lampje
Y
op het instrumentenpaneel constant blijft bran-
den, wendt u dan onmiddellijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STARTEN MET EEN HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu,
die ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu.
Ga voor het starten te werk zoals in fig. 1 is aangegeven:
verbind de pluspolen (+ teken nabij de pool) van de beide
accu’s met een startkabel;
sluit een tweede startkabel aan op de minpool (–) van de hul-
paccu en op de massa-aansluiting
E
op de motor of op de
versnellingsbak van de auto die gestart moet worden;
start de motor; neem als de motor draait, de kabels in de om-
gekeerde volgorde los.
Als de motor na enige startpogingen niet aanslaat, wendt u dan
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
WAARSCHUWING Verbind de minklemmen van de twee accu’s niet
direct met elkaar! Als de hulpaccu is geïnstalleerd aan boord van
een andere auto, mogen tussen deze auto en de auto met de le-
ge accu niet per ongeluk metalen delen met elkaar in verbinding
staan.
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen
of van een helling af te laten rijden.
fig. 1
A0J0111m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:09 Pagina 160
IN NOODGEVALLEN
161
4
Het reservewiel is specifiek voor de auto: monteer
het niet op andere auto’s en monteer geen reser-
vewielen van andere auto’s op uw auto. Het re-
servewiel mag alleen in noodgevallen worden gebruikt.
Het noodreservewiel moet zo kort mogelijk worden ge-
bruikt en er mag niet sneller dan 80 km/h mee worden
gereden. Op het noodreservewiel is een sticker aange-
bracht waarop de belangrijkste aanwijzingen en de be-
perkingen staan vermeld met betrekking tot het gebruik
van het noodreservewiel. Deze sticker mag absoluut niet
worden verwijderd of afgedekt. Op het reservewiel mag
nooit een wieldeksel worden gemonteerd.
WIEL VERWISSELEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
De auto is voorzien van de set “Fix&Go automatic“: zie voor het
gebruik van dit systeem de paragraaf “Fix&Go Automatic”.
In plaats van de set “Fix&Go Automatic” kan de auto voorzien zijn
van een reservewiel: Zie voor het verwisselen van een wiel de
volgende pagina’s.
Attendeer het overige wegverkeer op de stil-
staande auto m.b.v: de waarschuwingsknipper-
lichten, de eventueel wettelijk verplichte gevaren-
driehoek enz. Tijdens het verwisselen van een wiel moe-
ten alle inzittenden de auto hebben verlaten, vooral als
de auto zwaar beladen is, en op een veilige afstand van
het verkeer wachten, totdat het wiel verwisseld is. Blok-
keer de wielen met stenen of andere voorwerpen als de
auto schuin op een helling of op een slecht wegdek staat.
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:09 Pagina 161
162
IN NOODGEVALLEN
De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van
een wiel van de auto waarbij de krik geleverd is
of voor auto’s van hetzelfde model. Gebruik de
krik niet voor het opkrikken van andere auto’s. Gebruik
de krik beslist nooit voor het uitvoeren van werkzaam-
heden onder de auto. Als de krik niet juist geplaatst wordt,
kan de auto van de krik vallen. Gebruik de krik niet voor
zwaardere lasten, dan de last die is toegestaan en die op
de sticker op de krik is aangegeven. Het noodreservewiel
is niet geschikt voor de montage van sneeuwkettingen.
Als bij een lekke voorband (aangedreven wiel) met
sneeuwkettingen moet worden gereden, moet u een wiel
van de achteras afhalen en daarvoor in de plaats het re-
servewiel monteren. Zo heeft u op de vooras twee nor-
male wielen waarop sneeuwkettingen gemonteerd kun-
nen worden.
Door een verkeerde montage kan het wieldeksel
tijdens het rijden loslaten. Maak het ventiel abso-
luut niet open. Plaats geen enkel stuk gereedschap
tussen velg en band. Controleer regelmatig de banden-
spanning - doe dat ook bij het noodreservewiel (zie hoofd-
stuk “6”).
Bij een gemonteerd noodreservewiel veranderen
de rij-eigenschappen van de auto. Vermijd met vol
gas optrekken, bruusk remmen en hoge snelhe-
den in de bochten. Het noodreservewiel heeft een le-
vensduur van ongeveer 3000 km. Na deze afstand moet
de band van het noodreservewiel vervangen worden door
een nieuwe band van hetzelfde type. Monteer nooit een
normale band op de velg van het noodreservewiel. Laat
het verwisselde wiel zo snel mogelijk repareren en mon-
teren. Monteer nooit twee of meer noodreservewielen.
Smeer voor montage de schroefdraad van de wielbou-
ten niet met vet: de bouten zouden kunnen loslopen.
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 162
IN NOODGEVALLEN
163
4
KRIK
Het is nodig te weten dat:
de krik 1,76 kg weegt;
de krik nooit afgesteld hoeft te worden;
de krik niet gerepareerd kan worden; bij beschadiging moet de-
ze worden door een zelfde krik;
buiten de slinger geen enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd mag worden.
Ga voor het verwisselen van een wiel als volgt te werk:
zet de auto stil op een plaats waar het verkeer niet in gevaar
wordt gebracht en het wiel veilig kan worden verwisseld. Zet
de auto zo mogelijk op een vlakke en stevige ondergrond;
zet de motor uit, trek de handrem aan en schakel de 1
e
ver-
snelling of de achteruit in; doe een veiligheidsvest aan (zeker
als dit een wettelijke verplichting is) voordat u uit de auto stapt;
open de bagageruimte, trek aan lip A-fig. 2 en trek de vloer-
bedekking omhoog;
draai de blokkeerschroef A-fig. 3 los, neem de gereedschap-
houder B uit en zet de gereedschaphouder naast het te ver-
wisselen wiel; neem vervolgens het noodreservewiel C uit;
fig. 2
A0J0104m
fig. 3
A0J0105m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 163
164
IN NOODGEVALLEN
voor uitvoeringen met stalen velgen: plaats de schroevendraaier
in de uitsparing A-fig. 4 om de bevestigingsveer B van het wiel-
deksel los te maken.
neem de sleutel A-fig. 5 en draai de wielbouten ongeveer een
slag los;
voor uitvoeringen met lichtmetalen velgen: schud de auto eni-
ge malen aan de bovenkant van de carrosserie, zodat de velg
los van de wielnaaf kan komen. Enige uitvoeren kunnen voor-
zien zijn van lichtmetalen velgen met naafdop (fig. 6). Steek
om de dop te verwijderen de schroevendraaier in de zittingen
A-fig. 6, zodat de wielbouten bereikt kunnen worden. Ga voor
het verwisselen van het wiel te werk, zoals hiervoor is be-
schreven.
fig. 4
A0J0236m
fig. 6
A0J0238m
fig. 5
A0J0106m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 164
IN NOODGEVALLEN
165
4
bedien de krik A-fig. 7 om de krik omhoog te draaien, zodat
de bovenzijde B-fig. 8 goed in profiel C valt;
waarschuw eventuele omstanders dat de auto wordt opgekrikt;
zorg ervoor dat ze zich niet in de nabijheid van de auto be-
vinden en de auto vooral niet aanraken totdat deze weer ge-
heel op de grond staat;
steek de slinger D-fig. 7 in de krik A en draai de auto om-
hoog, totdat het wiel enige centimeters vrij van de grond is;
zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het
reservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, om-
dat hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslo-
pen;
plaats het reservewiel en draai de bout het dichtst bij het ven-
tiel twee slagen vast;
neem de sleutel A-fig. 5 en draai de wielbouten geheel vast;
zet m.b.v. de slinger D-fig. 7 de auto omlaag. Verwijder ver-
volgens de krik;
fig. 7
A0J0062m
fig. 8
A0J0061m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 165
166
IN NOODGEVALLEN
fig. 9
A0J0271m
fig. 10
A0J0180m
draai met de bijgeleverde sleutel A-fig. 5 de wielbouten kruise-
lings definitief vast, in de volgorde die in fig. 9 is aangege-
ven.
als een lichtmetalen velg wordt vervangen, dan moet deze met
de buitenzijde zijde omhoog worden geplaatst.
SUBWOOFER VERVANGEN
(uitvoeringen met Bose HIFI-systeem,
waar voorzien)
WAARSCHUWING De onderstaande procedure is alleen geldig voor
auto’s die zijn voorzien van een Bose HIFI-systeem met Subwoofer.
Bij deze uitvoeringen bevindt het gereedschap voor het verwisse-
len van het wiel zich in een speciale tas in de bagageruimte.
Subwoofer en reservewiel
Ga als volgt te werk om de Subwoofer te verwijderen:
open de bagageruimte, trek aan lip A-fig. 2 en trek de vloer-
bedekking omhoog;
draai de blokkeerschroef A-fig. 10 los, til de subwoofer op en maak
vervolgens de kabel B los van het klittenband C;
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 166
IN NOODGEVALLEN
167
4
ondersteun de subwoofer aan de zijde van de bagageruimte,
maak de houder los en neem het reservewiel;
vervang vervolgens het wiel zoals hiervoor is beschreven.
Ter afsluiting:
plaats de houder (met de pijl naar voren) in de zitting en laat
de subwoofer op de houder steunen; plaats de subwoofer zo-
als op de houder (fig. 11) is aangegeven, zodat het opschrift
“BOSE” normaal gelezen kan worden;
bevestig kabel B-fig. 10 aan klittenband C zodat deze niet
bekneld kan raken. Draai vervolgens de blokkeerschroef A-
fig. 3 vast. Plaats de vloerbedekking in de bagageruimte om-
laag.
Subwoofer en de set “Fix&Go Automatic”
fig. 12
Ga voor het pakken van de set “Fix&Go Automatic” als volgt te
werk:
open de bagageruimte, trek aan lip A-fig. 2 en trek de vloer-
bedekking omhoog;
neem de “Kit Fix&Go Automatic” die zich aan de rechterzijde
van de bagageruimte bevindt (fig. 12);
pomp de band op (zie de paragraaf “Kit Fix&Go Automatic”).
fig. 11
A0J0260m
fig. 12
A0J0239m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 167
168
IN NOODGEVALLEN
WIEL OPNIEUW MONTEREN
Volg de hiervoor beschreven procedure, krik de auto op en de-
monteer het reservewiel.
Ga als volgt te werk:
zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het
reservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, om-
dat hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslo-
pen;
draai m.b.v. de sleutel A-fig. 4 de wielbouten geheel vast;
laat de auto zakken en verwijder de krik;
draai m.b.v. de sleutel A-fig. 4 de wielbouten vast en houd daar-
bij de in fig. 9 aangegeven volgorde aan;
voor uitvoeringen met stalen velgen: monteer de wieldop op
de velg
voor uitvoeringen met stalen velgen met wieldeksel: zorg er-
voor dat de pen op het wieldeksel tegenoer de zitting op de
velg staat.
Ter afsluiting:
plaats het reservewiel in de reservewielbak
in de bagageruimte; plaats de krik en de andere
gereedschappen in de gereedschaphouder; plaats de houder,
compleet met de gereedschappen op het reservewiel; plaats de
bekleding op de juiste wijze op de vloer in de bagageruimte.
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 168
IN NOODGEVALLEN
169
4
“Fix&Go Automatic”
Deze bevindt zich in de bagageruimte. In de houder van de set
bevindt zich ook de schroevendraaier en het sleepoog. De set be-
staat uit:
een spuitbus A-fig. 13 met afdichtvloeistof die voorzien is van:
vulbuis B en sticker C met het opschrift “max. 80 km/h”;
deze sticker moet na het repareren van het wiel goed zichtbaar
worden aangebracht (bijv. op het dashboard);
een compressor D met een manometer en verbindingsstukken;
informatiefolder fig. 14 voor een correct gebruik van de set;
de folder moet worden overhandigd aan diegene die de, met
de set behandelde, band gaat repareren;
een paar werkhandschoenen in het zijvak van de compres-
sor;
adapters voor het oppompen van diverse voorwerpen.
WAARSCHUWING De afdichtvloeistof werkt bij buitentemperaturen
tussen –20°C en +50°C. De afdichtvloeistof heeft een houd-
baarheidsdatum.
fig. 13
A0J0112m
fig. 14
A0J0113m
Overhandig de folder aan diegene die de met de
“Fix&Go Automatic” set behandelde band gaat re-
pareren.
Als u een lekke band krijgt, kan de band gerepa-
reerd worden als de diameter van het lek niet gro-
ter is dan 4 mm.
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 169
170
IN NOODGEVALLEN
Het is niet mogelijk lekken aan de zijkanten van
de band te repareren. Gebruik de set niet als de
band beschadigd is geraakt door het rijden met
een lege band.
