9
W
W
E
E
R
R
K
K
I
I
N
N
G
G
NAVIGATIESYSTEEM IN- EN UIT-
SCHAKELEN
Druk ongeveer 1 seconde op de draai-
knop/toets (16) om het navigatiesys-
teem in te schakelen. Het systeem geeft
de laatst beluisterde audiobron weer op
het vooraf ingestelde volumeniveau.
BELANGRIJK Als u het systeem uit-
schakelt en vervolgens weer inschakelt,
wordt de bron weergegeven op het volu-
meniveau van voor de uitschakeling. Als
het volumeniveau echter hoger was dan
het ingestelde niveau, wordt de audio-
bron weergegeven op het ingestelde volu-
meniveau.
Zie voor het instellen van het volume bij
inschakeling “Volumeregeling bij inscha-
keling, TA-informatie, berichten en snel-
heidsafhankelijke volumeregeling (svr) in
het hoofdstuk “Standaardinstellingen re-
gelen”.
In-/uitschakelen
bij uitgezette motor
Het navigatiesysteem kan ook gebruikt
worden als de motor uitstaat (contact-
sleutel in stand STOP).
Om het apparaat in te schakelen, moet
u ongeveer 1 seconde de draai-
knop/toets (16) indrukken.
BELANGRIJK Als de contactsleutel
in stand STOP staat, schakelt na onge-
veer 1 uur het apparaat automatisch uit
om te voorkomen dat de accu van de au-
to ontlaadt. Als u de motor start, wordt
de tijdslimiet opgeheven.
KEUZEMOGELIJKHEID WERKING
Schakel de gewenste bron als volgt in:
– druk op de toets TUN (17) om de
radio in te schakelen;
– druk op de toets CD-C (15) om de
CD-speler of CD-wisselaar (indien aanwe-
zig) in te schakelen;
– druk op de toets NAV (12) om het
navigatiesysteem in te schakelen.
Als een bron is geselecteerd, verschijnt
het bijbehorende hoofd-menu/hoofdscherm.