Bij schade aan de velg (zodanige vervorming van
het kanaal dat er lucht wegloopt) kan de band niet
gerepareerd worden. Verwijder de eventueel in de
band binnengedrongen voorwerpen (schroeven of spij-
kers) niet.
De compressor mag niet langer dan 20 minuten
achter elkaar worden ingeschakeld. Gevaar voor
oververhitting. De set is niet geschikt voor per-
manente reparatie; de gerepareerde banden mogen daar-
om slechts tijdelijk worden gebruikt.
Spuitbussen en afdichtvloeistof zijn schadelijk voor
het milieu. Spuitbussen en afdichtvloeistof zijn
schadelijk voor het milieu.
De spuitbus bevat ethyleenglycol en latex: kan een
allergische reactie veroorzaken. Schadelijk bij in-
slikken. Irriterend voor de ogen. Kan overgevoe-
ligheid veroorzaken bij inademing en contact. Vermijd
contact met ogen, huid en kleding.
Spoel bij contact onmiddellijk overvloedig met water. Ver-
mijd braken bij inslikking, spoel de mond uit, drink veel
water en raadpleeg onmiddellijk een arts. Houd buiten
het bereik van kinderen. Het product mag niet gebruikt
worden door astmatische patiënten. Adem de dampen niet
in tijdens het vullen en oppompen. Raadpleeg onmiddel-
lijk een arts bij allergische reacties. Bewaar de spuitbus in
de daarvoor bestemde ruimte, ver verwijderd van warm-
tebronnen. De afdichtvloeistof heeft een houdbaarheids-
datum. Vervang de spuitbus voordat de houdbaarheids-
datum van de afdichtvloeistof is verstreken.
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 170
IN NOODGEVALLEN
171
4
OPPOMPEN VAN DE BAND
fig. 15
A0J0213m
Draai de werkhandschoenen die zich in de set be-
vinden.
Ga als volgt te werk:
plaats het te repareren wiel met het ventiel A-fig. 15 in de in
de figuur aangegeven stand en trek vervolgens de handrem
aan, pak de set en plaats de set dicht bij het wiel op de grond;
draai de dop van het ventiel, neem de vulbuis B-fig. 16 en
draai de ring C op het ventiel los;
controleer of de schakelaar A-fig. 18 van de compressor in stand
0 (uitgeschakeld) staat, start de motor, steek de stekker
A-fig. 17 in de contactdoos/sigarenaansteker op de tunnel
en schakel de compressor in door de schakelaar A-fig. 18 in
stand I (ingeschakeld) te zetten;
fig. 17
A0J0116m
fig. 16
A0J0214m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 171
172
IN NOODGEVALLEN
pomp de band op tot de in de paragraaf “Banden” in hoofd-
stuk “6” aangegeven bandenspanning is bereikt. Controleer
de bandenspanning op de manometer B-fig. 18 en schakel
de compressor uit voor een nauwkeurige aflezing;
als niet binnen 5 minuten de bandenspanning ten minste 1,5
bar is, koppel dan de compressor los van het ventiel en de con-
tactdoos en verplaats vervolgens de auto ongeveer 10 meter
naar voren of naar achteren, zodat de afdichtvloeistof in de
band verdeeld wordt; pomp de band vervolgens weer op;
fig. 18
A0J0114m
als dan nog niet binnen 5 minuten na het inschakelen van de
compressor een bandenspanning van ten minste 1,8 bar wordt
bereikt, mag niet verder worden gereden; wendt u in dit ge-
val tot het Alfa Romeo Servicenetwerk;
stop na ongeveer 10 minuten en controleer opnieuw de ban-
denspanning: vergeet daarbij niet de handrem aan te trek-
ken;
als een bandenspanning van ten minste 1,8 bar wordt geme-
ten, herstel dan de juiste spanning (met draaiende motor en
aangetrokken handrem); rijd vervolgens zeer voorzichtig naar
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 172
IN NOODGEVALLEN
173
4
fig. 19
A0J0225m
A
BANDENSPANNING CONTROLEREN EN
HERSTELLEN
De compressor kan ook worden gebruikt voor het controleren en
zonodig herstellen van de bandenspanning. Maak de snelkoppe-
ling A-fig. 19 los en sluit direct aan op het ventiel van de band
die moet worden opgepompt.
SPUITBUS VERVANGEN
Ga als volgt te werk:
maak de koppeling A-fig. 20 en de vulbuis B los;
draai de te vervangen spuitbus linksom en trek de spuitbus om-
hoog;
plaats de nieuwe spuitbus en draai de spuitbus rechtsom;
plaats de koppeling A terug of sluit de vulbuis B aan op de
zitting.
fig. 20
A0J0115m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 173
174
IN NOODGEVALLEN
LAMP VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Controleer voordat u een lamp vervangt of de contacten niet
zijn geoxideerd;
vervang een defecte lamp door een exemplaar van hetzelfde
type en vermogen;
controleer na het vervangen van een koplamp altijd of deze
juist zijn gericht;
als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of de zekering
niet doorgebrand is, voordat u de lamp vervangt: zie voor de
plaats van de zekeringen de paragraaf “Zekeringen vervan-
gen” in dit hoofdstuk.
TYPEN LAMPEN fig. 21
Op de auto wordt gebruikt van de volgende lampen:
A. Glasfittinglampen: geklemd gemonteerd. Trek aan de lamp om
de lamp te verwijderen.
B. Lampen met bajonetfitting: verwijder de lamp uit de houder
door hem iets in te drukken en linksom te draaien.
C. Buislampen: verwijder de lamp door hem uit de veercontacten
los te maken.
D. Halogeenlampen: verwijder de lamp door de borgveer los te
haken uit de zitting.
E. Halogeenlampen: verwijder de lamp door de borgveer los te
haken uit de zitting
fig. 21
A0J0117m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 174
5/21W
55W
55W
D1S
21W
21W
5W
5W
55W
21W
21W
10W
5W
5W
5W
A
D
D
B
B
A
A
E
B
B
C
A
C
A
IN NOODGEVALLEN
175
4
W21/5W
LED
H7
H7
F
WY21W
P21W
W5W
LED
LED
W5W
H1
P21W
P21W
C10W
W5W
C5W
W5W
Lamp Type Vermogen Zie fig.
Buitenverlichting voor/dag-dimlicht
Buitenverlichting achter
Dimlicht
Grootlicht
Grootlicht/dimlicht (uitvoeringen met
bixenon-koplampen) (waar voorzien)
Richtingaanwijzer voor
Richtingaanwijzer achter
Richtingaanwijzer op voorspatbord
Remlicht
Derde remlicht
Kentekenverlichting
Mistlampen voor
Mistachterlicht
Achteruitrijlicht
Plafondverlichting voor
Bagageruimteverlichting
Verlichting dashboardkastje
Dorpelverlichting
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 175
176
IN NOODGEVALLEN
LAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
KOPLAMPUNITS fig. 22
In de koplampunits zijn de gloeilampen voor de buitenverlichting, het
dimlicht, het grootlicht en de richtingaanwijzer opgenomen. De op-
stelling van de lampen is:
A. Buitenverlichting/dag-dimlicht en grootlicht;
B. Dimlicht;
C. Richtingaanwijzers.
BUITENVERLICHTING/DAG-DIMLICHT
Gloeilamp vervangen:
maak het deksel A-fig. 22 los;
trek de lamphouder B-fig. 23 los, verwijder de lamp en vervang
de lamp;
monteer lamphouder B en controleer of deze juist goed vast-
zit;
maak het deksel A-fig. 22 vast.
GROOTLICHT
Gloeilamp vervangen:
maak het deksel A-fig. 22 los;
trek de lamphouder C-fig. 23 los, verwijder de lamp en vervang
de lamp;
monteer de lamphouder en controleer of deze goed vastzit;
maak het deksel A-fig. 22 vast.
fig. 22
A0J0021m
fig. 23
A0J0041m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 176
IN NOODGEVALLEN
177
4
DIMLICHTEN
Met gloeilampen
Gloeilamp vervangen:
maak het deksel B-fig. 22 los;
maak het deksel A-fig. 24 voor de lamp los;
verwijder de lamp en vervang de lamp;
monteer de lamphouder en controleer of deze goed vastzit;
maak het deksel B-fig. 22 vast.
Met gasontladingslampen
(Bixenon) (waar voorzien)
RICHTINGAANWIJZERS
Voor
Gloeilamp vervangen:
neem de sleutel A-fig. 25 en plaats deze in zitting B;
fig. 24
A0J0040m
Wendt u voor het vervangen van deze lampen tot
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
fig. 25
A0J0144m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 177
178
IN NOODGEVALLEN
draai de lamphouder linksom;
verwijder de lamp en vervang de lamp;
Op voorspatbord
Gloeilamp vervangen:
druk op het lampenglas A-fig. 26 zodat veer B wordt samen-
gedrukt en trek de unit naar buiten;
draai de lamphouder C linksom, verwijder de lamp en vervang
de lamp;
monteer de lamphouder C rechtsom draaiend in het lampen-
glas;
monteer de unit; controleer of m.b.v. de interne veer B de
unit goed vastzit.
MISTLAMPEN VOOR (waar voorzien)
Wendt u voor het vervangen van deze lampen tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk.
ACHTERLICHTUNITS
De lichtunit kan worden bereikt via de zijbekleding in de bagage-
ruimte (zie fig. 27). In de achterlichtunits zijn de gloeilampen voor
de buitenverlichting, de richtingaanwijzers en de remlichten opge-
nomen.
BUITENVERLICHTING/REMLICHTEN
Dit zijn LED’s. Wendt u voor het vervangen tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk.
RICHTINGAANWIJZERS
Verwijder lamphouder A-fig. 27 om deze lamp te vervangen.
fig. 26
A0J0042m
fig. 27
A0J0043m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 178
IN NOODGEVALLEN
179
4
MISTACHTERLICHT/ACHTERUITRIJVERLICHTING
Wendt u voor het vervangen van de lamp van het mistachterlicht
A-fig. 28 of de achteruitrijverlichting B tot het Alfa Romeo Servi-
cenetwerk.
KENTEKENPLAATVERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
verwijder de units A-fig. 29;
draai de lamphouder B-fig. 30 rechtsom, verwijder de lamp C
en vervang de lamp.
DERDE REMLICHT
Deze bevindt zich in de achterklep en bestaat uit LED’s. Wendt u
voor het vervangen tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
fig. 28
A0J0044m
fig. 30
A0J0045m
fig. 29
A0J0046m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 179
180
IN NOODGEVALLEN
LAMP INTERIEURVERLICHTING
VERVANGEN
PLAFONDLAMPJE VOOR
Gloeilamp vervangen:
verwijder plafondlampje A-fig. 31 door deze los te maken op
de door de pijlen aangegeven punten;
open klepje B-fig. 32 trek de lamp C uit veercontacten en ver-
vang de lamp. Controleer vervolgens of het nieuwe lampje goed
vastzit in de veercontacten;
sluit klepje B-fig. 32, bevestig plafondlampje A-fig. 31 in de
zitting en controleer of het lampje goed vastzit.
BAGAGERUIMTEVERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
open de bagageruimte en verwijder lampunit A-fig. 33 op het
door de pijl aangegeven punt;
fig. 31
A0J0120m
fig. 32
A0J0121m
fig. 33
A0J0119m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 180
IN NOODGEVALLEN
181
4
open de bescherming B-fig. 34 en vervang de lamp;
sluit de bescherming B op het lampenglas;
monteer het plafondlampje A-fig. 33 door het eerst aan een
zijde in de juiste stand te plaatsen en vervolgens de andere zij-
de aan te drukken, totdat de borging inklikt.
VERLICHTING DASHBOARDKASTJE
Gloeilamp vervangen:
open het dashboardkastje en verwijder de lampunit A-fig. 35;
maak de lamp B los uit de veercontacten aan de zijkant en ver-
vang de lamp; controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de
veercontacten.
fig. 34
A0J0118m
fig. 35
A0J0122m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 181
182
IN NOODGEVALLEN
VERLICHTING ZONNEKLEPSPIEGEL
(waar voorzien)
Gloeilamp vervangen:
plaats de zonneklep omlaag en verwijder de lampunit A-fig.
36; gebruik geschikt gereedschap als hefboom op het door
de pijl aangegeven punt;
maak de lippen C los en verwijder de bescherming B, vervang
de lamp D-fig. 37 door deze naar buiten uit de veercontacten
aan de zijkant te trekken;
plaats de nieuwe lamp in de juiste stand en controleer of de
lamp goed vastzit in de contacten;
monteer bescherming B op de juiste wijze tussen de lippen C;
monteer de lampunit door eerst zijde E-fig. 37 te plaatsen en
vervolgens op de andere zijde te drukken totdat lip F hoor-
baar inklikt.
fig. 36
A0J0123m
fig. 37
A0J0124m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 182
IN NOODGEVALLEN
183
4
DORPELVERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
open het portier druk m.b.v. een schroevendraaier op veer A-
fig. 38 en verwijder de lampunit;
druk aan de zijkant nabij de bevestigingspennen op bescher-
ming B en vervang lamp C;
monteer de bescherming met behulp van de bevestigingspen-
nen;
monteer de lampunit door eerst zijde D te plaatsen en vervol-
gens op de andere zijde te drukken totdat de lip hoorbaar in-
klikt.
ZEKERINGEN VERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
Het elektrische systeem wordt door zekeringen beveiligd: de ze-
kering brandt door bij een storing/oneigenlijk gebruik van het sys-
teem. Als een elektrisch onderdeel niet werkt, controleer dan eerst
of de zekering niet is doorgebrand: de verbindingsstrip A mag niet
onderbroken zijn.
Is dit wel het geval, dan moet de zekering worden vervangen door
een exemplaar met dezelfde stroomsterkte (zelfde kleur).
B zekering in goede staat.
C zekering met doorgebrande strip.
fig. 39
A0J0048m
fig. 38
A0J0125m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 183
184
IN NOODGEVALLEN
Als de zekering opnieuw doorbrandt, wendt u dan
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Vervang een defecte zekering nooit door ander
materiaal.
Vervang een zekering nooit door een zekering met
een hogere stroomsterkte (ampère); BRANDGE-
VAAR.
Als een hoofdzekering doorbrandt, wendt u dan
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Controleer, voordat u een zekering vervangt, of
de contactsleutel uit het contactslot is genomen
en alle stroomverbruikers uit staan en/of zijn uit-
geschakeld.
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 184
IN NOODGEVALLEN
185
4
fig. 41
A0J0127m
Als de motorruimte gereinigd moet worden, richt
dan niet direct een waterstraal op de zekeringen-
kast.
TOEGANG TOT DE ZEKERINGEN
De zekeringen bevinden zich in drie zekeringenkasten: in de mo-
torruimte, op het dashboard en in de bagageruimte.
Zekeringen en relaiskast in de motorruimte
Deze bevindt zich naast de accu: draai om de de zekeringen te be-
reiken de bouten A-fig. 40 los en verwijder deksel B.
De nummers die op de binnenzijde van het deksel zijn aangebracht,
geven de elektrische componenten aan die door de betreffende ze-
kering worden beveiligd.
Sluit na het vervangen van een zekering deksel B van de zeke-
ringenkast goed af.
fig. 40
A0J0126m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 185
186
IN NOODGEVALLEN
Zekeringen en relaiskast onder dashboard
Plaats om de zekeringen te bereiken klep A - fig. 42 omlaag en draai de bouten in de klep los. De zekeringen bevinden zich in zekerin-
gen- en relaishouder die is afgebeeld in fig. 43.
fig. 43
A0J0129m
fig. 42
A0J0128m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 186
IN NOODGEVALLEN
187
4
Zekeringen- en relaiskast in bagageruimte
De zekeringen in de zekeringen- en relaiskast links in de bagageruimte zijn bereikbaar nadat het inspectieklepje is geopend (zoals af-
gebeeld in fig. 44).
fig. 45
A0J0175m
fig. 44
A0J0264m
F2
F5
F1
F4
F3 F6
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 187
F14
F12
F13
F12
F13
F30
F37
F51
F32
188
IN NOODGEVALLEN
41
43
43
43
43
41
43
43
43
15
7,5
7,5
15
15
15
5
5
5
ZEKERINGENTABEL
LICHT-UNIT ZEKERING AMPÈRAGE FIGUUR
Grootlicht
Dimlicht rechts
Dimlicht links
Gasontladingslamp (rechts)
Gasontladingslamp (links)
Mistlamp
Derde remlicht
Achteruitrijlicht
Plafondlampje voor, Bagageruimteverlichting,
Zonneklepverlichting,
Dorpelverlichting,
Dashboardkastjeverlichting
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 188
IN NOODGEVALLEN
189
41
41
41
41
43
41
41
41
41
41
41
41
41
41
F08
F09
F10
F11
F13
F15
F16
F17
F18
F19
F20
F21
F22
F22
30
20
15
10
7,5
30
5
10
5
7,5
30
15
10
20
4
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE FIGUUR
Aanjager
Koplampsproeierpomp
Tweetonige claxon
Wastegateklep, Shut-off-klep, Brandstofdampafsluitklep,
Lambdasondeverwarming, VGT-klep, EGR-klep voor bypass
koeling, Swirl-klep, Gasklepactuator, Voorgloeiregeleenheid
Koplampverstelling
Hulpverwarming (PTC 1)
Regeleenheid motormanagementsysteem
Regeleenheid motormanagementsysteem
(vermogensvoeding)
Spoel van bedieningsrelais, Regeleenheid
motormanagementsysteem (1.4 uitvoeringen),
Spoel relais motorkoelsysteem (300W+300W)
Aircocompressor
Achterruitverwarming, ontdooisysteem
Brandstofpomp op tank
Primaire verbruikers motormanagementsysteem
(1.4 uitvoeringen)
Primaire verbruikers motormanagementsysteem
(1.6 JTD uitvoeringenM)
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 189
190
IN NOODGEVALLEN
F23
F24
F31
F36
F37
F38
F43
F47
F48
20
5
5
10
5
15
20
20
20
41
41
43
43
43
43
43
43
43
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE FIGUUR
Remsysteem
(regeleenheid en elektro-hydraulisch aggregaat)
Regeleenheid elektrische stuurbekrachtiging
(voeding + sleutel),
Regeleenheid remsysteem (voeding + sleutel),
Gierhoeksensor in tunnel
Spoel ontlastingsrelais start-/contactslot INT/A
in zekeringenkast in motorruimte
Autoradio, Blue&Me
TM
-regeleenheid, Klimaatregeleenheid,
Regeleenheid sirene diefstalalarm,
Regeleenheid bewegingsdetectiesensoren,
Externe EOBD diagnosestekker,
Regeleenheid bandenspanningscontrole
Instrumentenpaneel, Remlichtschakelaar,
Bedieningssysteem gasontladingslampen
Motor portiervergrendeling op portieren,
Safe Lock-motor op portier,
Ontgrendelmotor bagageruimte
Ruitensproeierpomp voor/achter
Ruitmotor compleet met
regeleenheid (bestuurdersportier)
Ruitmotor compleet met
regeleenheid (passagiersportier)
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 190
IN NOODGEVALLEN
191
4
43
43
43
43
45
45
45
45
F49
F50
F51
F53
F4
F5
F6
F1
5
7,5
5
5
15
10
15
20
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE FIGUUR
Regeleenheid parkeersensoren, Regeleenheid
bandenspanningscontrole, regen-/schemersensor
op binnenspiegel sensor van automatisch
dimbare binnenspiegel, Display omgelegde gordel
op binnenspiegel,
Verlichting schakelaarpanelen (midden,
bestuurderszijde
op stuurwiel, Blue&Me
TM
-schakelaarpaneel),
Schakelaars stoelverwarming voorstoel,
Regeleenheid bewegingsdetectiesensoren diefstalalarm,
Opendakregeleenheid,
PND-aansluiting op dashboard
Airbagregeleenheid
Koppelingspedaalschakelaar, Remlicht-
schakelaar, spoel van relais in
zekeringenkast motorruimte, bedieningspaneel
op verwarming/klimaatregeling
interieur, Blue&Me
TM
-regeleenheid,
Inbouwvoorbereiding, Luchtkwantummeter,
Waterdetectiesensor in brandstof
Instrumentenpaneel
Regeleenheid versterker van Bose HiFi audiosysteem
Subwoofer in reservewielbak
Stoelverwarming links en rechts
Schuifdakbediening
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 191
192
IN NOODGEVALLEN
15
10
15
7,5
45
45
41
41
41
F2
F3
F84
F85
F87
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE FIGUUR
Zekering voor inbouwvoorbereiding
Stekkerdoos bagageruimte
Regeleenheid automatische niveauregeling
Stekkerdoos op tunnel
Buitenspiegelverwarming bestuurders-/passagierszijde,
Ruitensproeierverwarming,
Spoel van relais voorruitverwarming
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 192
IN NOODGEVALLEN
193
4
ACCU OPLADEN
WAARSCHUWING De beschrijving voor het opladen van de accu
dient slechts ter informatie. Wendt u tot het Alfa Romeo Service-
netwerk om deze werkzaamheden uit te laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterk-
te (ampère) gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u de accu lan-
ger oplaadt, kan de accu beschadigen.
Ga voor het opladen als volgt te werk:
maak de klem los van de minpool op de accu;
sluit de kabels van het laadapparaat aan op de accupolen; let
hierbij op de polariteit;
schakel de acculader in;
aan het einde van het opladen: schakel eerst de acculader uit
en koppel dan de accu los;
sluit de klem weer op de minpool van de accu aan.
OPKRIKKEN VAN DE AUTO
Wendt u voor het opkrikken van de auto tot het Alfa Romeo Servi-
cenetwerk; deze beschikt over een hefbrug en een garagekrik.
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 193
194
IN NOODGEVALLEN
SLEPEN VAN DE AUTO
Het sleepoog dat bij de auto is geleverd, bevindt zich in de ge-
reedschaphouder in de bagageruimte.
SLEEPOOG BEVESTIGEN
Maak plug A los, neem sleepoog B uit de gereedschaphouder en
draai het sleepoog op de schroefdraadpen voor (fig. 46) of ach-
ter (fig. 47).
Draai voor het slepen de sleutel in stand MAR en
vervolgens in STOP zonder de contactsleutel uit het
slot te verwijderen. Als de contactsleutel uit het con-
tactslot wordt genomen, schakelt automatisch het stuurs-
lot in waardoor het onmogelijk wordt de auto te besturen.
fig. 46
A0J0038m
fig. 47
A0J0039m
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 194
IN NOODGEVALLEN
195
4
Houd er rekening mee dat de rembekrachtiging
en de elektrische stuurbekrachtiging niet werken
zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor
meer kracht nodig is voor de bediening van het rempe-
daal en het stuur. Gebruik voor het slepen geen elastische
kabels en rijd zo gelijkmatig mogelijk. Controleer tijdens
het slepen of de sleepkabel geen carrosseriedelen kan be-
schadigen. Houdt u bij het slepen van een auto aan de
wettelijke voorschriften. Dit geldt zowel voor het slepen
zelf als voor het gedrag naar andere weggebruikers. Start
de motor niet als de auto wordt gesleept. Maak de schroef-
draad zorgvuldig schoon, voordat u het sleepoog op de
schroefdraadpen draait. Controleer voor het slepen of het
sleepoog geheel in de schroefdraadboring is gedraaid.
De sleepogen voor en achter mogen alleen wor-
den gebruikt voor noodsituaties op de weg. Het
is toegestaan om het voertuig over een korte af-
stand met door de wegenverkeerswet toegestane mid-
delen te slepen (stang); het is toegestaan om de auto op
de weg te bewegen als voorbereiding op het slepen of het
transport met bijvoorbeeld een auto-ambulance. De slee-
pogen MOGEN NIET worden gebruikt voor het slepen van
het voertuig in het terrein of als er obstakels aanwezig
zijn en/of voor het slepen met riemen of andere elasti-
sche materialen. Tijdens het slepen moeten bovenstaan-
de regels in acht worden genomen en moeten de twee au-
to’s (trekkende en getrokken) zich zo veel mogelijk in een
rechte lijn achter elkaar bevinden.
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 195
196
deze pagina is bewust leeg gelaten
159-196 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:10 Pagina 196
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
197
5
Geprogrammeerd onderhoud ....................................................................................... 198
Onderhoudsschema ................................................................................................... 199
Periodieke controles ................................................................................................... 203
Gebruik van de auto onder zware omstandigheden ......................................................... 203
Niveaus controleren.................................................................................................... 204
Luchtfilter/pollenfilter/dieselfilter ................................................................................ 210
Accu ....................................................................................................................... 210
Wielen en banden ..................................................................................................... 212
Ruitenwisser voor/achter ............................................................................................ 213
Carrosserie ............................................................................................................... 216
Interieur .................................................................................................................. 218
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:03 Pagina 197
198
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Juist onderhoud is een belangrijke factor voor een lange levens-
duur, de beste prestaties en een zo zuinig mogelijk gebruik van de
auto.
Daarom heeft Alfa Romeo een aantal controles en onderhouds-
beurten voorbereid voor elke 30.000 (benzine-uitvoeringen) of el-
ke 35.000 kilometer (dieseluitvoeringen).
Voor en na de 30.000/35.000 km en tussen de servicebeurten,
is het beslist noodzakelijk goed het Geprogrammeerd onder-
houdsschema in de gaten te houden (controleer bijv. periodiek de
vloeistofniveaus, de bandenspanning enz.).
De werkzaamheden van het geprogrammeerd onderhoud kunnen
door het Alfa Romeo Servicenetwerk tegen vaste tarieftijden wor-
den uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens het uitvoeren van
de diverse inspecties en controles van het geprogrammeerd on-
derhoud, worden uitsluitend na toestemming van de klant uitge-
voerd.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het trekken van aanhan-
gers, moeten er kortere intervallen worden aangehouden voor de
werkzaamheden van het geprogrammeerd onderhoud.
WAARSCHUWINGEN
2000 km voor de volgende onderhoudsbeurt verschijnt een be-
richt op het display.
De servicebeurten van het Geprogrammeerd Onderhoud zijn
door de fabrikant voorgeschreven. Als de onderhoudsbeurten
niet worden uitgevoerd, is het mogelijk dat de garantie vervalt.
Het verdient aanbeveling eventuele kleine defecten onmid-
dellijk door het Alfa Romeo Servicenetwerk te laten verhel-
pen en daarmee niet te wachten tot de volgende servicebeurt.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:03 Pagina 198
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
199
5
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
BENZINE-UITVOERINGEN
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten,
bagageruimte, interieur, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren
Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren en werking
waarschuwingslampje voor versleten remblokken controleren
Remblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie, bodemplaatbescherming,
uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.),
en rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep
op vervuiling controleren en mechanismen smeren
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen
motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers, accu, enz.)
Handrem controleren en eventueel afstellen
Distributieriem controleren
Conditie van aandrijfriem(en) voor de hulporganen visueel controleren
Spanning aandrijfriemen voor de hulporganen controleren en eventueel afstellen
(uitvoeringen met verwarming)
30 60 90 120 150 180
●● ●●●
●● ●●●
●● ●●●
●● ●●●
●● ●●●
●●
●● ●●●
●● ●●●
●● ●●●
●● ●●●
●●
●●
●●
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:03 Pagina 199
200
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
2 Als de auto voornamelijk in de stad wordt gebruikt en in ieder geval minder dan 10.000 km per jaar rijdt, moeten
het motor- en oliefilter elke 12 maanden worden vervangen.
30 60 90 120 150 180
●● ●●●
●● ●●●
●● ●●●
●●
●● ●●●
●●
●● ●●●
1 Het is voor de benzine 1.4 Turbo-versies voor de juiste werking en het vermijden van ernstige motorschade van
belang om:
- uitsluitend speciaal voor de Turbo-benzinemotor goedgekeurde bougies te gebruiken die van hetzelfde type van
hetzelfde merk zijn (zie de beschrijving in de paragraaf “Motor”);
- houd u zorgvuldig aan de vervangingstermijn voor de bougies, zoals in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema is aan-
gegeven;
- wendt u hiervoor tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
x 1000 km
Uitlaatgasemissie controleren
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Getande distributieriem vervangen (*)
Bougies vervangen 1
Luchtfilterelement vervangen
Motorolie en oliefilter vervangen (of elke 24 maanden) 2
Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of elke 24 maanden)
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsverkeer, langdurig statio-
nair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in ieder geval om de 5 jaar.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 200
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
201
5
DIESELUITVOERINGEN
35 70 105 140 175
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten,
bagageruimte, interieur, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren
Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren en werking
waarschuwingslampje voor versleten remblokken controleren
Remblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,
bodemplaatbescherming, uitlaat,
brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.), en rubber slangen
van het rem- en brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep
op vervuiling controleren en mechanismen smeren
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen
motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers, accu, enz.)
Handrem controleren en eventueel afstellen
Conditie van aandrijfriem(en) voor de hulporganen visueel controleren
Controle van de emissies/uitlaatgasrook
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 201
202
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsverkeer, langdurig
stationair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in ieder geval om de 5 jaar.
(**) De motorolie en het oliefilter moet worden vervangen als het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden of in ieder geval elke 24
maanden.
x 1000 km
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Getande distributieriem vervangen (*)
Brandstoffilter vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Motorolie en oliefilter vervangen (**)
Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of elke 24 maanden)
35 70 105 140 175
●●
●●
●●
●●
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 202
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
203
5
PERIODIEKE CONTROLES
Iedere 1.000 km of voor een lange reis controleren en eventueel
bijvullen:
het niveau van de motorkoelvloeistof, de remvloeistof en de
ruitensproeiervloeistof
spanning en conditie van de banden;
werking van het verlichtingssysteem (koplampen, richting-
aanwijzers, waarschuwingsknipperlichten enz.);
werking van de ruitenwissers voor en achter en stand/slijta-
ge van de ruitenwisserbladen voor achter;
Iedere 3.000 km controleren en eventueel bijvullen: niveau mo-
torolie.
Gebruik bij voorkeur producten van FL Selenia omdat die speciaal
zijn afgestemd op de Alfa Romeo modellen (zie de “Vullingstabel”
in het hoofdstuk “6”).
GEBRUIK VAN DE AUTO
ONDER ZWARE OMSTANDIGHEDEN
Als de auto onder een van de volgende omstandigheden wordt
gebruikt:
trekken van een aanhangers of caravans;
rijden op stoffige wegen;
veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij een buitentem-
peratuur onder nul;
veel langdurig stationair draaiende motor of lange ritten bij
lage snelheden of als de auto lang stilstaat;
in stadsverkeer;
dient de volgende controles vaker uit te voeren dan aangegeven is
in het Geprogrammeerd onderhoud:
remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage con-
troleren;
vergrendelmechanismen van motorkap en achterklep op ver-
vuiling controleren en mechanismen smeren;
visueel de conditie controleren van: motor, versnellingsbak,
transmissie, bodemplaatbescherming, pijpen/leidingen en slan-
gen (uitlaat, brandstofsysteem, remsysteem), rubber delen
(stofhoezen, moffen, bussen enz.);
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 203
204
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
NIVEAUS CONTROLEREN
Opgelet. Tijdens het bijvullen mogen de vloei-
stoffen met verschillende specificaties niet ge-
mengd worden: ze zijn allemaal onderling niet
compatibel en de auto zou zwaar beschadigd kunnen
worden.
Rook nooit bij het uitvoeren van ingrepen in de
motorruimte: er zouden gas en ontvlambare dam-
pen aanwezig kunnen zijn, met het risico op brand.
Ga bij een warme motor zeer voorzichtig te werk
in de motorruimte: gevaar voor brandwonden.
Onthoud dat bij een warme motor de elektroven-
tilateur onverwacht kan inschakelen: kans op verwonding.
Pas op als u sjaals, dassen of loszittende kledingstukken
draagt: deze kunnen door de bewegende onderdelen wor-
den gegrepen.
acculading en niveau elektrolyt controleren;
conditie van diverse aandrijfriem(en) voor hulporganen visueel
controleren;
motorolie en oliefilter controleren en eventueel vervangen;
pollenfilter controleren en eventueel vervangen;
luchtfilter controleren en eventueel vervangen.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 204
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
205
5
A0J0230m
fig. 1 - 1.4 Benzine-uitvoeringen
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 205
206
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
A0J0201m
fig. 2 - 1.4 Turbo Benzine-uitvoeringen
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 206
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
207
5
A0J0200m
fig. 3 - 1.6 JTD
M
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 207
208
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
MOTOROLIE
Controleer of het olieniveau zich tussen het MIN- en MAX-merkte-
ken op de peilstok A-fig. 1-2-3 bevindt.
Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken staat, moet
via de olievulopening B-fig. 1-2 motorolie tot aan het MAX-merk-
teken worden bijgevuld. Het olieniveau mag nooit het MAX-merk-
teken overschrijden.
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van ongeveer
400 gram per 1000 km. In de eerste gebruiksperiode van de
auto stabiliseert het verbruik van de motorolie zich pas na de
5000 ÷ 6000 km.
Vul nooit olie bij met andere specificaties dan de
olie waarmee de motor is gevuld.
Afgewerkte motorolie en het vervangen motoro-
liefilter bevatten stoffen die schadelijk zijn voor
het milieu. Wendt u voor het verversen van de mo-
torolie en het vervangen van de filters tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
MOTORKOELVLOEISTOF
Als het niveau te laag is, draai dan de dop C-fig. 1-2-3 van het re-
servoir en vul vloeistof bij zoals beschreven in hoofdstuk “6”.
Het motorkoelsysteem gebruikt PARAFLU UP-koel-
vloeistof. Gebruik voor het eventueel bijvullen
vloeistof met dezelfde specificaties als waarmee
het motorkoelsysteem is gevuld. PARAFLU UP-koelvloei-
stof kan niet worden gemengd met welke andere koel-
vloeistof dan ook. Als dit toch gebeurt, mag de motor ab-
soluut niet worden gestart en moet u zich tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk wenden.
Vervang de dop zonodig alleen door een exem-
plaar van hetzelfde type, anders kan de werking
van het systeem in gevaar worden gebracht. Draai
bij een warme motor de dop van het expansiereservoir
nooit los: gevaar voor brandwonden.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 208
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
209
5
REMVLOEISTOF
Controleer of het niveau de maximale waarde bereikt. Als het vloei-
stofniveau in het reservoir te laag is, draai dan de dop E-fig. 1-2-
3 van het reservoir en vul de vloeistof bij zoals beschreven in hoofd-
stuk “6”.
Voorkom contact tussen de zeer corrosieve rem-
vloeistof en de lak. Als remvloeistof wordt gemorst,
moet de lak onmiddellijk met water worden af-
gespoeld.
RUITEN-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF
Als het niveau te laag is, draai dan de dop D-fig. 1-2-3 van het re-
servoir en vul vloeistof bij zoals beschreven in hoofdstuk “6”.
Rijd niet met een leeg ruitensproeierreservoir: de
werking van de ruitensproeiers is van zeer groot
belang voor het zicht. Enkele in de handel ver-
krijgbare ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar:
In de motorruimte bevinden zich warme onderdelen die
bij contact de vloeistof kunnen doen ontbranden.
De rem- en koppelingsvloeistof is giftig en zeer
corrosief. Als per ongeluk remvloeistof wordt ge-
morst, moeten de betreffende delen onmiddellijk
worden gewassen met water en neutrale zeep en daar-
na met veel water worden afgespoeld. Bij inslikken dient
onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd.
Het symbool
π
op het reservoir geeft aan dat syn-
thetische remvloeistof en geen minerale vloeistof
moet worden gebruikt. Het gebruik van minerale
vloeistoffen moet absoluut worden vermeden, omdat de
rubbers in het remsysteem door deze vloeistoffen worden
beschadigd.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 209
210
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
ACCU
LDe accu F-fig. 1-2-3 hoeft niet te worden bijgevuld met gedestilleerd
water. Het is altijd nodig een periodieke controle uit te laten voeren
door het Alfa Romeo Servicenetwerk, zodat deze de werking van het
elektrolyt kan controleren.
VERVANGING ACCU
Als dit nodig is, vervang de accu dan met een andere originele ac-
cu met dezelfde specificaties. Voor het onderhoud van de nieuwe
accu dient u zich strikt te houden aan de aanwijzingen van de fa-
brikant van de accu.
TIPS OM DE LEVENSDUUR VAN DE ACCU
TE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te voorkomen en de levens-
duur te verlengen, dient u de volgende aanwijzingen op te volgen:
controleer wanneer u parkeert of de portieren, motorkap, ach-
terklep, kofferdeksel goed zijn gesloten, zodat wordt voorko-
men dat de verlichting ingeschakeld blijft;
schakel de interieurverlichting: de auto is in ieder geval uitge-
rust met een systeem voor automatische uitschakeling van
de interieurverlichting;
voorkom zoveel mogelijk het gebruik van stroomverbruikers als
de motor uitstaat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten, enz.);
maak voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie
van de auto worden uitgevoerd, eerst de klem van de min-
pool van de accu los;
LUCHTFILTER/POLLENFILTER/
DIESELFILTER
Wendt u voor het vervangen van de filters tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 210
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
211
5
De accu is dan gevoeliger voor bevriezing (reeds bij temperaturen
van –10°C). Als u de auto langere tijd niet gebruikt, zie dan “Au-
to langere tijd stallen” in het hoofdstuk “3”.
Mocht u na aankoop van de auto elektrische accessoires willen
installeren die permanent stroom verbruiken (alarm enz.) of ac-
cessoires die invloed hebben op de elektrische balans, wendt u zich
dan tot het Alfa Romeo Servicenetwerk. Het gekwalificeerd per-
soneel zal het totale energieverbruik beoordelen.
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voor-
kom contact met de huid en de ogen. Houd open
vuur en vonkvormende apparaten verwijderd van
de accu: brand- en ontploffingsgevaar.
Als de accu werkt met een zeer laag vloeistofni-
veau, ontstaat onherstelbare schade aan de accu
en kan de accu openbarsten.
Onoordeelkundige montage van elektrische en
elektronische apparatuur kan ernstige schade toe-
brengen aan de auto. Als u na aanschaf van uw au-
to accessoires wilt monteren die constante voeding nodig
hebben (diefstalalarm, mobiele telefoon, enz.), raden wij
u aan contact op te nemen met het Alfa Romeof Service-
netwerk. Deze kan u de meest geschikte installaties aan-
raden en controleren of het noodzakelijk is een accu met
een grotere capaciteit te monteren.
Accu’s bevatten zeer schadelijke stoffen voor het
milieu. Wendt u zich voor vervanging van de ac-
cu tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als de auto lang moet blijven stilstaan bij intense
kou, koppel dan de accu los en bewaar hem op een
verwarmde plaats, anders loopt u het risico dat de
accu bevriest.
Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt van
de accu, moet u uw ogen altijd beschermen met
een speciale bril.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 211
212
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
WIELEN EN BANDEN
Controleer voor lange reizen de bandenspanning (en het reserve-
wiel); voer de controle uit bij koude banden.
Een verkeerde spanning veroorzaakt een overmatige slijtage van
de banden fig. 4:
A juiste spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak.
B te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het
loopvlak.
C te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loop-
vlak.
Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het
loopvlak minder is dan 1,6 mm.
WAARSCHUWINGEN
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om schade aan
de banden te voorkomen:
vermijd bruusk remmen, wegrijden met slippende banden, hard
stoten tegen stoepranden, gaten in de weg en obstakels, lang
rijden op een slecht wegdek;
controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen en
bulten of slijtplekken op het loopvlak.
vermijd het rijden met een overbeladen auto. Als er een gat
in de band komt, stop dan onmiddellijk en vervang de band;
banden die langer dan zes jaar onder een auto gemonteerd
zijn, moeten dan ook door een specialist worden gecontroleerd.
Dit geldt in het bijzonder voor het noodreservewiel;
verwissel de banden elke 10-15 duizend kilometer. Houd ze
aan dezelfde kant van de auto om de draairichting niet te ver-
anderen.
fig. 4
A0J0136m
A B C
Bedenk dat ook de wegligging afhankelijk is van
een juiste bandenspanning.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 212
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
213
5
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER
Verwissel de banden niet kruiselings, waarbij de
banden van de rechterzijde aan de linkerzijde en
omgekeerd worden gemonteerd.
Voer bij lichtmetalen velgen geen spuitwerk-
zaamheden uit die een temperatuur vereisen bo-
ven 50°C. De mechanische eigenschappen van de
wielen kunnen hierdoor in gevaar worden gebracht.
Rijden met versleten ruitenwisserbladen is ge-
vaarlijk, omdat hierdoor het zicht onder slechte at-
mosferische omstandigheden aanzienlijk wordt be-
perkt.
WISSERBLADEN
Vervang de wisserbladen ongeveer een keer per jaar.
Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen is het mogelijk be-
schadigingen van het rubber te voorkomen:
als de temperatuur onder 0°C is gedaald, moet gecontroleerd
worden of er geen ijs tussen wisserblad en ruit zit. Maak de
wissers zo nodig vrij met een anti-vriesmiddel;
verwijder eventuele sneeuw van de ruit;
schakel de ruitenwissers niet op een droge ruit in.
Door een te lage bandenspanning wordt de band
te heet, waardoor er onherstelbare inwendige scha-
de aan de band kan ontstaan.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 213
214
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
Wisserbladen vervangen
Ga als volgt te werk:
til de wisserarm van de voorruit en plaats het wisserblad onder
een hoek van 90° ten opzichte van de arm;
druk op de lippen van de klemveer (een aan elke kant) A-fig.
5 en verwijder het wisserblad van de arm;
monteer het nieuwe blad, waarbij de lip in de zitting op de wis-
serarm moet vallen. Controleer of het wisserblad geborgd is.
Wisserblad achter vervangen
Ga als volgt te werk:
klap de dop A-fig. 6 omhoog, draai de moer B los en verwij-
der de wisserarm C;
plaats de nieuwe wisserarm op correcte wijze, draai de moer
B goed aan en sluit vervolgens de dop A.
RUITENSPROEIERS
Ruitensproeier fig. 7
De sproeiermonden kunnen niet worden afgesteld.
fig. 5
A0J0054m
fig. 6
A0J0057m
fig. 7
A0J0053m
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 214
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
215
5
Als er geen water uitkomt, controleer dan eerst of er ruitensproei-
ervloeistof in het reservoir zit (zie paragraaf “Niveaus controleren”
in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden niet verstopt zijn.
Deze kunnen zo nodig met een speld worden doorgeprikt.
Achteruitensproeier fig. 8
De sproeier is ingebouwd boven de achterruit. De stralen van de
achterruitensproeier kunnen niet worden afgesteld.
KOPLAMPSPROEIERS (waar voorzien) fig. 9
Deze bevinden zich in de voorbumper. Deze functie werkt als u, bij
ingeschakeld dim-/grootlicht, de ruitensproeiers inschakelt.
Controleer regelmatig of de koplampsproeiers schoon en in goe-
de staat zijn.
fig. 8
A0J0055m
fig. 9
A0J0029m
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 215
216
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN
ATMOSFERISCHE INVLOEDEN
De auto is voorzien van de beste technologische oplossingen voor
effectieve bescherming van de carrosserie tegen corrosie.
De belangrijkste zijn:
de toepassing van aangepaste spuittechnieken en lakproduc-
ten die de auto de benodigde weerstand tegen roest en schu-
rende elementen verlenen;
het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde) plaatdelen met
een hoge corrosiebestendigheid;
het aanbrengen van een beschermende kunststof laag op
kwetsbare delen: onderzijde van de portieren, binnenzijde van
de spatborden, naden, randen enz.;
toepassing van “open” holle ruimtes om condensvorming te
voorkomen en binnendringend water af te voeren, waardoor
roest van binnenuit wordt voorkomen;
het gebruik van speciale anti-schurende folie op de onderde-
len die het meest aan corrosie blootgesteld zijn (bijv. achterste
spatbord, achterdeur, enz.).
CARROSSERIEGARANTIE
Bij de auto is de carrosserie tegen doorroesten van alle originele
componenten van de carrosserie en van alle dragende delen ge-
garandeerd. Voor de specifieke voorwaarden van deze garantie
wordt verwezen naar de “Service- en garantiehandleiding”.
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE
Lak
Daarom moeten beschadigingen van de laklaag, zoals krassen, on-
middellijk worden bijgewerkt om roestvorming te voorkomen.
Het onderhoud van de auto beperkt zich tot wassen, waarbij de
frequentie afhankelijk is van het gebruik van de auto en van de
omgeving. Het is raadzaam de auto vaker te wassen bij sterke
luchtverontreiniging of bij het rijden over wegen met strooizout.
De juiste wasmethode:
haal wanneer u de auto in een automatische wasstraat wast
de antenne van het dak;
als voor het wassen van de auto een hogedrukspuit wordt ge-
bruikt, houd dan ten minste een afstand aan van 40 cm vanaf
de carrosserie om beschadigingen te voorkomen. Als water blijft
staan, dan kan op de lange termijn de auto worden bescha-
digd;
spoel de auto eerst met een waterstraal onder lage druk af;
was de auto met een zachte spons met een oplossing van neu-
trale zeep; spoel daarbij de spons regelmatig uit;
spoel goed na met water en droog de auto met een luchtstraal
of met een zeemlap.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 216
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
217
5
WAARSCHUWINGEN
Parkeer de auto niet onder bomen, aangezien harsdruppels bij lan-
gere inwerking de lak kunnen beschadigen, waardoor de kans op
roestvorming wordt vergroot.
Vogeluitwerpselen dienen zo snel en zo goed mogelijk van de lak
verwijderd te worden, omdat door de agressieve bestanddelen de
lak kan beschadigen.
Ruiten
Gebruik speciale reinigingsmiddelen en schone doeken om krassen
te voorkomen en de ruiten helder te houden.
Koplampen
Gebruik een zachte vochtige doek met water en autoshampoo.
WAARSCHUWING Gebruik geen oplosmiddelen: Hierdoor kan het
lampenglas mat worden.
WAARSCHUWING Als de koplampen worden gereinigd met een wa-
terstraal, moet deze op tenminste 2 cm van de lampglazen wor-
den gehouden.
Motorruimte
Het verdient aanbeveling de motorruimte na het winterseizoen
zorgvuldig te laten uitspuiten. Hierbij mag de waterstraal niet di-
rect op de elektronische regeleenheden worden gericht. Laat de-
ze werkzaamheden verzorgen door een gespecialiseerd bedrijf.
WAARSCHUWING Voor het uitspuiten van de motorruimte moet de
contactsleutel zijn uitgenomen en de motor koud zijn.
Schoonmaakmiddelen verontreinigen het water.
Daarom moet de auto bij voorkeur worden ge-
wassen op een plaats waar het afvalwater direct
wordt opgevangen en gezuiverd.
Let tijdens het drogen vooral op onderdelen die niet goed zichtbaar
zijn waar het water makkelijk kan achterblijven. Was de auto nooit
in de zon of als de motorkap nog warm is: de glans van de lak kan
afnemen.
De kunststof carrosseriedelen kunnen op dezelfde wijze worden
gewassen als de gespoten carrosseriedelen.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 217
218
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
INTERIEUR
Controleer regelmatig of zich geen water onder de matten heeft
verzameld dat oxidatie van het plaatdeel kan veroorzaken.
STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte vochtige borstel of een stofzuiger.
Voor een nog betere reiniging van de stoffen bekleding raden wij
u aan de borstel vochtig te maken. Reinig de zittingen met een
vochtige spons en een oplossing van water en neutrale zeep.
LEDEREN STOELEN (optional voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Verwijder droog vuil met een zeemleer of een iets vochtige doek,
zonder hard te drukken.
Dep een vochtige vlek of vet met een droge en absorberende doek
en wrijf daarbij niet. Behandel de plek vervolgens met een doek
of zeem bevochtigd met water en een neutrale zeep.
Als de vlek nog niet verwijderd is, behandel de vlek dan met een
speciaal schoonmaakmiddel, waarbij de instructies op de verpak-
king strikt moeten worden opgevolgd.
WAARSCHUWING Gebruik nooit alcohol. Controleer bovendien of
de gebruikte schoonmaakmiddelen geen alcohol of daarvan afge-
leide producten bevatten, ook niet in geringe hoeveelheden.
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN
Wij raden u aan om de kunststof interieurdelen te reinigen met een
doek bevochtigd met water en een neutrale zeep zonder schuur-
middel. Gebruik om vetvlekken of hardnekkige vlekken te verwij-
deren speciale producten die geen oplosmiddel bevatten en niet de
kleur van de onderdelen aantasten.
WAARSCHUWING Gebruik nooit alcohol of benzine om het glas van
het instrumentenpaneel of andere kunststof onderdelen schoon
te maken.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 218
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
219
5
Gebruik nooit ontvlambare producten zoals pe-
troleum of wasbenzine voor het reinigen van de
interieurdelen van de auto. De elektrostatische la-
ding die tijdens het reinigen door het wrijven ontstaat, kan
brand veroorzaken.
Bewaar nooit spuitbussen in de auto: ont-
ploffingsgevaar. Spuitbussen mogen niet worden
blootgesteld aan temperaturen boven 50°C. In de
zomer kan de temperatuur in het interieur ver boven de-
ze waarde oplopen.
MET ECHT LEDER BEKLEDE DELEN (optional
voor bepaalde uitvoeringen/markten).
Gebruik voor het reinigen van deze delen alleen water en neutra-
le zeep. Gebruik nooit alcohol of producten op basis van alcohol.
Controleer voordat u speciale producten gebruikt voor de reini-
ging van de binnenkant van de auto of deze geen alcohol en/of
substanties op basis van alcohol bevatten.
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 219
220
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
deze pagina is bewust leeg gelaten
197-220 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 220
TECHNISCHE GEGEVENS
221
6
Identificatiegegevens ....................................................................... 222
Motorcodes - carrosserie-uitvoeringen................................................... 224
Motor ............................................................................................ 225
Brandstofsysteem ............................................................................ 226
Transmissie .................................................................................... 226
Remmen......................................................................................... 227
Wielophanging ............................................................................... 227
Stuurinrichting ................................................................................. 228
Wielen .......................................................................................... 229
Afmetingen .................................................................................... 233
Prestaties ....................................................................................... 234
Gewichten ...................................................................................... 235
Vullingstabel ................................................................................... 236
Vloeistoffen en smeermiddelen .......................................................... 237
Brandstofverbruik ............................................................................ 239
CO
2
-emissie ................................................................................... 240
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 221
222
TECHNISCHE GEGEVENS
IDENTIFICATIEGEGEVENS
De identificatiegegevens zijn:
Typeplaatje met identificatiegegevens van de auto (in de mo-
torruimte, aan de kant van de bovenste schokdemperbevesti-
ging rechts);
Chassisnummer (op de vloer in het interieur, naast de voorste
passagiersstoel);
Plaatje met informatie over de carrosserielak (aan de binnen-
zijde van de achterklep);
Motornummer (linksachter, versnellingsbakzijde).
TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS
fig. 1
Het typeplaatje is aangebracht op de fronttraverse in de motor-
ruimte en bevat de volgende informatie:
A. Ruimte gereserveerd voor nummer nationale typegoedkeu-
ring
B. Ingeslagen chassisnummer
C. Ruimte gereserveerd voor vermelding van maximaal toelaat-
bare gewichten volgens de nationale wetgeving
D. Ruimte gereserveerd voor motortype, uitvoering en eventuele
aanvullende gegevens
E. Ruimte gereserveerd voor correctiewaarde voor de uitlaat-
rookgasmeting (alleen dieseluitvoeringen)
F. Ingeslagen fabrikantnaam.
fig. 1
A0J0000m
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 222
TECHNISCHE GEGEVENS
223
6
CHASSISNUMMER fig. 2
Dit is in de bodemplaat nabij de rechter voorstoel ingeslagen. Om
deze te kunnen zien, moet het klepje naar voren worden gescho-
ven.
Het nummer omvat:
type van het voertuig (ZAR 955000);
oplopend productienummer.
PLAATJE MET INFORMATIE OVER
DE CARROSSERIELAKf fig. 3
Het plaatje is op de binnenzijde van de motorkap aangebracht en
bevat de volgende informatie:
A Fabrikant van de lak.
B Naam van de kleur.
C Kleurcode.
D Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.
MOTORCODE
De motorcode is in het cilinderblok ingeslagen en bestaat uit het
motortype en een oplopend productienummer.
fig. 2
A0J0140m
fig. 3
A0J0138m
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 223
224
TECHNISCHE GEGEVENS
955A1000
199A8000
955A3000
955AXB1B 01 (
)
955AXB1B 01B (
)
955AXA1B 00 (
)
955AXA1B 00B (
)
955AXC1B 02 (
)
955AXC1B 02B (
)
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN
(*) Versie voor specifieke markten
(
) 4 zitplaatsen
(
) 5 zitplaatsen
Motorcode Carrosserie-uitvoering
1.4 Benzine (*)
1.4 Turbo Benzine
1.6 JTDM
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 224
955A3000
Diesel
4 in lijn
79,5 x 80,5
1598
16,5
88
120
3750
NORMAL DYNAMIC
280 320
28,5 32,6
1500 1750
Dieselbrandstof voor het
gebruik in voertuigen
(Specificatie EN590)
199A8000
Otto
4 in lijn
72,0 x 84,0
1368
9,8
114
155 (
)
5500
NORMAL DYNAMIC
201 230
20,5 23,5
5000 3000
NGK IKR9F8
Loodvrije benzine
95 RON of 98 RON
(Specificatie EN228)
955A1000
Otto
4 in lijn
72,0 x 84,0
1368
10,8
58
78
5750
120
12,2
4000
NGK ZKR7A-10
Loodvrije benzine
95 RON
(Specificatie EN228)
TECHNISCHE GEGEVENS
225
6
MOTOR
(*) Uitvoering voor bepaalde markten
(
) Het maximum vermogen is 155 pk, dit kan worden bereikt als loodvrije benzine wordt gebruikt met een octaangetal van 98 RON
ALGEMENE GEGEVENS 1.4 Benzine (*) 1.4 Turbo Benzine 1.6 JTDM
Typecode
Cyclus
Aantal en opstelling cilinders
Boring en slag van de zuigers mm
Totale cilinderinhoud cm
3
Compressieverhouding
Maximaal vermogen (EU) kW
pk
bijbehorend toerental /min
Maximum koppel (EU) Nm
kgm
bijbehorend toerental /min
Bougies
Brandstof
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 225
Met zes gesynchroniseerde versnellingen vooruit en de achteruit
Zelfstellend met koppelingspedaal zonder vrije slag
Voor
226
TECHNISCHE GEGEVENS
BRANDSTOFSYSTEEM
TRANSMISSIE
Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet juist worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt
gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en mogelijk brand
veroorzaken.
Gefaseerde sequentiële
elektronische Multipoint
inspuiting met pingelregeling
Gefaseerde sequentiële
elektronische Multipoint
inspuiting
met turbo en intercooler
1.4 Benzine 1.4 Turbo Benzine 1.6 JTDM
Brandstofsysteem
1.4 Benzine - 1.4 Turbo Benzine - 1.6 JTDM
Versnellingsbak
Koppeling
Aandrijving
Multijet Common Rail
elektronisch geregelde directe
inspuiting met
turbocompressor en intercooler
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 226
A Geventileerde schijfremmen
Schijfremmen
Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen.
1.4 Benzine - 1.4 Turbo Benzine - 1.6 JTDM
Remsysteem:
– voor
– achter
Handrem
Onafhankelijke Mc Pherson wielophanging met stabilisatorstang
Semi-onafhankelijk met via torsie-as met elkaar verbonden wielen
TECHNISCHE GEGEVENS
227
6
REMMEN
WAARSCHUWING Water, ijs en strooizout op het wegdek kan zich op de remschijven afzetten, waardoor de gewenste remvertraging bij
de eerste keer remmen iets later wordt bereikt.
WIELOPHANGING
1.4 Benzine - 1.4 Turbo Benzine - 1.6 JTDM
Voor
Achter
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 227
228
TECHNISCHE GEGEVENS
STUURINRICHTING
Met tandheugelstuurhuis met elektrische stuurbekrachtiging
11,0
1.4 Benzine - 1.4 Turbo Benzine - 1.6 JTDM
Type
Diameter van de stuurbeweging
(tussen stoepranden) m
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 228
TECHNISCHE GEGEVENS
229
6
WIELEN
VELGEN EN BANDEN
Geperst stalen of lichtmetalen velgen. Tubeless-radiaalbanden. Op
de typegoedkeuring zijn alle goedgekeurde banden aangegeven.
WAARSCHUWING Als de gegevens in het instructieboekje afwijken
van die van de typegoedkeuring, dient u zich altijd aan de gege-
vens van de typegoedkeuring te houden.
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk dat alle wielen zijn voor-
zien van banden van hetzelfde merk en hetzelfde type.
WAARSCHUWING In tubeless banden mogen geen binnenbanden ge-
bruikt worden.
RESERVEWIEL
Geperst stalen velg. Tubeless band.
VERKLARING VAN DE CODERING OP
DE BANDEN fig. 4
Voorbeeld: 195/55 R 16 91 V
195 = Nominale breedte (S, afstand in mm tussen de flanken).
55 = Verhouding hoogte/breedte (H/S) in procenten.
R = Radiaalband.
16 = Diameter van de velg in inches (Ø).
91 = Beladingsindex (laadvermogen).
V = Snelheidsindex.
fig. 4
A0J0139m
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 229
230
TECHNISCHE GEGEVENS
Beladingsindex (laadvermogen)
60 = 250 kg 84 = 500 kg
61 = 257 kg 85 = 515 kg
62 = 265 kg 86 = 530 kg
63 = 272 kg 87 = 545 kg
64 = 280 kg 88 = 560 kg
65 = 290 kg 89 = 580 kg
66 = 300 kg 90 = 600 kg
67 = 307 kg 91 = 615 kg
68 = 315 kg 92 = 630 kg
69 = 325 kg 93 = 650 kg
70 = 335 kg 94 = 670 kg
71 = 345 kg 95 = 690 kg
72 = 355 kg 96 = 710 kg
73 = 365 kg 97 = 730 kg
74 = 375 kg 98 = 750 kg
75 = 387 kg 99 = 775 kg
76 = 400 kg 100 = 800 kg
77 = 412 kg 101 = 825 kg
78 = 425 kg 102 = 850 kg
79 = 437 kg 103 = 875 kg
80 = 450 kg 104 = 900 kg
81 = 462 kg 105 = 925 kg
82 = 475 kg 106 = 950 kg
83 = 487 kg
Snelheidsindex
Q = tot 160 km/h. H = tot 210 km/h.
R = tot 170 km/h. V = tot 240 km/h.
S = tot 180 km/h. W = tot 270 km/h.
T = tot 190 km/h. Y = tot 300 km/h.
U = tot 200 km/h.
Snelheidsindex voor
winterbanden
QM + S = tot 160 km/h.
TM + S = tot 190 km/h.
HM + S = tot 210 km/h.
VERKLARING VAN DE CODERING
OP DE VELGEN fig. 4
Voorbeeld: 6J x 15 H2 ET 31.5
6 = velgbreedte in inches (1).
J = profiel van de velgrand (deel aan de zijkanten waarop de
band steunt) (2).
15 = montagediameter in inches (deze correspondeert met dat
van de te monteren band) (3 = Ø).
H2 = vorm en aantal “humps” (vorm van de velgrand die de wang
van de tubeless band op de velg op zijn plaats houdt).
ET 31.5 = diepte velgprofiel (afstand tussen het montagevlak van
de velg op de naaf en het velghart).
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 230
135/70 R16 4B x 16 ET 15
135/70 R16 4B x 16 ET 15
135/70 R16 4B x 16 ET 15
195/55 R16 87 H 195/55 R16 87 H (M+S)
205/45 R17 88W XL 205/45 R17 88 H (M+S)
215/45 R17 87W (*) 215/45 R17 87 H (M+S)
215/40 R18 89W XL (*) 215/40 R18 89 H (M+S)
195/55 R16 87 V 195/55 R16 87 H (M+S)
205/45 R17 88W XL 205/45 R17 88 H (M+S)
215/45 R17 87W (*) 215/45 R17 87 H (M+S)
215/40 R18 89W XL (*) 215/40 R18 89 H (M+S)
195/55 R16 87 H 195/55 R16 87 H (M+S)
205/45 R17 88W XL 205/45 R17 88 H (M+S)
215/45 R17 87W (*) 215/45 R17 87 H (M+S)
215/40 R18 89W XL (*) 215/40 R18 89 H (M+S
TECHNISCHE GEGEVENS
231
6
Gebruik voor de bandenmaten 195/55 R16” en 205/45 R17” uitsluitend dunne sneeuwkettingen die maximaal 9 mm boven het profiel van de ban-
den uitsteken.
(*) Banden die niet geschikt zijn voor sneeuwkettingen
7Jx16 ET 39
7Jx17 ET 39
7Jx17 ET 39
7
1
/
2
Jx18 ET 42
7Jx16 ET 39
7Jx17 ET 39
7Jx17 ET 39
7
1
/
2
Jx18 ET 42
7Jx16 ET 39
7Jx17 ET 39
7Jx17 ET 39
7
1
/
2
Jx18 ET 42
Uitvoeringen Velgen Banden Reservewiel
Standaard Winterband Band Velg
1.4 Benzine
1.4 Turbo
Benzine
1.6 JTDM
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 231
195/55 R16 87H
205/45 R17 88W XL
215/45 R17 87W
215/40 R18 89W XL
195/55 R16 87V
205/45 R17 88W XL
215/45 R17 87W
215/40 R18 89W XL
195/55 R16 87H
205/45 R17 88W XL
215/45 R17 87W
215/40 R18 89W XL
135/70 R16
232
TECHNISCHE GEGEVENS
SPANNING BIJ KOUDE BANDEN (bar)
2,3 2,3
2,3 2,3
2,3 2,3
2,3 2,3
2,5 2,3
2,8 2,5
2,6 2,3
2,7 2,4
2,6 2,3
2,8 2,3
2,6 2,3
2,7 2,3
2,3 2,1
2,3 2,1
2,2 2,1
2,3 2,1
2,3 2,1
2,4 2,2
2,3 2,1
2,4 2,2
2,3 2,1
2,6 2,2
2,4 2,2
2,5 2,2
Bij een warme band moet de bandenspanning 0,3 bar hoger te zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning nogmaals als de band
koud is.
Bij winterbanden moet de bandenspanning 0,2 bar hoger zijn dan voorgeschreven voor de standaard banden.
Bij snelheden hoger dan 160 km/h, moet de bandenspanning worden verhoogd tot de waarden voor volle belading.
4,2
Uitvoeringen Maat STANDAARD BANDEN
Bij gemiddelde belading Bij volle belading
Voor Achter Voor Achter
1.4 Benzine
1.4 Turbo
Benzine
1.6 JTDM
Reservewiel
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 232
TECHNISCHE GEGEVENS
233
6
fig. 5
A0J0202m
AFMETINGEN
De afmetingen zijn aangegeven in mm en hebben betrekking op een auto die is uitgerust met standaard banden.
De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto.
Inhoud bagageruimte:
inhoud bij onbeladen auto
(V.D.A. normen): 270 dm
3
4063 904
2511 648 1720
Afhankelijk van de afmeting van de velgen zijn kleine verschillen van de bandenmaat mogelijk
(
) Met banden 195/55 R16 (
) Met banden 215/40 R18
1446 1477 (
)
1483 (
)
1469 (
)
1475 (
)
ABCDEFGH
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 233
1.4 Benzine
1.4 Turbo Benzine
1.6 JTD
M
165
215
198
12,3
8,0
9,9
234
TECHNISCHE GEGEVENS
PRESTATIES
Uitvoeringen Max. snelheid (km/h) Acceleratie 0-100 km/h (sec.)
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 234
TECHNISCHE GEGEVENS
235
6
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met het-
zelfde gewicht daalt.
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen
dat deze limieten niet worden overschreden.
1145 1145
480 560
950 950
850 850
1625 1705
500 500
400 400
75 75
60 60
1205 1205
480 560
1000 1000
850 850
1685 1765
1000 1000
400 400
75 75
60 60
1080 1080
480 560
850 850
850 850
1560 1640
1000 1000
400 400
75 75
60 60
GEWICHTEN
Gewichten (kg) 1.4 Benzine 1.4 Turbo Benzine 1.6 JTD
M
4 zitplaat- 5 zitplaat- 4 zitplaat- 5 zitplaat- 4 zitplaat- 5 zitplaat-
sen sen sen sen sen sen
Rijklaar gewicht (met alle
vloeistoffen, 90% gevulde
brandstoftank en zonder optionals):
Nuttig laadvermogen (*)
inclusief de bestuurder:
Max. toelaatbaar gewicht (**)
– vooras:
– achteras:
– totaal:
Trekgewichten
– geremd:
– ongeremd:
Maximale dakbelasting
Maximale kogeldruk trekhaak
(geremde aanhanger):
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 235
Loodvrije benzine
niet lager dan 95 RON
(Specificatie EN228)
(
) Diesel voor motorvoertuigen
(Specificatie EN590)
Mengsel van gedemineraliseerd water
50% en PARAFLU UP (
)
SELENIA StAR P.E.
(
) SELENIA WR P.E.
TUTELA CAR TECHNYX
TUTELA CAR MATRYX (
)
TUTELA TOP 4
Mengsel van water en vloeistof
TUTELA PROFESSIONAL SC 35
45 (
)–
5-7
5,7
4,3 (
) 3,8 (
)
4,6 (
) 4,0 (
)
1,8 (
)–
0,5
3
(6)
45 –
5-7
5,2 (*)
6,0 (**)
2,75 2,4
2,9(*)/3,3(**) 2,6(*)/2,95(**)
1,6(*)
2,0(**)
0,5
2,2
(4,5)
236
TECHNISCHE GEGEVENS
VULLINGSTABEL
(
) Onder uitzonderlijk strenge klimatologische omstandigheden, verdient het aanbeveling mengsel van 60% PARAFLU UP en 40% gedemineraliseerd
water te gebruiken.
(*) 1.4 Benzine-uitvoeringen
(**) 1.4 Benzine-uitvoeringen met turbo
(***) De waarden tussen haakjes zijn van toepassing op de uitvoeringen met koplampsproeiers
1.4 Benzine 1.6 JTD
M
Voorgeschreven
1.4 Turbo Benzine brandstoffen en originele
liters kg liters kg
smeermiddelen
Reservoir of tank:
inclusief een reserve van:
Motorkoelsysteem
– met airconditioning:
Oliepan:
Oliepan en filter:
Versnellingsbak/differentieel:
Hydraulisch remcircuit met
antiblokkeersysteem ABS:
Reservoir ruitensproeiers voor/
achter / koplampsproeiers (***):
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 236
Volgens het
Geprogrammeerd
onderhoud
Volgens het
Geprogrammeerd
onderhoud
TECHNISCHE GEGEVENS
237
6
Voor dieselmotoren worden, in noodgevallen wanneer er geen originele producten beschikbaar zijn, smeermiddelen de minimale specificaties
ACEA C2 geaccepteerd; in dit geval wordt niet de maximale prestatie van de motor gegarandeerd en wordt aanbevolen zo snel mogelijk het smeer-
middel door een smeermiddel te vervangen dat door het Alfa Romeo Servicenetwerk wordt aanbevolen.
Het gebruik van producten met eigenschappen lager dan ACEA C3 en ACEA C2 kunnen schade aan de motor veroorzaken die niet door de garantie
wordt gedekt.
Smeermiddel op synthetische basis
SAE 5W-40 ACEA C3.
Kwalificatie FIAT 9.55535-S2.
Smeermiddel op synthetische basis SAE 5W-30
Kwalificatie FIAT 9.55535-S1
SELENIA StAR P.E.
Contractual Technical
Reference N
°
F603.C07
SELENIA WR P.E.
Contractual Technical
Reference N
°
F510.D07
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN EIGENSCHAPPEN
Toepassing Kwalitatieve specificaties van vloeistoffen Vloeistoffen en Interval
en smeermiddelen voor een juiste smeermiddelen originele voor verversen
werking van de auto
Smeermiddelen
voor benzinemotoren
Smeermiddelen voor
dieselmotoren
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 237
238
TECHNISCHE GEGEVENS
Remmen
vloeistof
Additief
voor dieselolie
TUTELA CAR TECHNYX
Contractual Technical
Reference N° F010.B05
TUTELA CAR MATRYX
Contractual Technical
Reference N°F108.F02
TUTELA STAR 700
Contractual Technical
Reference N°F701.C07
TUTELA ALL STAR
Contractual Technical
Reference N°F702.G07
TUTELA TOP 4
Contractual Technical
Reference N°F001.A93
PARAFLU UP (
)
Contractual Technical
Reference N°F101.M01
TUTELA DIESEL ART
Contractual Technical
Reference N°F601.L06
TUTELA
PROFESSIONALSC 35
Contractual Technical
Reference N° F201.D02
Smeermiddelen
en vetten voor
componenten
die de kracht
van de motor
overbrengen
Beschermmid-
del voor
radiatoren
Vloeistof voor
voor-/achterrui-
tensproeier/
koplampsproeier
Versnellingsbakken en
differentiëlen mechanisch
Handgeschakelde versnel-
lingsbak en differentieel
(1.4 Turbo benzine-uitvoeringen)
Homokinetische
koppelingen
differentieelzijde
Homokinetische
koppelingen wielzijde
Hydraulische remmen en
hydraulische bediening
koppeling
Motorkoelsystemen
mengverhouding:
50% water en
50% PARAFLU UP (
)
Vermengen met
dieselbrandstof
(25 cc per 10 liter)
Puur of verdund te
gebruiken in
ruitensproeiers
Synthetisch smeermiddel SAE 75W-85.
Overstijgt de specificaties API GL-4 PLUS.
Kwalificatie FIAT 9.55550-MX3
Synthetisch smeermiddel SAE 75W-85.
Overstijgt de specificaties API GL-4.
Kwalificatie FIAT 9.55550-MZ1
Speciaal vet voor homokinetische koppelingen met een lage
wrijvingscoëfficiënt. Indringingsgetal N.L.G.I. 0-1.
Kwalificatie FIAT 9.55580
Vet met Molybdeendisulfide voor hoge
gebruikstemperaturen. Indringingsgetal N.L.G.I. 1-2.
Kwalificatie FIAT 9.55580
Synthetische vloeistof voor rem- en koppelingssystemen
Overstijgt de specificaties: FMVSS n° 116 DOT 4, ISO 4925,
SAE J 1704. Kwalificatie FIAT 9.55597
Rood beschermmiddel met antivrieswerking op basis
van glycol-monoethyleen met organische formule.
Overstijgt de specificaties CUNA NC 956-16, ASTM D 3306.
Additief voor dieselbrandstof met beschermende werking voor
dieselmotoren.
Mengsel van alcohol en oppervlakte-actieve stoffen.
Overstijgt de specificatie CUNA NC 956-11.
Kwalificatie FIAT 9.55522
Gebruik Kwalitatieve specificaties van vloeistoffen en Vloeistoffen en Interval
smeermiddelen voor een juiste werking van de auto smeermiddelen originele voor verversen
(
) WAARSCHUWING Meng of vul niet bij met andere vloeistoffen die andere eigenschappen hebben dan de voorgeschreven eigenschappen.
(
)
Bij strenge klimatologische omstandigheden, verdient het aanbeveling om een mengsel van 60% PARAFLU UP en 40% gedemineraliseerd water te gebruiken.
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 238
TECHNISCHE GEGEVENS
239
6
BRANDSTOFVERBRUIK
Het brandstofverbruik dat in de volgende tabel is opgenomen, is
gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in EU-normen
is vastgelegd.
Het brandstofverbruik is gemeten volgens onderstaande procedu-
re:
een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een
gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;
rit buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd in al-
le versnellingen en waarmee een normaal gebruik van de au-
to buiten de stad wordt gesimuleerd. De snelheid varieert tus-
sen de 0 en 120 km/h;
gecombineerd: hierbij telt de waarde van de stadsrit mee voor
37% en de waarde van de testrit buiten de stad voor 63%.
WAARSCHUWING Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferi-
sche omstandigheden, rijstijl, algemene conditie van de auto, uit-
rustingsniveau, gebruik van de airconditioning, lading van de au-
to, imperiaal op het dak en andere situaties die de aërodynamica
kunnen beïnvloeden, leveren een ander brandstofverbruik op dan
hier vermeld.
7,7
4,8
5,9
8,5
5,3
6,5
5,9
4,1
4,8
BRANDSTOFVERBRUIK VOLGENS EU-NORMEN 2004/3 EC (liter x 100 km)
1.4 Benzine 1.4 Turbo Benzine 1.6 JTDM
Een stadsrit
Een rit buiten de stad
Gecombineerd verbruik
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 239
1.4 Benzine 1.4 Turbo Benzine 1.6 JTDM
240
TECHNISCHE GEGEVENS
CO
2
-EMISSIE
De CO
2
-emissie, vermeld in de volgende tabel, is gemeten op een gecombineerd traject.
CO
2
-EMISSIE VOLGENS CE-RICHTLIJN 2004/3 EC (g/km)
153 126138
221-240 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:04 Pagina 240
INHOUD
241
7
ASR (systeem) ............................ 109
Auto langere tijd stallen ................ 158
Automatische gescheiden
klimaatregeling ......................... 68
Autoradio (inbouwvoorbereiding) .... 115
Bagage ..................................... 99
Bagageruimteverlichting
– lamp vervangen ..................... 180
Banden
– bandenspanning .................... 232
– sneeuw ................................ 157
– standaard ............................. 231
– verklaring van de codes
op de banden ........................ 229
Bandenspanningscontrolesysteem
TPMS ..................................... 120
Bedieningsorganen ...................... 86
Bedieningstoetsen ....................... 29
Bescherming van het milieu .......... 125
Brandblusser ............................... 91
Brandstof besparen ...................... 154
– brandstofnoodschakelaar ......... 88
ABS (systeem) .......................... 107
Alcoholtester (set) ....................... 148
Alfa dna...................................... 111
Follow me home (systeem) .......... 77
ABS .......................................... 107
Accu
– laden ................................... 193
– tips om de levensduur te
verlengen .............................. 210
– vervangen ............................ 210
Achterruitenwisser
– bediening ............................. 79
– rubbers ................................ 212
sproeiers ............................. 214
Achteruitrijverlichting
lamp vervangen .................... 179
Afmetingen ................................ 233
Alarm ........................................ 53
Alfa Romeo CODE (systeem) ......... 46
Armsteun voor ............................ 89
Asbak ........................................ 91
ASR .......................................... 109
– verbruik ................................ 239
Brandstofdop .............................. 125
Brandstofsysteem ........................ 226
Buitenverlichting .......................... 76
Buitenverlichting/dag-dimlicht
– bediening ............................. 76
– lamp vervangen ...............176-178
Carrosserie (reinigen) .................. 216
CBC .......................................... 110
CO2-emissie ............................... 240
CODE-card .................................. 47
Contactslot ................................. 55
Cruise-control .............................. 81
Dashboardkastje ........................ 89
Dashboardkastjeverlichting
– lamp vervangen ..................... 181
Derde remlicht ............................ 179
Dimlicht
– bediening ............................. 76
– lamp vervangen ..................... 177
241-248 Alfa NL MiTo 8-07-2008 9:30 Pagina 241
242
INHOUD
Display ...................................... 26
Dorpelverlichting .......................... 78
– lamp vervangen ..................... 183
DST ........................................... 110
Electronic Q2 (“E-Q2”) ................ 110
Elektrisch bediend opendak ........... 92
Elektrische ruitbediening ............... 96
Elektrische stuurbekrachtiging ........ 114
EOBD (systeem) ......................... 114
Extra verwarming ........................ 75
Fix&Go automatic (systeem) ........ 169
Frontairbags ............................... 142
Geprogrammeerd
onderhoudsschema .................... 199
– periodieke controles ............... 203
Gewichten .................................. 235
Gordelspanners ........................... 131
Grootlicht
– bediening ............................. 77
– lamp vervangen ..................... 176
Grootlichtsignaal .......................... 77
Handrem .................................. 152
Hill Holder (systeem) ................... 108
Hoofdsteun ................................ 59
Identificatiegegevens ................... 222
Imperiaal/skidrager ..................... 104
In noodgevallen .......................... 159
Inbouwvoorbereiding autoradio ...... 115
Inbouwvoorbereiding voor montage
“Isofix” kinderzitje .................... 139
Instrumentenpaneel ..................... 7
Instrumentenpaneel
en instrumenten ........................ 8
Interieur (reinigen) ...................... 218
Interieuruitrusting ........................ 89
Interieurverlichting .......................83-86
Isofix (zitje type) ........................ 140
Ken uw auto ............................. 5
Kentekenverlichting
– lamp vervangen ..................... 179
Kinderen veilig vervoeren .............. 134
Motorruimte (reinigen) .............. 217
– inbouwvoorbereiding
voor montage “Isofix”
kinderzitje ............................ 139
– kinderzitje ............................ 137
Kinderzitje (geschiktheid) ............. 137
Kit “Fix&Go automatic” ............... 169
Klimaatregeling ........................... 63
Koplampen ................................. 105
Koplampsproeiers
– bediening ............................. 213
Koplampverstelling ...................... 105
Lak .......................................... 216
Lamp (vervangen) ....................... 174
– algemene aanwijzingen .......... 174
– type van de lampen ............... 174
Lamp vervangen .....................174-180
241-248 Alfa NL MiTo 8-07-2008 9:30 Pagina 242
INHOUD
243
7
Lampjes op instrumentenpaneel ..... 12
Luchtfilter/pollenfilter/dieselfilter .. 210
Maximum snelheid .................... 234
Menu ........................................ 32
Menu-onderdelen ........................ 32
Mistachterlicht
– bediening ............................. 87
– lamp vervangen ..................... 179
Mistlampen
– bediening ............................. 87
– lamp vervangen ..................... 178
Montage elektrische/elektronische
apparatuur ............................... 116
Motor (specificaties) .................... 225
Motor starten ....................... 150-160
Motorcode
– carrosserie-uitvoeringen ........... 224
Motorkap ................................... 103
MSR ......................................... 110
MSR (systeem) ........................... 110
Navigatiesysteem monteren
(inbouwvoorbereiding) ............... 116
Niveaus controleren ..................... 204
Opkrikken ................................. 193
Parkeren ................................... 152
Plafondlampje voor
– bediening ............................. 83
– lamp vervangen ..................... 180
Portieren .................................... 95
Portiervergrendeling ..................... 87
Prestaties ................................... 234
Radio-zenders en mobiele
telefoons ............................. 117
Remlichten ................................. 178
Remmen .................................... 227
Richtingaanwijzers
– bediening ............................. 77
– lamp vervangen ..................... 178
Ruiten (reinigen) ......................... 217
Ruiten reinigen ............................ 79
Ruitenwissers
– bediening ............................. 79
– rubbers ................................ 212
– sproeiers .............................. 212
Safe lock (systeem) ................... 51
SBR .......................................... 129
Sensoren
– parkeer ................................ 117
– regen ................................... 80
– schemersensor ....................... 76
Sigarenaansteker ........................ 90
Slepen van de auto ...................... 194
Sleutels ..................................... 47
Sneeuwkettingen ........................ 158
Spiegels ..................................... 61
Starten en rijden ......................... 149
Stekkerdoos ............................... 90
Stuur (afstellen) ......................... 60
Stuurinrichting ............................ 228
Stuurslot .................................... 56
Symbolen .................................. 46
241-248 Alfa NL MiTo 8-07-2008 9:30 Pagina 243
244
INHOUD
Technische gegevens ................... 221
TPMS (systeem) ......................... 120
Transmissie ................................. 226
Trekken van aanhangers ............... 156
Trekkrachtbegrenzers ................... 131
Tripcomputer ............................... 42
VDC (systeem) .......................... 108
Veiligheid ................................... 127
Veiligheidsgordels ........................ 128
Velgen
– verklaring bandencodering ....... 230
Versnellingsbak (gebruik) ............. 153
Verwarming/airconditioning .......... 64
Vloeistoffen en smeermiddelen ...... 237
Voorzorgsmaatregelen en
onderhoud ............................... 197
– gebruik van de auto onder
zware omstandigheden ........... 203
– geprogrammeerd onderhoud .... 198
Vullingstabel ...........................124-236
Waarschuwingsknipperlichten ...... 86
Wiel verwisselen ......................... 161
Wielen en banden ....................... 212
– technische specificaties ........... 229
– vervangen ............................ 161
Wielophanging ............................ 227
Zekeringen (vervangen) ............. 183
Zekeringen vervangen .................. 183
Zij-airbags .................................. 145
Zitplaatsen ................................. 56
Zonnekleppen ............................. 91
Zonneklepverlichting
– lamp vervangen ..................... 182
Stuur ......................................... 60
241-248 Alfa NL MiTo 8-07-2008 9:30 Pagina 244
RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN DE AUTO AAN HET
EINDE VAN DE LEVENSDUUR
Reeds jarenlang heeft Alfa Romeo de algemene verplichting op zich genomen het milieu te beschermen en te respecteren
door de productieprocessen en de ontwikkeling van de producten steeds “milieuvriendelijker” te maken. Om de klant te
best mogelijke service te bieden wat betreft de milieunormen en als antwoord op de verplichtingen die zijn opgelegd door
de Europese Richtlijn 2000/53 voor auto’s aan het einde van de levensduur, biedt Alfa Romeo de mogelijkheid aan zijn klan-
ten om het eigen voertuig (*) aan het einde van de levensduur zonder extra over te dragen.
De Europese Richtlijn voorziet er in feite in dat “het voertuig kan worden afgegeven zonder kosten voor de laatste houder
en/of eigenaar vanwege het feit dat het voertuig geen of een negatieve marktwaarde heeft”. In vrijwel alle landen van de
EU konden tot 1 januari 2007 alleen auto’s zonder kosten worden teruggegeven die vanaf 1 juli 2002 op kenteken waren
gezet; vanaf 2007 is het zonder kosten teruggeven van de auto niet meer afhankelijk van het jaar waarin de auto op ken-
teken is gezet, “indien het betrokken voertuig voorzien is van de essentiële voertuigonderdelen, met name motor en car-
rosserie, en geen afval bevat dat aan het afgedankte voertuig is toegevoegd”.
Om het voertuig aan het einde van de levensduur zonder verdere problemen over te kunnen dragen, kunt u zich wenden tot
het Servicenetwerk of een van de door Alfa Romeo goedgekeurde inzamelings- en sloopondernemingen. Deze ondernemin-
gen zijn zorgvuldig geselecteerd en werken met hoge kwaliteitsnormen voor het milieuvriendelijk inzamelen, verwerken en
recyclen van de afgedankte voertuigen.
Meer informatie kunt u verkrijgen bij de inzamelings- en sloopondernemingen, het Alfa Romeo Servicenetwerk of via de si-
te van Alfa Romeo op het internet.
(*) Voertuigen voor personenvervoer met maximaal negen zitplaatsen en een totaal toegestaan gewicht van 3.500 kg.
241-248 Alfa NL MiTo 8-07-2008 9:30 Pagina 245
®
®
in het hart van uw motor.
Vraag uw garagist om
241-248 Alfa NL MiTo 8-07-2008 9:30 Pagina 246
Selenia biedt een assortiment technologische geavanceerde kwaliteitsproducten:
SELENIA SPORT
Volledig synthetisch smeermiddel dat aan de eisen van
motoren met hoge prestaties voldoet. Ontwikkeld voor
het beschermen van de motor ook bij hoge thermische
belasting, het voorkomen van bezinksels op de turbine en
het garanderen van maximale prestaties in alle veiligheid.
SELENIA WR PURE ENERGY
Synthetisch smeermiddel ontwikkeld voor
benzinemotoren die producten met een laag asgehalte
vereisen. Optimaliseert de kenmerken van motoren met
een hoog specifiek vermogen, beschermt de zwaarst
belaste delen en helpt de moderne katalysatoren schoon
te houden.
SELENIA StAR PURE ENERGY
S ynthetisch smeermiddel ontwikkeld voor benzinemotoren
die producten met een laag asgehalte vereisen.
Optimaliseert de kenmerken van motoren met een hoog
specifiek vermogen, beschermt de zwaarst belaste delen
en helpt de moderne katalysatoren schoon te houden.
SELENIA RACING
Geboren uit de ervaringen opgedaan in internationale
competities, verzekert dit smeermiddel u van de hoogste
prestaties op de piste en op de weg, door het
optimaliseren van de motoreigenschappen bij sportief
gedrag.
Het Selenia assortiment bestaat verder uit K Pure Energy,
Selenia Digitech, Selenia Multipower, Selenia 20K,
Selenia 20K AR.
Nadere informatie met betrekking tot de Selenia producten
vindt u op de site, www.selenia.com
Uwauto heeft Selenia gekozen
De motor van uw auto is ontstaan met ontworpen voor Selenia,
hetmotorolie-assortiment dat voldoet aan demeest geavanceerde
internationale specificaties. Specifieke tests en technische kenmerken
van hoog niveaumaken van Selenia het smeermiddel bij uitstek
voor veilige en onovertrefbare motorprestaties.
241-248 Alfa NL MiTo 8-07-2008 9:30 Pagina 247
CUSTOMER SERVICES
TECHNICAL SERVICES - SERVICE ENGINEERING
Largo Senatore G. Agnelli, 5 - 10040 Volvera - Turijn (Italië)
Fiat Group Automobiles S.p.A.
Druknummer 60431975 - 2
e
Editie - 06/2008
Alle rechten voorbehouden. Nadruk, zowel geheel als gedeeltelijk, verboden zonder
schriftelijke toestemming van Fiat Group Automobiles S.p.A.
S E R V I C E
BRANDSTOF TANKEN (liters)
MOTOROLIE VERVERSEN
1.4 Benzine -1.4 Turbo Benzine - 1.6 JTDM
Inhoud brandstoftank 45
Reserve 5 - 7
De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine (specificatie EN228) met een minimum octaangetal van 95 RON. De dieselmoto-
ren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).
1.4 Benzine -1.4 Turbo Benzine 1.6 JTDM
liter kg liter kg
Motorkoppel 2,75 2,4 4,3 3,8
Motorpan en filter 2,9(*)/3,3(**) 2,6(*)/2,95(**) 4,6 4,0
(*) 1.4 Benzine
(**)1.4 Turbo Benzine
241-248 Alfa NL MiTo 8-07-2008 9:30 Pagina 248
227

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Alfa Romeo Mito 2008 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Alfa Romeo Mito 2008 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 5,07 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Alfa Romeo Mito 2008

Alfa Romeo Mito 2008 Aanvulling / aanpassing - Nederlands - 12 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info